Uitspraken over helikoptergeld van de hoofdeconoom van de Europese Centrale Bank (ECB) |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het interview met hoofdeconoom van de ECB Peter Praet in La Repubblica?1
Ik heb kennisgenomen van dit artikel.
Heeft u kennisgenomen van zijn uitspraak: «Onze gereedschapskist is niet leeg. Er zijn veel dingen die we kunnen doen. In principe kunnen we geld creëren en het uitdelen aan mensen. De vraag is wanneer het opportuun is om dit type instrument, dat werkelijk extreem is, te gebruiken» («La nostra cassetta degli attrezzi non è vuota. Ci sono molte cose che possiamo fare. In principio possiamo creare moneta e distribuirla alle persone. La domanda è quando sia opportuno usare questo tipo di strumento, veramente estremo».)?
Ik heb kennisgenomen van dit citaat. Ik merk op dat het citaat dat dhr. Omtzigt aanhaalt verschilt van de weergave van het citaat op de website van de ECB:
«Can I ask you about what’s left in the toolbox? Could we see «helicopter drops»?
There has been a lot of skepticism recently about monetary policy, not only in delivering but in saying «your toolbox is empty». We say, «no it’s not true». There are many things you can do. The question is what is appropriate, and at what time. I think for the time being we have what we have, and it is not appropriate to discuss the next set of measures.
But in principle the ECB could print cheques and send them to people?
Yes, all central banks can do it. You can issue currency and you distribute it to people. That’s helicopter money. Helicopter money is giving to the people part of the net present value of your future seigniorage, the profit you make on the future banknotes. The question is, if and when is it opportune to make recourse to that sort of instrument which is really an extreme sort of instrument. There are other things you can theoretically do. There are several examples in the literature. So when we say we haven’t reached the limit of the toolbox, I think that’s true.»2
Is het de ECB juridisch toegestaan om «helikoptergeld» rechtstreeks aan burgers over te maken?
Helikoptergeld is een theoretisch concept. Het is volstrekt onduidelijk hoe het vorm zou krijgen. Daarom is de vraag niet te beantwoorden.
Het Eurosysteem (de ECB en de nationale centrale banken van de landen in de eurozone) is onafhankelijk om binnen haar mandaat invulling te geven aan het monetair beleid. Het rechtstreeks kopen van schuldbewijzen van overheden door de ECB of nationale centrale banken of het verlenen van voorschotten in rekening-courant of andere kredietfaciliteiten bij de ECB of nationale centrale banken is binnen het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU) niet toegestaan (verbod op «monetaire financiering»). Of de ECB handelt binnen haar mandaat kan door belanghebbenden worden voorgelegd aan het Europese Hof van Justitie, zoals bijvoorbeeld is gedaan in de zaak Gauweiler over de vraag of het Outright Monetary Transactions (OMT) programma van de ECB verenigbaar is met het verbod op monetaire financiering. Dat oordeel is niet aan het kabinet.
Is het uitdelen van helikoptergeld niet in strijd met artikel 123 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), waarin wordt gesteld dat monetaire financiering van overheden door de ECB niet is toegestaan?
Zie antwoord vraag 3.
Indien het uitdelen van helikoptergeld niet in strijd is met artikel 123 VWEU, hoe ver mag de ECB dan gaan met dit instrument? Zit er een limiet aan de hoeveelheid geld die dan «uitgestrooid» mag worden? Kan de ECB dan een soort basisinkomen gaan uitdelen?2
In algemene zin acht het kabinet het zo nodig verstrekken van middelen aan burgers een primaire taak van de overheid.
Welke financiële risico’s zijn er voor de Nederlandse staat aan het uitdelen van helikoptergeld?
Zoals dhr. Knot in een interview in het NRC op donderdag 24 maart jl. aangaf, heeft helikoptergeld in principe een negatief effect op het eigen vermogen van een centrale bank. Verliezen op de balans van DNB hebben via de winstafdracht van DNB een effect op de begroting van de Nederlandse staat.4
Indien u niet zeker weet of dit binnen het mandaat past, bent u dan bereid om juridisch advies te vragen aan bijvoorbeeld de landsadvocaat en de uitkomsten – al dan niet vertrouwelijk – met de Kamer te delen?
Ik zie op dit moment geen aanleiding om een dergelijk onderzoek te laten uitvoeren.
Deelt u de mening dat het uitdelen van helikoptergeld een slag zou kunnen toedienen aan het vertrouwen in het geldstelsel en de waarde van geld?
Het belang van vertrouwen in het geldstelsel en de waarde van geld is de kern van het monetair beleid van elke centrale bank. Het is aan het Eurosysteem om een zorgvuldige afweging te maken over de effectiviteit en risico’s van het monetair beleid.
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat de ECB dit zou doen? Welke mogelijkheden ziet u om dit te voorkomen?
Zie antwoord vraag 8.
Wilt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het plenaire debat over de gevolgen van het ECB-beleid, zodat de antwoorden daarbij betrokken kunnen worden?
Ja, ik ben hiertoe bereid.
Sancties op Rusland |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Germany’s Economy Minister aims to get Russia sanctions lifted»?1
Het kabinet heeft kennis genomen van de uitspraken van de Duitse Minister van Economische Zaken Sigmar Gabriel. Sancties zijn geen doel op zich, maar beogen een gedragsverandering te bewerkstelligen bij Rusland. Voor het handhaven van de sancties blijven de afspraken van de Europese Raad (ER) van maart 2015 leidend.
De Europese Raad van maart 2015 heeft de economische sancties tegen Rusland gekoppeld aan de volledige uitvoering van de Minsk-akkoorden. Dit is wederom bevestigd tijdens de ER van 17–18 december jl. De EU en de lidstaten, waaronder Nederland, wijzen Rusland voortdurend op zijn verantwoordelijkheid om de Minsk-akkoorden volledig te implementeren. Een eventuele verlichting van de sancties is op dit moment niet aan de orde.
Bent u bereid om aan te geven dat u het hartgrondig oneens bent met het pleidooi van de Duitse Minister van Economische Zaken?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beoordeelt u het voorstel van de Duitse Minister van Economische Zaken voor een vrijhandelsverdrag tussen de Europese Unie en Rusland?
Een dergelijk verdrag is op dit moment niet aan de orde.
Bent u bekend met het opiniestuk «Europe to Russia: we won’t forget Crimea»?2
Ja.
Bent u het eens met de zes auteurs van het opiniestuk dat de sancties die zijn ingesteld door de EU moeten blijven zolang de illegale annexatie van de Krim en Sebastopol voortduurt?
Ja. Zowel Nederland als de EU blijven bij het beleid van niet-erkenning van de illegale annexatie van de Krim en roepen op tot naleving van internationaal recht en respect voor mensenrechten. Van een verlichting van de specifieke sancties die zijn ingesteld in verband met de illegale annexatie van de Krim kan dan ook geen sprake zijn zolang de illegale annexatie voortduurt.
Bent u, mede in uw rol als voorzitter van de EU, bereid te ijveren voor een verlenging van alle door de EU ingestelde sancties op Rusland, zolang Rusland weigert uitvoering te geven aan volledige implementatie van de Minsk-akkoorden?
Zoals gemeld in het antwoord op vragen 1 en 2 zijn de sancties door de Europese Raad van maart 2015 gekoppeld aan de volledige uitvoering van de Minsk-akkoorden. Nederland blijft onverminderd vasthouden aan de Minsk-akkoorden als raamwerk voor duurzame vrede in het oosten van Oekraïne. Hiertoe is het van belang dat alle partijen in het conflict de gemaakte afspraken uitvoeren.
In dit kader is Europese eenheid het belangrijkste drukmiddel richting Rusland. Dit is onderwerp van bespreking in zowel de Europese Raad als de Raad Buitenlandse Zaken, waar Nederland in beide gevallen niet de voorzitter is. Waar mogelijk zal Nederland, als voorzitter van de relevante ambtelijke voorbereidende instanties, zich ervoor inzetten om de op dit dossier zo belangrijke EU-eenheid te helpen handhaven.
Welke middelen zet u in en welke initiatieven ontplooit u in uw rol als voorzitter van de EU om Rusland er toe te bewegen dat het de Minsk-akkoorden wél volledig implementeert, en zo er voor te zorgen dat het probleem van de illegale annexatie wordt opgelost?
De EU en de lidstaten, waaronder Nederland, wijzen Rusland voortdurend op zijn verantwoordelijkheid om de territoriale integriteit en soevereiniteit van Oekraïne te herstellen en te respecteren. Dit betreft zowel de illegale annexatie van de Krim als het conflict in het oosten van Oekraïne. In reactie op het optreden van Rusland in beide situaties zijn er, zoals gemeld in de antwoorden op de vragen 5 en 6, diverse sanctieregimes ingesteld. De Minsk-akkoorden bevatten geen afspraken over de Krim. Nederland zet zich ervoor in om de dialoog met Rusland open te houden en draagt dit actief uit.
Voor een politieke oplossing van het conflict in het oosten is het nodig dat zowel Rusland als Oekraïne de Minsk-akkoorden volledig implementeren. Duitsland is samen met Frankrijk leidend in het zogenaamde Normandië-proces dat de Minsk-akkoorden tot stand heeft gebracht en als primair kanaal toeziet op de naleving van deze akkoorden. De rol van Duitsland en Frankrijk binnen het Normandië-proces, alsmede het proces zelf, worden regelmatig besproken en gecoördineerd in de Raad Buitenlandse Zaken, zoals in januari jl.
Wat is uw standpunt ten aanzien van een bezoek van de Hoge Vertegenwoordiger aan Moskou, zoals besproken tijdens de laatste Raad Buitenlandse Zaken?
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 14 maart jl. heeft de Hoge Vertegenwoordiger Mogherini aangegeven dat een dergelijk bezoek op dit moment niet voorzien is. In algemene zin hecht het kabinet waarde aan een effectieve politieke dialoog tussen de EU en Rusland, waarbij de door de lidstaten gezamenlijk overeengekomen standpunten met kracht worden uitgedragen. Wanneer een bezoek van de HV aan Moskou in de toekomst aan de orde zou zijn, zal de mate waarin dit bezoek al dan niet bij kan dragen aan de eenheid en effectiviteit van de EU vis à vis Rusland leidend zijn voor de Nederlandse standpuntbepaling.
De situatie in West-Papua |
|
Raymond Knops (CDA), Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Han ten Broeke (VVD), Harry van Bommel (SP), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Indonesië bezig met genocide Papoea’s»?1
Ja
Wat is uw reactie op de conclusie van de twee Australische onderzoekers die stellen dat het onderdrukkende bewind van de Indonesische regering jegens de Papoea’s in feite neerkomt op een vorm van «slow Genocide»?
Het onderzoeksrapport waar het Nederlands Dagblad over spreekt is nog niet openbaar. Alvorens in te gaan op de conclusie van het rapport is het belangrijk om eerst de publicatie van het volledige rapport af te wachten.
