Bent u bekend met het bericht «Uitspraak Europees Hof zet Nederlands asielbeleid op losse schroeven; staat mag documenten asielzoeker niet meer zomaar opzijschuiven»?1
Met dit bericht ben ik bekend. Mijn voorganger heeft u op 8 juli 2021 over de betreffende uitspraak geïnformeerd.2
Bent u bekend met de uitspraak van de Raad van State op 26 januari 2022 die deze uitspraak nogmaals onderstreept?2
Met die uitspraak ben ik bekend.
Bent u bekend met de reactie van uw ambtsvoorganger op het rapport «Bewijsnood: wanneer nationaliteit en identiteit ongeloofwaardig worden bevonden»? (Kamerstuk 19 637, nr. 2760)
Met die reactie ben ik bekend.
Bent u het eens met de stelling dat het Nederlandse beleid moet worden aangepast naar aanleiding van de uitspraak van het Europees Hof en de Raad van State, ook omdat dit conform de afspraak uit het coalitieakkoord is waarin staat dat Nederland alle EU-richtlijnen uitvoert? Zo nee, waarom niet?
Zoals mijn ambtsvoorganger heeft toegelicht in voornoemde Kamerbrief van 8 juli 2021, liet de voorheen geldende lijn van de Afdeling de IND de mogelijkheid om documenten waarvan de authenticiteit niet kan worden vastgesteld, geheel buiten beschouwing te laten. De uitvoeringspraktijk was echter al minder strikt. Ik acht de huidige werkwijze van de IND in overeenstemming met de hier bedoelde jurisprudentie van het EU-Hof van Justitie en de Raad van State. Ik verwijs naar de openbare IND-werkinstructie 2022/13 (opvolgende asielaanvragen), die geldt sinds 1 juli 2022 en waarin reeds eerder gegeven instructies aan de IND medewerkers in de vorm van informatieberichten zijn verwerkt.4 Mijn ambtsvoorganger heeft de voor die tijd geldende werkinstructie 2021/74, tezamen met een aantal andere werkinstructies, al eerder aan uw Kamer toegezonden.5 Hieruit volgt dat de IND – overeenkomstig voormelde jurisprudentie – ook kopieën betrekt van documenten en documenten waarvan de authenticiteit niet is vastgesteld, of die geen objectief verifieerbare bron hebben, bij de beoordeling van een opvolgende asielaanvraag. De IND beoordeelt conform de EU-Procedurerichtlijn wat de bewijswaarde van het document is en of het de kans op internationale bescherming aanzienlijk groter maakt. Dat zal onder andere niet het geval zijn als het document geen informatie behelst die relevant is voor de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag of als het document geen steun biedt voor het asielrelaas of er misschien zelfs mee in strijd is. Ook de omstandigheid dat de authenticiteit van een stuk niet is aangetoond, kan bij de beoordeling van de bewijswaarde van overgelegde documenten worden meegewogen.
Welke concrete stappen gaat u ondernemen die ervoor zorgen dat er een realistische bewijslast komt voor asielzoekers die in overeenstemming is met het EU-recht en EU-richtlijnen? Bent u in het bijzonder bereid het recht op gelijke proceskansen (equality of arms) en het beginsel van het «voordeel van de twijfel» beter te waarborgen gedurende de asielprocedure?
Zoals hiervoor is toegelicht, acht ik de huidige werkwijze van de IND in overeenstemming met de eisen die het EU-recht daaraan stelt. Zoals mijn ambtsvoorganger in de beleidsreactie van 8 juli 2021 op het rapport van Amnesty International «Bewijsnood» heeft toegelicht,6 is de Nederlandse asielprocedure erop gericht de asielzoeker zo goed mogelijk in staat te stellen zijn asielrelaas naar voren te brengen. IND-medewerkers maken zich er dagelijks hard voor dat asielbescherming wordt geboden aan hen die daar recht op hebben. Uiteraard kan de IND enkel een asielvergunning verlenen indien aannemelijk is dat de betreffende vreemdeling te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 31, zesde lid van de Vreemdelingenwet en artikel 4 van de EU-Kwalificatierichtlijn, kan er aanleiding zijn om de vreemdeling hieromtrent het voordeel van de twijfel te gunnen, hetgeen ook veelvuldig voorkomt.
Bent u bereid er voor te zorgen dat bij de overdracht van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan de Dienst Terugkeer & Vertrek duidelijk is of de nationaliteit al dan niet is vastgesteld en of een inhoudelijke toets heeft plaatsgevonden naar de risico’s bij uitzetting naar het vermoedelijke land van herkomst of een eventueel derde land? Zo nee, waarom niet?
Allereerst merk ik op dat een inhoudelijke toets naar de risico’s bij (gedwongen) terugkeer wordt uitgevoerd door de IND naar aanleiding van een ingediende asielaanvraag. Voorts verwijs ik naar de uitgebreide toelichting die mijn ambtsvoorganger heeft gegeven over het vertrekproces van vreemdelingen van wie de nationaliteit niet is vastgesteld in de beleidsreactie op het rapport van Amnesty International. Tot slot wijs ik op paragraaf 13 van de openbare IND-werkinstructie 2022/4 (herkomstonderzoek in asielzaken).
In beginsel geldt dat een vreemdeling die niet (meer) rechtmatig in Nederland verblijft, Nederland dient te verlaten. Dat is eerst en vooral een eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling. Dat kan vertrek naar het land van herkomst zijn, maar ook een ander land van bestendig verblijf, een land van doorreis, of enig ander land waar de vreemdeling naar wil terugkeren. Uitgangspunt is dat toegang tot het andere land dient te zijn geborgd. Voorafgaand aan het vertrek wordt aan de vreemdeling een terugkeerbesluit uitgereikt dat het land vermeldt waarnaar wordt uitgezet. Ook voor die tijd kan worden gewerkt aan terugkeer naar een ander land, of zelfs meerdere landen tegelijk, mocht vertrek naar het in het terugkeerbesluit opgenomen land niet mogelijk blijken. Eventueel zal, nadat de vreemdeling is gehoord, een aanvullend terugkeerbesluit worden genomen waarin het (nieuwe) land van beoogde terugkeer wordt vermeld. Wanneer de vreemdeling in het gehoor voorafgaand aan het aanvullend terugkeerbesluit naar voren brengt dat terugkeer naar dat land voor hem bezwaarlijk is, kan de betreffende ketenpartner dat afhankelijk van wat de vreemdeling in dit kader precies naar voren brengt, onderkennen als een asielaanvraag. In dat geval wordt die aanvraag doorgeleid naar de IND.
De vreemdeling en/of diens gemachtigde heeft op meerdere momenten de mogelijkheid om op te komen tegen de beoogde (gedwongen) terugkeer; bijvoorbeeld wanneer hij voorafgaand aan het aanvullende terugkeerbesluit gehoord wordt, hij beroep instelt tegen het aanvullend terugkeerbesluit of wanneer hij bezwaar indient tegen de feitelijke uitzetting.
Daarnaast kan de vreemdeling in iedere fase van het terugkeerproces een opvolgende asielaanvraag indienen, waarbij hij de gestelde risico’s bij terugkeer naar dat land naar voren kan brengen. De DT&V wijst de vreemdeling op deze mogelijkheid indien gedwongen vertrek aan de orde is. Tegen een afwijzing van die opvolgende asielaanvraag kan de vreemdeling bij de rechter in beroep komen.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat wanneer de nationaliteit tijdens het uitzetproces alsnog wordt vastgesteld, dit wordt doorgegeven aan de IND zodat toetsing aan het Vluchtelingenverdrag en artikel 3 EVRM alsnog kan plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe gaat u er voor zorgen dat de IND en de DT&V voldoende waarborgen inbouwen, zodat het niet afhankelijk is van een advocaat om mogelijke schendingen te voorkomen tijdens het uitzetproces?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht ‘Tbs-kliniek Nijmegen: ontsnapping ging te snel om in te grijpen’ |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Tbs-kliniek Nijmegen: ontsnapping ging te snel om in te grijpen»?1
Ja, ik heb hiervan kennis genomen.
Wat is uw reactie op de gebeurtenissen in de Pompekliniek waarbij twee tbs’ers zijn ontsnapt en nog steeds voortvluchtig zijn?
Ontvluchtingen zijn niet acceptabel. Het is zorgelijk dat twee tbs-gestelden uit één van onze hoogst beveiligde klinieken zijn ontsnapt. Deze ontvluchting klemt des te meer nu er eerder in 2017 en in 2019 ontvluchtingen uit de Pompekliniek hebben plaatsgevonden.
Ik vind het belangrijk dat heel nauwkeurig wordt gekeken hoe de ontvluchting heeft kunnen gebeuren. Dat doet de Inspectie Justitie en Veiligheid. De Inspectie betrekt daarbij de eerdere ontvluchtingen en de naar aanleiding daarvan getroffen maatregelen (waaronder de bouw van een tweede hek). Aan de hand van het inspectieonderzoek beslis ik of er verdergaande maatregelen nodig zijn.
Ik wacht het onderzoek echter niet af. Om eenzelfde soort ontsnapping te voorkomen zijn er aanvullende maatregelen getroffen in de kliniek, zoals extra hekken, extra prikkeldraad en extra cameratoezicht. DJI toetst deze zomer of de aanvullende maatregelen die de kliniek treft, volstaan.
Donderdag 30 juni heeft de politie één van de twee tbs-gestelden aangehouden. Politie en OM doen er ondertussen alles aan om de andere tbs-gestelde ook op te pakken.
Wat vindt u ervan dat de bewaking van de Pompekliniek direct in de gaten had dat er dinsdagavond twee tbs’ers een ontsnappingspoging ondernamen, maar dat zij te laat waren om in te grijpen? Heeft dit te maken met een capaciteitstekort?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van mening dat de veiligheidsmaatregelen ernstig tekort zijn geschoten nu het tweede hek na drie jaar nog niet af is en dat dit mogelijk tot de derde geslaagde ontsnappingspoging in vijf jaar heeft geleid?
Zie antwoord vraag 2.
Worden naar aanleiding van deze ontsnapping nieuwe veiligheidsmaatregelen gesteld aan de Pompekliniek?
Zie antwoord vraag 2.
Gaat u meer bestuurlijke druk op de kliniek zetten nu de Pompekliniek eerder het advies van het ministerie over een hek van vijf meter om de kliniek heen, in de wind heeft geslagen?
DJI heeft samen met de kliniek na de eerdere ontsnapping in 2017 en daarna in 2019 vastgesteld welke aanvullende materiële veiligheidsmaatregelen de Pompekliniek diende te nemen. Eén daarvan was een extra hekwerk. Daarom is in 2020 gestart met de bouw van een nieuw penitentiair hekwerk om het gehele terrein van de kliniek. Dit wordt eind van dit jaar afgerond.
Bent u van mening dat het ijzeren hek, dat volgens de directie slechts zorgt voor tijdwinst bij een ontsnapping, klaarblijkelijk niet voldoende functioneert om tbs’ers binnen de kliniek te houden en welke maatregelen gaat u nemen om ontsnappingspogingen onmogelijk te maken?
Op dit moment is duidelijk dat dit hekwerk niet bestand was tegen de middelen die bij deze ontvluchting zijn gebruikt. Een hekwerk is echter niet de enige maatregel die ontvluchtingen moet voorkomen. Het is onderdeel van een geheel aan maatregelen dat in gezamenlijkheid bij moet dragen aan het voorkomen van ontvluchtingen (en bijvoorbeeld ook de invoer van contrabande). Het gaat bijvoorbeeld niet alleen om materiële beveiligingsmaatregelen, maar ook om de alertheid van het personeel en de manier waarop het personeel handelt naar aanleiding van signalen. Wanneer er toch een ontvluchting heeft plaatsgevonden, kijken we dus altijd naar het geheel aan beveiligingsmaatregelen.
Op basis van de uitkomsten van het inspectie-onderzoek zal ik bezien of en zo ja, welke aanvullende beveiligingsmaatregelen nodig zijn. Een aantal maatregelen zijn al getroffen, zoals de genoemde extra hekken, extra prikkeldraad en extra cameratoezicht.
Bent u van mening dat ontsnappingen uit tbs-klinieken zorgen voor een groot gevaar voor de veiligheid en bent u bereid de veiligheidsmaatregelen van alle tbs-klinieken in Nederland door te lichten om ontsnappingen in de toekomst te voorkomen?
Tbs-gestelden verblijven in een hoog beveiligde kliniek vanwege hun hoge recidiverisico. Ontvluchtingen leveren dus een risico op voor de veiligheid van de samenleving. Hoe groot het risico op recidive is, zal van geval tot geval verschillen.
De Pompekliniek is één van de zeven Forensisch Psychiatrische Centra (FPC’s) op het hoogste beveiligingsniveau. Naar aanleiding van de eerdere ontvluchtingen uit de Pompekliniek zijn alle FPC’s doorgelicht om te kijken of ze voldoende aan de geldende veiligheidseisen.
Nog dit jaar bespreekt DJI met de FPC’s welke afspraken gemaakt moeten worden wanneer hier mogelijk niet aan voldaan is. Dat vergt per FPC maatwerk vanwege de specifieke kenmerken van de gebouwen en de omgeving.
De lange wachttijden bij de ggz |
|
Rens Raemakers (D66) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Zware depressie? 17 maanden wachten op hulp»?1
Ja.
Hoe kijkt u aan tegen het feit dat zorgverzekeraars in het verleden ieder jaar 300 miljoen euro overhielden en er dus sprake was van onderbesteding, terwijl dit geld ook gebruikt kon worden voor bijvoorbeeld zogenoemde wachttijdmonitors?
Het klopt het dat een aantal jaren (tot en met 2018) sprake is geweest van een forse onderuitputting van het macrokader voor de geneeskundige ggz, terwijl er tegelijkertijd sprake was van wachttijden. Ik vind dat een onwenselijke combinatie, maar het laat ook zien dat de wachttijden een taai probleem vormen – waar meerdere factoren aan ten grondslag liggen – en dat de aanpak van wachttijden niet alleen een geldkwestie is. Sindsdien zijn er dan ook diverse maatregelen in gang gezet om de wachttijden aan te pakken. Zorgverzekeraars pakken met het in het gang zetten van die maatregelen duidelijk hun rol. Op dit moment is onderuitputting van het macrokader niet langer aan de orde. Over de ggz financiën voor de komende jaren worden nieuwe afspraken gemaakt in het IZA.
Wat gaat u eraan doen om te voorkomen dat geestelijke gezondheidszorg (ggz)-instellingen moeten sluiten vanwege een personeelstekort, terwijl hier patiënten opgevangen worden met dusdanig hoogcomplexe problemen die nergens anders opgevangen kunnen worden?
