De kansen en risico’s van het gebruik van AI in de zorg |
|
Jimmy Dijk (SP), Sarah Dobbe |
|
Daniëlle Jansen (NSC) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat artsen die leunen op AI minder scherp worden en ziektes minder goed herkennen?1
Hoe verhoudt dit vermoedelijke «deskilling»-effect van het gebruik van AI in de gezondheidszorg zich tot de inzet van uw ministerie op het stimuleren van AI in de zorg?
Welke stappen gaat u zetten om te voorkomen dat het toenemende gebruik van AI in de Nederlandse zorg zal leiden tot afnemende vaardigheden van zorgprofessionals?
In hoeverre wordt in de zorg in Nederland in de gaten gehouden of inzet van bepaalde AI-toepassingen ook zorgt voor ongewenste bijeffecten zoals het verlies van vaardigheden?
Wat is uw reactie op het bericht «AI kan radioloog vervangen bij borstkankerscreening, blijkt uit Nederlands onderzoek»?2
Wat zou het effect zijn op het uitnodigingsinterval bij het bevolkingsonderzoek borstkanker als voortaan één radioloog in plaats van twee nodig zou zijn om de scans te analyseren?
Wat zijn de mogelijkheden en plannen om deze techniek breder in te zetten in de Nederlandse borstkankerzorg en wordt dit vergoed?
In hoeverre speelt hierbij ook het risico op «deskilling» van radiologen?
Herinnert u zich de uitspraak «Mijn doel is om in 2030 de administratietijd te halveren. Kunstmatige Intelligentie (AI) biedt veel mogelijkheden om hieraan bij te dragen en tegelijkertijd de uitdagingen op de arbeidsmarkt in de zorgsector aan te pakken» van toenmalig Minister Agema?3In hoeverre onderschrijft u deze uitspraak? Wat zijn de meest recente schattingen van de mogelijkheden om de administratietijd in de zorg terug te dringen via AI?
Discriminatie van jongeren en mensen met een beperking op de woningmarkt |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Mona Keijzer (minister ) (BBB) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nergens in Europa ervaren zo veel jonge mensen discriminatie bij het zoeken naar een woning als in Nederland»?1
Hoe beoordeelt u het feit dat bijna één op de zes woningzoekenden tussen de 16 en 29 jaar in Nederland aangeeft discriminatie te hebben ervaren, waarmee Nederland koploper is in Europa?
Kunt u aangeven hoeveel meldingen van woondiscriminatie in het afgelopen jaar zijn geregistreerd, uitgesplitst per discriminatiegrond?
Hoeveel van deze meldingen hebben geleid tot daadwerkelijke handhaving, sancties of andere juridische consequenties voor deze plegers van woondiscriminatie?
Erkent u dat de huidige klachtprocedures, zoals via het College voor de Rechten van de Mens, vaak weinig effect hebben omdat de uitspraken niet bindend zijn?
Erkent u dat er een gebrek is aan effectieve handhaving, wat zorgt voor groeiende discriminatie door makelaars, verhuurders en bemiddelaars?
Hoe verklaart u dat, ondanks dat meerdere studies van het Verwey-Jonker Instituut al jaren aantonen dat woningzoekenden met een niet-Nederlands klinkende achternaam minder kans hebben om te worden uitgenodigd voor een bezichtiging, er tot op heden geen effectief beleid of structurele actie is ondernomen om deze vorm van discriminatie tegen te gaan?
Op welke termijn zult u concrete stappen zetten om woondiscriminatie effectief te bestrijden?
De Kamerbrief ‘Investeren in een weerbare en toekomstbestendige economie: het 3%-R&D-actieplan’ van 11 juli 2025 |
|
Joris Thijssen (PvdA) |
|
Karremans |
|
![]() |
In uw brief «Investeren in een weerbare en toekomstbestendige economie: het 3%-R&D-actieplan» aan de Kamer signaleert u een daling in het aandeel van het bruto nationaal product (bnp) dat wordt besteed aan Research & Development (R&D); onderschrijft u het feit dat Nederlanders en het bedrijfsleven door uw voorganger en dit kabinet ermee toch eigenlijk voor de gek zijn gehouden dat de doelstelling om 3% van ons bnp te besteden aan R&D ferm overeind werd gehouden, terwijl datzelfde kabinet miljarden bezuinigde op R&D?1 Hoe vindt u in dat licht de geloofwaardigheid van alle voornemens in dit actieplan?
U schijft in de brief dat investeringen in R&D kunnen leiden tot een hogere toegevoegde waarde per gewerkt uur; bent u bereid om bij besteding van publieke middelen als voorwaarde te stellen dat indien de toegevoegde waarde per gewerkt uur omhooggaat, werknemers daarvan meeprofiteren en de beloning per uur ook omhooggaat? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid de vakbonden hierbij te betrekken? Zo nee, waarom niet?
Waarom legt u in het actieplan zo de nadruk op het feit dat het bedrijfsleven € 110 miljard aan belastinginkomsten bijdraagt? Klopt het dat de overige belastinginkomsten (meer dan € 300 miljard) voornamelijk van werknemers, consumenten en burgers komt? Is het niet zo dat indien het lukt om Nederland arbeidsproductiever te maken, zowel bedrijven als Nederlanders meer kunnen verdienen en daarmee bij kunnen dragen aan publieke voorzieningen en dat de bijdrage van werknemers, consumenten en burgers groter is dan van het bedrijfsleven?
U schrijft dat «om het 3% R&D-doel te behalen [...] een samenhangende aanpak nodig is, waarin alle negen acties in hun bredere context een waardevolle rol vervullen»: hoeveel zal het percentage dat naar R&D gaat verhoogd worden met de aanvullende acties die nu in gang gezet worden? Of is dat eigenlijk niet te zeggen en zijn vooral de genoemde € 14,9 miljard additionele publieke middelen cruciaal?
Bij beleidsoptie 1 bent u van plan door middel van inkoop van de overheid R&D te stimuleren; hoeveel koopt de Rijksoverheid jaarlijks in? Hoeveel kopen alle overheden samen jaarlijks in? Hoeveel van deze miljarden wilt u via deze beleidsoptie inzetten om R&D te stimuleren?
Waarom gaat u bij beleidsoptie 1 eerst een verkenning doen, terwijl vergelijkbare projecten in het buitenland laten zien dat deze aanpak succesvol kan zijn? Kost dit niet onnodig en kostbare tijd? Welke pilots wilt u dit jaar doen? Hoe bent u tot de keuze voor deze pilots gekomen?
Hoe groot is de taskforce bij het Ministerie van Economische Zaken die wordt opgezet bij beleidsoptie 2? Welk budget heeft deze taksforce? Wat is nu precies additioneel aan de reeds bestaande structuren die u ook noemt in uw brief?
Klopt het dat de doelstelling bij beleidsoptie 3 bereikt moet worden door Invest-NL? Zo nee, hoe gaat deze doelstelling dan bereikt worden? Zo ja, wordt deze doelstelling dan vanaf nu concreet meegegeven aan Invest-NL? Hoe kan voortgang op deze doelstelling in de gaten worden gehouden als u aangeeft dat het op dit moment niet mogelijk is om deze doelstelling te meten?
U schrijft in de brief dat het kabinet zich «inzet» en dat er «wordt gewerkt» aan allerlei zaken rond beleidsoptie 4, maar welk budget is hier concreet mee gemoeid? Welke inzet, in fte, vanuit het ministerie of andere organisaties is hiermee gemoeid? Welke doelstelling wilt u binnen afzienbare termijn bereiken met deze «inzet»?
U schrijft dat een belangrijk uitgangspunt is dat van colleges van bestuur van de universiteiten en hogescholen wordt verwacht dat zij hun Technology Transfer Offices (TTO’s) en Knowledge Transfer Offices (KTO’s) een helder mandaat geven en financieren vanuit de eerste geldstroom; worden TTO’s en KTO’s nu niet gefinancierd vanuit de eerste geldstroom? Hoeveel inkomen genereren universiteiten en hogescholen momenteel met Intellectueel Eigendom (IE) dat is voortgekomen uit wetenschappelijk onderzoek waaraan deze instituten hebben bijgedragen? Wilt u dat dit inkomen op peil blijft?
Waarom wilt u onder beleidsoptie 7 een wettelijk verankerde strategische cofinancieringsvoorziening? Wilt u daarmee voorkomen dat het kabinet nogmaals een bestaand fonds, zoals het Nationaal Groeifonds, kan inzetten voor heel andere zaken dan het verdienvermogen van Nederland of zelfs gewoon helemaal kan schrappen? Op welke wijze wilt u dit wettelijk verankeren, aangezien het Nationaal Groeifonds is ingesteld met als doel om groei mogelijk te maken?
U schijft dat u regeldruk voor ondernemers wilt verminderen; kunt u bevestigen dat het gaat over onnodige regels? Indien het niet over onnodige regels gaat, maar over regels om te bezien of belastinggeld inderdaad wordt besteed aan innovatie, hoe gaat u dan de balans vinden tussen het verminderen van regeldruk voor ondernemers en het effectief uitgeven van schaarse middelen? Verder schrijft u dat vakdepartementen kijken naar maatschappelijke uitdagingen die het missie-gedreven innovatiebeleid kan aanpakken en dat het Ministerie van Economische Zaken zelf de regie neemt over sleuteltechnologieën, digitalisering en maatschappelijk verdienvermogen; hoe leidt dit tot de gewenste focus? Welke innovatie zou hier niet onder passen? Kunt u preciezer aangeven welke focus u wilt aanbrengen in het innovatiebeleid?
Het actieplan is tot stand gekomen in samenwerking met het bedrijfsleven, kennisinstellingen, decentrale overheden, uitvoeringsorganisaties en werkgeversorganisaties, maar waarom is er niet ook samengewerkt met niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) die zich inzetten om maatschappelijke uitdagingen op te lossen, of met de vakbonden die met hun leden goed inzicht hebben in het verhogen van de arbeidsproductiviteit en die bovendien kunnen meedenken over de vraag hoe werknemers meeprofiteren van innovaties?
Ten slotte schijft u dat innovaties nodig zijn om maatschappelijke problemen op te lossen, zoals de stikstofproblematiek, de arbeidstekorten in de zorg en de verduurzamingsopgave in de bouw; waarom wordt klimaatverandering niet genoemd?
In uw brief1 schrijft u over economische en geopolitieke omstandigheden (p. 2): op welke omstandigheden doelt u daarmee? Hoe staat de concurrentiepositie van de maatwerkbedrijven in Nederland onder druk? Bedoelt u hiermee het verschil in energieprijzen tussen Nederland en landen in het Midden-Oosten, de Verenigde Staten en China? Zo ja, wat is het verschil in energieprijzen? Zo nee, wat bedoelt u dan? Bedoelt u hiermee ook het verschil in energieprijzen tussen Nederland en de omringende landen? Zo ja, wat is het verschil in energieprijzen? Zo nee, wat bedoelt u dan?
Bedrijven in de industrie, waaronder de maatwerkbedrijven, hebben te maken met economische en geopolitieke factoren die de afgelopen jaren sterk zijn gewijzigd waardoor de noodzakelijke verduurzaming van hun productieprocessen is bemoeilijkt. Sinds de start van de maatwerkaanpak hebben onder meer de Oekraïne-oorlog, de Inflation Reduction Act, de overcapaciteit op de mondiale chemiemarkt en het handelsbeleid van de Verenigde Staten gezorgd voor veel onzekerheid over de kosten en opbrengsten van toekomstige investeringen in de industrie. De energie- en grondstofkosten zijn daarbij een belangrijke factor.
Voor bedrijven in de energie-intensieve industrie zijn de energiekosten in Europa ongeveer drie keer hoger, dan in de Verenigde Staten en het Midden-Oosten. In Nederland zijn de energiekosten ook relatief hoger dan in omliggende landen, zoals in Duitsland, Frankrijk of België. Onderzoek van E-Bridge liet eerder al zien dat industriële bedrijven in Nederland tussen de 14–63 euro per MWh meer betaalden dan in deze omliggende landen.2 De (maatwerk)bedrijven in de industrie opereren op een internationale markt, waarbij gestegen kosten voor productie in Nederland, niet doorberekend kunnen worden als concurrenten niet met deze kosten worden geconfronteerd. Dit beeld wordt bevestigd in gesprekken die het kabinet voert met bedrijven in de industrie en in de Speelveldtoets 2025, die in het voorjaar aan de Kamer is toegezonden.3 Het kabinet deelt deze zorgen over de hoge energiekosten in Nederland en onderzoekt mogelijkheden om hier de industrie in te ondersteunen.