Deelt u de conclusie van de onderzoekers dat de (mensenrechten)situatie van de Papoea’s de afgelopen jaren enkel is verslechterd? Bent u tevens van mening dat de internationale druk, vaak via stille diplomatie, grotendeels geen resultaat heeft gehad?
De situatie in de Indonesische provincies Papoea en West Papoea (hierna Papoea) kent diverse zorgpunten, zoals geweldsincidenten tegen burgers, maar ook de vrijheid van meningsuiting en de positie van (lokale) journalisten en mensenrechtenverdedigers. Daarnaast nemen door de toename van migranten uit andere delen van Indonesië de spanningen tussen nieuwkomers en inheemse Papoea’s verder toe.
Tegelijkertijd is door de Indonesische regering een aantal bemoedigende stappen gezet in het afgelopen jaar. President Joko Widodo verleende gratie aan een aantal politieke gevangenen in Papoea, inclusief Filep Karma, en kondigde aan dat buitenlandse journalisten voortaan Papoea konden bezoeken zonder beperkingen. Ook gaf president Joko Widodo aan werk te willen maken van een meer structurele dialoog, zoals eerder aanbevolen in de Papoea Road Map van het Indonesische wetenschapsinstituut LIPI. Ten slotte zet president Joko Widodo in op verdere sociaaleconomische ontwikkeling van de provincies. Zo werd begin deze maand een nieuwe haven geopend.
Op welke wijze heeft Nederland de situatie van de Papoea’s onder de aandacht gebracht van de Indonesische autoriteiten? Op welk wijze heeft Nederland dit gedaan binnen de Europese Unie en binnen andere gremia waaronder de Verenigde Naties? Welke aanvullende mogelijkheden heeft u om u hiervoor extra in te zetten?
De mensenrechtensituatie in Indonesië is onderdeel van de structurele dialoog tussen Nederland en Indonesië. Binnen deze dialoog wordt ook altijd aandacht gegeven aan de situatie in Papoea.
De Nederlandse ambassade in Jakarta bespreekt de situatie in Papoea met bewindslieden en andere vertegenwoordigers van de Indonesische autoriteiten. Ook bezoeken medewerkers van de ambassade de provincie regelmatig om te spreken met vertegenwoordigers van lokale overheid, politie, mensenrechtenactivisten, NGOs en religieuze organisaties. De situatie in Papoea wordt daarnaast besproken tijdens de jaarlijkse politieke hoogambtelijke consultaties tussen beide landen. Ten slotte brengt de Minister van Buitenlandse Zaken tijdens gesprekken met Indonesische bewindspersonen regelmatig de zorgen over de situatie in Papoea ter sprake.
Binnen de Europese Unie wordt de mensenrechtensituatie in Papoea in de jaarlijkse EU-Indonesië Mensenrechtendialoog besproken, waar in de meest recente dialoog werd aangedrongen op het bevorderen van vrijheid van meningsuiting en vrije toegang voor (internationale) journalisten en NGOs.
De VN-Mensenrechtenraad bespreekt de mensenrechtensituatie in Indonesië door middel van de Universal Periodic Review (UPR), die in 2017 weer zal plaatsvinden.
Deelt u de overtuiging dat, gezien de historische rol van Nederland, zoals ook is verwoord in het Drooglever-rapport, de regering een bijzondere verantwoordelijkheid heeft om zich in te zetten voor het lot van de Papoea’s? In hoeverre zijn de bevindingen van het Drooglever-rapport voor u leidend in de relatie van Nederland ten opzichte van de Papoea’s?
Zoals in Kamerbrief van 22 november 2005, stuk 30 300V is toegelicht vormt het academische onderzoek van professor Drooglever een nadere bijdrage aan de beschrijving van de eigen geschiedenis van Papoea en het verloop van de gebeurtenissen rond de «Act of Free Choice». Papoea is nu een onderdeel van de Republiek Indonesië en de Nederlandse regering respecteert de territoriale integriteit van Indonesië volledig. Sinds ruim tien jaar heeft Papoea een speciale autonomie status waarbij diverse bevoegdheden zijn gedecentraliseerd naar de provincies Papoea en West Papoea en ook sprake is van meer lokale inspraak in de besteding van financiële middelen. De implementatie gaat niet geheel zonder problemen en er zijn diverse zorgpunten op het gebied van mensenrechten zoals bij vraag 3 wordt geconstateerd. Niettemin benadrukt de Indonesische president Widodo het belang dat hij hecht in verdere ontwikkeling van de provincies.
Het lot van de Papoea's gaat het kabinet zeker ter harte en de situatie in Papoea is dan ook onderdeel van de structurele dialoog tussen Nederland en Indonesië. Om tot een duurzame oplossing te komen is het belangrijk dat de centrale autoriteiten en de lokale bevolking gezamenlijk de problemen ter hand nemen en ontwikkeling in de provincies bevorderen.
Bent u bereid om zodra het rapport van de bovengenoemde onderzoekers bekend is gemaakt de Kamer per brief te informeren over de reactie van het kabinet op het rapport?
Ja. Wanneer de Catholic Justice and Peace Commission in Brisbane het rapport openbaar maakt zal ik dit rapport bestuderen.
Kunt u specifiek dit onderwerp, tijdens uw bezoek aan Indonesië deze week, bespreken met uw ambtsgenoot?
Tijdens mijn recente bezoek aan Indonesië heb ik de mensenrechtensituatie, waaronder de situatie in Papoea, besproken met Minister van Buitenlandse Zaken Retno Marsudi en coördinerend Minister voor Politieke, Juridische en Veiligheidszaken Luhut Panjaitan van de Indonesische regering.
Coördinerend Minister Panjaitan verwees naar de inzet van de president om de sociaaleconomische ontwikkeling in de provincies te verbeteren en gaf aan dat hij recent alle betrokken instanties (politie, Openbaar Ministerie, strijdkrachten en Nationale Mensenrechtencommissie) in Papoea had verzocht klachten over vermeende mensenrechtenschendingen serieus te onderzoeken en strafrechtelijke vervolging in te stellen indien daarvoor voldoende grond bestaat.
Ik heb in mijn gesprekken benadrukt dat, om tot een duurzame oplossing te komen, het belangrijk is om meer aandacht te geven aan het voorkomen van geweld en het verbeteren van begrip voor specifieke culturele achtergronden en de verbetering van de relaties tussen de inheemse bevolking van Papoea en migranten afkomstig uit andere delen van Indonesië.
Het hoge tempo waarin Palestijnse gebouwen op de Westelijke Jordaanoever worden gesloopt |
|
Michiel Servaes (PvdA), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Israël sloopt in hoog tempo huizen Palestijnen»?1
Ja.
Herkent u het zorgwekkende beeld dat plaatsvervangend VN-Gezant Robert Piper schetst dat er in de laatste maanden sprake is van een ongekend hoog aantal vernielingen van Palestijnse gebouwen door Israël «zoals we nog nooit gezien hebben sinds we deze statistieken bijhouden»?
De situatie is zeer zorgwekkend. Het hoge aantal gevallen waarbij Palestijnse huizen en gebouwen zijn gesloopt dit jaar, verslechtert de situatie ter plaatse en staat haaks op oproepen van de internationale gemeenschap om door positieve stappen de huidige spanningen te verminderen.
Kunt u aangeven om hoeveel gesloopte gebouwen het in 2016 tot nu toe precies gaat? Kunt u aangeven hoe groot de stijging in het tempo van de sloop is ten opzichte van vergelijkbare periodes in 2015 en eerdere jaren?
Volgens de VN (OCHA) zijn in de periode van 1 januari tot en met 8 april 2016 539 gebouwen in Area C vernield door het Israëlische leger. Hierdoor zijn dit jaar 804 personen getroffen. In heel 2015 zijn 453 Palestijnse gebouwen in Area C gesloopt. Het zijn in de regel kwetsbare gemeenschappen en personen die getroffen worden door deze slooporders.
De EU en andere humanitaire organisaties ondersteunen deze gemeenschappen, met humanitaire hulpgoederen om te kunnen overleven op de plek waar zij wonen. Ook deze noodvoorzieningen (zoals tenten) zijn onderhevig aan vernieling en confiscatie. Nederland en andere donoren ondersteunen organisaties die juridische bijstand verlenen, zodat deze personen bij de rechter de slooporders kunnen aanvechten.
Kunt u aangeven hoeveel van de in 2015 en 2016 gesloopte gebouwen zijn gefinancierd door internationale donoren? Kunt u per donor, inclusief Nederland en de EU, uitsplitsen hoeveel belastinggeld hiermee verloren is gegaan?
De schade aan lopende Nederlandse ontwikkelingsprojecten door sloop- of stop-work orders in 2015–2016 bedraagt € 77.000. De schade aan door ECHO en EU-lidstaten gefinancierde humanitaire projecten in deze periode bedraagt € 416.000. Hierbij moet worden aangetekend dat niet alle lidstaten op dezelfde manier schade bijhouden of openbaar maken.
Kunt u aangeven hoeveel schade er daarnaast in 2015 en 2016 is geleden door andere acties van de Israëlische regering zoals het uitvaardigen van zogenaamde «stop-workorders»? Kunt u ook hierbij een uitsplitsing per internationale donor overleggen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om te onderzoeken op welke wijze de schade door de sloop van door Nederland of de EU gefinancierde projecten kan worden verhaald op de Israëlische autoriteiten? Zo nee, waarom niet?
Dit is al onderwerp van gesprek binnen de EU. Nederland stelt in geval van slooporders of confiscaties schadevergoeding aan de orde. Als financierder van projecten is Nederland echter geen eigenaar en ontbreekt er een rechtsbasis voor een schadevergoeding. Nederland vraagt wel om een schadevergoeding voor de getroffen eigenaren. Israël keert geen schadevergoedingen uit, omdat in Israëlische optiek de Palestijnse boeren hun grond niet hadden mogen ontwikkelen zonder vergunningen aan te vragen. Israël beschouwt daarom de sloop als rechtmatig.
Deelt u de stelling van plaatsvervangend VN-gezant Robert Piper dat vaak kwetsbare mensen slachtoffer zijn van de vernielingen? Klopt het dat dit jaar, als gevolg van de vernielingen, meer dan 500 Palestijnen dakloos zijn geraakt, van wie de helft nog kind is? Zo ja, wat wordt er gedaan om de mensen die slachtoffer zijn van de vernielingen onderdak en andere hulp te bieden?
Zie antwoord vraag 3.
Op welke wijze heeft u invulling gegeven aan uw toezegging in het Algemeen overleg over de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) van 10 maart jl. om de situatie rondom de vernieling van projecten nauwlettend te blijven volgen en om de verontwaardiging over deze onacceptabele acties, zowel bilateraal als in Europees verband, aan de Israëlische autoriteiten over te brengen? Bent u bereid u in te zetten voor een veroordeling van deze vernielingen namens de EU? Bent u tevens bereid het onderwerp te agenderen voor de eerstvolgende Raad Buitenlandse Zaken? Kunt u toelichten welke lidstaten van de EU zich eveneens zorgen maken over de vernieling van door de EU gefinancierde projecten?