Ik deel uw zorgen op dit punt, het mag inderdaad niet zo zijn dat patiënten met een specialistische, complexe en intensieve zorgbehoefte verstoken blijven van zorg als gevolg van personeelstekorten. In dit licht is het opvallend dat het aantal gezondheidszorg (GZ) psychologen de afgelopen vijf jaar met meer dan twintig procent is toegenomen. Dit zou juist voor meer behandelcapaciteit moeten zorgen. Een verklaring voor deze twee tegengestelde bewegingen is dat we vaak zien dat personeel er voor kiest om (al dan niet als ZZP’er) lichtere zorg aan te bieden in plaats van te werken binnen de instellingen die complexe specialistische en intensieve zorg bieden. Dat vind ik zorgwekkend. Ik ben daarom op dit moment met het veld in gesprek over de vraag wat ervoor nodig is om het werken binnen de instellingen zelf aantrekkelijker te maken. Ik zie daarbij een grote rol weggelegd voor de werkgevers zelf, maar we moeten ook nagaan of de prikkels in het systeem nu goed staan. Het is van belang om het zorgpersoneel en instellingen te stimuleren om zich te (blijven) ontfermen over complexe(re) patiënten. Ik wil daarom in het kader van het Integraal Zorg Akkoord (IZA) afspraken maken met zorgaanbieders, professionals en zorgverzekeraars op dit punt, om te zorgen dat ook patiënten met een complexe(re) zorgvraag op goede en passende zorg kunnen blijven rekenen.
Hoe kijkt u aan tegen het omvormen van grote ggz-instellingen tot kleine ggz-instellingen, om het voor personeel aantrekkelijker te maken hier te gaan werken?
Ook binnen grotere organisaties kan goed werkgever- en werknemerschap zorgen voor een aantrekkelijke werkomgeving. Wat de beste schaalgrootte is om de gestelde doelen – waaronder het aantrekkelijker maken van de werkomgeving – te bereiken is een afweging die ggz-instellingen zelf kunnen maken.
Bent u bereid om de wachtlijsten in de ggz voor zorgverzekeraars beter inzichtelijk te maken?
Het verbeteren van transparantie op het gebied van de wachtlijsten is vanaf het begin één van de belangrijkste speerpunten van de wachttijdenaanpak geweest. Er zijn sinds 2020 dan ook grote stappen in gezet. Zo zijn aanbieders door de aanpassing van de Transparantieregeling2 verplicht om de gemiddelde wachttijden door te geven aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en hebben we sinds begin 2021 ook inzicht in het aantal wachtenden. In vervolg op deze stappen maakt de NZa problemen in de toegang tot- en wachttijden in de ggz verder inzichtelijk, bijvoorbeeld door onderzoek te doen naar het aantal dubbel- en voorkeurswachtenden.3
Ook wil ik in het IZA afspraken maken over de structurele vragen die in de ggz moeten worden aangepakt, toegankelijkheid en wachttijden zijn daarbij voor mij belangrijke thema’s. Uw Kamer zal hierover op een later moment nader worden geïnformeerd.
Hoe gaat u, aangezien in het artikel staat beschreven dat een zorginstelling niet de verplichting heeft om aan te schuiven bij een regiotafel hoogcomplexe ggz (waar gesproken wordt over hoe cliënten met een hoogcomplexe zorgvraag het best geholpen kunnen worden), de deelname van zorginstellingen aan de regiotafels bevorderen, zodat samen naar oplossingen gezocht kan worden?
De deelname aan een bovenregionale casuïstiektafel hoogcomplexe ggz is inderdaad geen harde verplichting voor ggz-aanbieders, hoewel partijen zich er – via koepelpartijen de Nederlandse ggz en MeerGGZ – wel aan gecommitteerd hebben. Ik spreek partijen dan ook op hun verantwoordelijkheid aan wanneer dat nodig is.
Ook kunnen zorgverzekeraars deelname aan de bovenregionale casuïstiektafels onderdeel maken van de contractuele afspraken die zij met ggz-aanbieders maken.
Bent u al in gesprek gegaan met de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) over het probleem dat mensen niet bij instelling A behandeld kunnen worden omdat ze te complex zijn en vervolgens ook moeten wachten bij instelling B? Zo ja, welke oplossing is daar uit voortgekomen?
Zie mijn antwoord op vraag 5 ten aanzien van het verbeteren van transparantie op het gebied van wachttijden in de ggz. Daarnaast zal ik het genoemde punt meenemen in de gesprekken die nu lopen in het kader van het IZA, waarbij zoals vermeld de toegankelijkheid van de ggz en de wachttijden belangrijke aandachtspunten zijn. Overigens zal een afspraak hierover breder zijn dan de NVvP; het zijn de aanbieders en verzekeraars die ik primair aanspreek waar het over de wachttijden in de ggz gaat.
Wanneer kunnen we de tijdens het commissiedebat GGZ / Maatschappelijke opvang / Suïcidepreventie door u toegezegde brief over de handhavingsmogelijkheden met betrekking tot de zorgplicht van de zorgverzekeraars verwachten?
Deze brief is op 22 juni 2022 naar de Tweede Kamer verzonden4.
Heeft het tijdens het commissiedebat GGZ / Maatschappelijke opvang / Suïcidepreventie door u toegezegde gesprek met Zorgverzekeraars Nederland en de NZa, om duidelijkheid te verschaffen over het inkopen van de zorgbehoefte, al plaatsgevonden en wat kwam daaruit?
Naar aanleiding van het commissiedebat van 11 mei jl. heb ik de signalen van verschillende Kamerleden over het niet verhogen van omzetplafonds bij bepaalde (kleinere) zorgaanbieders die zorg leveren waarvoor wachttijden bestaan gedeeld met Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en NZa. Het contact over deze signalen met ZN en de NZa is nog gaande. Dit omdat ik het van belang vind dat deze specifieke signalen zorgvuldig en in een bredere context worden bekeken.
De situatie in Ter Apel |
|
Jasper van Dijk |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Heeft u kennisgenomen van het tienpuntenplan zoals dat op 21 juni door het College van burgemeester en Wethouders van Westerwolde aan de Kamer is voorgelegd?1 Wat is daarop uw reactie?
Ja, ik heb met interesse kennisgenomen van het tienpuntenplan. Op 24 juni 2022 bracht ik een werkbezoek aan de gemeente Westerwolde, inclusief de locatie Ter Apel. In navolging van het tienpuntenplan heb ik uit de eerste hand mogen vernemen welke problemen inwoners, ondernemers, het betrokken personeel en nieuw binnenkomende asielzoekers ervaren. Ik kan niet vaak genoeg benadrukken dat dit een zeer onwenselijke situatie is die ik ten zeerste betreur. Tegelijkertijd is de problematiek dusdanig complex dat een structurele oplossing niet snel en eenvoudig voorhanden is. Het is dan ook niet uitgesloten dat de onwenselijke omstandigheden aanhouden. Dat de gemeente Westerwolde in het tienpuntenplan stelt «het geduld voorbij» te zijn, kan ik ten volle begrijpen.
Graag sta ik stil bij het belang van de locatie Ter Apel en de samenwerking met de gemeente Westerwolde. Ter Apel is uniek in zijn soort. Het is de plek waar asielzoekers het asielproces starten, maar het is ook de plek waar asielzoekers opvang krijgen en, bij wijze van sluitstuk, voorbereidingen treffen op hun vertrek uit Nederland.2 Het asieldomein wordt hier over de volle breedte zichtbaar, vandaar ook de aanwezigheid van een veelheid aan organisaties. Zij werken met grote inzet en toewijding aan de uitvoering van het asielbeleid. De intensieve ketensamenwerking en concentratie van expertise is een kracht, maar ook een risico. Door de grote onderlinge afhankelijkheden hebben knelpunten en problemen binnen de keten gevolgen voor de organisaties die daarvan deel uitmaken. Helaas geldt dit ook voor de wijdere omgeving en in dit geval de gemeente Westerwolde. Ik ben vastbesloten in mijn streven om, hoe complex ook, de situatie in Ter Apel te verbeteren.
Ik wil mijn waardering uitspreken voor de gemeente Westerwolde die, ondanks de huidige problematiek, bereid blijft om op constructieve wijze mee te denken over mogelijke maatregelen. Een gedetailleerde reactie op de verschillende maatregelen geef ik in het antwoord op vraag 3. In algemene zin onderschrijf ik de strekking van het tienpuntenplan, namelijk dat de opvang van personen die vluchten voor oorlog en geweld vereist dat gemeenten een evenredige bijdrage leveren. De enorme druk op Ter Apel is namelijk onhoudbaar en moet verminderen. Voor degenen die oneigenlijk gebruik (en zelfs misbruik) maken van het fundamentele recht om asiel aan te vragen, is geen plek in Nederland. Overlastgevend of gewelddadig gedrag is volstrekt onacceptabel, óók van asielzoekers.
Bent u het eens met de strekking van het plan snel een einde te maken aan de enorme druk op Ter Apel, de onveiligheid en het gebrek aan capaciteit?
Het is evident dat de locatie Ter Apel structureel ontlast moet worden. Om een einde te maken aan de enorme druk op Ter Apel, de onveiligheid en het gebrek aan capaciteit, moet de situatie in breder perspectief worden geplaatst. De gevolgen manifesteren zich weliswaar op lokaal niveau in Ter Apel, maar het onderliggende probleem heeft betrekking op de doorstroom in de asielketen. Als zodanig is het een probleem van nationale omvang en betekenis dat, vanwege de nijpende situatie in Ter Apel, met urgentie geadresseerd moet worden. Om die reden heeft het kabinet op 17 juni 2022 besloten om de structuur voor nationale crisisbesluitvorming te activeren.3
Ik kan u verzekeren dat alle inzet erop is gericht om snelle resultaten te boeken, in de eerste plaats om de acute tekorten in de asielopvang op te lossen en de nijpende situatie op de locatie Ter Apel te verhelpen. Tegelijkertijd is het streven om structurele verbetering te realiseren. Om die reden hanteert het kabinet een stapsgewijze aanpak bestaande uit plannen voor de korte, middellange en lange termijn om voldoende opvang- en huisvestingscapaciteit te creëren. Stip op de horizon is in ieder geval de realisatie van een stabiel en flexibel opvanglandschap. De gezamenlijke inzet en verantwoordelijkheid van alle betrokken partijen zal bepalen in hoeverre we hierin slagen.
Voor de precieze inhoud van de plannen verwijs ik naar de brief die uw Kamer op 24 juni 2022 heeft ontvangen.4 In de Kamerbrieven van 28 juli 2022 en 9 augustus 2022 wordt de actuele stand van zaken beschreven.5, 6 Tot slot wil ik benoemen dat de ontwikkelingen op het gebied van de crisisbesluitvorming elkaar razendsnel opvolgen. Dat heeft tot gevolg dat het beeld zeer snel verandert en het kabinet zich daar continu op moet aanpassen. Ik span mij, samen met mijn collega’s, in om uw Kamer tijdig en accuraat te informeren.
Kunt u per maatregel aangeven wat uw oordeel is?
Recent heb ik aanvullende maatregelen aangekondigd ter voorkoming en aanpak van overlast en criminaliteit door een in omvang beperkte groep asielzoekers. Een van de maatregelen betreft het opzetten van een nieuwe opvangmodaliteit, de zogeheten procesbeschikbaarheidslocatie (PBL). De PBL is bedoeld voor de opvang van asielzoekers met een kansarme asielaanvraag, te weten asielzoekers in spoor 1 (Dublinclaimanten) en spoor 2 (veilige landers). In de PBL zal een sober regime gelden. In het belang van het versneld afdoen van deze asielaanvragen wordt van betrokkenen vereist steeds beschikbaar te zijn op locatie. Van (semi)gesloten opvang is echter geen sprake, aangezien dit op juridische bezwaren stuit. De brief die ik op 29 juni 2022 aan uw Kamer heb gestuurd, bevat meer informatie over de PBL en andere maatregelen.7
Tevens wordt ingezet op versobering van de opvang(voorzieningen) van Dublinclaimanten op bestaande opvanglocaties. Dit houdt in ieder geval in dat betrokkenen bepaalde verstrekkingen, zoals artikelen voor persoonlijke hygiëne, in natura ontvangen. Ook andere mogelijkheden tot versobering worden bezien, dit met inachtneming van de uitvoeringsconsequenties. Een versoberd opvangregime is passend in het licht van de ambitie van een beperkte behandelduur van deze aanvragen en daarmee de beperkte verblijfsduur in de opvang.8
Verschillen fraudevormen zijn reeds strafbaar. Asielzoekers die fraude plegen of anderszins onheus gebruik maken van de asielprocedure, maken misbruik van de geboden gastvrijheid. Ik voeg hieraan toe dat ook bestuursrechtelijke sancties kunnen worden getroffen. Toepassing hiervan ligt meer in de rede, aangezien het vreemdelingenrecht een onderdeel is van het bestuursrecht. Bovendien moet het strafrecht worden beschouwd als ultimum remedium. Belangrijke bestuursrechtelijke sanctie om te noemen is de mogelijkheid om een reeds verleende verblijfsvergunning in te trekken. Om tot intrekking over te gaan moet evenwel aan de strenge voorwaarde worden voldaan dat er concreet bewijs is dat onjuiste gegevens zijn verstrekt in de procedure en dat die gegevens bovendien van doorslaggevend belang zijn geweest bij het toekennen van een vergunning.
De mogelijkheid om een «nieuwe» asielaanvraag te doen, is verankerd in Europese wet- en regelgeving. Hieraan ligt ten grondslag dat na afwijzing van een eerste asielaanvraag altijd sprake kan zijn van veranderde omstandigheden, zowel in het land van herkomst als in de situatie van de persoon zelf. Aangezien dit tot gevolg kan hebben dat terugkeer niet mogelijk is, dient het mogelijk te zijn om een nieuwe aanvraag in te dienen. Wel kan worden ingezet op een snelle afhandeling van dergelijke aanvragen. Snelle procedures kunnen immers de prikkel wegnemen om nieuwe kansloze aanvragen te doen. In een speciale «opvolgende aanvraagkamer» geeft de IND hier al uitvoering aan. Naast snelle procedures is een ontmoedigingsmaatregel op het terrein van rechtsbijstand ingevoerd. Daar geldt namelijk dat een lagere vergoeding wordt toegekend bij herhaalde asielaanvragen die worden afgewezen.
