Het bericht dat de Britten een wetsvoorstel hebben ingediend om Brexit-afspraken Noord-Ierland eenzijdig te wijzigen. |
|
Roelien Kamminga (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Jan Klink (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de berichtgeving «Brits wetsvoorstel ingediend om Brexit-afspraken Noord-Ierland eenzijdig te wijzigen»?1
Ja.
Was u al eerder op de hoogte over de voornemens van de Britten om een wetsvoorstel in te dienen dat de mogelijkheid geeft Brexit-afspraken tussen de Europese Unie en Noord-Ierland eenzijdig te wijzigen? Zo ja, welke acties heeft u ondernomen en wat is de inzet van de Europese Unie?
Ja, ik was van dit voornemen op de hoogte en ik heb ook actie ondernomen, net als de Europese Commissie. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld2 komt het VK de afspraken in het Protocol Ierland/Noord-Ierland (hierna: Protocol) niet in zijn totaliteit na. Sinds het aflopen van de overgangsperiode per 1 januari 2021 spreken het VK en de Commissie over volledige implementatie van de afspraken in het Protocol, met als doel om praktische oplossingen te vinden voor problemen die bij de implementatie zijn geconstateerd. Helaas hebben deze gesprekken tot dusver niet tot een oplossing geleid. In deze gesprekken werd begin dit jaar duidelijk dat de Britse regering overwoog om unilateraal maatregelen te nemen die de werking van het Protocol zouden kunnen ondermijnen. Aangezien de Commissie deze gesprekken in nauwe samenspraak met de Raad voert, hebben deze signalen mij ook bereikt. Soortgelijke signalen werden bevestigd in gesprekken met het VK, waaronder in mijn gesprekken met de Britse Minister van Buitenlandse Zaken Truss. De mogelijke unilaterale maatregelen van de Britse regering werden concreet via achtereenvolgens de Queen’s Speech (Britse equivalent van de troonrede) op 10 mei jl., de verklaring van de Britse Minister van Buitenlandse Zaken Truss in het Britse parlement met de intentie om met een wetsvoorstel te komen dat wijzigingen kan aanbrengen aan de toepassing van het Protocol op 17 mei jl., en de publicatie en start van de parlementaire behandeling van dit wetsvoorstel op 13 juni jl. De inzet van de Britse regering om het Protocol aan te passen is overigens niet nieuw. In een eerder gepresenteerd beleidsdocument van juli 20213 gaf het VK haar toekomstvisie op het Protocol, waaruit al bleek dat de Britse regering onder meer inzet op het wegnemen van de grenscontroles op de goederenstroom tussen Groot-Brittannië en Noord-Ierland.
Het kabinet heeft de afgelopen periode in de EU en in de contacten met het VK zijn zorgen uitgesproken over iedere vorm van unilaterale actie en de noodzaak om te komen tot een gezamenlijke oplossing duidelijk kenbaar gemaakt. Het kabinet heeft daarbij benadrukt dat het cruciaal is dat het VK zich houdt aan de internationaalrechtelijke verplichtingen die het zelf is aangegaan. Ook heeft het kabinet steun uitgesproken aan de Commissie. Het is van belang dat het VK zo snel mogelijk de gesprekken met de Commissie hierover hervat, temeer omdat de Commissie richting het VK heeft aangegeven dat de mogelijkheden om oplossingen binnen de kaders van het Protocol te vinden nog niet zijn uitgeput. Dit komt overeen met de inzet van de Commissie die gecommitteerd blijft om gezamenlijk aan oplossingen te werken voor de praktische problemen die Noord-Ierse belanghebbenden ervaren. Ik heb er zodoende tevens bij de Britse Minister van Buitenlandse zaken Truss op aangedrongen de gesprekken met de Commissie, die sinds februari jl. stilliggen, zo spoedig mogelijk te hervatten. Deze boodschap is op alle niveaus en in samenspraak met internationale partners kracht bijgezet.
Vorige maand werd al duidelijk dat de Britten de grenscontroles wilde afschaffen op goederen die naar Noord-Ierland worden verscheept, heeft u of de Europese Unie tussentijd actie ondernomen op deze berichtgeving? Zo ja, welke acties heeft u ondernomen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat kunnen de gevolgen, met name op het gebied van handel(sbetrekkingen), voor de Europese Unie en voor Nederland zijn als dit Britse wetsvoorstel aangenomen zou worden?
De Britse regering heeft de «Northern Ireland Protocol Bill»4 op 13 juni jl. ingediend bij het Britse Lagerhuis. Het wetsvoorstel is in strijd met een groot aantal onderdelen van het Protocol, waaronder afspraken over naleving van douaneformaliteiten, controles op de goederenstroom tussen Groot-Brittannië en Noord-Ierland, staatssteunregels en de rol van het Europese Hof van Justitie. Het wetsvoorstel zal – indien aangenomen in deze vorm – een aanzienlijk deel van het Protocol buiten toepassing stellen. De parlementaire behandeling van het wetsvoorstel zal naar verwachting een aantal maanden in beslag nemen. Het is op voorhand niet te zeggen of het wetsvoorstel daadwerkelijk wordt omgezet in wetgeving en hoe de finale versie van de wet eruit komt te zien. De exacte implicaties van uiteindelijke wetgeving, onder andere op het gebied van handel, zijn dus momenteel niet in te schatten.
Wel staat vast dat de intentie van de Britse regering om eenzijdig de eigen internationaalrechtelijke verplichtingen niet na te komen tot juridische onzekerheid en onvoorspelbaarheid leiden. Dit is zorgelijk, temeer omdat Noord-Ierse belanghebbenden bij het Protocol juist gebaat zijn bij juridische zekerheid en voorspelbaarheid. Het is daarom van groot belang dat het VK zo snel mogelijk de gesprekken met de Europese Commissie hervat om zo tot een gezamenlijke oplossing binnen de kaders van het Protocol te komen. Het kabinet vindt, zoals de Commissie ook aangeeft, dat de EU zich dient te beraden op nadere stappen richting het VK, indien een gezamenlijke oplossing uitblijft. De EU heeft zich het recht voorbehouden alle beschikbare instrumenten in te zetten om de integriteit van de interne markt van de EU te beschermen en om de naleving van het Terugtrekkingsakkoord door het VK te bewerkstelligen. De Commissie bereidt zich in nauwe samenspraak met de Raad voor op elk mogelijk scenario.
Wat zijn de gevolgen voor Ierland als dit Britse wetvoorstel wordt aangenomen?
Het Protocol is na jaren van intensieve onderhandelingen overeengekomen als oplossing om drie doelen te verenigen: 1) de bescherming van het Goede Vrijdag (Belfast-) akkoord, 2) het voorkomen van een harde grens op het Ierse eiland, en 3) het beschermen van de integriteit van de interne markt van de EU. Het wetsvoorstel van de Britse regering – indien aangenomen in de huidige vorm – druist in tegen de internationaalrechtelijke verplichtingen van het VK en verstoort de balans tussen voornoemde doelen. Dit is niet alleen voor Ierland, als medewaarborger van het Goede Vrijdagakkoord en direct buurland van het VK, maar voor alle lidstaten een groot punt van zorg. De EU zal zich maximaal inspannen om samen met het VK aan oplossingen te werken die de balans tussen de doelen van het Protocol weet te bewaren. Alle lidstaten, inclusief Nederland, steunen de Europe Commissie in haar aanpak en tonen zich solidair met Ierland.
Wat zijn de mogelijkheden voor de Europese Unie om deze inbreuk op de Europese interne markt te voorkomen? Wat kan Nederland doen om de Europese Unie hierin te ondersteunen?
Zoals aangegeven in de beantwoording van vragen 2 en 3 steunt het kabinet de inzet van de Europese Commissie om de gesprekken met het VK te hervatten om zo een gezamenlijke oplossing te vinden binnen de kaders van het Protocol. Het kabinet vindt het een constructieve stap dat de Commissie de op 13 oktober jl. gepubliceerde non-papers op het gebied van Sanitaire en Fytosanitaire (SPS) goederen en douane in meer detail heeft uitgewerkt5 om richting het VK en Noord-Ierse belanghebbenden te benadrukken dat de mogelijkheden om oplossingen binnen de kaders van het Protocol te vinden nog niet zijn uitgeput en snel gerealiseerd kunnen worden. Het hervatten van de gesprekken ziet het kabinet als meest kansrijke weg om met het VK te komen tot volledige implementatie van het Protocol, waarmee de integriteit van de interne markt van de EU gewaarborgd is. Dit vereist politieke wil en maximale inzet van beide zijden. Het is in dat licht zorgwekkend dat het VK op het moment van schrijven niet bereid is om gesprekken met de Commissie over mogelijke oplossingen te hervatten.
In reactie op de start van de parlementaire behandeling van de «Northern Ireland Protocol Bill» heeft de Commissie aangekondigd om een volgende stap te zetten in de in maart 2021 gestarte inbreukprocedure vanwege het niet-nakomen van het Protocol op het gebied van vrij verkeer van goederen en reizen met gezelschapsdieren. Het gaat om het uitvaardigen van een zogenaamd met redenen omkleed advies (reasoned opinion), een formeel verzoek van de Commissie om voornoemde schendingen van het Protocol op te lossen. Indien het VK hier niet binnen twee maanden op reageert, kan de Commissie besluiten een zaak voor het Europees Hof van Justitie te brengen. Daarnaast heeft de Commissie op dezelfde dag twee nieuwe inbreukprocedures gestart, vanwege schendingen van het Protocol met betrekking tot het aanleveren van handelsdata en het bouwen en bemensen van de faciliteiten voor controles op SPS-goederen en de uitvoering van deze controles.
Het nemen van deze juridische stappen doet recht aan de gebrekkige implementatie van het Protocol door het VK in combinatie met de weigering van het VK om de gesprekken met de Commissie over de implementatie van het Protocol te hervatten. Het kabinet vindt, zoals de Commissie ook aangeeft, dat de EU zich dient te beraden op nadere stappen richting het VK, indien een gezamenlijke oplossing uitblijft. Hierbij kan worden gedacht aan het starten van nieuwe inbreukprocedures, het initiëren van een arbitrageprocedure onder het Terugtrekkingsakkoord, het beperken van beleidsmatige samenwerking met het VK of andere stappen die op basis van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst en het Terugtrekkingsakkoord mogelijk, proportioneel en effectief worden geacht. De ratificatie en implementatie van het Terugtrekkingsakkoord was immers een noodzakelijke voorwaarde voor het aangaan van een toekomstige relatie met het VK. De EU behoudt zich het recht voor alle beschikbare instrumenten in te zetten om de integriteit van de interne markt van de EU te beschermen en om de naleving van het Terugtrekkingsakkoord te bewerkstelligen.
Ik wens hierbij te benadrukken dat een gezamenlijke oplossing de voorkeur geniet. Het kabinet steunt het hierboven uiteengezette tweesporenbeleid – dialoog en druk – van de Commissie op alle niveaus, in nauwe samenspraak met internationale partners. Het kabinet hanteert daarbij de leidende principes van EU-eenheid, solidariteit, respect voor internationaal recht, zoals het nakomen van afspraken die onderdeel zijn van het Terugtrekkingsakkoord en de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst, en bescherming van de integriteit van de interne markt van de EU, bij de inzet op een positief en stabiel partnerschap met het VK.
Welke mogelijke maatregelen kan de Europese Unie nemen als het Verenigd Koninkrijk de handelsafspraken eenzijdig opzegt? Wat kan Nederland doen om de Europese Unie hierin te ondersteunen?
Zie antwoord vraag 6.
Wat zijn de gevolgen voor de Brits-Nederlandse relatie door dit voorgestelde wetsvoorstel? Bespreekt u deze ontwikkelingen met uw Britse ambtgenoot? Wat zijn de uitkomsten van de bilaterale contacten tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk over deze ontwikkelingen?
Het VK blijft ook na uittreding uit de Europese Unie een belangrijke partner en bondgenoot waarmee op pragmatische wijze wordt samengewerkt, onder andere op het gebied van handel, klimaat, en vrede en veiligheid. Het is van belang dat deze samenwerking past binnen de kaders van het Terugtrekkingsakkoord en de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst als fundament van de bilaterale relatie met het VK na de Brexit. Voor het kabinet blijft het in letter en geest nakomen van beide akkoorden van groot belang. Het wetsvoorstel van de Britse regering waarmee grote delen van het Protocol eenzijdig buiten toepassing kunnen worden gesteld, ondermijnt het wederzijds vertrouwen dat noodzakelijk is om uitdagingen op het wereldtoneel gezamenlijk aan te gaan. Nederland zet het EU-geluid dan ook in alle bilaterale contacten kracht bij door het VK op te roepen zich te houden aan de internationaalrechtelijke verplichtingen die het zelf is aangegaan. Dit doe ik bijvoorbeeld ook in de bilaterale gesprekken die ik voer met de Britse Minister van Buitenlandse Zaken Truss. Een verbetering van de relatie tussen EU en VK, inclusief een oplossing ten aanzien van de problemen met het Protocol, zal meer ruimte bieden om het volledig potentieel van de bilaterale relatie te benutten. Dit vereist politieke wil en maximale inspanning van alle partijen.
Klopt het dat de Britten met dit besluit ook af willen van de jurisdictie van het Europees Hof van Justitie en de betekenis hiervan?
De Britse regering stelt met dit wetsvoorstel een groot aantal aanpassingen aan de toepassing van het Protocol in het VK voor, waaronder het beperken van de rol van het Europees Hof van Justitie (hierna: EU HvJ) bij de implementatie van het Protocol. Bepalingen van het Protocol die rechtsmacht geven aan het EU HvJ in relatie tot het Protocol zouden voor het VK niet meer van toepassing zijn. Het gevolg zou onder andere zijn dat een rechtbank of tribunaal in het VK geen zaak meer aanhangig kan maken bij het EU HvJ en niet gebonden zou zijn aan uitspraken van het EU HvJ die gedaan zijn op, of na, de dag waarop de wet in werking zou treden.
Het eenzijdig wegnemen van de mogelijkheid van het EU HvJ om uitspraak te doen over de interpretatie van deze EU-regelgeving, waaronder EU-regelgeving met betrekking tot de interne markt, zorgt voor juridische onzekerheid en is in strijd met de afspraken in het Protocol. Het voornemen van de Britse regering om de rol van het EU HvJ in te perken zou aanpassing van de juridische kaders van het Protocol vergen. De Europese Commissie sluit heronderhandeling van het Protocol uit, nadrukkelijk ook met betrekking tot de rol van het EU HvJ, aangezien Noord-Ierland via het Protocol gebonden is aan specifieke onderdelen van EU-interne markt regelgeving.
Het communiqué 'EU Solar Energy Strategy' |
|
Pim van Strien (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Silvio Erkens (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de publicatie van de EU Solar Strategy van de Europese Commissie?1
Ik heb kennis genomen van de gelijktijdig met het REPowerEU-plan gepubliceerde EU Solar Energy Strategy. In deze Solarstrategie gaat het om vier initiatieven:
Ik denk dat deze initiatieven een belangrijke stimulans zijn voor verdere uitrol van zon-PV in Europa.
Kunt u uiteenzetten wat het huidige beleid van het Nederlandse kabinet is omtrent het stimuleren van zonne-energie in de automotive industrie en welke regelingen hiermee gepaard gaan?
De voormalig Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft op 27 oktober 2021, in antwoord op de motie van het lid De Jong c.s. over zonneauto’s (Kamerstuk 32 637, nr. 458), reeds per brief uw Kamer geïnformeerd over het op dat moment geldende beleid omtrent stimulering van zonne-energie in de automotive industrie. Uitgangspunt voor het kabinet is dat het beleid voor emissievrij rijden techniekneutraal is.
In deze brief is ook aangegeven dat innovatie via generiek en specifiek beleid wordt ondersteund. Generiek kan zonne-energie in de automotive industrie worden ondersteund door (fiscale) stimuleringsmiddelen zoals de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelwerk (WBSO) en MKB-innovatiestimulering Regio en Topsectoren (MIT). Echt nieuwe innovaties als zonneauto’s kunnen daarnaast profiteren van financieringsinstrumenten zoals de Vroegefasefinanciering, het Innovatiekrediet en de Seed Capitalregeling. Ook stond vorig jaar de Subsidieregeling R&D Mobiliteitssectoren open, waaruit onder meer Lightyear middelen heeft ontvangen.
Wat specifiek beleid betreft wordt een gedifferentieerde benadering gevolgd. Dit geldt voor de zakelijke eigenaar of berijder van een uitsluitend elektrisch aangedreven personenauto die is voorzien van in het voertuig geïntegreerde zonnepanelen (afgekort: zonneauto). Dit beleid is vormgegeven door de cap in de bijtelling (bij privégebruik) niet voor deze zonneauto’s toe te passen; ook wordt een extra investeringsaftrek door de MIA/Vamil mogelijk gemaakt.
In aanvulling op die brief kan ik uw Kamer melden dat het fiscale investeringsvoordeel voor ondernemers die investeren in de aanschaf van zonneauto’s is vergroot per 2022 in de Milieu Investering Aftrek (MIA). Ook is de definitie van een zonneauto mede op hun verzoek binnen de MIA aangescherpt.
In de EU Solar Strategy kwalificeert de Europese Commissie de integratie van elektrische auto’s en zonne-energie als «a high potential to contribute to the reduction of emissions from the transport sector, by increasing the energy autonomy of EVs and partially replacing grid power with solar electricity produced on board.» Deelt u deze kwalificatie van de Europese Commissie? Zo nee, waarom niet. Zo ja, wat betekent deze kwalificatie voor het huidige Nederlandse beleid en de inzet van het kabinet ten aanzien van zonne-auto’s? Kunt u uiteenzetten welke wijzigingen u voornemens bent door te voeren in het Nederlandse beleid naar aanleiding van deze publicatie?
Ik zie potentieel in de integratie van zon-PV in elektrische voertuigen op een aantal punten:
Daarnaast is bijvoorbeeld TNO al op verschillende manieren actief op het gebied van Vehicle Integrated PV (VIPV) voor zogenoemde zonneauto’s, onder andere in de samenwerking met Lightyear. Hier liggen voor Nederland kansen.
Tegelijk geeft de Europese Commissie in de EU Solar Energy Strategy aan dat zij momenteel de kansen van deze technologie analyseert door middel van een pilot project. De uitkomsten hiervan wil ik graag benutten om een beter beeld te krijgen van de potentie van zonne-energie geïntegreerd in transport. Stimulering van dit soort innovaties kan dan mogelijk een plek krijgen in de Meerjarige Missiegedreven Innovatie Programma’s (MMIP’s).
Samenvattend heb ik op dit moment nog onvoldoende informatie om te kunnen beoordelen wat de net gepubliceerde EU Solar Energy Strategy betekent voor het kabinetsbeleid ten aanzien van opwek en gebruik van zonne-energie in transport. Ik ga hiermee aan de slag; middels een BNC-traject zal ik nader ingaan op de beoordeling van het Nederlandse kabinet van de EU-strategie voor zonne-energie.
In Nederland is in het solar mobility cluster vergevorderde techniek aanwezig op het gebied van de integratie van elektrische auto’s en zonne-energie. Mede in het licht van EU Solar Strategy én de transitie-uitdagingen waar Nederland voor staat: in hoeverre bent u bereid – en waar ziet u kansen – om dit cluster te ondersteunen?
Zoals in vraag 2 en in de brief van 27 oktober 2021 ((Kamerstuk 32 637, nr. 458) aangegeven voert het kabinet een techniekneutraal beleid ten aanzien van emissievrij rijden. Voor zonneauto’s voert het kabinet deels wél specifiek beleid; zo wordt de cap in de bijtelling niet toegepast voor zonneauto’s en is het fiscale investeringsvoordeel voor bedrijven van zonneauto’s in 2022 vergroot in de Milieu Investering Aftrek (MIA). Deze fiscale prikkels kunnen de zonneauto aantrekkelijker maken; hier kan het solar mobility cluster van profiteren.
Daarnaast ondersteunt het kabinet ook internationaal het onderzoek naar en marktintroductie van zonneauto’s met VIPV (Vehicle Integrated PV), onder meer in IEA-verband (International Energy Agency, PVPS taak 17). Tot slot heeft mijn ministerie en vooral ook het Ministerie van Infrastructuur en Milieu regelmatig contact met de branchevereniging Alliance for Solar Electric Mobility (ASOM).