In de Raadsconclusies van 18 januari heeft de EU zich als geheel opnieuw uitgesproken tegen slooporders.
Voor de Nederlandse inbreng bij de RBZ en discussie over de slooporders verwijs ik u naar het Verslag van de Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken d.d. 18 maart jl. (Kamerstuk 21 501-02 nr. 1594). Het Midden-Oosten Vredesproces en de verslechterende situatie staan, mede op verzoek van Nederland, met grote regelmaat op de agenda van de RBZ.
Een voorzorgslanding door een Apache gevechtshelikopter |
|
Ronald Vuijk (VVD) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Apache maakt voorzorgslanding in weiland»?1
Ja, op 17 maart jl. heeft een Apache een voorzorgslanding gemaakt.
Kon de Apache na het incident nog doorvliegen en is uit voorzorg besloten het toestel per truck te vervoeren voor verder onderzoek? Was het technisch onmogelijk voor het toestel om door te vliegen na het incident?
De Apache maakte een vliegbeweging die niet door de bemanning was ingezet, eenUncommanded Flight Manoeuvre. In een dergelijke situatie is een voorzorgslanding vereist. De onderhoudsprocedures bepalen dat daarna eerst onderzoek wordt uitgevoerd waarna de eventuele oorzaak wordt verholpen. Pas daarna mag verder worden gevlogen. Defensie kon het onderzoek niet uitvoeren op de plek waar de helikopter was geland. Daarom is het toestel over de weg naar de vliegbasis Gilze-Rijen vervoerd. In een dergelijke situatie zijn dat de gebruikelijke procedures met het oog op de veiligheid.
Kunt u op hoofdlijnen toelichten welk onderzoek is uitgevoerd aan het toestel na het incident? Zijn ook andere toestellen onderzocht?
Defensie onderzoekt met fabrikant Boeing de oorzaak en verzamelt daartoe vlucht- en systeemdata van de helikopter. Het onderzoek is nog niet voltooid. Afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek bepaalt Defensie of deze klacht tot maatregelen leidt en, zo ja, welke. Daarbij wordt ook bezien of er gevolgen zijn voor de overige Nederlandse Apaches. Als dat zo is, worden ook andere landen die de Apache gebruiken op de hoogte gesteld. Dit zijn standaardprocedures in het kader van de Militaire Luchtvaart Eisen.
Is reeds bekend welke oorzaak de foutmelding had die de piloot in de cockpit kreeg? Zo ja, wat veroorzaakte de foutmelding? Was er sprake van technisch falen? Graag een toelichting.
Zie antwoord vraag 3.
Heeft de oorzaak van de foutmelding een relatie met het technisch falen van een Apache gevechtshelikopter in Mali (maart 2015), waardoor een Apache crashte? Zo ja, hoe heeft herhaling kunnen plaatsvinden na maatregelen die na de crash in Mali zijn genomen door Boeing en Defensie? Graag een toelichting.
Of er een relatie met het ongeval in Mali is, kan pas worden vastgesteld als de uitkomsten van het onderzoek bekend zijn.
Hebben de foutmelding en de oorzaak daarvan gevolgen voor het gebruik, de inzet en de inzetgereedheid van Nederlandse Apaches? Zo ja, welke?
Gedurende het onderzoek en de afwikkeling daarvan is het toestel niet beschikbaar voor de uitvoering van het vliegprogramma. De gevolgen daarvan zijn beperkt omdat slechts een beperkt aantal oefenvluchten vervalt. Voor de inzet en inzetbaarheid van de overige Apaches heeft dit geen gevolgen.
Zijn maatregelen nodig om een herhaling van deze foutmelding en de oorzaak daarvan in de toekomst te voorkomen? Zo ja, welke maatregelen zijn dat en wanneer worden deze maatregelen genomen?
Zie antwoord vraag 3.
Nederlandse subsidies aan de Israëlische NGO Breaking the Silence |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Kent u de berichten «Report: NGO Breaking the Silence collected classified information on IDF»1 en «Outrage over report alleging NGO collects data on IDF tactics?»2
Het kabinet heeft kennisgenomen van de berichtgeving. Het onderzoek door de Israëlische autoriteiten heeft tot dusver niet geleid tot een aanklacht tegen Breaking the Silence. In het algemeen geldt dat het kabinet zich zorgen maakt over de bewegingsruimte van NGO’s in Israël, zoals eerder uiteengezet in antwoorden op Kamervragen van het lid Grashoff van 10 november 2015 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 566). Het kabinet constateert dat mensenrechtenorganisaties in Israël die kritiek hebben op de regering en op militaire acties vaker negatief worden geportretteerd in de media en het publieke discours. Nederland blijft bij Israël het belang benadrukken van het werk van mensenrechtenorganisaties voor een vrije en diverse samenleving.
Wat is uw reactie op de suggestie naar aanleiding van het onderzoek dat Breaking the Silence geheime en gevoelige informatie verzamelt over de operaties en werkwijze van het Israëlische Defensieleger? Deelt u de mening van de Israëlische premier Benjamin Netanyahu dat Breaking the Silence hiermee onrechtmatig handelt en een «rode lijn» heeft overschreden?
Zie antwoord vraag 1.
Welke criteria hanteert de regering bij het financieren van NGO’s, specifiek Breaking the Silence, via het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat? Wat is het doel van deze specifieke subsidie? Hoe vergewist de Nederlandse regering zich ervan dat dergelijke subsidies rechtmatig worden besteed, en dat het Nederlandse beleid hierdoor niet ondermijnd wordt?3
Mensenrechten zijn de hoeksteen van het buitenlands beleid. In dat kader verleent Nederland onder meer via het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat ondersteuning aan Palestijnse en Israëlische NGO’s. Deze NGO’s komen op voor de rechten van Palestijnse burgers en stellen schendingen door de Palestijnse en Israëlische autoriteiten aan de orde. In dat kader verleent Nederland, samen met Denemarken, Zweden en Zwitserland, via het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat ondersteuning aan de Israëlische NGO Breaking the Silence. Het secretariaat hanteert een zorgvuldige selectieprocedure. Betrokken organisaties dienen zich te houden aan de strenge voorwaarden die het secretariaat stelt. Bij de beoordeling van financieringsaanvragen wordt gekeken of financiering van het donorconsortium niet gebruikt wordt voor activiteiten die in strijd zijn met internationaal recht. De procedures van het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat bieden waarborgen op het terrein van monitoring, transparantie en accountability. Indien geconstateerd zou worden dat er sprake is van schending van de subsidievoorwaarden door een organisatie kunnen maatregelen worden getroffen, waaronder de mogelijkheid de bijdrage op te schorten of te beëindigen. Van een dergelijke constatering is in het geval van de Israëlische NGO Breaking the Silence evenwel geen sprake. Zie tevens het antwoord op vragen 1 en 2.
In hoeverre is en wordt onderzocht of gecontroleerd of de Nederlandse subsidies voor Breaking the Silence op rechtmatige en doelmatige wijze besteed worden?
Zie antwoord vraag 3.
Wanneer de aantijgingen over de onrechtmatigheid van de activiteiten van Breaking the Silence inderdaad kloppen, welke gevolgen heeft dit dan voor de Nederlandse subsidiëring van Breaking the Silence?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat getraumatiseerde veteranen op straat dreigen te belanden |
|
Salima Belhaj (D66), Vera Bergkamp (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Getraumatiseerde veteranen dreigen op straat te belanden»?1
Ik heb kennisgenomen van het bericht. De Compound in Assen geeft invulling aan de behoefte van bepaalde veteranen om bij lotgenoten te wonen. De financiering van de Compound was op het moment dat het bericht verscheen een probleem.
Klopt het dat er niemand wil betalen voor de zorg geleverd door de Compound in Assen?
De gemeente Assen heeft inmiddels in een overeenkomst met de Compound vastgelegd om te voorzien in de kosten voor het jaar 2016. De gemeente en de Compound zoeken gezamenlijk naar een meerjarige oplossing.
Klopt het dat de zorg die wordt geleverd door de Compound in Assen niet alleen ten goede komt aan de gemeente Assen, maar een bovenregionale functie heeft? Zo nee, waarom niet?
Bij de Compound wonen ook enkele veteranen die afkomstig zijn van buiten Assen. De Compound verbiedt dat niet. Dat betekent niet direct dat er sprake is van een regionale of zelfs bovenregionale functie.
In de huidige structuur van verantwoordelijkheden die zijn afgesproken tussen het Rijk en gemeenten is geen rol weggelegd voor het Rijk ten aanzien van een aanvullend landelijk arrangement voor zorg en ondersteuning voor de voorzieningen die de Compound in Assen aan veteranen biedt. Wanneer de gemeente Assen en de Compound gezamenlijk constateren dat deze zorg en ondersteuning inderdaad een (boven)regionaal karakter hebben, dan is het allereerst aan hen om hier regionaal afspraken over te maken.
Deelt u de mening dat er een rol is weggelegd voor de rijksoverheid, gezien de bovenregionale functie van de zorg geleverd door de Compound in Assen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is als deze woonvorm, waarin getraumatiseerde veteranen een stabiele thuissituatie wordt geboden, verdwijnt? Zo nee, waarom niet?
De woonvorm geeft invulling aan de behoefte van bepaalde veteranen om bij lotgenoten te wonen en kan bijdragen aan het welzijn van deze veteranen. Van een generiek aanbod van dergelijke woonvormen voor veteranen – al dan niet met PTSS – is echter geen sprake.
Bent u bereid om een overleg te starten tussen VWS, Defensie en de gemeente Assen om zo te bekijken of er een oplossing kan worden gevonden voor de problematiek van de financiering van de Compound in Assen? Zo nee, waarom niet?
De financiering voor de Compound is voor dit jaar geborgd. De mogelijkheden voor een meerjarige oplossing worden op dit moment in eerste instantie op gemeentelijk niveau verkend. Ik zie op dit moment daarom geen reden voor aanvullende betrokkenheid vanuit VWS of Defensie.
Bent u tevens bereid de Kamer te informeren over de uitkomsten van deze gesprekken en de uiteindelijke oplossing voor de Compound in Assen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
De inname van Palestijns land door Israël |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Israël neemt land in op Westelijke Jordaanoever»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Israël zich 240 hectare land op de Westelijke Jordaanoever heeft toegeëigend? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Het betreft een toe-eigening van 234 hectare. Dit is de afronding van het besluit van Israël op 21 januari jl. om dit gebied toe te eigenen. Zie ook de antwoorden op Kamervragen van het lid Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk, d.d. 24 februari 2016, Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2015–2015, aanhangselnummer 1651)
Bent u bereid contact met uw Israëlische collega’s op te nemen om dit te veroordelen en in EU-verband aan te dringen op een sterke veroordeling van dit Israëlische optreden? Indien neen, waarom niet?