Overlastgevend of gewelddadig gedrag is volstrekt onacceptabel. Er bestaat al een breed pakket aan stevige maatregelen. Hierbij kan gedacht worden aan de persoonsgerichte aanpak van asielzoekers die de meeste overlast veroorzaken («Top-X-aanpak»), de maatwerkgerichte inzet van ketenmariniers en de financiering van lokale maatregelen om overlastgevende asielzoekers aan te pakken. Aanvullende maatregelen ter voorkoming en aanpak van overlast en criminaliteit zijn ook voorzien. Naast het opzetten van een PBL (zie onder 1) gaat het om nieuwe maatregelen om overlast op bestaande opvanglocaties tegen te gaan, inzet op vreemdelingenbewaring, toepassing van het middel van de ongewenstverklaring en aanpak van overlast in het openbaar vervoer.9 Veroordeling voor een (bijzonder) ernstig misdrijf kan onder bepaalde voorwaarden een grond zijn om geen verblijfsvergunning te verlenen.10
Ingevolge jurisprudentie van het EU-Hof van Justitie hebben Dublinclaimanten tot aan hun overdracht recht op opvang. Bij wijze van alternatief wordt ingezet op een snelle afhandeling van dergelijke aanvragen, gevolgd door overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat. Hiervoor is nodig dat de verantwoordelijke lidstaat de overdracht accepteert en dat de overdracht binnen de overdrachtstermijn plaatsvindt. Naast snelle procedures wordt ook gewerkt aan het opzetten van een PBL en het versoberen van de opvang(voorzieningen) op bestaande opvanglocaties (zie onder 1). Dit kan de komst en het verblijf in Nederland ontmoedigen en daardoor bijdragen aan een reductie van de benodigde opvangcapaciteit.
Het kabinet zet in op de realisatie van nieuwe aanmeldcentra, aanvullend op het reeds bestaande netwerk van gelijksoortige voorzieningen, zoals in Budel en Zevenaar. Uiteindelijke doel is de doorontwikkeling van de aanmeldcentra tot Gemeenschappelijke Vreemdelingen Locaties. Op 6 juli 2022 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat de zoektocht naar nieuwe aanmeldcentra heeft geleid tot een mogelijkheid op een kavel in Bant, op loopafstand van het bestaande azc in Luttelgeest.11 Met de ontwikkeling van een locatie aldaar ontstaat perspectief om de locatie Ter Apel structureel te ontlasten en de afhankelijkheid van die ene locatie te reduceren. Realisatie vindt bij voorkeur plaats met medewerking van de gemeente Noordoostpolder. Bij belangwekkende ontwikkelingen zal ik uw Kamer uiteraard informeren.
Op basis van de reprimande-regeling kunnen winkeldieven bij het eerste vergrijp een waarschuwing krijgen in plaats van strafvervolging. Het Openbaar Ministerie is bevoegd om te beslissen of de reprimande-regeling wordt toegepast en dit doet dit in samenspraak met politie. Omdat voor deze regeling landelijk gemaakte afspraken gelden, is het niet mogelijk de regeling specifiek voor Ter Apel af te schaffen. Het is aan de politie en het Openbaar Ministerie om prioriteiten te bepalen in de door hen opgepakte zaken. Tegen deze achtergrond heb ik de wens van de gemeente Westerwolde hieromtrent onder de aandacht gebracht bij de politie en het Openbaar Ministerie.
Recent zijn de uitkomsten van de verkenning naar een juridisch instrumentarium bekend gemaakt. Het kabinet concludeert dat het voor de realisatie van voldoende opvangcapaciteit nodig is om een wettelijke taak bij gemeenten te beleggen om opvangvoorzieningen beschikbaar te stellen. Daarnaast is het van belang dat deze wettelijke taak voor gemeenten zo wordt vormgegeven dat het toezicht bij onverhoopte taakverwaarlozing effectief te realiseren is. Daarmee wordt materieel een aanwijzingsbevoegdheid gecreëerd. Een nadere uitwerking van bovenstaande uitkomsten is nodig, gevolgd door de voorbereiding van een wetsvoorstel. In de brief die ik op 8 juli 2022 met uw Kamer heb gedeeld, staat een uitgebreide toelichting bij het juridisch instrumentarium.12
Asielzoekers moeten zich in ieder geval een keer melden bij het aanmeldcentrum in Ter Apel, namelijk na aankomst in Nederland. Binnen de huidige kaders kunnen bepaalde processtappen namelijk alleen daar worden doorlopen, zoals identificatie en registratie en medische checks. Vervolgens gaan asielzoekers doorgaans naar een (crisis)(nood)opvanglocatie elders. Dat asielzoekers zich op verschillende momenten moeten melden in Ter Apel is dus eerder uitzondering dan regel, met de kanttekening dat het in de huidige situatie wel vaker voorkomt. Ook hier geldt dat maatregelen worden gezocht en getroffen om de locatie Ter Apel te ontlasten. Zo geldt sinds begin 2022 dat het niet voor alle nareizigers verplicht is om zich in Ter Apel te melden. In plaats daarvan kunnen zij terecht in Zevenaar. Momenteel wordt onderzocht of de doelgroep kan worden uitgebreid.13
Net als in 2020 en 2021 kunnen gemeenten ook in 2022 een aanvraag indienen voor een zogeheten specifieke uitkering voor maatregelen tegen overlast en criminaliteit door asielzoekers. Hiervoor heb ik in 2022 een budget van 1,25 miljoen euro beschikbaar gesteld. Dit is een verhoging ten opzichte van de ter beschikking gestelde budgetten in 2020 en 2021 (beide jaren 1 miljoen). De uitkering geeft gemeenten de mogelijkheid tot (gedeeltelijke) financiering van lokale (kleinschalige) maatregelen die het beste bij hun problematiek passen. In het concrete geval van de gemeente Westerwolde betekent dit dat de extra financiële middelen kunnen worden aangewend voor de inzet van extra BOA.14 Ook het COA financiert enkele BOA’s die lokaal worden ingehuurd en ingezet. Ik hecht eraan om te benoemen dat, ondanks alle maatregelen die worden getroffen, overlast en criminaliteit nooit helemaal voorkomen kunnen worden.
Wat onderneemt u verder om de nijpende situatie in Ter Apel te verhelpen?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat het Rode Kruis zich heeft teruggetrokken uit Ter Apel omdat vluchtelingen al 12 uur geen eten en drinken kregen? Hoe gaat u dit voorkomen in de toekomst?
Allereerst wil ik mijn dank betuigen aan het Rode Kruis voor het plaatsen van 50 tenten op het parkeerterrein bij Ter Apel. Ook op andere manieren helpen zij om de noden van asielzoekers te verlichten. Van het Rode Kruis begreep ik dat zij op 16 juni 2022 inderdaad hebben besloten om de tenten te verwijderen. De reden zou gelegen zijn in de constatering dat de organisatie geen goede ondersteunende hulp kon bieden. Ik snap dat het Rode Kruis zich grote zorgen maakt over de situatie in Ter Apel, met name op die bewuste dag. Om die reden heeft het kabinet op 17 juni 2022 besloten om de structuur voor nationale crisisbesluitvorming te activeren. Ik herhaal dat alle inzet binnen de crisisstructuur erop is gericht om de acute tekorten in de asielopvang op te lossen en daardoor de nijpende situatie in Ter Apel te verhelpen. Voor het overige verwijs ik naar mijn antwoord op vragen 2 en 4.
De schrijnende situatie van een Iraniër die met de dood wordt bedreigd |
|
Jasper van Dijk |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Buurt in actie voor illegale Navid uit Iran»?1
Ik heb het artikel gelezen maar zoals u weet kan ik niet ingaan op individuele gevallen.
Wat zegt het volgens u dat buurtbewoners in actie komen om Navid een legale verblijfsstatus te geven?
De betrokkenheid van de buurtbewoners vind ik een mooi gebaar van solidariteit. Voor zover u met uw vraag doelt op de legitimiteit die dit al dan niet verleent aan de verblijfsaanvragen van betrokkene, ben ik in algemene zin van mening dat betrokkenheid van burgers niet per definitie hoeft te betekenen dat er een grondslag bestaat voor het verlenen van een verblijfsvergunning.
Hoe kunt u van een vluchteling verwachten dat die tijdens een reis van duizenden kilometers lang bewijs meeneemt van bedreiging van zichzelf en zijn familie?
Het startpunt voor de beoordeling van de asielaanvraag zijn de verklaringen van de vreemdeling. Tegelijk mag verwacht worden dat een vreemdeling zijn aanvraag en verklaringen zo goed als redelijkerwijs mogelijk met documenten weet te onderbouwen. Als (bepaalde) documenten ontbreken wordt nagegaan waarom de vreemdeling de betreffende documenten niet heeft. Als een relevant element niet voldoende is onderbouwd met objectieve bewijsstukken, zoals documenten, wordt aan de hand van de geloofwaardigheidsindicatoren de geloofwaardigheid van het asielrelaas beoordeeld. Ook daarin kunnen indicatieve documenten een rol spelen. Een asielaanvraag zal niet enkel worden afgewezen omdat iemand bepaalde documenten niet kon meenemen uit of verkrijgen in zijn land van herkomst, of omdat hij deze onderweg is verloren.
Hoe stelt u bekeerlingen in staat hun bekering te bewijzen om te voorkomen dat zij ten onrechte terug worden gestuurd en met de dreiging van de doodstraf worden geconfronteerd?
De geloofwaardigheidsbeoordeling vindt, zoals ook vermeld in antwoord 3, grotendeels plaats aan de hand van de verklaringen van de asielzoeker. De algemene geloofwaardigheidsindicatoren die in de werkinstructie met nummer 2014/10 benoemd worden, zijn ook van toepassing op bekeringszaken. Daarnaast heeft de IND een werkinstructie met nummer 2022/3 die specifiek ziet op de geloofwaardigheidsbeoordeling in bekerings- en afvalligheidszaken. Op basis van deze werkinstructie, toetst de IND of het aannemelijk is dat de door de vreemdeling gestelde bekering gebaseerd is op een diepgewortelde innerlijke overtuiging. Daarbij wordt gekeken naar de kennis van het nieuwe geloof, de activiteiten die in dit kader zijn verricht en de motieven voor, en het proces van, bekering. Een bekering kan aanvullend worden onderbouwd met bijvoorbeeld verklaringen van derden. Te denken valt aan een verklaring van kerkelijke personen of instanties.
In iedere bekeringszaak dient bovendien een bekeringscoördinator geraadpleegd te worden. Voor alle zaken – ook niet bekeringszaken – geldt dat indien de IND twijfelt over de beoordeling van de geloofwaardigheid er collegiaal overleg met een (senior) medewerker mogelijk is. Eventueel kan nader onderzoek in de vorm van een aanvullend gehoor opgestart worden. Ook kunnen deskundigen, bijvoorbeeld landenspecialisten, worden geraadpleegd.
Hoe acht u het mogelijk iemand terug te sturen wiens familie openlijk is bedreigd door het regime nadat een protestvideo van hem online is verschenen?
Als gezegd kan niet worden ingegaan op individuele gevallen. Op het moment dat een asielzoeker terug moet keren houdt dat in dat deze persoon geen recht op asielbescherming heeft in Nederland. Betrokkene heeft in dergelijke gevallen de volledige asielprocedure doorlopen, eventuele rechtsmiddelen uitgeput en daarbij is vastgesteld dat betrokkene geen individueel risico loopt op ernstige schade of vervolging bij terugkeer. Nederland heeft op dat moment aan al haar verplichtingen voldaan in het kader van het (internationaal) vreemdelingenrecht en er kan dus overgegaan worden tot terugkeer.
Bent u bereid het dossier van Navid te laten toetsen door de Immigratie- en Naturalisatiedienst als schrijnend geval? Zo nee, waarom niet?
Zoals u in uw vraag aangeeft is het aan de IND om te toetsen op schrijnendheid. Dit gebeurt ambtshalve bij de eerste asielaanvraag wanneer hiervoor aanleiding bestaat. Indien een vreemdeling meent dat er nieuwe feiten en omstandigheden zijn die zijn aanvraag kunnen ondersteunen staat het hem vrij om een herhaalde aanvraag in te dienen. Bij deze aanvraag vindt echter geen schrijnendheidstoets plaats. In dit proces is geen rol voor mij weggelegd en ik zal deze zaak daarom ook niet aan de IND voorleggen.
Het WEF |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
|
|
|
Het World Economic Forum (WEF) stuurt, zo is inmiddels bekend dankzij de correspondentie die het afgelopen half jaar door de regering is vrijgegeven, regelmatig brieven en uitnodigingen naar leden van het kabinet, brieven die echter zelden (lijken te) worden beantwoord door het kabinet. Is dit correct?
Uitnodigingen van het WEF zijn niet rechtstreeks beantwoord aan de organisatie van het WEF. Dit verliep via de Permanente Vertegenwoordiging (PV) van Nederland te Genève. De PV Genève vormt de tussenschakel voor de ministeries en het WEF, en verzorgt de ondersteuning bij het coördineren van het bezoek van de Nederlandse bewindspersonen aan het WEF.
Of heeft de Kamer (nog) niet alle antwoorden die vanuit het kabinet naar het WEF zijn gestuurd ontvangen? Indien dit het geval is, kan de Kamer ook de antwoorden van het kabinet aan het WEF alsnog ontvangen?
Het verzoek dat destijds is gedaan, is geïnterpreteerd als direct contact tussen Den Haag en het WEF, niet het contact met de PV. De communicatie met en van de PV is wel opvraagbaar (zie het antwoord op vraag 3).
Tot slot, in de brief van 9 februari 20221 wordt Minister Kaag uitgenodigd door het WEF voor de jaarlijkse WEF bijeenkomst van 22 tot en met 26 mei in Davos. Heeft de Minister deze uitnodiging beantwoord? Indien dit niet het geval is, hoe kon het WEF in dat geval weten dat Minister Kaag naar deze bijeenkomst zou komen? Indien dit wel het geval is, kan de Kamer het antwoord van het kabinet op deze brief en uitnodiging van het WEF (alsnog) ontvangen?
Zoals hierboven beschreven, is dit via de PV Genève gecommuniceerd aan het WEF. In de bijlage treft u de bevestigingsmail van het Ministerie van financiën aan de PV Genève. De PV heeft dit mondeling medegedeeld aan het WEF.
Bent u bekend met het artikel «Arbeidsmigranten profiteren van leefgeld voor Oekraïense vluchtelingen: «Mogelijk misbruik»»1
Ja.
Deelt u de opvatting dat de leefgeldregeling bedoeld is om ontheemde Oekraïners te ondersteunen die als gevolg van de verschrikkelijke oorlog in hun thuisland hebben moeten vluchten? En deelt u de opvatting dat het onwenselijk is indien leefgeld terecht komt bij mensen die niet ontheemd zijn, omdat dit ten koste gaat van de steun aan de gevluchte Oekraïners die dit nu juist hard nodig hebben?
Ik deel de mening dat de voorzieningen in de Regeling opvang ontheemden Oekraïne (ROOO), waaronder het leefgeld, bedoeld zijn om ontheemden uit Oekraïne te ondersteunen die als gevolg van de verschrikkelijke oorlog in hun thuisland hebben moeten vluchten. De regeling is bewust ruimer opgezet omdat arbeidsmigranten die terug zouden willen keren naar Oekraïne maar die mogelijkheid niet meer hebben ook ontheemd zijn. Daarom kunnen ook deze mensen gebruik maken van de regeling.