Het kabinet vindt het van belang dat bedrijven in Nederland in een gelijk speelveld kunnen opereren ten aanzien van omliggende landen. De verschillen komen door kortingen of belastingvoordelen die andere overheden geven, zoals via een subsidieregeling indirecte kosten-compensatie (IKC-ETS) en een volume-correctieregeling (VCR). In Nederland is de volumecorrectieregeling (VCR), die de energiekosten voor grootverbruikers verlaagt, sinds 2024 afgeschaft. In het Pakket voor Groene Groei heeft het kabinet aangekondigd de IKC-ETS met drie jaar te verlengen.4
Hoe kan het zijn dat bedrijven geen of weinig ruimte zien om te investeren in grootschalige verduurzamingsprojecten terwijl zij vallen onder het Europese CO2-emissiehandelssysteem (ETS), waarvan de uitgegeven emissies tussen nu en 2040 afbouwen naar nul? Betekent dit immers niet dat de huidige bedrijfsvoering richting 2040 veel te duur zal worden om de kosten van CO2-emissies te hoog worden? Hoe kan het volgens u dat dit een onvoldoende prikkel geeft tot verduurzaming?
Met een investering in grootschalige verduurzamingsprojecten, committeren bedrijven zich voor een langere periode aan verankering in Nederland. Daarbij wegen zij economische, financiële en strategische belangen, waarbij ook de (vermeden) kosten onder het Europese CO2-emmissie-handelssysteem worden meegewogen in het opstellen van een business-case. Op termijn kunnen bedrijven hun productie in Nederland alleen voortzetten als zij hun uitstoot terug kunnen brengen naar netto nul. Veel bedrijven willen op dit moment stappen zetten om te verduurzamen, maar lopen daarbij nog tegen een aantal bekende knelpunten aan. Daarbij wegen bedrijven mee waar (groene) investeringen op termijn het meeste zullen opleveren en of de mondiale marktontwikkelingen het noodzakelijk maken om alle reeds bestaande productielocaties te behouden. De termijn waarbinnen bedrijven deze stap zullen zetten, en of ze dit ook in Nederland zullen doen, hangt af van het tijdig op orde zijn van randvoorwaarden, internationale marktontwikkeling voor duurzame producten en de noodzakelijke vergunningen. Het kabinet blijft zich inzetten voor het verbeteren van het vestigingsklimaat, opdat bedrijven ook in de toekomst in Nederland blijven investeren.
De maatwerkaanpak is op dit moment gericht op het faciliteren en realiseren van CO2-reductie en waar relevant vermindering van de impact op de leefomgeving. Zoals het kabinet haar recente brief heeft aangegeven, voelen veel bedrijven de urgentie om te verduurzamen, maar lukt het niet met alle bedrijven om een maatwerkafspraak voor vergaande reductie van hun CO2-uitstoot in 2030 te realiseren. Het Europese CO2-emissiehandelssysteem (ETS) is een systeem dat zich richt op een geleidelijke pad van afbouw richting 2040. De maatwerkaanpak beoogde juist een zeer forse versnelling te realiseren voor 2030. Voor een aantal bedrijven waarmee wel doelstellingen voor reductie waren opgesteld is dit, zoals in de kamerbrief wordt aangegeven, op dit moment een te grote stap.
U schijft in beantwoording op Kamervragen (Kamerstuk 2025Z13346) dat de industrie te kampen heeft met ongunstige marktcondities vanwege gesubsidieerde overproductie, bijvoorbeeld uit China; hoe groot is het effect van deze ongunstige marktcondities, bijvoorbeeld in vergelijking met hogere energiekosten of de, nu op nul gezette, CO2-heffing? Op welke termijn kunt u hiertegen actie ondernemen en Nederlandse bedrijven beschermen tegen deze oneerlijke concurrentie?
De mate waarin bedrijven in de Nederlandse (basis)industrie geraakt worden door overproductie uit China, hogere energiekosten dan in (omliggende) landen, of het aanpassen van de nationale CO2-heffing, is bedrijfstak specifiek en verschilt sterk tussen individuele bedrijven. Dit maakt het vergelijken van de exacte impact op bedrijven en sectoren van deze factoren lastig. Zoals het kabinet in eerdere beantwoording op Kamervragen heeft aangegeven is een daling van prijzen voor basischemicaliën en producten uit de industrie al een tijdje zichtbaar.5 Dit zorgt er ook voor dat bestaande productielocaties in Nederland (en Europa) op dit moment minder concurrerend zijn.
Verstoringen in het internationale speelveld, zoals de dumping van (industriële) producten, vormen een risico voor de concurrentiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven. Het kabinet vindt het belangrijk om zich in Europees verband in te zetten voor het tegengaan van marktverstorende praktijken. Momenteel kent de Europese Unie al verschillende wettelijke mogelijkheden om dumpingpraktijken tegen te gaan. Bedrijven kunnen melding maken van dumping praktijken door non-EU-entiteiten en, na onderzoek, concluderen dat tegenmaatregelen, zoals een antidumpingheffing noodzakelijk zijn. Recent heeft de Commissie bijvoorbeeld hogere importheffingen op elektrische auto’s aangekondigd die vanuit China naar Europa worden geëxporteerd.
Welke zorgen bedoelt u als u schrijft over het tijdig op orde zijn van de noodzakelijke randvoorwaarden voor verduurzaming (p. 5)? Als dit gaat over het volle elektriciteitsnet, is het dan niet zo dat voor bedrijven in clusters aan de kust deze problematiek beperkt kan worden als tegelijkertijd windparken op zee worden aangelegd? Gaat dit ook over de stikstofproblematiek? Zo ja, betekent dit dat investeringen van de industrie niet door kunnen gaan vanwege het stikstofslot waar Nederland op zit?
Voor de realisatie van grootschalige verduurzamingsprojecten is het tijdig op orde zijn van de randvoorwaarden essentieel. Het zo snel mogelijk verzwaren van het elektriciteitsnet, om de toekomstige vraag naar duurzame stroom voor elektrificatie of elektrolyse voor waterstofproductie mogelijk te maken, is daarbij één van de factoren. Voor de meeste industrie is op dit moment het realiseren van transportcapaciteit van belang, en in mindere mate de beschikbaarheid van duurzame elektriciteit. Ook de kosten van elektriciteit zijn uitdagend. Elektrificatie is ook niet de enige stap, waarmee grote industriële bedrijven hun processen verduurzamen. Voor de andere verduurzamingsroutes moet de noodzakelijke infrastructuur ook op tijd worden gerealiseerd. Het kabinet heeft daarom met het Pakket voor Groene Groei fors geïnvesteerd in het CCS-project Aramis, met als doel om in 2026 een FID mogelijk te maken voor Aramis. Met het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK) en het Nationaal Programma Energie werkt het kabinet ook hard aan de realisatie van ons toekomstige energiesysteem.
De huidige stikstofproblematiek, en de onzekerheid over het (tijdig) kunnen afgeven van vergunningen voor verduurzamingsprojecten zorgt op dit moment ook voor uitstel of het uitblijven van investeringen in de industrie. Binnen de Ministeriële Commissie Economie en Natuur (MCEN) werkt het kabinet aan het uitwerken van een nieuwe aanpak, richtinggevende keuzes en oplossingen waardoor Nederland weer in beweging komt. Op 25 april jl. heeft de Kamer een brief ontvangen, waarin het kabinet de eerste stappen heeft gepresenteerd om vergunningverlening weer mogelijk te maken en perspectief te bieden.6
U schrijft, onder verwijzing naar het rapport van Draghi, dat verduurzaming de enige route is voor bedrijven om ook op lange termijn in Europa te kunnen blijven produceren; waarom bent u deze mening toegedaan? Is het dan niet raar dat u maar niet tot maatwerkafspraken komt met die industrie?
Het kabinet ziet dat de industrie niet alleen in Nederland onder druk staat, maar dat dit ook breder in Europa het geval is. De Europese Commissie heeft dit onderwerp hoog op de agenda staan en zet met de Clean Industrial Deal (CID) in om de concurrentiepositie van de (energie-intensieve) industrie in Europa te verbeteren.7 Het behoud van een concurrerende, duurzame industrie is essentieel voor het borgen van leveringszekerheid van industriële producten zoals staal, kunstmest (voor voedsel) en brand- en grondstoffen. Dit is cruciaal voor ons verdienvermogen, onze strategische autonomie en onze veiligheid.
Het verduurzamen van industriële processen in Europa, zoals het Draghi-rapport ook onderschrijft, is de beste manier om de concurrentiekracht van onze industrie te verstevigen. Daarbij zet het kabinet in Europa onder andere in op het verbeteren van de randvoorwaarden, en het creëren van een gelijk speelveld voor energieprijzen, groene marktcreatie en de opschaling van de Europese waterstofmarkt.8
Het kabinet heeft inmiddels een bindende maatwerkafspraak gesloten met Nobian, een maatwerksubsidie verstrekt aan Yara en met de bedrijven Coöperatie Koninklijke Cosun UA en AnQore een Joint Letter of Intent (JLoI) getekend. Het niet komen tot maatwerkafspraken met de grootste industriële uitstoters betekent niet dat bedrijven niet de noodzaak zien om te verduurzamen In de bijlage bij de kamerbrief valt te zien dat veel bedrijven in de maatwerkaanpak de afgelopen tijd ook al concrete stappen hebben gezet richting een duurzame toekomst. Zo heeft Air Liquide bijvoorbeeld recent een investeringsbeslissing (FID) genomen voor het elektrolyseproject op de Maasvlakte (200 MW).
Zou het kunnen zijn dat sommige maatwerkbedrijven nog een aantal jaren met hun fabrieken in Nederland willen produceren en winst willen maken, maar op termijn hun productie naar buiten Nederland verhuizen? Zo ja, wat betekent dit voor de mensen die bij deze fabrieken werken? Vindt u dat u een verantwoordelijkheid heeft in deze?
In gesprekken met de maatwerkbedrijven komt duidelijk naar voren dat zij de noodzaak voor verduurzaming erkennen. Op dit moment staat de winstgevendheid van fabrieken in Nederland echter zwaar onder druk. Voordat bedrijven overgaan tot het nemen van een investeringsbeslissing, moeten zij een bepaalde zekerheid hebben over de randvoorwaarden, waarbinnen deze verduurzamingsprojecten worden genomen. Dit betreft factoren zoals (inter)nationale regelgeving, verwacht rendement, beschikbare infrastructuur en de verwachte markt voor duurzame producten. Bedrijven maken hierin zelf een afweging voor de noodzakelijkheid om (op korte) termijn een investering te doen in bestaande productielocaties.
Het kabinet voelt een grote urgentie en verantwoordelijkheid om te zorgen dat de industrie in Nederland blijft investeren, door de randvoorwaarden voor investeringen in verduurzaming te verbeteren. Deze investeringen dragen bij aan het toekomstig verdienvermogen van de economie en het behouden van werkgelegenheid in onze regionale industriële clusters. Met de maatwerkaanpak blijft het kabinet inzetten op het ondersteunen en realiseren van concrete en ambitieuze investeringen door bedrijven in Nederland. Bij een gelijker speelveld voor bedrijven met omliggende landen, en met tijdige realisatie van de infrastructuur voor verduurzaming, blijft Nederland in de toekomst vanwege haar gunstige ligging en bestaande, innovatieve clusters een aantrekkelijke vestigingslocatie.
Hoe weet u dat met het gelijk maken van het speelveld en het verder op orde brengen van de randvoorwaarden er wel geïnvesteerd zal worden in verduurzaming?
Zie antwoord op vraag 6.
Kan het zijn dat deze stevige investeringen van het kabinet (door onder andere de Subsidieregeling Indirecte Kostencompensatie (IKC-ETS) met drie jaar te verlengen en het voornemen om de randvoorwaarden voor het opzetten van een amortisatieoptie uit te werken richting Prinsjesdag 2025, de CO2-heffing op korte termijn te verlichten en mogelijk zelfs af te schaffen) de bedrijven de vrijgekomen financiële middelen niet zullen uitkeren aan de buitenlandse moederbedrijven en niet investeren in verduurzamingprojecten in Nederland? Bent u bereid maatwerk per bedrijf te leveren, zoals verzocht in een aangenomen motie (Kamerstuk 29 826, nr. 236) en de investeringen afhankelijk te maken van de verduurzamingsplannen van het bedrijf?
De Nederlandse industrie is belangrijk voor onze toekomstige welvaart, weerbaarheid en autonomie. Het kabinet investeert met de maatregelen in het Pakket voor Groene Groei in een snelle manier om de energiekosten voor bedrijven in de industrie te drukken. Hiermee wordt een belangrijke stap gezet om het speelveld voor deze bedrijven gelijker te maken.9 Het is uiteindelijk aan de (moeder)bedrijven om een afweging te maken over het doen van nieuwe investeringen of het uitkeren van rendement. Daarbij is het belangrijk om te vermelden dat bestaande industriële sites op dit moment vaak al verlieslatend zijn. Het kabinet realiseert zich dat de maatregelen die het kabinet heeft aangekondigd in het Pakket voor Groene Groei de situatie in de industrie niet in één keer kunnen oplossen, maar dat dit ook afhankelijk is van internationale (markt)ontwikkelingen.