De EU heeft vanaf het begin zich publiekelijk uitgesproken tegen dit besluit. Ook in de reguliere contacten met Israël heeft het kabinet diens zorgen uitgesproken en aangedrongen op het ontwikkelen van Area C ten behoeve van de Palestijnse bevolking. Het kabinet betreurt dit besluit, dat een onrechtmatige toe-eigening vormt in strijd met internationaal recht en is bezorgd over berichtgeving dat dit gebied gebruikt zal worden voor uitbreiding van nederzettingen. Deze stap staat haaks op de inzet van de internationale gemeenschap om het vertrouwen tussen partijen te vergroten en de kansen op een succesvolle hervatting van onderhandelingen groter maken.
Illegale bouwactiviteiten in Judea en/of Samaria, gefinancierd door Nederland en/of de Europese Unie |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Outrage as EU claims diplomatic immunity after using OUR aid money to «meddle in the Middle East» by building on disputed West Bank land»?1
Ja.
Erkent u dat Israël naar internationaal recht bestuursbevoegd is in area C (het door Israël bestuurd gebied) in Judea en Samaria? Zo neen, waarom niet?
Nederland en de EU financieren projecten ten behoeve van de Palestijnse bevolking. De EU financiert bijvoorbeeld meerdere projecten waarbij Palestijnen humanitaire bijstand krijgen om te kunnen overleven op de plek waar zij wonen. Palestijnse gemeenschappen staan onder grote druk van gedwongen verhuizing naar andere delen van de Westelijke Jordaanoever, onder meer door stelselmatige afwijzingen van bouwvergunningen. Als gevolg van het ontbreken van de vergunningen staan de gemeenschappen bloot aan een verhoogd risico op sloop van hun huizen en tenten en andere basisvoorzieningen.
Deze voorzieningen voor de Palestijnse bevolking zijn in lijn met het internationaal recht. Area C maakt onderdeel uit van de door Israël bezette gebieden. Israël heeft als bezettende mogendheid op basis van het bezettingsrecht specifieke
verplichtingen jegens de Palestijnse bevolking. Zo is gedwongen verplaatsing van de burgerbevolking van het bezette gebied of vernieling niet toegestaan. Als bezettende mogendheid is het Israël op basis van het bezettingsrecht verboden roerende of onroerende goederen te vernielen, behoudens in de gevallen waarin militaire operaties een zodanige vernieling volstrekt noodzakelijk maken. Het is aan Israël om aan te tonen dat sprake is van een dergelijke uitzondering. Op basis van de beschikbare informatie lijken deze vernielingen niet onder deze uitzondering te vallen.
In de Oslo akkoorden was voorzien dat Israël voor een periode van 5 jaar de verantwoordelijkheid voor civiel bestuur en veiligheid in Area C zou hebben, maar deze laten Israëls verplichtingen op basis van het bezettingsrecht onverlet.
Waarom financiert de Nederlandse overheid of de Europese Unie bouwactiviteiten voor of door Palestijnen in area C waarvoor geen bouwvergunning is afgegeven door de bevoegde Israëlische autoriteiten?
Zie antwoord vraag 2.
Vormen dit soort acties van Nederland en de Europese Unie een inbreuk op de Oslo-akkoorden? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel geld heeft Nederland en hoeveel geld heeft de Europese Unie daaraan uitgegeven in de afgelopen vijf jaren?
De EU heeft in de periode 2011–2015 € 65.337.311,00 uitgegeven aan humanitaire projecten in de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem. Het Nederlandse ontwikkelingsprogramma is onder meer gericht op vergroten van de Palestijnse voedselzekerheid en toegang tot water. Programma’s die hieraan bijdragen worden grotendeels in Area C uitgevoerd. De totale Nederlandse uitgaven aan deze doelstellingen in 2011–2016 zijn € 19.160.964.
Deelt u de mening dat het verspilling van geld van de Nederlandse belastingbetaler is om bouwwerken te financieren, waarvan u weet of redelijkerwijs kunt vermoeden dat die door de bevoegde Israëlische autoriteiten als illegaal zullen of kunnen worden bestempeld en mitsdien het risico lopen afgebroken te worden?
Nee.
Hoeveel geld heeft Nederland en hoeveel geld heeft de Europese Unie in de afgelopen vijf jaren uitgegeven aan het opnieuw financieren van bouwwerken ter vervanging van bouwwerken die eerder door de bevoegde Israëlische autoriteiten illegaal waren verklaard en afgebroken?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe vaak wilt u zich stoten aan dezelfde steen?
Verbetering van de levensomstandigheden voor Palestijnen vergroot hun perspectief op een beter leven en draagt bij aan een klimaat waarin aan duurzame vrede gewerkt kan worden. Het ontwikkelingsprogramma wordt onder bijzondere omstandigheden uitgevoerd, te weten de bezetting. Hieraan zijn bepaalde risico’s verbonden. Bij de opzet van het programma wordt een afweging gemaakt tussen de risico’s en het beoogde resultaat. De kans op interventies van het Israëlische leger is een van de risico’s die is meegenomen in de afwegingen.
Wie zijn de Nederlandse diplomaten die, naast Peter Mollema, zijn afgebeeld op de foto’s in bovengenoemd bericht?
Het betreft medewerkers van de Nederlandse Vertegenwoordiging in Ramallah.
Hoe vaak heeft Nederland in de afgelopen vijf jaren geweigerd om gerechtelijke stukken van Israëlische justitiële autoriteiten, bestemd voor de Staat der Nederlanden c.q. voor Nederlandse diplomaten, in ontvangst te nemen?
Dat is niet aan de orde geweest.
Het gebrek aan bescherming van Syrische kinderen |
|
Roelof van Laar (PvdA), Rik Grashoff (GL), Stientje van Veldhoven (D66), Joël Voordewind (CU), Jasper van Dijk (SP), Elbert Dijkgraaf (SGP), Marianne Thieme (PvdD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met de petitie en de gezamenlijke brief van UNICEF, Save the Children, War Child en World Vision die de Tweede Kamer op 15 maart j.l. in ontvangst heeft genomen?1
Ja.
Wat is uw reactie op de rapporten van UNICEF2, Save the Children3 en World Vision?4 Onderschrijft u de conclusies van deze rapporten?
De situatie in Syrië en de regio is, zoals de rapporten concluderen, schrijnend. Er wordt internationaal dan ook hard gewerkt aan een politieke oplossing voor het conflict. Dit is tenslotte de enige manier om duurzaam een einde te maken aan de hoge noden. De humanitaire en economische schade in Syrië is enorm en groeit met de dag. Kinderen zijn zeer kwetsbaar en worden zowel direct als indirect hard getroffen door het conflict. Voor het kabinet is het daarom van groot belang dat er specifieke aandacht is voor de situatie van kinderen.
Het kabinet onderschrijft de oproep dat donoren moeten voldoen aan toezeggingen en financiële bijdragen die gemaakt zijn tijdens de London Syria Pledging Conference. De middelen zijn hard nodig om de eerste levensbehoeften van kinderen te adresseren, maar ook om te investeren in onderwijs zodat Syrische kinderen weer zicht krijgen op een toekomst. Nederland zet zich in internationaal verband in om ervoor te zorgen dat de toezeggingen ook worden nagekomen.
Op welke manieren draagt Nederland bij aan het verbeteren van het lot van Syrische kinderen? Welke mogelijkheden ziet u, tevens in uw rol als EU-voorzitter, zo mogelijk in gezamenlijkheid met andere landen, om de situatie van Syrische kinderen verder te verbeteren?
Nederland wil helpen voorkomen dat Syrische kinderen een verloren generatie worden. Nederland draagt daarom bij aan toegang tot onderwijs voor tienduizenden kinderen in Libanon, Jordanië en andere buurlanden. Meest recent heeft Nederland 10 miljoen euro beschikbaar gesteld aan het No Lost Generation Initiative van UNICEF. Dit initiatief levert kwalitatief goed onderwijs, biedt bescherming aan kinderen en zet in op lokale betrokkenheid van jongeren in Syrië en de buurlanden. In 2015 hebben zo 3.2 miljoen kinderen in Syrië en 700.000 Syrische vluchtelingen in de buurlanden toegang tot onderwijs gekregen.
Voor het hoger onderwijs is in samenwerking met de universiteit van Gaziantep in Turkije in 2014 een beurzenprogramma voor Syrische studenten opgezet door de Nederlandse organisatie Spark. Het programma heeft in 2015 ruim 1500 Syrische studenten in staat gesteld een academische studie te beginnen en wordt ook in 2016 doorgezet.
Nederland steunt ook UNICEF, War Child, Right to Play en de KNVB, die in Libanon samenwerken aan verbetering van de relaties tussen vluchtelingen en gastgemeenschappen en aan de aanpak van psychosociale problemen. Psychosociale hulp is eveneens een belangrijk onderdeel van de humanitaire respons in de Syrië regio van de Dutch Relief Alliance (DRA). In 2015 heeft UNICEF een bijdrage van 2 miljoen euro voor onderwijs aan Syrische kinderen in Turkije van Nederland ontvangen. Hiermee draagt Nederland bij aan capaciteitsopbouw en versterking van onderwijsfaciliteiten, het bijscholen en trainen van (vrijwillige) leerkrachten, en de aankoop van onderwijsmaterialen.
Deelt u de mening van de ondertekenaars van de petitie dat kinderen zonder onderwijs groot risico lopen te moeten werken, te worden uitgehuwelijkt of te worden gerekruteerd door gewapende groepen? Wat doet Nederland binnen het noodhulpbeleid om de bescherming van ontheemde kinderen en kinderen in oorlogsgebieden te verbeteren? Op welke manier worden kinderen beschermd tegen kinderarbeid, kindhuwelijken en andere vormen van uitbuiting? In hoeverre zijn deze interventies effectief?
Onderwijs is essentieel voor kinderen. Onderwijs is evenzeer van belang om psychosociale problemen en radicalisering bij kinderen tegen te gaan. Het maakt kinderen weerbaarder, waardoor ze minder risico lopen op uithuwelijking en kinderarbeid. Het is dus van belang dat kinderen zich in een beschermde omgeving kunnen ontwikkelen. Nederland steunt hiertoe de zogenaamde Makani centres in Jordanië. Dit zijn centra waar kinderen met hun moeders naartoe komen om in een kindvriendelijke omgeving te spelen en les te krijgen. Dit is een succesvolle methode die breder in Jordanië wordt toegepast.
Het kabinet draagt in 2016 ruim 45 miljoen euro bij aan de strategische humanitaire responsplannen in de Syrië regio. In deze plannen wordt uitvoerig aandacht gegeven aan het beschermen van kinderen en het creëren van een beschermde omgeving op scholen.