Hebt u cijfers over de hoeveelheid aanvragen voor leefgeld ingediend door Oekraïense arbeidsmigranten die al voor de Russische inval in Oekraïne in Nederland woonachtig waren? In hoeveel gevallen werden deze aanvragen goedgekeurd? In welke gemeenten zijn deze signalen bij u bekend?
Er zijn geen cijfers beschikbaar van het aantal arbeidsmigranten die al in Nederland verbleven en onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB) vallen. Ontheemden die inkomsten hebben uit arbeid en voor wie onderdak elders is voorzien kunnen materieel geen aanspraak maken op de voorzieningen.
Klopt het dat gemeenten op basis van de huidige regelgeving in een dergelijk geval een aanvraag voor leefgeld niet zomaar kunnen weigeren? Hoe beoordeelt u dit?
Wanneer iemand onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB) valt, dan kan een gemeente de aanvraag niet weigeren. De burgemeesters kunnen op basis van art. 7 lid sub b en art. 13 ROOO de verstrekkingen intrekken indien blijkt dat de ontheemde inkomsten uit arbeid heeft of opvang (of onderdak) elders is voorzien. Ontheemden die inkomsten hebben uit arbeid en voor wie onderdak elders is voorzien kunnen materieel geen aanspraak maken op de voorzieningen.
Klopt het dat gemeenten op dit moment geen manier hebben om te verifiëren of een aanvrager voldoet aan alle voorwaarden2 die gesteld zijn voor het (blijven) ontvangen van leefgeld? Hoe beoordeelt u het verzoek van de gemeenten om hier wel zicht op te kunnen krijgen?
Op dit moment moet een ontheemde die gaat werken dit zelf aangeven bij de gemeente om het leefgeld te beëindigen. Momenteel wordt de Regeling opvang ontheemden Oekraïne geactualiseerd. Hierin wordt ook bezien of gemeenten inzage kunnen krijgen in de gegevens van het UWV om zo te weten of een ontheemde werkt. Zo hoeft een ontheemde niet meer zelf aan te geven dat hij/zij is gaan werken.
Hebt u cijfers over de hoeveelheid aanvragen voor leefgeld door Oekraïense burgers die na het doen van de aanvraag naar het buitenland vertrokken zijn? Op welke wijze wordt hierop gecontroleerd door gemeenten? Zijn zij naar uw inschatting voldoende in staat om te kunnen beoordelen of hiervan sprake is en om aanvragen voor leefgeld te weigeren indien dit het geval is?
Een ontheemde is verplicht zich uit te schrijven uit de BRP wanneer hij/zij vertrekt uit Nederland. Gemeenten registreren deze uitschrijvingen en zorgen er vervolgens voor dat het leefgeld gestopt wordt. Inmiddels hebben bijna 8.000 ontheemde Oekraïners, en 230 derdelanders zich uitgeschreven uit de BRP.
Hebt u zicht op de mate waarin Oekraïense arbeidsmigranten door werkgevers, uitzenders of huisvesters onder druk worden gezet om leefgeld aan te vragen? Zo nee, bent u bereid om dit te onderzoeken? Welke stappen gaat u ondernemen om deze malafide en zeer verwerpelijke praktijk aan te pakken dan wel te voorkomen?
Op dit moment heb ik geen zicht op de mate waarin Oekraïners die reeds in Nederland verbleven om arbeid te verrichten voor de inval van Rusland in Oekraïne door werkgevers, uitzenders of huisvesters onder druk worden gezet om leefgeld aan te vragen. Met u ben ik van mening dat dit een onwenselijke praktijk zou zijn. Zoals hierboven aangegeven moet een ontheemde die gaat werken of reeds werkt dit doorgeven aan de gemeente. Het recht op leefgeld vervalt op het moment dat iemand arbeid verricht. Ik zal bekijken hoe we dit kunnen onderzoeken en welke maatregelen we, indien dit nodig blijkt, kunnen nemen.
Welke andere stappen gaat u nemen om tegemoet te komen aan de verzoeken van gemeenten om meer zicht en controle te kunnen hebben op de juiste besteding van leefgeld, om te voorkomen dat Oekraïense ontheemden het slachtoffer worden van oneigenlijk gebruik van de leefgeldregeling? Bent u bereid om hierover met spoed het gesprek aan te gaan in het kabinet? Zo nee, waarom niet?
Er wordt gewerkt aan een aanpassing van de ROOO, waarbij onderzocht wordt of inzage in gegevens van het UWV kan worden gerealiseerd door een wettelijke verankering op te nemen in de wet SUWI. Met deze inzage kunnen gemeenten zien of ontheemden werken en gelijktijdig leefgeld ontvangen. Hiermee krijgen gemeenten meer zicht en controle op de juiste besteding van leefgeld.
Bent u bereid deze vragen één voor één te beantwoorden?
Ja.
De moordpartij op honderden Amhaarse burgers in Ethiopië |
|
Don Ceder (CU) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van de moordpartij op honderden Amharen die heeft plaatsgevonden in de Ethiopische provincie Wollega, waarschijnlijk begaan door het Oromo Liberation Front (OLF)?1 Veroordeelt u deze terreurdaad? Bent u bereid binnen de Europese Raad de andere lidstaten op te roepen om deze daad als EU te veroordelen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben bekend met het verschrikkelijke nieuws dat zeker tweehonderd en mogelijk meer Ethiopiërs, voor het merendeel van de Amhaarse etniciteit, zijn omgekomen bij aanvallen in de Ethiopische regio Oromia op 18 juni jl. De Ethiopische regering heeft de Oromo Liberation Army (OLA), door de Ethiopische regering aangeduid als «OLF Shene», beschuldigd als verantwoordelijke voor deze gewelddaad. Ik ben tevens ermee bekend dat OLA verantwoordelijkheid voor deze daad afwijst.
Ik veroordeel deze gewelddaad ten zeerste, en sluit mij aan bij de oproep van de Ethiopische Mensenrechtencommissie (EHRC) aan de Ethiopische regering om al het mogelijke te doen om nieuwe aanvallen op burgers of uitbarstingen van geweld te voorkomen en om een duurzame oplossing te vinden voor de spanningen in deze regio. Deze gewelddadigheden zijn helaas onderdeel van een bredere cyclus van geweld in Oromia en in de aangrenzende regio’s Amhara, Benishangul-Gumuz, en Gambella.
De Hoge Vertegenwoordiger (HV) van de EU heeft een dringende oproep gedaan tot de-escalatie en bescherming van de burgerbevolking.
Klopt het dat het OLF samenwerkt met het Tigray People’s Liberation Front (TPLF), die nog steeds een gewapende strijd voert tegen de regering?2
OLF is een erkende politieke partij in Ethiopië. Voor zover bekend is geen sprake van samenwerking met TPLF. OLA, of OLF Shene, is een gewapende groepering die een formele alliantie heeft afgekondigd met de TPLF, die een gewapende strijd voert tegen de regering.
Wat is de bedoeling geweest van het EU-bezoek aan de leiders van de gewapende opstandelingen in Tigray?3 Is er bij deze ontmoeting druk op het TPLF uitgeoefend om de wapens neer te leggen, zoals de EU herhaaldelijk heeft gedaan bij de Ethiopische regering en waarvoor ook de hulprelatie tussen de EU-landen en Ethiopië bevroren is?
Het doel van het bezoek aan de Tigrese hoofdstad Mekelle door EU-Commissaris Lenarcic (crisisbeheer) en het hoofd van de EU Delegatie in Ethiopië, Kobia, was om de humanitaire situatie in de regio te observeren en de situatie te bespreken met de leiders van TPLF.
Beide partijen (de Ethiopische regering en TPLF) hebben zich inmiddels gecommitteerd aan onderhandelingen om de huidige oorlog tot een vreedzaam einde te brengen. Commissaris Lenarcic heeft TPLF opgeroepen zich in te spannen voor een duurzame en vreedzame oplossing van het gewapende conflict.
Bent u het ermee eens dat de druk die de VS, de EU en Nederland uitoefenen op de Ethiopische regering om vredesbesprekingen te houden, alleen tot vrede kan leiden als het TPLF en het OLF hun pogingen tot geweld staken?
Ik ben van mening dat de Ethiopische regering, TPLF en alle andere gewapende groepen, af moeten zien van geweld als onderdeel van besprekingen die moeten leiden tot een duurzaam vredesakkoord.
Op welke manier denkt u dat de EU en Nederland eraan kunnen bijdragen dat de huidige situatie in Ethiopië niet verder escaleert in etnisch geweld en gewapende opstanden?
Nederland heeft sinds de uitbraak van het conflict ingezet op zowel een onderhandelingsproces tussen de federale overheid en de TPLF, als een nationale dialoog. Het onderhandelingsproces moet leiden tot een permanent staakt-het-vuren in Noord-Ethiopië. Ook moet het proces een aantal heikele politieke kwesties behandelen die specifiek de situatie in het noorden aangaan, zoals de status van het betwiste westelijke deel van Tigray. Nederland en de EU hebben herhaaldelijk steun betuigd aan de pogingen van de Speciale Vertegenwoordiger van de Afrikaanse Unie, voormalig Nigeriaans president Obasanjo, om onderhandelingen tussen de regering en TPLF te starten.
De Ethiopische regering heeft tevens een nationale dialoog aangekondigd, maar prominente oppositiegroepen hebben zich uitgesproken tegen de huidige opzet van de dialoog, die zij als partijdig ervaren. Nederland en de EU kunnen een ondersteunende rol spelen bij een geloofwaardige en inclusieve dialoog. Het primaat dient echter bij Ethiopiërs zelf te liggen.
Daarnaast zet Nederland via ontwikkelingssamenwerking al jaren in op een multidimensionale benadering van de problematiek in Ethiopië. Hiermee draagt Nederland bij aan het creëren van werkgelegenheid voor jongeren, respect voor rechten van vrouwen en meisjes, de opbouw van de rechtsstaat, en programma’s op het gebied van voedselzekerheid en gezondheidszorg. Deze vormen van samenwerking versterken de weerbaarheid van kwetsbare groepen in de samenleving en verminderen de kans dat gebrek aan perspectief uitmondt in het gebruik van geweld.
De grote belangstelling voor de regeling ‘impulsaanpak winkelgebieden’ |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Fonds aanpak noodlijdende winkelgebieden fors overtekend: 16 miljoen meer dan beschikbaar is»?1
Ja.
Bent u van mening dat, met het oog op de snelle veranderingen in de winkelstraat, de urgentie hoog is om winkelgebieden klaar te maken voor de toekomst?
Ja.
Bent u voornemens om, conform de toezegging van de voormalig Staatssecretaris van Economische Zaken, met de Tweede Kamer te kijken hoe geld uit de impulsregeling naar voren kan worden gehaald als er ruim meer goede aanvragen zijn ingediend dan er budget beschikbaar is?2
Wanneer veel meer goede projectaanvragen zijn ingediend dan kunnen worden gehonoreerd met het beschikbare budget voor deze openstellingsronde, dan zal ik dat zeker overwegen. Dat is nu echter nog niet aan de orde.
Bent u bereid om het geld uit de impulsaanpak dat gereserveerd staat voor de vierde en laatste tranche (2024) naar voren te halen en te verdelen over de tweede (2022) en de derde tranche (2023)?
Daarvoor zie ik op dit moment geen aanleiding. Er zijn in de eerste openstellingsronde 16 projecten ingediend die gezamenlijk 38 miljoen euro subsidie vragen. Er is voor deze ronde 22 miljoen euro beschikbaar.
Momenteel wordt de businesscase van de projectaanvragen beoordeeld op validiteit. Wanneer de projectaanvragen in financieel-technische zin akkoord zijn, dan worden de aanvragen inhoudelijk beoordeeld door de Adviescommissie Impulsaanpak Winkelgebieden. De commissie stelt een ranking op, waarbij de beste projecten het hoogst zullen eindigen. Deze projecten komen het eerst in aanmerking voor subsidie, tot het beschikbare budget is uitgeput. In de maand augustus zullen de beschikkingen worden afgegeven. Dan wordt ook duidelijk welke projectaanvragen niet voor subsidie in aanmerking komen. Het valt te verwachten dat nog enkele projectaanvragen worden afgewezen. Gemeenten worden in de gelegenheid gesteld om hun aanvragen, zonodig na een verbeterslag, opnieuw in te dienen voor een volgende openstellingsronde.
Hoe gaat u de projecten die onder deze regeling uitgevoerd gaan worden, gebruiken om andere gemeenten en private partijen te inspireren ook te investeren in transformatie en revitalisering van winkelgebieden?
Nieuwe kennis en inzichten worden actief opgehaald en gedeeld om gemeenten en andere geïnteresseerde partijen te activeren. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een breed scala aan communicatiemiddelen als websites, nieuwsbrieven, informatiebijeenkomsten en publicaties. We laten betrokkenen aan het woord, zodat hun persoonlijke ervaring en motivatie gaat leven. Hierbij werken we nauw samen met allerlei partijen, waaronder de partijen achter de Retailagenda, die dicht bij de verschillende relevante doelgroepen staan. Voorbeelden zijn de brancheorganisaties in retail en vastgoed en organisaties van gemeenten als VNG en G40, maar ook bijvoorbeeld Platform 31 en De Nieuwe Winkelstraat.
Hoe wilt u, naast de uitvoering van de regeling «impulsaanpak winkelgebieden», die door het vorige kabinet in het leven is geroepen, invulling geven aan het door dit kabinet in het regeerakkoord geformuleerde ambitie om leegstand tegen te gaan en samenwerking tussen retail, cultuur en horeca te stimuleren?
Om leegstand verder tegen te gaan werkt mijn ministerie nauw samen met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de gemeenten, onder andere op het terrein van transformatie. Bijvoorbeeld bij de uitwerking van het Nationaal Transformatieplan en de Verkenning Binnensteden van de G6-gemeenten. Binnen de Retailagenda wordt samengewerkt met alle partijen die actief betrokken zijn bij de transitie van de retail en de vitale binnensteden. Daarbij wordt uitdrukkelijk ingezet op het nog beter aansluiten van cultuur en horeca.
Het Kremlin aan de Zuidas |
|
Michiel van Nispen , Jasper van Dijk |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Advocatenkantoor Houthoff verdiende miljoenen met werk voor gesanctioneerde Russische staatsbanken»?1
Zoals ook eerder al in antwoord op Kamervragen is aangegeven nemen advocaten een bijzondere positie in onze rechtsstaat in. De samenleving moet er op kunnen vertrouwen dat advocaten deze bijzondere positie waarmaken door de op hen van toepassing zijnde regelgeving na te leven.2 Het artikel van Follow The Money draait om de vraag of het uitbrengen van aandelen door Houthoff aangemerkt kan worden als «bijstand bij het uitbrengen van overdraagbare effecten» en of er dus sprake is van overtreding van de toen geldende sanctieregelgeving. Na onderzoek heeft de toezichthouder in kwestie, de Amsterdamse deken, vastgesteld dat Houthoff in de beschreven casus niet in strijd met de sanctieregeling heeft gehandeld.
