Berichten dat NAVO-lid Turkije moslimextremisten uit Syrië naar Azerbeidzjan stuurt en ook aan de strijd deelneemt |
|
Raymond de Roon (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat Turkije honderden, mogelijk duizenden moslimextremisten uit Syrië naar Azerbeidzjan stuurt?1 2
Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie dat Turkije buitenlandse strijders naar Azerbeidzjan heeft overgebracht. Dergelijke berichten worden ontkend door Turkije en Azerbeidzjan. Het kabinet roept alle internationale actoren, dus ook Turkije, op om zich te onthouden van acties en retoriek die de-escalatie bemoeilijken. Mede dankzij Nederlandse inzet heeft de Europese Raad zich op 1 oktober jl. uitgesproken tegen elke externe inmenging.
De Europese Raad heeft tevens opgeroepen tot een direct staakt het vuren en een vreedzame beslechting van het geschil, waarbij geen plaats is voor een militaire oplossing en inmenging door andere landen. De Europese Raad sprak steun uit voor de OVSE Minsk Groep en verzocht de EU Hoge Vertegenwoordiger om verdere EU steun voor dit proces te onderzoeken.
In telefoongesprekken met mijn Armeense en Azeri ambtgenoten deze week heb ik aangedrongen op dialoog tussen beide landen. Dat is de enige weg naar een vreedzame en duurzame oplossing van het conflict.
Naar verwachting zal tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 12 oktober a.s. worden gesproken over wat de EU aanvullend kan doen om beide landen zo snel mogelijk tot een staakt-het-vuren te bewegen. Nederland zal daarbij aandringen op eensgezind EU optreden.
Klopt het dat er ook moslimextremisten tussen zitten, zoals van de Sultan Murad Brigade, die eerder nog door dit kabinet werden gesteund?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om Turkije op te roepen deze islamitische troepentransporten direct te stoppen of krijgt Turkije van u en andere lidstaten van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) wéér de vrije hand om dood en verderf te zaaien?
Zie antwoord vraag 1.
Welke «reguliere» militaire steun geeft Turkije aan Azerbeidzjan en is deze steun de afgelopen maanden opgevoerd? In hoeverre wordt de NAVO door Turkije over militaire steun aan Azerbeidzjan op de hoogte gesteld? Klopt het dat een Turkse F-16 straaljager een straaljager van Armenië heeft neergeschoten en daarbij is binnengedrongen in het luchtruim van Armenië?3
Het kabinet kan de berichten over militaire betrokkenheid van Turkije in dit conflict, alsook de berichten over het neerhalen van een Armeens straaljager op het moment van schrijven niet bevestigen. Zowel Turkije als Azerbeidzjan ontkennen de berichten.
Het kabinet is door Turkije, in NAVO verband of anderszins, niet op de hoogte gesteld van eventuele militaire steun aan Azerbeidzjan. Wel is bekend dat Azerbeidzjan en Turkije nauwe banden met elkaar onderhouden, waaronder samenwerking op militair terrein. Die samenwerking betreft onder andere gezamenlijke oefeningen en leveringen van militair materieel in de afgelopen jaren.
Deelt u de mening dat de Turkse agressie steeds meer conflicten negatief beïnvloedt/veroorzaakt en dit het gevolg is van de islamitische neo-Ottomaanse ideologie die Erdogan in alle facetten uitademt?
Berichtgeving dat Turkije militair betrokken is bij dit conflict kan vooralsnog niet worden bevestigd. Duidelijk is dat alle internationale actoren, dus ook Turkije, zich moeten onthouden van acties en retoriek die niet bijdragen aan de-escalatie in conflictsituaties.
Welke maatregelen gaat u nemen om te voorkomen dat de christelijke bevolking in Armenië en de Nagorno-Karabach ten prooi valt aan het Azerbeidzjaanse leger en de moslimextremisten uit Syrië?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u eindelijk bereid te pleiten voor een NAVO-bondgenootschap zonder de islamitische agressor Turkije? Zo nee, waarom niet?
Turkije is een belangrijke bondgenoot, zowel vanwege zijn geografische positie als vanwege de grote bijdrage die Turkije levert aan missies. Het is niet in het Nederlands en NAVO-belang om Turkije uit de NAVO te zetten. De NAVO is bovendien een waardengemeenschap. Dat betekent dat bondgenoten elkaar kunnen aanspreken. Zij doen dat ook. Ten slotte voorziet het NAVO verdrag niet in de mogelijkheid van gedwongen uittreding.
Wilt u deze vragen uiterlijk 5 oktober 2020 beantwoorden?
Deze vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Munitiedumps in de Deltawateren en Noordzeekust. |
|
Rutger Schonis (D66), Tjeerd de Groot (D66), Salima Belhaj (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Opnieuw onderzoek in de Oosterschelde: hoe gevaarlijk is de dertig miljoen kilo munitie?»?1
Ja.
Bent u van plan om de resultaten van het onderzoek naar de munitiedump in de Oosterschelde te delen met de Kamer? Zo ja, binnen welke termijn kan de Kamer de resultaten tegemoetzien? Zo nee, waarom niet?
In 2001, 2002, 2004 en 2015 zijn onderzoeksrapporten over de munitiestort in de Oosterschelde met de Kamer gedeeld. We zijn voornemens dat ook met de resultaten van de recente onderzoeken te doen, die naar verwachting voor het einde van dit jaar zullen zijn afgerond. De resultaten worden dan in 2021 aan uw Kamer aangeboden.
Wat voor monsters zijn op dit moment genomen om te onderzoeken welk risico de munitiedump vormt voor het Nationaal Park de Oosterschelde en het omliggende gebied?
Zoals in de beantwoording van Kamervragen van de leden Schonis en Belhaj (Kamerstuk 2019D16068) aangegeven is de berichtgeving aan de omgeving versterkt. Dit heeft onder andere geleid tot een tweetal bijeenkomsten met lokale bestuurders en bestuursleden van belangenorganisaties voor visserij, natuur en recreatie in 2019, waarin eerdere onderzoeken naar de munitiestort zijn toegelicht en de recent uitgevoerde onderzoeken aan de regio zijn toegezegd. Zodra de uitkomsten beschikbaar zijn wordt een vervolgbijeenkomst gepland. In de periode 24 augustus tot 4 september van dit jaar zijn er in de munitiestort Oosterschelde bodem- en watermonsters genomen om de milieukwaliteit daarvan vast te stellen. Daarnaast is door de Explosieven Opruimingsdienst Defensie een twintigtal stuks munitie aan land gebracht. De granaten zijn ter plaatse met hogedruk watersnijapparatuur door midden gesneden zodat TNO de mate van corrosie aan de hulzen kan gaan bepalen. De munitieresten zijn vervolgens vernietigd.
Wordt in het lopende onderzoek ook het vrijkomen van fosfor uit gedumpte fosforgranaten meegenomen?
Bij de analyse van de bodem- en watermonsters wordt ook naar de aanwezigheid van fosfor gekeken.
Deelt u de opvatting dat het ongecontroleerd laten voortbestaan van de munitiedump in de Oosterschelde, notabene in een nationaal park behorende tot het Europese natuurnetwerk Natura2000, onwenselijk is. Zo nee, waarom niet?
Er is geen sprake van het ongecontroleerd laten voortbestaan van de munitiestort in de Oosterschelde. De situatie rondom de munitiestort wordt periodiek gevolgd. In het kader van de verantwoordelijkheid voor de waterkwaliteit neemt Rijkswaterstaat maandelijks watermonsters in de Oosterschelde om te toetsen of wordt voldaan aan de normen van de Kaderrichtlijn Water. Om de vijf jaar wordt aanvullend daarop een jaar lang elke twee maanden een meting uitgevoerd in de waterkolom direct boven de munitiestort. Deze metingen zijn opnieuw uitgevoerd in 2019.
Vanwege één afwijkende meting, waarbij de gevonden waarden overigens vér onder de normen voor de oppervlaktewaterkwaliteit bleven, vinden vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid in augustus, oktober en december 2020 ter verificatie nog aanvullende metingen plaats. Tot op heden geven de meetresultaten over meerdere jaren heen aan dat er geen sprake is van een situatie die gevaar oplevert voor de gezondheid, de waterkwaliteit of de aanwezige ecosystemen.
In 2000 zijn er daarnaast bodemmonsters uit de munitiestort genomen en geanalyseerd en ook toen is er munitie naar boven gebracht en op corrosie onderzocht. Dat onderzoek is recent herhaald. De uitkomsten van dit onderzoek, gecombineerd met die van eerdere onderzoeken, zullen worden gebruikt om de monitoringfrequentie voor bodem-, water- en corrosiemonsters onderbouwd te beoordelen en vast te stellen.
De resultaten van deze onderzoeken zullen in 2021 in samenhang aan uw Kamer worden toegezonden.
Kunt u een schatting geven van de kosten die gemoeid zouden gaan met het opruimen van de munitiedump in de Oosterschelde versus het afdekken en beheersen ervan?
Recente schattingen van TNO voor het opruimen van de munitiestort in de Oosterschelde bedragen tenminste € 75 miljard. Uit een eerste, verkennende inschatting door Rijkswaterstaat komt naar voren dat de kosten van het afdekken van de munitiestortplaats al snel een bandbreedte kennen van enkele tientallen tot meer dan honderd miljoen euro. De omvang van deze kosten is afhankelijk van verschillende factoren, zoals het gebruikte materiaal, oppervlakte, dikte van de afdeklaag, etc.
Kunt u bovendien uiteenzetten wat de overwegingen zijn geweest van het kabinet om tot nu toe niet over te gaan tot opruimen dan wel afdekking van de munitiedump?
In de brief «Onderzoek munitiestortlocatie Oosterschelde» van 25 maart 2004 (Def-04-54), waarbij ook twee rapporten van TNO en het Rijksinstituut voor Kust en Zee (RIKZ) aan uw Kamer zijn aangeboden, geven de bewindslieden van Defensie, V&W, LNV en VROM aan dat «op grond van de uitkomsten van het tot dusver uitgevoerde onderzoek, alsmede vanuit budgettaire overwegingen, op dit moment geen aanleiding bestaat voor een besluit tot het uitvoeren van een bodemafdekking op de stortlocatie. Een eventuele wenselijkheid of noodzaak van een dergelijke maatregel zal in de toekomst regelmatig worden geëvalueerd aan de hand van periodieke controle op water- en waterbodemkwaliteit van de stortlocatie». Vanuit de onder vraag 5 beschreven monitoring is in de tussenliggende jaren geen noodzaak naar voren gekomen om een nieuwe afweging te maken.
Is op dit moment een beheerfonds beschikbaar om de kosten van het onderzoek, het opruimen of het afdekken ook voor meerdere jaren te financieren?
De kosten voor de monitoring van water- en bodemkwaliteit worden gedragen door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De financiering vindt plaats uit het reguliere beheerbudget van Rijkswaterstaat. Het Ministerie van Defensie neemt de kosten van het periodieke onderzoek naar corrosie voor haar rekening. Hiervoor is een meerjarig fonds beschikbaar. Voor andere ingrepen, zoals opruimen of afdekken, is geen beheerfonds beschikbaar en zijn ook anderszins geen middelen gereserveerd.
Indien dit beheerfonds niet bestaat, deelt u de mening dat het beschikbaar stellen van een dergelijk beheerfonds wenselijk kan zijn om enerzijds de risico’s goed in kaart te hebben en anderzijds eventuele maatregelen te financieren die nodig zijn om de veiligheid van het milieu en de omgeving te garanderen? Zo nee, waarom niet?
Zie de antwoorden op vraag 7 en 8. Voor de periodieke monitoring van de water- en bodemkwaliteit en de toestand van de munitie ten behoeve van het inschatten van de risico’s voor veiligheid en milieu zijn afdoende middelen beschikbaar. Het kabinet ziet vooralsnog geen reden om aanvullende maatregelen te treffen.
Kunt u een overzicht geven van waar in de Nederlandse wateren en de Noordzee nog meer munitiedumps te vinden zijn? Speelt daar eenzelfde problematiek als in de Oosterschelde? Zo ja, worden hier ook onderzoeken verricht naar de risico’s voor de omgeving? Zo nee, waarom niet?
Naast de munitiestort in de Oosterschelde zijn er nog drie munitiestortlocaties op de Noordzee: een 30 km uit de kust ter hoogte van Hoek van Holland, een 30 km uit de kust ter hoogte van IJmuiden en een in een geul tussen Ameland en Schiermonnikoog. Op alle drie locaties is de munitie op natuurlijke wijze vrijwel volledig met zand bedekt; bij Ameland zelfs met 10 meter zandafdekking. De voormalige munitiestortplaatsen zijn afgesloten («Area to be avoided») voor de scheepsvaart, staan als zodanig op de zeekaarten en zijn apart van betonning voorzien.
Uit in 2001 geborgen munitie (TNO-rapport PML 2001-A6) blijkt dat de corrosie van de munitie ook in de Noordzee zeer langzaam verloopt. Omdat de munitie grotendeels onder het zand ligt en er getijdestromen over het gebied gaan, zullen de concentraties van de op termijn vrijkomende stoffen zeer laag zijn. In 2006 heeft het Ministerie van Defensie TNO aanvullend onderzoek laten doen naar de milieurisico’s van munitie in de Noordzee. Uit een monstername van munitie voor de kust van IJmuiden is toen gebleken dat er geen aantoonbare belasting van het ecosysteem is.
Ook voor de Noordzee geldt dat Rijkswaterstaat periodiek metingen verricht naar de bodemontwikkelingen en waterkwaliteit in algemene zin. Deze metingen laten zien dat de waterkwaliteit rond de munitiestortlocaties ruimschoots voldoet aan de gestelde normen.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘China krijgt voor het eerst militair voet aan de grond in Europa’ |
|
Sven Koopmans (VVD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «China krijgt voor het eerst militair voet aan de grond in Europa»?1 Kunt u de inhoud hiervan bevestigen?
Ja, ik ben bekend met de inhoud van het artikel, die ik uit openbare bron heb vernomen. Ik kan die informatie daarom vooralsnog niet zelfstandig bevestigen.
Welke gevolgen heeft deze Chinees-Servische samenwerking voor de machtsbalans en de veiligheid van Europese burgers?
Servië maakt, als niet-lid van de NAVO en als land dat een beleid van militaire neutraliteit voorstaat, een eigen afweging ten aanzien van de aanbieder van militair materieel. In dit geval zou er vooralsnog geen reden zijn te veronderstellen dat hiervan een aanzienlijke (positieve of negatieve) invloed zou uitgaan op de machtsbalans in Europa en de veiligheid van Europese burgers.
Welke gevolgen moet deze samenwerking hebben voor de Servische samenwerking met de NAVO?