Bent u bereid om te onderzoeken op welke wijze Nederland direct of indirect steun (financieel of andersoortig) kan geven aan de verdere ontwikkeling van het Nederlandse solar mobility cluster en de Kamer hier spoedig over te informeren?
In lijn met mijn antwoord op vraag 3 ga ik onderzoeken wat de net gepubliceerde EU Solar Energy Strategy betekent voor het kabinetsbeleid ten aanzien van opwek en gebruik van zonne-energie in transport. Hierbij zal ik ook de resultaten van de pilotstudie betrekken die door de Europese Commissie wordt uitgewerkt. Middels een BNC-traject zal ik uw Kamer informeren over de beoordeling van het Nederlandse kabinet van de EU Solar Energy Strategy. Hierbij zal ik ook ingaan op de vraag of het kabinet additionele steun, bovenop de al genomen fiscale maatregelen, wenselijk acht.
Het communiqué eindigt met de oproep: «to endorse this Strategy, including its key initiatives»; hoe gaat Nederland daar vervolg aan geven? Ziet u een kans voor Nederland om ten opzichte van andere lidstaten een voortrekkersrol op zich te nemen bij de ontwikkeling van de techniek die elektrische auto’s en zonne-energie integreert? Zo ja, hoe gaat u deze voorsprong bewaken en mogelijk verder uitbouwen?
De recent gepubliceerde EU Solar Energy Strategy is ambitieus en veelomvattend. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 moet het kabinetsstandpunt hierop nog geformuleerd worden. Vooruitlopend daarop kan ik aangeven dat de EU-strategie grotendeels in lijn lijkt met de kabinetsplannen voor zon-PV, zoals 20 mei jl. gepresenteerd met de zonnebrief van de Minister voor Klimaat en Energie (Kamerstuk 32 813, nr. 1046). De zonneauto, ofwel VIPV, is echter geen onderdeel van deze zonnebrief. In het beoordeling van de EU-strategie via het BNC-traject zal daarom ook de vraag over de rol van Nederland bij eventuele ondersteuning van VIPV op tafel komen.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voorafgaand aan het Commissiedebat Innovatie van 25 mei aanstaande?
Daartoe ben ik graag bereid.
De samenwerking met het Verenigd Koninkrijk op het gebied van klimaat. |
|
Silvio Erkens (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Hoe ziet de samenwerking tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk op het gebied van klimaat er op dit moment uit? Kunt u specifiek ingaan op wat er wordt gedaan op het gebied van waterstof en de transmissie tussen elektriciteitsmarkten?
Nederland werkt nauw samen met het Verenigd Koninkrijk (VK) op allerlei onderdelen van de klimaattransitie en beide landen versterken elkaar daarin. Zo heeft Nederland de afgelopen jaren nauw samengewerkt met het VK richting de klimaattop COP26 in Glasgow van afgelopen november, waar de Britten het COP-voorzitterschap overnamen. Ook in de aanloop naar COP27 in Sharm El-Sheikh wordt er samengewerkt met de Britten om voort te bouwen op de successen uit Glasgow. Daarnaast is Nederland samen met het VK actief in allerlei internationale coalities op het gebied van klimaatbeleid, zoals de Powering Past Coal Alliance, de International Aviation Climate Ambition Coalition, de Energy Transition Committee etc. Hierin wordt samen met andere landen en stakeholders gewerkt aan specifieke doelen in de klimaattransitie.
Sinds het VK uit de EU is getreden, vindt samenwerking plaats op basis van het Terugtrekkingsakkoord en de Handels- en samenwerkingsovereenkomst (HSO). Op meerdere gebieden, waaronder energie, moeten de afspraken tussen de EU en het VK binnen de HSO nog verder worden uitgewerkt. Nederland is in contact met de Commissie over de uitwerking van deze afspraken.
Op het gebied van waterstof zijn er recentelijk meerdere verkennende activiteiten geweest (marktstudie over waterstof in het VK ten behoeve van het Nederlandse bedrijfsleven, en bilaterale bijeenkomsten o.a. als onderdeel van een handelsmissie naar het VK). Op ambtelijk gebied wordt regelmatig kennis uitgewisseld op een aantal beleidsterreinen. Nederland en het VK kunnen met name van elkaar leren over de mogelijkheden voor waterstof in de gebouwde omgeving, hergebruik van gasinfrastructuur, koppeling aan wind op zee, en toepassingen in de industrie.
Met betrekking tot de transmissie tussen de elektriciteitsmarkten is het in de eerste plaats van belang om op te merken dat elektriciteitshandel op dit moment mogelijk is via zogeheten expliciete veilingen. Op basis van de handels- en samenwerkingsovereenkomst wordt verder onderzocht op welke wijze een nauwere koppeling van beide elektriciteitsmarkten mogelijk is. Dit is een technisch proces dat momenteel gaande is.
Welke impact heeft Brexit gehad op de samenwerking tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk op het gebied van klimaat? Hoe heeft Brexit de verhoudingen binnen de Europese Unie op het gebied van klimaat beïnvloed?
Het Verenigd Koninkrijk maakt geen deel meer uit van de EU-delegatie naar de klimaattoppen van VN-organisatie van klimaat (UNFCCC). Het VK heeft daarom geen stem meer in de positiebepaling van de EU in deze onderhandelingen. Na Brexit vindt samenwerking met het VK voor de klimaattoppen dus vooral op bilaterale basis plaats.
Welke afstemming vindt er tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk plaats wat betreft de inzet op het Fit-for-55 pakket en in het specifiek Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM)? Hoe draagt dit bij aan het behouden van het level playing field tussen de twee landen? Ziet u mogelijkheden om dit te verbeteren?
Wat betreft de afstemming tussen Nederland en het VK ten aanzien van het Fit for 55-pakket en de CBAM in het bijzonder, wil ik benadrukken dat het voornamelijk een taak van de Commissie is om een dialoog te voeren met derde landen over de CBAM, dat in eerste instantie dient als klimaatmaatregel. Het kabinet is positief over het gegeven dat de Commissie afstemming met derde landen zoekt ten aanzien van de CBAM. Het kabinet steunt daarnaast het voornemen dat er, in de aanloop naar de volledige werking van de CBAM in 2026, vanaf 2023 een overgangsfase zal gaan gelden voor de CBAM-sectoren. De keuze om voor de eerste drie jaar een overgangsperiode in te voeren geeft derde landen, waaronder het VK, tijd om de nodige voorbereidingen en aanpassingen door te voeren. De Commissie heeft aangegeven dat deze overgangsfase o.a. als doel heeft om dialoog en samenwerking met derde landen te vergemakkelijken. Daarnaast is het voorstel nog in onderhandeling (vormgeving is dus nog niet definitief) en is het niet zeker dat het VK zo aan de EU-markt kan worden gekoppeld.
Ten aanzien van de effecten van de CBAM op het gelijke speelveld met het VK is in artikel 392 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk afgesproken om samen te werken op het gebied van CO2-beprijzing en het koppelen van het VK ETS met het EU ETS in overweging te nemen. Dit biedt mogelijkheden om in de toekomst te werken naar een gezamenlijke CO2-markt en beoordeel ik daarom als een positieve afspraak. Onder het CBAM wetsvoorstel hoeven importeurs van relevante producten uit het VK alleen het verschil in CO2-prijs tussen het VK en de EU te betalen, om te zorgen voor een gelijk speelveld qua CO2-beprijzing tussen producten in het VK en de EU. Ook kunnen bedrijven lagere emissies aantonen, waar relevant. Deze mogelijkheden zijn er ook zonder koppeling van CO2-markten.
In de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het VK zijn afspraken opgenomen over het waarborgen van een gelijk speelveld. De Commissie monitort de naleving van deze afspraken.
Naar aanleiding van CBAM, ziet u mogelijkheden om een gezamenlijke CO2-markt met het Verenigd Koninkrijk op te zetten? Welke voordelen zou een gezamenlijke CO2-markt met zich meebrengen? Hoe beoordeelt u dit?
Zie antwoord vraag 3.
Welke mogelijkheden ziet u om met het Verenigd Koninkrijk samen te werken aan waterstof op de Noordzee? Hoe beoordeelt u in het specifiek een mogelijke samenwerking op het gebied van waterstof via een energie-eiland in de Noordzee?
Naarmate waterstof een grotere rol gaat spelen in het integreren van offshore windenergie, zeker bij eventuele toekomstige offshore productie van waterstof, ligt het voor de hand dat beide landen van elkaar leren en dat samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen wordt gestimuleerd. Voor beide landen geldt dat hierbij opties zijn voor hergebruik van bestaande olie- en gasinfrastructuur op de Noordzee. Het is nog te vroeg om dit te koppelen aan de bestaande prille plannen voor energie-eilanden in de Noordzee.
Wat kan Nederland van het Verenigd Koninkrijk leren wat betreft het klimaatbeleid? Welke kansen biedt een sterke(re) samenwerking met het Verenigd Koninkrijk voor Nederland? Hoe zorgt u ervoor dat hier optimaal gebruik van wordt gemaakt?
Het Verenigd Koninkrijk heeft sinds Brexit een ambitieuze nationaal bepaalde bijdrage (NDC) onder de Overeenkomst van Parijs ingediend bij de Verenigde Naties. Eerder was het VK onderdeel van de nationaal bepaalde bijdrage van de EU. Het land streeft naar 68% reductie in 2030 ten opzichte van 1990.
Er bestaat een nauwe samenwerking tussen Nederland en het VK op verscheidende onderdelen van de klimaattransitie. Soms halen we directe inspiratie uit elkaars beleid. Zo heeft het kabinet in het Coalitieakkoord, naar voorbeeld van het Britse Climate Change Committee, een onafhankelijke wetenschappelijke adviesraad aangekondigd. Deze raad zal het klimaatbeleid beoordelen en hier ook over adviseren. Zo versterken we de uitvoeringskracht van het Rijk en de medeoverheden om de transitie te kunnen uitvoeren.
Welke mogelijkheden ziet u om de samenwerking met de Britten te versterken? Zijn er bijvoorbeeld nu al projecten waarop de Britten kunnen worden aangehaakt of ziet u hier in de toekomst nog kansen voor?
Bestaande klimaatsamenwerking tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk (op bijvoorbeeld COP26) verloopt al goed. Deze banden zullen goed worden onderhouden en ook weer aangehaald in de aanloop naar COP27. Verdere samenwerking op het gebied van klimaat, wat bijvoorbeeld plaatsvindt in internationale coalities, zal worden doorgezet.
Samenwerking met het VK, en andere Noordzeelanden, is belangrijk voor het realiseren van het grote potentieel van hernieuwbare energie in de Noordzeebekken. Het Verenigd Koninkrijk kent een ander elektriciteitsprofiel ten opzichte van Nederland en landen zoals Duitsland, Denemarken en België. Een uitbreiding van verbindingen met, onder andere, het Verenigd Koninkrijk is daarom gunstig is voor de leveringszekerheid van het Nederlands energiesysteem.
Mede hierom heeft het grote meerwaarde voor Nederland om met het Verenigd Koninkrijk te kunnen samenwerken op het gebied van windenergie op zee binnen het kader van de handels- en samenwerkingsovereenkomst. Momenteel vinden besprekingen met het Verenigd Koninkrijk plaats om samenwerking, die voortbouwt op het multilaterale Noordzee-energiesamenwerkingsverband (North Sea Energy Cooperation, NSEC) verder vorm te geven. Deze samenwerking zal in een Memorandum of Understanding (MoU) tussen NSEC en het VK worden vastgelegd.
Tot slot zijn er ook concrete bilaterale projecten waarmee de samenwerking met het Verenigd Koninkrijk kan worden versterkt. We kijken bijvoorbeeld nadrukkelijk naar de ervaringen die het Verenigd Koninkrijk opdoet bij nieuwbouw van kerncentrales, zoals de ontwikkeling van financieringsmodellen.
De uitkomsten van de Conferentie over de Toekomst van Europa |
|
Derk Jan Eppink (JA21) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitkomsten van de Conferentie over de Toekomst van Europa (CoFE)?1
Ja.
Wat is de positie van het Nederlandse kabinet ten aanzien van deze uitkomsten?
Het kabinet verwelkomt de uitkomsten van de Conferentie. De Conferentie is waardevol geweest om burgers meer te betrekken bij besluitvorming van de EU. Het kabinet bestudeert nu de voorstellen. Sommige voorstellen van de burgers sluiten aan bij bestaand EU-beleid of bestaande plannen, andere zullen nieuwe richtingen en acties vanuit de EU vergen. Het kabinet zal een kabinetsappreciatie met uw Kamer delen, voorafgaand aan de Europese Raad van 23 en 24 juni.
Is de Nederlandse regering tevreden over het verloop van de Conferentie over de Toekomst van Europa?
De Conferentie is een belangrijk instrument geweest om burgers uit alle EU-lidstaten meer te betrekken bij de EU. Niet eerder is dit op deze manier in EU-verband georganiseerd. Een exercitie als deze, waarbij burgers direct met elkaar en met Europese politici in gesprek gaan, is waardevol voor het gesprek over de toekomst van de Unie en voor de democratische legitimiteit.
Wat is de Nederlandse positie ten aanzien van een mogelijke, nieuwe Europese Conventie?
Het kabinet bestudeert momenteel de uitkomsten van de Conferentie. Een eerste inschatting is dat verreweg de meeste voorstellen kunnen worden gerealiseerd binnen het kader van de huidige EU-verdragen. Enkele voorstellen zullen verdragswijziging vergen. Zoals ook in het coalitieakkoord is opgenomen, staat het kabinet open voor verdragswijzigingen naar aanleiding van de Conferentie als dit in het Nederlands en Europees belang is. Voor het kabinet is van belang de voorstellen goed te bestuderen en op basis daarvan een afweging te maken hoe de uitkomsten van de Conferentie het beste opvolging kunnen krijgen.
Hoe staat u ten opzichte van verdere overdracht van soevereiniteit van de Staten-Generaal der Nederlanden naar de Europese Unie?
Van een verdragswijziging en bevoegdheidsoverdracht van lidstaten aan de EU is op dit moment geen sprake. Mocht dat te zijner tijd eventueel op tafel komen dan benadrukt het kabinet dat indien er sprake zou zijn van een mogelijke bevoegdheidsoverdracht aan de EU dat – overeenkomstig de Grondwet – de Staten-Generaal hier mee zal moeten instemmen.
Hoe denkt de Nederlandse regering over wettelijk initiatiefrecht voor het Europees Parlement?
Onder 38.4 in het eindverslag van de Conferentie over de toekomst van Europa is een aanbeveling opgenomen waarin staat dat het Europees parlement recht van wetgevingsinitiatief moet hebben.2 In de EU-Verdragen zijn de bevoegdheden van de EU-instellingen neergelegd. De Europese Commissie heeft in beginsel het exclusieve recht van initiatief ten aanzien van EU wetgevingshandelingen (artikel 17(2) VEU). Het Europees parlement en de Raad zijn bij de gewone wetgevingsprocedure de medewetgevers die EU wetgeving vaststellen.
Als de aanbeveling geïnterpreteerd moet worden als een direct initiatiefrecht voor het Europees parlement, dan zou opvolging daarvan betekenen dat de Commissie niet meer als uitgangspunt het exclusieve initiatiefrecht zou hebben. Dit zou gevolgen hebben voor de institutionele balans tussen de EU-instellingen en voor de «gewone wetgevingsprocedure» en zou verdragswijziging vergen. Het kabinet zou de gevolgen hiervan goed in kaart moeten brengen voor Nederland alvorens hier een positie op in te kunnen nemen, ook wat betreft de consequenties voor de nationale parlementen die democratisch toezicht op lidstaten in de Raad houden.
Onder artikel 225 VWEU heeft het Europees parlement overigens al de mogelijkheid om de Commissie te verzoeken met passende voorstellen te komen. Indien de Commissie daarop geen voorstel indient, deelt zij de redenen daarvoor aan het Europees parlement mee. Dit kan gezien worden als een «indirect» recht van initiatief. De huidige voorzitter van de Europese Commissie heeft in haar politieke beleidslijnen3 toegezegd om bij resoluties of voorstellen vanuit het Europees parlement, die met meerderheid van stemmen worden aangenomen, een initiatiefvoorstel uit te werken. Nederland vindt het van belang – als er gebruik gemaakt wordt van dit «indirecte» recht van initiatief – dat de Commissie en het EP daar transparant over zijn.
Moet volgens het Nederlands kabinet het vetorecht in de Raad worden hervormd? Zo ja, op welke beleidsdomeinen wel en op de welke niet?
Zoals bij uw Kamer bekend is het kabinet er voorstander van dat bij besluitvorming binnen het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid vaker gebruik wordt gemaakt van gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming (QMV) in plaats van unanimiteit, specifiek op de onderwerpen sancties, mensenrechtenverklaringen in multilateraal verband en civiele GVDB-missies. Het kabinet is ervan overtuigd dat dit zal kunnen bijdragen aan het vergroten van de besluitvaardigheid en de slagvaardigheid op het gebied van het EU-buitenlandbeleid. Het EU-verdrag biedt de ruimte om die stap te zetten. Gebruik van QMV vereist een unanimiteitsbesluit. Het kabinet verwijst in dit kader ook graag naar de brief d.d. 17 mei 2021 over de mogelijkheden om binnen het verdrag over te stappen van unanimiteitsbesluitvorming naar QMV.4
Kan u ook aangeven welke besluitvorming ze dan wél verkiest?
Zoals vermeld in het antwoord op vraag 7 zou het kabinet graag zien dat binnen het Gemeenschappelijke Buitenlands en Veiligheidsbeleid, specifiek op de onderwerpen sancties, mensenrechtenverklaringen in multilateraal verband en civiele GVDB-missies, frequenter gebruik wordt gemaakt van QMV in plaats van unanimiteitsbesluitvorming.
Bent u voorstander van het invoeren van directe EU-belastingen?
Het heffen van directe belastingen is een bevoegdheid van de lidstaten. Dat neemt niet weg dat internationale samenwerking op het gebied van directe belastingen van groot belang is voor de EU als geheel en ook voor Nederland.
Wat zijn de totale kosten geweest van de Conferentie over de Toekomst van Europa en kan u aangeven hoeveel Nederland daar procentueel aan heeft bijgedragen?
Er bestaat geen gezamenlijk en aangewezen budget voor de Conferentie vanuit de EU-instellingen. De EU-instellingen en lidstaten namen een deel van de kosten op zich. De EU-instellingen financierden de activiteiten uit eigen bestaand budget. Zo dekte het Europees parlement de kosten voor de plenaire vergaderingen, de Raad droeg onder andere bij met vertalingen van documenten en tolken. De Europese burgerpanels zijn georganiseerd door de Europese Commissie; de contracten hiervoor zijn openbaar gemaakt op het meertalig digitale platform. Getracht is de kosten te drukken, bijvoorbeeld door het hosten van Europese burgerpanels door universiteiten, zoals door de Universiteit Maastricht afgelopen januari, en gebruik te maken van het gebouw van het Europees parlement. Lidstaten zijn verantwoordelijk geweest voor het financieren van activiteiten in eigen land. De gehele uitvoerige dialoog en de campagne Kijk op Europa met de Nederlandse burgers, uitgevoerd door een externe organisatie, heeft circa 550.000 euro gekost.
Bent u bereid een onderzoek te starten naar het draagvlak onder de Nederlandse bevolking over alle voorstellen uit de Conferentie?
Het kabinet heeft de representatieve en inclusieve burgerdialogen Kijk op Europageorganiseerd. Ruim 13.000 Nederlanders hebben deelgenomen. De resultaten zijn door het kabinet ingebracht gedurende de Conferentie, en zijn integraal opgenomen in het eindrapport van de Conferentie. Daarnaast zijn in het eindrapport de aanbevelingen van alle Europese burgers opgenomen, die op bepaalde punten afwijken van de wensen van Nederlandse burgers. De Nederlandse uitkomsten van de Kijk op Europa dialogen zijn integraal verwerkt in de inzet van het kabinet zoals weergegeven in de Staat van Europese Unie 2022 Kamerbrief.5 Deze inzet zal leidend zijn bij de beoordeling van de (wetgevende) voorstellen die voortvloeien uit de Conferentie over de Toekomst van Europa.
