De NAVO-vrees voor een Russische inval |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Kiev en NAVO vrezen Russische invasie in Oekraïne»?1
Ja.
In hoeverre klopt het dat er bij de NAVO een serieuze zorg bestaat dat de Russen Oekraïne zullen binnenvallen?
De Russische Federatie heeft een aanzienlijke troepenmacht aan de grens met Oost-Oekraïne samengetrokken. Deze eenheden hebben een hoge gereedheid en moeten in staat worden geacht om, wanneer daar het bevel toe zou worden geven, binnen korte tijd Oekraïne binnen te vallen. Tot op heden heeft Rusland niet of zeer beperkt gereageerd op oproepen tot de-escalatie en meer in het bijzonder het terugtrekken van deze eenheden van locaties dichtbij de Oekraïense grens naar hun kazernes elders in Rusland. Mocht Rusland Oekraïne binnenvallen dan zal dit leiden tot verdere escalatie van het conflict. De Navo blijft de ontwikkelingen aan de Oekraïense grens nauwgezet volgen.
Hoe oordeelt u over het cynische voorstel van Rusland voor een humanitaire missie in Oekraïne?
De situatie in Oost-Oekraïne is en blijft fragiel. De gevechten tussen de Oekraïense eenheden en de separatisten duren voort en het einde van de strijd is, mede gezien de continue stroom wapens en strijders vanuit Rusland, vooralsnog niet in zicht. De voortdurende gevechten hebben ook hun weerslag op de humanitaire situatie in het land.
De internationale gemeenschap is bezorgd over de humanitaire situatie en daarom heeft de EU 2,5 miljoen euro toegezegd voor de financiering van humanitaire hulp in het gebied. Ook Nederland heeft in totaal 0,7 miljoen euro beschikbaar gesteld voor humanitaire hulp. De Oekraïense bevolking kan blijven rekenen op internationale en Nederlandse steun.
Nederland betreurt het dat Rusland zich niet heeft gehouden aan afspraken die waren gemaakt tussen het Internationale Rode Kruis, Oekraïne en Rusland over de levering van Russische hulpgoederen aan Oekraïne. Het ongeautoriseerd passeren van een Russisch hulpkonvooi over de Oekraïense grens afgelopen vrijdag is de zoveelste Russische schending van de soevereiniteit van Oekraïne. Het kabinet waardeert dan ook de terughoudendheid waarmee Oekraïne hierop heeft gereageerd.
Voorts acht het kabinet het van groot belang dat alle hulp geschiedt met instemming van Oekraïne en voldoet aan de internationale standaarden. Alleen als aan die voorwaarden is voldaan, is volgens Nederland humanitaire assistentie acceptabel.
Wat zullen de volgende stappen in NAVO-verband zijn als reactie op de Russische dreigingspolitiek?
Nadat in maart jl. de hoogste Navo-commandant in Europa, SACEUR, al een aantal maatregelen had genomen, gaf de ministeriële Noord-Atlantische Raad (NAR) op 1 april jl. de militaire autoriteiten van de Navo de opdracht om op korte termijn militaire opties uit te werken om bondgenoten gerust te stellen die zich door de crisis in Oekraïne bedreigd voelen (zie de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 9 april 2014, Kamerstuk 28 676, nr. 199).
Op 16 april nam de NAR hierover een besluit (zie de brief van de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie van 16 april 2014, Kamerstuk 28 667, nr. 201) en op 23 mei heb ik u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken geïnformeerd over een additionele Nederlandse bijdrage aan het geruststellingspakket in de vorm van het aanbieden van vier F-16’s voor de versterking van Baltic Air Policing (Kamerstuk 28 667, nr. 203).
Momenteel wordt binnen de Navo gewerkt aan maatregelen voor de middellange en lange termijn. De Navo-top in Wales op 4 en 5 september zal hierover besluiten nemen. Nadere informatie over die maatregelen en het zogenoemde Readiness Action Plan ontvangt u in de geannoteerde agenda en het verslag van de Navo-Top.
Wanneer en op welke wijze zult u als Minister van Defensie nu eindelijk een visie presenteren op de ontstane problematiek?
De aandacht van het kabinet gaat in eerste instantie uit naar geruststelling (reassurance) van de bondgenoten die dicht bij Oekraïne en Rusland liggen. In de aanloop naar de Navo-top van begin september in Wales bespreken de lidstaten of op langere termijn aanpassingen nodig zijn van de defensiecapaciteiten van de Navo. Op de Top zullen staatshoofden en regeringsleiders hierover besluiten nemen. Vervolgens zal moeten worden bezien wat dit betekent voor de Nederlandse krijgsmacht.
Bent u bereid zo spoedig mogelijk toe te werken naar een situatie waarin Nederland 2% van het Bruto Nationaal Product besteedt aan Defensie, zoals ook in NAVO-verband is afgesproken? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is van mening dat verdere bezuinigingen op Defensie, gegeven de zich ontwikkelende veiligheidssituatie in de Euro-Atlantische regio, niet voor de hand liggen. Of, en zo ja in welke mate, in de nabije toekomst weer ruimte ontstaat voor verhoging van de Nederlandse defensie-uitgaven, zal duidelijk worden op Prinsjesdag.
De gevolgen van de uitbraak van het ebolavirus in West-Afrika |
|
Renske Leijten (SP), Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Wat is uw reactie op de steeds verdere uitbreiding van het ebolavirus in Liberia, Siera Leone, Guinee en Nigeria, waarbij inmiddels al bijna 900 mensen overleden zijn en ruim 1.600 mensen besmet?1
De beelden van de uitbraak in West-Afrika zijn aangrijpend. De situatie is ernstig, vooral voor de getroffen inwoners en hulpverleners in het gebied. Het is van belang dat aan de verspreiding van het virus een halt wordt toegeroepen.
Het risico op ebola in Nederland is (onverminderd) laag.
Op welke wijze houdt u de uitbraak van het ebolavirus in de gaten? Is er Nederlandse betrokkenheid bij het bestrijden van de epidemie en/of behandeling van patiënten?
Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) volgt nauwlettend de ontwikkelingen via de dagelijkse updates van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC). Nederland overlegt via de Health Security Committee (HSC) met de Europese Commissie en andere EU-lidstaten over acties van verschillende overheden.
Nederland draagt € 822.600 bij uit middelen voor humanitaire hulp voor zorg aan patiënten en om verdere verspreiding van het virus tegen te gaan. Van dit bedrag ontvangt Artsen zonder Grenzen MSF € 500.000. Het Nederlandse Rode Kruis heeft een bijdrage van € 322.600 ontvangen. Daarnaast draagt de Nederlandse overheid bij aan de lokale bestrijding van de epidemie via de Europese Unie en de WHO. De WHO coördineert met de betrokken overheden en internationale hulporganisaties de huidige activiteiten. Ik verwijs u ook naar antwoorden 3 en 4 op vragen van het lid Van Laar (PvdA) aan de ministers voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Buitenlandse Zaken over de ebola-ziekte in West-Afrika (ingezonden 4 augustus 2014).
Wat zijn de mogelijke risico’s van de uitbraak van het ebolavirus in deze landen voor de volksgezondheid in Nederland en Europa? Hoe groot acht u die risico’s?
De uitbraak in West-Afrika is de grootste ebola-uitbraak ooit. Dat is zorgelijk en vraagt om meer en adequate bestrijding ter plaatse. De WHO coördineert deze bestrijding.
Het risico dat het ebolavirus met een patiënt afkomstig uit de landen die nu getroffen worden geïmporteerd wordt in Nederland en Europa is klein, maar niet uitgesloten. De kans dat het virus zich – na introductie in Europa/ Nederland – zal verspreiden is klein. Het virus wordt alleen overgedragen door direct contact met lichaamsvloeistoffen van patiënten die symptomen van de ziekte vertonen. In Nederland is er een relatief hoge standaard van gezondheidszorg en preventie van infectieziekten, hetgeen verspreiding op grote schaal onwaarschijnlijk maakt. Ik verwijs u voor een uitgebreidere toelichting naar antwoord 2 op de vragen van het Kamerlid Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren) over de recente ebola-uitbraak in Afrika (ingezonden 4 augustus 2014).
Via de bovengenoemde Health Security Committee vernemen wij dat ook andere Europese lidstaten de voorbereiding van een eventuele introductie van ebola geregeld hebben. In dit comité wordt overlegd over bilaterale samenwerking tussen lidstaten indien nodig bij specifieke situaties. Lidstaten kunnen bovendien de Europese Commissie verzoeken om specifieke ondersteuning.
Worden extra maatregelen genomen ter bescherming van de volksgezondheid in Nederland en Europa? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het RIVM heeft met haar samenwerkingspartners diverse maatregelen ter voorbereiding genomen. Ik verwijs u naar de uitgebreidere toelichting in antwoord 2 op de vragen van het Kamerlid Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren) over de recente ebola-uitbraak in Afrika (ingezonden 4 augustus 2014)
Liggen er duidelijke draaiboeken klaar voor het geval er in Nederland (of in een van onze buurlanden) een besmetting wordt geconstateerd? Hoe is in die draaiboeken rekening gehouden met de incubatietijd en de mogelijke besmettingen van anderen?
Zie antwoord vraag 4.
Is bekend hoeveel Nederlanders momenteel in Liberia, Siera Leone, Guinee en Nigeria verblijven, en welk risico zij lopen op besmetting? Zo nee, bent u bereid dit te onderzoeken en de Kamer hierover te informeren?
Niet alle Nederlanders in het buitenland registreren zich bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft daarom geen zicht op het exacte aantal Nederlanders in deze landen. Registreren en afmelden is vrijwillig en een verantwoordelijkheid van de reiziger zelf. Op dit moment hebben zich tussen de 20 en 30 Nederlanders ingeschreven in Guinee, Liberia en Sierra Leone, en iets meer dan 300 in Nigeria. Het daadwerkelijke aantal ligt waarschijnlijk hoger. Naar aanleiding van de recente ontwikkelingen heeft Buitenlandse Zaken via het postennetwerk in de regio Nederlanders geïnformeerd over de stand van zaken en is er onder andere via social media meer aandacht besteed aan de standaard oproep aan Nederlanders om zich te registreren. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken verwijst in de reisadviezen, voor de landen waar ebola is uitgebroken, naar de websites van het RIVM, het Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering (LCR) en de WHO. Deze organisaties gaan ook in op het besmettingsgevaar en geven experts adviezen over het nemen van voorzorgsmaatregelen.
Hoe wordt omgegaan met mensen die uit het besmettingsgebied naar Nederland (en Europa) komen? Worden zij na aankomst gecontroleerd of gevolgd om een mogelijke besmetting tijdig te constateren?
Op Schiphol worden passagiers van directe vluchten van en naar Nigeria geïnformeerd middels een brief over de ebola-uitbraak, waarin adviezen zijn opgenomen hoe besmetting kan worden voorkomen, en wat te doen indien men tijdens de reis, of na terugkeer in Nederland, symptomen passend bij ebola zou ontwikkelen.
Er vindt – in lijn met de adviezen van de WHO – geen screening plaats van mensen die uit gebieden waar de ebola uitbraak heerst terugkomen in Nederland. De WHO acht «entry-screening» niet effectief, duur en disproportioneel voor het reizigersverkeer. De kans dat een ebolapatiënt gedurende een entry-screening wordt herkend is heel klein, terwijl duizenden reizigers zouden moeten worden gecontroleerd.
De WHO en ECDC adviseren om personeel werkzaam aan de grenzen van de Europese Unie en hulpverleners in de Europese lidstaten optimaal te informeren, zodat zij een patiënt met klachten passend bij ebola herkennen en weten wie zij moeten bellen om de patiënt op te vangen en de directe contacten van de patiënt te volgen. Het RIVM en de GGD zorgen voor deze voorlichting.
Kunt u uitleggen waarom de Verenigde Staten een negatief reisadvies voor Liberia, Siera Leone, Guinee en Nigeria hebben afgegeven en Nederland niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken baseert zich op de deskundigheid van de WHO, het LCR en het RIVM bij het benoemen van gezondheidsrisico’s in reisadviezen. In de reisadviezen van het ministerie wordt ook doorverwezen naar deze organisaties voor alle relevante gezondheidsinformatie. De WHO heeft tot op heden geen reisbeperkingen afgekondigd vanwege de ebola-epidemie. LCR en RIVM sluiten zich daarbij aan. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zal een eventueel reisadvies dat wordt afgegeven door deze organisaties als gevolg van de ebola-uitbraak verwerken in het Nederlandse reisadvies.