Servië is een partner van de NAVO, maar heeft geen ambitie daadwerkelijk tot het bondgenootschap toe te treden. Servië heeft een beleid van militaire neutraliteit. Dit beleid wordt door de NAVO (en door Nederland) gerespecteerd. Het is daarom aan Servië een eigen afweging te maken ten aanzien van de aanschaf van materieel. Wel kan dit mogelijk gevolgen hebben voor interoperabiliteit en deelname van Servië aan NAVO-oefeningen. Of dat zo is, kan slechts beoordeeld worden aan de hand van concrete gegevens over de aangeschafte systemen. Over die informatie beschik ik op dit moment niet.
Welke rol bent u bereid hiertoe op u te nemen?
Omdat ik geen eigen informatie heb over de systemen die volgens het aangehaalde artikel zouden zijn aangeschaft en ik ook geen andere informatie tot mijn beschikking heb dan het betreffende artikel, zie ik op dit moment geen directe rol voor Nederland. Dat laat onverlet dat het kabinet de militaire ambities van China – en de eventuele gevolgen daarvan voor de Europese veiligheid – in de gaten houdt.
Het bericht ‘Rusland betaalde Afghaanse strijders om Amerikaanse militairen te doden’ |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Salima Belhaj (D66) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Rusland betaalde Afghaanse strijders om Amerikaanse militairen te doden»?1
Ja.
Heeft u pogingen ondernomen om deze berichten te bevestigen? Zo ja, met welk resultaat? Zo nee, waarom niet?
De Amerikaanse media zeggen zich te baseren op informatie afkomstig vanuit de Amerikaanse inlichtingendiensten. Het kabinet doet, zoals bekend, in het openbaar geen mededelingen over de samenwerking met en tussen buitenlandse inlichtingendiensten. Over casuïstiek die het actuele kennisniveau en de modus operandi van de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten raken, doet het kabinet in het openbaar evenmin uitspraken.
Heeft u informatie die deze berichten bevestigt?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bevestigen dat de Amerikaanse veiligheids- en inlichtingendiensten hierover sinds maart dit jaar hebben gesproken?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens dat wanneer een belangrijke bondgenoot als de VS over dergelijke informatie beschikt, die raakt aan de veiligheid van onder meer Nederlandse militairen, deze informatie direct met u gedeeld zou moeten worden?
Het ligt in de rede dat de inlichtingen- en veiligheidsdiensten van bondgenoten informatie delen indien deze informatie raakt aan de veiligheid van elkaars militairen.
Hebben de Amerikaanse veiligheids- en inlichtingendiensten u op enig moment geïnformeerd over deze berichten? Zo ja, wanneer?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de Minister van Binnenlandse Zaken, Minister van Buitenlandse Zaken of de President van de Verenigde Staten ooit enig signaal aan u overgebracht over deze informatie? Zo ja, wanneer?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u naar aanleiding van deze berichten contact opgenomen met de Amerikaanse autoriteiten en veiligheidsdiensten om deze informatie te verifiëren? Zo ja, met welk resultaat? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Beschikt u over enige informatie dat Nederlandse militairen die actief zijn in Afghanistan hierdoor een verhoogd risico hebben gelopen?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, is in zijn algemeenheid bekend dat Afghaanse overheidsinstanties, veiligheidstroepen, maar ook coalitietroepen in Afghanistan gewilde doelwitten zijn voor aanvallen van opstandelingen.2 Het kabinet doet in het openbaar echter geen uitspraken over specifieke inlichtingen. Onze militairen in Afghanistan zijn zich bewust van de gevaren in het land en houden daarmee rekening bij hun optreden. De veiligheidssituatie wordt vanzelfsprekend nauwlettend in de gaten gehouden en waar nodig worden passende voorzorgsmaatregelen getroffen. Wanneer dit significante wijzigingen behelst wordt uw Kamer hierover geïnformeerd. Overigens liggen de trainingsactiviteiten van de NAVO-missie grotendeels stil in verband met de wereldwijde pandemie.3 De huidige trainingsactiviteiten beperken zich tot advisering via telefoon en VTC. Verder richten de Nederlandse militairen zich op het weer kunnen voortzetten van de trainingsactiviteiten zodra de situatie dit toelaat.
Heeft u naar aanleiding van deze berichten of eventuele eerdere voor u beschikbare informatie hieromtrent extra maatregelen ter bescherming van de Nederlandse militairen in Afghanistan genomen?
Zie antwoord vraag 9.
De afgifte van een vergunning voor export militair materieel naar Egypte. |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Kunt u aangeven op welk Egyptisch fregat de vergunde apparatuur wordt geplaatst?1 Is het juist te veronderstellen dat het om de Gowind gaat? Zo niet, welk fregat is het dan? Kunt u dat toelichten?
De huidige vergunning heeft geen betrekking op de Gowind. Verder kunnen er geen uitspraken worden gedaan over de details van de aanvraag. Dat betreft bedrijfsvertrouwelijke informatie.
Kunt u bevestigen dat de door u afgegeven vergunning voor de firma Thales Nederland is? Zo nee, welk bedrijf levert dan de vergunde apparatuur?
Er kunnen geen uitspraken worden gedaan over de details van de aanvraag. Dat betreft bedrijfsvertrouwelijke informatie.
Hebt u met andere EU-partners overleg gevoerd over de gevoeligheid of de noodzaak van deze exportvergunning? Zo ja, met wie?
Bij iedere aanvraag voor een exportvergunning voor militaire goederen wordt nagegaan of EU-partners in de afgelopen drie jaar een vergelijkbare aanvraag hebben afgekeurd. Dat is niet het geval voor deze aanvraag. Nederland wisselt in de Raadswerkgroep COARM regelmatig kennis en informatie uit met andere EU-lidstaten die relevant is voor het exportcontrolebeleid jegens gevoelige bestemmingen. In het afgelopen jaar is kennis uitgewisseld over onder andere Egypte, Jemen, Libië, VAE en Saoedi-Arabië. Al deze discussies waren door Nederland geïnitieerd, met uitzondering van de discussie over Saoedi-Arabië. Uit deze besprekingen zijn geen bijzonderheden gebleken die de afgifte van deze aanvragen in de weg zouden staan.
Hebt u, indien het om de Gowind gaat, overlegd met de Franse autoriteiten om deze order mogelijk te maken? Kunt u dat toelichten?
Zie ook het antwoord op vraag 1. In het kader van deze aanvraag voor een exportvergunning is er geen overleg geweest tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Franse autoriteiten.
Indien het om een fregat gaat dat ooit afkomstig was uit een ander land dan Frankrijk, heeft U dan overlegd met de autoriteiten van dat land om deze order mogelijk te maken? Kunt u dat toelichten?
In het kader van de vergunningverlening is geen overleg geweest tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en andere landen dan Frankrijk, anders dan in algemene zin zoals genoemd onder vraag 3.
Hebt u kennisgenomen van een recent rapport, uit maart 2020, van de International Maritime Organization, waarin onomwonden wordt gesteld dat Egypte nog steeds een fundamentele rol heeft in de blokkade van Jemen?2 Kunt u toelichten waarom u de analyse van deze gerenommeerde organisatie van de internationale scheepvaart negeert bij uw beoordeling van de wapenexportvergunning?
Het rapport waarnaar wordt verwezen is opgesteld in het kader van een educatieve oefening van de Model United Nations van een scholengemeenschap in Mexico en lijkt niet afkomstig van de International Maritime Organization (IMO). Er is ons geen vergelijkbaar rapport van de International Maritime Organizationbekend. Naar aanleiding van de Kamervragen is navraag gedaan bij de IMO die bevestigde dat het rapport niet van het IMO afkomstig is.
Tot juli 2019 is een aangepast toetsingskader in de vorm van een presumption of denial van kracht geweest op aanvragen naar Egypte in verband met mogelijke betrokkenheid van de Egyptische marine bij de maritieme blokkade van Jemen. Dit is in juli 2019 aangepast. U bent hierover op 16 juli 2019 geïnformeerd (Kamerstuk 22 054, nr. 312). De situatie in en rond Jemen wordt voortdurend en nauwkeurig gemonitord. Op basis van beschikbare informatie is er op dit moment geen aanleiding om dit beleid weer terug te draaien. Ook een recent rapport van het Europese parlement dat in juli 2020 is aangenomen door de Commissie voor Buitenlandse Zaken legt – anders dan voor Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten – geen direct verband tussen Egypte en mensenrechtenschendingen in Jemen.3
Hebt u kennisgenomen van de analyse van Amnesty International dat de mensenrechtensituatie in Egypte steeds slechter wordt en dat het een openluchtgevangenis is voor critici?3
De mensenrechtensituatie in Egypte is en blijft een belangrijk onderdeel van gesprek met de Egyptische autoriteiten. Het kabinet maakt zich in toenemende mate zorgen over de mensenrechtensituatie in Egypte, met name over de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van vereniging, de vrijheid van vergadering en de positie van mensenrechtenverdedigers en journalisten in Egypte. Het kabinet kaart deze zorgen aan en onderstreept de noodzaak van verbeteringen op dit gebied. Zo deed secretaris-generaal Joke Brandt dit tijdens haar bezoek aan Egypte in februari 2020. Daarbij brengt de Nederlandse ambassadeur in Cairo deze zorgen regelmatig over in zijn contacten met de Egyptische autoriteiten. Ook in Den Haag worden de zorgen van het kabinet over de mensenrechtensituatie regelmatig met de Egyptische ambassadeur besproken. Nederland overlegt consequent met gelijkgezinde landen over onze inzet op mensenrechtengebied. Nederland heeft recent met een groep gelijkgezinde landen aandacht gevraagd voor de risico's die gevangenen in Egypte lopen vanwege de uitbraak van het Coronavirus.
De vergunning is afgegeven na zorgvuldige toetsing van de aanvraag op basis van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake Wapenexport. Daarbij wordt, onder criterium twee, ook gekeken in hoeverre de betreffende goederen (in dit geval radar- en C3-systemen) kunnen worden ingezet voor mensenrechtenschendingen en interne repressie. Indien dat het geval is, zou dat vanwege de zorgen van het kabinet over de mensenrechtensituatie in Egypte tot een negatieve uitkomst leiden. Er zijn geen aanwijzingen dat de eindgebruiker van deze goederen, de Egyptische marine, betrokken is geweest bij dergelijke mensenrechten-schendingen. Deze goederen (radar- en C3-systemen) lenen zich er qua aard en eigenschappen ook niet voor om ingezet te worden bij dergelijke mensenrechtenschendingen.
Deelt u de opvatting dat deze wapenvergunning als ondersteuning van de Egyptische buitenlandpolitiek zal worden ervaren, zeker na het dreigement van de Egyptische president Sisi dat hij militair zal ingrijpen als de regering van Libië gewapenderhand tracht de stad Sirte in te nemen, die onder controle staat van de opstandige leider Haftar?4 Zo ja, waarom hebt u deze argumenten niet opgenomen in de beoordeling van de wapenexportvergunning, omdat Egypte met een militaire escalatie dreigt in Libië?
De vergunning is afgegeven na zorgvuldige toetsing van de aanvraag op basis van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake Wapenexport. Daarbij is met name in de toetsing aan criterium vier ook grondig gekeken naar het risico dat de transactie een risico vormt voor de regionale stabiliteit in en rond Libië.
Sisi heeft, ten tijde van de toetsing, aangegeven dat er wat hem betreft een rode lijn is bij Sirte/al-Jufra. Het kabinet heeft dit element meegewogen en kwam tot de conclusie dat er geen sprake was van concrete stappen richting militair interveniëren. Bovendien was er geen indicatie dat de Egyptische marine deze radar- en C3-systemen op een destabiliserende of ongeoorloofde wijze in zou zetten in de regio, noch waren er duidelijke intenties om dit op afzienbare termijn te doen. Toetsing aan criterium vier werd daarom positief beoordeeld.
Op dit moment is onduidelijk in hoeverre de ontwikkelingen in Egypte daadwerkelijk zullen resulteren in militaire acties in Libië en zo ja, welke vorm van militaire inzet het zou betreffen (directe of indirecte hulp en met inzet van welke strijdkrachten en welk materieel). Het is daarom te vroeg om te spreken van een duidelijk risico op een ongewenste inzet van deze goederen. De situatie wordt voortdurend en zeer nauwlettend gemonitord.
Hebt u kennisgenomen van de toegenomen samenwerking van de marines van Saoedi-Arabië en Egypte?5 Deelt u de opvatting dat een dergelijke samenwerking bijdraagt aan een verhoging van de spanningen in het Midden-Oosten en dat een wapenvergunning voor de Egyptische marine bijdraagt aan die verhoging van de spanningen? Deelt u daarom de opvatting dat de wapenvergunning niet opportuun is? Kunt u dat toelichten?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft kennisgenomen van de gemeenschappelijke maritieme oefening van Egypte en Saoedi-Arabië in de Rode Zee in februari 2020. Deze informatie is meegewogen bij de beoordeling van de vergunningaanvraag. De aanvraag voor de exportvergunning is getoetst op basis van het huidige wettelijke kader, het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport (2008/944/GBVB). Onder criterium vier van het EU Gemeenschappelijk Standpunt worden aanvragen voor exportvergunningen voor militaire goederen getoetst op het risico dat de transactie de regionale stabiliteit negatief beïnvloedt. Negatieve toetsing aan criterium vier vereist het bestaan van een duidelijk risico dat de goederen worden gebruikt voor agressie jegens een ander land of het met kracht bijzetten van territoriale aanspraken. Het is niet aangetoond dat de gemeenschappelijke oefening van Egypte en Saoedi-Arabië is gericht op agressie jegens een ander land of het met kracht bijzetten van territoriale aanspraken. Egypte heeft duidelijke veiligheidsbelangen in het Rode Zee gebied, zoals terrorismebestrijding en het beveiligen van commerciële vaarroutes. Er is geen informatie die erop wijst dat de Egyptische marine de goederen uit deze vergunningaanvraag (radar- en C3-systemen) op dit moment in de regio inzet omwille van agressie jegens een ander land of voor het met kracht bijzetten van territoriale aanspraken. Er is daarmee geen sprake van een duidelijk risico en toetsing aan criterium 4 is positief. De ontwikkelingen in de regio worden doorgaand en zorgvuldig gemonitord.
Bent u bereid de wapenvergunning om bovenvermelde redenen tot nader order op te schorten?
Nee. Vanuit het beginsel van rechtszekerheid heeft de vergunninghouder het recht om een eenmaal afgegeven vergunning ook daadwerkelijk te gebruiken. De gronden waarop een vergunning kan worden ingetrokken zien vooral op de situatie dat de vergunning is verstrekt op onjuiste of onvolledige gegevens die door de aanvrager zijn verstrekt of de situatie dat de vergunningsvoorschriften niet in acht zijn genomen. Hiervan is geen sprake. De vergunningaanvraag is zeer zorgvuldig getoetst op basis van het geldende toetsingskader: het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport. Er is op dit moment geen reden ter heroverweging van deze toetsing.