Bent u bereid binnen de Europese Unie te pleiten voor een onderzoek in alle lidstaten om het draagvlak in kaart te brengen voor alle voorstellen uit de Conferentie?
Op Europees niveau is het draagvlak verzekerd door de representativiteit van de burgerconsultaties georganiseerd door de Commissie. Het kabinet heeft zich gedurende de Conferentie ingezet voor een resultaat gebaseerd op deze representatieve inbreng, ten behoeve van het draagvlak hiervoor. Ook voor de overige lidstaten en hun burgers geldt dat het draagvlak voor de maatregelen volgende uit de voorstellen zal blijken zodra deze in de vorm van (wetgevende) voorstellen worden voorgesteld, waarbij de reguliere besluitvormingsprocedures zullen worden gevolgd.
Kunt u elke vraag afzonderlijk en binnen de gebruikelijke termijn van drie weken beantwoorden (of ten minste alvorens het debat over CoFE)?
Ja.
De gevolgen van een uitspraak van de Raad van State over de overdracht van vreemdelingen aan Kroatië |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Kent u de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat u er niet langer zonder nader onderzoek vanuit kan gaan dat Kroatië zich bij de overdracht van vreemdelingen aan de eisen van het EVRM houdt?1 Kent u de berichten over aanhoudende betrokkenheid van Frontex bij illegale pushbacks, bijvoorbeeld bij het weren van honderden migranten bij de Griekse kust?2 Wat is uw reactie op het aftreden van Frontex-hoofd Leggeri?3 Wat vindt u van deze berichten? Bent u het eens dat operaties van Frontex moeten worden stopgezet zolang deze pushbacks blijven doorgaan? Zo nee, waarom niet? Aan welke voorwaarden moet wat u betreft de opvolger van Leggeri voldoen? Bent u van plan te eisen dat het nieuwe Frontex-hoofd zo snel mogelijke de toepassing van pushbacks beëindigt? Zo nee, waarom niet?
Ik ben bekend met de twee uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 april 2022. In de Kamerbrief van 25 mei 2022 ben ik ingegaan op de gevolgen van deze uitspraken voor in Nederland ingediende asielverzoeken waarvoor Kroatië ingevolge de EU-Dublinverordening de primair verantwoordelijke lidstaat is.
Ik ben ook bekend met de berichtgeving over vermeende betrokkenheid van Frontex bij illegale pushbacks. Het kabinet neemt de berichtgeving ten aanzien van de situatie van het Agentschap zeer serieus en benadrukt in contacten het belang van naleven van fundamentele rechten. Dit is al meermaals benoemd en zal de komende kabinetsperiode opgebracht blijven worden, in bilaterale contacten met lidstaten of de Commissie en binnen de daarvoor bestemde EU-gremia zoals de Frontex Management Board. Ten aanzien van het aftreden van de Uitvoerend Directeur heeft de Frontex Management Board een statement op de website van Frontex laten plaatsen. De voormalig Uitvoerend Directeur heeft in een speciaal daarvoor bijeengeroepen Management Board gereageerd op het vertrouwelijke OLAF-rapport en heeft daarbij kenbaar gemaakt zijn taken neer te leggen. De Management Board heeft zijn ontslag geaccepteerd. Aan de opvolging van het OLAF-rapport moet in EU-verband invulling worden gegeven, de Management Board voorop, in samenwerking met de Commissie en alle lidstaten. In de Management Board van juni 2022 wordt de Uitvoerend Directeur ad interim gekozen. Tegelijkertijd werkt de Europese Commissie aan het wervingsproces om een nieuwe Uitvoerend Directeur aan te stellen. De functieomschrijving, bevoegdheden, verantwoordingsplicht en het proces van benoeming van de Uitvoerend Directeur volgen rechtstreeks uit de Europese grens- en kustwacht verordening 2019/18964. Het kabinet onderschrijft dat er uitdagingen zijn voor het Agentschap, zoals beschreven in de verschillende rapporten ten aanzien van de waarborging van fundamentele rechten, strategische sturing en het gegroeide mandaat van Frontex. Er ligt voor de Uitvoerend Directeur, samen met de Management Board, dus een belangrijke taak. Het is daarom van groot belang dat het wervingsproces spoedig en adequaat plaats vindt. Uw Kamer wordt voor het zomerreces verder uitgebreid geïnformeerd over de Nederlandse inzet inzake Frontex middels de jaarlijkse brief.
Wat vindt u van de vaststelling van de Raad van State dat pushbacks op grote schaal en al lange tijd plaatsvinden aan de buitengrens van Kroatië en dat het risico op pushbacks ook bestaat voor vreemdelingen die door Kroatië opnieuw zijn toegelaten vanuit andere lidstaten en/of zich al langere tijd dieper in het binnenland van Kroatië begeven?
Zoals toegelicht in de reeds genoemde Kamerbrief van 25 mei 2022, moet nader onderzoek worden gedaan naar de actuele situatie van Dublinclaimanten in Kroatië. Om uitvoering te geven aan deze onderzoeksopdracht die de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State feitelijk heeft gegeven, zet ik mij ervoor in voldoende aanvullende informatie hierover te verzamelen. Vervolgens zal ik bezien of deze informatie leidt tot de conclusie dat Kroatië zich aan zijn internationale verplichtingen ten aanzien van Dublinclaimanten houdt. Hierbij betrek ik ook rapportages van het – in de zomer van 2021 opgerichte – onafhankelijke Kroatische grensmonitoringsmechanisme en eventuele andere rapporten van latere datum die nog niet bij de Afdelingsuitspraken van 13 april jl. zijn betrokken. Tot die tijd worden vanuit Nederland geen asielzoekers op grond van de Dublinverordening overgedragen aan Kroatië. Zaken waarin de in de Dublinverordening neergelegde uiterste overdrachtsdatum verstrijkt, zal Nederland aan zich trekken. De betreffende vreemdelingen zullen tot de Nederlandse asielprocedure worden toegelaten en hun zaken worden inhoudelijk behandeld door de IND.
Welke consequenties heeft de uitspraak van de Raad van State dat vreemdelingen niet zonder voorafgaand eigen onderzoek naar de actuele feiten en omstandigheden op grond van de Dublinverordening mogen worden overgedragen aan Kroatië? Bent u bereid het gevraagde onderzoek uit te voeren en zo ja, op welke termijn? Bent u bereid in afwachting van het gevraagde onderzoek af te zien van overdrachten aan Kroatië en betrokken vreemdelingen in staat te stellen een asielverzoek in Nederland in te dienen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens dat in beginsel moet worden afgezien van een overdracht aan een EU-lidstaat waar de toegang tot een asielprocedure wordt geweigerd? Zo ja, welke consequenties heeft deze uitspraak van de Raad van State voor eventuele overdrachten van vreemdelingen naar andere lidstaten waar overweldigend bewijs is voor aanhoudende en systematische pushbacks, zoals in Griekenland?
Lidstaten van de Europese Unie mogen er, op basis van het zogenoemde interstatelijk vertrouwensbeginsel, in principe van uitgaan dat andere lidstaten voldoen aan de verplichtingen die uit het Unierecht voorvloeien. Op basis van dat beginsel, verankerd in de Dublinverordening, wordt o.a. aangenomen dat de lidstaten asielzoekers niet zullen behandelen in strijd met de rechten zoals beschermd door het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (verder: EVRM). Toch kan er aanleiding zijn voor nader onderzoek als wordt getwijfeld of de situatie in een andere Europese lidstaat voldoet aan de eisen van het EVRM. Bij de beantwoording van die vraag zal eerst moeten worden bezien of sprake is van een zogenoemde «fundamentele systeemfout» in de asielprocedure van de betrokken lidstaat in de zin van artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening, die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt. Als die vraag bevestigend wordt beantwoord, moet vervolgens worden bezien of die fundamentele systeemfout in de asielprocedure ook relevant is voor personen die onder de Dublinverordening terug moeten keren naar dat land. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt in algemene zin immers dat het bestaan van pushbacks aan de buitengrenzen op zichzelf niet maakt dat Dublinclaimanten niet overgedragen kunnen worden. De uitspraak van de Afdeling gaat specifiek over de relatie tussen pushbacks en de asielprocedure in Kroatië en heeft dus geen direct gevolg voor mijn beleid ten aanzien van Dublinoverdrachten aan andere EU-lidstaten.
Bent u bereid een analyse te maken van EU-landen waar het risico bestaat dat vreemdelingen worden uitgezet op basis van reeds bestaand onderzoek van de VN, Human Rights Watch, nationale autoriteiten als de Ombudsman, het Europees parlement, onderzoeksjournalisten en non-gouvermentele organisaties (ngo's) naar pushbacks en deze zo spoedig mogelijk met de Kamer te delen?
Uw vraag interpreteer ik zo dat u wilt weten ten aanzien van welke EU-landen die gebonden zijn aan de Dublinverordening er thans niet (meer) op voorhand van uit kan worden gegaan dat Dublinclaimanten na overdracht geen reëel risico op een schending van artikel 3 (en artikel 5) van het EVRM dan wel artikel 4 (en artikel 6) van het EU Handvest lopen. Op dit moment vinden er naar aanleiding van Afdelingsuitspraken geen overdrachten in het kader van de Dublinverordening plaats naar Griekenland5, Malta6, Hongarije7 en Kroatië. In de betreffende uitspraken heeft de Afdeling, kort gezegd, geoordeeld dat nadere informatie noodzakelijk is om tot de conclusie te komen dat door overdracht van de vreemdeling aan de betreffende Dublinstaat geen situatie zal ontstaan in strijd met artikel 4 (of artikel 6) van het EU-Handvest of artikel 3 (hetzij artikel 5) van het EVRM. De door de Afdeling geconstateerde motiveringsgebreken die tot nader onderzoek nopen, zien onder meer op detentieomstandigheden, opvangvoorzieningen en toegang tot rechtshulp voor vreemdelingen.
Deelt u het recente oordeel van de VN Hoge Commissaris voor Vluchtelingen dat de situatie aan de Europese buitengrenzen «juridisch en moreel onaanvaardbaar» is en dat deze systematische praktijk moet stoppen?4 Zo nee, waarom niet?
Het kabinet acht het van wezenlijk belang dat aan de EU-buitengrenzen in lijn met internationaal en Europees recht gehandeld wordt en benadrukt daarbij de verplichting tot het waarborgen van fundamentele rechten. Het kabinet neemt dan ook actief stelling tegen pushbacks, en spreekt zich daarover uit, zowel in bilateraal verband als in diverse internationale gremia, bij (hoog)ambtelijke contacten, op ministerieel niveau en op het niveau van regeringsleiders. Lidstaten van de Europese Unie zijn zelf primair verantwoordelijk voor de uitvoering van grensbewaking. Lidstaten bepalen dus zelf, met inachtneming van het Unierecht zoals de Schengengrenscode, wie zij toegang tot hun grensgebied verschaffen. Daarbij dienen zij internationale verplichtingen na te leven.
Het onderwerp grensbewaking, met inbegrip van het waarborgen van fundamentele rechten, wordt in Europa regelmatig besproken op ministerieel niveau in de JBZ-Raad. Wanneer dat het geval is benadrukt het kabinet de verplichting tot het waarborgen van fundamentele rechten.
Op de JBZ-Raad van 9–10 juni wordt tijdens de lunch gesproken over Frontex. Hierover is uw Kamer zoals gebruikelijk geïnformeerd in de geannoteerde agenda voor de JBZ-Raad.
Bent u bereid de aanhoudende illegale pushbacks aan de Europese buitengrenzen te agenderen op de komende JBZ-Raad? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u het eens dat EU-fondsen voor grensbewaking alleen mogen worden uitgekeerd aan EU-lidstaten die zich houden aan het EVRM en alle asielzoekers toegang verlenen tot een asielprocedure? Zo nee, waarom niet?
Regels omtrent financiering van activiteiten uit Europese fondsen voor grenstoezicht zijn vastgesteld in verordeningen. In de verordening voor het fonds voor geïntegreerd grensbeheer (BMVI) is reeds opgenomen dat de activiteiten die gefinancierd worden moeten voldoen aan Europese regelgeving, waaronder op het gebied van fundamentele rechten. Het is primair aan de lidstaten om dit op te volgen. Tegelijkertijd heeft de Europese Commissie als hoedster van de verdragen een belangrijke rol om hierop toe te zien.
Bent u het eens dat onafhankelijke monitoring aan de Europese grenzen, zoals voorgesteld in de Verordening tot invoering van een screening van onderdanen van derde landen aan de buitengrenzen, alleen effectief is wanneer deze wordt uitgevoerd door actoren die onafhankelijk functioneren van de nationale autoriteiten zoals de Nationale ombudsman? Bent u bereid hier tijdens onderhandelingen in de Europese Raad voor te pleiten? Zo nee, waarom niet?
In de door de Commissie voorgestelde verordening tot invoering van een screening van onderdanen van derde landen aan de buitengrenzen9 is een mechanisme opgenomen dat lidstaten committeert aan een onafhankelijk toezichtsorgaan dat toezicht houdt op de uitvoering van deze verordening. Dergelijke mechanismes kunnen alleen effectief zijn als zij daadwerkelijk onafhankelijk van de overheid toezicht houden. Dat kan op diverse wijzen worden ingevuld, bijvoorbeeld door het te beleggen bij de Ombudsman. Op de onafhankelijkheid van ingestelde mechanismen dient zowel bij de implementatie als bij de evaluatie te worden toegezien. Zoals in antwoorden op eerdere vragen van uw Kamer aangegeven,10 steunt het kabinet dergelijke initiatieven. Zij kunnen de rechtszekerheid vergroten en het kabinet steunt dit dan ook in bij de onderhandelingen. Ten slotte wil ik nog wijzen op het bestaande Schengenevaluatiemechanisme. In de nieuwe verordening, die in oktober 2022 in werking zal treden, is een aantal verbeteringen doorgevoerd, waaronder versterking van het element monitoring van fundamentele rechten en kortere procedures om tekortkomingen, ook op het gebied van de buitengrenzen, op te pakken.
De olietanker Sunny Liger |
|
Pieter Omtzigt , Kati Piri (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u contact gehad met het bedrijf of de bedrijven die de Russische olie van de Sunny Liger willen lossen en/of kopen? Welke bedrijven zijn dat en kunt u gespreksverslagen aan de Tweede Kamer doen toekomen?
Het kabinet heeft geen contact gehad met de eigenaren van deze olie of eventuele tussenpersonen. Andersom heeft ook de eigenaar van de olie geen contact met de Nederlandse overheid opgenomen.
Welke mogelijkheden ziet u om alsnog te voorkomen dat de Sunny Liger in een Nederlandse haven kan aanmeren?
Het schip bevindt zich inmiddels niet meer in Nederlandse wateren.
Kunt u een lijst doen toekomen van schepen met Russische olie en kolen die de afgelopen 14 dagen in Nederland zijn aangekomen en hier gelost hebben? Kunt u een schatting maken van de totale waarde hiervan?
Aangezien de EU sancties in genoemde periode geen betrekking hadden op schepen met Russische olie en kolen, is een dergelijke overzicht niet beschikbaar en kan geen schatting worden gemaakt van de totale waarde.
Heeft de oproep van de Minister voor Klimaat en Energie om geen olie of kolen uit Rusland af te nemen, enig effect gehad? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Uit de beschikbare CBS-cijfers valt op dit moment nog niet op te maken dat de invoer van fossiele brandstoffen uit Rusland substantieel is afgenomen. Het is echter te vroeg om hieruit conclusies te trekken. Handel geschiedt voorts op basis van wederzijds aangegane contracten tussen bedrijven. Bij afloop van een contract kan deze handel worden beëindigd. En verder geldt zoals bekend dat, in reactie op de Russische militaire agressie in Oekraïne, de EU een Russische kolen- en recent ook een olieboycot heeft aangenomen.
Kunt u voor de afgelopen tien maanden per maand aangeven hoeveel olie en hoeveel kolen Nederland heeft geïmporteerd uit Rusland?
Een deel van deze informatie kan door het CBS niet beschikbaar worden gesteld vanwege concurrentiebelangen.
januari 2022
89
februari
52
mei 2021
688
juni
821
juli
613
augustus
774
september
671
oktober
946
november
788
december
832
Januari 2022
1.060
februari
882
Wilt u een kopie van de antwoorden sturen aan de Oekraïense ambassadeur in Nederland?
Jazeker, de Oekraïense ambassade zal worden geïnformeerd.
Wilt u deze vragen afzonderlijk en binnen een week beantwoorden?
Het bleek helaas meer tijd te kosten om de gevraagde informatie binnen de gebruikelijke termijn te kunnen aanbieden.
Mogelijke ontkenning van de Armeense Genocide door de regering |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de social media communicatie van Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport naar aanleiding van zijn bezoek aan Armenië ter gelegenheid van de herdenking van de Armeense Genocide?1
Ja, ik ben bekend met de communicatie over het bezoek dat de Staatssecretaris Volksgezondheid, Welzijn en Sport namens het kabinet aan Jerevan bracht.
Waarom is er gekozen voor de woordkeuze «verschrikkelijke gebeurtenissen» ter beschrijving van de Armeense Genocide?
Het is duidelijk dat in 1915 een grootschalige moordpartij heeft plaatsgevonden op Armeniërs en dat de gebeurtenissen vreselijk waren en groot leed hebben veroorzaakt.
Erkent de regering de Armeense Genocide als een genocide?
Het kabinet heeft de motie Voordewind c.s. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2277) over dit onderwerp in beraad. Zoals de Kamer bekend (Kamerstuk 35 925-V, nr. 84) zal Nederland in de komende maanden met een aantal gelijkgestemde EU lidstaten spreken over de erkenning van genocides. Daarbij zal worden verkend hoe deze landen aankijken tegen het gezamenlijk erkennen van genocides en onder welke voorwaarden daartoe zou kunnen worden overgegaan. Voor Nederland geldt dat uitspraken van internationale gerechts- of strafhoven, wetenschappelijk onderzoek en/of vaststellingen door de VN Veiligheidsraad hierbij zwaarwegend zijn.
Zo ja, waarom wordt dat niet publiekelijk gecommuniceerd?
Zie het antwoord op vraag 3 waaruit volgt dat dit niet van toepassing is.
Zo nee, waarom niet?
Voor het Nederlandse kabinet ligt de nadruk op de noodzakelijke acceptatie en verwerking van het verleden door Armenië en Turkije. Nederland hoopt dan ook dat Turkije en Armenië met elkaar hierover het gesprek voeren, met het oog op een duurzame verzoening.
Begin maart 2017 ontving het kabinet het gezamenlijk advies van de Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken (CAVV) en de Extern Volkenrechtelijk Adviseur (EVA) over het gebruik door politici van de term «genocide». Het Kabinet had om dit advies gevraagd ter uitvoering van de motie Voordewind c.s. (Kamerstuk 34 550 V, nr. 32), aangenomen op 29 november 2016. In deze motie werd het kabinet opgeroepen om de CAVV en de EVA te vragen een gemeenschappelijk rapport voor te bereiden met als doel duidelijkheid te scheppen rondom de wenselijkheid, mogelijkheden en betekenis van het gebruik van de term «genocide» door politici, zowel in algemene zin als ten aanzien van wreedheden begaan door IS. De CAVV en EVA lieten, in hun advies, historische kwesties nadrukkelijk buiten hun advisering: zij beperkten zich tot lopende situaties. Volgens de CAVV en EVA zijn bij historische situaties vooral vragen over genoegdoening en excuses aan de orde, hetgeen voor het kabinet primair een zaak is tussen de betrokken partijen.
Zo nee, kunt u toelichten welke belangen de regering ervan weerhouden de Armeense Genocide te erkennen?
Zie het antwoord op vraag 5.
Bent u bekend met motie Voordewind (kamerstuk 34 775 V, nr. 56) waarin de Tweede Kamer de genocide op Armeniërs, Assyriërs, Pontische Grieken en Arameeërs erkent?
Ja.
Bent u van mening dat de regering tijdens haar bezoek aan Yerevan, en de communicatie daarover, in lijn met deze motie heeft gehandeld?
De motie Voordewind betreft een vaststelling van de positie van uw Kamer. De positie van het kabinet is ongewijzigd en is u bekend.