Inmiddels heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken de reisadviezen voor een aantal door ebola getroffen landen wel aangescherpt vanwege de indirecte gevolgen van de ebola-epidemie. Het besluit om het reisadvies aan te scherpen hangt samen met de verslechtering van de veiligheidssituatie, sociale onrust, de slechte toegang tot veilige gezondheidszorg en de afnemende mogelijkheden om deze landen te verlaten.
De reisadviezen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn niet bindend. Het blijft de verantwoordelijkheid van de reiziger zelf en van de desbetreffende reisorganisatie om een reis wel of niet te laten doorgaan.
Klopt het dat het Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering zich in haar advies baseert op de World Health Organisation (WHO) die evenmin een negatief reisadvies geeft?2 Wat is uw reactie op het feit dat de toch al vrij algemene reizigersinformatie van de WHO van april 2014 is? Kunt u uw antwoord toelichten?3
De LCR en het RIVM sluiten aan bij de WHO adviezen, die sinds het begin van de uitbraak onveranderd zijn. Op 8 augustus jl. herbevestigde de WHO haar eerdere advies voor wat betreft reizigers. Reizen naar de landen is mogelijk doordat je goede voorzorgsmaatregelen tegen de ziekte in acht kunt nemen. Deze maatregelen zijn terug te vinden op de site van het Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering (http://www.lcr.nl/).
En op de site van het RIVM: http://www.rivm.nl/Onderwerpen/E/Ebola/Ebola_uitbraak_West_Afrika_2014
Heeft u overleg met Nederlandse luchtvaartmaatschappijen die direct, dan wel indirect, vliegen op risicogebieden over eventuele maatregelen en het mogelijk schrappen van vluchten, zoals enkele andere maatschappijen besloten hebben? Kunt u uw antwoord toelichten?4
Nee. De WHO adviseert op dit moment geen reis- of handelsbeperkingen. Nederland volgt op dit moment de adviezen van de WHO. Zie ook antwoord 3 op de vragen van het Kamerlid Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren) over de recente ebola-uitbraak in Afrika (ingezonden 4 augustus 2014). Zie ook vraag 7 met betrekking tot voorlichting reizigers op vluchten van en naar Nigeria.
Hoe verhoudt de uitspraak van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), waarin zij stelt dat mensen alleen ziek worden door direct contact met patiënten, zich tot de uitspraak van de WHO dat men voor verrassingen staat in verband met de ontwikkeling van het virus?5 6
De uitspraken van de Directeur- Generaal van de WHO moeten worden gezien in de context van de grootste ebola-uitbraak ooit, die nu voortgaat in West-Afrika. Hulp moet gericht zijn op het bestrijden van de uitbraak in West-Afrika. De bestrijding wordt bemoeilijkt door een gebrek aan middelen en een gebrek aan vertrouwen van de bevolking in zowel de bestrijdingsmaatregelen als de autoriteiten betrokken bij de implementatie van de maatregelen. Daardoor krijgt het virus de kans om zich verder te verspreiden.
Het RIVM communiceert over het risico van overdracht van het ebolavirus tussen mensen, in lijn met de inschatting van internationale experts. Het ebolavirus wordt overgedragen door direct contact met lichaamsvloeistoffen van besmettelijke patiënten en niet, zoals bij het griepvirus, via de lucht.
Het bericht dat de Portugese overheid de Banco Espírito Santo (BES) redt |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Portugal redt bank met miljarden»?1
Ja.
Kunt u aangeven waarom Banco Espírito Santo juist nu steun nodig heeft?
Voor dit antwoord verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2 van lid van Hijum.
Op welke wijze is er de afgelopen jaren opgetreden door de Portugese toezichthouder?
In het algemeen zijn er, volgens de Centrale Bank van Portugal, gebaseerd op het risicoprofiel van BES, in voorgaande jaren diverse kwetsbaarheden gesignaleerd die geleid hebben tot de implementatie van diverse voorzorgsmaatregelen. Meer specifiek heeft de Portugese Centrale Bank in een audit in 2013 onregelmatigheden in de rekeningen van het moederbedrijf van Espírito Santo International (ESI) geconstateerd. Aanvullend heeft de Portugese Centrale Bank BES verplicht een deel van de taken af te splitsen van de niet-financieel tak van Grupo Espírito Santo. In de loop van 2014, toen er onzekerheid ontstond over de financiële positie van BES op de kapitaalmarkten, heeft de Portugese Centrale Bank BES gevraagd om de totale blootstelling van BES op alle takken van Grupo Espírito Santo bekend te maken. Vervolgens heeft de Portugese Centrale Bank BES verzocht scenario’s op te stellen om risico’s te beperken die zouden kunnen voortvloeien uit wanbetaling van een van de takken van Grupo Espírito Santo. Ook heeft de Portugese Centrale Bank BES gevraagd om herkapitalisatieplannen te presenteren in het licht van de ECB stresstesten en het interne governance model te versterken.
Was er bij de bank sprake van fraude, witwassen en andere malversaties?
Voor dit antwoord verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2 van lid van Hijum.
In welke mate dragen private partijen, waaronder aandeelhouders en obligatiehouders, bij aan de redding? Worden spaarders ontzien?
Voor dit antwoord verwijs ik u naar het antwoord op vraag 3 en 4 van lid van Hijum.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de President van de Centrale Bank van Portugal, Carlos da Silva Costa, dat de Portugese overheidsfinanciën en belastingbetalers geen risico’s lopen bij deze transactie? Vindt u die uitspraak evenzeer moeilijk navolgbaar?2
De president van de Portugese Centrale Bank heeft aangegeven dat de operatie geen gevolgen heeft voor de tekort- en schuldpositie van de Portugese overheid, omdat de reeds uitgekeerde leningen van het EFSF, het EFSM en het IMF aan de Portugese staat al eerder zijn meegenomen in de overheidsschuld.
De Portugese Minister van Financiën heeft aangegeven dat de lening van de Portugese staat aan het Portugese resolutiefonds een maximale looptijd heeft van twee jaar. De lening zal dus voor die tijd vervangen worden door leningen van de Portugese bancaire sector aan het Portugese resolutiefonds om daarmee het aandeelhouderschap van het resolutiefonds in Novo Banco te kunnen financieren totdat Novo Banco verkocht wordt. Op termijn kan de lening terugbetaald worden door de verkoop van Novo Banco en contributies van de bancaire sector aan het Portugese resolutiefonds gedurende de tijd. Volgens de Portugese Minister van Financiën zal bij een tegenvallende opbrengst van de verkoop van Novo Banco de Portugese bancaire sector en niet de belastingbetaler opdraaien voor de kosten. Hiermee zijn de risico’s voor de Portugese belastingbetalers beperkt.
In welke mate neemt de schuldenpositie van Portugal toe door deze redding? Is de Troika betrokken bij de genomen maatregelen? Zo ja, wat is haar oordeel?
De operatie heeft geen gevolgen voor de overheidsschuld van de Portugese overheid, omdat de reeds uitgekeerde leningen van het EFSF, het EFSM en het IMF aan de Portugese staat al zijn meegenomen in de overheidsschuld.
De Trojka van IMF, ECB en Europese Commissie is in die hoedanigheid niet betrokken geweest bij de resolutie van BES. De Europese Commissie is wel betrokken geweest om te toetsen of de resolutie van BES in lijn was met de Europese staatssteunregels. Zoals in het antwoord op vraag 3 en 4 van lid van Hijum is aangegeven heeft de Commissie op 4 augustus jl. geoordeeld dat de resolutie in lijn is met de staatssteunregels (zie eerdere verwijzing naar de verklaring van de Commissie).
Is er sprake van besmettingsgevaar naar andere Europese banken, aangezien bekend is dat diverse investeerders, waaronder Franse banken, aandelen hebben in Banco Espírito Santo?
Zoals in de antwoorden op vragen 3 en 4 van lid Van Hijum is aangegeven, zullen de verliezen die voortvoeien uit de bad bank voor rekening zijn van de aandeelhouders en achtergestelde obligatiehouders van BES. Zo heeft de Franse bank Crédit Agricole bijvoorbeeld reeds bekend gemaakt een verlies te hebben genomen op BES. Er zijn op dit moment echter geen aanwijzingen voor besmettingsgevaar richting andere Europese banken.
Zijn er im- of expliciet risico’s voor de Nederlandste staat verbonden aan deze reddingsoperatie?
De steun uit het leningenprogramma van het EFSF, EFSM en IMF is verstrekt aan de Portugese overheid en de Portugese overheid draagt daarmee de volle verantwoordelijkheid voor de terugbetaling van de leningen. Nederland loopt hierdoor indirect risico via het EFSF, het EFSM en het IMF. De totale blootstelling van Nederland op de noodfondsen is niet veranderd door de reddingsoperatie van Banco Espírito Santo door de Portugese staat.
De situatie in Gaza |
|
Michiel Servaes (PvdA) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u nog altijd van mening dat u geen «gefundeerd oordeel» kan geven over aanvallen van het Israëlisch leger op scholen en ziekenhuizen in Gaza?1
Het kabinet heeft met afschuw kennis genomen van het feit dat op 3 augustus opnieuw een UNRWA-school is geraakt. Dat is een onaanvaardbaar gevolg van de aanvallen die van Israelische zijde werden uitgevoerd. Het kabinet betreurt het grote aantal burgerslachtoffers ten zeerste en roept beide partijen op om de gewelddadigheden definitief te staken. Het kabinet beschikt niet over de benodigde feitelijke informatie over aanvallen op scholen en ziekenhuizen om een gefundeerd oordeel te kunnen geven over de toedracht van deze aanvallen. Het kabinet roept daarom op tot een internationaal en onafhankelijk onderzoek naar vermeende schendingen van het humanitair oorlogsrecht en van de mensenrechten gepleegd door alle betrokken partijen.
In hoeverre hebben de gebeurtenissen van de afgelopen dagen, waarbij opnieuw een school van de Verenigde Naties (VN) in Rafah met 3000 vluchtelingen gebombardeerd werd en het aantal burgerslachtoffers verder opliep, geleid tot een bijstelling van dit oordeel?
Zie antwoord vraag 1.
Gaat u nog steeds uit van de verwachting dat Israel zich houdt aan de principes van noodzakelijkheid en proportionaliteit, zoals bepaald door het humanitair oorlogsrecht? Zo ja, waar baseert u deze verwachting op?
Het kabinet verwacht dat Israël, bij het hanteren van het recht op zelfverdediging, zich aan de principes van het humanitair oorlogsrecht houdt; de Israëlische autoriteiten hebben zich hier ook aan gecommitteerd. Voor zover de aanvallen op de UNWRA-scholen vragen oproepen inzake de toepassing van de beginselen van onderscheid en proportionaliteit, zou een internationaal en onafhankelijk onderzoek, zoals door de Nederlandse regering bepleit, hierover eveneens uitsluitsel kunnen geven.
Hoe beoordeelt u de verklaring van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken, waarin de Verenigde Staten stellen geschokt te zijn door de «schandalige beschietingen» van de VN-school in Rafah en stelt dat Israel meer moet doen om aan zijn eigen standaarden te voldoen?2 Bent u bereid een vergelijkbare boodschap aan Israel af te geven?
Het kabinet heeft kennis genomen van de verklaringen van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Secretaris-Generaal van de VN. Zie verder de beantwoording op vragen 1 en 2.
Hoe beoordeelt u de verklaring van de Secretaris-Generaal van de VN, die de aanval een «moreel verwerpelijke en criminele daad» noemt en stelt dat sprake is van een «grove schending van internationaal humanitair recht»?3 Bent u bereid een vergelijkbare boodschap aan Israel af te geven?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe beoordeelt u de gezamenlijke verklaring over Gaza van de voorzitters van de Europese Raad en de Europese Commissie van 3 augustus jl. waarin, in tegenstelling tot bovengenoemde verklaringen, verwijzingen naar de aanval op de VN-school en naar de schending van het internationaal recht ontbreken?4 Is Nederland vooraf geconsulteerd over deze EU-verklaring? Zo ja, wat was daarbij de Nederlandse input?
Het kabinet steunt de boodschap van de voorzitters van de Europese Raad en de Europese Commissie. Nederland is niet geconsulteerd over dit EU-statement.
Hoe beoordeelt u het feit dat de naam van Hoge Vertegenwoordiger Ashton in de EU-verklaring ontbreekt? Hoe beoordeelt u de keuze van Hoge Vertegenwoordiger Ashton om dezer dagen het «Pacific Island Forum» op Palau bij te wonen in plaats van een uiterste inspanning te leveren om in de regio een staakt-het-vuren dichterbij te brengen?