Kunt u bevestigen dat Sberbank inderdaad in 2014 op de sanctielijst is gezet, dat Sberbank in de jaren erna is bijgestaan door het Kremlin aan de Zuidas en dat advocatenkantoor Houthoff dus inderdaad op tijd cliëntenonderzoek had moeten doen?
Sberbank was als entiteit niet gelist in 2014 waardoor de tegoeden van Sberbank niet waren bevroren en er geen algemeen verbod gold om zaken te doen met Sberbank. Wel golden er bepaalde beperkingen voor het verstrekken van specifieke (financiële) dienstverlening aan Sberbank. Specifiek gaat het om een verbod op de directe of indirecte aankoop, verkoop, tussenhandel of bijstand bij de uitgifte van, of andere vormen van handel in, overdraagbare effecten en geldmarktinstrumenten met een looptijd van meer dan 90 dagen die zijn uit gegeven tussen 1 augustus 2014 en 12 september 2014, of met een looptijd van meer dan 30 dagen, die zijn uitgegeven na 12 september 2014.
Gelet op de bijzonder positie van de advocatuur in onze samenleving vindt het toezicht op advocaten onafhankelijk van de Staat plaats. Daarbij hoort ook dat ik in beginsel terughoudend ben bij het reageren op individuele casus, zo ook deze.
In zijn algemeenheid geldt dat, zoals ook in antwoord op eerdere Kamervragen is aangeven4, als er sprake is van een advocaat-cliënt relatie, advocaten op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme weten (Wwft) en ook op grond van de Verordening op de advocatuur (Voda) moeten weten wie hun cliënten zijn en cliëntenonderzoek moeten doen. Dit onderzoek moet in beginsel plaatsvinden voordat wordt gestart met de zakelijke relatie (artikel 4 lid 1 Wwft). Indien het noodzakelijk is om de dienstverlening niet te verstoren en indien er weinig risico op witwassen of financieren van terrorisme bestaat, mag met de zakelijke relatie worden gestart voordat het cliëntenonderzoek volledig is afgerond. De identiteit van de cliënt moet dan alsnog zo spoedig mogelijk na het eerste contact met de cliënt worden geverifieerd (artikel 4 lid 3 Wwft). Gelet op het geldende sanctieregime zullen advocaten bij hun dienstverlening tevens steeds na moeten gaan wat wel of niet is toegestaan, en of een ontheffing vereist is.
Uit het bericht op de website van de Amsterdamse orde van advocaten maak ik op dat de Amsterdamse deken kort gezegd onderzoek heeft gedaan naar de vraag of er bij de dienstverlening door Houthoff aan de herstructurering van een Kroatisch detailhandelsconcern mogelijk sprake was van schending van de toen geldende sancties. De Amsterdamse deken heeft, volgens het bericht, na onderzoek geconcludeerd dat daar geen sprake van is en dat de bij de herstructurering betrokken kantoren voorafgaand aan die herstructurering zorgvuldig en adequaat onderzoek hebben gedaan naar de toelaatbaarheid van die transactie.
Klopt het dat de Deken van de Amsterdamse orde van advocaten niet heeft onderzocht of er wel een adequaat cliëntenonderzoek heeft plaatsgevonden bij Houthoff naar de Sberbank in het kader van de aanwezigheid van Sberbank op de sanctielijst?2
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid er voor te zorgen dat het bewijs dat FTM in handen heeft ook bij de toezichthouder op de Amsterdamse advocaten terecht komt? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het is niet mijn rol om te zorgen dat eventueel bewijsmateriaal bij een toezichthouder terecht komt. Het staat de journalist en de Amsterdamse deken uiteraard vrij om met elkaar in contact te treden om te bezien of en zo ja op welke wijze eventueel bewijsmateriaal beschikbaar kan worden gesteld aan de toezichthouder.
Is het mogelijk om het desbetreffende advocatenkantoor alsnog strafrechtelijk te vervolgen voor eventuele overtreding van de sancties op basis van de Wet economische delicten, Wet ter voorkoming van witwassen of financieren van terrorisme of een andere wet? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Zowel overtredingen van verplichtingen bij of krachtens de Sanctiewet 1977 als de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme worden gezien als een economisch delict en kunnen binnen het strafrecht bestraft worden. In algemene zin geldt dat als er concrete signalen zijn dat de sanctiewetgeving wordt overtreden, het OM – zoals bij alle signalen die wijzen op mogelijke strafbare feiten – onderzoekt of er aanknopingspunten zijn om een strafrechtelijk onderzoek te starten.
Kunnen de miljoenen die Houthoff heeft opgestreken worden geconfisqueerd op basis van de sancties indien eventuele vervolging tot een veroordeling leidt?
Ik ga niet in op hypothetische juridische situaties. In de Aanwijzing Afpakken van het Openbaar Ministerie6 worden de verschillende strafrechtelijke afpakmogelijkheden beschreven.
Wat is de stand van zaken van de wettelijke regeling die in antwoord op eerdere schriftelijke Kamervragen werd aangekondigd4 en later ook door sanctiecoördinator de heer Blok werd aanbevolen?5
Met betrekking tot het toezicht op de naleving van de Sanctieregelgeving door advocaten werk ik samen met de Minister van Buitenlandse Zaken aan een noodzakelijke wettelijke regeling. Hierbij worden de rechtstatelijke uitgangspunten zoals de wettelijke geheimhoudingsplicht en het onafhankelijk toezicht in acht genomen. Zoals eerder door de Minister van Buitenlandse Zaken aan uw Kamer is gemeld streeft het kabinet ernaar uw Kamer voor de begrotingsbehandelingen een hoofdlijnenbrief te sturen over dit onderwerp.9
Voor de volledigheid meld ik dat ik uw Kamer op 13 juni jl. heb geïnformeerd over de versterking van het toezicht op de advocatuur.10 Die versterking houdt onder meer in dat er een landelijk toezichthouder op de advocatuur komt die verantwoordelijk wordt voor het toezicht op onder meer de naleving door advocaten van het bepaalde bij of krachtens de Advocatenwet, de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (Wwft) en de Sanctieregelgeving.
In het rapport-Blok6 staat: «Om de meldplicht [van o.a. de advocatuur] te creëren en deze te versterken ten opzichte van de geheimhoudingsplicht zou deze verordening aangepast moeten worden. Er ligt inmiddels een verzoek van Nederland bij de Europese Commissie om dit voor te stellen. Mocht aanpassing van deze verordening weinig kansrijk lijken of lang gaan duren, dan beveel ik aan te onderzoeken of door aanpassing van wet- en regelgeving de meldplicht kan worden gecreëerd». Wat is hiervan de stand van zaken, mede gegeven het feit dat het kabinet aangaf alle aanbevelingen van dit rapport te omarmen?
Dit is momenteel onderdeel van gesprek in EU-kader. Het Europese traject om dit door te voeren heeft echter tijd nodig, gezien noodzaak van besluitvorming met 27 lidstaten. Zoals ook bij het antwoord op vraag 7 gemeld bereidt het kabinet tegelijkertijd een hoofdlijnenbrief voor ten behoeve van de herziening van nationale sanctiewet- en regelgeving. Het kabinet streeft ernaar deze brief voor de begrotingsbehandelingen aan uw Kamer te verzenden.
Het strafrechtelijk onderzoek van de FIOD naar medische specialisten |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Aukje de Vries (staatssecretaris financiën) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Kuipers |
|
|
|
|
Bent u bekend met het strafrechtelijk onderzoek van de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) naar medisch specialisten vanwege het vermoeden dat zij jarenlang betalingen hebben ontvangen van een leverancier van medische hulpmiddelen in ruil voor voorkeursbeleid voor hun producten?1
Ik ben bekend met de berichten hierover in de media. Omdat het OM geen informatie verstrekt over (lopende) strafrechtelijke onderzoeken, heb ik hier geen nadere informatie over.
Hoeveel medische specialisten worden verdacht van het aannemen van steekpenningen van de hulpmiddelenindustrie?
Uw vraag kan ik niet beantwoorden, omdat dit onderdeel is van een strafrechtelijk onderzoek.
Hoeveel geld hebben deze specialisten vermoedelijk verdiend met deze steekpenningen?
Zie antwoord op vraag 1.
Wat vindt u ervan dat dit soort constructies lang kunnen bestaan waardoor gemeenschapsgeld, bestemd voor goede zorg, wordt ingezet voor corrupte doeleinden van de industrie?
Ik kan geen uitspraken doen in relatie tot deze zaak. In het algemeen vind ik fraude en niet-integer handelen in de zorg verwerpelijk. Ik verwacht van zorgorganisaties, zorgprofessionals en andere betrokken partijen dat zij zorgvuldig en integer handelen. Hoewel de grote meerderheid van de zorgprofessionals zich dagelijks met hart en ziel inzet voor de zorg aan patiënten, is er helaas ook een kleine groep die soms de randen opzoekt en er zelfs overheen gaat. Wij maken ons samen met zorgaanbieders, patiënt- en cliëntorganisaties, zorgverzekeraars en handhavers hard tegen iedereen die ons zorgstelsel probeert te ondermijnen. Deze kwestie laat weer zien hoe belangrijk het is dat dit hoog op de agenda staat en prioriteit heeft. Het is goed dat het OM en de FIOD dit uitermate serieus nemen. Ik wacht de uitkomsten van het onderzoek met interesse af.
Wat bent u van plan te doen om dit soort praktijken in de toekomst te voorkomen?
Ik kan zoals aangegeven geen uitspraken doen in relatie tot deze zaak. Bij brief van 29 juni 20222 heeft de Minister voor Langdurige Zorg en Sport u geïnformeerd over onze brede ambitie op te treden tegen fraude in de zorgsector en daarmee de aanpak van niet-integere zorgaanbieders.
In de brief is onder andere ingegaan op het wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorgaanbieders (Wibz). In dit wetsvoorstel worden onder meer wettelijke normen opgenomen over de omgang met tegenstrijdige belangen binnen zorgorganisaties. Het toezicht van de NZa zal met het wetsvoorstel worden verruimd, zodat eerder kan worden opgetreden als er sprake is van niet integer gedrag bij bijvoorbeeld de omgang met tegenstrijdige belangen binnen zorgorganisaties.
Daarnaast zijn vanaf verslagjaar 2022 medisch specialistisch bedrijven (msb’s) en maatschappen ook jaarverantwoordingsplichtig. Daardoor krijgen toezichthouders en inkopers beter zicht op de financiële stromen binnen msb’s en maatschappen.
Kunt u aangeven of en hoe het Initiatiefwetsvoorstel Wet transparantieregister zorg van het lid Kuiken, dat de financiële relaties tussen de farmaceutische- en hulpmiddelenindustrie en bijvoorbeeld medische specialisten moet openbaren, kan bijdragen om misbruik te voorkomen?2
Het initiatiefwetsvoorstel Transparantieregister Zorg van het lid Kuiken ligt momenteel ter voorbereiding in uw Kamer. Ik kan hier niet vooruitlopend op het oordeel van uw Kamer verder inhoudelijk op in gaan. Ik wacht daarvoor eerst de verdere behandeling van dit initiatiefwetsvoorstel af.
Kunt u aangeven welke rol de internationale constructies om het geld weg te sluizen hebben gespeeld bij het ontvangen van steekpenningen?
Zie antwoord op vraag 1.
Neemt u afdoende maatregelen om bovengenoemde constructies in de toekomst onmogelijk te maken? Zo nee, waarom niet?
Voor de maatregelen tegen fraude in de zorgsector en daarmee de aanpak van niet-integere zorgaanbieders, verwijs ik naar het antwoord op vraag 5. Tevens wijs ik op het fenomeenonderzoek complexe juridische structuren van zorgaanbieders, dat door de NZa is uitgevoerd,4 en het integraal barrièremodel waartoe dat onderzoek geleid heeft. Het barrièremodel, ontwikkeld door het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV), maakt inzichtelijk welke partijen drempels kunnen opwerpen om het risico op het weglekken van zorggelden te reduceren.
Het bericht 'Onrust in azc Katwijk na mishandeling Adam (5)' |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Onrust in azc Katwijk na mishandeling Adam (5)»?1
Ja.
Bent u bekend hoe deze mishandeling heeft kunnen plaatsvinden? Zo ja, hoe is dit gebeurd? Bent u bereid het politieonderzoek openbaar te maken wanneer deze afgerond is? Zo nee, waarom niet?
Laat ik vooropstellen dat ik zeer geschrokken ben door deze gebeurtenis. In de gezinslocatie in Katwijk en binnen het COA hebben de gebeurtenissen diepe indruk gemaakt op de bewoners en de medewerkers. Het COA staat betrokkenen die dat wensen bij met professionele zorg en aandacht. Ik hoop dat het jonge slachtoffer spoedig zal herstellen.
De politie is onder gezag van het OM een onderzoek gestart. In het belang van een zorgvuldige procesgang kan ik geen mededelingen doen over wat er is gebeurd, mede omdat het onderzoek nog niet is afgerond.
Bent u bereid een onderzoek te verrichten naar de handelwijze en het beleid van het asielzoekerscentrum (azc) in Katwijk aangaande deze gebeurtenis?
Zoals hierboven aangegeven, loopt op dit moment een strafrechtelijk onderzoek. In het belang van een goede procesorde kan ik geen mededelingen doen over de zaak.
Klopt het dat azc Katwijk nooit een aanvraag heeft ingediend voor het verblijf van de moeder van Adam, terwijl zij dit al in 2020 hadden moeten doen?
Het is niet aan azc’s om verblijfsaanvragen in te dienen.
Klopt het dat de politie geen onderzoek wil(de) uitvoeren naar de mishandeling van Adam? Zo nee, waarom niet?
Het strafrechtelijk onderzoek van de politie loopt.
Klopt het dat de politie zonder onderzoek te doen heeft verklaard dat Adam is mishandeld door een minderjarige? Zo nee, waarom niet?
Dat is mij onbekend.
Klopt het dat geen slachtofferhulp is aangeboden aan de moeder van Adam na de mishandeling van haar zoon? Zo nee, waarom niet?
Het COA staat betrokkenen die dat wensen bij met professionele zorg en aandacht.
Worden gevallen van mishandeling bij azc’s geregistreerd? Zo ja, hoe vaak komt het voor?
Bij brief van 22 juni jl.heb ik uw Kamer het WODC-rapport «Incidenten en misdrijven door COA-bewoners 2017–2021» aangeboden.2 In dit rapport is onder meer een overzicht opgenomen van door het COA geregistreerde incidenten op COA-locaties in de afgelopen vijf jaar. Daarnaast geeft het rapport een overzicht van de misdrijven waarvan bewoners tijdens hun verblijf op COA-locaties verdacht werden.