Financiering onder het European Defence Fund |
|
André Bosman (VVD) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Luik meets Dutch MoD to discuss military funding»?1
Ja.
Klopt het dat, om gebruik te maken van alle mogelijkheden voor financiering onder het European Defence Fund (EDF), bedrijven in de Defensie-industrie cofinanciering nodig hebben?
Het EDF biedt financiële ondersteuning aan bedrijven en kennisinstellingen voor de ontwikkeling van nieuwe defensieproducten en -technologieën en onderzoek. Het financieringspercentage van een subsidiabele actie is afhankelijk van het type actie dat wordt uitgevoerd. In art 11.3 van de gedeeltelijk aangenomen EDF-verordening is vastgelegd dat voor prototyping tot 20% van de subsidiabele kosten wordt vergoed; voor kwalificering, tests en certificering wordt tot 80% van de subsidiabele kosten vergoed; voor acties gericht op onderzoek, studies en ontwerp wordt tot 100% van de subsidiabele kosten vergoed.
Om in aanmerking te komen voor financiering uit het EDF dienen consortia aan te tonen dat het deel van de kosten waarvoor geen EDF-financiering is voorzien, op een andere wijze wordt gedekt. In de EDF-verordening is niet vastgelegd wie zorg dient te dragen voor het leveren van de cofinanciering. De zogenoemde cofinanciering kan derhalve worden gedragen door de lidstaat waarin het bedrijf is gevestigd, maar kan ook op andere wijze worden gefinancierd, waaronder door het bedrijf zelf.
Klopt het dat deze cofinanciering afkomstig mag zijn van de lidstaat waar het Defensiebedrijf vandaan komt en lidstaten op deze manier hun bedrijven kunnen helpen om toegang te krijgen tot subsidies uit het EDF?
Zie antwoord vraag 2.
Is er al iets te zeggen of andere landen geld beschikbaar gaan stellen voor cofinanciering? Zo ja, hoeveel?
Conform staand beleid ben ik niet in de positie om uitspraken te doen over het interne beleid van andere lidstaten.
Welke plannen hebt u om cofinanciering beschikbaar te stellen?
Op de Defensiebegroting is geen specifieke budgetregel opgenomen voor cofinanciering van het EDF. Indien Defensie een verzoek ontvangt voor cofinanciering, zal worden gekeken naar de mate waarin het respectievelijke projectvoorstel aansluit op de defensiebehoefte en projectplanning. Indien het projectvoorstel aansluit op een bestaande, gefinancierde behoefte en planning kan budget vanuit het Defensie Lifecycle Plan (DLP) worden ingezet als cofinanciering.
De verwachting is echter dat de mogelijkheid om projectvoorstellen te cofinancieren vanuit het DLP of de projectenbegroting niet toereikend is om optimaal gebruik te maken van het EDF en niet voldoende flexibiliteit biedt om tijdig in te spelen op kansen van bruikbare militaire producten en technologieën, voor de industrie en voor Defensie. Derhalve worden op dit moment de mogelijke financieringsopties voor het EDF, door de beleidsverantwoordelijke departementen op ambtelijk niveau in kaart gebracht. De coördinatie en sturing hierop vindt plaats vanuit de Interdepartementale Coördinatiegroep Europese Defensie Samenwerking.
Deelt u d mening dat, zelfs al zou alle cofinanciering van Defensiebedrijven zelf komen, een deel daarvan nog steeds gezien kan worden als verkapte cofinanciering vanuit lidstaten indien het gaat om staatsbedrijven die zeer nauwe banden onderhouden met de krijgsmacht in het land waar zij vandaan komen?
In de wijze waarop bedrijven die (deels) eigendom zijn van overheden hun deelname aan EDF-projecten financieren is geen inzicht. Indien een EDF-project aansluit op een nationale defensiebehoefte van een land, waarmee op termijn operationele en financiële voordelen kunnen worden gerealiseerd door een defensieorganisatie, ligt het voor de hand dat een overheid bereid is te zoeken naar mogelijkheden om bij te kunnen dragen. Ook in Nederland wordt door Defensie gekeken in hoeverre EDF-projectvoorstellen aansluiten op de defensiebehoefte en projectplanning.
De Europese Defensiemarkt kent een ongelijk speelveld. Nederland steunt de Europese Commissie dan ook in haar initiatief om een Europese markt te realiseren met gelijke kansen voor iedereen. Daarbij is vanuit Nederland in het bijzonder aandacht voor de positie van het MKB. Het EDF kan daaraan op termijn bijdragen doordat het grensoverschrijdende samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen stimuleert.
Als Nederland naar rato van de relatieve omvang van de Nederlandse Defensie-industrie binnen de Europese Unie aan projecten zou willen deelnemen, hoeveel geld zou er dan aan cofinanciering beschikbaar moeten komen?
Er is geen eenduidig antwoord te geven op deze vraag. De cofinancieringsbehoefte is immers sterk afhankelijk van een aantal variabele factoren. Ten eerste is de cofinancieringsbehoefte afhankelijk van het type actie dat wordt uitgevoerd (zie ook vraag 2, 3) door een consortium. Indien een prototype wordt ontwikkeld, is de cofinancieringsbehoefte significant hoger dan wanneer de actie zich richt op onderzoek. Ten tweede is de cofinancieringsbehoefte afhankelijk van de samenstelling van een consortium, gezien er verschillende bonussen kunnen worden verkregen door (significante) deelname van het midden- en kleinbedrijf en/of middelgrote ondernemingen aan een project (EDF verordening art. 14 lid b, c en d). Ten slotte hangt de hoogte van de gevraagde cofinanciering samen met de vraag of een actie wordt uitgevoerd als onderdeel van een PESCO project, gezien ook hier een bonusregeling aan is verbonden (EDF verordening art. 14 lid a en d).
Kunt u zeggen hoeveel cofinanciering er door andere landen beschikbaar is gesteld bij de eerste tranche van projecten waarbij de Commissie onder de voorloper van het EDF in juni al 205 miljoen euro ter beschikking stelde?2
De Commissie heeft onder de EDIDP 2019 call € 200 mln. toegekend aan succesvolle consortia. De totale kosten van de projecten bedroegen € 276 mln. Dit betekent dat in het totaal een bedrag van € 76 mln. op andere wijze gefinancierd dient te worden.
Kunt u zeggen hoeveel geld er bij deze eerste tranche naar Nederlandse bedrijven is gegaan, en hoeveel geld de Nederlandse overheid hier voor cofinanciering beschikbaar heeft gesteld?
Nederlandse bedrijven zijn bij drie van de zestien succesvolle EDIDP 2019 projectvoorstellen betrokken. In twee projecten zijn Nederlandse partijen betrokken als consortium lid, bij één project als onderaannemer.
De Europese Commissie kende in totaal 22 mln. toe aan consortia waarin Nederlandse partijen betrokken zijn als consortium lid. Daarnaast kende de Europese Commissie € 44 mln. toe aan het project waar Nederlandse partijen als onderaannemer zijn betrokken. Het budget wordt conform de werklast verdeeld over de deelnemende bedrijven en instellingen, en valt dus niet volledig ten deel aan de Nederlandse deelnemers.
Vanuit de Nederlandse overheid wordt voor één project een financiële bijdrage geleverd. De hoogte van de cofinanciering en de verdeling binnen de consortia zijn commercieel vertrouwelijk.
Kunt u zeggen of er al gesprekken plaatsvinden tussen u en de Minister van Economische Zaken over cofinanciering, inclusief de mogelijkheid hiervoor geld uit het Groeifonds of andere faciliteiten ter beschikking te stellen, aangezien beleidsoptie 18 uit rapport 16 van de Brede Maatschappelijke Heroverwegingen voorstelt een defensievoorziening voor cofinanciering bij het Ministerie van Economische Zaken onder te brengen?
Graag verwijs ik u ook naar het antwoord op vraag 5. EDF-projecten dragen bij aan het versterken van het kennisniveau, innovatie ecosysteem en verdienvermogen rondom de Nederlandse Defensie gerelateerde industrie. Momenteel wordt, in lijn met de Defensie Industrie Strategie (2018) waarin de ambitie is geformuleerd dat Nederland tot de top 10 van landen wil behoren die gebruikmaken van EDF, bezien hoe het Ministerie van EZK, naast het Ministerie van Defensie, kan bijdragen aan de cofinanciering die benodigd is om EDF middelen te ontsluiten. De Interdepartementale Coördinatiegroep Europese Defensie Samenwerking, waarover uw Kamer onder andere via de technische briefing van 10 november jl. is geïnformeerd, is een belangrijk instrument voor de afstemming tussen Defensie, EZK en andere departementen hieromtrent.
Het bericht dat Turkije het S400-luchtafweersysteem getest heeft op F-35- en F22-toestellen |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u het bericht bevestigen op de website www.armyrecognition.com dat Turkije het S400-luchtafweersysteem getest heeft op F-35- en F22-toestellen?1 Zo nee, acht u het van belang dit bericht te verifiëren en gaat u dit ook doen?
Ik heb kennis genomen van de berichtgeving op de website van armyrecognition.com. Ik kan dit bericht niet bevestigen. Nederland onderhoudt nauw contact met partnerlanden over de veiligheid van onder meer het F-35-systeem, waarbij gebruik wordt gemaakt van geëigende (militaire) informatiebronnen.
Hoe beoordeelt u deze actie van NAVO-lid Turkije?
Het kabinet heeft grote zorgen over de aanschaf en het in gebruik nemen van het S-400 systeem door Turkije. Conform de motie van het lid Van Helvert c.s. (Kamerstuk 28 676, nr. 294, d.d. 5 juli 2018) heeft het kabinet deze zorgen meerdere malen uitgesproken in zowel bilateraal als NAVO-verband.
Wat zegt de test over destealthcapaciteiten van de F-35?
Zoals al eerder gemeld in Kamerbrief 26 488, nr. 455 (d.d. 10 december 2019) moet de F-35 voldoen aan de gestelde operationele en technische eisen, waaronder die betreffende stealth eigenschappen.Stealth maakt niet geheel onzichtbaar, maar verkleint de kans op detectie aanzienlijk. Over de specifieke operationele capaciteiten van de F-35 inclusief beweringen over eventuele kwetsbaarheden van het systeem kan ik uw Kamer vanuit veiligheidsoverwegingen geen verdere informatie doen toekomen.
Wat is precies de waarde van destealth-capaciteiten van de F-35 als het Russische S-400 raketsysteem kennelijk in staat is de F-35 te traceren? Was bij de keuze voor de F-35 bekend dat moderne luchtverdedigingssystemen het toestel kunnen waarnemen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u van mening dat destealth-technologie van de F-35 nog steeds actueel genoeg is om de hogere kosten van het toestel en de beperking van andere capaciteiten van het toestel te kunnen compenseren?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u van mening dat deze Turkse test in de bijeenkomst van de NAVO-Ministers van Defensie aan de orde gesteld dient te worden?
Conform de motie van het lid Van Helvert c.s. (Kamerstuk 28 676, nr. 294, d.d. 5 juli 2018) heeft het kabinet al meerdere malen in NAVO-verband zorgen uitgesproken over de aanschaf en het in gebruik nemen van de S-400 door Turkije. De eerstvolgende bijeenkomst van NAVO-ministers van Defensie is in oktober 2020. Als er tegen die tijd reden is het punt aan de orde te stellen, zal ik dat doen. Echter, op basis van de informatie waar het kabinet momenteel over beschikt, zie ik daartoe op dit moment geen aanleiding.
Het bericht dat Defensie gedragsbeïnvloedingsmethodes ontwikkelt voor moderne oorlogsvoering |
|
Salima Belhaj (D66) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het nieuwsbericht «Een soft maar gevaarlijk wapen: moderne oorlogsvoering richt zich op beïnvloeding van de bevolking»?1
Ja.
Deelt u de mening dat een nieuwe tool voor moderne oorlogsvoering zoals gedragsbeïnvloeding (i.e. de BDM-methode) pas ingezet zou kunnen worden nadat hier een ethisch kader voor is vastgesteld?
Veel ethische vragen en humanitaire overwegingen zijn in het recht gecodificeerd, zoals in belangrijke delen van het humanitair oorlogsrecht en verschillende mensenrechtenverdragen. De toepassing van de BDM is onderwerp geweest van juridisch advies. De methode is als zodanig niet in strijd met het recht, waaronder het oorlogsrecht. Wel is van belang dat de methode wordt toegepast in overeenstemming met het toepasselijk juridisch kader voor de inzet als geheel, waaronder de mensenrechten en het oorlogsrecht.
Daarnaast gelden bij het gebruik van BDM, net als bij alle andere inzet van de krijgsmacht, de bestaande ethische kaders. Militairen worden opgeleid met de gedragscode en zij krijgen diverse lessen over ethiek en ethische dillema’s. De principes proportionaliteit en subsidiariteit zijn altijd leidend net als het humanitair oorlogsrecht. Deze kaders zijn ook steeds toegepast tijdens de pilots met BDM. In lijn met het kabinetsbeleid gaat Defensie het toepassen van gedragsinzichten de komende tijd verder vormgeven.
Wat vindt u ervan dat de BDM-methode er toe zou kunnen aanzetten burgers in conflictsituaties actief te betrekken bij het conflict en ze zodoende mogelijk te dwingen een kant te kiezen, dan wel niet doelwit te maken?
Defensie betrekt burgers niet bij een conflict op een manier die in strijd is met het humanitair oorlogsrecht. Defensie communiceert waarheidsgetrouw en transparant met burgers. Geloofwaardigheid is daarbij cruciaal, zeker in de huidige tijd waarin de hoeveelheid desinformatie alleen maar toeneemt. In moderne conflicten opereert Defensie vaak tussen de bevolking. Om de veiligheidssituatie te verbeteren moeten we een goed beeld hebben van het gedrag van mensen in hun lokale omgeving. Gedragsonderzoek zoals met BDM stelt ons in staat om de mensen in de operationele omgeving beter te begrijpen. Daardoor is een militaire commandant beter in staat om rekening te houden met de burgerbevolking. Defensie beseft daarbij terdege dat iedereen elkaar in het operatiegebied in de gaten houdt en dat er een signaalwerking van kan uitgaan als met een Westerse militair wordt gesproken. Het staat daarom iedereen vrij contact met ons te zoeken of juist te vermijden.
Bent u bereid onderzoek te laten doen naar de manier waarop andere landen omgaan met het gebruik van de BDM-methode of vergelijkbare methodes van gedragsbeïnvloeding in oorlogsvoering?
Uit ervaringen met andere partners en ook door de verschillende pilots van de afgelopen jaren, beschikt Defensie al over een redelijk beeld van hoe andere landen omgaan met het toepassen van gedragsinzichten. Belangrijk hierbij is het besef dat het gebruik hiervan erg afhangt van de (organisatie)cultuur van het land dat dergelijke methodes gebruikt en hoe zij denken over oorzaak en oplossing van het conflict. Zo zijn er landen als Nederland die een meer geïntegreerde benadering gebruiken, terwijl andere landen een meer opponent gerichte aanpak voorstaan.