Bij de maatwerkafspraken zijn de verduurzamingsplannen van het betreffende bedrijf en de financiële en niet-financiële randvoorwaarden om de benodigde investeringen te realiseren leidend. Met de maatwerkaanpak faciliteert en ondersteunt de overheid met (generieke) subsidie bedrijven met ambitieuze plannen om versneld hun productieprocessen te verduurzamen. Het kabinet weegt, naast het realiseren van additionele CO2-reductie in 2030, mee in welke mate de projectvoorstellen van de bedrijven de impact op de leefomgeving verminderen. Recent heeft het kabinet, conform de motie Thijssen, Joint Letters of Intent (JLoIs) getekend met Coöperatie Koninklijke Cosun UA en AnQore, een belangrijke stap richting een bindende maatwerkafspraak.10
U schrijft dat bij investeringsbeslissingen in Nederland ook wordt gekeken naar de mondiale investeringsstrategie en rendementseisen van de vaak buitenlandse moederbedrijven; wat zijn de rendementseisen van de buitenlandse moederbedrijven? Zijn de rendementen waar deze bedrijven mee rekenen voor hun fossiele fabrieken en voor hun (in de toekomst) verduurzaamde fabrieken vergelijkbaar? Zo nee, hoe groot is het verschil in deze rendementen? Zijn deze rendementen waarmee gerekend mag worden bij het verlenen van staatssteun vergelijkbaar? Gebeuren de verduurzamingsinvesteringen niet omdat de bedrijven met hun fossiele fabrieken simpelweg hogere rendementen maken?
Bedrijven kunnen zelfstandig rendementseisen bepalen bij voorgenomen investeringen in (verduurzamings)projecten. In de maatwerkgesprekken wordt bij bepaling van de mogelijkheid voor financiële ondersteuning gekeken naar redelijk rendement wat een bedrijf kan realiseren. Dit redelijk rendement wordt bepaald op basis van de weighted average cost of capital van een bedrijf, conform de Europese- en Nederlandse regels voor staatssteun, inclusief het voorkomen van oversubsidiëring. In algemene zin is het wel of niet met staatsteun kunnen voldoen aan rendementseisen van (moeder)bedrijven een van de factoren in het al dan niet door kunnen gaan van maatwerktrajecten. Factoren rondom (tijdige realisatie van) infrastructuur, relatief hoge energieprijzen en de concurrentie-positie van bestaande fabrieken spelen ook een belangrijke rol.
U schrijft dat de energieprijzen en de CO2-beprijzing belangrijk zijn voor het investeren in een nieuwe, verduurzaamde fabriek; hoe kan nu waar zijn aangezien die nieuwe fabriek niet draait op huidige (dure) fossiele brandstoffen en geen of in elk geval veel minder last zal hebben van CO2-beprijzing? Kijken bedrijven niet vooral naar de rendementen die de nieuwe fabriek in de toekomst zal maken? Zo ja, wat zijn de belangrijkste determinanten voor dat rendement? Waarom lukt het via de maatwerkafspraken niet om die rendementen op voldoende niveau te krijgen?
Zie antwoord bij vragen 8 en 9.
U schrijft dat u zich blijft inzetten op het sluiten van maatwerkafspraken, maar wat is er dan nu anders dan de afgelopen jaren waardoor het sluiten van de maatwerkafspraken wel zou lukken? Wat is uw plan B als de maatwerkafspraken niet tot resultaten leiden? En waarom zet u dat plan B niet nu al in?
Het kabinet blijft zich inzetten om de randvoorwaarden voor verduurzaming op orde te krijgen en investeert in stappen richting een gelijk speelveld voor onze industrie, waarvoor met het Pakket voor Groene Groei een belangrijke eerste stap is gezet. Zoals het kabinet in de kamerbrief heeft aangegeven, is er voor een aantal maatwerktrajecten op dit moment zicht om te komen tot een JLoI en daarna tot een bindende maatwerkafspraak. Op 23 juni jl. en op 9 juli jl. heeft het kabinet met respectievelijk Coöperatie Koninklijke Cosun UA en AnQore een JLoI getekend, waarmee een grote stap is gezet om te komen tot twee bindende maatwerkafspraken. Met de bedrijven Zeeland Refinery, Tata Steel Nederland, Alco Energy Rotterdam en mogelijk OCI is er op dit moment nog perspectief om de komende periode tot een JLoI en bindende maatwerkafspraak te komen. Met Smurfit Westrock en een aantal afvalbedrijven worden nog gesprekken gevoerd. Het kabinet wil met deze bedrijven komen tot maatwerkafspraken, waarmee investeringen in verduurzaming in Nederland, additionele CO2-reductie in 2030 en vermindering van de impact op de leefomgeving kunnen worden gerealiseerd.
Voor een aantal maatwerktrajecten is vastgesteld dat er geen perspectief is om in te komen tot een JLoI, waarmee de doelstelling uit eerdere getekende Expressions of Principle (EoPs) kunnen worden gerealiseerd in 2030. Gelet op het belang van verduurzaming voor de Nederlandse industrie en het realiseren van de reductiedoelstelling, zal het kabinet ook in de toekomst bij concrete, complexe projecten, waar een duidelijk perspectief is voor net-zero doelen in 2040, bedrijven faciliteren met de lessen uit de maatwerkaanpak en financieel ondersteunen vanuit het generiek instrumentarium. De overheid houdt dus de deur open voor een helpende hand; het is echter aan de bedrijven zelf of ze hiervan gebruik willen maken.
Bent u bekend met het artikel van Follow The Money van 29 juli jl. over het afschaffen van de CO2-heffing?2 Bent u het eens met de stelling in het artikel dat, met het afschaffen van de CO2-heffing, de stok achter de deur om de industrie te bewegen om te verduurzamen is weggevallen? Klopt het dat het verduurzamen van de industrie middels de maatwerkafspraken duurder is geworden omdat een deel van de CO2-reductie nu niet meer door de CO2-heffing wordt geregeld? Bent u het eens met de expert in het artikel die stelt dat er geen sprake van een concurrentienadeel voor de hele Nederlandse industrie maar dat het nadeel alleen bestaat voor de meest vervuilende bedrijven, ofwel degene die geen zin hebben om te vergroenen?
Ja, het artikel van Follow The Money van 29 juli jl. is bekend.
Nee, de stok achter de deur om de industrie te verduurzamen bestaat uit meer dan alleen de CO2-heffing. Het EU-ETS borgt de benodigde CO2-reductie, de industrie gaat in 2040 naar netto nul uitstoot, waarbij een gelijk speelveld wordt verzekerd binnen de Europese Unie. Veel bedrijven willen op dit moment wel verduurzamen, maar kunnen dat vaak niet, vanwege knelpunten in infrastructuur (zoals netcongestie), financiering of vergunningverlening. Hierdoor zijn er zorgen over de concurrentiepositie ten opzichte van landen om ons heen, waar de randvoorwaarden soms gunstiger zijn. Het kabinet constateert dat de randvoorwaarden op dit moment niet (volledig) op orde zijn. Daardoor kunnen bedrijven niet tijdig verduurzamen. Zij ontlopen de CO2-heffing niet langer en de heffing, die bedoeld was als verduurzamingsprikkel, verandert daardoor in een boeteheffing die de internationale concurrentiepositie van veel bedrijven schaadt, juist ook van bedrijven die wél willen verduurzamen.
Op dit moment is het kabinet nader onderzoek aan het uitvoeren naar de financiële consequenties van het afschaffen en/of opschorten van de CO2-heffing, de impact op de maatwerkbedrijven en andere koplopers en de omgang met andere emissie-installaties. Derhalve kan momenteel niet vooruitgelopen worden op de impact van een mogelijke afschaffing of andere invulling van de heffing op de kosten van de maatwerkaanpak. De ambitie is om met Prinsjesdag duidelijkheid te verschaffen omtrent de uitzoekpunten en de opvolging van de motie Van Dijk.
Kunt u deze vragen ruim voorafgaand aan het commissiedebat Verduurzaming Industrie op 10 september beantwoorden?
Ja.
Asielaanvragen van lhbtqia+ personen uit de Verenigde Staten. |
|
Lisa Westerveld (GL), Kati Piri (PvdA) |
|
Mariëlle Paul (VVD), David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() ![]() |
Kunt u een overzicht geven van het aantal personen dat in de afgelopen vijf jaar in Nederland asiel heeft aangevraagd op grond van hun seksuele geaardheid of gender, uitgesplist naar land van herkomst? Kunt u daarbij ook vermelden hoe vaak aanvragen zijn afgewezen?
Klopt het dat het aantal aanvragen vanuit de Verenigde Staten (VS) de laatste maanden fors is toegenomen, zoals wordt aangegeven door diverse belangenorganisaties en NRC?1 Zo ja, wat vindt u daarvan?
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de regering Trump of de Amerikaanse ambassade over de toename van het aantal aanvragen en de onveilige situatie voor lhbtqia+-personen in de VS?
Klopt het dat aanvragen worden afgewezen omdat de VS volgens u en de Immigratie- en Naturalisatiedienst, nog steeds veilig is? Zo ja, waar baseert u deze informatie op?
Bent u ervan op de hoogte dat ook in de VS het aantal geweldsdelicten tegen lhbtqia+-personen is gestegen en jaarlijks mensen worden vermoord omdat ze transpersoon zijn? Bent u bereid om op basis van actuele informatie de veiligheidssituatie van lhbtqia+-personen opnieuw te beoordelen?
Zijn er voldoende specifieke opvangplekken voor lhbtqia+-personen die in de reguliere opvang niet veilig zijn of onveilige situaties meemaken? Zo nee, bent u bereid dit aantal op te hogen?
De aankondiging van Netanyahu dat migratiestromen uit Gaza zullen ontstaan |
|
Queeny Rajkowski (VVD), Eric van der Burg (VVD) |
|
Mona Keijzer (minister ) (BBB), Eddy van Hijum (minister , minister ) (CDA), David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Netanyahu: we zullen Palestijnen toestaan om Gaza te verlaten»?1
Deelt u de mening dat onze samenleving op geen enkele manier een nieuwe migratiestroom aankan, zoals de eerdere stromen uit Syrië, Afghanistan en Oekraïne, waar Netanyahu op hint en dat het noodgedwongen verlaten van Gaza geen oplossing is voor dit conflict en ook zeer onwenselijk is? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat als er migratiestromen ontstaan vanuit Gaza, het risico levensgroot is dat Hamas strijders zich daar tussen zullen mengen en ook zij zullen proberen asiel aan te vragen in landen als Nederland en we dat koste wat kost moeten voorkomen?
Hoe kunt u ervoor zorgen dat al aan de buitengrens van de Europese Unie (EU) wordt vastgesteld dat deze terroristen geen recht hebben op asiel in de EU en zij dus per ommegaande worden teruggestuurd?
Deelt u de opvatting dat het Nederlandse kabinet naast het aandringen op humanitaire hulp via Arabische landen, ook actief en publiekelijk druk moet uitoefenen op de regering-Netanyahu om onmiddellijk een staakt-het-vuren in te stellen en onbeperkte toegang voor humanitaire hulp te verlenen, en daarbij in de gaten te houden welk effect beslissingen van de regering Netanyahu kunnen hebben op migratie richting de EU? Zo nee, waarom niet?
Is er zicht op een doorbraak in de situatie door de zeer benodigde vrijlating van alle gijzelaars door Hamas en zo ja op welke wijze? Zo nee waarom niet?
Hoe werkt het kabinet, in het licht van het recht van Palestijnen om op hun eigen grondgebied te blijven wonen, concreet aan het beëindigen van het conflict en het realiseren van een tweestatenoplossing, en bent u bereid om daarbij de regering-Netanyahu expliciet te houden aan het beëindigen van disproportioneel geweld en het opheffen van blokkades als essentiële stap, naast het erkennen van Israël door omliggende landen en het ontmantelen van Hamas?
Op welke manier zet Nederland zich in om een grotere hongersnood of grootschalige migratie te voorkomen?
Op welke manier zetten Nederland en de EU zich in wat betreft noodhulp en opvang in de regio in de regio rond Gaza? Kan de inzet in EU-verband op beide punten vergroot worden?
Hoe onderneemt u momenteel actie vanuit Nederland en in de EU om te waarborgen dat eventuele vluchtelingen uit Gaza in de regio worden opgevangen en niet massaal naar de EU komen om asiel aan te vragen?
Bent u bereid de Arabische landen aan te spreken op hun verantwoordelijkheid om opvang in de regio te bieden alsmede te voorkomen dat door hun landen illegale migratieroutes ontstaan richting Europa?
Bent u bereid dit onderwerp in relatie tot mogelijke migratiestromen op de agenda te zetten van de volgende Europese Raad en uw bilaterale gesprekken met de regering-Netanyahu, alsmede de regeringen van de Arabische landen?
Bent u bereid om met Europese collega’s te kijken welke onderdelen van het EU Migratiepact versneld in uitvoering kunnen worden gebracht om zo snel als mogelijk meer grip te krijgen op de buitengrenzen van Europa? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid deze vragen een voor een en binnen twee weken te beantwoorden?