De geregistreerde incidenten op COA-locaties zijn in dit rapport uitgesplitst naar vijf type incidenten: verbale suïcidedreiging, agressie en geweld tegen personen fysiek, agressie en geweld tegen personen non-verbaal, agressie en geweld tegen personen verbaal en zelfdestructieve acties. Het gaat hierbij om door het COA geregistreerde incidenten die op COA-locaties hebben plaatsgevonden. In totaal registreerde COA in 2021 5.920 incidenten waarbij sprake was van verbale suïcidedreiging, zelfdestructieve acties of fysieke, verbale en non-verbale agressie en geweld.
Naast incidenten op de COA-locatie kunnen bewoners ook misdrijven plegen op of buiten de opvanglocatie. Deze geregistreerde criminaliteit bestaat uit alle misdrijven die door de politie worden vastgelegd (in een zogenoemd proces-verbaal).
In 2021 zijn door de politie in totaal 3.990 registraties van verdachten vastgelegd, waarbij de verdachte een vreemdeling betrof die verbleef op een COA-locatie.
265 registraties vallen onder delictcategorie mishandeling, 40 registraties vallen onder delictcategorie seksueel misdrijf en 20 registraties vallen onder delictcategorie Opiumwet.
In 2021 werden 2.830 zaken afgedaan door het OM waarbij de verdachte woonachtig was op een COA-locatie ten tijde van het misdrijf.
Door de rechter in eerste aanleg werden in 2021 1.615 misdrijfzaken afgehandeld.
Worden gevallen van seksuele intimidatie en/of seksueel misbruik bij azc’s geregistreerd? Zo ja, hoe vaak komt het voor?
Zie antwoord vraag 8.
Worden gevallen van drugshandel in azc’s geregistreerd? Zo ja, hoe vaak komt het voor?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid alle azc’s in Nederland door te lichten op gevallen van mishandeling, seksuele intimidatie, seksueel misbruik en drugshandel?
Nee. Er is immers al sprake van een zorgvuldige registratie door de politie van misdrijven en verdachten, waaronder inbegrepen bewoners van COA-opvanglocaties. In dit verband verwijs ik nogmaals naar het WODC-rapport «Incidenten en misdrijven door COA-bewoners 2017–2021».
Wat is het beleid ten aanzien van toezicht bij azc’s? Klopt het dat niet altijd adequaat toezicht gehouden wordt waardoor incidenten zoals mishandeling kunnen plaatsvinden?
Op opvanglocaties is 24 uur per dag en 7 dagen per week beveiliging aanwezig. Tevens is overdag en in de avonduren COA-personeel aanwezig. Daarmee is voldoende begeleiding en toezicht aanwezig op de locatie.
In zijn algemeenheid wil ik daarbij aangeven dat de veiligheid op en rondom een opvanglocatie een gezamenlijke inspanning betreft van zowel medewerkers als bewoners. Desondanks kunnen incidenten plaatsvinden.
Bent u van mening dat Nederland voldoet aan de nationale en internationale bepalingen omtrent omgang en behandeling van vluchtelingen? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het Nederlandse asielbeleid is gebaseerd op meerdere verdragen en wetten, waaronder het Vluchtelingenverdrag, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, en de Vreemdelingenwet. Europese regelgeving, waaronder begrepen de Opvangrichtlijn en Procedurerichtlijn, is in nationale regelgeving geïmplementeerd. Toepassing van deze wet- en regelgeving wordt door een onafhankelijke rechter getoetst.
Kunt u begrijpen dat door dergelijke gebeurtenissen asielzoekers zich onveilig voelen?
Het merendeel van de bewoners van de COA-locatie in Katwijk geeft volgens het COA aan zich niet onveilig te voelen nu. Desondanks kan ik begrijpen dat het voorval bij sommige bewoners wél tot onrust leidt. Het COA blijft hierover met bewoners in gesprek.
Bent u bereid acties te ondernemen om de veiligheid van bewoners van het azc te waarborgen en dergelijke situaties te voorkomen in de toekomst? Zo ja, welke concrete acties gaat u hiervoor ondernemen en wanneer gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Tot nu toe is er geen aanleiding geweest om aanvullende maatregelen te nemen op het gebied van veiligheid. Mochten er signalen bij het COA binnenkomen dat de veiligheid van bewoners in het geding is, dan zal het COA uiteraard maatregelen treffen.
Het ‘Memorandum of Understanding’ tussen het WEF en Denemarken |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het «Memorandum of Understanding» tussen het World Economic Forum (WEF) en Denemarken?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Heeft Nederland met het WEF ook een dergelijk Memorandum of Understanding gesloten?
Nee, Nederland heeft geen dergelijk Memorandum of Understanding afgesloten.
Kan de Kamer alle «Memoranda of Understanding» toegestuurd krijgen die het WEF (mogelijk) met de Nederlandse staat heeft gesloten?
Die zijn er niet.
De uitspraak van de premier inzake de oorlog in Oekraïne |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Betekent deze uitspraak van de premier, «Oorlog in Oekraïne is ook onze oorlog»1, op vrijdag 17 juni 2022, dat Nederland op dit moment in staat van oorlog met Rusland is? Zo nee, waarom niet?
Nee, Nederland is niet in oorlog met Rusland. Integendeel, de inzet van het kabinet en van de NAVO is er op gericht dat te voorkomen. Dat de oorlog in Oekraïne ook onze oorlog is, is overdrachtelijk bedoeld. Nederland is van opvatting dat de soevereiniteit van staten moet worden beschermd en stelt zich op het standpunt dat oorlogsmisdaden niet kunnen worden geaccepteerd. Tegen deze achtergrond draagt het bij aan de strijd tegen schendingen van het internationaal recht. Nederland levert militaire steun aan Oekraïne om de Russische inval te kunnen weerstaan, steunt de Europese sanctiepakketten tegen Rusland en draagt bij aan verschillende «accountability» inspanningen, ook financieel, waaronder het onderzoek van het Internationaal Strafhof en het mandaat van de Commission of Inquiry van de Verenigde Naties. De inzet van Nederland is te voorkomen dat President Poetin deze oorlog wint. De Russische agressie kan niet worden geaccepteerd en de internationale gemeenschap moet dit een halt toeroepen, want als dat niet wordt gedaan rijst de vraag waar deze agressie stopt en kan ook onze eigen vrijheid in gevaar komen. Daarmee is de oorlog in Oekraïne ook onze oorlog. Tot slot heeft deze oorlog ook nu al directe gevolgen voor het leven in Nederland, onder meer door de gestegen energieprijzen, de gestegen kosten voor de dagelijkse boodschappen en de opvang van Oekraïense vluchtelingen, zoals ik heb toegelicht in de persconferentie van 17 juni 2022.
De opvang van 1.000 Oekraïense vluchtelingen in Vlaardingen |
|
Jasper van Dijk |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Klopt het dat u al langere tijd intensief met de gemeente Vlaardingen in gesprek bent om tot maximaal 1.000 Oekraïense vluchtelingen voor een periode van maximaal vijf jaar op te vangen in een tijdelijk te realiseren dorp op de locatie Vergulde Hand West?1
Ja, dat klopt.
Klopt het dat er voor dit plan veel draagvlak is, en dat de afgelopen weken door de gemeente, veiligheidsregio en verschillende organisaties – zoals bouwers, scholen en maatschappelijke organisaties – hard is gewerkt om dit plan rond te krijgen zodat de realisatie kort na de zomer gerealiseerd kan worden?
Dat is eveneens correct. Door alle partijen, waaronder de rijksoverheid, wordt het grote belang van het project onderkend en wordt er veel tijd en aandacht besteed om de businesscase rond te krijgen.
Klopt het dat de gemeente Vlaardingen u meerdere malen heeft gevraagd de afgesproken financiële garantstelling te ondertekenen die nodig is om dit project te realiseren, en dat komende donderdag 23 juni 2022 de uiterste datum is om deze te ondertekenen omdat anders de offertes komen te vervallen en daarmee het volledige project dreigt te mislukken?
Het college van B&W van Vlaardingen wil donderdag 23 juni 2022 het besluit kunnen nemen over het project. De tijdsdruk heeft te maken met de dringende behoefte aan dit type huisvesting en de optietermijn bij de aannemer. De gemeente Vlaardingen gaat er vanuit dat het project budgettair neutraal is voor de gemeente. Er zijn forse bedragen met het project gemoeid. De afgelopen dagen is het financieel voorstel vanuit Vlaardingen aanmerkelijk gewijzigd. Er worden aanzienlijke garanties gevraagd van de rijksoverheid. Dit vereist een aanvullende zorgvuldige bestudering en afweging.
Begrijpt u de zorgen en het ongenoegen van de gemeente over het uitblijven van uw garantstelling, en de gevolgen daarvan voor het lokale enthousiasme en draagvlak, en zo ja, bent u bereid om zo snel mogelijk en uiterlijk donderdag 23 juni de gemeente Vlaardingen uitsluitsel te geven over uw steun voor dit project?
Zoals gesteld is het een belangrijk project waar door alle betrokkenen hard aan gewerkt is. Het overleg wordt voortgezet gericht op uitsluitsel op donderdag.
Het bericht 'Wederopbouw van Oekraïne met Russisch geld? Dat is mogelijk' |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Wederopbouw van Oekraïne met Russisch geld? Dat is mogelijk»?1
Ja.
Bent u het ermee eens dat het rechtvaardig zou zijn als Rusland financieel zou moeten bijdragen aan de toekomstige wederopbouw van Oekraïne? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Bent u bereid om in de Verenigde Naties te pleiten voor een «UN compensation commission»2, die verantwoordelijk wordt voor de afhandeling van de financiële claims op Rusland als gevolg van de illegale invasie van Oekraïne? Zo nee, waarom niet?
Hoewel het rechtvaardig zou zijn dat Rusland financieel zou moeten bijdragen aan de toekomstige wederopbouw van Oekraïne, valt het helaas gezien het vetorecht van Rusland in de VN Veiligheidsraad, uit te sluiten dat de VN de opdracht zal krijgen van de VN Veiligheidsraad om over te gaan tot de instelling van dergelijke «UN Compensation Commission» zoals het geval was in 1991 na de Irakese invasie van Koeweit.
Welke stappen worden er momenteel Europees en door verschillende lidstaten gezet om bevroren Russische tegoeden te confisqueren en in te zetten voor de wederopbouw van Oekraïne? Welke stappen acht het kabinet daarbij kansrijk?
Nederland neemt actief deel aan de Europese Freeze & Seize Taskforce. Deze taskforce heeft drie subgroepen waarvan er een gaat over (de rapportage van) tegoedenbevriezingen, een tweede over confiscatie, en een derde over de (on)mogelijkheden om geconfisqueerde tegoeden aan te wenden voor de wederopbouw van Oekraïne.
De Europese Commissie heeft recent een voorstel gedaan voor een herziening van de confiscatierichtlijn.3 Tevens heeft de Commissie een voorstel gedaan om de overtreding van EU-sancties toe te voegen aan de strafbare feiten zoals genoemd in art. 83, lid 1, VWEU. Hierdoor kan de confiscatierichtlijn ook van toepassing worden op de overtreding van de EU-sancties. Deze voorstellen bieden meer mogelijkheden voor non conviction based confiscation, maar dat verandert niets aan het feit dat er enkel binnen het strafrecht kan worden geconfisqueerd. Zolang de sancties niet worden overtreden en er dus geen strafvorderlijke basis bestaat, bieden ook deze bevoegdheden geen soelaas ten aanzien van confiscatie van bevroren tegoeden. Uw Kamer is op de gebruikelijke manier nader geïnformeerd over deze Commissievoorstellen.4 Daarnaast heeft de Amerikaanse regering aangegeven met wetgeving te zullen komen om onteigening van bevroren tegoeden mogelijk te maken. Meer details hierover zijn nog niet bekend.
Vooralsnog zijn er geen concrete juridische stappen geïdentificeerd die het mogelijk maken om bevroren tegoeden te confisqueren en deze vervolgens in te zetten voor de wederopbouw van Oekraïne. Het kabinet blijft hier intern over in gesprek, alsmede met partners binnen en buiten de EU.
Een stap die niet zozeer in het juridische domein ligt maar in het politieke, is de optie om het opheffen van de bevriezing van centrale banktegoeden van de Russische staat conditioneel te maken aan een (significante) bijdrage van Rusland aan de wederopbouw van Oekraïne. Dit idee moet de komende tijd nog nader worden onderzocht.
Hoe beoordeelt u het voorstel om wettelijk te regelen dat de Nederlandse staat (financiële) tegoeden kan confisqueren van landen die door de regering zijn aangeduid als plegers van ernstige, internationaal erkende misdrijven, zoals genocide, staatsterrorisme, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid?
Het internationaal recht, zoals onder andere weergegeven in het 2004 VN Verdrag inzake jurisdictionele immuniteiten van Staten en hun eigendommen, bepaalt dat staatseigendom met een publieke, niet-commerciële bestemming immuniteit van executie geniet. Deze immuniteit geldt ongeacht de reden voor het beslag of de achtergrond van de vordering. Dit is op dit moment een regel van internationaal gewoonterecht die Nederland bindt. De regel is bevestigd door het Internationaal Gerechtshof te Den Haag en ook herhaaldelijk door de Nederlandse Hoge Raad, meest recentelijk in 2020. Een voorstel tot ratificatie van het hierboven genoemde VN-verdrag ligt op dit moment in de Tweede Kamer.5 Vanwege de, ook in de Grondwet vastgelegde, voorrang van internationaal recht op nationaal recht kan Nederland hier niet bij nationale wet van afwijken. Een dergelijke nationale wet zou namelijk in strijd zijn met internationaal recht en kan derhalve niet ingeroepen worden tegen een vreemde staat. Confiscatie van tegoeden van vreemde staten met een publieke, niet-commerciële bestemming binnen de Nederlandse rechtsorde is dus niet mogelijk.
Hoe beoordeelt u het voorstel om de staatsimmuniteit van staten die zijn aangeduid als plegers van ernstige, internationaal erkende misdrijven te beperken tot de ambassade, de diplomatieke missie en historisch cultureel erfgoed?3
Zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven, biedt het internationaal recht hier geen basis voor. Het internationaal recht, zoals onder andere weergegeven in het 2004 VN Verdrag inzake jurisdictionele immuniteiten van Staten en hun eigendommen, bepaalt dat staatseigendom met een publieke, niet-commerciële bestemming immuniteit van executie geniet. Deze immuniteit geldt ongeacht de reden voor het beslag of de achtergrond van de vordering. Dit is een regel van internationaal gewoonterecht die Nederland bindt. De regel is bevestigd door het Internationaal Gerechtshof te Den Haag en ook herhaaldelijk door de Nederlandse Hoge Raad, meest recentelijk in 2020. Een voorstel tot ratificatie van het hierboven genoemde VN-verdrag ligt op dit moment in de Tweede Kamer.7 Vanwege de, ook in de Grondwet vastgelegde, voorrang van internationaal recht op nationaal recht kan Nederland hier niet van afwijken. Confiscatie van tegoeden van vreemde staten met een publieke, niet-commerciële bestemming binnen de Nederlandse rechtsorde is dus niet mogelijk.