Conform motie Voordewind (Kamerstuk 34 775 V, nr. 57) neemt ieder lustrumjaar een kabinetslid deel aan de herdenking in Jerevan. In 2020, het 105e lustrumjaar, is dat niet gelukt. Het kabinet heeft dat ingehaald tijdens de herdenking in 2022. Deelname van een kabinetslid is belangrijk om respect en medeleven te betuigen.
Bent u ervan op de hoogte dat ontkenning van de Armeense Genocide veel pijn en leed aanbrengt in de Armeense gemeenschap in Nederland?
Het kabinet doet geen uitspraak over of de gebeurtenissen van 1915/1916 een genocide betreft. Dit betekent noch erkenning noch ontkenning. Ik ben bekend met het feit dat ontkenning erg gevoelig ligt bij de Armeense gemeenschap.
Als de Nederlandse regering wel de Armeense Genocide erkent, zou u daar in de toekomst dan helder over willen communiceren?
Het kabinet is in beraad over de uitvoering van de motie Voordewind (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2277). Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 3.
Als de Nederlandse regering de Armeense Genocide niet erkent als genocide, bent u dan bereid dit alsnog te heroverwegen in de ministerraad?
Zie antwoord vraag 10.
Zou u elke vraag apart willen beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Turkse zakenman Kavala veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf’ |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Turkse zakenman Kavala veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf»?1
Ja.
Deelt u de verontwaardiging en onvrede over de veroordeling van deze filantroop en acht andere activisten die jarenlang opkwamen voor mensenrechten en/of burgerlijke vrijheden in Turkije?
Nederland blijft zich grote zorgen maken over de rechtsstaat en de mensenrechtensituatie in Turkije in het algemeen. Mensenrechten, waaronder de vrijheid van meningsuiting en het recht op een eerlijke rechtsgang, vormen de hoeksteen van het Nederlands buitenland beleid en het kabinet tracht dan ook om mensenrechten wereldwijd te bevorderen.
Het Nederlandse standpunt in deze zaak is helder: er ligt een duidelijke uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) die verplicht tot de onmiddellijke vrijlating van dhr. Kavala. Nederland hecht er sterk aan dat lidstaten van de Raad van Europa (RvE), ook Turkije, hun verplichtingen nakomen door uitvoering te geven aan uitspraken van het EHRM.
Deze boodschap draagt Nederland zowel in multilaterale fora, als bilateraal uit. Het kabinet steunt dan ook de verklaring van de EU Hoge Vertegenwoordiger Joseph Borrell, waarin hij de veroordeling van dhr. Kavala betreurt en oproept tot zijn vrijlating, zoals de uitspraak van het EHRM luidt.
Wanneer was de laatste keer dat u bezwaar heeft gemaakt bij de Turkse autoriteiten over de zaak van Kavala, die al vierenhalf jaar in de gevangenis zat zonder proces?
Het kabinet brengt de zorgen die bestaan over de mensenrechtensituatie in Turkije regelmatig en bij iedere passende gelegenheid op. Dit gebeurt in internationale fora, maar ook in gesprekken met de Turkse autoriteiten, op zowel ambtelijk als politiek niveau. De laatste keer dat dit op het hoogste politieke niveau werd besproken was tijdens het gesprek dat Minister-President Rutte voerde met President Erdoğan op 22 maart.
Bent u bereid na deze veroordelingen opnieuw in contact te treden met uw Turkse ambtsgenoot om uw onvrede kenbaar te maken en aan te dringen op de snelle vrijlating van Kavala en de andere politieke gevangenen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet zal deze boodschap blijven uitdragen, in verschillende fora en op verschillende niveaus zoals beschreven in bovenstaande antwoorden, en zal dit ook doen bij het volgende passende bilaterale contactmoment.
Welke consequenties moeten er wat u betreft op deze veroordeling volgen gezien de uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens om Kavala en Selahattin Demirta vrij te laten?
Het kabinet heeft zich, in gezamenlijkheid met gelijkgezinden, in de RvE hard gemaakt voor de naleving van de uitspraak van het EHRM in de zaak tegen dhr. Kavala en zal dit blijven doen. Op 2 februari 2022 besloot het Comité van Ministers van de Raad van Europa tot het starten van een inbreukprocedure tegen Turkije vanwege de voortdurende detentie van dhr. Kavala. Met dit besluit werd de zaak terugverwezen naar het EHRM voor een opinie over de naleving van deze uitspraak. Na deze opinie zal de zaak worden terugverwezen naar het Comité van Ministers waar eventuele maatregelen zullen worden besproken. Het kabinet kan niet op de verschillende stappen in dit proces vooruitlopen, maar zal zich gedurende dit proces samen met andere RvE-landen continue hard blijven maken voor de uitvoering van het EHRM vonnis. Ditzelfde geldt voor de uitvoering van het vonnis in de zaak van Mr. Demirtas.
Bent u bereid om uzelf hard te maken voor het versneld uitzetten van Turkije uit de Raad van Europa? Zo ja, wat gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u het eens dat gesprekken in Europees verband over de modernisering van de douane-unie met Turkije na deze veroordelingen niet kunnen worden gestart? Zo nee, waarom niet?
De Europese Raad heeft, onder andere, op aandringen van Nederland geconcludeerd dat een dialoog over mensenrechten en de rechtstaat een integraal onderdeel van de betrekkingen tussen de EU en Turkije is en blijft. Het is evident dat dit ook van toepassing is op de eventuele modernisering van de douane-unie.
Het kabinet zal zich inspannen om in een toekomstige discussie over het mandaat en onderhandelingsrichtsnoeren voor de modernisering van de douane-unie duidelijke afspraken te maken over de voortgang die nodig is op het terrein van de rechtsstaat in relatie tot de handelsbetrekkingen met Turkije. Indien de gesprekken over modernisering van de douane-unie echt van start gaan is dit voor de EU een kans om, naast de op belangen gebaseerde samenwerking met Turkije, opnieuw rechtsstaatselementen aan de dialoog met Turkije toe te voegen met als doel om vorderingen te zien op de rechtsstaat en democratie in Turkije.
Bent u bereid om in Europees verband ervoor te pleiten dat de toetredingsonderhandelingen met Turkije officieel worden stopgezet? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn?
Het kabinet en de Europese Commissie delen zorgen over de verdere achteruitgang ten aanzien van de rechtsstaat, democratie en de mensenrechten in Turkije. Op basis hiervan is het in de ogen van het kabinet terecht dat de toetredingsonderhandelingen effectief tot stilstand zijn gekomen. Nederland pleit conform de motie van de leden Roemer en Segers2 in Europees kader reeds geruime tijd voor de opschorting van pretoetredingssteun (IPA) aan Turkije. Voor volledige opschorting van de IPA-steun voor Turkije blijkt echter onvoldoende draagvlak binnen de Raad.
Bent u bereid zich in Europees verband hard te maken om degenen die verantwoordelijk zijn voor deze politieke rechtszaak op de Europese sanctielijst te zetten? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 3, kaart het kabinet de zorgen die bestaan over de mensenrechtensituatie in Turkije regelmatig op verschillende niveaus aan. De laatste keer dat dit op het hoogste politieke niveau werd besproken was tijdens het gesprek dat Minister-President Rutte voerde met President Erdoğan op 22 maart. Ten aanzien van de overige sancties wacht het kabinet de volgende stappen af in de inbreukprocedure binnen de RvE.
Gaat u de Turkse ambassadeur ontbieden? Welke andere bilaterale stappen, zoals op het vlak van economische sancties en justitiële- en politiesamenwerking, bent u bereid te zetten?
Zie antwoord vraag 9.
Het nieuwsbericht ‘Nederland wil nog dit jaar van gas en kolen uit Rusland af’ |
|
Silvio Erkens (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat «Nederland wil nog dit jaar van gas en kolen uit Rusland af»?1
Ja.
Hoe apprecieert u het feit dat Duitsland al heeft bepaald om te stoppen met het importeren van Russische olie? Hoe verwacht Duitsland aan hun olievraag te voldoen? Hoe verwacht u dat deze beslissing effect heeft binnen de Europese oliemarkt? Zal de afhankelijkheid van Russische olie van andere EU-lidstaten toenemen?
Duitsland heeft aangegeven dezelfde ambities als Nederland te hebben waar het gaat om het stoppen met de import van Russische fossiele brandstoffen. Dat wordt ook gereflecteerd door het unaniem genomen besluit van de Raad van Ministers voor een zesde sanctiepakket om per 5 december 2022 de import van ruwe olie te stoppen, en twee maanden later de import van geraffineerde producten. Hoewel Duitsland formeel nog gebruik zou mogen maken van de olie die via de pijplijn binnenkomt, hebben ze onomwonden aangegeven dit niet te zullen doen. Daardoor zal te zijner tijd ca. 85% tot 90% van alle Russische olie buiten de EU gehouden worden.
Op dit moment is niet te overzien hoeveel vaten er per dag minder zullen worden afgenomen door het stoppen van de olie-import uit Rusland: dit ligt aan onder meer de productieverhogingen door de VS en OPEC-landen. Het blijft daarom belangrijk om in te zetten op het verminderen van het gebruik van olie vanuit welke bron dan ook.
Kunt u, vooruitlopend op de door u aangevraagde studie aan de Europese Commissie over de effecten van een olie-embargo van Russische olie, gedetailleerder aangeven wat u verwacht dat de effecten zijn voor Nederland? Welke acties moet Nederland voorbereiden om de impact hiervan zoveel mogelijk te beperken?
In 2021 en ook het eerste kwartaal van 2022 kwam ruim 34% van de ruwe aardolie, die in Nederlandse raffinaderijen werd verwerkt, uit Rusland. Russische ruwe aardolie is van een middelzware kwaliteit en hiermee bij uitstek geschikt voor productie van diesel in de Nederlandse raffinaderijen, die zijn afgestemd op dit type Russische ruwe aardolie. Daarmee is Nederland netto exporteur van diesel. Dit is opmerkelijk, omdat de EU meer diesel importeert dan exporteert met een grote netto import van diesel (1,1Mb/d (Million barrels per day)). Ongeveer 0,6Mb/d olie die vanuit Rusland Nederland binnenkomt is bestemd voor doorvoer, waarvan 0,3Mb/d ruwe olie en 0,3Mb/d olieproducten.
Daarnaast kunnen er ook olieproducten die in Nederland geraffineerd zijn met Russische ruwe aardolie doorgevoerd worden naar ons achterland. Het is niet te zeggen hoeveel van deze doorvoer Russische ruwe olie of olieproducten bevat. Nederland heeft een belangrijke positie ten opzichte van internationale partners in het leveren van vloeibare brand- en grondstoffen. Rotterdam is de tweede bunkerbrandstofhaven ter wereld en Amsterdam is de grootste exporthaven van benzine ter wereld. Vele nationale en internationale afnemers vertrouwen op de diensten van deze en andere Nederlandse raffinaderijen, chemische bedrijven, opslagfaciliteiten en infrastructuur. Ook EU-landen zoals Duitsland zijn afhankelijk van de inzet van onze havens en infrastructuur.
Bovendien is olie overal in de onze economieën verweven en is een belangrijke grondstof voor veel sectoren: Het wegvallen van olie-import uit Rusland zal dus gevolgen hebben voor de Nederlandse economie. Ik analyseer momenteel hoe daartoe proactief mitigerende maatregelen kunnen worden genomen.
Hoe gaat u voorkomen dat Russische olie door middel van blending (49% Russische olie, 51% andersoortige olie waardoor de olie niet meer het etiket «Rusland» heeft) alsnog op de Nederlandse markt terecht komt? Welke actoren zijn hier volgens u van belang om het gesprek mee aan te gaan?
Wat er met Russische aardolie wereldwijd gebeurd, is niet te traceren. Landen die geen sancties kennen tegen Russische olie, kunnen dit blijven importeren, verwerken en verhandelen. De oliemarkt is een mondiale markt en derhalve zeer lastig tot onmogelijk te controleren.
Nederland blijft zich evenwel inzetten voor het opnemen, in volgende sanctiepakketten, van bepalingen die dit probleem adresseren.
In hoeverre doen olie-importeurs in Nederland momenteel aan self sanctioning met betrekking tot Russische olie? Welk percentage van de Nederlandse oliemarkt gaat het dan om?
Het kabinet heeft in de Kamerbrief van 22 april jl. (Kamerstuk 29 023, nr. 302) aangegeven zo snel mogelijk onafhankelijk te willen zijn van Russische energie, waaronder olie en gas en heeft het bedrijfsleven opgeroepen ook zo snel mogelijk over te schakelen op andere leveranciers dan Rusland. Er is helaas geen inzicht te geven in de contracten. Deze hebben een looptijd die dient te worden nageleefd. Bij afloop kan afname worden gestopt. Het is bekend dat een aantal bedrijven aan self sanctioning doen, andere nog niet.
Olie uit pijpleidingen, maar ook gas uit pijpleidingen, is goedkoper dan olie- en gastransport via schip. Welke mogelijkheden ziet u op Nederlands, maar ook op Europees, niveau om de markt ook na de Oekraïne-oorlog en een eventuele afname van self sanctioning, van goedkope Russische olie en gas af te houden?
Verdere diversificatie van leveranciers en het versnellen van de energietransitie helpen om van goedkope Russische olie en gas af te stappen. Daarnaast is verdere verduurzaming en daarmee besparing belangrijk zodat we überhaupt minder olie en gas nodig hebben.
Hoe ziet u hierbij specifiek de optie voor een verhoogd importtarief van olie en gas uit Rusland? Wat zijn de voordelen als dit Europees wordt opgepakt? En andersom, welke nadelen zijn er als dit alleen door Nederland wordt opgepakt?
De optie van een importtarief is meermaals op Europees niveau de revue gepasseerd. Er is echter, conform de Nederlandse inzet, voor gekozen om vooral in te zetten op een algeheel verbod op Europees niveau. Ondanks enkele uitzonderingen zal ca. 85 tot 90 procent van de Russische olie gesanctioneerd zijn, en dus niet meer de EU-markt op komen. In de komende periode zet Nederland erop in om te zorgen dat het verbod zo strak mogelijk gehandhaafd wordt, onder meer door actief in de gaten te houden dat er geen doorverkoop plaatsvindt van olie die onder buisleidingen nog binnenkomt.
Zou u de verwachte effecten van een verhoogd importtarief voor olie en gas uit Rusland kunnen toelichten? Hoe hoog zou een dergelijk importtarief moeten zijn om effect te hebben? Hoeveel extra inkomsten zou dat opleveren? Bent u bereid om hier op Europees niveau ook voor te pleiten?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe apprecieert u het feit dat u Nederland als doel oplegt om ongeveer 6 miljard kuub gas te vervangen (gelijk aan het aandeel Russisch gas in de Nederlandse gasmix), terwijl we in een Europese gasmarkt zitten en alle door Nederland genomen maatregelen, zoals de LNG-tanker in de Eemshaven, voor de Europese gasmarkt ingezet kunnen worden? Geeft u daarmee ook impliciet aan dat u vindt dat alle andere landen maatregelen moeten nemen om voor gasvervanging gelijk aan hun aandeel Russisch gas in hun gasmix moeten komen? Heeft u ook overwogen, gezien de rol van Nederland als doorvoerland en de genomen maatregelen, het doel hoger dan 6 miljard kuub te laten zijn? Waarom wel, of waarom niet?
Ik zet me op dit moment in om een zo groot mogelijk deel van het statistisch aandeel2 Russisch aardgas dat we in Nederland verbruiken te besparen en vervangen. Dit is toegelicht in de Kamerbrieven van 22 april jl. en 20 juni jl. (Kamerstuk 29 023, nr. 302 en Kamerstuk 29 023, nr. 312) en meest recent ook in de Kamerbrief van 21 juli jl. (Kamerstuk 29 023, nr. 337). De op 20 juni jl. door mij aangekondigde maatregelen, zoals het opheffen van de productiebeperkingen van kolencentrales en een mogelijke tijdelijke besparingstender zullen voor een verdere reductie van de gasvraag in Nederland zorgen. In Nederland zorgt dat er voor dat we ons statistisch deel van het Russische gasverbruik relatief snel kunnen vervangen of besparen.
Andere EU-lidstaten, zoals Italië en Duitsland, zijn voor een veel groter deel afhankelijk van Russisch gas en kunnen daardoor niet alles vervangen of besparen op korte termijn. Ik ga er van uit dat andere EU-landen er ook het maximale aan zullen doen om zo veel mogelijk aardgas te besparen of vervangen. Hiervoor is relevant dat de Europese Commissie (EC) op 20 juli jl. haar communicatie «Save gas for a safe winter» uitgebracht. Met deze communicatie wil de EC bereiken dat de lidstaten de maatregelen die zij in aanloop naar de komende winter nemen om de gasvoorziening zo onverstoord mogelijk te laten doorgaan versneld uitvoeren en ook beter onderling afstemmen. Daarbij wijst de EC ook op de noodzaak van extra energiebesparing, het verminderen van het gasverbruik voor verwarming en verkoeling, de mogelijkheden van brandstofomschakeling en marktgebaseerde maatregelen om het gasverbruik door de industrie te verminderen. Voor dit laatste presenteert de EC haar European Gas Demand Reduction Plan. Voor de verdere implementatie hiervan heeft de EC, als onderdeel van haar communicatie, een verordening voorgesteld met daarin een vrijwillig gasbesparingsdoel van 15% voor alle lidstaten. Deze voorstellen zijn besproken tijdens de extra Energieraad op 26 juli jl. waar hierover een akkoord is bereikt. Uw Kamer wordt over de uitkomst van deze Energieraad geïnformeerd.
Hoe apprecieert u daarbij het feit dat door uw omzetting van de gasopslag van Grijpskerk van hoogcalorisch gas naar laagcalorisch gas, de gasopslag Grijpskerk eigenlijk maar met ongeveer 1 miljard kuub gevuld kan worden (zoals aangegeven in het GTS-advies van 14 maart, voetnoot 5)? Hoe verhoudt dat zich tot uw uitspraak in de kamerbrief van 22 april dat Grijpskerk «volledig» wordt gevuld?
De gasopslag Grijpskerk is nodig om sluiting van het Groningenveld mogelijk te maken, zoals ook aangegeven door de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (Kamerstuk 33 529, nr. 996). Om sluiting van het Groningenveld in 2023 binnen bereik te houden wordt de opslag de komende periode voor 100% gevuld met laagcalorisch gas. In totaal gaat het dan om 2,4 miljard Nm3. Vanwege de omzetting van Grijpskerk van hoog- naar laagcalorisch gas is ca. 1 miljard Nm3 direct inzetbaar als laagcalorisch gas. Het dan nog resterende gas is een mengsel van hoog- en laagcalorisch gas dat na bijmenging van stikstof inzetbaar is mits voldoende capaciteit beschikbaar is bij stikstofinstallaties en het gas ook daarnaartoe getransporteerd kan worden. De beschikbare capaciteit om stikstof bij te mengen wordt vergroot met de bouw van een nieuwe stikstofinstallatie in Zuidbroek. Daarnaast bekijk ik momenteel de opties om te garanderen dat er voldoende transportcapaciteit beschikbaar is om het resterende gas uit de gasopslag Grijpskerk naar de stikstofinstallaties te kunnen transporteren. Ik zal uw Kamer hierover informeren bij de besluitvorming over de gaswinning uit het Groningenveld voor het gasjaar 2022–2023.
Hoe apprecieert u het vullen van Grijpskerk met laagcalorisch gas in relatie tot de vulling van de hoogcalorische gasopslag Bergermeer? Zou Bergermeer niet met meer gas (80% i.p.v. 70%) gevuld moeten worden om de leveringszekerheid voor hoogcalorisch gas op orde te houden? Zou dat niet meer recht doen aan het feit dat Bergermeer ook aan het einde de afgelopen winter al vrijwel leeg was?
In de brieven van 20 juni en 5 juli jl. (Kamerstuk 29 023, nr. 312 en Kamerstuk 33 529, nr. 1056) heb ik aangegeven dat ik mij er op richt om de gasopslagen te vullen boven de Europese streefdoelen. De moties Kops en Erkens/Kröger (Kamerstuk 29 023, nrs. 313 en 317) roepen mij daartoe ook op.