Vervolgopleidingen voor jongeren met een beperking of specifieke ondersteuningsbehoefte |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Mariëlle Paul (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de knelpunten voor leerlingen en hun ouders bij het zoeken naar een geschikte vervolgopleiding voor leerlingen met een beperking of specifieke ondersteuningsbehoefte en voert u hier gesprekken over met vertegenwoordigers van belangenorganisaties voor leerlingen en ouders?
Bent u ervan op de hoogte dat het VN-comité in haar rapport over de implementatie van het VN-verdrag Handicap in Nederland ook forse kritiek had over het gebrek aan geschikte opleidingsmogelijkheden voor leerlingen met een beperking en wat is er het afgelopen jaar gedaan om de aanbevelingen van het VN-comité uit te voeren?1
Is het dit jaar gelukt om alle leerlingen die willen doorstromen naar het hbo en wo in de gelegenheid te stellen hun herkansingen af te leggen vóór 1 september 2025 zoals u heeft toegezegd in de antwoorden op Kamervragen van augustus 2024?2
Herkent u de signalen dat het voor leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte en een lichamelijke beperking heel moeilijk is om vervolgonderwijs te vinden omdat veel onderwijsinstellingen geen passende begeleiding kunnen regelen of de benodigde kennis niet in huis hebben?
Bent u het eens met de constatering dat er talent wordt verspild als leerlingen die wel de cognitieve vermogens en interesse hebben om door te leren dit niet kunnen vanwege praktische belemmeringen of belemmeringen in wet- en regelgeving? Zo ja, bent u bereid om met vervolgopleidingen specifieke afspraken te maken zodat het voor deze groep leerlingen ook mogelijk wordt om deelcertificaten te behalen en een alternatief te vinden voor stages?
Passen dergelijke afspraken ook binnen de plannen van de Werkagenda 2025–2030 die recent door de Staatssecretaris van Langdurige en Maatschappelijke Zorg naar de Kamer is gestuurd?
Is er een overzicht te vinden van de mogelijkheden voor opleidingen en de vereisten voor ouders en leerlingen met specifieke ondersteuningsbehoeften zodat het voor hen iets makkelijker wordt om te zien welke mogelijkheden er zijn? Zo nee, bent u bereid om hiervoor te zorgen of dit mee te laten nemen in de uitvoering van de Werkagenda 2025–2030?
Het bericht dat Israël de humanitaire hulp in Gaza verder gaat beperken met een nieuw registratiesysteem |
|
Sarah Dobbe |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
Bent u bekend met de brandbrief van 55 organisaties over het nieuwe Israëlische registratiesysteem voor hulporganisaties in de Palestijnse gebieden?1
Bent u bekend met het nieuwe Israëlische registratiebeleid voor hulporganisaties in de Palestijnse gebieden? Zo ja, wat is uw eerste oordeel?
Deelt u de mening dat noodhulp en/of ontwikkelingshulp niet gepolitiseerd dient te worden, zeker niet door een illegale bezettingsmacht als Israël? Zo ja, deelt u de mening dat dit nieuwe registratiesysteem in strijd is met dat principe? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat er in het nieuwe Israëlische registratiebeleid weigeringsgronden zijn opgenomen als «het delegitimeren van de staat Israël» en het «steun uitspreken voor verantwoording door Israël voor begane schendingen van internationaal recht»?
Deelt u de mening dat deze weigeringsgronden vaag en politiek zijn en daarmee onwenselijk? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de zorg dat hulporganisaties die hun zorgen uiten over de omstandigheden in de Palestijnse gebieden nu door Israël kunnen worden geweigerd op politieke en andere arbitraire gronden voor het geven van humanitaire hulp?
Klopt het dat Israël persoonsgegevens van hulpverleners gaat opvragen binnen het nieuwe registratiesysteem?
Deelt u de mening dat dit onwenselijk is, gezien de aanvallen die hulpverleners nu al te verduren hebben vanuit Israël? Zo nee, waarom niet?
Humanitaire organisaties geven aan dat zij tot nu toe in geen enkele context persoonlijke informatie van medewerkers hebben moeten delen om hun registratie in een land te voltooien.Bent u bereid om de Israëlische autoriteiten te vragen om af te zien van het opvragen of verzamelen van gevoelige persoonlijke informatie van humanitaire medewerkers, in overeenstemming met de internationale standaarden voor de bescherming van persoonsgegevens? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid de Israëlische regering op deze politisering van humanitaire hulp aan te spreken en te pleiten voor een registratiesysteem zonder politieke en arbitraire gronden? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om met de Israëlische autoriteiten over het nieuwe INGO-registratieproces in gesprek te gaan om ervoor te zorgen dat «administratieve processen» het werk van onpartijdige humanitaire actoren niet belemmeren? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid aan de oproep van de 55 organisaties te voldoen om middels politieke en diplomatieke maatregelen humanitaire toegang te garanderen en internationale hulporganisaties van juridische en diplomatieke steun te voorzien? Zo nee, waarom niet?
Bent u bekend met het statement van het landsteam voor de Palestijnse gebieden van OCHA waarin staat dat «het merendeel van internationale NGO’s toegang dreigen te verliezen op 9 september of eerder», waardoor levensreddende hulp in gevaar komt?2 Wat is uw reactie op dit statement?
Onderschrijft u de uitspraak in dit statement dat Israël hiermee humanitair recht schendt? Zo nee, waarom niet?
In uw tweet van 12 augustus geeft u aan dat deze maatregelen «reden tot zorg» zijn.3 Wat bedoelt u hiermee? Doet u ook iets met die zorgen, of blijft het bij tweetjes?
Bent u, nu humanitaire hulp naar de Palestijnse gebieden nog verder onder druk komt te staan, met onvermijdelijk dodelijke slachtoffers als gevolg, wel eindelijk bereid tot het nemen van sanctiemaatregelen richting Israël? Zo nee, waarom niet?
Is het technisch mogelijk om alle wapenhandel met Israël te stoppen? Zo ja, waarom gebeurt dit niet? Op basis van welke adviezen maakt u deze beslissing? Wilt u deze adviezen met de kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Is het technisch mogelijk om alle militaire samenwerkingsverbanden met Israël op te zeggen? Zo ja, waarom gebeurt dit niet? Op basis van welke adviezen maakt u deze beslissing? Wilt u deze adviezen met de kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Is het technisch mogelijk om de financiële investeringen vanuit of via Nederland in Israël te verbieden? Zo ja, waarom gebeurt dit niet? Op basis van welke adviezen maakt u deze beslissing? Wilt u deze adviezen met de kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Is het technisch mogelijk het belastingverdrag tussen Nederland en Israël op te zeggen? Zo ja, waarom gebeurt dit niet? Op basis van welke adviezen maakt u deze beslissing? Wilt u deze adviezen met de kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Is het technisch mogelijk om een verantwoordingsplicht in te stellen voor Nederlandse bedrijven die actief zijn in Israël of de bezette gebeiden? Zo ja, waarom gebeurt dit niet? Op basis van welke adviezen maakt u deze beslissing? Wilt u deze adviezen met de kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Is het technisch mogelijk om de consulaire bijstand aan Nederlandse bedrijven voor investeringen in Israël te stoppen? Zo ja, waarom gebeurt dit niet? Op basis van welke adviezen maakt u deze beslissing? Wilt u deze adviezen met de kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Is het technisch mogelijk om een handelsverbod in te stellen met illegale nederzettingen in bezet gebied? Zo ja, waarom gebeurt dit niet? Op basis van welke adviezen maakt u deze beslissing? Wilt u deze adviezen met de kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Is het technisch mogelijk om medische evacuaties te organiseren voor Gazanen die dreigen te sterven door de door Israël veroorzaakte hongersnood? Zo ja, waarom gebeurt dit niet? Op basis van welke adviezen maakt u deze beslissing? Wilt u deze adviezen met de kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u alle vragen afzonderlijk en voor het einde van de maand augustus beantwoorden, gezien de urgentie van het onderwerp?
Het artikel 'Afname van het aantal zzp’ers in thuiszorg en kinderopvang door strenger optreden tegen schijnzelfstandigheid’ |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Daniëlle Jansen (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Grote afname zzp’ers in thuiszorg en kinderopvang: het is buigen of barsten»?1
Hoe beoordeelt u de forse daling van het aantal zzp’ers in de thuiszorg (– 8%) en kinderopvang (– 10%) sinds de strengere handhaving op schijnzelfstandigheid?
In hoeverre leidt de uitstroom van zzp’ers in de thuiszorg en kinderopvang tot acute personeelstekorten, mede in het licht van de door FNV Zorg & Welzijn gepresenteerde prognose waarin het tekort in de sector Zorg & Welzijn in 2034 oploopt tot 265.600 professionals?2
Hoe wordt voorkomen dat deze ontwikkeling op korte en lange termijn ten koste gaat van de kwaliteit en continuïteit van de dienstverlening in de zorg?
Erkent u dat de verscherpte handhaving op de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (Wet DBA) onbedoeld kan bijdragen aan het vergroten van personeelstekorten in sectoren als thuiszorg en kinderopvang? 6b. Welke specifieke aanpassingen in beleid of uitvoering overweegt u om deze negatieve effecten van de strengere handhaving op de Wet DBA in de zorg tegen te gaan?
Wat doet u om te voorkomen dat organisaties in de thuiszorg en kinderopvang noodgedwongen de zorg of opvang moeten afschalen door het wegvallen van zzp’ers?
Deelt u de zorg dat de verminderde inzet van zzp’ers leidt tot minder flexibiliteit en meer werkdruk voor vaste krachten, met mogelijke negatieve gevolgen voor ziekteverzuim en personeelsbehoud?
Bent u bereid om, samen met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, te onderzoeken of een aparte, flexibele rechtspositie voor zorg- en opvangprofessionals mogelijk is, die recht doet aan hun autonomie?
Op welke manier worden werkgevers en zzp’ers in deze sectoren ondersteund bij de overgang naar nieuwe contractvormen, zodat er geen gat in de personeelsplanning ontstaat?
De dood van Al Jazeera-journalist Anas al-Sharif in Gaza |
|
Kati Piri (PvdA), Jan Paternotte (D66) |
|
Eppo Bruins (minister ) (NSC), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht over de dood van Al Jazeera-journalist Anas al-Sharif in Gaza, zoals gemeld door onder andere The Guardian, en met de reactie van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ)? Kunt u bevestigen dat hij, samen met vier collega’s, omkwam bij een gerichte aanval op een pers tent bij een ziekenhuis in Gaza-Stad, en dat zijn dood plaatsvindt in de context van het ombrengen van meer dan 200 journalisten sinds het uitbreken van de oorlog in Gaza?
Ja, ik ben bekend met dit bericht en de reactie van de NVJ. De Israëlische strijdkrachten hebben bevestigd dat vijf journalisten, waaronder dhr. Al-Sharif, zijn gedood bij de aanval op hun tent in de Gazastrook. Volgens het Committee to Protect Journalists (CPJ) zijn inmiddels 192 journalisten om het leven gekomen tijdens het huidige conflict in de Gazastrook.1 Reporters without Borders (RSF) spreekt van meer dan 200 gedode journalisten.2 Ook op 25 augustus jl. is er een luchtaanval geweest op het Nasser-ziekenhuis met 20 doden, waaronder naar verluidt vier journalisten en mediawerkers. Dit zijn alarmerende cijfers.
Klopt het dat het Israëlische leger stelt dat de heer al-Sharif lid was van Hamas?
Ja, dat stelt het Israëlische leger, onder andere in een bericht op X.3 Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie hierover en heeft schriftelijk opheldering gevraagd aan de Israëlische autoriteiten.
Onderschrijft u de analyse van de Verenigde Naties (VN) Speciaal Rapporteur voor vrijheid van meningsuiting, Irene Khan, die aangeeft dat al-Sharif doelwit is geweest van een systematische belasterings- en intimidatiecampagne van Israël?
Israël heeft serieuze beschuldigingen geuit aan het adres van de heer al-Sharif. Nederland onderstreept consequent de noodzaak om dergelijke beschuldigingen te onderbouwen en die onderbouwing te delen met de internationale gemeenschap. Het kabinet constateert dat dit vooralsnog te weinig gebeurt.
Het feit is dat momenteel teveel burgers, onder wie journalisten, omkomen in de Gazastrook. Dit moet stoppen. Ook moeten lokale en internationale journalisten hun essentiële werk in vrijheid en veiligheid kunnen uitvoeren. Juist in een oorlogssituatie is persvrijheid en de veiligheid van journalisten van groot belang. Zowel bilateraal als multilateraal roept het kabinet alle partijen bij het conflict met klem op om te handelen in overeenstemming met het humanitair oorlogsrecht. Journalisten zijn, in hun hoedanigheid als burgers, beschermd onder internationaal recht. Het aanvallen van burgers door partijen is een ernstige inbreuk op het humanitair oorlogsrecht. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Onderschrijft u de verklaring van de NVJ dat de dood van al-Sharif onderdeel is van «een hele lange rij van aanslagen en moorden op journalisten» in Gaza? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe beoordeelt u, mede in het licht van artikel 79 van het Aanvullend Protocol I bij de Geneefse Conventies, de bescherming van journalisten in gewapende conflicten, in het bijzonder in de huidige situatie in Gaza?