Hoe beoordeelt u het voorstel om het voor private schuldeisers mogelijk te maken rechtmatige vorderingen makkelijker te innen in ruil voor een bijdrage aan de wederopbouw in Oekraïne?4
Zoals al aangeven in het antwoord op vragen 5 en 6 beperkt het internationaal recht, zoals geïmplementeerd in het Nederlandse recht, beslaglegging op vermogen van vreemde staten, ook voor private schuldeisers. Beslaglegging op vermogen met een publieke, niet-commerciële bestemming is niet toegestaan. Nederland kan hier niet bij nationale wet van afwijken. Hierop zijn geen uitzonderingen mogelijk. Het is wel mogelijk beslag te leggen op vermogen van vreemde staten met een commerciële, niet-publieke bestemming. Daarbij ligt, volgens vaste jurisprudentie, de bewijslast voor het aantonen van de commerciële, niet-publieke bestemming van het vermogen waarop beslag beoogd wordt bij de beslaglegger.
Bent u bereid om met spoed te onderzoeken op welke wijze wettelijk kan worden geregeld dat bevroren Russische tegoeden geconfisqueerd worden ten behoeve van de wederopbouw van Oekraïne? Zo nee, waarom niet?
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 4 bespreekt het kabinet bespreekt de mogelijkheden om bevroren tegoeden te confisqueren en deze vervolgens in te zetten voor de wederopbouw van Oekraïne intern en met partners binnen en buiten de EU. Vooralsnog zijn er, zoals aangegeven in het antwoord op vragen 5, 6, en 7 geen concrete juridische stappen geïdentificeerd die dit mogelijk maken.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Door de Nederlandse regering erkende MTCS-certificaten |
|
Laura Bromet (GL), Tom van der Lee (GL), Suzanne Kröger (GL) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de in Maleisië aangespannen rechtszaak door houtkapbedrijf Samling tegen de inheemse ngo «SAVE Rivers» en inheemse leiders, naar aanleiding van de melding op de website van SAVE Rivers over twee bij Malaysian Timber Certification Scheme (MTCS) formeel ingediende klachten van inheemse gemeenschappen met betrekking tot door de Nederlandse regering erkende MTCS-certificaten?1
Ja, ik ben hiermee bekend.
Bent u bekend met het feit dat het bedrijf Samling in voornoemde rechtszaak – een Strategic Lawsuit Against Public Participation (SLAPP)2 pur sang – circa 1 miljoen euro aan schadevergoeding eist van SAVE Rivers en inheemse leiders?
Ik ben ervan op de hoogte dat een rechtszaak is aangespannen door het bedrijf Samling en dat er een schadevergoeding van circa 1 miljoen euro wordt geëist.
Bent u van mening dat de Malaysian Timber Certification Council (MTCC) hiermee een effectieve klachtenprocedure toepast, conform criterium 2.5 van het Nederlandse houtinkoopbeleid, dat voorschrijft dat conflicten over bosbeheer en -gebruik, arbeidsomstandigheden en sociale voorzieningen worden opgelost?
Of een effectieve klachtenprocedure is toegepast kan ik niet beoordelen. Ik zal TPAC verzoeken om, naar aanleiding van de door mij ontvangen signalen over MTCS, in gesprek te gaan met PEFC International3 over de signalen en de wijze waarop deze zijn opgepakt. Dit staat los van de hierboven genoemde rechtszaak.
Welke stappen neemt u om genoemde rechtszaak te stoppen, opdat in overeenstemming met de eisen van het Nederlandse houtinkoopbeleid belanghebbenden een dergelijk significant conflict oplossen?
Zoals hiervoor benoemd zal ik TPAC vragen om, naar aanleiding van de door mij ontvangen signalen over MTCS, in gesprek te gaan met PEFC International over de signalen en de wijze waarop deze zijn opgepakt. Voor de volledigheid hecht ik er aan op te merken dat Nederland zich niet mengt met de interne rechtsgang in andere landen. Dat laat onverlet dat de ambassade het verloop van de rechtszaak in de gaten houdt.
Heeft de MTCC de Nederlandse regering voorafgaand aan het verlopen van de vijfjarige erkenningstermijn tijdig verzocht om een herbeoordeling, mede gezien het feit dat de MTCC in 2020–2021 een nieuwe standaard heeft aangenomen die reeds wordt toegepast?3 Zo ja, waarom heeft er nog geen herbeoordeling plaatsgevonden? Zo nee, werd de erkenning van MTCS per 18 januari 2022 effectief ingetrokken c.q. opgeschort?
Nee, de Malaysian Timber Certification Counsil (MTCC) heeft de Nederlandse regering niet verzocht om een herbeoordeling. De MTCC is daartoe ook niet verplicht. MTCS is in 2021 door de Programme for the Endorsement of Forest Certification International (PEFC International), een mondiaal keurmerk voor duurzaam bosbeheer, goedgekeurd («endorsed») als landensysteem binnen PEFC. MTCS hout wordt alleen geleverd met een PEFC keurmerk en is niet herkenbaar als MTCS. MTCS is toegelaten tot het Rijksinkoopbeleid, zolang PEFC International is toegelaten tot het Rijksinkoopbeleid. PEFC International is in april 2020 door TPAC positief beoordeeld.
Heeft de Toetsingscommissie Inkoop Hout (TPAC) van de overheid op basis van de klachtenprocedure van Stichting Milieukeur het expliciete mandaat van de regering om lopende erkenning van een certificeringssysteem te schorsen? Zo ja, op welke gronden kunnen belanghebbenden een dergelijke corrigerende interventie bewerkstelligen?
TPAC handelt op basis van de TPAS en de TPAC User Manual. Conform deze stukken beperkt TPAC zich tot het op verzoek van het Ministerie van IenW uitbrengen van advies aan de Staatssecretaris van IenW. Een eventuele uitsluiting van een certificeringssysteem in het kader van het Rijksinkoopbeleid is ter beoordeling van de overheid zelf.
Bent u bereid tot een onmiddellijke schorsing van MTCS, zoals gevraagd door een Maleisische delegatie van inheemsen die van 11 tot en met 13 mei een bezoek aan Nederland bracht, een verzoek dat ook is benadrukt door vier Nederlandse ngo’s in een brief aan u van 22 april 2022? Zo ja, welke status heeft het hout met MTCS-label dat na januari 2022 naar Nederland verscheept is?
TPAS en de TPAC User Manual beschrijven welke stappen van toepassing zijn. Zoals benoemd zal ik TPAC verzoeken om in gesprek te gaan met PEFC International over de signalen en de wijze waarop deze zijn opgepakt. Pas na dat gesprek wordt bezien of eventuele volgende stappen genomen moeten worden.
Bent u bekend met het in december 2020 door de Internationale Tropisch Hout Organisatie (ITHO) geaccepteerde projectvoorstel voor duurzaam bosbeheer en bosherstel in de Upper Baram Forest Area (UBFA), dat een van de laatste resterende boscomplexen in Sarawak vormt – met een vitale rol voor biodiversiteit, leefomgeving van inheemse gemeenschappen en als klimaatbuffer? Bent u ermee bekend dat, naast een bijdrage van de deelstaatregering van Sarawak aan bovengenoemd voorstel, ook door vier andere financiers reeds een bijdrage is toegezegd? Bent u bereid het openstaande bedrag op het projectbudget (USD 258.045,40 ofwel 27,6% van het totale ITHO-budget) te financieren?4
Voor de beantwoording van deze vraag is overleg geweest met het Ministerie van LNV. Dit projectvoorstel is bekend. Het projectvoorstel is geaccepteerd door de Internationale Tropisch Houtraad, het hoogste orgaan van de ITHO, het uitvoerend orgaan van de Internationale Tropisch Houtovereenkomst waar Nederland en de andere EU-lidstaten partij in zijn.
Naast de verplichte contributie kunnen aangesloten partijen aanvullende vrijwillige bijdragen aan de ITHO leveren voor de uitvoering van projecten. Ook hebben andere partijen, waaronder een niet-gouvernementele organisatie, bijdragen toegezegd aan het projectvoorstel. Er wordt geen aanleiding gezien om het openstaande bedrag te financieren.
Was artikel 3.13 in het inkoopbeleid geldig gedurende de loopduur van de erkenning? Of klopt de stelling van de TPAC dat hun het mandaat was ontnomen om te monitoren en actie te ondernemen conform dit artikel?
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 6 handelt TPAC op basis van de TPAS en de TPAC User Manual. Conform deze stukken handelt TPAC alleen op mijn verzoek en heeft het binnen het Rijksinkoopbeleid geen eigenstandige bevoegdheid om te handelen.
Het artikel 'Op de banenmarkt van Schiphol voelen werkzoekenden zich ‘heel speciaal’ – mits ze uit Nederland komen' |
|
Anne-Marijke Podt (D66), Raoul Boucke (D66), Marijke van Beukering-Huijbregts (D66) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van het artikel «Op de banenmarkt van Schiphol voelen werkzoekenden zich «heel speciaal» – mits ze uit Nederland komen»?1
Ja
Wat vindt u ervan dat werkgevers op Schiphol claimen dat alleen mensen die acht jaar in Nederland wonen een Verklaring van geen bezwaar (VGB) krijgen van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD)?
Die constatering is niet juist. Dat mensen die korter dan acht jaar in Nederland wonen niet op Schiphol zouden kunnen werken is niet gebaseerd op regelgeving, maar uiteraard wel iets dat ik serieus wil nemen. Bij het besluit van 2016 is een groot aantal functies in de burgerluchtvaart aangewezen als vertrouwensfunctie onder de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo). De Wvo stelt geen nationaliteitseis en ook geen minimale verblijfsduur. Ook niet-Nederlanders kunnen derhalve een vertrouwensfunctie bekleden. Een verblijf in het buitenland kan mogelijk wél van belang zijn voor het veiligheidsonderzoek.
In de Beleidsregel veiligheidsonderzoeken 2021 is het beleid uitgewerkt aangaande het verblijf van een (kandidaat-)vertrouwensfunctionaris in het buitenland. In het veiligheidsonderzoek is specifieke aandacht voor elk verblijf langer dan een maand, of korter als het gaat om landen die onder de aandacht staan van de inlichtingendiensten, waar ambtenaren niet heen mogen reizen of waar een gewapend conflict heerst.
Verblijf in een buitenland zal nooit op voorhand leiden tot een weigering van de VGB. Wel kan het onderzoek langer duren. De AIVD zal trachten objectieve en verifieerbare informatie omtrent betrokkene tijdens dat verblijf te krijgen. Hiervoor werkt de dienst samen met diensten van andere landen om justitiële en inlichtingeninformatie uit te wisselen. Zo’n samenwerking is echter niet met alle landen mogelijk of wenselijk, in welk geval ook betrokkene zal worden gevraagd zoveel mogelijk staafbare informatie aan te leveren. Indien desondanks onvoldoende informatie is verkregen, kan de VGB worden geweigerd.
Kunt u aangeven waar dit beeld vandaan komt of kan zijn ontstaan?
Ik betreur het beeld dat is ontstaan. Het is niettemin van belang dat werkgevers goed op de hoogte zijn van de regels ten aanzien van een VGB-aanvraag. Ik zal het onderwerp adresseren in mijn gesprekken met de sector. Zie verder mijn antwoord op de vragen 5 en 6.
Wat is uw visie op de belangrijke bijdrage die migranten hebben aan het oplossen van de personeelstekorten in Nederland?
Uw Kamer heeft op 24 juni jl. de Kamerbrief over aanpak van krapte op de arbeidsmarkt ontvangen van het kabinet. Daarin staat ook opgenomen hoe het kabinet aankijkt tegen arbeidsmigratie in relatie tot krapte. Het kabinet ziet arbeidsmigratie van buiten de EU, met uitzondering van kennismigratie, als sluitstuk van de aanpak van krapte op de arbeidsmarkt.
Dat betekent onder andere dat ik me eerst wil richten op mensen binnen Nederland die nog langs de kant staan, of meer zouden kunnen werken. Er zijn in Nederland 4,5 miljoen mensen die in deeltijd werken, waarvan een half miljoen aangeeft meer uren te willen werken en direct beschikbaar te zijn. Daarnaast zijn er nog ongeveer 1 miljoen mensen zonder werk die (semi)werkloos2 zijn of een uitkering ontvangen. Bij de aanpak van krapte heeft het mijn prioriteit om deze groepen aan het werk, of aan meer uren werk, te helpen.
Bent u bereid in gesprek te gaan met Schiphol om het onjuiste beeld bij werkgevers over de VGB weg te nemen? Zo nee, waarom niet?
Ik zal ervoor zorgen dat deze punten in gesprekken met Schiphol en de bedrijven die daar gevestigd zijn geadresseerd worden. Ik hecht eraan nogmaals te benadrukken dat ook niet-Nederlanders een vertrouwensfunctie kunnen bekleden op basis van de Wet veiligheidsonderzoeken en de Beleidsregel veiligheidsonderzoeken 2021.
Kunt u in dat gesprek ook achterhalen hoe werkgevers wat meer gefaciliteerd kunnen worden op dit vlak zodat het potentieel wel wordt benut?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht ‘Vreemdelingen worden uitgebuit in horeca Groningen. 'En het treurige is dat ze nog blij zijn met 2 euro per uur' |
|
Bart van Kent |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Vreemdelingen worden uitgebuit in horeca Groningen. «En het treurige is dat ze nog blij zijn met 2 euro per uur»»?1
Het kabinet herkent de problematiek rondom kwetsbare personen, waaronder asielzoekers, die onderbetaald werk verrichten in de Stad Groningen. Daarom zet het kabinet in op voorlichting en handhaving om misstanden te voorkomen en aan te pakken.
Welke signalen zijn er bij de Arbeidsinspectie over uitbuitingen in de Groningse horeca?
Arbeidsuitbuiting is een vorm van mensenhandel en is strafbaar gesteld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Het coalitieakkoord zet in op het verbeteren van de aanpak van arbeidsuitbuiting door artikel 273f Sr te moderniseren. In de praktijk is namelijk gebleken dat de huidige definitie van arbeidsuitbuiting zodanig beperkt is, dat maatschappelijk ongewenste situaties niet voldoende kunnen worden aangepakt in het strafrecht. Gelet hierop zet het kabinet in op verruiming van de strafrechtelijke aansprakelijkheid voor arbeidsuitbuiting.