In de brief van 5 juli jl. ben ik specifiek ingegaan op de maatregelen die zijn en worden genomen om de gasopslag Bergermeer te vullen. In de brief van 21 juli jl. heb ik aangegeven dat in gesprek met EBN om meer dan het eerder aangegeven maximum van 11 TWh te laten vullen en dat ik onderzoek welke mogelijkheden er zijn om de gasopslag Norg verder te vullen met geconverteerd hoogcalorisch gas.
Overigens geldt dat in Nederland historisch gezien altijd de nadruk heeft gelegen op het vullen van de opslagen voor laagcalorisch gas omdat dat het gas is dat wordt gebruikt door vrijwel alle huishoudens en elders in de gebouwde omgeving zoals op de meeste bedrijventerreinen. Juist dat gasgebruik wordt gekenmerkt door een lage vraag in de zomer en een hoge vraag in de winter. Met gasopslagen wordt daarin voorzien. Het huidige gebruik van hoogcalorisch gas kent een dergelijk fluctuatie veel minder.
Hoe verhouden de kosten van het afschakelen van de eerste gasverbruikers onder het Bescherm- en Herstelplan Gas zich tot het vullen van de gasopslag Bergermeer met 80% in plaats van 70%? Met andere woorden, als we de gashoeveelheid die het verschil is tussen de vulling van 70% en 80% van de gasopslag vergelijken met de hoeveelheid gasverbruikers die afgeschakeld moeten worden om een soortgelijke hoeveelheid gas te besparen, hoeveel compensatie zou dan aan deze bedrijven gegeven moeten worden? En wat zouden daar de maatschappelijke gevolgen verder van zijn, voor bijvoorbeeld het vestigingsklimaat, hoeveelheid werknemers dat thuis komt te zitten en andere gevolgen?
Dit is niet op voorhand uit te rekenen. Dit hangt af van de subsidiebehoefte die er is voor het vullen van de gasopslag Bergermeer. En in hoeverre bedrijven eventueel zouden moeten afschakelen in het geval van een fysiek gastekort. De vulgraden zijn niet de enige factor die bepaalt hoe groot de kans is dat in het kader van het Bescherm- en Herstelplan Gas bedrijven moeten afschakelen. Zoals in de brief van 21 juli jl. is toegelicht, heeft GTS berekend dat er komende winter in Nederland geen gastekort hoeft op te treden, mits voldaan wordt aan een aantal randvoorwaarden. Hierbij speelt bijvoorbeeld de aanvoer van LNG en de toevoer via pijpleidingen uit andere landen een belangrijke rol. Ik neem naast het stimuleren van het vullen van de gasopslagen meer maatregelen die er voor moeten zorgen dat de kans dat we Nederlandse bedrijven moeten afschakelen zo klein mogelijk is, zoals maatregelen op gebied van energiebesparing en het uitbreiden van de LNG importcapaciteit in de Eemshaven en Rotterdam. Daarnaast heeft het kabinet, tegelijk met het afkondigen van de vroegtijdige waarschuwing als bedoeld in het Bescherm- en Herstelplan Gas, op 20 juni jl. enkele maatregelen aangekondigd waarmee wordt beoogd te voorkomen dat we op een later moment in een noodsituatie terecht komen en verregaande maatregelen moeten nemen.
Deel u de mening dat de toepassing van het Bescherm- en Herstelplan Gas tot forse negatieve gevolgen zou leiden en dat het daarom koste wat het kost voorkomen moet worden? Bent u bereid om in gesprek te gaan met relevante partijen over de bereidheid van de sector om zelf ook bij te dragen aan een hogere vulgraad, van bijvoorbeeld 80%?
Het Bescherm- en Herstelplan Gas voorziet voor de drie door de verordening gasleveringszekerheid geïdentificeerde niveaus van gascrisis in maatregelen ter bestrijding daarvan. Gedurende de eerste twee niveaus is het aan de markt om deze maatregelen met behulp van marktgebaseerde maatregelen te bestrijden. Pas als het derde en hoogste niveau van gascrisis wordt afgekondigd is het aan de overheid om een noodsituatie met behulp van niet-marktgebaseerde maatregelen te bestrijden. Deze maatregelen die in het Bescherm- en Herstelplan gas zijn opgenomen lopen voorts op in mate waarin zij ingrijpen, waarbij eerst wordt voorzien in vrijwillige maatregelen en daarna pas in dwingende. De opvatting dat maatregelen uit het Bescherm- en Herstelplan Gas leiden tot forse negatieve gevolgen deel ik waar het gaat om enkele specifieke niet-marktgebaseerde maatregelen uit het Bescherm- en Herstelplan met een dwingend karakter, zoals het afsluiten van afnemers.
Om te voorkomen dat we in een noodsituatie terechtkomen en genoodzaakt zijn dergelijke ingrijpende maatregelen te treffen heb ik bij het afkondigen van de vroegtijdige waarschuwing op 20 juni jl. enkele maatregelen aangekondigd waarmee wordt beoogd het gasverbruik terug te dringen. In de brief van 21 juli jl. ben ik hier nader op ingegaan.
U geeft ook aan in uw recente Kamerbrief dat er een kans aanwezig is dat Rusland zelf besluit om op korte termijn te stoppen met gasleveringen. Hoe groot schat u de kans in dat dat gebeurt? Is Nederland voorbereid op een dergelijke abrupte stop? Heeft u dat scenario en bijbehorende acties klaarliggen?
Het is heel moeilijk te voorspellen of en wanneer dit zou kunnen gebeuren. De mate waarin een fysiek gastekort ontstaat is afhankelijk van aan welke EU-landen Rusland zou stoppen met leveren, of het gaat om een volledige afsluiting of een gedeeltelijke en in hoeverre de getroffen landen hun gasverbruik kunnen beperken (door onder andere het (gedeeltelijk) afschakelen van hun industrie). In de brief van 21 juli jl. heb ik u geïnformeerd over de ontwikkelingen in de gastoevoer via de Nord Stream I gasleiding naar Europa. Ik ben daarbij ook ingegaan op de bevindingen van GTS voor het scenario dat er een jaar lang geen Russisch gas zou kunnen worden geïmporteerd. GTS verwacht aankomende winter geen fysiek tekort, mits wordt voldaan aan een aantal randvoorwaarden. In het geval er desondanks in Nederland een fysiek tekort is zijn we hierop voorbereid met het Bescherm- en Herstelplan Gas. Gezien de ontwikkelingen in andere Europese landen heeft het kabinet op 20 juni jl. besloten de eerste fase van het Bescherm- en Herstelplan gas af te kondigen (vroegtijdige waarschuwing)3.
Bent u ook al scenario’s aan het uitwerken voor de winter van ’23/’24? Welke lessen trekt u hierbij uit de afgelopen winter? Welke acties zou u dit jaar al moeten nemen om de leveringszekerheid van gas voor de winter van ’23/’24 al beter te borgen?
Ik richt me op dit moment met name op de winter ’22 -’23 voor het nemen van maatregelen, zoals het stimuleren van het vullen van de gasopslag Bergermeer en het fors verhogen van de LNG-importcapaciteit. Daarnaast zal ik u zoals eerder toegezegd nader informeren over de scenario’s voor komende winter, inclusief de maatschappelijke gevolgen. Er wordt uiteraard ook nagedacht over de volgende winters, hoewel het moeilijk te voorspellen is wat de situatie dan zal zijn op de gasmarkt. Dat neemt niet weg dat ik versneld maatregelen neem die ons gasverbruik structureel moeten terugdringen. Ik verwijs hiervoor onder meer naar mijn recente Kamerbrief van 20 juni jl.4
Bent u bereid om voor zowel de komende winter als de daaropvolgende winter nogmaals adviezen uit te vragen bij partijen als Gasunie Transport Services (GTS) en Energie Beheer Nederland (EBN) voor additionele suggesties voor het versterken van de leveringszekerheid de komende periode?
Met GTS is er vanuit mijn ministerie dagelijks contact over de stand van zaken op gebied van leveringszekerheid. Daarnaast heeft GTS een rol als wettelijk adviseur voor de leveringszekerheid op grond van de Gaswet. In die hoedanigheid heeft GTS alleen al dit jaar al meermaals adviezen uitgebracht op gebied van leveringszekerheid, die ook met uw Kamer zijn gedeeld. Waar nodig vraag ik aan GTS aanvullende adviezen uit. Ook met Energie Beheer Nederland, een staatdeelneming waarvan het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat de aandeelhouder is, is er nauw contact. Op structurele basis maar ook gericht in het kader van specifieke maatregelen voor het borgen van de leveringszekerheid, zoals het vullen van gasopslag Bergermeer (zie de brief van 5 juli jl., Kamerstuk 33 529, nr. 1056). Ook spreek ik regelmatig met een breed scala aan partijen over het borgen van de leveringszekerheid gas. Zo vindt er bijvoorbeeld in augustus een expertsessie plaats met de bewindspersonen over dit onderwerp.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden uiterlijk dinsdag 10 mei?
Deze vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
De uitzonderingen op Europese mededingingsregels van containerrederijen en prijsafspraken |
|
Jan Klink (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Wacht ons nieuw vrachtinfarct met vertraging in Chinese havens?»1
Ja.
Klopt het dat containerrederijen groeiende winsten maken die wellicht verband houden met hun uitzondering op de Europese mededingingsregels? Zo nee, waarom niet?
Containerrederijen rapporteren momenteel meer winsten vanwege de hoge prijzen voor containervervoer. Vorig jaar heeft de Europese Commissie naar aanleiding van persvragen aangegeven dat zij geen bewijs heeft ontvangen of concurrentieverstorend gedrag heeft vastgesteld van scheepvaartallianties met betrekking tot prijsstijgingen. Wel heeft de Commissie gezegd dat zij de sector zeer nauwlettend zal blijven volgen. Een verband met de groepsvrijstelling voor consortia is niet vastgesteld.
De hoge prijzen voor containertransport zijn een gevolg van verstoringen in de wereldwijde transportketen en daarmee een tekort aan vervoerscapaciteit, mede als gevolg van COVID-19. Vanwege de COVID-crisis zijn soms havens gesloten, is de mondiale containerlogistiek verstoord geraakt en is de online vraag naar producten zeer sterk gestegen. Daarnaast leidt de controle op sancties tegen Rusland sinds de afgelopen maanden tot oponthoud in Europese havens. Dit draagt bij aan de gesignaleerde kostenstijging.
Klopt het dat grote rederijen door deze uitzondering zelf mogen bepalen hoeveel schepen zij inzetten en hierdoor sterke invloed hebben op de prijs van containers? Zo nee, waarom niet?
De scheepvaartmarkt is een vrije markt waarin afzonderlijke rederijen zelf kunnen bepalen hoeveel capaciteit zij inzetten. Op het moment dat rederijen in consortiaverband opereren zijn zij gehouden aan de mededingingsregels. Daarbij is voor consortia een Europese groepsvrijstelling van toepassing die bepaalt dat scheepvaartondernemingen onder voorwaarden mogen samenwerken in consortia. De Europese Commissie houdt toezicht op de Europese mededingingsregels en de groepsvrijstellingsverordening. Zij heeft op basis van onderzoek en evaluatie geconstateerd dat de vrijstelling voor de consortia in het algemeen bijdraagt aan een verbetering van productiviteit en kwaliteit en efficiëntie. De consortia mogen niet samenwerken voor de vaststelling van prijzen of de beperking van scheepscapaciteit, omdat dit de mededinging sterk beperkt. Samenwerking die is toegestaan is gericht op efficiëntieverbetering en doelmatige benutting van de beschikbare capaciteit. Een billijk aandeel in de voordelen daarvan moet voorts worden doorgegeven aan de vervoergebruikers. De consortia mogen niet gebruikt worden ten einde de prijzen van containervervoer te beïnvloeden.
Herkent u de signalen dat de containerprijzen voor onder andere Nederlandse ondernemers torenhoog (tussen de $ 9.000 en $ 14.000 per container) zijn? Wat kunt u in nationaal, Europees en mondiaal verband doen om de transparantie van containervervoer via rederijen te verbeteren?
Ik herken de signalen van hoge dagprijzen op de spotmarkt van containertransport. Onderzoeksbureau Drewry rapporteert bijvoorbeeld dat het vervoer van een grote container van 40 voet eind september 2021 een hoogtepunt bereikte met een gemiddelde prijs van $ 10.377. Inmiddels is deze prijs wel wat gezakt tot $ 7.874 in april 2022.
Het is een taak van de Europese Commissie om toezicht te houden op de mededingingsregels die gelden voor containerrederijen. De Commissie kan in dat verband bijvoorbeeld eisen stellen aan de transparantie van consortia. Zo heeft de Commissie in 2016 veertien containerrederijen gebonden aan een aantal afspraken op het gebied van prijstransparantie. Indien hiervoor concrete aanleiding zou bestaan kan de Nederlandse overheid signalen of zorgen onder de aandacht brengen van de Europese Commissie. Navraag bij de ACM heeft uitgewezen dat er bij ACM recentelijk geen signalen zijn binnengekomen over de ontwikkelingen in het containervervoer over zee of vermeend misbruik van machtspositie.
Wat zijn de uitkomsten van het onderzoek dat de Europese Commissie in 2015 is gestart naar illegale prijsafspraken tussen de rederijen? Indien er geen uitkomsten zijn, waarom is het onderzoek gestaakt? Indien er wel uitkomsten zijn, wat is hiermee gedaan?
De Commissie is in november 2013 een onderzoek gestart naar vermeende illegale prijsafspraken tussen containerrederijen. De Commissie heeft geen overtredingen vastgesteld in dit onderzoek. Wel hebben de scheepvaartondernemingen een aantal toezeggingen gedaan. Deze toezeggingen verminderen de kans dat consortia prijzen kunnen coördineren en verbeteren de prijstransparantie. In 2016 heeft de Commissie deze toezeggingen juridisch bindend gemaakt voor de betreffende scheepvaartondernemingen. Daarmee waren de zorgen van de Commissie weggenomen en is het onderzoek afgedaan. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 heeft de Europese Commissie in 2021 opnieuw aangegeven dat zij geen bewijs heeft gevonden van een schending van de mededingingsregels door containerrederijen die op grond van de groepsvrijstellingsverordening onder voorwaarden allianties mogen vormen om gezamenlijke diensten aan te bieden. Wel heeft de Commissie in september vorig jaar bevestigd dat zij de sector zeer nauwlettend zal blijven volgen.
Waarom heeft de Europese Commissie in maart 2020 een kartelvrijstelling voor containerallianties tot april 2024 goedgekeurd?
De groepsvrijstellingsverordening voor consortia is in 2009 vastgesteld. Doel van de gemeenschappelijke exploitatie van lijnvaartdiensten is een betere en efficiëntere dienstverlening aan handels- en productiebedrijven waarbij meer havens bediend worden en vaardiensten vaker plaatsvinden. In 2018 is de Europese Commissie een consultatie en evaluatie van de vrijstellingsverordening gestart. Daarbij heeft de Commissie onder andere onderzocht of de verordening nog steeds bijdraagt aan deze doelen en of deze passend is onder de huidige marktomstandigheden. De Commissie kwam in november 2019 tot de conclusie dat de verordening bijdraagt aan de doelen en voordelen oplevert voor vervoergebruikers, onder andere in de vorm van lagere prijzen en een stabiele kwaliteit van de dienstverlening. Daarom heeft de Commissie in maart 2020 besloten om de groepsvrijstellingsverordening met vier jaar te verlengen.
Bent u op de hoogte van het onderzoek van International Transport Forum (ITF) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) waaruit blijkt dat het beoogde doel van de Europese Commissie niet wordt behaald met de uitzondering? Klopt het dat de containerrederijen samenwerken in een wereldwijd consortia en dat de afspraken die binnen dit consortia gemaakt worden geheim zijn? Klopt het dat Nederlandse ondernemers al langer vragen om openbaring? Wat doet u met deze uitkomsten?
Het door u genoemde onderzoek is mij bekend. Containerrederijen mogen nu op grond van de vrijstellingsverordening samenwerken in wereldwijde consortia, zolang het gezamenlijk marktaandeel van alle leden van het consortium niet meer dan 30% bedraagt. Afspraken binnen consortia zijn niet openbaar. Het klopt dat ondernemers (met name verladersorganisaties) bij de Europese Commissie al enige tijd geleden hebben gepleit voor minder geslotenheid en ondoorzichtigheid van containerrederijen. Recenter, in februari 2022, heeft de Europese Assocation for Forwarding, Logistics and Customs Services (CLECAT) bij EU Commissaris Vestager aangedrongen op onderzoek naar de huidige tarieven in deze sector. Omdat het toezicht hierop primair bij de Europese Commissie ligt, zou ik haar bevindingen willen afwachten.
Wat kunt u – in Europees verband – doen om de kartelvrijstelling voor containerallianties zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval per april 2024, te beëindigen?
De groepsvrijstellingsverordening is verlengd tot 25 april 2024. Het is aan de Commissie om voor het einde van deze termijn te onderzoeken of de verordening nog bijdraagt aan een betere kwaliteit en efficiëntie van containertransport. Afhankelijk van de uitkomst van dat onderzoek kan de Commissie besluiten om de verordening te verlengen, stop te zetten of (de voorwaarden voor vrijstelling) aan te passen. Nederland zal bij de eerstvolgende evaluatie door de Commissie bezien of het tegen die tijd een aanleiding ziet om in het kader van de consultatie te reageren.
Het bericht dat Brussel van plan is een fonds op te richten voor de wederopbouw van Oekraïne. |
|
Vicky Maeijer (PVV), Raymond de Roon (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Europa zal grootste deel van kosten voor wederopbouw Oekraïne betalen»?1
Ja.
Klopt het dat de Europese Unie van plan is een fonds op de richten voor Oekraïne? Zo ja, wat vindt u hiervan en in welk stadium bevinden de plannen zich? Kunt u alle (concept) stukken hierover met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
In opvolging van de Europese Raadsconclusies van 24 en 25 maart2, waarin de Commissie werd opgeroepen een solidariteitstrustfonds voor Oekraïne te ontwikkelen, publiceerde de Europese Commissie op 18 mei jl. de mededeling Ukraine Relief and Reconstruction.In de Geannoteerde Agenda van de buitengewone Europese Raad van 30 en 31 mei informeert het kabinet uw Kamer over deze mededeling en geeft een eerste appreciatie3.
In deze mededeling worden de eerste uitgangspunten voor de Europese en internationale samenwerking in het kader van de wederopbouw in Oekraïne geschetst. De Commissie schetst dat een gezamenlijke EU-benadering bij de wederopbouw in het belang is van de lidstaten en bij zal dragen aan het creëren van een vrij, democratisch, welvarend en duurzaam Oekraïne als onderdeel van de Europese familie. De Commissie stelt dat een substantiële Europese bijdrage aan de wederopbouw van Oekraïne van belang is. Bij de wederopbouw zal ook nauwe samenwerking moeten worden gezocht met andere internationale actoren zoals de G7-leden en internationale financiële instellingen.
De Commissie noemt in de mededeling nog geen bedragen voor de wederopbouw of de Europese bijdrage daaraan. De oorlog in Oekraïne woedt nog in alle hevigheid en het is onduidelijk wat de duur en totale schade van dit conflict zullen zijn, en hoe Oekraïne hier uit zal komen. Wel is duidelijk dat de economische schade als gevolg van de Russische inval aanzienlijk is: de Wereldbank becijferde op 10 april jl. dat de Oekraïense economie met maar liefst 45% is gekrompen4. Daarnaast zal de fysieke wederopbouw een opgave zijn van ongekende grootte.
Klopt het dat de lidstaten vanuit Brussel te horen hebben gekregen dat zij het grootste deel van de kosten zullen moeten betalen?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de EU-ambassadeurs is verteld dat het bedrag zal kunnen oplopen tot honderden miljarden euro’s over een periode van tientallen jaren? Zo ja, wat vindt u hiervan? Zo nee, wat zal de omvang zijn van het fonds en hoeveel komt voor rekening van Nederlandse belastingbetaler?
Zie antwoord vraag 2.
Onder welke voorwaarden kan Oekraïne aanspraak maken op dit geld? Gaat het om leningen of subsidies? Zal er sprake zijn van gezamenlijke schulduitgifte?