Artikel 79 van het Eerste Aanvullende Protocol bij de Verdragen van Genève ziet op maatregelen ter bescherming van journalisten. Opgemerkt dient te worden dat Israël geen partij is bij dit Protocol en zodoende niet gebonden is aan de bepaling in artikel 79. Daarentegen bepaalt het internationaal gewoonterecht dat burgerjournalisten die beroepshalve missies uitvoeren in gebieden waar zich gewapende conflicten voordoen, moeten worden gerespecteerd en beschermd, zolang zij niet rechtstreeks deelnemen aan de vijandelijkheden. Ook journalisten in de Gazastrook genieten deze bescherming.
Onderschrijft u de cijfers van onder meer het Committee to Protect Journalists (CPJ), Reporters Without Borders (RSF) en het Palestinian Journalists Syndicate dat sinds oktober 2023 meer dan 200 journalisten in Gaza zijn gedood? Zo nee, welke cijfers hanteert u dan?
Het kabinet kan deze cijfers niet eigenstandig verifiëren, maar het is duidelijk dat de meeste bronnen spreken van circa 200 journalisten die zijn omgekomen of gedood in de Gazastrook sinds oktober 2023. Dit zijn alarmerende cijfers. Zie ook het antwoord op vraag 1.
Welke inspanningen heeft Nederland tot nu toe geleverd om meer toegang voor (buitenlandse) journalisten tot Gaza te bewerkstelligen?
Het kabinet maakt zich ernstig zorgen over de persvrijheid in de Gazastrook. Door het gebrek aan vrije toegang voor internationale journalisten – een situatie die eveneens zou moeten veranderen – is de rol van lokale journalisten van groot belang voor informatie en beelden uit Gaza. De toenemende internationale berichtgeving over bewuste en gerichte aanvallen op journalisten baart het kabinet ernstige zorgen. Nederland wil daarom dat Israël bewijs deelt met de internationale gemeenschap in het geval dat aanvallen op journalisten worden onderbouwd met claims van lidmaatschap van een terroristische organisatie. Nederland blijft de Israëlische autoriteiten daarnaast met klem oproepen om toegang te verlenen aan journalisten tot Gaza en de veiligheid van alle journalisten in Gaza te waarborgen.
Hoe beoordeelt u de huidige persvrijheid in de Gazastrook, mede gelet op het feit dat buitenlandse journalisten geen toegang krijgen tot het gebied tenzij zij met het Israëlische leger meereizen?
Mede in navolging van de motie Ceder (CU) van 21 augustus jl. over de toegang voor internationale journalisten en waarnemers tot Gaza (23432–594) onderstreept Nederland regelmatig, zowel publiek als achter gesloten deuren, de noodzaak bij Israël dat internationale journalisten toegang moeten krijgen tot de Gazastrook. Dit is onder andere gebeurd bij de ontbieding van de Israëlische ambassadeur op 29 juli jongstleden. Daarnaast is er op 21 augustus jl. een gezamenlijke verklaring vanuit de Media Freedom Coalition (MFC) gekomen over mediatoegang, -vrijheid en veiligheid in Gaza. Nederland speelde een initiërende en aanjagende rol bij de tot stand koming van dit statement. De verklaring is door 26 landen ondertekend, waaronder Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.
Het kabinet zet zich ook op andere manieren in om de situatie in Gaza, waaronder die van journalisten, te verbeteren, door een combinatie van druk en dialoog. Het initiatief in mei jl. voor een evaluatie van artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord, maar de inspanningen om de druk richting Hamas op te voeren (o.a. sancties), en de maatregelen aangekondigd in de Kamerbrief van 28 juli jl. zijn daar voorbeelden van. Daarnaast roept Nederland de partijen bij het conflict op om snel onafhankelijke en onpartijdig onderzoek naar elke omgekomen journalist te bewerkstelligen. Zie ook het antwoord op vraag 11.
Bent u bereid om, bilateraal of in EU-verband, bij de Israëlische regering aan te dringen op vrije en onafhankelijke toegang voor journalisten tot Gaza? Zo ja, op welke wijze en binnen welk tijdpad? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de analyse dat effectieve maatregelen nodig zijn om druk uit te oefenen op de Israëlische regering om vrije toegang voor journalisten te realiseren? Zo ja, welke concrete maatregelen overweegt u? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe ziet u de rol van Nederland, in EU- en VN-verband, bij de bescherming van journalisten in conflictgebieden, en welke lessen trekt u uit de situatie in Gaza voor toekomstig beleid?
De situatie in de Gazastrook is schrijnend en zorgwekkend. Het werk voor journalisten is daar levensgevaarlijk. Toegang tot informatie is een mensenrecht en juist ook in oorlogssituaties moeten journalisten vrij en zo veilig mogelijk hun werk kunnen doen. Persvrijheid, en in ruimere zin vrijheid van meningsuiting, is sinds jaar en dag één van de prioriteiten binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid.
Nederland heeft daarom het afgelopen jaar onder andere extra geld (EUR 0,5 miljoen) vrijgemaakt voor het werk van Free Press Unlimitedin de Gazastrook en Westelijke Jordaanoever voor de bescherming van persvrijheid en extra steun gegeven voor de onderzoekscapaciteit van het VN Mensenrechtenkantoor in de Palestijnse Gebieden (EUR 2 miljoen). Ook organiseerde Nederland tijdens de Mensenrechtenraad in maart een high level side event over mediavrijheid in conflictsituaties. Daarnaast zijn via het Safety for Voices-programma (EUR 10 miljoen voor 2023–2027) in 2024 meer dan 2000 journalisten in nood geholpen. Nederland pleit voor meer internationale aandacht voor de toenemende straffeloosheid voor geweld tegen journalisten wereldwijd en onderzoekt ook al geruime tijd mogelijkheden om binnen de Media Freedom Coalition een internationale onderzoekstaskforce op te richten die ingezet kan worden om onderzoek te doen naar moorden op journalisten.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Waar toepasselijk zijn antwoorden op vragen samengevoegd.
Het gebrek aan tolken voor mensen die slechthorend of doof zijn en spraakherkenningshulpmiddelen. |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Nicki Pouw-Verweij (BBB) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat Nederland volgens het VN-Verdrag Handicap verplicht is om mensen in staat te stellen mee te kunnen doen met de samenleving en zoveel mogelijk zelfstandig te zijn?
Kent u de reportage van EenVandaag van oktober 2024 over het tekort aan tolken, wat vaak leidt tot zeer pijnlijke situaties?1 Deelt u de mening dat dit onacceptabel is? Zo ja, heeft u recent nog concrete maatregelen genomen die leiden tot oplossingen? Wordt er bijvoorbeeld meer actie ondernomen om nieuwe studenten te trekken naar opleidingen voor de tolk Nederlandse Gebarentaal en schrijftolken?
Deelt u de mening dat de vergoeding van spraakherkenningshulpmiddelen een belangrijke bijdrage levert aan zelfstandigheid en toegankelijkheid gezien het tekort aan tolken Nederlandse Gebarentaal en schrijftolken?
Bent u ermee bekend dat spraakherkenningshulpmiddelen van enorme meerwaarde zijn, en er letterlijk een wereld opengaat voor mensen die doof of slechthorend zijn en soms zelfs sociaal isolement wordt verminderd omdat zij met deze spraakherkenningshulpmiddelen zelf in staat zijn om groepsgesprekken, maar ook gesproken audio zoals radio, lezingen, historische films en podcasts te ondertitelen? Zo ja, deelt u de mening dat spraakherkenningshulpmiddelen zoals Speaksee, die gesproken taal omzetten in tekst, en mensen in staat stellen om mee te doen met groepsgesprekken en vergaderingen, een belangrijke bijdrage leveren aan het nakomen van het VN-Verdrag?
Deelt u de mening dat mensen die doof of slechthorend zijn, spraakherkenningshulpmiddelen zoals de microfoonset van Speaksee standaard vergoed zouden moeten krijgen? Uit het antwoord op Kamervragen van De Kort en Bevers2 blijkt dat de zorgverzekeraar standaard verantwoordelijk is voor vergoeding in het leefdomein, houden alle zorgverzekeraars zich hier ook aan? Hanteren ze hierbij dezelfde criteria en waarborgen deze criteria dat doven en slechthorenden die op een doelmatige manier baat hebben bij het hulpmiddel, dit in de praktijk ook toegekend krijgen?
Bent u ermee bekend dat het onderwijs, waar het tekort aan gebaren- en schrijftolken het meest schrijnend is, spraakherkenningshulpmiddelen niet worden vergoed door het UWV of de zorgverzekeraar? Klopt het dat het UWV de noodzaak ziet en wil vergoeden, maar wacht op toestemming van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)? Zo ja, waarom is deze toestemming niet gegeven?
Klopt het dat er verschillende procedures zijn voor de beoordeling van de vergoeding voor Speaksee en dat mensen die werken geen herkeuring nodig hebben, maar dat de zorgverzekeraar eist dat niet-werkenden zoals gepensioneerden wél herkeurd dienen te worden? Hoe verhoudt zich dit tot de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB)? Deelt u de mening dat dit haaks staat op de wens van de Kamer die wil dat onnodige procedures zoals de herkeuring van mensen die doof zijn worden afgeschaft? Deelt u ook de mening dat dit een verspilling is van zorggeld? Zo ja, bent u bereid om dit te gaan regelen?
Is er een onafhankelijke plek waar mensen terecht kunnen met vragen over spraakherkenningshulpmiddelen en eventuele problemen met herkeuringen of vergoedingen en waar ze op een voor hen toegankelijke manier hulp kunnen krijgen? Vanuit de «één loket gedachte» is de tolkvoorziening in 2019 gecentraliseerd en bij het UWV belegd voor het leef-, onderwijs- én werkdomein, waarom is dit in het geval van een digitale tolkvoorziening zoals Speaksee niet op dezelfde wijze centraal georganiseerd bij het UWV?
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het plenaire debat over het VN-Verdrag?
De Nederlandse en Europese inzet met betrekking tot de burgeroorlog en humanitaire catastrofe in Sudan. |
|
Sarah Dobbe |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
Bent u bekend met het bericht «Sudan lijdt onder ongeziene hongersnood: kinderen sterven, hulp schiet tekort»?1
Deelt u de opvatting dat de oorlog en de humanitaire catastrofe in Sudan, die door het International Rescue Committee (IRC) bovenaan haar crisislijst is gezet2 en door de Verenigde Naties de «meest verwoestende crisis ter wereld» wordt genoemd3 meer aandacht en actie verdient, ook vanuit de Nederlandse regering en de Europese Unie (EU)? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven wat de huidige inzet is van de Nederlandse regering en de EU ten aanzien van de oorlog in Sudan?
Op welke manier gaat u opvolging geven aan de aangenomen motie van de leden Dobbe en Boswijk (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3194) over het opvoeren van de diplomatieke druk om het beleg op El- Fasher te beëindigen?
Op welke manieren ziet u mogelijkheden om diplomatie tussen de SAF en de RSF vanuit de Nederlandse overheid en de EU te ondersteunen? Bent u bereid uw inzet op dit gebied te vergroten? Zo nee, waarom niet?
Op welke manieren ziet u mogelijkheden om humanitaire hulp in Sudan vanuit de Nederlandse overheid en de EU te ondersteunen? Bent u bereid uw inzet op dit gebied te vergroten? Zo nee, waarom niet?
Bent u bekend met het bericht «Colombiaanse huurlingen duiken op in de oorlog in Sudan»?4
Kunt u de signalen die in dit bericht genoemd worden beoordelen? Klopt het dat in Sudan Colombiaanse huurlingen meevechten aan de zijde van de RSF?
Kan betrokkenheid van de Colombiaanse regering hierin worden uitgesloten? Wordt samenwerking met de Colombiaanse regering aangegaan om straffeloosheid van deze huurlingen tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat deze huurlingen worden gerekruteerd door het beveiligingsbedrijf Global Security Service Group uit de Verenigde Arabische Emiraten (VAE), zoals in het artikel staat omschreven?
Deelt u de mening dat dit een zoveelste bewijs is voor de destructieve rol van de VAE in de oorlog in Sudan? Zo nee, waarom niet?
Welke diplomatieke acties worden, eventueel in Europees verband, ondernomen richting de VAE om hun destructieve rol in Sudan te verkleinen?
Bent u bereid tot het instellen van sancties, eventueel in Europees verband, richting de VAE vanwege hun rol in Sudan? Zo nee, waarom niet?
In 2024 is EUR 5.769.026,62 aan wapens geëxporteerd aan de VAE, kan worden uitgesloten dat hier wapens onder vallen die in Sudan terecht zijn gekomen? Zo ja, op welke manier kunt u dat uitsluiten? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid tot het instellen van een wapenembargo op de VAE vanwege het risico dat deze wapens in Sudan terechtkomen? Zo nee, waarom niet?