Staat het belang van psychosociale hulp en onderwijs voor kinderen op het netvlies van de EU en maakt het onderdeel uit van haar inzet met betrekking tot onder andere regionale opvang van vluchtelingen? Zo nee, op welke manier kunt u eraan bijdragen dat dit wel gebeurt? Leidt uw inzet op het gebied van psychosociale zorg richting de World Humanitarian Summit al tot resultaten? Bent u ook bereid en zo ja, op welke manier, om na afloop van de World Humanitarian Summit de aandacht voor psychosociale hulp en onderwijs te waarborgen?
De Europese Commissie (EC) heeft in de EU strategie voor Syrië en Irak als doel het beschermen van vluchtelingen, het verhogen van hun zelfredzaamheid en het adresseren van hun meest dringende noden, waaronder psychosociale zorg en onderwijs. De EC geeft daartoe steun aan organisaties waaronder de UNHCR, de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), de Rode Kruis beweging en NGO’s. Een aantal van deze organisaties, zoals bijvoorbeeld Save the Children, War Child, Terre des Hommes en Plan, richten zich specifiek op bescherming van kinderen in noodsituaties.
Psychosociale zorg is nog vaak een onderbelicht terrein in de humanitaire hulpverlening. In 2007 zijn er richtlijnen voor «mental health and psychosocial support in emergency settings» (MHPSS) opgesteld. Het kabinet is van mening dat deze richtlijnen nog niet voldoende bekend zijn bij beleidsmakers en uitvoerders. Daarnaast roept Nederland als EU-voorzitter in aanloop naar de WHS lidstaten ook op om bij noodhulp rekening te houden met de specifieke noden van kinderen op het gebied van psychosociale hulp en aandacht te besteden aan toegang tot onderwijs. Voor de uitvoering van beleid maakt het kabinet graag gebruik van de in Nederland aanwezige kennis en deskundigheid op dit gebeid.
In hoeverre is de bescherming van scholen op Syrisch grondgebied onderwerp van gesprek bij de vredesonderhandelingen in Geneve? Welke mogelijkheden ziet u, tevens in uw rol als EU-voorzitter en naar aanleiding van de onderzoekconclusie dat in 2015 veertig Syrische scholen zijn aangevallen en in Syrië meer dan 6.000 scholen zijn vernietigd, beschadigd of worden gebruikt voor militaire doeleinden, om scholen en het recht op onderwijs te waarborgen? Kunt u inzichtelijk maken hoe u de Richtlijnen voor veilige scholen omzet in uw eigen beleid?
De vredesbesprekingen in Geneve verlopen moeizaam. Er is geen sprake van daadwerkelijke onderhandelingen, maar slechts van afzonderlijke gesprekken tussen VN-gezant De Mistura en de delegaties van het regime en de oppositie. Tijdens de eerste twee gespreksrondes is vooral gezocht naar uitganspunten voor een politieke oplossing waar overeenstemming over bestaat. De bescherming van scholen was derhalve niet specifiek geagendeerd. De staking-van-vijandelijkheden die sinds 27 februari van kracht is heeft geleid tot een vermindering van het aantal doden en gewonden binnen Syrië.
Miljoenen kinderen in Syrië en de regio hebben geen toegang tot formeel onderwijs. In Syrië zijn de afgelopen jaren meer dan 5000 scholen gesloten. De schoolgebouwen zijn verwoest, gebruikt voor opvang voor ontheemden of worden door de strijdende partijen gebruikt als militaire basis. Onderwijs is van essentieel belang en het kabinet zet zich daarom voortdurend in om veiligheid op en rondom scholen internationaal aan te kaarten. In 2015 heeft Nederland daarom «Guidelines for Protection of Schools and Universities from Military Use in Armed Conflict» ondertekend. Dit zijn vrijwillige richtlijnen die een aanvulling zijn op International Humanitarian Law. Het navolgen van International Humanitarian Law is voor Nederland van groot belang en dit wordt ook uitgedragen op internationale fora en in gesprek met de VN en het Rode Kruis.
Hoe wordt erop toegezien dat het geld dat Turkije, Libanon en Jordanië ontvangen ten behoeve van de opvang van vluchtelingen niet voorbijgaat aan kinderen, in het bijzonder kwetsbare, alleenstaande, kinderen? Kunt u aangeven welk gedeelte van de hulpgelden aan Turkije, Libanon en Jordanië wordt geïnvesteerd in psychosociale hulp en onderwijs voor kinderen?
Een groot deel van de Nederlandse humanitaire bijdragen worden ongeoormerkt gedaan om hulporganisaties zoveel mogelijk in staat te stellen hulp te leveren aan de meest kwetsbaren en in de gebieden waar de noden het hoogst zijn. Dit wordt bepaald op basis van kwetsbaarheidsanalyses van hulporganisaties, zoals het vulnerability framework van UNHCR. Hierin staat dat kinderen altijd tot de meest kwetsbaren behoren en dus prioriteit krijgen bij de hulpverlening.
In 2015 heeft Nederland ongeveer 34 miljoen euro bijgedragen aan humanitaire hulp in Libanon. Van deze bijdrage ging ongeveer 7 miljoen euro specifiek naar projecten op het terrein van onderwijs en psychosociale zorg.
In Jordanië heeft Nederland in 2015 ongeveer 29 miljoen euro bijgedragen aan humanitaire hulp. Hiervan is 4 miljoen euro specifiek naar onderwijs en psychosociale zorg gegaan. In Turkije is vorig jaar 2 miljoen euro besteed. Dit is een bijdrage aan UNICEF voor onderwijs aan Syrische kinderen in Turkije.
In 2015 besteedde Nederland 5% van het totale humanitaire budget aan onderwijs in crisissituaties. Nederland roept andere donoren op ook voldoende aandacht te geven aan onderwijs in crisissituaties. De EU ondersteunt deze oproep en zet 4% van haar humanitaire budget in voor aandacht voor onderwijs in noodsituaties.
Bent u zich ervan bewust dat 2,8 miljoen kinderen in Syrië en de regio geen toegang hebben tot onderwijs? Bent u bereid om te kijken naar innovatieve manieren voor het verlenen van onderwijs? Zo ja, welke?
Innovatie binnen noodhulp is voor het kabinet een prioriteit, zo ook op het gebied van onderwijs. UNICEF coördineert dit. Het «no lost generation» initiatief is onder meer gericht op herstel van vernielde scholen en het drukken en distribueren van schoolboeken. Voor kinderen in de moeilijk bereikbare gebieden heeft UNICEF een innovatief «self learning» programma ontwikkeld om 500.000 kinderen toegang tot onderwijs te bieden. Het onderwijsmateriaal is zo geschreven dat kinderen zelfstandig of met minimale begeleiding toch kunnen blijven leren. Ook voert UNICEF een versneld leerprogamma uit voor kinderen die een langere tijd geen onderwijs hebben kunnen volgen en wordt er waar mogelijk gewerkt met «e-learning». In gebieden waar kinderen geen toegang hebben tot formeel onderwijs, probeert UNICEF informele programma’s aan te bieden.
In 2015 ging 50% van de Syrische vluchtelingenkinderen in de buurlanden naar school. Het overgrote deel van de Syrische vluchtelingen wordt opgevangen in gastgemeenschappen en zij maken gebruik van de lokaal aanwezige onderwijsfaciliteiten. Dit leidt tot overvolle klaslokalen, gebrek aan materialen en uitgeleefde schoolgebouwen. In samenwerking met de Turkse, Libanese en Jordaanse overheid werkt UNICEF met steun van Nederland aan het opknappen en ondersteunen van de onderwijsfaciliteiten en het uitbreiden van de capaciteit door het bieden van onderwijs in meerdere «shifts» («ploegen»). Hetzelfde klaslokaal kan zo gebruikt worden door twee of soms zelfs drie groepen leerlingen. Ook wordt geinvesteerd in de opleiding van extra leraren en het gebruik van het Syrisch Arabische onderwijscurriculum in Turkije.
De ontmanteling van een Nederlands ontwikkelingsproject door het Israëlische leger |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Israël ontmantelt door Nederland ondersteund ontwikkelingsproject»?1
Ja
Kunt u bevestigen dat het Israëlische leger een landbouwproject ter waarde van 10 miljoen dollar dat gefinancierd is door Nederland, ontmanteld heeft? Zo ja, wat vind u hiervan?
Dit is niet correct. Het betreft een zgn. stop-work order voor één van de locaties waar Palestijnse boeren, met steun van een door Nederland gefinancierde Palestijnse NGO, hun land verder ontwikkeld hebben om een betere oogst te kunnen realiseren. Het is onderdeel van een groter project dat op meerdere locaties op de Westelijke Jordaanoever wordt uitgevoerd, waarvoor de Nederlandse bijdrage in de periode 2013–2016 € 8.005.240 bedraagt.
Wat is de aanleiding van de ontmanteling van het desbetreffende ontwikkelingsproject?
In Israëlische optiek hadden de Palestijnse boeren dit stuk grond niet verder mogen ontwikkelen zonder vergunningen aan te vragen. Israël heeft daarom een stop-work order opgelegd.
Zijn er nog andere direct of indirect door Nederland gefinancierde projecten die beschadigd of vernield zijn door het Israëlische leger? Zo ja, welke zijn dit?
In de periode 2010–2015 bedroeg de schade aan Nederlandse projecten ongeveer € 91.000 (zie antwoorden op de vragen van het lid Servaes, d.d. 8 oktober 2015, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 248
De EU heeft met name schade ondervonden bij projecten, waarbij humanitaire organisaties assistentie verlenen aan Palestijnse gemeenschappen die blootstaan aan het risico van sloop van hun huizen of directe humanitaire basisvoorwaarden ontberen die noodzakelijk zijn voor overleven op de plek waar zij wonen. De totale schade aan door ECHO gefinancierde humanitaire projecten in de periode 2010–2015 bedraagt € 194.395. Vanaf 2015 wordt ook bijgehouden wat de schade aan door Lidstaten gefinancierde humanitaire projecten is. In 2015 was de totale schade aan door ECHO en Lidstaten gefinancierde humanitaire projecten € 205.998. In 2016 is de sloop van Palestijnse gebouwen zorgwekkend toegenomen. De schade aan door ECHO en Lidstaten gefinancierde humanitaire projecten bedraagt dit jaar al € 209.955.
Zijn er nog andere direct of indirect door de Europese Unie gefinancierde projecten die beschadigd of vernield zijn door het Israëlische leger? Zo ja, welke zijn dit?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel bedraagt de financiële schade voor Nederlandse en Europese projecten die tot nu toe door het Israëlische leger is veroorzaakt?
Zie antwoord vraag 4.
Welke maatregelen worden er genomen wanneer bekend wordt dat door Nederland direct of indirect gefinancierde projecten zijn beschadigd of vernield?