HV Ashton heeft wel degelijk contact met de partijen, maar doet dit telefonisch. Een van haar hoge ambtenaren was de afgelopen dagen in de regio. Er zijn op verschillende momenten verklaringen van de HV of namens de HV gepubliceerd over de crisis in Gaza. In een verklaring op 31 juli werd de aanval op een UNRWA-school en de markt in Gaza in scherpe bewoordingen veroordeeld. Op 5 augustus bracht de woordvoerder van Ashton een verklaring uit waarin het staakt-het-vuren werd verwelkomd en werd benadrukt dat de EU klaarstaat om bij te dragen aan een alomvattende en duurzame oplossing die voldoet aan de legitieme veiligheids-, socio-economische en humanitaire noden van zowel de Israëliërs als de Palestijnen.
Heeft u of hebben andere leden van het kabinet sinds de telefoongesprekken van 11 juli jl. van de minister van Buitenlandse Zaken met zijn Israëlische evenknie Lieberman nog contact gehad met leden van de Israëlische regering? Zo ja, welke boodschappen zijn daarbij afgegeven? Zo nee, waarom niet?
Ja. Minister-President Rutte heeft op 1 augustus telefonisch contact gehad met de Israëlische premier Netanyahu. De Minister-President heeft in dat gesprek onder andere aangegeven dat Israël maximale terughoudendheid moet tonen. Hij riep Israël op transparant te zijn over de aanvallen die het uitvoert in Gaza.
Kunt u deze vragen per ommegaande beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
De Ebola-ziekte in West-Afrika |
|
Roelof van Laar (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Heeft u kennis genomen van de berichtgeving over de ergste Ebola-epidemie uit de geschiedenis die nu Guinee, Liberia en Sierra-Leone teistert?1
Ja.
Is het waar dat er geen vaccin tegen de ziekte is en geen effectieve behandeling van de ziekte mogelijk is?
Het klopt dat er nog geen vaccin of effectieve behandeling van Ebola is. Er wordt gewerkt aan een vaccin om mensen te beschermen tegen een infectie met het Ebolavirus. Dit vaccin is formeel nog niet getest op mensen en bevindt zich in een experimenteel stadium. De veiligheid en effectiviteit van het vaccin zijn getest op dieren (zoals apen). Ook een serum dat kan worden gegeven om de gevolgen van een infectie met het Ebolavirus te beperken als iemand ziek is geworden, bevindt zich in een experimenteel stadium. Recente mediaberichtgeving stelt dat het serum zou zijn toegepast bij de hulpverleners uit de Verenigde Staten die bij hun werkzaamheden in Liberia besmet zijn geraakt. Verder wordt de werkzaamheid van enkele andere medicijnen getest. Concluderend kan worden gesteld dat er vooralsnog geen middel geregistreerd is voor de preventie of behandeling van Ebola bij de mens. Door adequate ondersteuning van de patiënt (rehydratie, bloedtransfusie, voeding) is soms wel herstel mogelijk.
Heeft u contact gehad met de regeringen van de getroffen landen, internationale organisaties en particuliere organisaties die de ziekte bestrijden? Wat doen deze actoren om de ziekte te bestrijden? Is er vraag naar assistentie bij het bestrijden van de (symptomen van de) ziekte of het ontwikkelen van een vaccin?
Via onder meer onze ambassades onderhouden wij contacten met autoriteiten en internationale organisaties in de getroffen landen – zoals de WHO, het Rode Kruis, Artsen Zonder Grenzen (MSF) en ECHO. Zij werken gezamenlijk aan het bestrijden van deze ziekte ter voorkoming van verdere verspreiding, en richten zich daarbij op vier hoofdaspecten: behandeling en isolatie van besmette gevallen, biologisch laboratoriumonderzoek, het traceren van de recente contacten van besmette personen en communicatie en bewustwordingscampagnes.
Bestrijding van de ziekte is de eerste prioriteit. De WHO ondersteunt in samenwerking met MSF en UNICEF de lokale overheden bij het geven van voorlichting om infectie te voorkomen, het isoleren en verzorgen van patiënten en het opsporen van mensen die in contact zijn geweest met besmette mensen. In sommige gevallen worden grenzen gesloten om verspreiding tegen te gaan. Bij grensovergangen die wel open zijn, worden medische controles uitgevoerd. Ook op vliegvelden worden medische controles uitgevoerd.
Op 2 juli jl. vond een ministeriële conferentie in Accra plaats van de betrokken landen, de WHO en enkele donoren. Deze bijeenkomst heeft geleid tot meer aandacht voor Ebolabestrijding in Sierra Leone, Liberia en Guinee. De WHO opende eind juli een «Sub-regional Outbreak Coordination Centre» in Conakry, Guinee; de organisatie levert regionaal expertise, actuele documentatie en voorlichting over Ebola. Tevens publiceerde de WHO op 31 juli een response plan om de uitbraak in West-Afrika te stoppen. Afgelopen week was de Directeur Generaal van de WHO op bezoek in West-Afrika en hebben diverse «high-level» bijeenkomsten geleid tot draagvlak voor dit plan bij de betrokken overheden en een oproep door de WHO voor additionele gelden t.w.v. US$100 miljoen ter bestrijding van de epidemie. Op dit moment zie ik geen concrete mogelijkheden die aanvullend zijn op de acties die nu worden gecoördineerd door de WHO.
Welke mogelijkheden ziet u voor de Nederlandse regering om een bijdrage te leveren aan het onderzoek naar en de bestrijding van de (symptomen van de) ziekte? Welke van deze mogelijkheden gaat u al dan niet benutten en om welke reden wel of niet?
Binnen de begroting van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zijn er geen mogelijkheden om bij te dragen aan vaccinontwikkeling. Voor de mogelijkheden van de Minister van VWS verwijs ik naar de antwoorden op KV 2014Z13840.
Bestrijding van de (symptomen van de) ziekte vindt via diverse kanalen plaats. Zo heeft het RIVM afspraken met hulpverleningsorganisaties en repatriëringsorganisaties om mensen die risico liepen goed op te vangen. Het RIVM wordt door de WHO en het «European Centre for Disease Prevention and Control» dagelijks geïnformeerd over de stand zaken in West-Afrika. Daarnaast kunnen experts van het RIVM deelnemen aan multidisciplinaire missies van de WHO via het «Global Outbreak and Response Network» (GOARN): een samenwerkingsverband waarin een pool van experts op het terrein van infectieziekten op oproepbasis beschikbaar is om wereldwijd lokale overheden te ondersteunen met publieksvoorlichting en technische ondersteuning.
Diverse instanties (World Bank, African Development Bank, EU en VN) hebben in de afgelopen maanden totaal meer dan US$265 miljoen ter beschikking gesteld.
Nederland draagt € 722.600 bij uit middelen voor humanitaire hulp voor zorg aan patiënten en om verdere verspreiding van het virus tegen te gaan. Van dit bedrag ontvangt MSF op korte termijn € 500.000. Het Nederlandse Rode Kruis heeft een bijdrage van € 222.600 ontvangen.
Voor hetzelfde doel levert de EU een additionele bijdrage van € 2 miljoen waarmee de totale EU bijdrage aan de bestrijding van de Ebola epidemie in West-Afrika op € 3,9 miljoen komt. Deze bijdrage gaat naar de WHO, MSF en IFRC.
Bijdragen uit het CERF (Central Emergency Response Fund, het noodhulpfonds van de VN) t.b.v. Ebola bestrijding zijn (afgerond): Guinea US$1.319.000, Liberia US$617.000 en Sierra Leone US$234.000 (totaal US$2.170.000). Aangezien Nederland ruim 10% van het CERF budget financiert, zou dit een indirecte bijdrage inhouden van US$217.000.
Waarom wordt in de reisadviezen voor Liberia en Sierra-Leone niet ingegaan op de ebola-epidemie en het risico dat deze epidemie voor reizigers vormt en in het reisadvies voor Guinee wel? Bent u bereid deze informatie in alle drie de reisadviezen op te nemen?
In de reisadviezen voor Liberia, Nigeria en Sierra-Leone is sinds vrijdag 1 augustus jl. een verwijzing naar de Ebola uitbraak opgenomen. Daarin adviseert het ministerie Nederlanders zich te laten informeren bij het Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering, bij een arts of vaccinatiebureau en bij (de Engelstalige) site van de WHO (http://www.who.int/csr/disease/ebola/en/).
Het Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering (LCR) heeft sinds het begin van de uitbraak actuele informatie beschikbaar via www.lcr.nl. GGD-en en anderen die Nederlandse reizigers adviseren, baseren hun voorlichting op de LCR reisadviezen.
Op welke manier worden Nederlanders, die in de getroffen landen wonen of daar familie hebben, geïnformeerd over de ziekte en betrokken bij de bestrijding ervan?
Nederlanders in getroffen landen die zijn ingeschreven bij de ambassades worden geïnformeerd via e-mails, websites (reisadvies) en sociale media. Middels het reisadvies worden alle Nederlanders geïnformeerd. Het reisadvies is ook bestemd voor Nederlanders die in de getroffen gebieden verblijven of daar familie hebben.
De recente ebola-uitbraak in Afrika |
|
Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Panic as deadly Ebola virus spreads across West Africa»1 en «Growing concerns over «in the air» transmission of Ebola»?2
Ja.
In hoeverre is de Nederlandse overheid voorbereid op de mogelijke komst van ebola naar het Europese continent? Welke draaiboeken en direct in te voeren maatregelen liggen er klaar?
Wij proberen te voorkomen dat ebola in Nederland wordt geïntroduceerd. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft contact met onder andere enkele hulpverleningsorganisaties en grote Nederlandse bedrijven die aanwezig zijn in het gebied waar het ebolavirus zich verspreidt. Het RIVM adviseert deze organisaties hoe een besmetting kan worden voorkomen en wat zij geacht worden te doen bij een verdenking op ebola. Met hulpverleningsorganisaties en repatriëringorganisaties heeft het RIVM overleg over de opvang van hulpverleners die zijn blootgesteld aan het ebolavirus, omdat hulpverleners een groter risico op besmetting hebben. Ebola is namelijk pas besmettelijk als iemand daadwerkelijk klachten heeft.
Alle overige Nederlanders (werknemers en reizigers) in Sierra Leone, Guinee, Liberia en Nigeria hebben slechts een zeer klein risico om besmet te raken met het ebolavirus, zolang zij zich houden aan de voorzorgsmaatregelen: het vermijden van direct contact met ebolapatiënten, het niet aanraken van (zieke) dieren en het niet consumeren van «bushmeat» (rauw apen- of vleermuizenvlees). De reizigersadviezen worden gecommuniceerd via de website van de Landelijke Coördinatie Reizigersadvisering en het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Mocht toch iemand naar Nederland komen die besmet is met het ebolavirus, dan is de kans op verdere verspreiding ook weer klein. Een patiënt is pas besmettelijk als hij symptomen van de ziekte heeft. De patiënt wordt dan zo ziek dat hij medische behandeling nodig heeft. In Nederland is het dan gebruikelijk om contact op te nemen met een arts. Sinds het begin van de uitbraak in maart 2014 heeft het RIVM de professionals werkzaam in de Nederlandse infectieziektebestrijding geïnformeerd over de uitbraak. Infectieziekteprofessionals in Nederland zijn alert op patiënten met bepaalde ernstige infectieziekten, zeker bij koorts na terugkomst uit de tropen. Ebola is een virale hemorragische koorts, en dus een groep A meldingsplichtige infectieziekte. Dit houdt onder andere in dat artsen verplicht zijn om bij een verdenking van een ebolapatiënt dit telefonisch te melden aan de GGD, waarna er direct actie ondernomen wordt. Hiervoor liggen draaiboeken klaar waarin staat wie wat moet doen. De patiënt wordt dan geïsoleerd verpleegd en de GGD en het RIVM brengen alle mensen die contact hebben gehad met de patiënt in kaart. Zij worden gedurende 21 dagen gevolgd. Als zij klachten ontwikkelen, worden ook zij geïsoleerd verpleegd. Dit is een effectieve manier om de verspreiding tegen te gaan. Dit heeft zich in Nederland bewezen bij een patiënt met het marburgvirus in 2008. Het marburgvirus is nauw verwant aan het ebolavirus.
Er zijn – afhankelijk van de situatie – diverse richtlijnen en draaiboeken beschikbaar voor GGDen, ziekenhuizen, ambulances, Schiphol, de Rotterdamse Haven en repatriëringorganisaties. Het RIVM volgt de dagelijkse updates die het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC) en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) uitgegeven. Op geleide van de nieuwe informatie worden de richtlijnen direct aangepast. Nederland overlegt via de Health Security Committee met de Europese Commissie en andere EU-lidstaten over acties die door verschillende overheden worden ondernomen.