Arbeidsuitbuiting is het bewust werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of tewerkstellen van een persoon door gebruik van dwangmiddelen met de intentie deze persoon uit te buiten. Voorbeelden van dwangmiddelen zijn (bedreiging met) geweld en misbruik van een kwetsbare of afhankelijke positie.
Naast (mogelijke) arbeidsuitbuiting in strafrechtelijke zin bestaan er arbeidssituaties met ernstige misstanden en slecht werkgeverschap, waarvoor de Nederlandse Arbeidsinspectie het begrip «ernstige benadeling» heeft geïntroduceerd. Ernstige benadeling betreft de situatie waarin een werkgever de arbeidswetten voor minimumloon, arbeidstijden, arbeidsomstandigheden en/of legaal werk één of meerdere malen in ernstige mate overtreedt. Het betreft bijvoorbeeld situaties zonder (aantoonbare) dwang en/of situaties waarin de werkgever niet (aantoonbaar) handelt met het oogmerk van uitbuiting. Dit ter onderscheid van het strafrecht.
Naar aanleiding van meldingen van de casustafel ondermijnende criminaliteit, heeft de Nederlandse Arbeidsinspectie samen met andere toezichthouders recentelijk deelgenomen aan een aantal controles in de Groningse horecasector. Bij deze controles zijn er door de Arbeidsinspectie een aantal overtredingen geconstateerd van de Wet arbeid vreemdeling en de Wet miniminloon en minimumvakantiebijslag en heeft hierop gehandhaafd. Bij deze controles zijn echter geen aanwijzingen gevonden van ernstige benadeling en arbeidsuitbuiting. Separaat van de voornoemde controles heeft de Arbeidsinspectie in de periode 2020–2021 enkele meldingen over ernstige benadeling in de Groningse horecasector ontvangen. Deze meldingen hebben geleid tot – nog lopende – onderzoeken naar ernstige benadeling. Over de periode 2020–2021 heeft de Arbeidsinspectie geen meldingen met signalen van mogelijke arbeidsuitbuiting ontvangen in de Groningse horecasector.
Hoe vaak zijn er in de Groningse horeca overtredingen met betrekking tot mensenhandel en arbeidsuitbuiting geconstateerd?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom registreert de Arbeidsinspectie niet welk soort arbeidskrachten slachtoffer zijn geworden van mensenhandel of uitbuiting? Bent u het eens dat dit wel wenselijk is omdat er dan gericht beleid gemaakt kan worden?
De Nederlandse Arbeidsinspectie registreert een aantal kenmerken van (mogelijke) slachtoffers van arbeidsuitbuiting en van ernstig benadeelde werknemers. Uit de Monitor arbeidsuitbuiting en ernstige benadeling van de Arbeidsinspectie die uw Kamer op 7 juli 2022 ontving2, blijkt dat 98 procent van de slachtoffers arbeidsuitbuiting en ernstig benadeelden arbeidsmigrant zijn. Uit de monitor blijkt dat meer dan de helft van de slachtoffers arbeidsuitbuiting en meer dan driekwart van de ernstig benadeelden legaal in Nederland verblijft en werkt. Zij zijn EU/EER-burger of in het bezit van een vergunning voor verblijf en/of arbeid. De overige slachtoffers van arbeidsuitbuiting en ernstig benadeelden zijn ongedocumenteerd.
De Arbeidsinspectie wil met de Monitor arbeidsuitbuiting en ernstige benadeling, die dit jaar voor het eerst is gepubliceerd, een bijdrage leveren aan de gezamenlijke kennispositie van stakeholders zoals ngo’s, gemeenten en andere overheidsdiensten.
Zijn de Arbeidsinspectie en de politie bekend met de in het artikel aangehaalde organisatie die verantwoordelijk zou zijn voor de uitbuiting? Zo nee, wat gaat de inspectie doen om deze organisatie toch in beeld te krijgen en aan te pakken?
De Arbeidsinspectie is bekend met het genoemde artikel in het Dagblad van het Noorden. Over eventuele onderzoeken door de Arbeidsinspectie doe ik geen uitspraken.
Welke maatregelen worden er genomen om te voorkomen dat inwoners van asielzoekerscentra slachtoffer worden van uitbuiting? Worden zij gewezen op hun arbeidsrechten wanneer zij de Nederlandse arbeidsmarkt mogen betreden?
Op grond van de Wet arbeid vreemdelingen mag een asielzoeker in Nederland werken, mits deze voldoet aan een aantal voorwaarden. Een asielzoeker mag in Nederland 24 weken werken binnen een periode van 52 weken. Zijn asielaanvraag moet dan wel minstens 6 maanden in behandeling zijn. Daarvoor moet ook een tewerkstellingsvergunning worden aangevraagd. Een statushouder heeft dezelfde rechten en plichten als iedere andere arbeidsgerechtigde. Het is dan ook van groot belang dat zij goed op de hoogte zijn van hun rechten en plichten. Gelet hierop is binnen het COA allerlei voorlichtingsmateriaal beschikbaar om bewoners te informeren over werken in Nederland en de Nederlandse arbeidsmarkt, zoals folders, MyCOA (een applicatie voor de bewoners van het COA met informatie in vele talen), voorlichtingsvideo’s en groepspresentaties. Daarnaast is er op de opvanglocaties een informatiebalie waar mensen terecht kunnen met vragen. Wanneer iemand een contract heeft of een tewerkstellingsvergunning is aangevraagd, wordt hij/zij ook uitgenodigd voor een gesprek met een COA-medewerk(st)er, waarin aandacht wordt besteed aan de rechten van werknemers in Nederland. Het COA geeft daarnaast trainingen aan medewerkers om signalen van mensenhandel te herkennen en te melden. Ook is er op iedere COA-locatie ten minste één contactpersoon aanwezig die het interne en externe aanspreekpunt is op het thema mensenhandel.
Welke maatrelen worden er genomen om te voorkomen dat uitgeprocedeerde vluchtelingen in het illegale werkcircuit terecht komen? Hoe vaak worden er jaarlijks overtredingen geconstateerd rond het tewerkstellen van uitgeprocedeerde vluchtelingen?
Wanneer iemand een afwijzing krijgt op diens verblijfsaanvraag, dient hij of zij Nederland zelf te verlaten. De vreemdeling wordt gewezen op de mogelijkheid om ondersteuning te krijgen van de Dienst Terugkeer & Vertrek bij het organiseren van zijn of haar vertrek. Daarbij kan de vreemdeling onder bepaalde voorwaarden ook in aanmerking komen voor herintegratieondersteuning via de Internationale Organisatie van Migratie. Als een uitgeprocedeerde vreemdeling aangeeft te willen meewerken aan het vertrek kan hij of zij daarnaast tot drie maanden onderdak krijgen in een vrijheidsbeperkende locatie, waar verder aan de terugkeer wordt gewerkt.
Bij het toezicht op de naleving van de arbeidswetgeving is informatie over eerdere procedures ten aanzien van verblijf in Nederland die werknemers uit landen buiten de EER hebben doorlopen, niet essentieel voor de Nederlandse Arbeidsinspectie. Overtredingen bij tewerkstelling van zogeheten uitgeprocedeerde vluchtelingen worden dan ook niet apart geregistreerd door de Arbeidsinspectie.
Het artikel ‘Rotterdam geeft statushouders baan: ‘Rijk moet ook bijspringen’ |
|
Salima Belhaj (D66) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Rotterdam geeft statushouders baan: «Rijk moet ook bijspringen»»?1
Ja, ik ben bekend met het bericht.
Hoe kijkt u aan tegen dit Rotterdamse initiatief om leerwerktrajecten voor statushouders in te zetten om hen sneller te laten integreren?
Ik vind het voornemen van Rotterdam om statushouders leerwerktrajecten aan te bieden een goede ontwikkeling. Leerwerktrajecten, ook wel duale trajecten genoemd, zijn een duurzame manier om statushouders die kunnen en willen werken op de arbeidsmarkt te laten participeren. Er zijn mij diverse succesvolle zij-instroom trajecten bekend. Zeker bij de huidige krapte op de arbeidsmarkt biedt dit kansen. Het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA) levert inspirerende voorbeeldprojecten in bijvoorbeeld de techniek en de zorg. Deelnemers hebben een startkwalificatie gehaald en in sommige gevallen kregen zij een baangarantie.
De meerwaarde van leerwerktrajecten voor statushouders zit met name bij een vroege focus op werk en het contextueel kunnen aanbieden van taal waardoor taalverwerving sneller verloopt. Ook maken leerwerktrajecten het mogelijk voor statushouders om op een goed niveau aan het werk te komen, waarbij gebruik wordt gemaakt van de kennis en vaardigheden van hen zelf.
Succesvolle uitvoering van leerwerktrajecten wordt bepaald door: (i) extra aandacht voor werving en selectie, (ii) continue aandacht voor taal, (iii) intensieve begeleiding en (iv) aandacht voor inclusie op de werkvloer.
Een belangrijke succesfactor is maatwerk; dit is zowel nodig in de begeleiding als in het taalaanbod. Dit vraagt om investeringsbereidheid en goede samenwerking van gemeenten, werkgevers en opleiders. Er wordt niet alleen in opleiding geïnvesteerd, maar ook in (vak)taal en begeleiding vanwege culturele verschillen. Kleinschalige pilots in de techniek en de zorg laten zien dat werkgevers investeringen vanwege de krapte op de arbeidsmarkt in enkele jaren kunnen terugverdienen als de medewerker na het leerwerktraject instroomt op een duurzame manier.
Kent u soortgelijke initiatieven in andere steden?
Ik ben bekend met leerwerktrajecten voor statushouders in andere steden, zoals in de gemeenten Utrecht, Haarlem en Zwolle. Niet alleen gemeenten zijn aan de slag met het opzetten van leerwerktrajecten, ook tal van andere partijen zetten in op leerwerktrajecten voor statushouders. Bij het Amsterdam UMC bijvoorbeeld worden statushouders opgeleid in de zorg met behulp van specifieke trajecten of jobcarving. Op de website van UAF2 is een overzicht te vinden met leerwerktrajecten.
Ook binnen het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA) zijn leerwerktrajecten onderzocht waarvan een aantal (mede-)geïnitieerd is vanuit werkgevers. Op basis van deze pilots zijn handreikingen3 beschikbaar gemaakt voor het onderwijsveld, bedrijfsleven en gemeenten.
Op welke manier zou het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) deze initiatieven kunnen ondersteunen om statushouders aan het werk te helpen en te houden?
Ik moedig de aanpak die de gemeente Rotterdam voor ogen heeft van harte aan. De aanpak sluit goed aan bij de Wet inburgering 2021 en bij de lessen die vanuit het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA) zijn geleerd.
In het kader van de Werkagenda Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA) starten vanaf september lerende netwerken en workshops voor stakeholders die zich bezighouden met het opzetten en uitvoeren van leerwerktrajecten voor statushouders. Hiermee zorg ik ervoor dat kennis over leerwerktrajecten wordt gebundeld en verder verspreid.
Ik vind het interessant om te bezien hoe we specifieke lessen die vanuit Rotterdam zijn opgedaan, of toekomstige inzichten die uit de voorgenomen aanpak zullen komen, kunnen gaan delen richting andere gemeenten. Ik zal de aanpak van Rotterdam dan ook in de gaten houden en ervoor zorgen dat de gemeente een uitnodiging krijgt voor het netwerk dat binnenkort van start gaat.
Gemeenten kunnen vanuit de re-integratiemiddelen die zij ontvangen via het Gemeentefonds investeren in leerwerktrajecten voor alle statushouders. Deze middelen zijn vrij besteedbaar voor gemeenten. Ook de € 60 miljoen aan extra re-integratiemiddelen die dit jaar aan gemeenten beschikbaar zijn gesteld in het kader van het steun- en herstelpakket corona kunnen gemeenten hierbij benutten. Eventuele overschotten op het bijstandsbudget zijn vrij besteedbaar voor een gemeente, en kunnen hiervoor aangewend worden.
Verder worden gemeenten gefinancierd voor de inburgeringsvoorzieningen die zij moeten aanbieden aan inburgeraars die onder de Wet inburgering 2021 vallen. Specifiek voor statushouders geldt dat een inburgeringscursus c.q. traject daarvan onderdeel uitmaakt. Dit kan ook worden gebruikt voor leerwerktrajecten of andere vormen van duale trajecten als deze (mede) worden ingezet om de statushouder aan diens inburgeringsplicht te laten voldoen. De Wet inburgering 2021 biedt gemeenten namelijk meer ruimte en handvaten om het leren van de Nederlandse taal samen te laten gaan met participeren in de samenleving.
Dat betekent concreet dat gemeenten tegelijkertijd en in samenhang kunnen sturen op inburgering en re-integratie, bijvoorbeeld door de inzet van leerwerktrajecten of duale trajecten.
Voor het opzetten van leerwerktrajecten zijn er ook andere financieringsbronnen, zoals middelen vanuit de Wet educatie en beroepsonderwijs, de aankomende Europese subsidies AMIF en ESF+ en praktijkleren in het mbo.
Voor praktijkleren in het mbo hebben de Ministeries van OCW en SZW voorzien in financiering voor enerzijds de uitvoering van de mbo-opleiding door een mbo-instelling en anderzijds het realiseren van de benodigde leerbaan door de werkgever die erkend leerbedrijf is. In het voorbeeld van Rotterdam wordt een volledige mbo-opleiding gedaan tijdens het werk in de beroepsbegeleidende leerweg resulterend in een mbo-diploma. De mbo-instelling wordt dan bekostigd door het Ministerie van OCW en de werkgever kan een beroep doen op de Subsidieregeling praktijkleren van dit ministerie. Daarnaast kunnen sinds kort ook delen van mbo-opleidingen gedaan worden tijdens het werk in de zogenoemde derde leerweg, resulterend in een mbo-certificaat (vastgesteld onderdeel van een mbo-opleiding) of een praktijkverklaring (maatwerkopleiding afhankelijk van de wensen/mogelijkheden van werkgever en kandidaat). Is dat het geval dan kan de mbo-instelling gefinancierd worden uit middelen die het Ministerie van SZW beschikbaar heeft gesteld aan de regionale mobiliteitsteams in het kader van het steun- en herstelpakket of de reguliere middelen van gemeenten en UWV. De werkgever kan een beroep doen op de Subsidieregeling praktijkleren in de derde leerweg van het Ministerie van SZW.
Wat vindt u van deze leerwerktrajecten als middel om de personeelstekorten in kraptesectoren te verkleinen?
Het inzetten van leerwerktrajecten voor statushouders in kraptesectoren is een win-win situatie. Aan de ene kant vinden statushouders sneller werk, maken ze forse stappen in hun integratie en worden ze economisch zelfstandig. Aan de andere kant draagt het bij aan het tegengaan van nijpende personeelstekorten in kraptesectoren.