Zodra door Nederland gesteunde organisaties te maken krijgen met een stop-work order of een sloopbevel, informeren zij de Nederlandse Vertegenwoordiging in Ramallah. Het kabinet stelt de kwestie vervolgens aan de orde bij de relevante Israëlische autoriteiten en dringt er bij hen op aan het bevel niet uit te voeren en terug te draaien, zodat het werk kan worden voortgezet.
Uitvoerende partners vechten vaak tegelijkertijd het besluit aan bij de Israëlische rechter en vragen de Palestijnse Autoriteit om steun bij het bezwaar tegen dergelijke bevelen.
Nederland ondersteunt diverse organisaties die juridische bijstand verlenen, waar de getroffen belanghebbenden een beroep op kunnen doen.
Welke preventieve maatregelen worden er genomen om dergelijke verwoestingen aan ontwikkelingsprojecten te voorkomen?
In samenwerking met de uitvoerende partners is een selectie gemaakt van de meest geschikte plekken om te werken, waarbij gekeken is naar de hoogst haalbare impact van landverbetering en de risico’s op interventies door het Israëlische leger of Israëlische kolonisten.
Klopt het dat de ontmanteling een vergeldingsactie is uit onvrede over het EU-beleid? Zo ja, wat gaat u hiertegen doen? Zo nee, wat is dan het motief volgens u?
De regering beschikt uitsluitend over de Israëlische verklaring voor de sloop van door de EU gefinancierde projecten, namelijk dat deze zonder vergunning zijn uitgevoerd en daarom illegaal zouden zijn.
Deelt u de mening dat de Israëlische regering verantwoordelijk is voor deze actie en de kosten die Nederland heeft gemaakt moet compenseren? Zo nee, waarom niet?
Nederland financiert het werk van NGO's en boeren. De boeren zijn de eigenaren van de grond die verbeterd wordt. Nederland vraagt de Israëlische autoriteiten om schadevergoeding voor de rechthebbenden, in dit geval de boeren en NGO’s als zij schade ondervinden door het optreden van het Israëlische leger.
Heeft u bij de Israëlische autoriteiten geprotesteerd tegen deze ontmanteling? Zo nee, waarom niet?
Er is geprotesteerd tegen de stop-work orders.
Bent u bereid om op Europees niveau aan te dringen op hardere Europese maatregelen tegen dergelijke acties van het Israëlische leger? Zo nee, waarom niet?
Ja. Nederland heeft hiervoor gepleit in de Raad Buitenlandse Zaken, zoals aangekondigd in het AO RBZ van 9 maart jl. Zie verslag van de Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken d.d. 18 maart jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1594).
Klopt het dat de schade van dergelijke vergeldingsacties van het Israëlische leger op voorhand worden meegenomen in begrotingen? Zo ja, welke signalen geeft Nederland hiermee af aan de Israëlisch regering?
Het ontwikkelingsprogramma wordt onder bijzondere omstandigheden uitgevoerd, te weten de bezetting. Hieraan zijn bepaalde risico’s verboden. Bij de opzet van het programma wordt een afweging gemaakt tussen de risico’s en het beoogde resultaat. De kans op interventies van het Israëlische leger is een van de risico’s die is meegenomen in de afwegingen. Er is geen voorziening opgenomen in het programma voor schade resulterend uit dergelijke interventies.
Wat voor consequenties heeft deze actie van het Israëlische leger op de bilaterale samenwerkingsfora met Israël?
Het kabinet deelt uw grote zorgen over de toename van sloop van projecten in Area C in de eerste maanden van 2016 en heeft dit aangekaart bij de Israëlische autoriteiten. Dankzij de goede toegang die Nederland tot beide partijen heeft, mede als gevolg van de investering in de bilaterale relaties via de samenwerkingsfora, is Nederland op veel terreinen een partner waar Israël serieus naar luistert, in het bijzonder ten aanzien van movement & access, maar ook van innovatie, landbouw, counter-terrorism en energie. Dat heeft het kabinet in staat gesteld een kritische beleidsdialoog te voeren ten aanzien van het Midden-Oosten Vredesproces, waarbij onder meer ook zorgen over gevallen van sloop van projecten aan de orde worden gesteld.
Deelt u de mening dat de bilaterale samenwerking met Israël per direct beëindigd moet worden zolang het Israëlische leger ontwikkelingsprojecten verwoest? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
Bent u bereid om de Israelische ambassadeur te ontbieden over de schade die Israël brengt aan Nederlandse ontwikkelingsprojecten? Zo nee, waarom niet?
Er is een intensieve reguliere dialoog met de Israëlische ambassadeur waarbij alle onderwerpen van bilateraal belang besproken worden. Daarbij wordt ook consequent het conflict opgebracht en, wanneer daartoe aanleiding is, de zorgen uitgesproken over verdere ondermijning van de twee-statenoplossing, zoals nederzettingenuitbreidingen en gevallen van sloop van projecten. Bij het meest recente gesprek in maart is de sloop van EU-projecten aangekaart, als ook aangedrongen op een oplossing voor de stop work orders.
Voorts zullen de Nederlandse zorgen over de toename van sloop van projecten worden uitgesproken bij de aanstaande bijeenkomst van de Ad Hoc Liaison Committee (AHLC), waarbij het kabinet zal aandringen op positieve stappen die de Palestijnse ontwikkeling en staatsopbouw versterken en afzien van maatregelen die mogelijk escalerend werken, zoals toe-eigening van land en vernieling van Palestijnse bezittingen.
De benoeming van een omstreden hoogleraar tot rapporteur van de VN-Mensenrechtenraad |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Klopt het dat de VN-Mensenrechtenraad de Britse hoogleraar Penny Green heeft benoemd tot rapporteur, belast met het bijhouden van mensenrechtenschendingen in de Palestijnse gebieden?1
Klopt het dat de hoogleraar in kwestie openlijk sympathiseert met de BDS-beweging (Boycot, Desinvesteringen en Sancties), die onder meer een volledige boycot van Israël bepleit? Klopt het tevens dat zij in het verleden zich openlijk heeft afgevraagd waarom Israël niet door de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk wordt gebombardeerd?
Klopt het dat van een rapporteur onpartijdigheid mag worden verwacht? Schrijft de functieomschrijving dit voor?
Hoe beoordeelt u deze aanstelling? Constateert u eveneens dat het niet de eerste keer is dat de VN-Mensenrechtenraad overduidelijk een vooringenomen rapporteur benoemt, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de benoeming van Richard Falk in 2008? Hoe verklaart u dit patroon?
Heeft de Nederlandse regering zich tegen deze aanstelling verzet? Zo ja, hoe?
Wat heeft de Nederlandse regering sinds de aanvang van het in 2014 begonnen lidmaatschap van de VN-Mensenrechtenraad ondernomen om de vooringenomenheid jegens Israël aan de orde te stellen en een meer evenwichtige benadering van het Israëlisch-Palestijns conflict te bevorderen?
Nederland stelt zich in onderhandelingsprocessen bij VN-organen, waaronder de Mensenrechtenraad, kritisch op ten opzichte van resoluties die Israël en het Midden-Oosten Vredesproces betreffen (zoals aangegeven in de brief aan uw Kamer van 7 januari 2016, met kenmerk 2015Z23129). Nederland let daarbij op feitelijke juistheid en proportionaliteit in taalgebruik over (vermeende) schendingen. Daarbij trekt Nederland zoveel mogelijk in EU-verband op. Nederland pleit voor heroverweging van de EU-positie ten aanzien van de Mensenrechtenraad-resolutie over de bezette Syrische Golan, die door ontwikkelingen in de regio in toenemende mate door de realiteit wordt achterhaald, zonder daarbij afbreuk te doen aan de EU-positie ten aanzien van de Israëlische bezetting van de Golan.
De voorlopige toepassing van het associatieverdrag tussen de EU en Oekraïne |
|
Mustafa Amhaouch (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Hoe lang kan een verdrag, zoals het associatieverdrag tussen de EU en Oekraïne, nog voorlopig toegepast worden (onder artikel artikel 218, lid 5 Verdrag Werking van de Europese Unie), wanneer definitief is komen vast te staan dat het verdrag niet door alle partijen geratificeerd zal worden?1
De eventuele situatie die zou kunnen ontstaan bij non-ratificatie is onontgonnen terrein. De Raad zou in elk geval hierover een beslissing moeten nemen en zal daarbij in acht moeten nemen dat het voortduren van voorlopige toepassing zich niet verhoudt tot het gegeven dat het verdrag niet in werking zal treden. Zie tevens de beantwoording op de vragen van 26 oktober 2015 (20152016–425) en van 5 februari 2016 (20152016–1401).
Is er een wettelijke/verdragsrechtelijke grondslag voor voorlopige toepassing van het associatieverdrag, indien definitief is dat het verdrag zelf niet in werking zal treden? Zo ja, hoe ziet die grondslag eruit?
Zie antwoord vraag 1.
Welke artikelen in het associatieverdrag tussen de EU en Oekraïne vallen onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie? Kunt u een uitputtende lijst van deze artikelen geven (inclusief misschien een klein aantal artikelen waarover twijfel kan zijn)?
Het karakter van de EU bevoegdheden is vaak onderwerp van discussie tussen de Commissie enerzijds en de Raad en de lidstaten anderzijds. Het karakter van de bevoegdheden is in het verleden ook meermaals onderwerp van geschil geweest voor het Hof van Justitie van de Europese Unie (zie bijvoorbeeld zaak C-414/11 met arrest van 18 juli 2013 over de overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom). Het associatieakkoord specificeert niet welke bepalingen vallen onder de exclusieve bevoegdheden van de EU. In algemene zin bepaalt artikel 3, lid 1, VWEU dat de EU exclusief bevoegd is op de volgende gebieden: (a) de douane-unie; (b) de vaststelling van mededingingsregels die voor de werking van de interne markt nodig zijn; (c) het monetair beleid voor de lidstaten die de euro als munt hebben; (d) de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid; en (e) de gemeenschappelijke handelspolitiek. Zoals ook benoemd in de memorie van toelichting bij de goedkeuringswet van het associatieakkoord (TK 2014–2015, 34 116, nr. 3) betekent dit dat de handelstitels van het verdrag grotendeels onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen. Voorts bepaalt artikel 3, lid 2, VWEU dat de EU exclusief bevoegd is om een internationale overeenkomst te sluiten indien een wetgevingshandeling van de Unie in die sluiting voorziet, indien die sluiting noodzakelijk is om de Unie in staat te stellen haar interne bevoegdheid uit te oefenen of indien die sluiting gevolgen kan hebben voor gemeenschappelijke regels of de strekking daarvan kan wijzigen. Dit betekent dat de EU exclusief bevoegd is over die bepalingen uit het associatieakkoord die raken aan terreinen die benoemd zijn in artikel 4 VWEU zoals milieu, vervoer, energie en de ruimte van vrijheid veiligheid en recht, voor zover dergelijke bepalingen gevolgen kunnen hebben voor interne EU-wetgeving of de strekking daarvan kunnen wijzigen.