Nederland deelt onder andere met Canada de zienswijze dat de bescherming van, en de samenwerking met burgers in conflicten centraal dienen te staan (people and behavior centric). BDM past goed bij deze aanpak. Nederland loopt samen met Canada voorop in het operationaliseren van BDM in militaire operaties en inzet. Tekenend is dat andere landen tijdens de pilots bij onze krijgsmacht aankloppen om van ons te leren.
Wat is de reden dat Defensiepersoneel op grote schaal cursussen krijgt om kennis te maken met de BDM-methode, als deze methode op dit moment op de plank ligt?
Om de noodzakelijke kennis binnen de organisatie te borgen, uit te breiden en verder te professionaliseren, is het van belang dat steeds voldoende nieuwe mensen worden opgeleid. Goede opleidingen zijn noodzakelijk om BDM volledig te begrijpen en op een verantwoorde manier toe te passen. Op termijn wil Defensie de opleiding zelf ter hand nemen. Ook bij toekomstige opleidingen zal samenwerking met externe partijen belangrijk blijven om nieuwe inzichten en technieken in de BDM op te kunnen nemen of om als expert een specifieke les te verzorgen.
Deelt u de mening dat het noodzakelijk is voor de krijgsmacht, de politiek en de maatschappij om een debat te voeren over het gebruik van deze BDM-methode of andere, vergelijkbare, methodes?
Ja. Sinds 2014 is het kabinetsbeleid dat de departementen, waaronder Defensie investeren in het opbouwen van gedragswetenschappelijke expertise om het overheidsbeleid te verbeteren.2 Om deze kennisdeling te bevorderen is het Behavioural Insights Netwerk Nederland (BIN NL) opgericht. Dit is een samenwerkingsverband van alle ministeries voor de toepassing van gedragskennis binnen de rijksoverheid.3 BIN NL rapporteert elke twee jaar aan de Eerste en Tweede Kamer over de voortgang van de toepassing van gedragsinzichten bij de departementen. In 2017 is ook een bijdrage van Defensie opgenomen over de toepassing van gedragsinzichten in Mali. Daar heeft Defensie met hulp van BDM doelgroepgerichte communicatie voor de lokale bevolking ontwikkeld om locaties van geïmproviseerde explosieven door te geven. Waar de lokale bevolking deze locaties eerst niet meldde, gebeurde dit na invoering van dit programma wel.4
Daarnaast krijgt Nederland vanuit ons eigen veiligheidsoogpunt bezien, steeds meer te maken met tegenstanders die juist ons gedrag proberen te beïnvloeden onder andere met desinformatie via sociale media.5 Dit dwingt Defensie om naast de virtuele, ook de cognitieve aspecten van moderne conflictvoering beter te begrijpen en ook expertise en perspectieven uit de sociale wetenschappen in ons beleid te integreren.6 Uiteraard gelden daarbij steeds de juridische en ethische kaders.
Kunt u bevestigen dat deze methode op dit moment niet door de Nederlandse krijgsmacht wordt gebruikt in het buitenland?
Op dit moment wordt de methode niet in het buitenland gebruikt, omdat daar nu geen behoefte is.
Wat vindt u ervan dat de BDM-methode is aangeschaft bij het moederbedrijf van Cambridge Analytica, het bedrijf dat een zeer twijfelachtige rol heeft gespeeld bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2016 en het Brexit-referendum van 2016?
De gebeurtenissen rond Cambridge Analytica werden pas bekend in 2018. Defensie kocht de BDM-cursus eerder in 2017, niet bij Cambridge Analytica, maar bij SCL-Defence. Verder was de ophef rond Cambridge Analytica niet gerelateerd aan het gebruik van BDM, maar aan het overschrijden van juridische en ethische grenzen bij grootschalige data-mining, data-analyse en micro-targeting in relatie tot verkiezingen. Het gebruik van big-data maakte geen deel uit van de BDM-opleiding die Defensie kocht. Verder is BDM volgens Defensie een instrument en de ethiek van het gebruikte middel bevindt zich in de gebruiker en niet in het instrument.
Bent u bekend met het artikel «Een soft maar gevaarlijk wapen: moderne oorlogsvoering richt zich op beïnvloeding van de bevolking»?1
Ja.
Bent u bekend met het gebruik van de Behavioural Dynamics Methodology (BDM) binnen Defensie? Zo ja, wat vindt u van de methode en het gebruik? Zo nee, waarom niet?
Ja, wij zijn hiermee bekend. Het is al langer kabinetsbeleid dat departementen pilots uitvoeren met het toepassen van gedragsinzichten. Voor het opstellen en uitvoeren van effectief beleid is het van belang dat vanuit het perspectief van de doelgroep wordt gekeken naar wat hun reactie op bepaalde maatregelen kan zijn.2 In 2018 informeerde dit kabinet de Kamer dat de toepassing van gedragswetenschappelijke inzichten voortaan deel uitmaakt van het Integraal Afwegingskader (IAK) voor beleid en regelgeving.3
Militaire inzet verschilt hierin niet van ander overheidsbeleid. Ieder conflict draait om het gedrag van mensen. Daarbij spelen conflicten zich tegenwoordig vaak af tussen de lokale bevolking waarbij de grens tussen strijders en burgers niet altijd duidelijk is. Door gedragsonderzoek onder lokale bevolkingsgroepen ontstaat hierin beter inzicht en kan Defensie daar gerichter op inspelen. Bijvoorbeeld door naast fysieke- ook niet-fysieke middelen in te zetten met minder kans op burgerslachtoffers. Of om militaire activiteiten beter aan de lokale bevolking uit te kunnen leggen en zo meer begrip, draagvlak en steun te creëren.
In november 2017 ontving de Tweede Kamer een eerste rapportage van pilots die de overheid met de toepassing van gedragsinzichten heeft uitgevoerd.4 Eén daarvan betrof het programma van Defensie in de MINUSMA-missie in Mali om de bevolking beter tegen geïmproviseerde explosieven (IED’s) te beschermen. Na onderzoek met de Behavioural Dynamics Methodology (BDM) werd de doelgroepgerichte communicatie aan de lokale omstandigheden aangepast. Hierna meldde de lokale bevolking meer IED-locaties die vervolgens onschadelijk konden worden gemaakt. Met deze methodiek wordt het instrumentarium van Defensie dus verbreed en wordt Defensie effectiever.
Is de top van Defensie op de hoogte van het gebruik van de BDM-methodiek? Zo ja, hoe kijken zij tegen deze methodiek aan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de BDM-methode ontwikkeld is door het moederbedrijf van Cambridge Analytics en voor veel geld door Defensie ingekocht? Waarom is de Kamer nooit geïnformeerd over de samenwerking met dit omstreden bedrijf?
De basis van BDM is ontwikkeld door de SCL-groep die ook het moederbedrijf van Cambridge Analytica was. Defensie kocht de BDM-cursus in 2017 niet bij Cambridge Analytica, maar bij SCL-Defence. Dit was voordat in 2018 de gebeurtenissen rondom Cambridge Analytica bekend werden. Daarbij was de ophef rond Cambridge Analytica niet gerelateerd aan het gebruik van BDM, maar aan het overschrijden van juridische en ethische grenzen bij grootschalige data-mining, data-analyse en micro-targeting in relatie tot verkiezingen. Het gebruik van big-data maakte geen deel uit van de opleiding die Defensie kocht. Verder is BDM volgens Defensie een instrument en de ethiek van het gebruikte middel bevindt zich in de gebruiker en niet in het instrument.
Klopt het dat een ethisch kader lijkt te ontbreken bij de toepassing van de BDM-methode, zoals in het artikel wordt gesteld? Is er een vastgesteld ethisch kader voor het gebruik van de BDM-methode? Zo ja, kan de Kamer die ontvangen? Zo nee, waarom niet?
Net als bij alle andere inzet van de krijgsmacht, gelden bij het gebruik van BDM de bestaande ethische kaders. Militairen worden opgeleid met de gedragscode en zij krijgen diverse lessen over ethiek en ethische dillema’s. De principes proportionaliteit en subsidiariteit zijn evenals het humanitair oorlogsrecht altijd leidend. Deze kaders zijn ook steeds toegepast tijdens de pilots met BDM. In lijn met het kabinetsbeleid gaat Defensie het toepassen van gedragsinzichten de komende tijd verder vormgeven.
Is de toepassing van de BDM-methode getoetst aan het oorlogsrecht? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat was de uitkomst van die toetsing?
Ja. De toepassing van de BDM is onderwerp geweest van juridisch advies. De methode is als zodanig niet in strijd met het recht, waaronder het oorlogsrecht. Wel is van belang dat de methode wordt toegepast in overeenstemming met het toepasselijk juridisch kader voor de inzet als geheel, waaronder de mensenrechten en het oorlogsrecht. Dit geldt bij alle militaire inzet.
Klopt het dat Defensie geoefend heeft met deze methode in het Caribisch gebied? Zo ja, wat was de maatschappelijke impact van deze oefening? Klopt het dat er een evaluatie heeft plaatsgevonden? Wat is er met deze evaluatie gebeurd?
Ja. Defensie heeft in 2016 in het Caribisch gebied een pilot met de BDM uitgevoerd. Het betrof een onderzoek naar het draagvlak onder de bevolking voor de aanwezigheid van Nederlandse militairen. Hieruit bleek dat er bij de lokale bevolking geen weerstand was tegen de aanwezigheid van Nederlandse militairen. Verder bleek de lokale bevolking niet goed op de hoogte van de taken en bevoegdheden van de Nederlandse militairen. Een aantal aanbevelingen uit het rapport is opgepakt, zoals bijvoorbeeld het communiceren in het Papiamento in plaats van in het Nederlands. Voor zover bekend heeft deze pilot geen maatschappelijke impact gehad. Net als andere oefeningen bij Defensie is deze oefening intern geëvalueerd.
Waarom heeft u ervoor gekozen om de BDM-methode niet te communiceren met de Tweede Kamer?
Zie het antwoord op vraag 4.
Klopt het uit het artikel naar voren komende beeld dat pas in derde instantie de inkoop van de BDM-methode door middel van een aanbesteding wordt ingekocht? Zo ja, waarom is in de eerste twee gevallen niet gekozen voor aanbesteding, mede ook gezien de hoogte van de bedragen?
De eerste keren is gebruik gemaakt van rechtstreekse opdrachtverstrekking op grond van uitzonderingsbepalingen in de Europese aanbestedingsregelgeving. Mede naar aanleiding van de pilots is besloten het traject met BDM voort te zetten. Om invulling te geven aan de structurele opleidingsbehoefte wil Defensie een meerjarige raamovereenkomst afsluiten. De financiële omvang hiervan vergt een aanbestedingsprocedure. Dit proces is in 2019 gestart.
In welke mate overlapt het gebruik van de BDM-methode met het takenpakket van de MIVD? Zijn er afspraken vastgelegd over samenwerking en afstemming met de MIVD bij het gebruik van BDM?
Zowel de ingezette Nederlandse eenheden als de MIVD willen meer inzicht krijgen in het gedrag van de lokale bevolking en strijdende partijen. Daarbij hebben beide hun eigen manier van optreden. De militaire eenheden treden de lokale bevolking bij inzet van BDM transparant en met open vizier tegemoet en leggen daarover in de lijn verantwoording af. De MIVD opereert in voorkomend geval onder de WIV. Om te voorkomen dat hierbij in een operatiegebied vermenging of overlap ontstaat, kunnen hierover afspraken worden gemaakt. Zo kan de MIVD op de hoogte worden gehouden van gepland en lopend gedragsonderzoek.
Wie houdt binnen Defensie toezicht op het gebruik van de BDM-methode? Waaraan wordt dat toezicht getoetst?
De commandant van de ingezette eenheid is verantwoordelijk voor alle activiteiten van zijn of haar eenheid en bewaakt daartoe het mandaat en de juridische kaders, inclusief de ethische aspecten. In de nationale lijn legt de commandant verantwoording af aan de CDS.
Hoe kijkt u aan tegen vormen van psychologische oorlogsvoering en de rol van de Kamer in de besluitvorming hierover?
Psychologische operaties (PsyOps) maken deel uit van de mogelijkheden die een militaire commandant heeft bij de uitvoering van de opdracht. De commandant acteert hierbij binnen de geldende juridische kaders en in overeenstemming met de voor desbetreffende operatie gemaakte afspraken. PsyOps kunnen alleen worden ingezet op de door het politiek-strategisch niveau goedgekeurde doelgroepen. Bijvoorbeeld bij NAVO-operaties gebeurt dat door de Noord Atlantische Raad. De Tweede Kamer wordt hierover in voorkomend geval conform de bestaande procedures voor de inzet van de krijgsmacht geïnformeerd.
Apache-gevechtshelikopters boven Texel |
|
Gijs van Dijk (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Bent u ermee bekend feit dat op 17 juni 2020 Apache-gevechtshelikopters van Defensie urenlang op lage hoogte boven Texel vlogen?
Op 17 juni van 0900 tot 1.230 uur vlogen twee Apache gevechtshelikopters boven het eiland Texel. Hierbij zijn aaneengesloten bebouwing en vastgestelde natuurgebieden zoveel als mogelijk vermeden of op hoogte gepasseerd. De helikopters hebben conform wet- en regelgeving niet lager gevlogen dan de minimale toegestane vlieghoogte van 150ft (45 meter).
Klopt het dat Defensie deze Apache-gevechtshelikopters op 17 juni 2020 boven Texel heeft laten vliegen voor de opnames van een televisieprogramma «Hunted» van AvroTros?
Defensie heeft besloten om deel te nemen aan de opnames van het televisieprogramma Hunted. Via verschillende platforms hoopt Defensie de Krijgsmacht als aantrekkelijke werkgever te presenteren voor nieuwe collega’s. Om beschikbare vlieguren bovendien zo effectief mogelijk te gebruiken worden opnames meestal gecombineerd met eigen training. In dit geval bood het scenario kans om realistische oefendoelstellingen te behalen, zoals: het verkennen van onbekend terrein, het beoefenen en samenwerken met onbekende eenheden en instanties, maar ook het geven van ondersteuning bij een gesimuleerde inval en het rekening houden met te vermijden gebieden.
Bent u ermee bekend dat in de periode 15 maart tot 15 juli het broedseizoen is op het UNESCO werelderfgoed gebied van Texel?