De opslag van miljoenen door Israël afgeluisterde Palestijnse belgesprekken in Nederland |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Karremans |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel in «A million calls an hour», waaruit blijkt dat de Israëlische militaire inlichtingendienst Unit 8200 duizenden terabytes aan afgeluisterd telefoonverkeer van Palestijnen opslaat in het Microsoft atacenter in Middenmeer, gemeente Hollands Kroon?1
Kunt u bevestigen of het Microsoft datacenter in Nederland daadwerkelijk wordt gebruikt voor het opslaan van deze gegevens, waaronder miljoenen opgenomen telefoongesprekken van Palestijnen in Gaza en de illegaal bezette Westelijke Jordaanoever?
Heeft Microsoft Nederland of Microsoft internationaal melding gedaan bij de Nederlandse autoriteiten over het type data dat in Nederlandse datacenters wordt opgeslagen in het kader van deze samenwerking met Unit 8200?
Indien u dit niet kunt bevestigen, bent u bereid hier direct onderzoek naar te laten doen, inclusief overleg met Microsoft Nederland?
Hoe beoordeelt u de mogelijke betrokkenheid van in Nederland gevestigde datacenters bij massale, willekeurige en onrechtmatige surveillance die gebruikt wordt bij het plegen van genocide?
Bent u bereid om, indien bevestigd wordt dat dit datacenter in Nederland en eventueel ook andere datacenters worden gebruikt voor het opslaan of verwerken van op deze wijze verkregen data, op te treden door deze activiteiten te laten beëindigen? Zo nee, waarom niet?
Wat kan Nederland doen om in de toekomst dit soort situaties te voorkomen? Zijn er volgens u voldoende wetgeving en beschikbare middelen om hierop toe te zien?
Bent u bereid de Kamer te informeren over eventuele contracten, beveiligingsafspraken en toezichtmechanismen die gelden voor de opslag van buitenlandse militaire en inlichtingengegevens in Nederlandse datacenters?
Erkent u dat, indien Nederlandse infrastructuur wordt gebruikt voor militaire doeleinden die kunnen bijdragen aan ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht, Nederland risico loopt op medeplichtigheid aan die schendingen? Zo nee, waarom niet?
Het onderzoek van BOOS en Follow the Money naar Stichting Durf te Dromen en mogelijke misleiding van scholen |
|
Ilana Rooderkerk (D66) |
|
Eppo Bruins (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitzending van BOOS en de artikelen van Follow the Money over de constructie rond Stichting Durf te Dromen en de gelijknamige commerciële bv?1 2
Ja.
Hoe beoordeelt u het beeld dat scholen in de veronderstelling waren dat zij zaken deden met een goed doel terwijl zij in werkelijkheid betaalden aan een commerciële onderneming?
Het is natuurlijk zeer onwenselijk als scholen op het verkeerde been worden gezet. Organisaties dienen altijd transparant te zijn over het doel van waaruit zij handelen, en of dat bijvoorbeeld met of zonder winstoogmerk is.
Heeft u inzicht in hoeveel scholen landelijk diensten hebben afgenomen van de commerciële bv Durf te Dromen en welke bedragen hiermee gemoeid waren?
Nee, het Ministerie van OCW houdt geen overzicht bij van de diensten die door scholen worden afgenomen. Scholen bepalen zelf bij wie zij inkopen.
Zijn er signalen dat ook scholen buiten Utrecht, mogelijk in meerdere gemeenten, op vergelijkbare wijze zijn gefactureerd door deze bv?
Nee, hier zijn op dit moment geen signalen van bekend.
Hoe beoordeelt u de risico’s voor gelijke onderwijskansen wanneer commerciële partijen via maatschappelijke branding toegang krijgen tot scholen en publiek gefinancierde activiteiten?
Externe inhuur is bedoeld in aanvulling op en ter ondersteuning van de aanpak van scholen, en moet beperkt, tijdelijk en doelgericht zijn. Scholen kunnen, waar nodig, commerciële partijen inschakelen. De handreiking inhuur van externe partijen3 biedt een vragenlijst die scholen kan helpen bij het selecteren van de juiste partij, waarbij geadviseerd wordt goed te kijken naar de kwaliteit, redelijkheid van de tarieven en non-profit alternatieven.
In hoeverre zijn scholen verplicht om bij de inkoop van educatieve diensten na te gaan of zij met een stichting dan wel een commerciële onderneming zakendoen en hoe wordt dit momenteel gecontroleerd?
Dat zijn zij niet verplicht.
Deelt u de mening dat bij maatschappelijke initiatieven die werken met kinderen en (indirect) publieke middelen een volledige scheiding tussen non-profit en commerciële activiteiten geborgd moet zijn?
Nee, er bestaan commerciële organisaties die een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de onderwijskwaliteit en -kansen of goede educatieve diensten leveren. Zoals gezegd dienen organisaties wel altijd transparant te zijn over vanuit welk doel zij handelen. Het moet voor degene die de dienst inkoopt altijd helder zijn met wie het contract gesloten wordt.
Kunt u uiteenzetten welke bestaande wettelijke en beleidsmatige instrumenten er zijn om vermenging van publieke en private geldstromen bij onderwijsinitiatieven te voorkomen?
Zoals gezegd, het moet voor degene die de dienst inkoopt altijd helder zijn met wie het contract gesloten wordt. Het is aan scholen om goed te kijken bij wie zij een dienst inkopen. De handreiking inhuur van externe partijen geeft scholen
handvatten om interne oplossingen en non-profit partijen mee te wegen bij de selectie van een partij.
Hoe vaak is het in de afgelopen vijf jaar voorgekomen dat publieke subsidies aan stichtingen in het onderwijs indirect ten goede kwamen aan commerciële bv’s met dezelfde oprichter of naam?
Zoals toegelicht bij vraag 3 houdt het Ministerie van OCW houdt geen overzicht bij van de diensten die door scholen worden afgenomen.
Bent u bereid te onderzoeken of de constructie bij Durf te Dromen, Leren voor de Toekomst en de Weekend Academie op meer plekken in het land voorkomt en de Kamer hierover te informeren?3 4
Scholen kopen zelf deze diensten in. Ik roep hen op om met deze kennis bij vervolginkopen goed te kijken met wie ze in zee gaan. In algemene zin kan bij een vermoeden van fraude met subsidies melding gemaakt worden bij DUS-I, waarop vervolgens een zorgvuldig onderzoek wordt opgestart dat uiteindelijk tot een aangifte kan leiden. We moedigen scholen aan om bij vermoedens van misbruik of oneigenlijk gebruik een melding te doen.
Hoe beoordeelt u de verantwoordelijkheid van schoolbesturen en de rol van de Inspectie van het Onderwijs bij het signaleren van onduidelijke of misleidende constructies rond de inkoop van diensten?
Zoals gezegd hebben schoolbesturen de verantwoordelijkheid om zorgvuldig hun middelen te besteden. Scholen zijn daarbij gehouden aan Europese wet- en regelgeving omtrent inkoop.
Wanneer de Inspectie van het Onderwijs risico’s constateert op het vlak van onrechtmatige verkrijging of besteding van middelen, voert zij doorgaans onderzoek uit bij het betreffende bestuur. Als uit dat onderzoek onrechtmatige verkrijging of besteding blijkt, dan kan de inspectie handhavend optreden.
Zoals gezegd, in algemene zin kan bij een vermoeden van fraude met subsidies melding gemaakt worden bij DUS-I, waarop vervolgens een zorgvuldig onderzoek wordt opgestart dat uiteindelijk tot een aangifte kan leiden.
Acht u aanvullende wettelijke transparantie-eisen wenselijk voor maatschappelijke organisaties die in of rond scholen opereren, zoals openbaarmaking van verbonden commerciële entiteiten, inzicht in eigendomsstructuren en inzicht in financiële stromen?
Maatschappelijke organisaties die in of rond scholen opereren dienen transparant te zijn over hun beweegredenen en het is aan scholen om goed te kijken bij wie zij een dienst inkopen. We moeten terughoudendheid betrachten om bij incidenten te reageren met wet- en regelgeving.
Bent u bereid om samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de PO- en VO-Raad richtlijnen op te stellen om dit soort constructies te voorkomen?
Ja, ik zal samen met de raden kijken hoe we bewustwording van risico’s bij inkoopprocessen kunnen verhogen.
Bent u bereid deze vragen elk afzonderlijk te beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat aan ISIS-gelieerde terroristen christenen onthoofden en kerken platbranden in Afrika |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat in Mozambique en Congo aan ISIS-gelieerde terroristen christenen onthoofden en kerken platbranden?1, 2
Ja.
Kunt u bevestigen dat in Mozambique onlangs meerdere dorpen zijn aangevallen door terroristen, waarbij «ongelovige» christenen het doelwit waren?
Sinds 2017 wordt de noordelijke provincie Cabo Delgado in Mozambique geconfronteerd met gewelddadige conflicten veroorzaakt door extremistische groeperingen. Hoewel de veiligheidssituatie sinds de grootschalige aanvallen in 2021 aanzienlijk is verbeterd, hebben zich de afgelopen weken opnieuw meerdere gewelddadige incidenten voorgedaan. Deze aanvallen, waaronder enkele die door de Islamitische Staat (IS) zijn opgeëist, vonden plaats in verschillende delen van de provincie, onder meer in de zuidelijk gelegen districten Chiúre en Ancuabe.
De slachtoffers van deze aanvallen en de daarbij horende criminele activiteiten, zoals plunderingen, ontvoeringen en het innen van illegale tolgelden, behoren tot diverse religieuze en niet-religieuze groepen, onder wie christenen, moslims en personen zonder religieuze overtuiging.
Deelt u de analyse van het Middle East Media Research Institute (MEMRI) dat er inmiddels een stille genocide plaatsvindt gericht op christenen in Afrika? Zo nee, waarom niet?
Deze analyse wordt niet gedeeld. De slachtoffers van de onder twee genoemde aanvallen en criminele activiteiten behoren tot diverse religieuze en niet-religieuze groeperingen, waaronder ook maar niet alleen christenen.
Het vaststellen van genocide is complex, aangezien aan alle elementen van de juridische definitie van genocide uit het Genocideverdrag moet worden voldaan. Dit houdt in dat sprake moet zijn van één of meerdere handelingen uit het Genocideverdrag én van genocidale opzet. Daarnaast geldt voor het misdrijf genocide een hoge bewijslast. Volgens het beleid van het kabinet zijn bij dergelijke kwalificaties uitspraken van internationale gerechts- en strafhoven, eenduidige conclusies volgend uit wetenschappelijk onderzoek of vaststellingen door de VN-Veiligheidsraad zwaarwegend. Daarom is het kabinet in de regel terughoudend met het kwalificeren van situaties als genocide. Dit geldt ook voor deze situatie. Het kabinet erkent en betreurt het geweld en blijft zich sterk maken voor de bescherming van religieuze vrijheid en de naleving van mensenrechten.
Wat doen de Nederlandse diplomatieke posten in Afrika om het brute geweld van de ISIS-terroristen, en andere jihadistisch tuig, tegen christenen te monitoren?
Nederlandse ambassades in Afrika monitoren geweld van onder andere ISIS en andere jihadistische en terroristische groeperingen nauwgezet en werken samen met lokale en internationale partners om te bepalen of en op welke wijze Nederland een bijdrage aan bestrijding hiervan kan leveren. In de jaarlijkse Mensenrechtenrapportage (sinds 2024 Mensenrechten, Democratie en Internationale Rechtsorderapportage, zie Kamerstuk 2025D25289) wordt gerapporteerd over de Nederlandse inzet op de prioritaire mensenrechten thema’s waaronder vrijheid van religie en levensovertuiging. Ook zet het kabinet zich in om de grondoorzaken van het geweld in internationaal verband aan te pakken. Via het Joint Initiative for Strategic Religious Action (JISRA) ondersteunt Nederland bijvoorbeeld in onder meer Nigeria, Ethiopië, Mali en Oeganda interreligieuze dialoog en lokale vredesinitiatieven, gericht op het verminderen van spanningen en het vergroten van weerbaarheid tegen extremisme.
Welke mogelijkheden ziet u om het gruwelijke geweld tegen christenen in Afrika de komende tijd op de internationale de agenda te plaatsen?
Nederland blijft het geweld tegen alle geloofsgroepen in Afrika en elders actief agenderen in bilaterale contacten en multilaterale fora, waaronder de EU en de VN-Mensenrechtenraad. Daarbij wordt samengewerkt met gelijkgezinde landen en gebruikgemaakt van netwerken zoals de International Religious Freedom or Belief Alliance. Via deze kanalen pleit Nederland voor naleving van het recht op vrijheid van religie en levensovertuiging, betere bescherming van religieuze minderheden en versterkte internationale inzet op conflictpreventie.