Welke artikelen van het associatieverdrag vallen onder de voorlopige toepassing terwijl ze niet onder exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen?
De Europese Unie kan overgaan tot voorlopige toepassing van delen van een verdrag met een derde land die vallen binnen de bevoegdheden van de EU. Het karakter van een EU bevoegdheid (exclusief, gedeeld, parallel, ondersteunend, GBVB) is daarbij niet beslissend. Het associatieakkoord specificeert niet welke bepalingen buiten de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen. Dit valt evenmin op te maken uit het overzicht van bepalingen die voorlopig wordt toegepast. Zonder twijfel valt te stellen dat de politieke clausules in het associatieakkoord zoals de artikelen 1, 2, 4, 5, 6 en 14 niet onder de exclusieve bevoegdheid van de EU vallen maar wel voorlopig worden toegepast voor zover de Unie over het desbetreffende terrein een bevoegdheid heeft.
Klopt het dat de Europese Unie onmiddellijk een nieuw verdrag kan sluiten over de artikelen waarover zij exclusieve bevoegdheden heeft en dat de 28 Lidstaten daar niet expliciet mee hoeven in te stemmen via ratificatie in elke lidstaat afzonderlijk?
Wanneer de EU een bevoegdheid heeft op alle terreinen waarop een voorgenomen verdrag met een derde land of internationale organisatie ziet, kan de EU een EU-only verdrag sluiten. Bij een dergelijk EU-only verdrag vindt geen ratificatie door de EU-lidstaten plaats. Naast het derde land wordt immers alleen de EU partij. Wel moet de Raad aan de Europese Commissie het mandaat geven om een nieuw verdrag uit te onderhandelen en te ondertekenen. Voorts moet een nieuw verdrag op basis van een voorstel van de Commissie worden goedgekeurd door het Europees parlement voordat het besluit tot sluiting door de Raad kan worden vastgesteld. De EU kan dus niet onmiddellijk overgaan tot het afsluiten van een nieuw verdrag. Daarvoor moet zij eerst de voornoemde vereiste stappen doorlopen.
Is de Nederlandse regering al aanwezig geweest bij een overleg waarin de mogelijkheid om een afgezwakt associatieverdrag van de Unie met Oekraïne ter sprake is gekomen, namelijk een verdrag dat niet expliciet hoeft te worden geratificeerd door de Lidstaten? Zo ja, kunt u dan details over geven?
Van een dergelijk overleg is geen sprake.
Welke mogelijkheden hebben de EU en Oekraïne tot nauwere samenwerking indien het huidige associatieverdrag niet in werking treedt?
Het kabinet is van mening dat het associatieakkoord de beste manier is om de samenwerking tussen de EU en Oekraïne vorm te geven. Het kabinet loopt niet vooruit op de uitslag van het referendum.
Kunt u deze vragen binnen 2,5 week beantwoorden, zodat kiezers er kennis van kunnen nemen voor het referendum zelf?
Ja.
De Richtlijnen voor de bescherming van scholen en universiteiten tegen militair gebruik tijdens gewapend conflict |
|
Michiel Servaes (PvdA), Angelien Eijsink (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de lancering van de #WatchOurSchools campagne door Human Rights Watch op woensdag 9 maart jl. over de Richtlijnen voor de bescherming van scholen en universiteiten tegen militair gebruik tijdens gewapend conflict?
Ja.
Hoe en op welke termijn gaat u deze – door onder meer Nederland gesteunde – richtlijnen op basis van de Oslo Conferentie van 29 en 30 mei 2015 implementeren? Welke stappen heeft u sinds de Oslo Conferentie al ondernomen op het gebied van implementatie? Maakt deze bijvoorbeeld al deel uit van de «Rules of Engagement» voor missies waar Nederland aan deelneemt? Zo nee, waarom niet?
Tijdens internationale crisisbeheersingsoperaties is het humanitair oorlogsrecht voor Nederlandse militairen leidend. Het humanitair oorlogsrecht stelt onder andere dat alleen militaire doelen mogen worden aangevallen. Civiele gebouwen en andere burgerobjecten zijn beschermd. Dit betreft onder andere scholen, musea, historische monumenten en gebouwen die worden gebruikt voor godsdienstuitoefening. Het humanitair oorlogsrecht bevat ook de verplichting om, voor zover dat ook maar enigszins praktisch uitvoerbaar is, alle noodzakelijke voorzorgen te nemen om burgerobjecten te beschermen tegen de uit militaire operaties voortvloeiende gevaren. De richtlijnen op basis van de Oslo Conferentie van 29-30 mei 2015 hebben hetzelfde doel, maar ze richten zich, anders dan het humanitair oorlogsrecht, specifiek op de bescherming van scholen en universiteiten tegen militair gebruik tijdens een gewapend conflict. De Nederlandse krijgsmacht werkt al volgens de strekking van deze richtlijnen.
De Nederlandse militairen worden bekend gemaakt met het humanitair oorlogsrecht tijdens de initiële opleidingen en tijdens de missie gerichte instructie. Het Handboek Militair gaat hier uitvoerig op in. De toekomstige leidinggevenden van de krijgsmacht, dat wil zeggen de cadetten en adelborsten aan de Nederlandse Defensie Academie (NLDA), maken een verdiepingsslag tijdens de Bachelor fase. De richtlijnen maken geen deel uit van de Rules of Engagement (ROE’s) voor operaties, aangezien ROE’s geen geschikt instrument zijn voor het opnemen van oorlogsrechtelijke bepalingen.
Gaat u of bent u met Human Rights Watch en andere betrokken NGO’s van de Nederlandse GCPEA-coalitie1 in gesprek over de implementatie van de richtlijnen, zoals ook benoemd in de Safe Schools Declaration die werd aangenomen tijdens de Oslo Conferentie? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
De betrokken ministeries hebben de afgelopen jaren regelmatig gesprekken gevoerd over het Safe Schools initiatief met de Nederlandse NGO’s van de GCPEA-coalitie, waaronder Human Right Watch. In deze gesprekken stond de Nederlandse inzet ten aanzien van het Safe Schools verklaring en bijbehorende richtlijnen centraal.
Gaat u andere landen die de genoemde richtlijnen nog niet hebben ondersteund, aansporen om dit alsnog te doen? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse inzet richt zich vooral op het genereren van bekendheid met en steun voor het Safe Schools initiatief onder andere staten. In multilaterale fora heeft Nederland het afgelopen jaar diverse malen expliciet aandacht gevraagd voor de noodzaak van betere bescherming van scholen, onder verwijzing naar de Safe Schools verklaring en de richtlijnen. Nederland heeft andere landen ook opgeroepen om dit initiatief te ondersteunen en zal dit blijven doen.
Kunt u aangeven hoeveel landen de genoemde richtlijnen inmiddels ondersteunen? Treedt u samen met deze landen op om anderen te bewegen de richtlijnen te ondersteunen? Zo nee, waarom niet?
Nederland behoorde tot de eerste groep van 37 landen die de richtlijnen ondersteunden. Sindsdien hebben nog 15 andere landen hun steun voor de richtlijnen uitgesproken.
Hoe benut u de mogelijkheden van het Nederland EU-voorzitterschap om de richtlijnen onder de aandacht te brengen en steun te verwerven? Hoe verloopt dit? Als u geen gebruik maakt van het Nederlands voorzitterschap om de richtlijnen onder de aandacht te brengen en/of steun te verwerven, hoe doet u dit dan wel?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht dat mensenrechtenactiviste Berta Caceres is vermoord in Honduras |
|
Michiel Servaes (PvdA), Roelof van Laar (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht op de website van Global Wintess «Murder of high-profile indegenous leader Berta Caceres must trigger urgent investigation in Honduras»?1
Ja.
Wat is uw reactie, naast het gerelateerde en gepaste bezoek van de Nederlandse ambassadeur in Costa Rica aan Honduras2, op de moord van mensenrechtenactiviste Berta Caceres in Honduras?
Het kabinet ondersteunt binnen «Samenspraak en Tegenspraak» de Council of Indigenous Peoples of Honduras (COPINH) via strategische partnerorganisaties BothEnds en Fondo Centroamericano de Mujeres (FCAM) en was mede hierdoor bekend met bedreigingen en geweld tegen landrechten-activiste Berta Cáceres.
Het kabinet is bedroefd en geschokt door de moord op Berta Cáceres. De gedachten gaan uit naar de familie en vrienden die zij achterlaat. Het kabinet heeft condoleances overgebracht aan FCAM, Both Ends en Mama Cash. Berta Cáceres vocht voor een betere wereld. Het sturen van de ambassadeur is een eerste signaal dat het kabinet blijvende aandacht heeft voor haar nalatenschap en de belangrijke strijd die zij voerde voor rechten voor inheemse gemeenschappen.
Het kabinet heeft de Hondurese autoriteiten opgeroepen de daders op te sporen en te berechten. Samen met de EU-delegatie in Honduras is het belang benadrukt van een onafhankelijk onderzoek naar haar moord.
Hoe gaat u, al dan niet via de ambassadeur in Costa Rica, toezien op de door Nederland desgevraagde inspanningen van de overheid van Honduras ten aanzien van hun mensenrechtenbeleid?
Het kabinet heeft de Nederlandse ambassadeur in San José gevraagd naar Honduras af te reizen. Zij heeft tijdens haar bezoek aan Honduras op vrijdag 11 maart jl. de autoriteiten gewezen op het belang van een diepgaand en onafhankelijk strafrechtelijk onderzoek en opgeroepen de daders op te sporen en te berechten. Ook heeft de ambassadeur er bij hen op aangedrongen zich in te spannen voor een klimaat waarin mensenrechtenverdedigers, zoals Berta Cáceres, en journalisten veilig hun werk kunnen doen. Nederland zet zich al langer structureel in voor mensenrechten, veiligheid en justitie in Honduras, onder andere via het Midden-Amerika Programma, de EU en de VN. Zo heeft Nederland tijdens het laatste mensenrechtenexamen van Honduras in de Universal Periodic Review (UPR) in mei 2015 Honduras aangesproken op schending van rechten van journalisten en mensenrechtenverdedigers. Versterken en effectieve implementatie van de recente wet ter bescherming van journalisten, juridische ambtenaren en mensenrechtenverdedigers werden daarbij door veel lidstaten genoemd. De Nederlandse aanbevelingen over bescherming van mensenrechtenverdedigers en journalisten en over actie voor naleving van mensenrechten door bedrijven zijn door Honduras overgenomen.