Wordt het blokkeren van vluchten uit huidige ebola-landen, zoals bijvoorbeeld Ghana al doet, momenteel overwogen? Zo neen, op welk moment wordt dat voor u wel een optie?
De WHO adviseert op dit moment geen reis- of handelsbeperkingen. De WHO implementeert met de betrokken overheden «exit-screening» in de landen waar het ebolavirus zich verspreidt. Daarbij worden vertrekkende passagiers gescreend op symptomen passend bij ebola. Nederland volgt op dit moment de adviezen van de WHO.
Deelt u de mening dat, gezien het feit dat ebola Nigeria heeft bereikt via een lijnvlucht en het feit dat meerdere dragers van het virus inmiddels zijn getransporteerd naar de Verenigde Staten, de hoogst mogelijke alertheid geboden is betreffende de verdere bestrijding van deze epidemie? Zo ja, op welke wijze geeft u daar nu al concreet handen en voeten aan?
Zoals aangegeven bij vraag 2, volgt het RIVM volgt de ontwikkelingen in West-Afrika nauwlettend. Door de vrijwel dagelijkse updates vanuit het ECDC en de WHO is dit ook goed mogelijk. Via regelmatige updates vanuit het RIVM worden alle betrokken professionals in de Nederlandse infectieziektebestrijding op de hoogte gehouden van de nieuwe ontwikkelingen.
De militaire dreiging door Venezuela om Aruba binnen te vallen |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Aruba ontsnapt aan inval»?1
Ja.
In hoeverre klopt het, in overeenstemming met de verklaring van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken, dat er betrouwbare aanwijzingen bestaan dat er zeer sterke dreigementen door de Venezolaanse regering aan Aruba en Nederland zijn geuit?
Venezuela heeft geprotesteerd tegen de arrestatie en aangegeven dat er sprake was van inbreuk op internationaal recht.
Wat is de reden ervoor geweest dat u de socialistische spionnenchef Carvajal heeft vrijgelaten en houdt dit op enige wijze verband met de militaire dreiging door Venezuela?
De heer Carvajal Barrios is vrijgelaten omdat hij op grond van internationaal recht (Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963) immuniteit geniet. De conclusie over de immuniteit van de heer Carvajal Barrios is uitsluitend hierop gebaseerd in het licht van de feitelijke omstandigheden en de daaruit voortvloeiende internationale rechten en verplichtingen.
Zo nee, wat is dan de reden dat u vorige week, in opdracht van de Verenigde Staten, Carvajal nog inrekende en hem nu plotseling op vrije voeten hebt gesteld?
De heer Carvajal Barrios is in Aruba gearresteerd. Justitie is een autonome bevoegdheid van Aruba. Diplomatieke en consulaire relaties, inclusief immuniteit, zijn bevoegdheden van het Koninkrijk. Alleen de Minister van Buitenlandse Zaken is bevoegd daarover een beslissing te nemen.
Hoe duidt u de uitlatingen van de Venezolaanse president Nicoals Maduro dat hij een plan had klaarliggen dat de spanning in Latijns-Amerika zou doen escaleren?
Ik heb van deze uitlatingen uit de media kennis genomen.
Wanneer dringt het besef door dat in deze tijd van enorme mondiale spanningen en terreurdreiging investeren – in plaats van bezuinigingen – op Defensie een absolute noodzaak is?
Het kabinet is van mening dat verdere bezuinigingen op Defensie, gegeven de zich ontwikkelende mondiale veiligheidssituatie, niet voor de hand liggen. Of, en zo ja in welke mate, in de nabije toekomst weer ruimte ontstaat voor verhoging van de Nederlandse defensie-uitgaven, zal moeten worden bezien bij de komende begrotingsbesprekingen.
De recente ontwikkelingen omtrent de arrestatie van de Venezolaanse consul op Aruba |
|
Han ten Broeke (VVD), André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u de recente ontwikkelingen omtrent de arrestatie van de Venezolaanse consul op Aruba, dhr. Carvajal?1
Ja.
Kunt u aangeven hoe de procedure rondom een benoeming van een consul op Aruba in zijn werk gaat?
Het Koninkrijk dient aan het beoogd hoofd van de consulaire post een machtiging (exequatur) te verlenen.
Hoe kan het dat het verzoek tot accreditatie niet op de juiste manier is behandeld? Wat ging er mis en waarom?2
In een nota van het consulaat-generaal van de Bolivariaanse Republiek Venezuela op Aruba aan de Directie Buitenlandse Betrekkingen van Aruba, aldaar ontvangen op 12 februari 2014, is de heer Carvajal Barrios aangewezen als consul-generaal van de Bolivariaanse Republiek Venezuela op Aruba. Deze nota is niet via de geëigende diplomatieke kanalen (ambassade van het Koninkrijk te Caracas of diplomatieke vertegenwoordiging te Den Haag) ontvangen. Vanwege deze onvolkomenheid in de betrachte procedure is deze nota niet aangemerkt als een benoemingsbrevet of soortgelijke akte als bedoeld in artikel 11 van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963. Na juridische duiding van de feitelijke situatie en de nota op 27 juli 2014 ben ik tot de conclusie gekomen dat Venezuela er, onder deze omstandigheden, op mocht vertrouwen dat de heer Carvajal Barrios voorlopig, in afwachting van de verlening of de weigering van het exequatur, tot de werkzaamheden van consul-generaal was toegelaten. Hij genoot derhalve de immuniteiten die voortvloeien uit de functie van consul-generaal.
Kunt u aangeven wie de bevoegdheid heeft tot het goedkeuren en aanstellen van een consul? Wat is de rol van het Koninkrijk hierin?
Venezuela benoemt de hoofden van haar consulaire posten. Het benoemingsbrevet, of soortgelijke akte, dient via de geëigende diplomatieke kanalen te worden aangeboden aan het Koninkrijk. Diplomatieke en consulaire relaties, inclusief immuniteit, zijn bevoegdheden van het Koninkrijk. Alleen de Minister van Buitenlandse Zaken is bevoegd daarover een beslissing te nemen.
Kunt u aangeven hoe iemand, met een achtergrond als dhr. Carvajal, wordt goedgekeurd als consul in een deel van het Koninkrijk?
Er is geen machtiging (exequatur) verleend en dus geen goedkeuring gegeven.
Kunt u aangeven of de VS, voorafgaand aan het verzoek tot aanhouding van dhr. Carvajal, contact hebben gehad met het ministerie van Buitenlandse Zaken, danwel van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties? Zo ja, wat was daar de uitkomst van?
De VS heeft voorafgaand aan het verzoek tot aanhouding geen contact gelegd met het Ministerie van Buitenlandse Zaken of het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Zo nee, waarom niet? Hadden de VS kunnen inschatten dat een dergelijk verzoek grote consequenties heeft voor de buitenlandse politiek van het Koninkrijk en dat bovendien de diplomatieke verantwoordelijkheid ligt bij de minister van Buitenlandse Zaken?
Het is niet bekend waarom de VS Nederland niet heeft ingelicht.
Het bericht dat de beoogde Venezolaanse consul generaal voor Aruba, Hugo Carvajal, is vrijgelaten |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Wassila Hachchi (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Aruba ontsnapt aan Venezolaanse inval»?1
Ik heb van het bericht kennis genomen.
Klopt het dat de Arubaanse kustwacht zondag 27 juli jl. alarm heeft geslagen over vier Venezolaanse oorlogsschepen die de kust naderden en dat er dreigementen zijn geuit vanuit Venezuela?2
De Kustwacht in het Caribisch Gebied heeft zondag 27 juli jl. voor de kust van Curaçao en Aruba, buiten de territoriale wateren, Venezolaanse marineschepen gesignaleerd. De eenheden waren in transit van Maracaibo naar hun thuishaven Porte Cabello. Dit is een gangbare route. Er zijn geen militaire bedreigingen geuit.
Hoe beoordeelt u in dit verband de uitspraak van de Venezolaanse president Nicolas Maduro: «We hadden een plan klaarliggen dat de spanning in Latijns-Amerika zou laten escaleren» en «niets te schuwen» om Hugo Carvajal vrij te krijgen?3
Ik heb van deze uitspraak uit de media kennis genomen.
Is met het besluit om Hugo Carvajal diplomatieke immuniteit te verlenen een regionaal conflict voorkomen?
Op grond van internationaal recht (Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963) geniet de heer Carvajal Barrios immuniteit. De conclusie over de immuniteit van de heer Carvajal Barrios is uitsluitend hierop gebaseerd in het licht van de feitelijke omstandigheden en de daaruit voortvloeiende internationale rechten en verplichtingen.
Klopt het dat via artikel 11 van de Venezolaanse grondwet inzake het grondgebied van Venezuela een verwijzing naar de exclusieve economische zone is opgenomen waarop, onder het geldend internationaal recht, aanspraak kan worden gemaakt tot maximaal 200 zeemijlen uit de kust?4
Het Koninkrijk en Venezuela hebben de zeegrenzen vastgesteld in een verdrag (Grensverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Venezuela van 31 maart 1978). Deze zeegrenzen vormen de grenzen van de territoriale zeeën, de continentale platten, de exclusieve economische zones of enige andere zeegebieden met inbegrip van de daaronder gelegen zeebodem en ondergrond die de partijen, in overeenstemming met het internationale recht, hebben ingesteld of zouden kunnen instellen. Deze regeling heeft voorrang op het nationaal recht van zowel het Koninkrijk als Venezuela.
In hoeverre vormt deze aanspraak een bedreiging voor de soevereiniteit van het Koninkrijk der Nederlanden, gezien het feit dat het grondgebied van zowel Aruba, Bonaire als Curaçao binnen die exclusieve economische zone vallen?
Zie antwoord vraag 5.
Welke acties onderneemt u om de mogelijke dreiging vanuit Venezuela voor het Koninkrijk der Nederland het hoofd te bieden?
Er is geen aanleiding voor acties.
In hoeverre heeft de mogelijke dreiging vanuit Venezuela voor het Koninkrijk der Nederlanden een rol gespeeld bij het besluit om Hugo Carvajal diplomatieke immuniteit te verlenen?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is de reden dat u heeft besloten Hugo Carvajal diplomatieke immuniteit te verlenen? Heeft u bij dit besluit eerdere uitspraken van de rechter op Aruba meegewogen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe verhoudt het besluit om Hugo Carvajal diplomatieke immuniteit te verlenen zich tot uw eerdere uitspraken dat een verzoek tot goedkeuring niet aan de orde is?5
In antwoord op de vragen van de leden De Roon en Helder (PVV) over de benoeming van de Venezolaanse Consul in Aruba (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 1215) heb ik aangegeven dat op dat moment een verzoek van Venezuela om een nieuwe Venezolaanse consul-generaal op Aruba te plaatsen niet aan de orde was. Via de geëigende diplomatieke kanalen (ambassade van het Koninkrijk te Caracas of diplomatieke vertegenwoordiging te Den Haag) was geen verzoek ontvangen.
In dezelfde periode heeft de Directie Buitenlandse Betrekkingen van Aruba een nota ontvangen van Venezuela waarin de heer Carvajal Barrios wordt aangewezen als consul-generaal van de Bolivariaanse Republiek Venezuela op Aruba. Vanwege deze onvolkomenheid in de betrachte procedure is deze nota niet aangemerkt als een benoemingsbrevet of soortgelijke akte als bedoeld in artikel 11 van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963. Na juridische duiding van de feitelijke situatie en de nota op 27 juli 2014 ben ik tot de conclusie gekomen dat Venezuela er, onder deze omstandigheden, op mocht vertrouwen dat de heer Carvajal Barrios voorlopig, in afwachting van de verlening of de weigering van het exequatur, tot de werkzaamheden van consul-generaal was toegelaten. Hij genoot derhalve de immuniteiten die voortvloeien uit de functie van consul-generaal.
In hoeverre is uw besluit om Hugo Carvajal diplomatieke immuniteit te verlenen afgestemd met de bevoegde instanties van de Verenigde Staten?
Het betreft een autonoom besluit van mij dat niet is afgestemd met de VS.
In hoeverre hebben economische belangen voor Nederland een rol gespeeld bij het besluit om Hugo Carvajal diplomatieke immuniteit te verlenen, gezien het feit dat diverse Nederlandse bedrijven in Venezuela actief zijn?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat voor het verlenen van diplomatieke immuniteit op basis van artikel 13 van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen het noodzakelijk is dat er een aanvraag ligt voor goedkeuring van een nieuwe consul-generaal en dat expliciet goedkeuring gegeven moet worden aan de nieuwe consul-generaal om, in afwachting van de verlening van de exequatur, over te gaan tot uitoefening van zijn werkzaamheden?