Ja, de planning en uitvoering van een vlucht gaat altijd uit van geldende wet- en regelgeving. In verband met het broedseizoen zijn door de helikopterbemanningen bovendien extra maatregelen getroffen. Zo hebben zij vogelgebieden zoveel mogelijk vermeden of gepasseerd op 3000ft (900 meter) wat ruim boven de minimale wettelijke toegestane hoogte van 1000ft (300 meter) is. Op die hoogte (3000 ft, 900 meter) is algemeen wetenschappelijke consensus dat vliegtuigen en helikopters flora en fauna niet verstoren.
Bent u ermee bekend dat laag vliegende Apache-gevechtshelikopters broedende dieren verstoren?
Ja, daarom zijn vogelgebieden vermeden of gepasseerd op 3000ft (900 meter).
Kunt u aangeven met welk doel de Apache-gevechtshelikopters op 17 juni 2020 laag boven Texel vlogen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de burgemeester tijdig geïnformeerd moet worden als er in het kader van de opname van een televisieprogramma urenlang Apache-gevechtshelikopters boven het eiland vliegen?
Ja.
Is de burgermeester van Texel voorafgaand in staat gesteld de opnames van het televisieprogramma en de inzet van Apache-gevechtshelikopters boven het eiland te toetsen in het kader van openbare orde en veiligheid? Zo nee, waarom niet?
Defensie heeft de communicatieafdeling van de gemeente Texel op 16 juni geïnformeerd over de geplande training en vliegbewegingen. De Commandant van het Defensie Helikopter Commando en ik hebben op 26 juni persoonlijk contact gehad met de burgemeester van Texel. Uit deze evaluatiegesprekken blijkt dat vanwege de specifieke omgeving, de training én opnames het beter was geweest om de gemeente en de burgemeester eerder te betrekken en te informeren.
Klopt het dat in het kader van de corona-protocollen een noodverordening geldt waarbij geen evenementen mogen plaatsvinden?
Ja.
Vindt u dat in het geval van deze televisieopnames met inzet van Apache-gevechtshelikopters op lage hoogte sprake was van een evenement op Texel op 17 juni 2020? Zo nee, waarom niet?
Nee. Er is geen sprake geweest van een evenement volgens de Noodverordening van de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord van 15 juni 2020. Het aanvragen van een ontheffing van de noodverordening was dan ook niet nodig.
Deelt u de mening dat, als er op 17 juni 2020 een evenement heeft plaats gevonden op Texel, vooraf een ontheffing van de noodverordening aangevraagd had moeten worden bij de burgermeester?
Zie antwoord vraag 9.
Het bericht ‘Dure borrels, feestjes en uitjes: Defensie legt miljoenenuitgaven aan banden’. |
|
Salima Belhaj (D66) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het nieuwsbericht «Dure borrels, feestjes en uitjes: Defensie legt miljoenenuitgaven aan banden»?1
Ja.
Deelt u de mening dat een jaarlijkse uitgave voor luxe feesten en partijen van gemiddeld 4.5 miljoen euro exorbitant is en niet uit te leggen valt aan de belastingbetaler?
Bij dit bedrag van 4,5 miljoen euro moet rekening worden gehouden met de personeelsomvang van Defensie, gemiddeld 55.000 tot 62.000 VTE’n in de periode 2016–2018. Per VTE komt dit uit op:
Met begrip voor het feit dat er hard gewerkt is en dat het personeel af en toe een feest verdient, kunt u uitleggen hoe de kostenverdeling rondom het personeelsuitje naar Walibi precies is gerealiseerd?
Zie onderstaand de verdeling van de kosten voor het personeelsuitje:
Omschrijving
Aantal
Prijs
Totaal Inclusief
Programma volwassenen
14.773
€ 35,00
€ 517.055,00
Programma kinderen
809
€ 8,50
€ 6.876,50
Overige kosten
1
€ 106.253,00
€ 106.253,00
Per medewerker bestond de mogelijkheid om maximaal drie gasten uit te nodigen voor de familiedag. Onder overige kosten vielen onder andere de organisatiekosten.
Om de kosten van het personeelsfeest te dekken zijn het saamhorigheidsbudget en het representatiebudget van de Koninklijke marechaussee samengevoegd.
Waardoor ontstond de «grote druk», die aanleiding vormde tot een personeelsfeest met zeer hoge kosten?
In de jaren 2015–2018 was de druk op het personeel groot. Zo werd bij de groei van de luchthavens en de oprichting Hoog Risico Beveiliging het personeel tijdelijk op andere werklocaties ingezet en werden er veel onregelmatige diensten gedraaid. Dat vroeg om veel flexibiliteit van het personeel. Om waardering voor het personeel en het thuisfront te tonen, is in overleg met de Medezeggenschap Commissie (MC) en na instemming van de ambtelijke leiding besloten om een familiedag te organiseren. Elk personeelslid mocht drie gasten meenemen.
Welke afspraken zijn er gemaakt om de omgang met deze «grote» druk in het vervolg anders op te vangen?
Het kabinet heeft bij de voorjaars- en miljoenennota 2017 aanvullende middelen toegekend aan de KMar, oplopend tot 43 miljoen structureel vanaf 2019. Deze middelen zijn geoormerkt voor KMar-taken op luchthavens en maritieme havens, maar geven ook geleidelijk verlichting voor de andere taakvelden van de KMar omdat personele capaciteit die de afgelopen jaren vanuit andere taakvelden naar de grensbewaking was overgeheveld nu weer stapsgewijs kan terugvloeien. Periodiek wordt de capaciteitsbehoefte herijkt en wordt samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid bekeken of er aanvullende maatregelen nodig zijn. Uw Kamer is hierover op 29 november 2016 (Kamerstuk 30 176, nr.2 geïnformeerd.
Welke afspraken zijn er gemaakt met betrekking tot relatiegeschenken?
De afspraak binnen Defensie met betrekking tot relatiegeschenken is soberheid te betrachten bij het uitvoeren van activiteiten van representatie. Relatiegeschenken dienen sober te zijn. Met betrekking tot het ontvangen van relatiegeschenken door medewerkers van Defensie is in de gedragsregels Defensie opgenomen dat er geen giften worden geaccepteerd en dat bij uitzondering een geschenk kan worden geaccepteerd met een maximale winkelwaarde van € 50.
Welke financiële richtlijnen heeft u na 2018 opgesteld om deze uitgaven in te kaderen?
Defensie heeft afgesproken dat voortaan per defensieonderdeel één saamhorigheidsactiviteit per jaar kan plaatsvinden en in bijzondere gevallen twee. Daarbij verzorgt Paresto in principe de catering en wordt voor de bijeenkomst in beginsel een defensielocatie gebruikt. Bij overheidsorganisaties zijn gemiddeld genomen twee saamhorigheidsbijeenkomsten per jaar gebruikelijk.
Daarnaast zijn nieuwe kaders en richtlijnen vastgesteld voor commando-overdrachten, afscheidsrecepties en ambtsjubilea. In deze kaders staan precies de regels en de maximale budgetten vermeld. Deze kaders en richtlijnen zijn met overeenstemming van de Centrale Medezeggenschapscommissie tot stand gekomen.
Het bericht ‘Bellingcat: Bierapp Untappd kan gebruikt worden om militairen te volgen’ |
|
Salima Belhaj (D66) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Bellingcat Bierapp Untappd kan gebruikt worden om militairen te volgen»?1
Ja.
Deelt u de zorgen dat het uitlekken van persoonsgegevens van Nederlandse militairen de veiligheid van deze militairen en de nationale veiligheid in het geding kan brengen?
Het uitlekken van persoonsgegevens van Nederlandse militairen moet zo veel mogelijk worden voorkomen. Het gebruik van sociale media en smart devices is wijd verspreid en diep geworteld. Informatiedeling hoort bij de hedendaagse maatschappij. Voorkomen moet worden dat dit risico’s oplevert voor de militair, zijn of haar gezin en lopende operaties. Bewustzijn en collegiale controle zijn van essentieel belang om er voor te zorgen dat deze risico’s worden beperkt. Defensie besteedt daarom voortdurend aandacht aan het verhogen van het beveiligingsbewustzijn, ook als het gaat om het zorgvuldig omgaan met persoonsgegevens. Defensiemedewerkers worden regelmatig gewezen op de risico’s van het delen van persoonsgegevens waarbij een relatie met Defensie kan worden gelegd.
Daar waar in 2018 bekend werd dat het gebruik van sportapps of telefoons van militairen ook privacyrisico’s met zich meebrach, zijn deze risico's inmiddels verholpen?
Alle apps en alle sociale media zijn in potentie een risico. Defensiemedewerkers worden regelmatig gewezen op de risico’s van het delen van persoonsgegevens waarbij een relatie met Defensie kan worden gelegd. Daarnaast zijn er handreikingen over hoe instellingen op de juiste manier worden ingesteld zodat risico’s van apps beperkt worden. Zo wordt er al speciaal gewezen op de gevaren van het «inchecken» op Defensielocaties en locatievoorzieningen. Ook wordt per missie gekeken wat de dreiging is en wat dat betekent voor het gebruik van apps en sociale media door militairen op missie. Zo kunnen er strengere maatregelen gelden in specifieke missiegebieden dan op andere locaties.
Vallen de regels voor de Bierapp Untappd onder dezelfde, destijds opgestelde, regels naar aanleiding van het incident in 2018?
Ja. Naar aanleiding van de gebeurtenissen in 2018 is het Defensie Beveiligingsbeleid aangepast. Dit beleid is nog steeds van kracht. Eén van de regels is bijvoorbeeld dat privé devices op missie alleen in rustgebieden (legering en kantine) mogen worden gebruikt. Het gedrag van de medewerkers zelf is bepalend. Bewustzijn en collegiale controle zijn daarom van essentieel belang om ervoor te zorgen dat de risico’s verder worden beperkt. Het zorgvuldig omgaan met privacy-instellingen bij het gebruik van apps is een constant punt van aandacht. De individuele medewerker is en blijft mede verantwoordelijk voor de collectieve veiligheid.
Kunt u de Kamer bevestigen dat Defensie voldoende maatregelen neemt om deze problemen op te lossen?
Defensie is zich bewust van de kwetsbaarheden die smart devices met zich meebrengen. Nieuwe technieken vragen continu om een risicobeoordeling. Defensiemedewerkers worden regelmatig geïnformeerd over de gevaren en het gebruik hiervan. Per missie gelden aanvullende, specifieke regels. Door middel van maatwerk worden de risico’s van apps en sociale media zo veel mogelijk geminimaliseerd.
Het bericht 'Defensie en politie willen samen personeel werven' |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Defensie en politie willen samen personeel werven»?1
Ja.
Klopt het dat de politie en Defensie een bilaterale overeenkomst hebben gesloten met onder andere de afspraak het verkennen van uitwisselbaarheid in loopbaanpaden? Zo ja, wat is de stand van zaken?
Zoals ik meldde in het eerste halfjaarbericht politie 20192, hebben de politie en Defensie op 9 april 2019 een bilaterale overeenkomst gesloten, waarin is afgesproken nauwer te gaan samenwerken, onder meer op het gebied van human resources management. Op dit moment wordt er invulling gegeven aan de samenwerking.
De samenwerking tussen de politie en Defensie is opgehangen in een bredere samenwerking in het veiligheidsdomein, onder leiding van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, waar ook DJI, de Douane en de Brandweer deel van uitmaken. Gestart is met een gezamenlijk arbeidsmarktonderzoek, hetgeen inmiddels is afgerond.
Binnen de organisaties worden de medezeggenschapsorganen met enige regelmaat op de hoogte gehouden van de voortgang en activiteiten in de samenwerking. Dit geldt ook voor de gezamenlijke vakorganisaties, die sinds kort samenwerken in de «Coalitie voor Veiligheid».
Bent u bekend met het feit dat diverse personen, thans (nog) werkzaam bij Defensie, bereid zijn de overstap naar de politie te overwegen, dan wel daadwerkelijk te maken? Zo ja, bent u ook bekend met het gegeven dat een dergelijke overstap in de praktijk een forse terugval in netto salaris als gevolg heeft van soms wel meer dan € 700,– bruto per maand? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat dit verschil financieel overbrugd dient te worden, omdat anders niet verwacht en verlangd mag worden dat personen die Defensie verlaten zich bij de politie als werkzoekende zullen melden? Zo ja, op welke wijze gaat u dit doen? Zo nee, deelt u de mening dat de politie hierdoor waardevolle potentiële werknemers laat lopen?
Ik kan geen uitspraken doen over de beweegredenen van individuele Defensiemedewerkers die overstappen naar de politie, of dit overwegen.
Daarnaast herken ik mij niet in het door u geschetste algemene beeld. Zonder een nadere duiding van functie, rang en leeftijd is het vermeende verschil in salaris onmogelijk te onderschrijven of te weerleggen. Behalve enkel het salaris zijn er ook andere factoren, zoals de inhoud van het werk en loopbaanperspectief, die van invloed zijn op de afweging om al dan wel of niet over te stappen naar de politie.
Vooralsnog zie ik dan ook geen aanleiding om vermeende salarisverschillen van medewerkers die overstappen van Defensie naar de politie te compenseren. Daarnaast hebben Defensie en politie afgesproken om elkaar op de arbeidsmarkt niet te beconcurreren. Dit neemt uiteraard niet weg dat iedere werknemer vrij is om te solliciteren waar en wanneer hij/zij dat wenst.
Deelt u ook de mening dat dit niet mag gebeuren, omdat de politie voor de grote opdracht staat de komende jaren vele duizenden nieuwe werknemers te werven?
Zoals bekend, staat de politie voor een omvangrijke vervangings- en uitbreidingsopgave. Ik wijs er echter op dat de politie er vooralsnog in slaagt voldoende nieuwe medewerkers te werven.
Bent u bereid om deze vragen zo snel mogelijk, ondanks de coronaproblematiek, te beantwoorden, omdat geen tijd verloren mag gaan op dit onderwerp?
Ja.
De ‘losse eindjes ten aanzien van de compensatie van het AOW-gat van gewezen militairen’. |
|
Sadet Karabulut |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Klopt het dat u op 18 november 2019 een delegatie van ex-militairen hebt gesproken over wat de «losse eindjes ten aanzien van de compensatie van het AOW-gat van gewezen militairen» wordt genoemd?
Op 18 november 2019 heb ik een gesprek gehad met de heer Van den H. Het gesprek vond plaats naar aanleiding van zijn brief aan de vaste commissie voor Defensie, alle fractievoorzitters van de Tweede Kamer en aan mij van 25 augustus 2019. Tijdens het gesprek is gesproken over verschillende onderwerpen uit zijn brief. Het is mijn intentie om een afrondend gesprek met de heer Van den H. in te plannen zodra dat mogelijk is.
Belangrijk om te benadrukken is dat Defensie de problematiek rondom het AOW-gat structureel heeft opgelost met de nieuwe diensteinderegeling (nDER) voor militairen. Het uitgangspunt van de nDER is dat militairen langer doorwerken (tot in de regel vijf jaar voor het bereiken van de AOW-leeftijd). Voor de militairen die onder de nDER vallen eindigt de UGM-uitkering op het moment dat zij recht hebben op een AOW-uitkering en is geen sprake van een AOW-gat.