Zoals beschreven in de Geannoteerde Agenda van de Europese Raad van 30 en 31 mei, beschrijft de Commissie dat de wederopbouw zal worden gekoppeld aan de brede Oekraïense hervormingsagenda, in aanvulling op de bestaande financiële waarborgen voor EU-financiering. Bij de uitgaven wordt nadrukkelijk aandacht gegeven aan goed bestuur, de rechtsstaat, correct financieel management en anti-corruptie maatregelen. De Commissie stelt voor dat de financiering van de wederopbouw zal bestaan uit een combinatie van giften en leningen. Specifiek ten aanzien van leningen voor Oekraïne, geeft de Commissie aan dat het ook een optie zou kunnen zijn deze worden gefinancierd met gemeenschappelijke schulduitgifte, eventueel gegarandeerd met bilaterale garanties vanuit de lidstaten.
Kunt u garanderen dat de Nederlandse belastingbetaler niet voor het zoveelste Brusselse fonds zal gaan opdraaien? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is solidair met Oekraïne en zet zich in voor steun aan Oekraïne op het terrein van humanitaire en militaire hulp en financiële ondersteuning, waaronder in Europees verband en via de internationale financiële instellingen. Het is in het Europees en Nederlands belang dat Oekraïne ondersteund wordt om de economie duurzaam, weerbaar en met goed functionerende instellingen op te bouwen na de oorlog. Daar spelen, naast de EU, ook internationale financiële instellingen een grote rol bij. In welke mate en vorm Nederland daaraan zal bijdragen is op dit moment nog niet duidelijk, en zal mede afhankelijk zijn van een gezamenlijke inventarisatie van de noden.
Het 'New Crisis Response Mechanism' |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het statement «ON NEW CRISIS RESPONSE MECHANISM AND OTHER LAST MINUTE ADDITIONS TO THE DSA» van het European Digital Rights netwerk (EDRi)?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het nieuwe artikel 27a van de Digital Services Act (DSA), wat gaat over het «crisis response mechanism»?
Ja.
Vindt u het wenselijk dat de Europese Commissie middels artikel 27a van de DSA de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid serieuze beperkingen kan opleggen zonder controle van het Europees parlement en de lidstaten?
Artikel 27a van het voorlopig politiek akkoord tussen het Franse EU-voorzitterschap, het Europees Parlement (hierna: het EP) en de Europese Commissie (hierna: Commissie) over de Digital Services Act (hierna: DSA), geeft de Commissie de bevoegdheid om een besluit te nemen waarin bepaalde zeer grote online platforms (hierna: VLOP’s) en/of zeer grote zoekmachines (hierna: VLOSE’s) worden opgelegd bepaalde acties te ondernemen. Deze bevoegdheid kan alleen worden ingezet in het geval van een onvoorziene crisis en na een aanbeveling van de Europese Raad voor digitale diensten. Het besluit betreft onder andere mogelijke aanvullende maatregelen die vergelijkbaar zijn met, en een verlengstuk vormen van, de risico-mitigerende maatregelen die voortvloeien uit Artikel 27 lid1 en Artikel 37 lid2.
Voorbeelden van dergelijke maatregelen zijn het aangaan van een samenwerkingsverband met betrouwbare melders (trusted flaggers, organisaties wiens meldingen over illegale inhoud online met spoed moeten worden behandeld), of de intensivering hiervan, en het nemen van bewustwordingsmaatregelen waaronder het aanpassen van hun online interface voor gebruikers. Een concreet voorbeeld hiervan is het plaatsen van een banner bij content gelieerd aan COVID-19 waar gebruikers worden herleid naar een pagina met informatie over de pandemie, afkomstig van officiële publieke instanties, zoals bijvoorbeeld het RIVM in Nederland.
Het kabinet heeft bij het Franse EU-voorzitterschap, dat de onderhandelingen met het EP en de Commissie namens de EU-lidstaten in de Raad van de Europese Unie heeft geleid, er succesvol op aangedrongen om robuuste waarborgen op te nemen met betrekking tot de uitoefening van deze bepaling. Zo moet de Commissie bij het opleggen van haar besluit garanderen dat de door de VLOP of VLOSE in kwestie genomen maatregelen strikt noodzakelijk en evenredig zijn, waarbij specifiek moet worden gekeken of, en in hoeverre, de maatregelen mogelijke negatieve gevolgen kunnen hebben op de fundamentele rechten van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, waaronder de vrijheid van meningsuiting.
Verder heeft het kabinet concrete tekstvoorstellen gedaan voor een mechanisme waarbij de beslissing van de Commissie wordt onderworpen aan een gekwalificeerde meerderheidsstemming van de lidstaten. Dit heeft de uiteindelijke tekst helaas niet gehaald vanwege onvoldoende draagvlak binnen de Raad, en gebrek aan steun van het Franse EU-voorzitterschap en Commissie. Hierbij voerden tegenstanders aan dat dit voorstel tot een significante vertraging zou kunnen leiden voor het gebruik van dit mechanisme met betrekking tot onvoorziene crises.
Ten slotte is de DSA in meer algemene zin een belangrijk instrument voor de bescherming van fundamentele rechten online en democratische waarden.
Vindt u ook dat het artikel 27a van de Digital Services Act te weinig specifiek is over de scenario’s waarin de Europese Commissie deze bevoegdheden kan gebruiken?
Artikel 27a lid 2 definieert een crisis als een situatie van buitengewone omstandigheden die resulteren in een serieuze bedreiging van de publieke veiligheid of publieke gezondheid in de Unie of een aanzienlijk deel daarvan. Zoals aangegeven onder vraag 3, is artikel 27a een verlengstuk van artikel 27, waarbij het grote verschil is dat artikel 27a vraagt om aanvullende maatregelen door VLOP’s en/of VLOSE’s voor onvoorziene situaties die een bedreiging vormen voor de publieke gezondheid en veiligheid, terwijl bij artikel 27 VLOP’s en/of VLOSE’s worden verplicht risico-mitigerende maatregelen te nemen voor voorzienbare situaties die negatieve consequenties kunnen hebben voor de publieke gezondheid en veiligheid. Conform artikel 26 moeten VLOP’s en/of VLOSE’s deze voorzienbare situaties in kaart brengen tijdens een minstens jaarlijkse risicobeoordeling die ze zelf moeten uitvoeren.
Het kabinet kan deze gedachtegang steunen, maar heeft bij het voorzitterschap van de Raad nog wel gevraagd om een nauwkeurigere afbakening van het begrip «crisis» in artikel 27a. Dit heeft niet geleid tot aanpassingen van de tekst.
Vindt u ook dat, door de beperkte concretisering van scenario’s, de Europese Commissie rigoureuze maatregelen kan opleggen zonder eindtijd, zonder dat er een daadwerkelijke noodzaak hoeft te zijn?
Dat is niet het geval. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 3, kan de Commissie niet zomaar maatregelen opleggen onder artikel 27a. De Commissie moet bij het uitoefenen van haar bevoegdheid aan twee cumulatieve voorwaarden voldoen: (i) er moet een aanbeveling zijn van de Europese Raad voor digitale diensten, en (ii) er moet sprake zijn van een crisis waarbij uitzonderlijke omstandigheden leiden tot een serieuze dreiging voor de publieke veiligheid of publieke gezondheid in de Unie, of een aanzienlijk deel daarvan.
Bovendien heeft het kabinet actief en succesvol gepleit voor een tijdsgebonden limiet aan de maatregelen die de VLOP’s en/of VLOSE’s in kwestie moeten nemen naar aanleiding van een Commissie-besluit op grond van artikel 27a. Conform artikel 27a lid 5 sub b mogen de maatregelen namelijk niet langer dan drie maanden van toepassing zijn.
Bent u op de hoogte van artikel 25a van de DSA?
Ja.
Vindt u het wenselijk dat dit artikel nationale digitale coördinatoren de macht geeft om kleine online platformen te behandelen als grote platformen?
Artikel 25a geeft nationale digitale coördinatoren niet de bevoegdheid om kleine online platformen te behandelen als grote platformen.
Wat wordt er precies bedoeld met deze nationale digitale coördinatoren en wie stelt deze aan?
Conform artikel 38 lid 1 worden lidstaten verplicht één of meer bevoegde autoriteiten aan te duiden als verantwoordelijke voor de toepassing en uitvoering van de DSA. Volgens artikel 38 lid 2 moeten lidstaten één van deze bevoegde autoriteiten aanduiden als hun Digitale Diensten Coördinator (DDC). De coördinator voor digitale diensten is verantwoordelijk voor alle kwesties die verband houden met de toepassing en handhaving van de verordening in de lidstaat.
In het geval van Nederland, stelt het kabinet de DDC aan. Het kabinet is voornemens om de Autoriteit Consument & Markt aan te wijzen als coördinator voor digitale diensten. Uiteraard zal over de uitvoering en implementatie van deze aanwijzing de Tweede Kamer te zijner tijd worden geïnformeerd door de Minister van Economische Zaken en Klimaat.
Voorziet u ook risico’s dat deze twee artikelen, die elkaar lijken te versterken, een grote impact kunnen hebben op de persvrijheid en vrijheid van Nederlanders (in de digitale ruimte)?
Nee, dit is niet aan de orde zie antwoord op vraag 3, 4 en 5.
Vindt u het gebrek aan democratische controle die gekoppeld is aan deze macht, zorgelijk?
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 3, had het kabinet de voorkeur gegeven aan een mechanisme waarbij een beslissing van de Commissie middels artikel 27a zou worden onderworpen aan een stemming van een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten in de Raad. Daar staat tegenover dat de door het kabinet gepleite waarborgen, waaronder de toevoeging van een strikte noodzakelijkheids- en proportionaliteitstest, en een tijdslimiet voor wat betreft de aanvullende maatregelen, zijn opgenomen in de tekst.
In meer algemene zin is de DSA bovendien een belangrijk instrument voor de bescherming van fundamentele rechten online en democratische waarden.
Bent u van mening dat een onderwerp dat zo cruciaal is voor onze eigen nationale veiligheid, een Europese competentie behoort te zijn?
Er worden geen bevoegdheden overgedragen aan de EU. Artikel 27a en alle andere bepalingen in de DSA zijn gestoeld op de rechtsgrondslag van artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat voorziet in de vaststelling van maatregelen om de werking van de interne markt te waarborgen.
De bescherming van de nationale veiligheid is en blijft een nationale competentie die gegarandeerd is middels artikel 4 lid 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
Gaat u vervolgstappen nemen met uw collega’s in de Europese Unie? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft zich binnen de mogelijkheden van de onderhandelingen over de DSA, zowel met de EU-lidstaten als tussen het EU Franse voorzitterschap, het EP en de Commissie, sterk gemaakt voor haar standpunten, waaronder de mogelijkheid om een besluit van de Commissie volgend uit artikel 27a, te onderwerpen aan een stemming in de Raad. Dit specifieke punt is niet opgenomen in de tekst, vanwege onvoldoende draagvlak omdat dit de nodige spoedige besluitvorming ten tijde van crises zou vertragen. Zoals aangegeven, zijn echter wel andere punten opgenomen in de tekst waar het kabinet voor heeft gepleit. Bovendien vormt de DSA in meer algemene zin robuuste bescherming voor de fundamentele rechten van gebruikers online en de ontwikkeling van de interne markt voor digitale diensten. Het akkoord wordt binnenkort nog voorgelegd aan het EP en de Raad van de Europese Unie, waarna het officieel wordt vastgesteld.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk en elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat het Verenigd Koninkrijk asielzoekers een enkele reis Rwanda geeft |
|
Suzanne Kröger (GL), Tom van der Lee (GL) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van de BBC dat het Verenigd Koninkrijk (VK) van plan is om sommige asielzoekers een enkele reis Rwanda te geven?1
Ja.
Hoe oordeelt u over dit bericht?
Het Verenigd Koninkrijk is sinds het terugtrekken uit de EU niet meer gebonden aan het asielacquis van de EU. Dit betekent bijvoorbeeld dat het Verenigd Koninkrijk niet langer gebonden is aan de EU-asielprocedurelijn, waarin onder meer staat dat de verzoeker het recht heeft om tijdens zijn asielprocedure op het grondgebied van de lidstaat te blijven. Het VK is echter wel aangesloten bij het Vluchtelingenverdrag en het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens. Binnen de normatieve kaders van deze verdragen hebben staten de ruimte om een eigen beleidsafweging te maken. Het is aan de Verenigde Naties en Raad van Europa om over de naleving van deze verdragen te oordelen.
Net als het VK wil het kabinet graag dat migratiebewegingen op de middellange en lange termijn beter kunnen worden beheerst. Samenwerking met derde landen is daar een belangrijk onderdeel van. Het kabinet zet in op brede migratiepartnerschappen met derde landen, zowel in Europees als bilateraal verband. In tegenstelling tot het VK ziet het kabinet het overplaatsen van personen die een asielaanvraag doen in Nederland – of in de EU – naar een derde land om de uitkomst van een dergelijke procedure af te wachten, conform het concept van external processing niet als wenselijk. Wat het kabinet betreft ligt het versterken van veilige, zorgvuldige procedures in lijn met het VN-Vluchtelingenverdrag in derde landen, bijvoorbeeld met steun van UNHCR, meer voor de hand.
Deelt u de mening van vluchtelingen organisaties die stellen dat dit een wrede maatregel is en dat de mensenrechtensituatie in Rwanda zorgelijk is?
Het kabinet is bezorgd over bepaalde aspecten van de mensenrechtensituatie in Rwanda. Het gaat dan vooral over inperkingen van de persvrijheid en de politieke ruimte. Of de mensenrechten van asielzoekers, die als gevolg van de overeenkomst in Rwanda belanden, adequaat zullen worden beschermd is onder meer afhankelijk van de afspraken die het VK en Rwanda maken over de opvang van deze personen en de uitvoering van die afspraken.
In hoeverre schendt het VK hiermee het VN Vluchtelingenverdrag uit 1951 waar het VK ook onderdeel van is?
Het Vluchtelingenverdrag bepaalt dat vluchtelingen niet mogen worden uitgezet naar een land waar hun leven of vrijheid bedreigd wordt (het verbod oprefoulement). Dit verdrag bevat echter geen bepalingen over waar een asielverzoek moet worden afgehandeld of waar een vluchteling moet worden opgevangen. Het concept van het behandelen van asielverzoeken buiten het grondgebied van het land waar het verzoek is ingediend, is niet per definitie in strijd met het Vluchtelingenverdrag. Of het concept zoals het Verenigd Koninkrijk en Rwanda overeen gekomen zijn in strijd met het Vluchtelingenverdrag komt zal met name afhangen van hoe Rwanda de mensenrechten van de asielzoekers die ten gevolge hiervan in Rwanda worden behandeld beschermt.
Bent u bereid om uw ambtsgenoten in het VK direct aan te spreken op dit beleid, eventueel samen met andere gelijkgestemde landen?
Nederland is terughoudend in het appreciëren van nationale beleidskeuzes van regeringen van andere landen. Echter, wanneer zou blijken dat het VK hiermee internationaal recht schendt, zal het kabinet dit aankaarten op zowel bilateraal als internationaal niveau.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat voor de derde keer 500 miljoen euro wordt vrijgemaakt voor wapens aan Oekraïne via het Europees Vredesfonds |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Is het juist dat de Hoge Vertegenwoordiger van de EU (Josep Borrell) voor de derde maal heeft voorgesteld om de bijdrage voor wapens via het «Europees Vredesfonds» met 500 miljoen euro te verhogen naar 1,5 miljard euro?1
Ja. Hoge Vertegenwoordiger (HV) Borrell heeft op 7 april jl. voorgesteld om de steun die de EU vanuit de Europese Vredesfaciliteit (EPF) aan Oekraïne levert, te verhogen. Het gaat wederom om 500 miljoen euro, waarvan 450 miljoen euro voor lethale middelen en 50 miljoen euro voor niet-lethale middelen. Het voorstel voor de verhoging is eerst voorgelegd aan het Politiek en Veiligheidscomité (PSC) van de EU voor besluitvorming door de lidstaten. Op 13 april jl. is de Raad akkoord gegaan met het voorstel, waarmee het totaal aan beschikbare EPF steun voor Oekraïne op dit moment in totaal 1,5 miljard euro is.
Hoe kijkt u naar de gebrekkige transparantie rond dergelijke besluiten? Op welke manier kunnen parlementen van lidstaten deze procedure nog goed- of afkeuren?
Het kabinet heeft uw Kamer in de afgelopen periode schriftelijk op de hoogte gehouden over de steunmaatregelen die worden gefinancierd onder de Europese Vredesfaciliteit,2 waaronder besluiten ten aanzien van de steun aan Oekraïne.3 In aanloop naar Europese besluitvorming is hier tijdens diverse Kamerdebatten ook met uw Kamer over gesproken, waaronder tijdens het plenaire debat van 28 februari 2022 (Handelingen II 2021/22, nr. 56, debat over de situatie in Oekraïne).
De EU-lidstaten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de steunmaatregelen aan Oekraïne en de levering van militair materieel. Over de Nederlandse leveringen wordt uw Kamer steeds nauwgezet geïnformeerd.4
Welke wapens komen wel/niet in aanmerking voor dit Europees vredesfonds? Komen zware wapens zoals tanks en artillerie in aanmerking voor dit fonds?
Onder deze steunmaatregelen kan een breed scala aan militaire steun worden gefinancierd, waaronder zwaarder materieel. Niet alle door lidstaten geleverde steun komt in aanmerking voor een vergoeding. Het EPF Comité heeft besloten dat, in ieder geval voor de eerste 500 miljoen euro, alleen de meest prioritaire goederen worden vergoed. De prioriteiten, die worden vastgesteld door de EU Militaire Staf (EUMS), worden constant bijgesteld op basis van de meest urgente noden zoals Oekraïne die aangeeft.
Voor welk bedrag (en welke wapens) heeft Nederland tot nu toe gedeclareerd bij het Europees vredesfonds?
Het kabinet heeft voor de leveringen, inclusief wapens, in de periode tussen 28 februari en 22 maart jl. voor een bedrag van 30 miljoen euro gedeclareerd bij de Europese Vredesfaciliteit (EPF). In de periode tussen 22 maart en 8 april jl. heeft het kabinet aanvullend een bedrag van 6 miljoen euro gedeclareerd. Het gaat om declaraties voor militair materieel dat Nederland in deze twee periodes heeft geleverd.5 Welk deel hiervan daadwerkelijk wordt vergoed, is nog niet duidelijk en hangt ook af van de hoogte van het totaal aan declaraties van EU lidstaten. Nederland zal waar mogelijk ook voor nieuwe leveringen declaraties bij de EPF indienen.
Welk budget was aanvankelijk beschikbaar voor het Vredesfonds in 2022? Hoeveel middelen waren de komende tien jaar voor dit fonds gereserveerd?
In het Raadsbesluit 2021/509 tot oprichting van de Europese Vredesfaciliteit is opgenomen dat van 2021 tot 2027 een bedrag van 5,7 miljard euro beschikbaar is.7 Het bedrag voorzien voor 2022 was 520 miljoen euro. De Nederlandse inzet is om budget voor aankomende jaren naar voren te halen en de uitbetaling van de vergoedingen uit te spreiden over de komende jaren. Daarmee kan het plafond van 5,7 miljard in stand worden gehouden, conform de motie Van Haga.8 Zodoende kan de totale Nederlandse bijdrage aan de EPF, ongeveer 5,9% van het totaal budget, gelijk blijven. Het EPF Comité, waaraan alle lidstaten deelnemen, zal op korte termijn bijeenkomen om hierover afspraken te maken. Gezien het uiterst onvoorspelbare verloop van de oorlog in Oekraïne kan het kabinet een toekomstige discussie over de hoogte van de Europese Vredesfaciliteit niet uitsluiten. Het kabinet zal uw Kamer informeren over de ontwikkelingen hieromtrent.
Hoe verhoudt deze verhoging zich tot de aangenomen motie om vast te houden aan de plafondbedragen van het Vredesfonds (European Peace Facility, EPF) en dus «niet meer bij te dragen dan is afgesproken»?2
Zie antwoord vraag 5.