Het uitfaseren van WBS |
|
Mariëtte Patijn (GroenLinks-PvdA) |
|
Eddy van Hijum (minister , minister ) (CDA) |
|
![]() |
Klopt het dat het Werk Bemiddeling Systeem (WBS), waarmee gemeenten en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) hun gezamenlijke vacatures publiceren om deze vervolgens regionaal te delen, wordt uitgefaseerd door (onderdelen van) UWV? Bent u hierover geïnformeerd?
Klopt het dat artikel 9 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI) bepaalt dat UWV, de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en gemeenten verplicht zijn samen te werken bij de uitvoering van diverse wetten, met het oog op een doeltreffende en klantgerichte uitvoering?
Acht u het uitfaseren van WBS zonder een volwaardig alternatief in strijd met deze wettelijke samenwerkingsverplichting?
Waarom wordt WBS al uitgefaseerd terwijl er nog geen functioneel vervangend systeem beschikbaar is? Verschilt dit beeld per gemeente? Heeft u zicht op waar dit fout gaat?
Deelt u de zorg dat het vroegtijdig sluiten van WBS zonder een gelijkwaardig vervangend systeem risico’s oplevert voor de dienstverlening aan werkzoekenden en werkgevers?
Hoe moeten gemeenten en UWV samenwerken zonder dat er een werkbaar alternatief is?
Op welke wijze wordt geborgd dat gemeenten tijdens de overgang naar een nieuw systeem hun wettelijke taken en samenwerking met UWV effectief kunnen blijven uitvoeren?
Bent u bereid om met UWV en gemeenten in overleg te treden om te zorgen dat de (gezamenlijke) dienstverlening niet onder druk komt te staan door deze overgang?
De recente opleving in de overnamemarkt van tandartsketens |
|
Jimmy Dijk (SP) |
|
Daniëlle Jansen (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Na rustige jaren trekt de verkoop van tandartsketens weer aan» uit het Financieel Dagblad van 5 augustus 2025?1
Ja.
Wat is uw oordeel over het feit dat volgens het artikel momenteel 71% van de mondzorgketens in Europa in handen is van private equitypartijen, terwijl mondzorg een primair onderdeel is van de volksgezondheid?
Uit onderzoek van EY naar private equity in de zorg blijkt dat het aandeel private equity partijen binnen de mondzorg tussen de 19 en 26% is in Nederland2. Over de situatie in andere landen kan ik geen uitspraken doen.
Deelt u de mening dat het winstgedreven karakter van private equity op gespannen voet staat met de publieke taak en continuïteit van zorg in de mondzorgsector? Zo nee, waarom niet?
Ik deel deze mening niet. Uit onder andere het genoemde onderzoek van EY blijkt dat er geen aantoonbare structurele verschillen in de kwaliteit van zorg zijn tussen zorgaanbieders met en zonder betrokkenheid van private equity. Er zijn echter wel risico’s. Wanneer private equity partijen of andere partijen actief zijn in de zorg met enkel een financieel motief vind ik dit niet wenselijk. Daarom zet ik onder andere in op de Wet integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (Wibz), waarin maatregelen worden voorgesteld om te voorkomen dat financieel belang ten koste gaat van de kwaliteit van zorg.
Onder de voorwaarde dat de kwaliteit van zorg goed geborgd is, kan een private equity partij echter juist ook bijdragen aan de publieke doelen, waaronder de continuïteit van zorg. Deze partijen kunnen bijvoorbeeld zorgen voor kapitaal voor praktijkopvolging bij pensioen, meer doelmatigheid door het samenvoegen van administratieve processen en het door een ander organisatiemodel opvangen van het tekort aan tandartsen die praktijkhouder willen worden.
Bent u bereid in kaart te brengen hoeveel Nederlandse mondzorgpraktijken de afgelopen vijf jaar zijn overgenomen door private equity en hoe dit de toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit van mondzorg heeft beïnvloed?
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) brengt ieder jaar een informatiekaart concentraties in de zorg uit. Dit wordt gedaan op basis van zorgaanbieders die zich moeten melden voor de Zorgspecifieke fusietoets. Zorgaanbieders met 50 zorgverleners die zorg verlenen hebben goedkeuring van de NZa nodig om een concentratie tot stand te brengen. Uit de cijfers van 2024 blijkt dat bij 46% van de overnames in de zorg een private equity partij was betrokken. Bij 66% van de overnames specifiek binnen de mondzorgsector was private equity betrokken. De overige jaren heb ik verwerkt in onderstaande tabel3. Uit het onderzoek van EY blijken er geen aantoonbare verschillen te zijn tussen private equity gefinancierde zorgaanbieders en niet-private equity gefinancierde zorgaanbieders op het gebied van toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit van (mond)zorg4.
1/1/2018-1/7/2019
53%
80%
1/7/2019-31/12/2020
50%
70%
1/1/2021-1/7/2022
50%
57%
1/7/2022-31/12/2023
59%
67%
1/1/2024-31/12/2024
46%
66%
Wat is uw reactie op de signalen dat eerdere overnames, zoals bij Curaeos, hebben geleid tot financiële fiasco’s, waardoor honderden miljoenen euro’s aan waarde verdampt zijn? Welke gevolgen heeft dit gehad voor patiënten en zorgverleners binnen die ketens?
Patiënten en zorgverleners mogen niet de dupe worden van tegenvallende resultaten of het verkopen van zorginstellingen. Zonder op deze individuele casus in te gaan, zie ik zowel kansen als risico’s voor de continuïteit van zorg door overnames van zorginstellingen. Een overname kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat bedrijfsopvolging beter geregeld kan worden. Wel zie ik risico’s als bij overnames andere belangen de overhand krijgen en kwaliteit of continuïteit van zorg onvoldoende geborgd zijn. Daarom werk ik aan het aanscherpen van de fusietoetsing van de NZa. Ik streef ernaar om het wetsvoorstel met betrekking tot het fusietoezicht van de NZa voor het einde van 2025 te sturen aan uw Kamer. Echter, dit is een zeer ambitieus tijdspad en onder voorbehoud van reacties op de internetconsultatie en van de toetsen die op dit moment worden uitgevoerd.
Hoe verklaart u dat ondanks meerdere aangenomen moties in de Tweede Kamer over het beperken of verbieden van private equity in de zorg, er nog steeds geen effectief beleid of wetgeving is doorgevoerd?
In de Kamerbrief over private equity en winst in de zorg zijn de gevolgen van een verbod op private equity in de zorg toegelicht5. Ik werk op dit moment aan een brief als reactie op de motie van het lid Claassen6 waarin ik omschrijf hoe private equity uit de zorg kan worden geweerd. Bovendien heeft mijn ambtsvoorganger het Wetsvoorstel integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (Wibz) naar uw Kamer gestuurd met daarin verschillende maatregelen om private equity aan te pakken, bijvoorbeeld door het stellen van eisen aan winstuitkering7.
Klopt het dat de Autoriteit Consument & Markt (ACM) momenteel geen zeggenschap heeft over series van kleinere overnames in de mondzorg, zoals het artikel suggereert? Acht u dit wenselijk, en zo nee, wanneer verwacht u het aangekondigde wetsvoorstel om het fusietoezicht door de NZa te versterken aan de Kamer te sturen?
Op grond van de Mededingingswet toetst de ACM concentraties (fusies, overnames en joint ventures) als deze boven de daarvoor geldende meldingsdrempel komen, zo ook in de zorg. Ondernemingen en dus ook zorgaanbieders die voldoen aan de omzetdrempels8 moeten zich melden voor goedkeuring alvorens zij een concentratie aangaan. Concentraties die niet boven deze meldingsdrempels uitkomen, hoeven niet gemeld te worden bij de ACM. Overigens neemt dit niet weg dat de ACM na de totstandkoming van een niet-meldingsplichtige concentratie een onderzoek kan starten, als de ACM het vermoeden heeft dat deze concentratie leidt tot een beperking van de mededinging. Hiermee kan de ACM achteraf ingrijpen als hier aanleiding voor is.
Momenteel kan de ACM een serie van kleinere overnames die niet boven de meldingsdrempels uitkomen dan ook niet beoordelen. De Mededingingswet, op grond waarvan de ACM toezicht houdt op concentraties, valt onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken (EZ). Op dit moment onderzoekt hij de mogelijk- en wenselijkheden om het mededingingsbeleid aan te passen. De Minister van EZ informeert uw Kamer binnenkort over zijn voornemen om het mededingingsinstrumentarium te actualiseren. Hierin gaat hij op hoofdlijnen onder andere in op hoe fusies en overnames die onder meldingsdrempels blijven, zoals series van kleinere overnames, toch onder voorwaarden door de ACM onderzocht kunnen worden. Ik ben in overleg met het Ministerie van EZ over de impact voor de zorgsector.
Ik streef ernaar om het wetsvoorstel met betrekking tot het fusietoezicht van de NZa voor het einde van 2025 te sturen aan uw Kamer. Echter, dit is een zeer ambitieus tijdspad en onder voorbehoud van reacties op de internetconsultatie en van de toetsen die op dit moment worden uitgevoerd.
Hoe beoordeelt u het risico dat tandartsen, nadat zij hun praktijk hebben verkocht aan een keten, voortijdig stoppen met werken, wat kan leiden tot omzetdalingen en personeelstekorten, zoals het artikel beschrijft? Is dit risico voldoende meegenomen in uw beleid?
Er kunnen diverse redenen zijn waarom tandartsen vroegtijdig stoppen met werken. Uit diverse onderzoeken komt naar voren dat onder andere werkdruk, ongewenste omgangsvormen van patiënten, loyaliteit richting de organisatie en autonomie belangrijke aspecten zijn die de tevredenheid van zorgpersoneel bepalen9. Tegelijkertijd blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek dat de arbeidsparticipatie onder 55-plussers toeneemt. De Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (KNMT) heeft geen signalen dat dit in de mondzorg anders is. Veel voormalige praktijkhouders blijven na verkoop nog actief betrokken bij hun patiënten, omdat de reden voor verkoop meestal samenhangt met de administratieve en organisatorische lasten van het ondernemerschap, en niet met het vak zelf.
Wanneer tandartsen voortijdig stoppen met werken doordat hun praktijk is overgenomen door een private equity partij, baart mij dit zorgen. In tijden van personeelsschaarste moet gepoogd worden personeel te behouden. Tegelijkertijd zijn er ook signalen dat bedrijfsketens uitkomst kunnen bieden, bijvoorbeeld bij mondzorgpraktijken welke geen opvolger kunnen vinden door het tekort aan tandartsen die de ambitie hebben om praktijkhouder te worden en door het aantal pensioengerechtigde tandartsen.
Op diverse manieren zet ik mij in om zorgpersoneel te behouden. Bijvoorbeeld in het recent gesloten onderhandelaarsakkoord van het Aanvullende Zorg en Welzijnsakkoord (AZWA), heb ik samen met de betrokken partijen gezamenlijk de ambitie getoond om arbeidsmarkttekort zoveel mogelijk te beperken. Overnames door ketens zijn niet zonder risico. Zaken als loyaliteit, je verbonden voelen met de organisatie en autonomie kunnen na een overname in het geding komen. Het is aan tandartsen die hun praktijk verkopen om hierover goede afspraken te maken met de overnemende partij. Het is bij overnames gebruikelijk dat de verkopende tandarts (tijdelijk) doorwerkt om de continuïteit van zorg te waarborgen. In sommige gevallen is dit zelfs een voorwaarde voor de overname. Ik houd dit punt nadrukkelijk in het oog, met name in regio’s waar de arbeidsmarkt in de mondzorg al onder druk staat. Daarnaast span ik mij in voor het borgen van een integere bedrijfsvoering zoals voorgesteld in de Wibz. In dit wetsvoorstel worden onder andere voorwaarden gesteld aan winstuitkeringen en extra weigerings- en intrekkingsgronden aan vergunningsverlening onder de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza), die betrekking hebben op de kwaliteit en continuïteit van zorg.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat het toezicht op private equityactiviteit in de zorg – specifiek in de mondzorg – verbetert, om te voorkomen dat winstmaximalisatie boven patiëntbelang komt te staan?
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) houdt toezicht op de kwaliteit van zorg in Nederland, inclusief alle tandartspraktijken. Dit toezicht richt zich op het waarborgen van goede en veilige zorg voor patiënten, ongeacht de eigendomsstructuur van de praktijk. Zowel ketens als individuele praktijken dienen zich te houden aan de Nederlandse wet- en regelgeving, waaronder de standaarden voor kwalitatief hoogwaardige tandartszorg.