De groep gewezen militairen, waar de heer Van den H. onderdeel van is, kon echter niet langer doorwerken, omdat aan hen reeds leeftijdsontslag was verleend. Zij werden geconfronteerd met de situatie dat zij op de leeftijd van 65 jaar wel aanspraak konden maken op ABP-ouderdomspensioen, maar vanwege de verhoogde AOW-leeftijd nog geen aanspraak konden maken op een AOW-uitkering, terwijl de uitkering op basis van de Uitkeringswet Gewezen Militairen (UGM) op dat moment wel stopte. Om de gevolgen van de opgehoogde AOW-leeftijd te compenseren heeft Defensie in 2018 (Defensienota, Kamerstuk 34 919, nr. 1) besloten om voor deze militairen een regeling te treffen die het compenseren van deze ontbrekende AOW-uitkering als oogmerk heeft (de AOW-gatcompensatie tot 100% van de gerechtvaardigde aanspraak).
Ik ben op dit moment met de centrales van overheidspersoneel in overleg om de AOW-gatcompensatie formeel vast te leggen in een ministeriële regeling die kan worden gepubliceerd in de Staatscourant. In het overleg hebben de centrales enkele vragen gesteld waarop ik recentelijk antwoorden heb gegeven. Door de huidige coronacrisis is het overleg met de centrales helaas gestagneerd en moet het vervolgoverleg nog worden gevoerd.
Klopt het tevens dat u hun argument dat zij nog steeds in een benadeelde positie zitten, ten opzichte van de groepen die voor het AOW-gat met pensioen zijn gegaan en de groep die onder de nieuwe regeling valt, erkent en dat u nadenkt hoe u dat eventueel op kunt lossen, teneinde deze losse eindjes op een voor de betrokken militairen redelijke en sociaal aanvaardbare wijze samen te knopen? Zo nee, hoe ziet u dan de zaak?
Ik heb uw Kamer eerder bericht dat Defensie met de AOW-gatcompensatie tot 100% van de gerechtvaardigde aanspraak een adequate voorziening heeft getroffen voor het AOW-gat. In het gesprek met de heer Van den H. heb ik dat ook aangegeven. Daarbij heb ik tevens aangegeven dat ik het graag hoor als betrokkenen door de huidige regeling onbedoeld worden benadeeld. In dat kader merk ik op dat door Defensie bijvoorbeeld een compensatie wordt geboden aan de betrokkenen die als gevolg van de nabetalingen in verband met de AOW-gatcompensatie de verhoogde ouderenkorting mislopen.
Deelt u de opvatting dat de Uitkeringswet Gewezen Militairen enkel en alleen voor militairen in het leven is geroepen en niet te vergelijken is met een regeling, ongeacht of dit een VUT-regeling is of prepensioenregeling?
De Uitkeringswet Gewezen Militairen (UGM) is gelijktijdig met de Algemene militaire pensioenwet in werking getreden op 1 januari 1966 en komt voort uit de bijzondere positie van de militair. De UGM dient te worden beschouwd als een unieke regeling die niet kan worden vergeleken met een andere VUT-regeling of prepensioenregeling en geldt uitsluitend voor militairen. Voor de fiscale wetgeving worden deze regelingen evenwel gelijk behandeld.
Erkent u dat de gevolgen van het 100% compenseren van de gerechtvaardigde aanspraak diverse betrokkenen financieel nadeel oplevert ten opzichte van een situatie waarin de Uitkeringswet Gewezen militairen (UGM) zou zijn doorgetrokken naar de nieuwe AOW-gerechtigde-leeftijd en/of ten opzichte van de twee eerdergenoemde groepen militairen die niet in het AOW-gat vallen of onder de Nieuwe Diensteinderegeling vallen? Zo ja, welke problemen erkent u daarbij? Zo nee, waarom niet?
Voor het merendeel van de gewezen militairen zou het doorlopen van de UGM-uitkering tot de verhoogde AOW-leeftijd een financieel voordeel opleveren ten opzichte van de AOW-gatcompensatie. Dit punt is ook nadrukkelijk aan de orde gekomen in de procedure bij de Centrale Raad van Beroep (zie de uitspraak van de CRvB van 1 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1904 en de Kamerbrieven van 8 juni 2018 (Kenmerk 2018D32793) en van 3 juli 2019 (Kenmerk 2019D29100)). Zoals ik hiervoor heb toegelicht is het uitgangspunt echter altijd geweest dat de ontbrekende AOW-uitkering gecompenseerd moest worden (zie de beantwoording van vraag 1 en 7). Bij de vormgeving van de AOW-gatcompensatie heeft Defensie dan ook geen vergelijking gemaakt met de situatie dat de UGM-uitkering zou doorlopen tot de AOW-leeftijd, maar met de situatie dat de AOW-leeftijd nog steeds 65 jaar zou zijn geweest. Dat is logisch, omdat de gewezen militairen met een UGM-uitkering wisten dat hun uitkering bij 65 jaar zou eindigen en hadden verwacht dat zij vanaf dat moment recht zouden hebben op een AOW-uitkering en ABP-ouderdomspensioen. Dat was hun gerechtvaardigde verwachting. Die verwachting is daarom ook als uitgangspunt gekozen voor de AOW-gatcompensatie. In mijn brieven aan uw Kamer van 8 juni 2018 (Kamerstuk 2018D32793) en van 3 juli 2019 (Kamerstuk 2019D29100) heb ik in dit verband opgemerkt dat de CRvB heeft geoordeeld dat Defensie terecht met die gerechtvaardigde verwachting heeft vergeleken. Met het besluit van Defensie in 2018 om de AOW-gatcompensatie te verhogen tot 100% van de gerechtvaardigde aanspraak garandeert Defensie 100% van de gerechtvaardigde verwachting van de gewezen militairen.
Voor wat betreft het verschil met de groep militairen die geen AOW-gat hebben gehad, en de groep militairen die onder de nieuwe diensteinderegeling valt, geldt het volgende:
Er is tot slot een groep van circa 8000 actieve militairen die een keuze had tussen de nieuwe en de oude diensteinderegeling. Van de circa 5700 militairen die al een keuze hebben gemaakt, heeft ongeveer 60% voor de oude diensteinderegeling gekozen. Met deze keuze behouden deze militairen hun oorspronkelijke leeftijdsontslagdatum, een UGM-uitkering die bij 65 jaar eindigt en aansluitend de AOW-gatcompensatie van 100% van de gerechtvaardigde aanspraak tot de AOW-leeftijd.
Deelt u de opvatting dat er pas volledige gerechtigheid voor deze groep komt als de ex-militairen 100% ontvangen van wat zij zouden hebben ontvangen als de UGM gewoon doorgelopen zou zijn tot aan hun AOW- leeftijd, met alle bijbehorende waarborgen en arbeidsvoorwaarden? Zo ja, welke consequentie trekt u daaruit? Zo nee, waarom niet?
Nee, uw opvatting dat er pas volledige gerechtigheid voor de groep komt als de voormalig militairen 100% ontvangen van wat zouden hebben ontvangen als de UGM doorgelopen zou zijn tot hun AOW-leeftijd, deel ik niet. Het verlengen van de UGM-periode is namelijk een oplossing die niet aansluit bij de situatie waarmee de voormalig militairen werden geconfronteerd toen de AOW-leeftijd werd verhoogd. Dit leidde niet tot het ontbreken van een UGM-uitkering, maar tot het ontbreken van een AOW-uitkering bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar.
Voor deze groep militairen is daarom een overgangsregeling gemaakt, waarbij het uitgangspunt altijd is geweest dat, wanneer er niet langer doorgewerkt kon worden, deze ontbrekende AOW-uitkering gecompenseerd moest worden. Met de compensatie tot 100% van de gerechtvaardigde aanspraak is dan ook een adequate voorziening getroffen.
Erkent u dat, door te communiceren aan de getroffen groep militairen en aan de Kamer dat 100% van de gerechtvaardigde aanvraag zou worden gecompenseerd, bij iedereen de indruk is gewekt dat de getroffen groep militairen financieel zouden ontvangen wat zij zouden hebben ontvangen ware de UGM doorbetaald tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd?
Nee, dat erken ik niet. In de communicatie van Defensie naar zowel de gewezen militairen als naar uw Kamer is helder aangegeven wat een compensatie (aanvankelijk tot 90% en vervolgens) tot 100% van de gerechtvaardigde aanspraak betekent. De gerechtvaardigde aanspraak is het bedrag van de gecombineerde netto pensioen- en AOW-uitkeringen die bij 65 jaar zouden zijn uitgekeerd als de AOW-leeftijd nog steeds 65 jaar was geweest. Ik verwijs ook naar diverse brieven aan uw Kamer d.d. 20 januari 2017 (Kamerstuk 34 550 X, nr. 68), 1 februari 2017 (Kamerstuk 34 550 X, nr. 72), 8 juni 2018 (Kamerstuk 2018D32793) en 3 juli 2019 (Kamerstuk 2019D29100).
Wat is de stand van zaken om tot een oplossing in deze zaak te komen? Werkt u aan een regeling of kunt u ten minste aangeven wanneer u een oplossing kunt presenteren?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven wat de kosten van de regeling van «de losse eindjes» zullen bedragen?
In de brief van de heer Van den H. worden verschillende onderwerpen aan de orde gesteld die ik zal bespreken met de heer Van den H. Onder andere wordt in de brief een oplossingsrichting aangedragen om de UGM-uitkering voor deze groep gewezen militairen door te laten lopen tot de AOW-leeftijd.
In het geval de UGM-uitkering voor deze groep militairen zou worden doorbetaald tot de AOW-leeftijd zou dat in de periode 2013 tot en met 2035 circa 2 miljard euro kosten (inclusief circa 530 miljoen euro aan verschuldigde RVU-boete). Defensie heeft echter niet alleen te maken met UGM-uitkeringen maar ook met wachtgeld- en andere uitkeringen (voor oud burgerambtenaren). Het door laten lopen van ook die uitkeringen zou betekenen dat de kosten over die periode toenemen tot circa 2,2 miljard euro.
Het aanpassen van de oefening Defender 2020. |
|
Sadet Karabulut |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Hebt u de leiding van de oefening Defender 2020 ingelicht over het sociale onthoudingsbeleid van de regering naar aanleiding van de crisis als gevolg van de uitbraak van het COVID-19-virus? Wanneer hebt u dit gedaan, daar met de uitbraak van het virus in Europa grote aantallen Amerikaanse militairen aankwamen in Antwerpen (24 februari), Eindhoven (10 maart) en Vlissingen (14 maart)? Wat was uw risicobeoordeling gedurende die weken?
Voor de Amerikaanse oefening Defender 2020 is in de voorbereiding een verzoek tot Host Nation Support bij Nederland ingediend. Deze oefening is daarop in nauwe samenwerking met de Amerikaanse strijdkrachten voorbereid. Defensie zou Defender 2020 ondersteunen met onder andere beveiliging, brandstof, voeding, legering en het coördineren van transporten over Nederlandse wegen, het spoor en binnenwateren.
In de afgelopen weken hebben de ontwikkelingen en maatregelen rondom de bestrijding van het COVID-19 virus elkaar snel opgevolgd. De VS heeft de oefening Defender 2020 grotendeels afgelast. De troepenverplaatsing door Nederland is in zijn geheel afgelast. Slechts enkele beperkte delen van de oefening, waar eenheden reeds in het oefengebied aanwezig waren, zijn doorgegaan. Dit betrof geen activiteiten in Nederland.
Er waren voordien reeds voorzorgsmaatregelen genomen, gebaseerd op de geldende adviezen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Het Ministerie van Defensie heeft bijvoorbeeld gekeken of op de ter beschikking gestelde legeringsaccommodaties kon worden voldaan aan geldende instructies. De geplande legering was reeds gescheiden waardoor er nauwelijks tot geen direct contact zou plaatsvinden. Waar dit wel het geval kon zijn, bijvoorbeeld bij het transport van en naar de legering, was voorzien in aanvullende maatregelen om contact te minimaliseren. Daarnaast zijn extra voorzieningen ingericht om in voorkomend geval personen te isoleren en in quarantaine te kunnen plaatsen en zijn aanvullende medische voorzieningen klaargezet.
Door het afgelasten is ook de Nederlandse steunverlening aangepast naar het afwikkelen van verplaatsingen die reeds in gang waren gezet. Amerikaanse troepen die in Nederland zijn aangekomen op vliegbasis Eindhoven, verbleven tijdelijk in de legering van vliegbasis Woensdrecht en zijn inmiddels naar de Verenigde Staten teruggekeerd. De laatste militairen vertrokken op 26 maart. In Vlissingen betrof het de aanwezigheid van enkele kleine detachementen van Amerikaanse, Britse en Deense eenheden ter voorbereiding van de logistieke operatie. De laatste militairen zijn op 25 maart uit Vlissingen vertrokken. Er zijn in Vlissingen geen schepen gelost.
Hebt u, uit het oogpunt van de Europese volksgezondheid en de Nederlandse in het bijzonder, aangedrongen op beëindiging van de oefening? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hebt u overlegd met andere regeringen van aan de oefening deelnemende landen om de oefening te beëindigen? Zo ja, was er overeenstemming met andere NAVO-landen? Wat was het oordeel van de buurlanden? Zo nee, waarom heeft u niet overlegd?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom wordt oefening Defender 2020 niet beëindigd? Wat is het voordeel van aanpassing boven beëindiging?1
Zie antwoord vraag 1.
Wat houdt in concreto de aanpassing van de oefening Defender 2020 in? Klopt het dat deze oefening nog bezig is? Wat houdt de oefening thans in? Zo ja, wanneer zal de oefening beëindigd worden?2
Zie antwoord vraag 1.
Wat zijn de concrete werkzaamheden die Defensie uitvoert bij het ondersteunen van de onderdelen van bondgenoten die al weggaan uit Nederland? Wanneer denkt u dat dat vertrek volledig is gerealiseerd?3
Zie antwoord vraag 1.
Waren of zijn ook de in Nederland gevestigde «pre-positioned» opslagplaatsen gebruikt voor de oefening? Welke opslagplaatsen betreft het? Door welke onderdelen waren of zijn deze gebruikt?
Het in Nederland aanwezige materieel op de Army Prepositioned Stock Eygelshoven (APS-E) is niet gebruikt voor Defender 2020.
Wat is de juridische basis van het besluit om de oefening aan te passen? Kunt u dat toelichten?
De Verenigde Staten hebben een eerder ingediend steunverleningsverzoek ingetrokken, waardoor de geplande Host Nation Support operatie is gewijzigd naar het afwikkelen van de reeds in gang gezette verplaatsing.