Op grond van artikel 13 van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963 kan, in afwachting van de verlening (of weigering) van het exequatur, het hoofd van een consulaire post voorlopig tot de uitoefening van zijn werkzaamheden worden toegelaten. In dit geval zijn de bepalingen van dit verdrag van toepassing. In een nota van het consulaat-generaal van de Bolivariaanse Republiek Venezuela op Aruba aan de Directie Buitenlandse Betrekkingen van Aruba, aldaar ontvangen op 12 februari 2014, is de heer Carvajal Barrios aangewezen als consul-generaal van de Bolivariaanse Republiek Venezuela op Aruba. Deze nota is niet via de geëigende diplomatieke kanalen ontvangen. Vanwege deze onvolkomenheid in de betrachte procedure is deze nota niet aangemerkt als een benoemingsbrevet of soortgelijke akte als bedoeld in artikel 11 van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963. Artikel 13 van het verdrag vereist echter niet dat er voor de voorlopige toelating van hoofden van consulaire posten expliciet goedkeuring dient te worden gegeven. Na juridische duiding van de feitelijke situatie en de nota op 27 juli 2014 ben ik tot de conclusie gekomen dat Venezuela er op mocht vertrouwen dat de heer Carvajal Barrios voorlopig, in afwachting van de verlening of de weigering van het exequatur, tot de werkzaamheden van consul-generaal was toegelaten. Hij genoot derhalve de immuniteiten die voortvloeien uit de functie van consul-generaal.
Kunt u precies aangeven wanneer de aanvraag is binnengekomen van Venezuela voor een nieuwe consul-generaal op Aruba en wanneer de aanvraag is goedgekeurd?
Zie antwoord vraag 13.
Kunt u toelichten waaruit blijkt dat Hugo Carvajal, in afwachting van de verlening van de exequatur, was toegelaten tot de uitoefening van zijn werkzaamheden? Is er schriftelijk bewijs van de toelating?
Zie antwoord vraag 13.
Op basis van welke informatie en met welke redenen heeft u Hugo Carvajal persona non grata verklaard?
Op grond van artikel 23 van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963 mag het Koninkrijk te allen tijde de zendstaat ervan in kennis stellen dat een consulaire ambtenaar persona non grata is. In artikel 23, vierde lid, van het verdrag is bepaald dat het Koninkrijk niet verplicht is redenen te verschaffen voor het verklaren tot persona non grata. In dit geval zijn er ook geen redenen gegeven aan de zendstaat.
Klopt het dat met het tot persona non grata verklaren van Hugo Carvajal ook het verlenen van de exequatur is afgewezen? Zo ja, in hoeverre is artikel 13 dan van toepassing in deze kwestie?
Door het nemen van de beslissing om de heer Carvajal Barrios persona non grata te verklaren is duidelijk dat hij niet langer welkom is in het Koninkrijk en het Koninkrijk hem dus nimmer een exequatur zal verlenen. De heer Carvajal Barrios genoot op grond van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963 de immuniteit van een consul-generaal tot het moment dat hij het grondgebied van het Koninkrijk had verlaten.
Het gebruik van artikel 7d van de rijkswetwet Goedkeuring en bekendmaking van verdragen |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Raymond Knops (CDA), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Hoe vaak en wanneer heeft het kabinet sinds de Tweede Wereldoorlog gebruik gemaakt van artikel 7d van de rijkswet Goedkeuring en bekendmaking van verdragen, dat stelt: «Tenzij een verdrag bepalingen bevat welke afwijken van de Grondwet of tot zodanig afwijken noodzaken, is de goedkeuring niet vereist: [....] d. indien in buitengewone gevallen van dwingende aard het belang van het Koninkrijk het bepaald noodzakelijk maakt dat het verdrag een geheim of vertrouwelijk karakter draagt»?
De rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen is sinds 20 augustus 1994 van kracht. Artikel 13, derde lid, van de rijkswet bepaalt: «Verdragen met een geheim of vertrouwelijk karakter worden, tenzij het belang van het Koninkrijk zich bepaaldelijk tegen ter kennisbrenging verzet, ter kennis gebracht [van de Staten-Generaal] onder voorwaarde van geheimhouding.»
Het kabinet heeft vanzelfsprekend altijd uitvoering gegeven aan deze verplichting uit de rijkswet en het parlement schriftelijk geïnformeerd, behalve wanneer het belang van Koninkrijk zich daartegen zou verzetten. Zoals gebruikelijk zal u op korte termijn een overzicht van deze mededelingsbrieven ter vertrouwelijke kennisneming worden toegezonden.
De bepaling in de rijkswet formaliseert overigens een al sinds 1945 bestaande praktijk. Op de site www.statengeneraaldigitaal.nl zijn vertrouwelijk ter kennis van de Staten-Generaal gebrachte verdragen, en hun titels, over de periode 1945 tot 1994 beschikbaar.
Kunt u de titels geven van deze verdragen en de tekst van deze verdragen ter vertrouwelijke inzage beschikbaar stellen?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht Christenen in Irak vluchten voor ISIS |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Christenen in Irak vluchten voor ISIS», waaruit blijkt dat christenen uit Mosul in Irak verdreven worden door ISIS?1
Ja.
Deelt u de mening dat in Mosul en in ander door ISIS gecontroleerd gebied christenen specifiek doelwit zijn van ISIS omdat ze beschouwd worden als ongelovigen en zich daardoor moeten bekeren, extra belasting moeten betalen of het gebied moeten ontvluchten?
ISIS is een Jihadi Salafi organisatie, die een zeer strenge vorm van de islam nastreeft. Na het uitroepen van het kalifaat door ISIS op 30 juni jl., en de omdoping van de organisatie tot de Islamitische Staat (IS), poogt zij een in haar ogen zuivere islamitische staat te vestigen. Dit resulteert onder andere in het uitbannen van eenieder die zich niet aan de regels van IS conformeert. Religieuze minderheden, waaronder christenen, hebben hier sterk onder te lijden.
Heeft u kennisgenomen van het besluit van de Franse regering om christenen uit Mosul op te nemen in Frankrijk als vluchtelingen?2
Ja. Naar ik heb begrepen, kent het Franse stelsel de voorziening van het aanvragen van een visum op asielgronden op de consulaire post. Criteria die bij de beoordeling worden betrokken zijn zware bedreiging voor minderheden wegens hun godsdienstige overtuiging en banden met Frankrijk. Bij een positief besluit wordt een inreisvisum voor Frankrijk verleend. Vervolgens kan de vreemdeling een asielverzoek indienen in Frankrijk. De mogelijkheid van het vragen van een visum op asielgronden op de consulaire post is, naar ik heb begrepen, niet beperkt tot Irak. Wel zijn op de twee Franse posten in Irak personele versterkingen gedaan, opdat meer dossiers kunnen worden behandeld.
Kunt u nagaan of andere landen hiertoe ook zijn overgegaan?
Op korte termijn wordt door de Minister van Buitenlandse Zaken een algemeen ambtsbericht Irak uitgebracht. Op basis van de informatie in dat ambtsbericht, zal ik nagaan of het landgebonden asielbeleid inzake Irak aanpassing behoeft. Zoals uw Kamer bekend, wordt voor een dergelijke beleidsbeslissing het landgebonden asielbeleid inzake Irak in de ons omringende landen opgevraagd en betrokken.
Indien uit die bevraging blijkt dat die landen recent aanvullende beleidsmaatregelen hebben getroffen zal ik uw Kamer daar over informeren. Overigens kent Nederland sinds 2003 (kamerbrief 19 637, no. 719) in beginsel geen beleid van «asiel op de post» meer. Buiten het nareisbeleid, is de enige manier waarop Nederland vluchtelingen faciliteert in de overkomst naar Nederland, via het hervestigingsbeleid, op voordracht van UNHCR. Het kabinet wil hier ook aan vast houden, omdat UNHCR bij uitstek de organisatie is die in staat is te beoordelen welke vluchtelingen deze oplossing het hardst nodig hebben.
Bent u bereid dit voorbeeld van Frankrijk te volgen en eveneens christenen uit Mosul op te nemen en onder het quotum te laten vallen van uitgenodigde vluchtelingen via de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties of het quotum voor dit jaar hiervoor uit te breiden?
Door de opmars van ISIS zijn niet alleen christenen gevlucht uit Noord-Irak, maar ook andere Iraakse minderheden zoals Yaziden. De humanitaire situatie in Noord-Irak is schrijnend. De droppings met voedsel en water door de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, maar ook door de Iraakse en Koerdische autoriteiten, in samenwerking met VN-organisaties en Turkije, zijn een zeer welkome stap ter verlichting van de meest dringende noden. Ook de inzet van het kabinet is daarop gericht. Daarom heeft het kabinet besloten een extra bijdrage van 6,4 miljoen Euro aan het Internationale Rode Kruis te geven voor noodhulp in Irak, alsmede 1,5 miljoen Euro voor twee ontmijningsactiviteiten. Tevens is een Defensie-toestel met humanitaire hulpgoederen naar Erbil gevlogen. Het kabinet komt hiermee tevens tegemoet aan een verzoek om extra humanitaire hulp vanuit de Koerdische regionale autoriteiten.
Het kabinet is niet voornemens om een specifieke minderheidsgroep uit Irak aan te duiden die voor hervestiging in Nederland in aanmerking kan komen, maar richt zijn inspanningen in de eerste plaats op het verlichten van de humanitaire noden van alle minderheden in Noord-Irak. De precieze invulling van het quotum voor 2015 is nog niet vastgesteld. Leidend daarin is wie UNHCR als prioriteit voordraagt. UNHCR is immers het beste in staat om te bepalen welke individuen en/of groepen het beste in aanmerking komen voor hervestiging.
Bent u bereid deze vragen met spoed te beantwoorden gezien de schrijnende en bedreigende situatie van christenen in ISIS-gecontroleerd gebied in Irak?
Ik heb getracht uw vragen zo snel mogelijk te beantwoorden. Er is toch enige tijd mee gemoeid geweest, omdat ik informatie van de Franse overheid wilde betrekken bij mijn beantwoording.
Het bericht dat Frankrijk hulp en opvang gaat bieden aan christenen |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Eddy van Hijum (CDA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van het bericht dat Frankrijk hulp en opvang gaat bieden aan christenen – waaronder circa 350 families uit de stad Mosul – die door de terreurbeweging IS (voorheen ISIS) zijn verdreven uit Noord-Irak?1
Ja.
Kunt u aangeven welke steun religieuze minderheidsgroeperingen die door de zelf uitgeroepen Islamitische Staat (IS)/Islamitisch Kalifaat worden bedreigd, op dit moment krijgen vanuit de internationale gemeenschap?
Verwezen wordt naar de beantwoording van de op 21 juli door uw Kamer gestelde schriftelijke vragen, met kenmerk 2014.388077, die uw Kamer op 4 augustus 2014 aangeboden is.
Welke maatregelen hebben de Irakese regering en de regering van de Koerdische Autonome Regio genomen om opvang te verzorgen?
Door het oplaaien van sektarisch geweld en de opkomst van de Islamitische Staat in Irak en de Levant (IS(IS)) in Irak dit jaar is de vluchtelingenproblematiek in het land verder toegenomen. Naar schatting van de VN zijn er nu 1,2 miljoen mensen in Irak intern op de vlucht geslagen. De Iraakse regering werkt o.a. samen met de VN voor de bouw van kampen. Premier Maliki heeft op 30 juli aangekondigd tweemaal een extra bedrag van 429 miljoen dollar beschikbaar te stellen voor vluchtelingen van het IS(IS) geweld in Noord- en West-Irak. Verder heeft de Iraakse overheid op 21 juli de eerdere blokkade van vrachtvluchten naar Erbil en Suleimaniya – in de Koerdistan Autonome Regio (KAR) – voor humanitaire hulpgoederen opgeheven, waardoor deze sneller ter plekke kunnen aankomen.
De autoriteiten in de KAR hebben aan ruim 800.000 door het IS(IS) geweld gevluchte interne ontheemden, waaronder religieuze minderheden zoals christenen, tot dusver ruimhartig toegang verleend tot hun grondgebied en hebben hen voorzien met basisvoorzieningen. Er verbleven reeds 225.000 vluchtelingen uit Syrië in de KAR. Tussen de autoriteiten in de KAR en de VN wordt nauw samengewerkt bij de opvang te bieden van vluchtelingen in de regio.