Tegelijkertijd zie ik dat private equity-constructies risico’s kunnen meebrengen, bijvoorbeeld wanneer de nadruk te sterk op rendement komt te liggen in plaats van op de continuïteit en kwaliteit van zorg. De Wibz beoogt de risico’s op een bedrijfsvoering gericht op louter persoonlijk financieel gewin zoveel mogelijk te beperken en niet-integere aanbieders te weren. Ook in de mondzorg. Het wetsvoorstel bevat hiertoe verplichtingen voor aanbieders om een integere bedrijfsvoering te waarborgen, om te voorkomen dat persoonlijke financiële belangen boven de maatschappelijke belangen in de zorg en jeugdhulp worden gesteld. Er zijn verschillende verplichtingen en randvoorwaarden in het wetsvoorstel opgenomen die de invloed van investeringsmaatschappijen pogen te beperken. Ik werk nauw samen met de NZa om te zorgen dat het toezicht ten aanzien van deze verplichtingen en randvoorwaarden op een juiste manier vorm krijgt. Ook werk ik, samen met de NZa en de ACM, aan versterkt fusietoezicht en aan meer transparantie in de bedrijfsvoering van mondzorgketens. Op die manier kan worden geborgd dat investeringen bijdragen aan de kwaliteit, toegankelijkheid en continuïteit van de mondzorg.
Deelt u de mening dat de tandartspraktijk bij uitstek lokaal en persoonsgebonden is, en dat grootschalige ketenvorming ondermijnend kan werken voor de vertrouwensrelatie tussen patiënt en zorgverlener? Zo ja, welke concrete stappen onderneemt u om deze ontwikkeling te keren of te reguleren?
Een goede vertrouwensrelatie tussen patiënt en tandarts is van groot belang. Ik heb geen signalen ontvangen dat ketenvorming deze relatie structureel ondermijnt. Vaak blijft de eigen tandarts ook na een overname werkzaam in dezelfde praktijk. Een wijziging van eigenaar betekent dus niet automatisch dat ook de behandelaar verandert. Ketenvorming hoeft daarmee niet te leiden tot verlies van de persoonlijke band tussen patiënt en zorgverlener.
Tegelijkertijd neem ik de zorgen van de Kamer hierover serieus. Ik blijf deze ontwikkeling volgen via signalen van beroepsorganisaties, patiëntenorganisaties en het toezicht van de IGJ. Ik ben momenteel bezig met het aanscherpen van de zorgspecifieke fusietoets waarbij de NZa meer bevoegdheden krijgt bij concentraties om te toetsen op de continuïteit, kwaliteit en rechtmatigheid van zorg om deze ontwikkeling (ketenvorming door middel van fusies/overnames) beter te kunnen controleren en reguleren.
Het (structureel) gebruik van het controversiële Amerikaanse softwaresysteem Parlantir |
|
Nicolien van Vroonhoven-Kok (CDA), Jesse Six Dijkstra (NSC) |
|
van Marum , David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennis genomen van de Wet Open Overheid (WOO)-verzoeken waaruit blijkt dat Nederland al in 2011 software van Palantir heeft aangeschaft?1
Kunt u aangeven a) welke (semi)overheidsorganisaties (in de breedste zin van het woord, dus inclusief bijvoorbeeld de politie, Defensie-onderdelen, de NCTV, de diensten, zorgorganisaties of onderwijsorganisaties) gebruik maken van Palantir en b) om welke softwarepakketten en functionaliteiten van Palantir het precies gaat?
Kunt u per gebruiker, die hierover wordt beschreven, aangeven:
Indien de voor het beantwoorden van vraag 3 benodigde informatie niet bij u bekend is, kunt u (de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) de verantwoordelijk bewindspersoon conform artikel 6 Coördinatiebesluit organisatie, bedrijfsvoering en informatiesystemen rijksdienst, verzoeken deze informatie aan de Kamer te verstrekken?
Heeft voor ieder gebruik een directe aanbesteding plaatsgevonden? Zo nee, voor welke onderdelen niet en waarom niet? Kunt u garanderen dat bij ieder gebruik een juiste aanbestedingsprocedure is gevolgd? En kunt u aangeven hoeveel geld gemoeid is met de Palantir contracten?
Is het juist dat veel gebruik van Palentir in Nederland indirect plaatsvindt, via Europese samenwerkingen of internationale netwerken zoals Europol, Frontex of NAVO? Hoe beoordeelt u de risico’s daarvan? Hoe zit het met de (parlementaire) controle hierop?
Kunt u een lijst geven van indirect gebruik via internationale organisaties waarbij data van Nederlandse burgers geanalyseerd wordt?
Is onderzocht of het risico bestaat dat gegevens van Nederlandse inwoners op een of andere manier lekken naar de ontwikkelaar in de Verenigde Staten, dan wel elders? Indien wel, hoe schat u dit risico in? Indien niet, bent u het met ons eens dat de regering de zorgplicht heeft dit te onderzoeken en op welke wijze gaat u daarin voorzien?
Hoe hebben de lessen van de Parlementaire onderzoekscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) invloed gehad op het gebruik van Palantir en de waarborgen daaromtrent?
Is u bekend dat het Duitse Bundesverfassingsgericht al in 2023 heeft bepaald dat het gebruik van Palantir in strijd is met de Duitse Grondwet? Zo ja, hoe is hier te lande daarop dan geacteerd?2
Bent u, in het licht van de controverse die bestaat omtrent dit bedrijf en haar software, bereid de Autoriteit Persoonsgegevens te vragen onderzoek te doen naar het gebruik van Palantir en wilt u de AP daartoe inzage geven in al het gebruik?
Kunt u deze vragen een voor een en binnen 3 weken beantwoorden?
De uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 11 februari 2025 |
|
Inge van Dijk (CDA) |
|
Judith Uitermark (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Kent u de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 11 februari 2025 (ECLI:NL:RBROT:2025:1810)?1
Ja. Mede naar aanleiding van deze uitspraak bereid ik een wijziging voor van de Regeling basisregistratie personen en het Logisch Ontwerp Basisregistratie Personen2.
Waarom is er middels de «code 404» op indirecte wijze nog steeds in de Basisregistratie Personen geregistreerd dat een burger naast de Nederlandse een tweede nationaliteit heeft?
Sinds 6 januari 2014, bij inwerkingtreding van de wet Basisregistratie Personen3, wordt er bij inschrijving in de BRP geen vreemde nationaliteit naast de Nederlandse meer geregistreerd4. De vreemde nationaliteiten naast de Nederlandse die geregistreerd waren voor inwerkingtreding van de wet BRP zijn bewaard als historische gegevens, onder de code 404 («bijhouding gestopt»). Dit volgt uit het Logisch Ontwerp BRP, een bijlage bij de Regeling Brp. Voor deze wijze van implementatie is bij de inwerkingtreding van de wet gekozen omdat gebruikers van de BRP historische gegevens over nationaliteit nodig hebben bij uitvoering van hun wettelijke taken.
Deelt u het oordeel van de rechtbank dat een bij een burger opgenomen «code 404» een persoonsgegeven als bedoeld in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) is?
Ik deel het oordeel van de rechtbank.
Welke noodzaak is er voor deze indirecte registratie van een tweede nationaliteit naast de Nederlandse?
Ik volg het oordeel van de rechtbank dat er geen noodzaak is voor de registratie als historisch gegeven (indirecte registratie) van de tweede nationaliteit in het in de rechtszaak behandelde geval.
Het is van belang bij de registratie van historische gegevens over nationaliteiten onderscheid te maken tussen twee situaties:
Naar aanleiding van klachten en vragen over de registratie van historische gegevens over nationaliteit in de BRP en met oog op datakwaliteit heeft BZK onderzocht of en hoe deze historische gegevens over vreemde nationaliteiten worden gebruikt door gebruikers van de BRP.
Uit deze inventarisatie is gebleken dat de noodzakelijkheid van deze historische gegevens in situatie 2 voor de uitvoeringspraktijk zeer beperkt is. Waar toch nodig, kunnen gebruikers gegevens via andere weg verkrijgen, bijvoorbeeld door een vreemde nationaliteit vast te stellen gedurende een gerechtelijke procedure. Dit toont aan dat de noodzaak van de verwerking ontbreekt.
De Rechtbank Rotterdam heeft in lijn hiermee op 11 februari jl. geoordeeld dat het in de BRP bewaren van de historische vreemde nationaliteiten naast de Nederlandse niet noodzakelijk is en daarmee in strijd met de Wet Brp en de AVG is. De rechtbank oordeelde in betreffende uitspraak dat de betreffende gegevens gewist moeten worden op grond van artikel 17, eerste lid, aanhef en onder a, van de AVG, omdat de gegevens niet langer nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze verzameld of anderszins verwerkt zijn.
Uit de inventarisatie onder gebruikers van de BRP bleek dat gegevens over de vreemde nationaliteit vóór naturalisatie wel noodzakelijk zijn voor de uitvoering van publieke taken, bijvoorbeeld om vast te stellen welke nationaliteit de persoon vóór naturalisatie had. Ook zijn bepaalde besluiten gekoppeld aan een peildatum in het verleden. Dit is dus een andere situatie dan de situatie waar de rechtbank uitspraak over heeft gedaan.
Verandert uw antwoord op vraag vier als het gaat om een in Nederland geboren burger die de Nederlandse nationaliteit heeft?
Nee.
In het antwoord heb ik de verschillende situaties geschetst. Niet of iemand geboren is in Nederland is daarbij relevant, maar of iemand bij geboorte (registratie in de BRP) al de Nederlandse nationaliteit bezat. In dat geval is er, dat bleek ook uit de in 2024 gehouden inventarisaties, geen noodzaak voor het als historisch gegeven in de BRP geregistreerd blijven van een andere nationaliteit naast de Nederlandse. Die gaan dus worden verwijderd.
Had iemand nog niet de Nederlandse nationaliteit, dan is er, zoals toegelicht wel noodzaak aan registratie van het historische gegeven over een eerdere nationaliteit. Dus als een burger de Nederlandse nationaliteit nog niet had, dan blijft bij naturalisatie de vorige andere nationaliteit wel geregistreerd (als historisch gegeven, beschikbaar voor gebruikers van de BRP). Het is daarbij niet van belang of een burger al dan niet ook afstand heeft kunnen doen van zijn niet-Nederlandse nationaliteit.
Deelt u de mening dat burgers die in Nederland zijn geboren, de Nederlandse nationaliteit hebben en niet op de hoogte zijn van een door een andere mogendheid geclaimde nationaliteit van die burger, de keuze moeten hebben om elke verwijzing naar vermeldingen zoals een categorie 4, met betrekking tot de Turkse nationaliteit, als ook de daaropvolgende beëindiging met «code 404», volledig te laten verwijderen uit de Basisregistratie Personen?
Ja, die mening deel ik.
Het enkel op verzoek gaan verwijderen van de betreffende gegevens in de in de vraag geschetste situatie zou betekenen dat niet-noodzakelijke gegevens zouden blijven worden verwerkt in de BRP. Dat is onwenselijk. Ik ben daarom voornemens in alle gevallen dat een persoon al vanaf geboorte het Nederlanderschap bezat, de andere nationaliteit(en) uit de BRP te gaan verwijderen. Burgers hoeven daar dus geen verzoek voor in te dienen.
De Regeling Brp en het Logisch Ontwerp BRP5 zullen hiervoor in 2026 worden aangepast.
Ik zal gemeenten informeren in de tussentijd verzoeken van burgers om de gegevens te verwijderen te honoreren. Ik zal daarvoor een instructie laten opstellen.
Deze verwijdering/aanpassing geldt uitdrukkelijk niet voor de historische gegevens over de vreemde nationaliteit van personen die na hun inschrijving in de BRP zijn genaturaliseerd (situatie 1 bij beantwoording vraag6 Deze blijven beschikbaar voor uitvoeringsorganisaties die daarvoor geautoriseerd zijn. Het gaat in dat geval niet om een vreemde nationaliteit naast de Nederlandse, maar om «opeenvolgende» nationaliteiten. De genaturaliseerde persoon had bijvoorbeeld voorafgaand aan de naturalisatie de Spaanse nationaliteit, en na naturalisatie enkel de Nederlandse nationaliteit. De Spaanse nationaliteit blijft als historisch gegeven beschikbaar voor gebruikers van de BRP.
Welke selecties zijn er in de Basisregistratie Personen op «code 404» door wie uitgevoerd sinds 2000?
De code 404 is vanaf 1 februari 2015 gebruikt, sinds de technische implementatie van de regelgeving. De code houdt in «bijhouding gestopt» als invulling van het gegeven «reden beëindiging nationaliteit.»
De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens is nagegaan of er selecties op deze code zijn uitgevoerd. Dat is niet het geval.
Het gebrek aan verbetering van de positie van mensen met fibromyalgie |
|
Sarah Dobbe |
|
Daniëlle Jansen (NSC) |
|
Wat is uw reactie op de brief van de initiatiefnemer van het burgerinitiatief Erken Fibromyalgie?1
Hoe verklaart u het dat er zo weinig concreet is verbeterd aan de positie van mensen met fibromyalgie, ondanks meerdere aangenomen Kamermoties2 en het advies van de Gezondheidsraad3?
In hoeverre wordt er gewerkt aan verder onderzoek naar de ontstaanswijze, het verloop en de behandeling van fibromyalgie, waartoe de Gezondheidsraad heeft opgeroepen?
Wanneer kunnen mensen met fibromyalgie eindelijk concrete verbeteringen zien als het gaat om begrip en de beschikbare behandelopties?