Is het juist dat de wapenleveringen vanuit het westen aan Oekraïne een nieuwe fase ingaan, vanwege de levering van zware (en offensieve) wapens, zoals tanks, artillerie en pantservoertuigen?3
Zowel de behoeften vanuit Oekraïne als de leveringen vanuit lidstaten en andere partners aan Oekraïne zijn de laatste weken uitgebreid. Oekraïne heeft behoefte aan zwaarder materieel. Nederland onderzoekt alle behoeften op haalbaarheid en wenselijkheid. Graag verwijs ik u naar de Kamerbrief van 19 april 2022 over de levering van aanvullende militaire goederen aan Oekraïne, waaronder ook zwaarder materieel.10
Worden er voorwaarden gesteld aan de inzet van deze wapens of mogen zij onbeperkt worden ingezet door het leger van Oekraïne?
Welke doelen moeten bereikt worden met de levering van deze wapens? Gaat het louter om defensief gebruik of mogen zij ook gebruikt worden voor offensieve acties in de Donbas, de Krim dan wel Russisch grondgebied?
Deelt u de mening dat afspraken over inzet van wapens wenselijk zijn? Zo nee, waarom niet?
Het bericht 'Activist Defending Safe Abortion Risks Jail' |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Activist Defending Safe Abortion Risks Jail»1?
Ja.
Wat vindt u ervan dat een Poolse mensenrechtenactiviste een celstraf boven het hoofd hangt, omdat zij andere vrouwen toegang tot abortusmedicatie heeft gegeven?
Het kabinet maakt zich zorgen over de toenemende regressieve druk op vrouwenrechten, gendergelijkheid en SRGR. Een voorbeeld daarvan is de krimpende maatschappelijke ruimte die mensenrechtenactivisten die zich inzetten voor deze rechten ervaren.
In Europa en wereldwijd zet het kabinet zich dan ook in voor het beschermen van mensenrechtenactivisten en de maatschappelijke ruimte. Bovendien zet het kabinet zich in voor de bevordering van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, inclusief legale en veilige abortus, in lijn met internationale afspraken en Nederlandse wetgeving en beleid.
Vrouwenrechten en gendergelijkheid zijn Europese kernwaarden die zijn verankerd in Artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, waaraan alle lidstaten zich derhalve hebben gecommitteerd.
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is dat het Poolse hof zich over zo’n controversieel onderwerp uit zal spreken en daarmee een gevaarlijk precedent kan scheppen in de Europese Unie?
Gezondheidszorg is een competentie van de lidstaten, maar binnen de EU kaders blijft Nederland het belang van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR), inclusief veilige en legale abortus, actief uitdragen. Daarmee kan de stringente Poolse abortuswetgeving op zichzelf niet worden aangemerkt als in strijd met Europese wetgeving. Binnen de EU kaders draagt Nederland het belang van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, inclusief veilige en legale abortus, actief uit. Deze actieve diplomatie, zowel publiekelijk als achter de schermen, is van belang om het Europese debat over vrouwenrechten, gendergelijkheid en toegang tot SRGR ten positieve te beïnvloeden.
Deelt u de zorg dat dit soort rechtszaken een afschrikkend effect heeft op hulporganisaties en dat dit de toegang tot veilige abortus nog verder beperkt in Polen?
Het kabinet deelt de zorgen omtrent rechtszaken tegen mensenrechtenverdedigers en activisten, die de maatschappelijke ruimte van mensenrechten- en hulporganisaties inperken. Het kabinet is van mening dat mensenrechtenverdedigers en hulporganisaties hun werk goed en veilig moeten kunnen doen zonder risico te lopen slachtoffer te worden van bedreiging, arrestatie, geweld of andere vormen van intimidatie door overheden of andere partijen. Nederland blijft zich inzetten voor de waarborging van maatschappelijke ruimte en holistische veiligheid van mensenrechtenverdedigers en maatschappelijke organisaties.
Bent u bereid om diplomatieke vertegenwoordiging van Nederland op 8 april de rechtszaak te laten bijwonen om langs deze weg de Nederlandse steun voor deze vrouw, en andere personen die vrouwen in Polen helpen, zichtbaar te maken?
Nederland werkt in coalitieverband met gelijkgezinden landen bij de promotie en verdediging van vrouwenrechten, gendergelijkheid en toegang tot SRGR. Ook de Nederlandse vertegenwoordiging in Warschau trekt nauw op met gelijkgezinde landen om de inzet kracht bij te zetten. Zo organiseren ambassades gezamenlijk bijeenkomsten met overheidsinstellingen en het maatschappelijk middenveld, nemen deel aan jaarlijkse Pride evenementen, en zijn – waar opportuun – afwisselend aanwezig bij rechtszaken tegen mensenrechtenactivisten die opkomen voor vrouwenrechten, gendergelijkheid en toegang tot SRGR.
De behandeling van de rechtszaak tegen mensenrechtenactivist Justyna Wydrzyńska is verdaagd tot 14 juli as. Een medewerker van de Nederlandse vertegenwoordiging in Warschau is voornemens aanwezig te zijn bij de zitting.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk en het liefst voor 8 april beantwoorden?
Bij de beantwoording zijn de laatste ontwikkelingen rondom rechtszaak tegen mensenrechtenactivist Justyna Wydrzyńska meegenomen om een zo actueel mogelijk beeld te geven.
Het bericht dat Polen niet-Oekraïense vluchtelingen opsluit in detentiecentra |
|
Sylvana Simons (BIJ1) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten dat de Poolse grensautoriteiten vluchtelingen uit Oekraïne die geen geldige reispapieren hebben vastzetten in detentiecentra? En dat het hier met name vluchtelingen van Afrikaanse origine betreft die als arbeidsmigrant of student naar Oekraïne zijn gekomen?1
Het kabinet is bekend met de berichtgeving.
Bent u ook bekend met de berichten dat deze vluchtelingen gedwongen worden documenten te ondertekenen die zij niet begrijpen, geen rechtsbijstand krijgen en dat hun mobiele telefoons zijn geconfisqueerd?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op deze berichten, die door de Poolse autoriteiten zelf zijn bevestigd? Bent u het eens met Maria Arena, voorzitter van de Subcommissie Mensenrechten van het Europees Parlement, dat detentie, deportatie of een andere vorm waarin internationale studenten geen bescherming krijgen, onacceptabel is?
Het kabinet acht de berichtgeving over mogelijke schendingen van mensenrechtelijke waarborgen tijdens de asielprocedure zorgelijk. Zoals vastgelegd in Europese wet- en regelgeving dient eenieder die internationale bescherming zoekt daartoe een aanvraag te kunnen indienen op Europees grondgebied. Europese wetgeving maakt onder bepaalde voorwaarden gevallen het in detentie plaatsen van mensen zonder rechtmatig verblijf en asielzoekers mogelijk – waarbij lidstaten gebonden zijn aan diverse regels over de behandeling van deze mensen. Het kabinet hecht eraan dat lidstaten deze regels volledig naleven en daarbij tevens internationaalrechtelijke waarborgen respecteren. Het spreekt voor zich dat er nooit sprake mag zijn van ongeoorloofde discriminatie en racisme op basis van bijvoorbeeld nationaliteit of uiterlijk.
De VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR en de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) geven desgevraagd aan dat enkele personen die vanuit Oekraïne de grens met Polen zijn overgestoken en die niet de Oekraïense nationaliteit hebben, zijn vastgezet in centra als Lesznowola. De Poolse wet, specifiek de Act on Foreigners, laat detentie van asielzoekers in bepaalde gevallen toe. Poolse autoriteiten hebben geen informatie vrijgegeven over individuele gevallen, maar bevestigden tegenover UNHCR en IOM dat personen zijn vastgezet omdat de nationaliteit van deze personen niet door de respectieve consulaten kon worden bevestigd, of uit veiligheidsoverwegingen. Deze personen dienen volgens de Poolse wet apparaten die opnames kunnen maken in te leveren. Volgens UNHCR en IOM hebben deze personen gelimiteerd, maar regelmatig toegang tot telefoon en internet. Ook is er (beperkt) toegang tot juridische bijstand. Berichten over asielzoekers die gedwongen worden documenten te ondertekenen die zij niet begrijpen, zijn niet bekend bij de organisaties.
Ten aanzien van het detineren van asielzoekers merkt het kabinet in algemene zin het volgende op. Het is van belang dat de regels en waarborgen van de asielprocedure worden gerespecteerd. Voor migranten die op onwettige wijze de grens oversteken kan een vorm van grensdetentie aangewezen zijn. Dat geldt ook als zij asiel aanvragen, in lijn met de EU-procedurerichtlijn. Deze grensdetentie is aan regels gebonden en mag niet lang duren, mede afhankelijk van hoe kansrijk de asielaanvraag is.
Heeft de Minister-President in zijn staatsbezoek aan Polen op 21 maart jl. deze mensenrechtenschending aangekaart bij zijn Poolse ambtgenoot, en aangedrongen op vrijlating en gelijke behandeling van elke vluchteling uit Oekraïne? Zo ja, welke reactie gaven de Poolse autoriteiten hierop? Zo nee, waarom niet?
In bilaterale contacten met Polen benadrukt het kabinet dat eenieder die vlucht voor oorlog en geweld, ongeacht nationaliteit, een veilig heenkomen dient te kunnen vinden. Uiteraard dienen op Europees grondgebied mensenrechtelijke waarborgen vanuit het internationaal en Europees recht gerespecteerd te worden.
Tijdens het bezoek van Minister-President Rutte is gesproken over de vluchtelingenstroom vanuit Oekraïne naar buurlanden als Polen, en het belang van humane opvang en solidariteit. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft eerdere berichtgeving over mogelijk racisme aan de grens ook aan de orde gesteld in haar gesprekken met voorzitter Maurer van het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC), Directeur-Generaal Vitorino van IOM en Hoge Commissaris Grandi van UNHCR. Ten slotte sprak de Minister van Buitenlandse Zaken met zijn Poolse collega Minister Rau in brede zin over migratiebeleid en het belang van respecteren van mensenrechtelijke waarborgen. Dezelfde boodschap is verschillende malen hoogambtelijk, door de Nederlandse ambassade in Warschau, en binnen verschillende EU-gremia afgegeven.
De Poolse autoriteiten bevestigen bij alle contacten dat eenieder die op de vlucht is geslagen voor de oorlog in Oekraïne wordt ontvangen en opgevangen, ongeacht nationaliteit of uiterlijk.
Bent u zelf bereid om er bij uw Poolse ambtgenoten op aan te dringen dat deze vluchtelingen per direct worden vrijgelaten en gelijkwaardig worden behandeld in opvang, steun en onderdak? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om zich binnen EU-verband, waaronder in de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, in te zetten voor naleving van de tijdelijke beschermingsrichtlijn en er bij lidstaten als Polen, maar ook andere lidstaten, op aan te dringen elke vluchteling uit Oekraïne gelijkwaardig te behandelen en opvang te bieden? Bent u bereid om discriminatie en racisme bij lidstaten in de opname van Oekraïners van kleur, vluchtelingen van Afrikaanse of Aziatische origine, staatlozen, Sinti en Roma en vluchtelingen met tijdelijke Oekraïense verblijfsvergunningen ten zeerste te veroordelen? Kunt u uw antwoord motiveren?
Het kabinet hecht eraan dat lidstaten het Unierecht naleven, in het bijzonder wanneer dit fundamentele rechten betreft. Zoals uw Kamer bekend spreekt het kabinet zich hier ook over uit binnen relevante EU-gremia en in bilaterale contacten. Het kabinet zal dit blijven doen.
Dit is ook van belang omdat we als waardengemeenschap binnen de EU zorg moeten dragen voor het respecteren van de rechtsstaat en het Unierecht in het algemeen. Hierbij heeft de Europese Commissie een belangrijke rol, zoals in de Verdragen is vastgelegd. De Commissie ziet, als hoedster van de verdragen, toe op de naleving van Europees recht door de lidstaten. Op basis van artikel 258 van het EU-Werkingsverdrag kan de Commissie stappen ondernemen tegen een lidstaat die volgens de Commissie diens EU-rechtelijke verplichtingen niet nakomt. Het kabinet hecht aan deze rol van de Commissie als onafhankelijke scheidsrechter.
Welke consequenties verbindt u aan het niet naleven van lidstaten van de tijdelijke beschermingsrichtlijn van de EU en de discriminatie tegen Oekraïners van kleur, vluchtelingen van Afrikaanse of Aziatische origine, staatlozen, Sinti en Roma en vluchtelingen met tijdelijke Oekraïense verblijfsvergunningen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u, gezien de urgentie van de situatie, zo spoedig mogelijk antwoord geven op bovenstaande vragen?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord. Voor zorgvuldige beantwoording is de berichtgeving geverifieerd bij UNHCR, IOM en het kantoor van de Poolse Ombudsman. Mede vanwege de betrokkenheid van deze organisaties bij de omvangrijke opvangoperatie van, op het moment van schrijven, meer dan drie miljoen vluchtelingen in Polen kostte dit enige tijd.
Mogelijke transnationale kieslijsten in de EU |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Joost Sneller (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Klopt het dat de vier grootste groepen in het Europees Parlement een akkoord hebben bereikt op 9 maart over transnationale kieslijsten voor de Europese verkiezingen van 2024?
Klopt het dat de intentie is om in 2024 achtentwintig Europarlementariërs via transnationale kieslijsten te verkiezen, met een kiesdrempel van 3,5 procent?
Klopt het dat er in dit akkoord ook gesproken wordt over het verlagen van de stemgerechtigde leeftijd naar zestien voor de Europese verkiezingen?
Wat vindt u van dit akkoord? Steunt u de inzet om de stemgerechtigde leeftijd naar zestien te brengen voor de Europese verkiezingen? Steunt u de totstandkoming van transnationale kieslijsten?
Hoe verhoudt deze deal zich tot de uitkomsten van de Conferentie over de Toekomst van Europa, waar ook expliciet uit is gekomen dat Europeanen transnationale kieslijsten willen?
De EP-rapporteur en (een aantal van de) schaduw-rapporteurs zijn ook betrokken bij de discussies die plaatsvinden in de context van de Conferentie over de Toekomst van Europa. Zij hebben binnen de werkgroep Europese democratie bijvoorbeeld veel nadruk gelegd op aanbeveling 16.2 De betrokken rapporteur en schaduw-rapporteurs zien in deze aanbeveling een duidelijke bevestiging van voorgestelde aanpassingen in de Europese Kiesakte. Of deze aanbeveling uiteindelijk wordt meegenomen in het eindrapport van de Conferentie, wat naar verwachting op 9 mei a.s. zal verschijnen, is nu nog niet duidelijk. Het Europees Parlement heeft initiatiefrecht voor de Europese Kiesakte en kan zelf met een voorstel komen. Het Europees Parlement is daarbij niet afhankelijk van de uitkomsten van de Conferentie, al kunnen de uitkomsten van de Conferentie wel bijdragen aan het draagvlak voor het wijzigen van de Europese Kiesakte.
Naast de Europese burgeraanbevelingen zijn de transnationale kieslijsten ook teruggekomen in de nationale burgerdialogen van Kijk op Europa.3 Wat betreft de Nederlandse burgers komt daar een minder uitgesproken beeld naar voren: een derde vindt stemmen op ook niet-nationale kandidaten bij EP-verkiezingen via transnationale kieslijsten een goed idee, een derde vindt dat niet en een derde heeft geen mening over dit onderwerp.
Hoe verhoudt deze deal en de uitkomt van de conferentie zich tot het coalitieakkoord?
Met het oog op het coalitieakkoord4 is het van belang om vanuit het oogpunt van het versterken van democratische legitimiteit een positie te bepalen op de verschillende onderwerpen die raken aan de Europese Kiesakte. Als het voorstel door het EP wordt aangeboden aan de Raad, zal uw Kamer op de gebruikelijke manier geïnformeerd worden over de kabinetspositie.
Zal u zich in Brussel positief uitspreken over dit akkoord?
Met het oog op de nadere standpuntbepaling die nog plaats moet vinden van zowel het Europees Parlement als het kabinet, acht ik het voortijdig om een uitspraak te doen over een voorstel. Als het voorstel door het EP wordt aangeboden aan de Raad, zal uw Kamer zoals hierboven aangegeven op de gebruikelijke manier geïnformeerd worden over de kabinetspositie.
Welke stappen moeten er nog gezet worden om dit akkoord te implementeren?
Het vervolgproces om tot een definitief initiatiefvoorstel vanuit het Europees Parlement te komen is gaande. Verwachting is dat het EP tijdens de plenaire vergadering van 2-5 mei zal stemmen over het voorstel. In de plenaire is een meerderheid van stemmen noodzakelijk. Pas daarna zal het EP het voorstel formeel indienen bij de Raad om het te behandelen.
Een wijziging van de Europese Kiesakte moet met unanimiteit worden vastgesteld door de Raad en vervolgens worden goedgekeurd volgens de grondwettelijke procedures in elk van de lidstaten.5
Welke stappen gaat u zetten om ervoor te zorgen dat in 2024 de eerste Europarlementariërs gekozen worden van transnationale kieslijsten?
Als het initiatiefvoorstel door het EP aan de Raad wordt aangeboden, zal het kabinet een standpunt bepalen en op basis van dat standpunt deelnemen aan de besprekingen over het voorstel in de Raad. Of en wanneer de nieuwe Europese Kiesakte vervolgens wordt aangenomen is niet op voorhand in te schatten. Dit is afhankelijk van meerdere factoren, zoals de onderhandelingen in de Raad en tussen Raad en EP en het vereiste ratificatieproces binnen elk van de lidstaten.
Kan u de Kamer informeren over uw inzet op dit thema in Brussel?
Uw Kamer zal conform de bestaande informatie-afspraken geïnformeerd blijven over de verdere ontwikkelingen in dit dossier.
De situatie aan de grens met Oekraïne |
|
Jan de Graaf (CDA), Kati Piri (PvdA), Mirjam Bikker (CU), Don Ceder (CU) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het gegeven dat de situatie in Oekraïne vanwege de enorme toestroom van vluchtelingen tot lange wachttijden aan de grenzen van Oekraïne en onder andere Polen en Hongarije leidt en dat dit voor kwetsbaren die lang moeten wachten in de kou, leidt tot schrijnende situaties? Wat is uw inschatting van de situatie aan de grensposten? Op welke manier worden landen die grenzen aan Oekraïne ondersteund om de procedure-capaciteit te ondersteunen en zo de wachttijden te verkleinen? Weet u of deze landen al een aanvraag hebben ingediend bij Europese agentschappen als de European Union Agency for Asylum (EUAA) of Frontex om hen te hulp te schieten? Zo ja, bent u bereid deze agentschappen ook met personele ondersteuning bij te staan, mocht dit nodig zijn? Zo nee bent u bereid deze behoefte te polsen bij de buurlanden in het belang van het verlagen van de wachttijden aan de grens?
Het kabinet is bekend met de berichtgeving over de wachttijden aan de grensovergangen en acht lange wachttijden onwenselijk, zeker ook vanwege de humanitaire consequenties. Ook vindt het kabinet het van belang dat grenscontroles doorgang vinden, inclusief veiligheidscontroles en screening. Europese lidstaten, bevestigd door Frontex, geven aan dat de capaciteit ten behoeve van grensmanagement aan de grensovergangen aan Europese zijde op dit moment toereikend is.
De Europese Agentschappen Frontex en het EU Asielagentschap (EUAA) staan paraat om lidstaten die grenzen aan Oekraïne te ondersteunen, waar zij aangeven dat nodig te hebben. Frontex biedt ondersteuning in de vorm van het inzetten van officieren. Het EUAA kan ondersteuning bieden in het asielproces, opvang en implementatie van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Frontex ondersteunt, op dit moment, op hun verzoek, Roemenië, Slowakije, Polen en Estland aan de grens, waarbij de meeste officieren in Roemenië worden ingezet. Daarnaast heeft Roemenië een operationeel hulpverzoek ingediend bij het EUAA. Het kabinet heeft, bij monde van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, aangegeven open te staan voor verzoeken die via Frontex of het EUAA worden gedaan. Frontex heeft een verzoek ingediend bij Nederland ten behoeve van ondersteuning in Estland als gevolg van de migratie-situatie rondom Oekraïne. Nederland is voornemens hier positief op te reageren.