Hoeveel asielaanvragen van christenen uit Noord-Irak worden er momenteel in Nederland en andere EU-landen gedaan en hoe gaan de diverse lidstaten om met de beoordeling van deze aanvragen? Bent u voornemens het voorbeeld van uw Franse ambtgenoten te volgen en verdreven religieuze minderheidsgroeperingen uit Noord-Irak de mogelijkheid te bieden in Nederland asiel aan te vragen?
De Immigratie- en Naturalisatiedienst registreert de geloofsovertuiging van een asielzoeker niet op een manier dat deze gegevens op geautomatiseerde wijze kunnen worden opgevraagd, waardoor specifieke aantallen christenen niet beschikbaar zijn. Ook van andere lidstaten zijn deze gegevens, voor zover deze cijfers al beschikbaar zijn in deze lidstaten, niet voorhanden.
Zoals staat in de brief aan uw Kamer van 29 juli jl., met kenmerk 2014Z13783, wordt de beoordeling van asielaanvragen van Irakezen die afkomstig zijn uit gebieden in Irak die de facto niet (meer) onder het dagelijks bestuur staan van de Iraakse of Koerdische autoriteiten, uitgesteld totdat het nieuwe ambtsbericht over Irak is verschenen, wat naar verwachting begin september zal zijn. Dat is dus ook het geval voor asielaanvragen van Iraakse christenen die afkomstig zijn uit gebieden die onder controle staan van IS(IS), zoals Mosul. Als er echter op basis van het individuele asielrelaas aanleiding bestaat om een positieve beslissing te nemen over de asielaanvraag, zal dit uiteraard wel gebeuren.
Zodra het nieuwe ambtsbericht er is, zal de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie bezien of de informatie in het ambtsbericht tot een aanpassing moet leiden in het huidige asielbeleid ten aanzien van Irak. Daarbij zal hij ook het asielbeleid uit andere lidstaten betrekken, waaronder Frankrijk.
Welke inspanningen gaat de Nederlandse regering in internationaal verband leveren met het oog op de bescherming van religieuze minderheidsgroeperingen die door IS worden bedreigd? In hoeverre en op welke wijze kan meer adequate opvang in de regio daarbij nog uitkomst bieden?
Verwezen wordt naar de beantwoording van de op 21 juli door uw Kamer gestelde schriftelijke vragen, met kenmerk 2014.388077, die uw Kamer op 4 augustus 2014 aangeboden is.
Bent u bereid het probleem van de verdreven en ernstig bedreigde religieuze minderheden en hulpverlening voor hen als apart onderwerp te agenderen op de komende Europese Raad, om gezamenlijk aan oplossingen te werken?
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) ontmoeting van 22 juli jl. is de verder verslechterende situatie in Irak als punt van grote zorg naar voren gekomen en de RBZ veroordeelde de aanvallen van IS(IS). De Europese Commissie geeft hulp aan gevluchte religieuze minderheden en heeft haar steun uitgebreid met extra financiering en het opzetten van een kantoor in Erbil. Commissaris Georgieva heeft persoonlijk met Iraakse christelijke leiders over hun problematiek gesproken. Nederland blijft zich in EU verband sterk maken voor de positie van etnische en religieuze minderheden, waaronder christenen, in Irak. De aanstaande Europese Raad leent zich minder voor de bespreking van dit vraagstuk; met partners wordt gekeken of en hoe dit onderwerp op de eerstvolgende informele RBZ aan de orde kan komen.
De dramatisch zorgelijke situatie van christenen in Mosul |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de doodsbedreigingen die ISIS heeft laten uitgaan naar de christenen in Mosul? Welke trends ziet u hier en hoe beoordeelt u deze?1
Ja.
Christenen en andere etnische en religieuze minderheden nemen al geruime tijd een kwetsbare positie in binnen de gespannen sektarische verhoudingen in Irak. De christelijke gemeenschap in Irak zag sinds 2009–2010 enige verbetering in haar veiligheidssituatie, maar blijft slachtoffer van aanvallen op kerken, ontvoeringen en discriminatie. In Mosul heeft dat geleid tot een gestage maar duidelijk zichtbare uittocht van christenen. Waar rond 2003 naar verluidt ongeveer 35.000 christenen in Mosul woonden, waren dat tot voor de recente inname van de stad door ISIS naar schatting nog ongeveer 3.000.
Sinds de opmars van ISIS zijn honderdduizenden Irakezen met diverse etnische en religieuze achtergronden de provincie Ninewa, waarvan Mosul de hoofdstad is, ontvlucht. Onder deze vluchtelingen bevond zich de meerderheid van de christelijke gemeenschap aldaar. De recente (doods)bedreigingen gericht aan de overgebleven christenen in Mosul bevestigen het beeld van ISIS als een extremistische terreurorganisatie, die zich van uiterst gewelddadige methodes bedient. Volgens het laatste rapport van VN-missie UNAMI (United Nations Assistance Mission for Iraq) over de bescherming van burgers in het niet-internationale gewapende conflict in Irak richt ISIS zich systematisch op de verschillende Iraakse minderheden, zoals de christenen, de Yaziden, de Shabakken en de Turkmenen. In het algemeen worden sjiieten door ISIS als aartsvijand gezien, maar ook andersdenkende soennieten (zoals soefi’s) moeten het ontgelden. Daarnaast hebben vrouwen, ongeacht hun religie, te lijden onder onlangs door ISIS afgekondigde sociale- en economische gedragscodes.
Op welke wijze kunnen buitengewoon kwetsbare groepen, zoals christenen, worden beschermd tegen deze extreme bedreigingen? Wat wordt er op dit terrein ondernomen?
Zowel bescherming van de rechten van minderheden als vrijheid van godsdienst en levensovertuiging zijn prioritaire onderwerpen van het Nederlands buitenlands beleid. Om die reden krijgt de situatie van kwetsbare etnische en religieuze minderheden, waar dan ook ter wereld, zowel bilateraal als multilateraal voortdurend aandacht van het kabinet. Ook tijdens de aankomende AVVN zal over dit onderwerp gesproken worden.
De VN Veiligheidsraad, Speciaal VN gezant voor Irak Nickolay Mladenov en de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties (SGVN) hebben zich luid en duidelijk uitgesproken tegen het geweld dat ISIS pleegt tegen christenen en andere minderheden in Irak. Zowel de Veiligheidsraad als de SGVN gaf daarbij aan dat zij die zich schuldig maken aan internationale misdrijven en mensenrechtenschendingen daarvoor verantwoording af zullen moeten leggen. In de rapportage van UNAMI worden alle partijen in het conflict opgeroepen het internationaal humanitair recht en de mensenrechten ten volle te respecteren. Het rapport roept de Iraakse regering op alle mogelijke schendingen te onderzoeken en waar nodig tot vervolging over te gaan, in het bijzonder in het geval van internationale misdrijven. De internationale gemeenschap wordt aangemoedigd dit proces nauw te blijven volgen om zeker te stellen dat de daders van ernstige schendingen van internationaal humanitair recht en grove schendingen van mensenrechten niet ongestraft blijven. Tevens is de positie van Christenen tijdens de RBZ (Raad Buitenlandse Zaken) van 23 juli jl. als punt van zorg aan de orde gekomen. De Europese Commissie geeft hulp aan gevluchte Christenen via haar kantoor in Erbil, in de Koerdistan Autonome Regio.
Het kabinet onderschrijft de oproepen van de Veiligheidsraad, de SGVN en UNAMI. Daarnaast is het kabinet van mening dat druk nodig is om organisaties als ISIS in hun bewegingsruimte te beperken. Eerder is de Kamer gemeld (ref. Kamerbrief 2014Z10770/2014D21553) dat ISIS eind 2013 op de VN-sanctielijst is opgenomen, hetgeen onder meer een wapenembargo, financiële sancties en reisbeperkingen met zich meebrengt. Deze sancties zijn ook in Nederland van kracht. ISIS maakt misbruik van bestaande demografische spanningen in Irak.
Een groot deel van de ontheemden uit Mosul en Ninewa vindt een veilige vluchthaven in de Koerdistan Autonome Regio, waar inmiddels 1,2 miljoen ontheemden en vluchtelingen onderdak krijgen. Het kabinet waardeert deze ruimhartige opstelling van de Koerdische autoriteiten. Daarnaast is het kabinet van mening dat de Iraakse regering, met hulp van de internationale gemeenschap, verantwoordelijkheid draagt om in de bescherming van ontheemden te voorzien. Met de o.a. door Saudi-Arabië en de EU toegezegde additionele humanitaire hulp zouden daarvoor voldoende middelen aanwezig moeten zijn.
Uw Kamer werd in eerder genoemde brief meegedeeld dat een eind van de politieke- en veiligheidscrisis in Irak, en daarmee hopelijk een einde aan het geweld tegen minderheden, uitsluitend kan worden bereikt als de Iraakse (en regionale) leiders hun verantwoordelijkheid nemen en zorg dragen voor een inclusieve, politieke en duurzame oplossing. Het voornoemde rapport van UNAMI deelt die inschatting. Het is in dat opzicht positief dat het Iraakse parlement inmiddels overeenstemming heeft bereikt over het nieuwe voorzitterschap van het parlement. Het kabinet spreekt de hoop uit dat deze stappen het begin markeren van een meer constructief politiek proces, waarin alle vreedzame etnische en religieuze groepen, conform de Iraakse grondwet, een plaats aan tafel krijgen.
Wat kan de internationale gemeenschap doen aan deze zeer precaire situatie? Welke urgentie krijgt dit ingrijpende vraagstuk?
Zie antwoord vraag 2.
Is het denkbaar in deze regio een veilige vluchthaven te creëren voor dergelijke kwetsbare minderheden, waarbij de internationale gemeenschap de veiligheid in deze enclave zoveel mogelijk garandeert? Hoe zou dit gestalte kunnen krijgen?
Zie antwoord vraag 2.
Welke andere mogelijkheden ziet u en hoe wilt u de internationale gemeenschap hiervoor mobiliseren?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de situatie rond ISIS, die als terroristische organisatie is aangemerkt en nu effectief een gebied bestuurt met miljoenen mensen en terreur uitoefent jegens religieuze minderheden, op de agenda van de komende algemene raad van de Verenigde Naties te plaatsen?
Zie antwoord vraag 2.
Meer dan 500 dagen geen Defensie-CAO |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
In hoeverre bent u ervan op de hoogte dat het inmiddels meer dan 500 dagen geleden is dat de cao voor het defensiepersoneel is verlopen?
Ik ben mij er terdege van bewust dat het arbeidsvoorwaardenakkoord 2011–2013 op 1 maart 2013 is afgelopen. Na het aflopen van het arbeidsvoorwaardenakkoord blijft het rechtspositionele kader zoals vastgelegd in het akkoord echter onverkort van toepassing.
Het is niet ongebruikelijk dat er na het aflopen van een arbeidsvoorwaardenakkoord nog geen nieuw akkoord wordt afgesloten. Ook in de jaren 2004 en 2005 hadden overheidswerkgevers te maken met een nullijn en werden nieuwe arbeidsvoorwaardenakkoorden lange tijd na het verstrijken van de oude akkoorden gesloten.
Op welke wijze valt uw uitspraak, dat het personeel het belangrijkste kapitaal van Defensie is, nog serieus te nemen als er na 500 dagen nog steeds geen overeenstemming is bereikt over een nieuwe cao?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat de financiële druk op veel defensiemedewerkers enorm is door de jarenlange nullijn, het wegvallen van oefentoelages en de slechts gedeeltelijke compensatie voor de Wet Uniformering Loonbegrip (WUL)? Zo nee, waarom niet?
De regering heeft rijksbreed een terughoudend inkomensbeleid gevoerd om de rijksbegroting op orde te brengen en het economisch herstel te bevorderen. Ik heb uw Kamer in het mondelinge vragenuur op 15 april jl. toegezegd onderzoek te laten doen naar financiële problemen onder militairen. Het onderzoek is naar verwachting in het najaar voltooid, waarna ik uw Kamer hierover zal informeren.
Begrijpt u dat velen in ons land van u, nota bene van VVD-huize, iets anders verwachten dan de sloop van onze krijgsmacht en verslechterde arbeidsvoorwaarden voor het defensiepersoneel? Zo nee, waarom niet?
Met de nieuwe begrotingsafspraken van oktober 2013 is besloten extra geld vrij te maken. Dit heeft Defensie in staat gesteld een aantal maatregelen terug te draaien. Daarmee wordt ingezet op het behoud van werkgelegenheid.