Kunt u aangeven welke bepalingen in de overeenkomst Host Nation Support zijn benut om de oefening doorgang te verlenen? Bent u bereid dit met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u aangeven of het Host Nation Support of andere elementen in het raamverdrag Defensiesamenwerking van Nederland met de Verenigde Staten voorzien in besluitvorming tijdens epidemieën of pandemieën? Wat stellen deze bepalingen? Kunt u deze bepalingen met de Kamer delen?
Het Raamverdrag dat thans ter goedkeuring aan de Staten-Generaal voorligt, bevat geen afspraken ten aanzien van besluitvorming in specifieke situaties, zoals tijdens epidemieën of pandemieën, net zo min als het verdrag een verplichting oplegt aan partijen om activiteiten op het gebied van defensiesamenwerking aan te gaan en uit te voeren. Het Raamverdrag stelt het algemeen juridisch kader ten behoeve van onderliggende afspraken tussen de nationale defensieorganisaties van Nederland en de Verenigde Staten in die gevallen waarin het Raamverdrag expliciet in die afspraken wordt ingeroepen (Kamerstuk 35 260 (R2131), nr. 3).
De mogelijke inzet van delen van de krijgsmacht ter ondersteuning van de bestrijding van COVID-19 pandemie. |
|
Sadet Karabulut |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Maakt u deel uit van de Ministeriële Commissie Crisisbeheersing (MCCb) dat nu de crisisbeheersing van de epidemie stuurt? Zo nee, zijn er omstandigheden denkbaar dat u wel deel uit moet maken van de MCCb?1
Ja.
Bent u bereid het werkprogramma van schepen en krijgsmachtonderdelen op te schorten, teneinde medewerking aan de bestrijding van de COVID-19 epidemie te kunnen geven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hebt u daaraan nadere voorwaarden verbonden?
Defensie staat klaar om de aanpak van de crisis te ondersteunen en zal de maatregelen nemen die nodig zijn. Wanneer, wat voor en op welke manier Defensie capaciteiten inzet, wordt gedurende de crisis op basis van een verzoek van civiele autoriteiten en in overleg met de andere departementen besproken. Er zijn thans diverse planners tijdelijk uitgeleend aan o.a. het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Eveneens worden artsen en verpleegkundigen van Defensie uitgeleend aan ziekenhuizen. De Willem Lodewijk van Nassaukazerne bij Zoutkamp wordt tijdelijk gebruikt als opvanglocatie voor asielzoekers. Vanwege de vele oefeningen die zijn afgelast om verspreiding van COVID-19 tegen te gaan, zijn grote hoeveelheden etenswaren over. Defensie geeft deze aan distributiecentra van de voedselbank. Ook is Defensie op 7 april gestart met het ondersteunen in de vorm van personele versterking voor Voedselbanken Nederland en de landelijke distributiecentra teneinde een bijdrage te leveren aan de logistieke processen van Voedselbanken Nederland. Deze ondersteuning bestaat uit ongeveer 40 militairen.
Defensie heeft 65 beademingsapparaten beschikbaar gesteld aan zeven Nederlandse ziekenhuizen en zes aan het Caribisch deel van het Koninkrijk. In nauw contact met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt verdere inzet van beademingsapparaten van Defensie bekeken. Zo zijn er o.a. beademingsapparaten benodigd voor de uitbreiding van de IC-capaciteit van het UMC Utrecht in het Calamiteitenhospitaal. Over deze uitbreiding van IC-capaciteit van het UMC Utrecht wordt uw Kamer in een aparte brief geïnformeerd.
Defensie beschikt hiernaast over 19 zogenaamde Hamilton beademingsapparaten. Deze apparaten zijn geschikt voor gebruik aan boord van een vliegtuig, helikopter, schip of een statisch hospitaal. Bovendien kunnen deze apparaten eventueel worden ingezet bij ondersteuning aan het Caribisch deel van het Koninkrijk gedurende de COVID-19 crisis.
Ten aanzien van het Caribisch deel van het Koninkrijk heeft de Minister van Defensie invulling gegeven aan een aantal bijstandsverzoeken van de Landen op het gebied van maritieme grensversterking en openbare orde. Voor wat betreft de Benedenwindse eilanden wordt door Defensie en de Kustwacht Caribisch gebied het maritiem grenstoezicht versterkt. Zo is om de Kustwacht te ondersteunen het stationsschip Zr.Ms. Groningen ter beschikking gesteld voor Kustwachttaken. Ook is er ter plaatse extra Defensiepersoneel ter beschikking gesteld om de Kustwacht te ondersteunen bij extra patrouilles. Ook staat Defensie in nauw contact met Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk in het kader van het delen van informatie en het identificeren van mogelijkheden voor toekomstige militaire samenwerking op het gebied van COVID-19. Op het Franse eiland Martinique wordt daartoe een coördinatiepunt ingericht, waar Defensie een liaisonofficier voor uitbrengt. In Curaçao en Sint Maarten ondersteunen militairen de civiele autoriteiten bij het handhaven van openbare ordemaatregelen.
Naast bijstand ten aanzien van maritieme grensbewaking en openbare orde ondersteunt Defensie de Voedselbank op Aruba en de opbouw van een noodaccommodatie op Sint Maarten. In Curaçao ondersteunt militair medisch personeel tevens het COVID-19 testteam. Ook verzorgde Defensie op 5 april jl. een militair transport van hulpgoederen en apparatuur naar Sint Maarten, waaronder de zes beademingsapparaten die hierboven zijn genoemd. Met deze medische apparatuur, persoonlijke beschermingsmiddelen en medicatie worden deze week 12 extra IC-beademingsplekken geoperationaliseerd.
De inzet van Defensie wordt continue aangepast. Een actueel overzicht is te vinden op www.defensie.nl.
Wat bedoelde u precies met de opmerking dat ook Defensiepersoneel door de ziekte zou kunnen worden getroffen?2 Hebt u een grens op het oog van de medewerking van het aantal personeelsleden? Kunt u dat toelichten?
Ook het Defensiepersoneel kan besmet en ziek worden. Om de verspreiding van het virus zo veel mogelijk te beperken, volgt Defensie de adviezen van het RIVM en worden passende maatregelen genomen. Waar mogelijk, werken Defensiemedewerkers vanuit huis. De prioriteit van Defensie ligt onveranderd bij het uitvoeren van de drie hoofdtaken van de krijgsmacht. Defensie staat gereed voor de verdediging van eigen en bondgenootschappelijk grondgebied, blijft zich inzetten voor het beschermen van de internationale rechtsorde en ondersteunt de civiele autoriteiten waar nodig.
Is het juist dat Defensie op dit moment 70 intensive care plaatsen heeft?3 Bent u bereid die in te brengen bij de bestrijding van de COVID-19 epidemie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid medische expertise en apparatuur aan te bieden, zoals intensive care plaatsen? Zo ja, hoeveel, vanaf wanneer en hoe lang? Zijn er in uw ogen voorwaarden verbonden aan de medewerking van Defensie? Als u niet bereid bent inzet te plegen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid schepen van de marine in te zetten ter ondersteuning van de bestrijding van de COVID-19 epidemie? Zo ja, welke schepen, vanaf wanneer en op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze zouden noodhospitalen, de genie4 en quarantaineplekken een rol kunnen spelen bij de versterking van de bestrijding van de COVID-19 epidemie? Kunt u dat toelichten? Wat zijn de mogelijkheden ten aanzien van transport en distributie?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er momenteel nog patiënten uit Wuhan in de Wallaerdt Sacrékazerne? Zo nee, sinds wanneer niet meer? Welke andere kazernes of legerplaatsen hebt u ter beschikking?
Nee. Nederlandse evacués uit Wuhan zijn in eerste instantie opgevangen in de Wallaerdt Sacrékazerne om tot rust komen. De laatste personen zijn op maandag 16 maart 2020 vertrokken.
Kunt u aangeven op welke wijze de samenwerking met twaalf grote ziekenhuizen in het land zal worden vormgegeven?5
De medische specialisten van Defensie zijn regulier werkzaam in de relatieziekenhuizen. Defensie steunt tijdens de COVID-19 uitbraak diverse ziekenhuizen en zorginstellingen in Nederland, waaronder de relatieziekenhuizen, met extra medisch personeel. Deze week bouwt Defensie deze steun uit naar een totale extra inzet van 180 Algemeen Militair Verpleegkundigen en 35 Algemeen Militair Artsen.
Treft u (aanvullende) maatregelen om het uitgezonden Defensiepersoneel op missie te beschermen tegen besmetting? Op welke wijze beoordeelt u of de uitzending nog verantwoord is? Hebben uitgezonden militairen individueel de mogelijkheid naar huis te komen? Kunt u dat toelichten?
De ontwikkelingen als gevolg van COVID-19 en maatregelen die wereldwijd worden genomen, volgen elkaar in hoog tempo op. Het Ministerie van Defensie neemt passende maatregelen voor uitgezonden personeel, gebaseerd op adviezen van het RIVM en de Wereld Gezondheidsorganisatie.
Over diverse maatregelen en gevolgen van COVID-19 op uitzendingen en inzet in het buitenland is uw Kamer geïnformeerd op 13 maart jl. (Kamerstuk 29 521, nr. 402) en 24 maart jl. (Kamerstuk 29 521, nr. 404). Defensie beziet dagelijks of het nodig is bijdragen aan missies aan te passen.
Overweegt u medisch personeel op missie ook aan te bieden aan burgers in die landen die getroffen worden door COVID-19? Zo nee, waarom niet? Acht u een moment mogelijk dat het medisch personeel in Litouwen, Afghanistan of Irak beter in Nederland kan worden ingezet? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Het gebruik van MANPADS in de Syrische provincie Idlib en de risico’s voor de burgerluchtvaart |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving dat onlangs meerdere militaire helikopters en vliegtuigen van de Syrische luchtmacht zijn neergehaald met behulp van Man-portable air-defense systems (MANPADS), draagbare luchtverdedigingssystemen?1
Ja.
Worden de MANPADS in kwestie ingezet door het Turkse leger of (ook) door islamitische strijdgroepen die gesteund worden door het Turkse leger?
Op sociale media zijn beelden te zien die de inzet van MANPADS tonen in Noordwest-Syrië. Deze wekken de indruk dat Turkse militairen – opererend in de directe nabijheid van oppositiestrijders – deze MANPADS bedienen en niet de strijders zelf. Het kabinet kan dit evenwel niet met zekerheid bevestigen.
Indien de MANPADS worden gebruikt door islamitische strijdgroepen, kunt u dan aangeven welke strijdgroepen het betreft? Betreft het groepen die internationaal als terreurorganisaties worden aangemerkt en op terrorismelijsten staan? Betreft het strijdgroepen die ook door Nederland zijn gesteund in het kader van het totaal mislukte NLA-programma in Syrië?
Zie antwoord op vraag 2. Beelden op sociale media en andere berichten lijken er daarnaast op te duiden dat de Turkse strijdkrachten primair optreden in samenhang met de zogeheten Syrian National Army (SNA), een koepelorganisatie van strijdgroepen waarmee Turkije al langere tijd samenwerkt, zoals in de operaties Euphrates Shield (tegen ISIS), Olive Branch en Spring Peace (beide tegen de Syrisch-Koerdische YPG).
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld (Kamerstuk 32 623, nr. 229) doet het kabinet in het openbaar geen uitspraken over de groepen die al-dan-niet NLA-steun hebben ontvangen van Nederland.
Bent u gezien de mogelijke proliferatie en de daaraan gekoppelde risico’s voor de burgerluchtvaart bereid, desnoods in NAVO-verband, bij Turkije navraag te doen naar wat hun beleid is ten aanzien van het gebruik van MANPADS in de Syrische provincie Idlib? Zo nee, waarom niet?
Het wel of niet inzetten van MANPADS door een land is een soevereine beslissing. Nederland heeft zijn zorgen over eventuele proliferatie van deze systemen in diplomatieke contacten met Turkije gedeeld. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat de (mogelijke) proliferatie van MANPADS onder islamitische strijdgroepen onaanvaardbare risico’s met zich kan meebrengen voor de burgerluchtvaart? Zo ja, bent u bereid het gebruik van MANPADS in de Syrische provincie Idlib tot op de bodem uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
MANPADS kunnen een gevaar vormen voor de burgerluchtvaart. Vanwege het beperkte bereik van MANPADS bestaat het gevaar vooral wanneer op geringe hoogte wordt gevlogen, bij voorbeeld bij het opstijgen of dalen van vliegtuigen. Nederlandse luchtvaartmaatschappijen vliegen, in overeenstemming met het advies van de European Aviation Safety Agency(EASA), noch op bestemmingen in Syrië noch, op grote hoogte, over Syrisch grondgebied. Daarbij delen Nederlandse luchtvaartmaatschappijen ook geen codeshare vluchten met luchtvaartmaatschappijen die wel over Syrië vliegen.
Aangezien er daarom geen dreiging uitgaat van de aanwezigheid van MANPADS in de Syrische provincie Idlib voor de Nederlandse burgerluchtvaart is er op dit moment geen noodzaak om hier als Nederland nader onderzoek naar te verrichten. Nederland is wel van mening dat proliferatie van MANPADS onder islamitische strijdgroepen een groot risico met zich mee zou kunnen brengen en heeft de Nederlandse zorgen over eventuele proliferatie van deze systemen ook in diplomatieke contacten met Turkije gedeeld.
Indien blijkt dat Turkije MANPADS heeft geleverd aan niet-statelijke islamitische strijdgroepen in Syrië, welke maatregelen gaat u dan treffen om verdere leveranties van MANPADS aan deze groepen te voorkomen? Welke rol kan de NAVO hierin spelen?
Zoals in het antwoord op vraag 2 gesteld, zijn op sociale media beelden te zien die de inzet van MANPADS tonen in Noordwest-Syrië. Deze wekken de indruk dat Turkse militairen – opererend in de directe nabijheid van oppositiestrijders – deze MANPADS bedienen en niet de strijders zelf. Hoewel het kabinet dit niet met zekerheid kan bevestigen, is er op dit moment geen aanleiding om van het tegendeel uit te gaan. Nederland heeft de Nederlandse zorgen over eventuele proliferatie van deze systemen in diplomatieke contacten met Turkije gedeeld, en ziet voorts geen aanleiding om deze kwestie ook in NAVO-verband te adresseren.
Wilt u deze vragen ieder afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De RVU-boete |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Hoeveel militairen hebben sinds 2010 (gedwongen) gebruik gemaakt van de Regeling Vervroegde Uittreding?
Vanaf het moment van leeftijdsontslag ontvangt de gewezen militair een uitkering op grond van de Uitkeringswet Gewezen Militairen (UGM). De UGM wordt aangemerkt als een Regeling voor Vervroegde Uittreding (RVU) op grond van de Wet op de Loonbelasting 1964, artikel 32ba. Van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2019 zijn 6.971 militairen met verplicht leeftijdsontslag gegaan.