Bent u bekend met het gegeven dat de Dutch Relief Alliance (DRA) inmiddels 2.5 miljoen euro heeft vrijgemaakt van het bestaande DRA-budget voor hulp in Oekraïne? Bent u bereid om, gezien het gegeven dat de nood veel groter wordt nu er meer dan 1 miljoen vluchtelingen al de grens zijn overgestoken, het DRA-budget eenmalig te verhogen om aan de extra noden van deze Oekraïense vluchtelingen ook in de buurlanden, te voldoen? Is het u bekend dat de VN-Vluchtelingenorganisatie UNHCR een oproep heeft gedaan aan landen om in totaal 1,7 miljard dollar vrij te maken om de juiste bescherming te kunnen bieden aan vluchtelingen binnen Oekraïne en de opvang van vluchtelingen buiten Oekraïne? Bent u bereid om een additioneel bedrag vrij te maken om een grotere bijdrage te leveren aan dit fonds?
Ja, het kabinet is bekend met het gegeven dat de DRA inmiddels 2.5 miljoen heeft vrijgemaakt om een joint respons te beginnen in Oekraïne. Zoals de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking uw Kamer meedeelde in haar brief over de humanitaire inspanningen voor Oekraïne en buurlanden1 is door haar tijdens de actie van Giro 555 is een additionele bijdrage van 15 miljoen euro bekendgemaakt. Dit is bedoeld voor de organisaties die bij Giro 555 betrokken zijn – o.a. leden van de DRA – die zullen zorgen dat het geld terechtkomt bij de mensen die dit het hardst nodig hebben, inclusief vluchtelingen in de buurlanden.
Tevens is het kabinet bekend met de oproep van de VN om in totaal 1,7 miljard dollar vrij te maken voor de slachtoffers van de oorlog in Oekraïne. In reactie op deze oproep is meteen een additioneel bedrag van 20 miljoen beschikbaar gesteld om de VN te ondersteunen in het verlenen van levensreddende hulp in Oekraïne.
Deze bedragen komen bovenop de meerjarige en flexibele bijdragen van Nederland aan de VN, het Rode Kruis en andere humanitaire hulporganisaties. Daarmee worden deze organisaties in staat gesteld snel en flexibel te reageren op de ontwikkelingen van de crisis. Ook hierover informeerde de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking uw Kamer in eerdergenoemde brief. Het kabinet blijft de ontwikkelingen van de humanitaire crisis nauwgezet volgen.
Is het u bekend dat er op maandag 7 maart een landelijke actie van Giro 555 is? Bent u van plan net als bij sommige voorgaande inzamelingsacties dit bedrag te verdubbelen? Zo nee, bent u alsnog bereid dit te doen?
Zoals hierboven vermeld, heeft het kabinet een extra bedrag van 15 miljoen beschikbaar gesteld om de Giro 555 actie te ondersteunen.
Bent u het ermee eens dat, aangezien enkele grensgebieden van Oekraïne, zoals in Hongarije en Roemenië, tot de armste regio’s van Europa horen, er voor de fatsoenlijke opvang van vluchtelingen een groot te kort is aan voldoende opvangplekken?1 Op welke manier worden deze landen en regio’s bijgestaan om dit op korte termijn voor elkaar te krijgen? Bent u bereid in samenwerking met de Europese Commissie deze landen of internationale organisaties ter plekke financieel bij te staan om hier een bijdrage aan te leveren?
Het kabinet is het met deze leden eens dat Europa eensgezind moet zijn over de opvang van mensen die het conflict in Oekraïne ontvluchten en de buurlanden van Oekraïne waar nodig moet ondersteunen bij de opvang van vluchtelingen. Daar zet het kabinet zich dan ook voor in. Waar tot voor kort de opvangcapaciteiten in omringende landen voldoende leek, ontvangt het kabinet inmiddels signalen dat deze zijn grenzen begint te bereiken. Hierover wordt in verschillende Europese gremia actief gesproken.
Binnen de EU bestaan meerdere manieren om ondersteuning te coördineren ten behoeve van de getroffen lidstaten, zoals geschetst in het antwoord op vraag 1. Aanvullend steunt het kabinet het Europese noodhulpcoördinatie mechanisme (UCPM) waar omringende landen Moldavië, Slowakije en Polen momenteel steun van ontvangen. Het kabinet ondersteunt deze lidstaten zo via het UCPM. Aanvullend heeft het kabinet een half miljoen euro vrij gemaakt om Moldavië te ondersteunen.
Bent u bekend met de in de media verschenen verschillende berichten over discriminatie bij de verschillende grensposten?2 Wat vindt u van het gegeven dat uit eigen observaties blijkt dat dit ook plaatsvindt aan de Oekraïens-Hongaarse grens, waarbij met name Oekraïens-Hongaarse Roma – die een Hongaars paspoort hebben maar geen verblijfplaats – zeer kwetsbaar zijn? Is er tijdens de gesprekken over de Tijdelijke Beschermingsrichtlijn over deze ongelijke behandeling gesproken? Op welke manier zorgt deze richtlijn ervoor dat in de grenslanden alle groepen gelijkwaardig worden behandeld en dezelfde rechten hebben? Hoe gaat u hier op toezien?
De berichten over discriminatie aan de grens zijn het kabinet bekend. De situatie aan de grenzen van Oekraïne is diffuus en dat maakt het moeilijk om de berichtgeving te verifiëren, dergelijke berichtgeven is echter zorgelijk. Bij verificatie van de berichtgeving zijn er op grond van de beschikbare informatie geen aanwijzingen gevonden dat er sprake is van discriminatie aan de EU zijde van de grens. Het kabinet meent echter dat er nooit sprake mag zijn van discriminatie, racisme of welke selectie dan ook op basis van nationaliteit of huidskleur. Zeker niet wanneer mensen op de vlucht zijn voor geweld zoals bij de ontheemden van Oekraïne het geval is.
Het kabinet volgt de ontwikkelingen nauwgezet. De autoriteiten van buurlanden die vluchtelingen ontvangen, waaronder Polen en Hongarije, bevestigen dat alle mensen op de vlucht voor de oorlog in Oekraïne worden doorgelaten. De ambassades in de buurlanden hebben geen signalen ontvangen dat vluchtelingen structureel door grensautoriteiten worden geweerd op grond van nationaliteit of huidskleur. Ditzelfde geldt voor minderheden, zoals de Roma. Dit laat onverlet dat de kwetsbare positie van minderheden continue aandacht behoeft.
Zijn de signalen dat er ook criminelen actief zijn als mensenhandelaren aan de grensposten bij u bekend?3 Bent u bereid om met betrokken grenslanden en ervaren NGO’s tot een plan te komen om vluchtelingen bescherming tegen hen te bieden? En bent u tegelijkertijd bereid om samen met andere landen zelf vervoer te regelen, zodat vluchtelingen veilig kunnen afreizen naar andere landen? Zo ja, op welke manier?
Het kabinet is bekend met de signalen. EuropOL monitort gezamenlijk met de desbetreffende grenslanden deze signalen nauwlettend. Zij hebben daarbij in het bijzonder aandacht voor kwetsbare groepen. De gevolgen voor de georganiseerde criminaliteit, waaronder mensenhandel, zijn nog niet exact duidelijk. Deze moeten in Europees verband en in onderlinge samenhang in kaart worden gebracht. Het departement verkent samen met het Openbaar Ministerie, Politie en andere partners nationaal en in Europees verband hoe tot dit beeld te komen, zodat vervolgens de meeste effectieve gezamenlijke interventies kunnen worden vastgesteld en ingezet.
In alle grenslanden (Polen, Slowakije, Hongarije en Roemenië) en vele andere Europese Lidstaten (o.a. Duitsland, Oostenrijk, Tsjechië, Frankrijk en België) is het gebruik van treinen van het openbaar vervoer gratis voor vluchtelingen uit Oekraïne. Ook in Nederland kan dit. Hierdoor kan er veilig door de EU gereisd worden.
Het artikel ‘VVD-handelsminister hielp bedrijfslobby tegen aanpak kinderarbeid en milieuschade’ |
|
Marieke Koekkoek (D66) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «VVD-handelsminister hielp bedrijfslobby tegen aanpak kinderarbeid en milieuschade»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het artikel?
Ik heb kennisgenomen van het artikel.
Kunt u bevestigen dat VNO-NCW in Nederland een ander standpunt uitdraagt of uitgedragen heeft dan in Brussel?
Zoals aangegeven in de beantwoording op de vragen van lid Van Dijk van 31 augustus 2021 (Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3857) heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken tijdens de vernieuwing en uitwerking van het IMVO-beleid herhaaldelijk inbreng ontvangen van o.a. VNO-NCW, bijvoorbeeld tijdens stakeholderconsultaties.
VNO-NCW heeft constructieve bijdragen geleverd aan deze consultaties. Er zijn geen concrete aanwijzingen ontvangen voor een andere opstelling van
VNO-NCW in Europa.
Kunt u bevestigen dat de richtlijnen voor multinationale ondernemingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking Ontwikkeling (OESO), en daarmee een zorgplicht voor alle bedrijven voor hun gehele toeleveringsketen, leidend zullen zijn in de Nederlandse inzet op het Europese voorstel op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemenn (IMVO)?
Als lidstaat onderschrijft Nederland de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en zal het kabinet bedrijven aansporen te handelen in lijn met de OESO-richtlijnen.
Momenteel bestudeert het kabinet het recent gepubliceerde Commissievoorstel inzake IMVO. Effectiviteit, proportionaliteit en het gelijke speelveld zijn daarbij belangrijke overwegingen. Uw Kamer wordt zoals gebruikelijk middels een BNC-fiche geïnformeerd over de Nederlandse positie ten aanzien van het Commissievoorstel.
Zal u, net als uw voorganger, parallel aan het Europese voorstel werken aan een ambitieus Nederlands voorstel, teneinde de druk in Brussel op te voeren een ambitieuzer voorstel overeen te komen?
Zoals aangegeven in het coalitieakkoord 2021–2025 zal het kabinet in de EU IMVO-wetgeving bevorderen en nationale IMVO-wetgeving invoeren die rekening houdt met een gelijk speelveld met omringende landen en implementatie van mogelijke EU-regelgeving.
Welke status heeft het rapport van de Sociaal Economische Raad (SER) voor de Europese onderhandelingen omtrent IMVO-wetgeving?
Het SER-advies «Effectieve Europese gepaste zorgvuldigheidwetgeving voor duurzame ketens» is positief ontvangen en is meegenomen in de totstandkoming van de bouwstenen voor IMVO-wetgeving (Kamerstuk 26 485, nr. 377). Op basis van de Kamerbrief over de bouwstenen voor IMVO-wetgeving is een non-paper opgesteld en verspreid onder stakeholders in de Europese Unie. In het Commissievoorstel is een groot aantal onderdelen van het non-paper terug te vinden.
Nu de Europese Commissie haar conceptrichtlijn voor verplichte gepaste zorgvuldigheid heeft gepubliceerd, is een nieuw hoofdstuk gestart om tot een dwingende Europese maatregel te komen. Momenteel bestudeert het kabinet het recent gepubliceerde Commissievoorstel. Uw Kamer wordt zoals gebruikelijk geïnformeerd over de Nederlandse positie ten aanzien van het Commissievoorstel middels een BNC-fiche.
Met welke stakeholders heeft u gesproken ter consultatie voor het bepalen van het Nederlandse standpunt omtrent IMVO-wetgeving? Zijn er daarnaast nog andere stakeholders geconsulteerd en zo ja, welke?
Momenteel wordt het kabinetsstandpunt bepaald ten aanzien van het gepubliceerde Commissievoorstel inzake IMVO. Ik heb hiertoe gesproken met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld. Uw Kamer zal zoals gebruikelijk een BNC-fiche hierover ontvangen.
Bij de totstandkoming en uitwerking van de beleidsinzet op gebied van IMVO2, waarvan IMVO-wetgeving onderdeel uitmaakt, is uitgebreid met vele verschillende stakeholders gesproken. Op de IMVO-webpagina op rijksoverheid.nl is verslag gedaan van de stakeholderconsultaties.3 In de beantwoording op vragen van het lid Van Dijk (Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3857) heeft mijn voorganger reeds een overzicht gedeeld van de gesprekken die gevoerd zijn.
Bent u bereid de Kamer een overzicht te geven, waarin uiteengezet wordt hoe het Nederlandse standpunt tot stand is gekomen, welke input van stakeholders daarin meegenomen is en hoe deze heeft doorgewerkt in de Nederlandse inzet, zowel op Europees niveau als de mogelijke nationale wetgeving?
Zie antwoord vraag 7.
De toetreding van de EU tot het EVRM |
|
Raymond Knops (CDA), Agnes Mulder (CDA), Michiel van Nispen (SP), Jasper van Dijk (SP) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() ![]() |
Wat is op dit moment precies de stand van zaken met betrekking tot de langdurige discussie over de toetreding van de Europese Unie (EU) tot het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)?
De toetreding van de EU tot het EVRM is een verplichting op grond van het EU-Verdrag (artikel 6, lid 2, Verdrag betreffende de EU). Het toetredingsproces van de EU tot het EVRM is zoals bekend aanzienlijk vertraagd als een gevolg van advies 2/13 uitgebracht in 2014, waarin het Hof van Justitie van de Europese Unie (EU-Hof) concludeerde dat de ontwerptoetredingsovereenkomst op tien punten onverenigbaar is met het recht van de EU. In juli 2019 presenteerde de Europese Commissie een voorstel met mogelijke oplossingen voor de bezwaren van het EU-Hof waarmee de ontwerptoetredingsovereenkomst in Straatsburg heronderhandeld zou kunnen worden. Op basis daarvan zijn door de Raad van de EU in oktober 2019 aanvullende onderhandelingsrichtsnoeren vastgesteld op basis waarvan de onderhandelingen met de Raad van Europa (RvE) – na enige verdere vertraging in verband met Covid-19 – hervat konden worden. Inmiddels hebben sinds september 2020 tussen de EU en de RvE zeven onderhandelingsronden plaatsgevonden. De eerste onderhandelingsronden betroffen een eerste toelichting op en bespreking van de bezwaren van het EU-Hof. In de daarop volgende onderhandelingsronden is begonnen met de onderhandelingen over concrete tekstvoorstellen, daarbij is op enkele onderdelen reeds een voorlopig akkoord bereikt. Parallel aan de onderhandelingen in Straatsburg, wordt op Raadswerkgroepsniveau binnen de EU verder gewerkt aan de uitwerking van de EU-interne regels die nodig zijn om de toetreding te bewerkstelligen. Het gaat om complexe onderhandelingen over zeer technische kwesties (zie het antwoord op vraag 5). Desondanks wordt gestaag voortgang geboekt en dat stemt het kabinet positief, evenals de constructieve houding van het overgrote merendeel van de onderhandelingspartners.
Wat vindt u van de ontwikkelingen van de afgelopen jaren en wordt er naar uw mening voldoende voortgang geboekt?
Zie het antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening dat toetreding van de EU tot het EVRM van belang is voor het bevorderen en naleven van mensenrechten en het de geloofwaardigheid van het EU-mensenrechtensysteem vergroot?
Ja, Nederland wenst de verdragsrechtelijke verplichting tot toetreding van de EU tot het EVRM zo snel mogelijk te vervullen. De toetreding van de EU tot het EVRM is een belangrijk politiek signaal. De EU krijgt daarmee dezelfde mensenrechtenverplichtingen als haar lidstaten en de overige Verdragspartijen van het EVRM. Ook op het wereldtoneel kan de EU erop wijzen dat zij zich onderwerpt aan het toezicht van een externe instantie, het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Meer concreet betekent toetreding dat de EU-instellingen – denk aan de Europese Commissie, de Raad van de EU en het EU-Hof – bij alles wat ze doen het EVRM moeten respecteren. Na toetreding kan de EU dus zelf (mede) ter verantwoording worden geroepen voor het EHRM. Door de toetreding van de EU tot het EVRM wordt het voor burgers en ondernemingen na een procedure voor het EU-Hof mogelijk om op basis van het EVRM rechtstreeks klachten tegen EU-instellingen te brengen voor het EHRM. Daarnaast betekent toetreding dat de EU mede ter verantwoording kan worden geroepen voor EVRM-schendingen door de EU-lidstaten, als deze het gevolg zijn van verplichte toepassing van EU-recht door de lidstaten.
Als volgens u «zo snel mogelijke toetreding van de EU tot het EVRM binnen de EU (zowel binnen de Raad als door de andere EU-instellingen) breed wordt gedragen»,1 waarom duurt het dan nog steeds zo lang om deze toetreding voor elkaar te krijgen?
Zie het antwoord op vraag 1.
Wat zijn op dit moment precies nog de juridische bezwaren en discussies?
De aanleiding tot het heropenen van de onderhandelingen waren de bezwaren die het EU-Hof heeft geuit in advies 2/13. Deze bezwaren zijn gegroepeerd in verschillende onderhandelingsmandjes («baskets»): 1) de EU specifieke mechanismen voor procedures voor het EHRM; 2) interstatelijke geschillen (artikel 33 EVRM) en verzoeken om een advies aan het EHRM krachtens protocol nr. 16 bij het EVRM; 3) het beginsel van wederzijds vertrouwen tussen EU-lidstaten; en 4) EU-handelingen op het gebied van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) van de EU. De houding van partijen is over het algemeen kritisch, maar constructief. Binnen de eerste en derde onderhandelingsmandjes is op enkele onderdelen reeds een voorlopig akkoord bereikt. De onderhandelingen zijn nu gericht op het bereiken van overeenstemming op de overige onderdelen. Daarbij zal de komende tijd naar verwachting de meeste aandacht uitgaan naar het tweede en vierde onderhandelingsmandje. Zo is er bijvoorbeeld nog geen overeenstemming bereikt ten aanzien van het bezwaar van het EU-Hof dat het niet verenigbaar is met het EU-recht dat het EHRM na toetreding van de EU tot het EVRM rechtsmacht krijgt op GBVB-terrein die het EU-Hof niet heeft. Daarnaast bestaat er een wens onder enkele leden van de RvE om ook onderhandelingen te voeren over onderdelen van de ontwerptoetredingsovereenkomst ten aanzien waarvan het EU-Hof geen bezwaren heeft geuit. Het gaat dan met name om de artikelen 6, 7 en 8 van de ontwerptoetredingsovereenkomst. Vooralsnog zijn de onderhandelingen over concrete teksten echter beperkt gebleven tot het adresseren van de bezwaren van het EU-Hof in advies 2/13. Van belang is dat er uiteindelijk een akkoord bereikt wordt dat kan rekenen op de goedkeuring van alle partijen.
Welke overige (niet-juridische, bijvoorbeeld politieke) bezwaren zijn er nog die toetreding van de EU tot het EVRM in de weg staan?
Zie het antwoord op vraag 5.
Erkent u dat over al deze bezwaren inmiddels jarenlang na is gedacht, dat er oplossingen voor zijn, en dat het nu een kwestie van politieke wil is om dit nu mogelijk te gaan maken?
Nee, zie het antwoord op vraag 5. Tijdens de onderhandelingen dient de nodige zorgvuldigheid in acht te worden genomen. Van belang is niet alleen dat juridisch gedegen oplossingen worden gevonden voor de bezwaren die het EU-Hof heeft opgeworpen in advies 2/13, maar ook dat het adequate systeem van mensenrechtenbescherming zoals dat is ontwikkeld onder het EVRM intact gelaten wordt. De oplossingen dienen politiek haalbaar te zijn voor alle partijen in de EU en de RvE.
Hoe is het krachtenveld in de EU op dit moment?
Zo snel mogelijke toetreding van de EU tot het EVRM wordt binnen de EU breed gedragen.
Wanneer staat de toetreding van de EU tot het EVRM opnieuw op de agenda of kan het nadrukkelijk op de agenda worden geplaatst?
De volgende onderhandelingsronde in Straatsburg is voorlopig voorzien op 10 tot en met 13 mei 2022.
Bent u bereid, zo mogelijk samen met andere lidstaten, actief te pleiten voor en aan te dringen op snelle toetreding van de EU tot het EVRM? Zo niet, waarom niet? Zo ja, op welke manier kunt u eraan bijdragen dat de discussie in een stroomversnelling en een oplossing dichterbij komt?
Nederland wenst de verdragsrechtelijke verplichting tot toetreding van de EU tot het EVRM zo snel mogelijk te vervullen. Nederland zet zich daarom actief in om de toetredingsonderhandelingen zoveel mogelijk te bespoedigen. Daarbij trekt Nederland nauw samen op met de Europese Commissie en gelijkgezinde lidstaten.