Bent u bereid om samen met de militaire bonden zo snel mogelijk een akkoord te bereiken over een forse loonsverhoging van 10% voor het defensiepersoneel voor 2015? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het belangrijk dat Defensie een aantrekkelijke werkgever blijft met inbegrip van goede arbeidsvoorwaarden voor het personeel. Afspraken over de loonontwikkeling van defensiepersoneel worden gemaakt in het arbeidsvoorwaardenoverleg met de centrales van overheidspersoneel. Dit overleg wordt voorbereid en daar kan ik inhoudelijk niet op vooruit lopen. Wel is duidelijk dat, met het oog op verschillende ontwikkelingen zoals de beperking van de fiscale ruimte voor pensioenen, we aan de vooravond staan van complexe onderhandelingen.
Russiche oorlogsschepen en bommenwerpers in de buurt van Nederland |
|
Raymond Knops (CDA), Angelien Eijsink (PvdA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Klopt het dat de Koninklijke Marine op 6 juli 2014 in korte tijd opnieuw een Russisch oorlogsschip door de Nederlandse Exclusieve Economische Zone (EEZ) op de Noordzee geëscorteerd heeft?1
Ja.
Klopt het dat het ging om de Russische destroyer Admiral Levchenko, die door het luchtverdedigings- en commandofregat Zr. Ms. Evertsen opgevangen is en geëscorteerd is aan de zuidkant van de EEZ?
Ja, Zr.Ms. Evertsen is op zondag 6 juli vanuit Den Helder naar zee vertrokken, heeft de Russische destroyer Admiral Levchenko geïdentificeerd en is enige tijd meegevaren. Tijdens de nacht heeft ook Zr.Ms. Friesland enkele uren meegevaren.
Klopt het dat op 8 mei 2014 voor het eerst sinds twintig jaar een Russisch vlootverband door de Noordzee gevaren heeft, waaronder door de Nederlandse EEZ?2 Hoe beoordeelt u deze tot voor kort ongebruikelijke vaarroute door de Russische marine?
Grotere oorlogsschepen zoals het Russische vliegdekschip Admiral Kuznetsov en de kruiser Pjotr Vilikiy, afkomstig van de Russische Noordelijke Vloot, maakten in het verleden gebruik van een route die west van Ierland en Schotland loopt. Op 8 mei 2014 voer voor het eerst in meer dan twintig jaar een vlootverband rond een oorlogsschip door de Noordzee en de Nederlandse EEZ.
Eenheden van de Russische marine varen overigens op jaarbasis meerdere keren door de Noordzee en de Nederlandse EEZ. Ook namen Russische eenheden de afgelopen jaren meerdere keren deel aan onder andere de Nederlandse en de Belgische vlootdagen. De passages door de Noordzee vinden hoofdzakelijk plaats door één tot drie Russische schepen afkomstig van de Russische Noordelijke en Baltische vloot. Het betreft hier Russische marine-eenheden die deel gaan nemen of hebben deelgenomen aan de internationale antipiraterijmissie (Hoorn van Afrika) of landingsvaartuigen die worden ingezet in de Zwarte- en Middellandse Zee. Voor deze eenheden is een route door de Noordzee en het Kanaal gebruikelijk.
Waarom was de Koninklijke Marine toen niet in staat om een schip in te zetten voor het opvangen en escorteren van de Russische Carrier Battlegroup, bestaande uit zes schepen rond het vliegkampschip RFS Kuznetsov? Waarom heeft u de Kamer hierover niet per afzonderlijke brief geïnformeerd?
In de Navo wordt aandacht besteed aan scheepsbewegingen van bepaalde landen en vindt tussen de hoofdkwartieren afstemming en informatie-uitwisseling plaats. Zo is het vlootverband van het Russische vliegdekschip Admiral Kuznetsov reeds op 6 mei 2014 ten westen van Frankrijk geïdentificeerd door Zr.Ms. De Zeven Provinciën, die op weg was naar de EU antipiraterijmissie Atalanta. Andere Navo-landen hebben hiervoor en erna de positie bijgehouden. Het vlootverband volgde de algemeen voorgeschreven vaarroute door internationale wateren.
Of een vlootverband (of enkel schip) wordt opgevangen en gevolgd door een Nederlands schip wordt per voorval bepaald. Hierbij is het van belang of het vlootverband al wordt gevolgd door een partner en welke schepen daarvoor beschikbaar zijn. Op het moment van de passage van de Kuznetsov langs Nederland was het niet noodzakelijk het vlootverband te volgen met een Nederlands schip. Omdat het vlootverband niet is afgeweken van de algemeen voorgeschreven vaarroute door internationale wateren, was er geen aanleiding de Kamer te informeren.
Zijn er recentelijk nog meer van dit soort incidenten geweest op de Noordzee?
Op 25 juni 2014 hebben twee Russische landingsschepen van de Ropucha-klasse dezelfde route gevolgd.
Zijn dit slechts incidenten volgens u of is sprake van een toenemende assertieve houding van Rusland, dat met deze nieuwe vaarroute een signaal afgeeft van aanwezigheid en van uiting van de vrije keuze om te varen in internationale wateren waar men dat wil?
Er is een toename van assertief gedrag van de Russische lucht- en zeestrijdkrachten waar te nemen. Dit uit zich in het intensiever schaduwen en escorteren van Navo-marineschepen en vliegtuigen in de Russische perifere zee- en luchtgebieden zoals de Zwarte Zee en de Oostzee. Overigens hanteren Navo-lidstaten een gelijke modus operandi voor die zee- en luchtgebieden die grenzen aan Navo lidstaten (zoals op of boven de Oost- en Noordzee). Ook het gebruik van de vaarroute door de Noordzee is een voorbeeld van dit toegenomen assertieve gedrag.
Het doorkruisen van de Noordzee door de Admiral Kutznetsov taakgroep op 8 mei 2014 kan inderdaad worden gezien als een uiting van de vrije keuze om te varen in internationale wateren waar men dat wil.
Hoeveel en welke incidenten zijn er het afgelopen jaar geweest met Russische bommenwerpers die het Nederlandse luchtruim en/of het Nederlandse verantwoordelijkheidsgebied binnen het Europese luchtruim betreden hebben, dan wel hier in de buurt vlogen zonder zich te identificeren?
Op 10 september 2013, 23 april 2014, 19 en 21 augustus jl. hebben telkens twee TU-95 Bear-H bommenwerpers in de nabijheid van het Nederlandse verantwoordelijkheidsgebied gevlogen. Zij zijn niet binnen dat gebied geweest.
Hoe verhoudt zich de praktijk van de Russische bommenwerpers richting Nederlands verantwoordelijkheidsgebied- en luchtruim tot tot de prarktijk in eerdere jaren? Is sprake van een toename van incidenten en/of een assertievere houding?
Begin jaren ’90 werden de gedurende de Koude Oorlog gebruikelijke patrouillevluchten van Russische strategische bommenwerpers beëindigd. Vanaf 2007 zijn deze hervat. De frequentie van de patrouillevluchten van Russische strategische bommenwerpers is de laatste jaren toegenomen. Daarnaast zijn de patrouillegebieden de afgelopen jaren uitgebreid. Zo hebben er tevens vluchten plaatsgevonden naar het Caraïbisch gebied.
De lange afstandsvluchten met de Russische bommenwerpers worden uitgevoerd boven internationale wateren in vrij toegankelijk internationaal luchtruim. Deze vliegtuigen doorkruisen het Nederlandse verantwoordelijkheidsgebied meerdere keren per jaar, maar schenden niet het Nederlandse luchtruim. Er is geen verplichting om dergelijke vluchten vooraf aan te kondigen. Met het uitvoeren ervan overtreedt Rusland geen internationale regels. De vluchten worden dan ook niet beschouwd als schending, provocatie of internationaal incident. Wel is Nederland van mening dat de Russische bommenwerpers zich vanwege vliegveiligheidsredenen zouden moeten melden bij het binnenvliegen van die delen van het internationale luchtruim waarbinnen luchtverkeersleiding wordt verzorgd (waaronder het vluchtinformatiegebied Amsterdam). De op basis van nationale wetgeving bestaande meldingsplicht wordt tijdens dit soort vluchten doorgaans niet gerespecteerd. De vluchten worden uit veiligheidsoverwegingen door vliegtuigen van Navo-bondgenoten begeleid en in de gaten gehouden, zoals dat ook gebruikelijk is met vliegtuigen van andere niet-Navo-landen.
Bent u bereid een overzicht te geven van de schendingen van het Nederlandse verantwoordelijkheidsgebied- en luchtruim door de Russische luchtmacht in de afgelopen tien jaar?
Onderstaand overzicht geeft de data waarop Russische bommenwerpers richting het door Navo aan Nederland toegewezen verantwoordelijkheidsgebied zijn gevlogen. Met deze vluchten overtreedt Rusland geen internationale regels. De vluchten worden dan ook niet beschouwd als schending, provocatie of internationaal incident. Deze bommenwerpers zijn daarbij altijd in opdracht van de Navo onderschept door vliegtuigen van de Noorse, Deense, Duitse, Britse of Nederlandse Luchtmacht. Exacte gegevens over de acties die door de Navo zijn genomen, zijn gerubriceerd en kunnen niet in dit antwoord worden verwerkt.
Het groeiende antisemitisme en anti-Israëlsentiment |
|
Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Keeper Sparta: Joods CIDI criminele organisatie»?1
Ja.
Hoe duidt u de uitspraak van de professioneel voetballer van Sparta, die in die hoedanigheid ook een voorbeeldfunctie vervult, dat het CIDI (Centrum voor Informatie en Documentatie over Israël) een criminele organisatie is?
Het is goed invoelbaar dat mensen in Nederland uiting geven aan zorgen, verdriet en woede over wat elders in de wereld gebeurt. We zijn er echter met elkaar voor verantwoordelijk dat conflicten die zich elders in de wereld afspelen niet leiden tot antisemitische en anderszins discriminatoire uitingen of oplopende spanningen en conflicten tussen bevolkingsgroepen in onze Nederlandse samenleving en dat wij elkaar met wederzijds respect tegemoet blijven treden. In dat opzicht betreur ik deze uitspraak van de keeper van Sparta.
Kunt u aangeven in hoeverre de KNVB afstand neemt van de uitlatingen van de Sparta-speler en op welke wijze u het antisemitisme met de voetbalbond gaat bespreken?
Zowel de KNVB als voetbalclub Sparta zien hierin geen rol voor zichzelf. Wat hen betreft gaat het hier om de persoonlijke mening van de desbetreffende keeper. Van de KNVB weet ik dat ze kwetsende en discriminerende spreekkoren onderzoekt en aanpakt en dat ze eerder rondetafelgesprekken tussen clubs en joodse organisaties heeft gefaciliteerd. Uiteraard ben ik er een groot voorstander van dat de KNVB alles in het werk stelt om antisemitisme op en rond de velden te blijven bestrijden.
Deelt u de zorgen dat er geen massale veroordeling klinkt vanuit de islamitische gemeenschap van de islam-gerelateerde moordpartijen, slachtingen en martelingen in o.a. Syrië, Irak, Somalië en Nigeria maar de Joodse staat wel zeer eenzijdig wordt veroordeeld en gedemoniseerd?
Vrijheid van meningsuiting vormt een belangrijke pijler van onze rechtsstaat. Er is geen verplichting om uitspraken te doen over conflicten elders in de wereld. Mijn zorg gaat er vooral naar uit dat conflicten die zich elders in de wereld afspelen niet leiden tot antisemitische en anderszins discriminatoire uitingen of oplopende spanningen en conflicten tussen bevolkingsgroepen in onze Nederlandse samenleving.
Ziet u het antisemitisme en anti-Israëlsentiment in onze samenleving ook groeien? Zo ja, op welke wijze tracht u deze ontwikkeling tegen te gaan? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord op de vraag 5 in de Vragen van de leden Van Klaveren en Bontes (beiden Groep Bontes/Van Klaveren) aan de Minister-President over de aanhoudende antisemitische golf die ons land overspoelt. (ingezonden 1 augustus 2014).
Investeringen van Nederlandse bedrijven in de Palestijnse gebieden |
|
Han ten Broeke (VVD), René Leegte (VVD) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nederlandse investeerders Palestina tussen twee vuren»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de verklaring dat diplomatiek getouwtrek aan Nederlandse zijde heeft geleid tot ontmoediging van investering in de Palestijnse gebieden?
Het kabinet heeft kennisgenomen van het artikel in het Financiële Dagblad en de daarin genoemde verklaring. Het is aan de individuele bedrijven om te bepalen welke activiteiten zij ontplooien en met welke partners zij samenwerken. Het kabinet spreekt Nederlandse bedrijven aan op het ontplooien van activiteiten in of ten behoeve van Israëlische nederzettingen en levert geen diensten ten behoeve van dergelijke activiteiten.