Hoe hoog is het totaalbedrag dat Defensie sinds 2010 heeft moeten afdragen als gevolg van de boete op basis van de Regeling Vervroegde Uittreding?
Defensie kent een aantal regelingen die door de Belastingdienst als een regeling vervroegde uittreding wordt aangemerkt en draagt hier eindheffing voor af. Onderstaande tabel geeft een overzicht van het bedrag dat Defensie heeft afgedragen als gevolg van de boete op basis van de Regeling Vervroegde Uittreding. Het gaat om de regelingen voor het Functioneel Leeftijdsontslag voor burgers (FLO), de Uitkering Gewezen Militairen (UGM) en de compensatie voor het AOW-gat. De AOW-gat compensatie is een tegemoetkoming als gevolg van het gat dat ontstond tussen het einde van de UGM-regeling en de verhoogde AOW-leeftijd. Ook deze tegemoetkoming wordt door de Belastingdienst aangemerkt als een Regeling Vervroegd Uittreden. Het functioneel leeftijdsontslag is een regeling die voor burgers gold en heeft hetzelfde karakter als de UGM van militairen en is derhalve ook belast met een RVU-heffing.
Hoeveel heeft de bezuiniging op de Marine Luchtvaartdienst in 2008 opgeleverd?
Het opgaan van de Marine Luchtvaartdienst in het Defensie Helikopter Commando (DHC) in 2008 had geen bezuinigingsdoelstellingen. De middelen die het Commando Zeestrijdkrachten destijds beschikbaar had zijn overgedragen aan het Commando Luchtstrijdkrachten. Met de vorming van het DHC zijn geen bezuinigingsopdrachten meegegeven. De beleidsdoorlichting, die ik d.d. 20 december jl. (Kenmerk 31 516 X, nr. 30) aan de Kamer heb verzonden, heeft ook aangetoond dat er geen oordeel kan worden gegeven over de doelmatigheid van de vorming van het DHC.
Het bericht dat Defensie klimaatactivisme en werken als reservist onverenigbaar vindt |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Militair én klimaatactivist is geen fijne combinatie: «Wat heb je gedaan, pannenkoek?»1
Ja.
Wist u dat voormalig Commandant der Strijdkrachten Tom Middendorp stelt dat klimaatverandering de wereldvrede bedreigt en daarmee een gevaar is voor onze veiligheid?2
Ja.
Erkent u dat klimaatverandering de aarde kan ontwrichten dat het de grootste bedreiging is voor de wereldwijde vrede en veiligheid en dat er geen stabiliteit kan zijn zonder klimaatveiligheid?
Dreigingen komen veelal voort uit een samenloop van verschillende ontwikkelingen. In onze dreigingsanalyses kijken we daarom naar een groot aantal verschillende trends en ontwikkelingen: op het gebied van de geopolitiek en de internationale economie, demografie en maatschappelijke ontwikkelingen, technologie en ook ecologie. Klimaatverandering kan dus, net als deze andere factoren, een rol spelen in het huidige en toekomstige dreigingsbeeld.
Wat vindt u ervan dat actievoeren voor een leefbare aarde bij Defensie wordt beoordeeld als onverenigbaar met het werken als reservist? Zouden reservisten bij Defensie niet juist moeten strijden voor wereldwijde vrede en veiligheid en daarom ook tegen klimaatverandering?
Actie voeren voor een leefbare aarde wordt bij Defensie in beginsel niet als onverenigbaar met het werken als reservist beoordeeld. Het recht op betoging is een grondrecht dat geldt voor iedereen, ook voor ambtenaren en dus ook voor militairen. Vanzelfsprekend eerbiedigt Defensie als werkgever dit recht van haar personeel. Aan de uitoefening van het grondrecht kunnen echter beperkingen worden gesteld. Voor militairen is deze beperking in de Wet ambtenaren Defensie opgenomen. Op grond van deze wet moet een militair zich onthouden van het uitoefenen van het recht tot vereniging, tot vergadering en tot betoging, indien door de uitoefening van deze rechten de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met de functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. Of hier sprake van is, is afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval en vereist ten minste een verband met de functie die de militair vervult en kan alleen achteraf worden getoetst.
Bepaalde gedragingen en situaties in de vrije tijd kunnen risicovol zijn voor de militair en voor Defensie. In de gedragsregels van Defensie is voorgeschreven dat bij twijfel over wat privé te doen en te laten, de militair dit met diens leidinggevende bespreekt. Daarnaast kan ook de leidinggevende de militair aanspreken op zijn gedrag. Daarbij staat de open dialoog centraal, en wordt er altijd gekeken naar de specifieke omstandigheden van het geval, zoals de aard van de gedraging en de specifieke kwetsbaarheid van de functie. Er valt dus niet vooraf te zeggen of gedragingen wel of niet samengaan met het werken bij Defensie.
Daarnaast ondergaat elke militair een veiligheidsonderzoek, omdat alle militaire functies vertrouwensfuncties zijn. Daarbij worden alle gedragingen en omstandigheden meegewogen. In de «Leidraad Persoonlijke Gedragingen en Omstandigheden» staat beschreven op welke wijze persoonlijke gedragingen en omstandigheden daarbij een rol spelen. Dat is een beoordelingskader dat enkel geldt voor veiligheidsonderzoeken.
Reservisten worden aangesteld als militair ambtenaar; bovenstaande geldt dus onverkort ook voor hen.
Klopt het dat de betreffende reservist door zijn meerderen is gevraagd te stoppen met demonstreren? Zo nee, hoe zit het dan? Zo ja, vindt u dit terecht?
Vanwege de personeelsvertrouwelijkheid doe ik in het openbaar geen uitspraak over individuele gevallen.
Wat vindt u ervan dat Defensie hier verwijst naar de «Leidraad Persoonlijke Gedragingen», waarin gesproken wordt over «loyaliteit aan de werkgever, de Nederlandse samenleving en de democratische rechtsorde»3, en daarmee suggereert dat geweldloos klimaatactivisme buiten de democratische rechtsorde zou vallen?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat het niet uit te leggen is om met verwijzing naar de democratische rechtsorde een reservist te beperken in zijn grondrecht op demonstratie?
Zie antwoord vraag 4.
Erkent u dat demonstreren tegen klimaatverandering binnen de grenzen van de wet een grondrecht is, ook voor reservisten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Erkent u dat klimaatactivisme binnen de grenzen van de wet geen bedreiging vormt voor de Nederlandse democratische rechtsorde en daarom niet in strijd is met de «Leidraad Persoonlijke Gedragingen»? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid duidelijk te maken dat klimaatactivisten altijd welkom zijn bij Defensie? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven benoemd, kan ik hier in algemene zin geen uitspraak over doen. De open dialoog staat altijd centraal, en er wordt altijd gekeken naar de specifieke omstandigheden van het geval, zoals de aard van de gedraging en de specifieke kwetsbaarheid van de functie. Er valt dus niet vooraf te zeggen of gedragingen wel of niet samen gaan met het werken bij Defensie.
De EU Battlegroup |
|
Salima Belhaj (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat Nederland in de tweede helft van 2020 samen met Duitsland de kern van de EU Battlegroup levert? Klopt het ook dat EU Battlegroups sinds de oprichting in 2007 nog nooit in actie zijn gekomen?
Duitsland is framework nation van de EU Battlegroup (EUBG) in de tweede helft van 2020. Nederland levert met twee compagnieën van de luchtmobiele brigade, aangevuld met Apache en Chinook helikopters, alsook een C-130 transportvliegtuig, een significante bijdrage aan deze EUBG. Daarnaast dragen Oostenrijk, Tsjechië, Finland, Kroatië, Ierland, Letland en Zweden bij aan deze EUBG.
Antwoord tweede vraag.
Ja.
Welke redenen zijn er dat de EU Battlegroups tot op heden nog niet zijn ingezet?
Inzet van een EU Battlegroups vereist unanimiteit binnen de Raad van de EU. De politieke wil van de lidstaten om de EU Battlegroups in te zetten is derhalve cruciaal. Daarbij geldt dat de inzet in lijn dient te zijn met het concept van de EUBG. De EU Battlegroup is een snelle reactiemacht die 30 tot 120 dagen inzetbaar is. Het gaat dan ook niet om structurele en langdurige inzet. Volgens het kabinet moet dat ook zo blijven. Daarnaast spelen operationele overwegingen een rol: de samenstelling en uitrusting van de EUBG – die elke zes maanden wijzigt – moet geschikt zijn voor de voorgenomen inzet. Ook financiële afwegingen (de kosten voor inzet zijn grotendeels voor rekening van de landen die op dat moment de EUBG vullen) kunnen de inzet van de EUBG bemoeilijken.
Bent u van mening dat er sinds de instelling van deze eenheden in 2007 internationaal wel situaties zijn geweest waar deze EU Battlegroups ingezet hadden kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
Sinds de oprichting is de inzet van de EUBG in verschillende situaties mogelijk geweest. De feitelijke vaststelling is echter dat de EUBG tot dusver niet is ingezet.
In haar advies nr. 96 van 2 oktober 2015 (Kamerstuk 29 521, nr. 301), oordeelde de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) dat er zich in het verleden diverse malen situaties voorgedaan hebben waarbij de EU Battlegroups ingezet hadden kunnen worden. De AIV verwijst onder meer naar Congo in 2006 en in 2008, Tsjaad in 2008, Libië in 2011 en de Centraal Afrikaanse Republiek in 2013. Uiteindelijk kwam het in geen van deze situaties tot de inzet van een EUBG, om diverse redenen. De AIV haalt onder meer obstakels in de besluitvorming, de financiering, verschillen in strategische cultuur en politieke bezwaren aan. Het kabinet heeft deze vaststellingen in haar reactie (Kamerstuk 29 521, nr. 310) op dit advies grotendeels onderschreven, en benadrukt dat de politieke wil van de lidstaten om de EU Battlegroups in te zetten cruciaal is.
Deelt u de mening dat het wenselijk is dat deze EU Battlegroups ook daadwerkelijk ingezet worden bij situaties waarvoor zij bedoeld zijn? Zo nee, waarom niet?
Ja. Nederland zou geen significante aantallen personeel en materieel voor een half jaar gereed stellen als daadwerkelijke inzet geen reële optie zou zijn.
Deelt u de mening dat het de voorkeur geniet om een EU Battlegroup in te zetten boven het inzetten van een missie die niet gedragen wordt door de gehele EU maar door een deel van de lidstaten? Kunt u uw antwoord toelichten?
De voorkeur voor militaire inzet namens alle EU lidstaten gezamenlijk, zoals via de EU Battlegroups, of in een kleiner coalitieverband hangt af van de situatie. Nederland hecht in het algemeen veel waarde aan het nastreven van brede coalities en groot internationaal draagvlak. Het kan echter ook voorkomen dat gezamenlijke besluitvorming en brede betrokkenheid vertragend werkt.
Herinnert u zich uw opvatting dat de EU Battlegroup een goed concept is?1 En herinnert u zich uw uitspraken dat u over de Battlegroups de gedachte deelt dat «de EU ook als EU deelneemt aan een VN-missie eigenlijk een logische» is, dat u «bereid [bent] om dit serieus te verkennen», en dat u hierop terug zou komen?2
Ja. Ik deed deze toezegging tijdens het AO over de Nederlandse bijdrage ter versterking van de maritieme veiligheid in de Golfregio van 18 december 2019. Ik beloofde de Kamer hierover voor de zomer 2020 te informeren. Ik zal deze toezegging gestand doen.
Wat hebt u tot nu toe gedaan om uitvoering te geven aan deze uitspraak en deze verkenningen?
Ik heb onmiddellijk na het AO van 18 december 2019 opdracht gegeven een actieplan op te stellen. Er zijn reeds verschillende verkennende bilaterale contacten gelegd op hoog ambtelijk niveau met EDEO en Duitsland. De Nederlandse ambassadeur bij het Politiek en Veiligheidscomité (PSC) van de EU heeft de eventuele inzet van de EUBG aan de orde gesteld in een debat over EU-VN samenwerking. Op 17 februari 2020 heb ikzelf in de Raad Buitenlandse Zaken van de EU geopperd om de inzet van de EUBG in de Sahel-regio te onderzoeken (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2118).
Heeft u bij de VN geïnventariseerd welke VN-missies mogelijk behoefte zouden kunnen hebben aan de inzet van EU Battlegroups in de tweede helft van 2020? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat was daarop de reactie?
Nee. Hierover moet eerst binnen de EU consensus worden gevonden. Mogelijk vereist de inzet van de EU Battlegroup in de context van een VN-missie een aanpassing van het concept.
Bij welke van de EU-collega’s, waar Nederland samen onderdeel uitmaakt van de EU Battlegroup voor de tweede helft van 2020, hebt u al geïnventariseerd of er draagvlak is voor het inzetten van deze EU Battlegroup?
Ik heb de vraag in de voltallige vergadering van de Raad Buitenlandse Zaken van 17 februari opgebracht. Alle EU lidstaten die bijdragen aan de EUBG voor de tweede helft van 2020 waren hierbij aanwezig. Er vond daarnaast een bilateraal contact plaats met Duitsland, dat als framework nation van de EUBG en inkomend Raadsvoorzitter van de EU in de tweede helft van 2020 een bijzondere rol heeft.
In welke missies, waar Nederland of andere EU-landen momenteel al een militaire bijdrage levert, ziet u mogelijkheden voor de EU Battlegroups om eventueel een rol te spelen?
Ik zie de mogelijke bijdrage van een EU Battlegroup, onder het huidig geldende concept, als een «overbruggingsmacht» ter voorbereiding op een VN-vredesoperatie. De Battlegroup is immers een snelle reactiemacht, die onder de bestaande EU-bevelsstructuur en politieke toezichtsprocedures valt. De Battlegroup heeft niet als oogmerk structurele gaten in de bemensing van VN-missies te vullen. Een volledige integratie van een Battlegroup in een lopende VN-missie onder VN-commando is om die redenen dan ook niet mogelijk en, volgens het kabinet, niet wenselijk. Het kabinet steunt wel, samen met een aantal andere Lidstaten, een initiatief van Ierland om tot betere informatie-uitwisseling en concrete afspraken tussen de EU-lidstaten te komen inzake de bijdrage aan VN-missies. Mogelijk vloeit hier op termijn een EU-rotatieschema uit voort. Het kabinet steunt voorts de oprichting van een Trust Fund dat het inhuren van kritische enablers voor VN-missies mogelijk moet maken.
In welke lopende VN-missies ziet u een mogelijke bijdrage voor deze EU Battlegroups?
Zie antwoord vraag 10.
Bent u bereid te onderzoeken of er binnen de EU draagvlak bestaat om de EU Battlegroup in de tweede helft van 2020 in te zetten in een van de missies?
Ja. Dat deed ik reeds in de Raad Buitenlandse Zaken van 17 februari jl.