Deelt u de mening dat als ondernemers willen investeren in Israël en/of de Palestijnse gebieden, zij zich niet ontmoedigd mogen voelen door de Nederlandse staat, zolang hun investering niet bijdraagt aan de uitbouw of instandhouding van nederzettingen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid, in het verlengde van de motie-Van der Staaij/Voordewind2 en de eerdere inzet in het kader van de handelsmissies – waar het bedrijf in kwestie zelf ook aan heeft deelgenomen – contact op te nemen met het bedrijf in kwestie en te benadrukken dat er van Nederlandse zijde niet alleen geen bezwaren spelen, maar dat de Nederlandse regering investering in Israël en de Palestijnse gebieden juist aanmoedigt?
Het kabinet spant zich in voor nauwere economische samenwerking met Israël en de Palestijnse gebieden. Het bilateraal samenwerkingsforum van december jl. heeft hiervoor een goede basis gelegd, waar op zal worden voortgebouwd.
Het kabinet treedt echter niet in de beslissingen van individuele bedrijven over hun economische activiteiten, dit geldt derhalve ook voor het besluit van Merford om de joint venture met zijn Palestijnse partner op te schorten.
Het voornemen van de marineleiding om tweedehands helikopters aan te schaffen |
|
Angelien Eijsink (PvdA), Wassila Hachchi (D66), Raymond Knops (CDA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Marineleiding wil ruilheli’s kopen»?1
De kop boven het bericht is niet juist. De uitspraken in De Telegraaf van 11 juli jl. zijn gedaan door de voorzitter van de Koninklijke Vereniging van Marineofficieren. Hij maakt geen deel uit van de marineleiding. De marineleiding heeft geen uitspraken gedaan over de aanschaf van helikopters.
Klopt dit bericht? Is de marine inderdaad voornemens tweedehands helikopters aan te schaffen?
Zie antwoord vraag 1.
In hoeverre past het voornemen van de marineleiding binnen de oplossing voor het probleem van een structureel tekort aan helikoptercapaciteit?
Zoals ik heb gemeld in mijn brief van 27 juni jl. over de voortgang van het NH-90 project (Kamerstuk 2014Z12237), worden compenserende maatregelen uitgewerkt om het capaciteitstekort te verminderen dat door de corrosie- en slijtageproblematiek op korte tot middellange termijn wordt veroorzaakt. Daarbij wordt op de eerste plaats gedacht aan het langer aanhouden van de eigen Cougar-helikopters en bijvoorbeeld de inzet van helikopters van andere landen als boordhelikopter vanaf Nederlandse schepen.
Is het voornemen van de marineleiding kabinetsbeleid?
Zie het antwoord op de vragen 1 en 2.
Is de aanschaf van tweedehands helikopters het plan B voor de helikoptercapaciteit van de krijgsmacht, indien zal blijken dat de laatste zeven Nederlandse NH90-helikopters niet worden afgenomen?
Zoals ik heb gemeld in het algemeen overleg over de NH-90 op 2 juli jl., is alles erop gericht om de huidige problemen samen met NAHEMA en de fabrikant op te lossen.
Met welke middelen wordt de aanschaf van deze tweedehands helikopters gefinancierd?
Zie het antwoord op de vragen 1 en 2.
In hoeverre is de aanschaf van tweedehands helikopters een oplossing voor het probleem van de opleiding van vliegers?
De aanschaf van tweedehands helikopters is geen oplossing voor de opleiding van vliegers. De vliegers worden opgeleid voor een specifiek helikoptertype. Zij moeten bevoegd raken en blijven om op een bepaald luchtvaartuig te mogen vliegen en dat is niet mogelijk met een vervangend type.
Kunt u inzichtelijk maken welke risico’s er zijn verbonden aan de aanschaf van tweedehands helikopters en welke maatregelen daarom worden genomen?
Er is geen sprake van de aanschaf van een ander helikoptertype.
Piraterijbestrijding in de Golf van Guinee |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Heeft u kennis genomen van het beleidsdocument van het Witte Huis inzake piraterijbestrijding in de Golf van Guinee?1
Ja.
Hoe beoordeelt u deze beleidsvoornemens, in het bijzonder voor wat betreft de inzet van gewapende private beveiligers en het gebruik maken van maritieme patrouilles en beschermde konvooien? Welke bijdrage kunnen Nederland en de Nederlandse marine leveren aan de realisering van deze concepten?
Aan de beleidsvoornemens van de Verenigde Staten liggen aanzienlijke nationale belangen ten grondslag, zoals de aanwezigheid in de regio van aanzienlijke aantallen Amerikaanse staatsburgers in de olie-industrie. De Amerikaanse beleidsvoornemens richten zich op het monitoren van de regels van regionale staten met betrekking tot gewapende particuliere beveiligers, het bevorderen van het in acht nemen van internationale standaarden door lokale gewapende beveiligers, de capaciteitsversterking van regionale maritieme patrouilles en het pleiten voor de inzet van beschermde regionale konvooien. De Amerikaanse militaire presentie in de regio staat in het teken van lokale en regionale capaciteitsopbouw; de strategie maakt geen melding van zelfstandig militair optreden.
Het kabinet is voorstander van een regionale oplossing voor het probleem van maritieme criminaliteit in de Golf van Guinee, door middel van regionale preventie, vervolging en maritieme capaciteitsopbouw. De Nederlandse bijdrage strookt met de (relatief bescheiden) nationale belangen (zie beantwoording vraag 4).
Nederland is voorstander van een aanpak van de problematiek in EU-verband. In maart 2014 nam de EU een maritieme strategie voor de Golf van Guinee aan. De strategie omvat een analyse van de omvang van de dreiging, de risico's waaraan de kuststaten en de EU zijn blootgesteld en de maatregelen die de EU samen met de regionale partners kan nemen om regionale actoren te helpen bij de bestrijding van dreigingen.2
Klopt het naar uw mening dat veel aanvallen van piraten in de Golf van Guinee plaatsvinden «buiten de twaalfmijlszone en buiten het bereik van de marine’s in de regio»?2 Zo nee, waarom niet?
Het aantal incidenten in de regio is moeilijk te schatten, omdat deze veelal niet worden gerapporteerd. Er zijn aanvallen buiten de territoriale wateren, maar zoals ook wordt bevestigd in het Amerikaanse actieplan, worden de meeste aanvallen uitgevoerd binnen de territoriale wateren van West-Afrikaanse kuststaten, met name Nigeria.
Zo ja, ziet u dan aanleiding om de Nederlandse marine in die internationale wateren een actievere rol te laten spelen ter bescherming van Nederlandse belangen? Zo nee, waarom niet?
In november 2013 heeft de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders haar leden gevraagd de problematiek van piraterij aan de westkust van Afrika inzichtelijk te maken. Uit de zes ontvangen reacties komt geen helder beeld naar voren. Wel bevestigen de reacties dat het veelal gaat om gewapende overvallen in de territoriale wateren (TTW) van de kuststaten. Binnen de TTW zijn kuststaten exclusief bevoegd tot en verantwoordelijk voor de bescherming van koopvaardijschepen. Binnen deze wateren is het op grond van internationale verdragen niet toegestaan VPD’s of gewapende particuliere beveiligers in te zetten zonder toestemming van de kuststaat.
Door capaciteitsgebrek, gebrek aan samenwerking met buurlanden en corruptie zijn regionale marines en kustwachten niet volledig in staat piraterij en maritieme criminaliteit het hoofd te bieden. Nederland richt zich in de Golf van Guinee dan ook op maritieme capaciteitsopbouw. Zo neemt de Nederlandse marine jaarlijks deel aan de Amerikaanse oefening Obangame Express. De oefening versterkt de samenwerking tussen regionale deelnemende landen en bevordert de maritieme veiligheid in de Golf van Guinee. Daarnaast heeft Zr.Ms. Rotterdam in het kader van African Winds in 2013 verschillende West-Afrikaanse marine-eenheden getraind en levert Nederland financiële steun aan het Maritime Trade Information Sharing Centre in Ghana, dat informatie over maritieme criminaliteit deelt met scheepvaart en autoriteiten.
Piraterijbestrijding bij Somalië |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «the protector’s choice; an application of protector’s theory to Somali piracy»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de suggestie om de beschermheren van de piraten tot lucratiever economisch gedrag aan te zetten en de piraten geen vrijplaats meer te verschaffen?
In Somalië is een effectieve staat al jarenlang afwezig. Dit heeft ertoe geleid dat, wanneer dit voor henzelf of hun gemeenschap voordelen kan opleveren, lokale leiders voor veiligheid, basale dienstverlening en de ontwikkeling van lokale economie soms banden aangaan met andere clans, criminele netwerken, of zelfs met terreurgroepen zoals Al-Shabaab. Het optreden van lokale leiders als beschermheren van piraterij is vaak passief; men tolereert de activiteiten, uit vrees voor negatieve gevolgen.
De internationale maritieme missies EU Atalanta en Navo Ocean Shield, waaraan Nederland meedoet, leveren een doeltreffende en doelmatige bijdrage aan piraterijbestrijding op zee. Deze operaties, alsmede de zelfbeschermingsmaatregelen door de scheepvaartbranche en het gebruik van militaire en private beveiligers (in het geval van buitenlandse schepen), hebben het aantal kapingen en aanvallen op koopvaardijschepen sterk verminderd. Sinds 2012 zijn er geen schepen meer gekaapt. Deze trend is echter nog steeds omkeerbaar. Piratenleiders zijn in veel gevallen overgegaan op andersoortige activiteiten, sommige legaal, andere illegaal. Wanneer de controle op zee wegvalt, is de verwachting dat zij, vanwege het hoge rendement van piraterij, hun oude activiteiten weer zullen hervatten. De internationale gemeenschap beseft dat de onderliggende oorzaken van piraterij moeten worden aangepakt, zodat piraterij uiteindelijk een minder lucratieve bezigheid zal vormen dan deelneming aan de reguliere economie.
De wederopbouw van Somalië is een proces van lange adem. Nederland levert daar bijdragen aan, onder andere in het kader van de New Deal (zie Kamerstuk 22 831, nr. 93). Voor de in dat kader uitgevoerde concrete activiteiten verwijs ik naar het Meerjarig Strategisch Plan voor de Hoorn van Afrika 2014–2017 (bijlage bij Kamerstuk 33 625, nr. 71). Daarnaast levert Nederland bijdragen aan de bevordering van veiligheid op land door middel van bijdragen aan de EU-trainingsmissie in Somalië (EUTM Somalië) en de regionale maritieme capaciteitsopbouwmissie EUCAP Nestor.
Een geïntegreerde aanpak van piraterij is essentieel, de aanpak van oorzaken op land wordt hierbij steeds belangrijker. Op termijn zullen aard en omvang van de maritieme bijdrage aan antipiraterijmissies wijzigen. Dit geldt ook voor de Nederlandse maritieme bijdrage. Om de reductie van de maritieme presentie in de Hoorn van Afrika voor te bereiden, werkt de internationale gemeenschap aan een transitiestrategie. Het ontwikkelen van de federale structuur, de voltooiing van de Grondwet en de vaststelling van politieke partijwetten zijn onderdeel van het transitieproces.
Ziet u hierin mogelijkheden voor een beleid dat de Nederlandse belastingbetaler en Nederlandse ondernemers minder geld kost? Zo ja, wat gaat u doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunnen beschermheren die weigeren om over te gaan op lucratiever economisch gedrag, onder druk worden gezet door hun aanlandingsfaciliteiten te verstoren en te vernietigen?2 Zo nee, waarom niet?
In 2012 is eenmalig een aanval uitgevoerd op een logistieke opslagplaats van piraten op de Somalische kust. Sindsdien zijn er geen specifieke aanlandingsfaciliteiten meer die exclusief door piraten worden gebruikt. Piraten vertrekken in de meeste gevallen vanaf het strand en soms vanuit havens. Het geciteerde artikel stelt overigens dat de bouw van maritieme infrastructuur de piraterij juist zal doen afnemen, omdat een gemeenschap die de beschikking heeft over bijvoorbeeld een haven daarmee reguliere handelsinkomsten kan genereren. Piraterij wordt daarmee een bedreiging voor die reguliere inkomsten en lokale elites zullen overgaan tot acties om piraterij te ontmoedigen, aldus de auteurs. Dit is consistent met hun bredere bevinding dat staatsopbouw uiteindelijk de beste strategie tegen piraterij is.