Daarnaast neemt Nederland op afstand deel aan de Mensenrechtendialoog (Grupo Enlace) die de Europese Unie voert met de Hondurese overheid. Door middel van specifieke projecten, Facilitadores Judiciales, el Centro de Prevención de la Violencia (CEPREV) en het regionale mensenrechtenfonds, ondersteunt Nederland respectievelijk de toegang tot justitie, de preventie van geweld onder jongeren en de verbetering van de mensenrechten in het algemeen en de bescherming van mensenrechtenverdedigers in het bijzonder. Tot slot zal Nederland tijdens toekomstige diplomatieke contacten aandacht voor deze kwestie blijven vragen. Dat geldt zowel voor het bilaterale domein, als in de context van de EU politieke dialoog met Honduras, die van kracht wordt zodra het EU-Midden Amerika Associatie Akkoord in werking treedt.
Welke stappen heeft u ondernomen ten opzichte van de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO toen zij twee jaar geleden ook al onder vuur lagen vanwege hun betrokkenheid bij het betreffende stuwdamproject van DESA in Honduras?3
Het kabinet spreekt regelmatig met FMO over haar investeringsbeleid. Investeringen van FMO vinden doorgaans plaats in landen waar vooral gemeenschappelijke en traditionele landrechten niet of onvoldoende beschermd worden en transparantie en participatie in landverwervingsprocessen ontbreken. FMO en andere financiële instellingen maken bij hun investeringsbeslissingen onder meer gebruik van de Performance Standards van de International Finance Cooperation (IFC), omdat hierin specifiek aandacht wordt gegeven aan landrechten.
FMO heeft als een van de eerste ontwikkelingsbanken een onafhankelijk klachtenmechanisme opengesteld die het mogelijk maakt voor onder meer de lokale bevolking om hun bezwaren te uiten. De onafhankelijkheid van het klachtenmechanisme en de transparantie ten aanzien van de bevindingen zijn daarbij zeer belangrijk.
In de afgelopen anderhalf jaar heeft FMO zich binnen de Land Governance Multi-Stakeholder Dialogue ingezet om haar landrechtenbeleid en dat van andere instellingen verder aan te scherpen. Ook werkt FMO samen met Hivos, Stichting Tropenbos Internationaal en het Koninklijke Instituut voor de Tropen (KIT) aan het versterken van landrechten voor kleinschalige producenten en gemeenschappen.
In november 2015 is het kabinet, als grootaandeelhouder van FMO, in gesprek gegaan met de Raad van Commissarissen (RvC) om te horen op welke wijze FMO verantwoordelijkheid neemt voor het beschermen van mens en milieu in landen waar Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) niet goed is geborgd. In vervolg op dit gesprek zijn afspraken gemaakt om het transparantiebeleid van FMO te verbeteren zodat bezwaren van belanghebbenden tijdig en op een transparante wijze gesignaleerd kunnen worden. FMO zal dit kalenderjaar een begin maken met het rapporteren en administreren van projecten binnen International Aid Transparency Initiative (IATI) standaarden. Daarnaast zal FMO, naar model van de International Finance Cooperation (IFC), meer projecten voor financiering openbaar maken.
Naast de dialoog met de RvC van FMO nemen de Minister van Financiën en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking namens de overheid deel aan de onderhandelingen over het IMVO-convenant van de bancaire sector, samen met de vakbonden, NGOs en de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB). Het convenant richt zich op de rol van banken bij het verminderen en voorkomen van risico’s op mensenrechtenschendingen. Het kabinet zet er op in dat bij de afspraken over het due diligence beleid van de banken ook landrechten aan de orde komen.
Heeft u reeds contact gehad met FMO hierover en wat was hun reactie?
Zie antwoord vraag 4.
Welke vervolgstappen gaat u nemen, ook om dergelijke praktijken in de toekomst te voorkomen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe bestempelt u het ogenschijnlijk nalaten door de overheid van Honduras om het devies van de Inter-American Commission for Human Rights (IACHR) met betrekking tot het beschermen van Caceres op te volgen?
In 2009 heeft de IACHR de Hondurese autoriteiten opgeroepen voorzorgsmaatregelen te nemen ter bescherming van Berta Cáceres. De «precautionary measures» zijn een belangrijk beschermingsmechanisme van de IACHR. Honduras moet de «precautionary measures» van de IACHR op een zorgvuldige manier implementeren. Het kabinet betreurt, gezien de moord op Berta Cáceres, dat de Hondurese autoriteiten daarin niet effectief zijn geweest.
Deelt u de zorgen in het rapport «How many more» van Global Witness4 over het gebrek aan (mogelijkheden voor) bescherming van mensenrechtenactivisten?5 Welke mogelijkheden ziet u om dit internationaal op te pakken en ziet u daarbij een rol weggelegd voor Nederland, ook als EU-voorzitter?
Het kabinet deelt deze zorgen. Helaas is het in veel landen nog steeds levensgevaarlijk om mensenrechten te verdedigen. Nederland zet zich wereldwijd in voor de bescherming van mensenrechtenverdedigers. Zo steunt Nederland vanuit het Mensenrechtenfonds een aantal NGO’s die werken aan de praktische bescherming van mensenrechtenverdedigers, waaronder Front Line Defenders, die ook actief zijn in Latijns-Amerika.
Mensenrechtenverdedigers zijn onderdeel van het maatschappelijk middenveld en opereren vanuit maatschappelijke organisaties. De Strategische Partnerschappen voor «Samenspraak en Tegenspraak» en het Accountability Fund hebben ten doel om bij te dragen aan het verbeteren van de voorwaarden voor maatschappelijke organisaties om te kunnen werken als pleitbezorger en waakhond. Dit impliceert erkenning door de overheid van het recht op vrije vergadering en vrije meningsuiting. In landen waar deze voorwaarden niet voldoende aanwezig zijn, is het verbeteren van deze voorwaarden onderdeel van de samenwerking binnen de Strategische Partnerschappen. Donoren en internationale (maatschappelijke) organisaties kunnen steun en rugdekking bieden onder moeilijke omstandigheden en op hun beurt pleiten en beïnvloeden om deze voorwaarden te verbeteren.
Ook vanuit het Midden-Amerika programma werd in het kader van het regionale mensenrechtenfonds tot eind 2015 ondersteuning geboden aan mensenrechtenverdedigers. De steun aan mensenrechtenverdedigers wordt voortgezet in het driejarig regionaal mensenrechtenprogramma dat in 2016 wordt opgezet. Nederland financiert projecten van regionale organisaties die gericht zijn op versterking van de uitvoering van nationale, regionale en internationale mechanismes om mensenrechtenverdedigers en journalisten te beschermen. Dit gebeurt onder meer door middel van communicatie- en bewustwordingscampagnes, capaciteitsopbouw, het vergroten van de digitale veiligheid en het versterken van regionale samenwerking tussen mensenrechtenorganisaties.
Tijdens de 31e VN-Mensenrechtenraad in maart heeft Nederland zich ingezet voor een resolutie over de bescherming van mensenrechtenverdedigers die werken aan economische, sociale en culturele rechten. Binnen de EU is Nederland één van de voortrekkers op het thema mensenrechtenverdedigers. In het EU-Actieplan voor Mensenrechten en Democratie zijn, met steun van Nederland, concrete acties opgenomen om de inzet op bescherming van mensenrechtenverdedigers door de EU en EU-lidstaten te bevorderen. Een voorbeeld is het instellen van logboeken om de inzet van de EU voor specifieke mensenrechtenverdedigers beter te registreren en te monitoren. Nederland houdt de uitvoering van dit actieplan goed in de gaten en bepleit een consistente implementatie van de EU-Richtsnoeren voor mensenrechtenverdedigers.
De nijpende situatie van Lesbische, Homo-, Biseksuelen en Transgenders (LHBT’s) in Indonesië |
|
Pia Dijkstra (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «In Indonesië zijn homo’s erger dan een kernoorlog»?1
Ja.
In het artikel wordt gesteld dat «niemand weet waar de homohaat ineens vandaan is gekomen», in hoeverre is u een verklaring bekend voor de toename van de homohaat? In hoeverre heeft u zicht op vergelijkbare ontwikkelingen in andere Aziatische landen?
Sinds eind januari is de druk op de LHBT-gemeenschap in Indonesië toegenomen. Enkele uitspraken van leden van de regering deden de negatieve belangstelling rondom LHBT’s verder toenemen. Ook moslimorganisaties lieten zich negatief over LHBT’s uit.
In heel Azië zijn gelijke rechten voor LHBT’s helaas nog niet vanzelfsprekend. In Bangladesh, Bhutan, Myanmar, Brunei, India, Maleisië, Singapore en Sri Lanka staat homoseksualiteit nog altijd in het Wetboek van Strafrecht. In Indonesië, met uitzondering van Aceh, is homoseksualiteit niet expliciet strafbaar. In sommige landen lijkt het debat rondom LHBT’s verder te polariseren. Negatief beleid tegenover LHBT’s kan vaak rekenen op steun van grote delen van de bevolking.
Tegelijkertijd zijn er ook positieve ontwikkelingen in Azië te zien. Zo besloot de Hoge Raad in India vorige maand om de huidige strafbaarstelling van homoseksualiteit in het land te herzien. In Vietnam gaat het ook voorzichtig de goede kant op. De strafbaarstelling van een huwelijk voor paren van gelijk geslacht is uit de wet, en de jaarlijkse Vietpride kon in 2015 opnieuw vrijelijk plaatsvinden in Hanoi.
Kunt u aangeven op welke manier u probeert de positie van LHBT-minderheden in Indonesië te versterken nu twee militante moslimgroepen, het Front Jihad Islam en het Forum Umat Islam expliciet de oorlog hebben verklaard aan alle LHBT-inwoners van Indonesië?
De ontwikkelingen rond de positie van LHBT’s worden op de voet gevolgd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Nederlandse ambassade in Jakarta. Half maart heeft de ambassadeur in gesprekken met verscheidene ministers zijn zorgen uitgesproken over de positie van LHBT’s. Tevens heeft hij in dit kader aandacht gevraagd voor het belang van toegang tot publieke gezondheidsdienstverlening en daarbij gewezen op de resultaten van UNAIDS en het programma «Bridging the gaps; Health and rights for key populations» om verspreiding van HIV/aids tegen te gaan
Daarnaast werkt het Ministerie van Buitenlandse Zaken samen met (allianties van) NGO’s die zich inzetten om de situatie van LHBT’s te verbeteren. Inzet is daarbij de volledige en volwaardige participatie van LHBT’s in de maatschappij te bewerkstelligen. Ook heeft het ministerie een tripartite samenwerkingsverband met UNAIDS en de alliantie van NGO’s die het programma Bridging the Gaps uitvoert. Doel van deze samenwerking, ook met de Indonesische autoriteiten, is om toegang tot publieke gezondheidsdienstverlening zeker te stellen en vertegenwoordigers van key populationsactief te betrekken bij de ontwikkeling en uitvoering van (mede) op hen gericht beleid.
Deelt u de mening dat het bijzonder onwenselijk is dat minderheden, zoals homo’s, worden gecriminaliseerd, en verwensingen naar hun hoofd krijgen waarin wordt gesteld dat de «ziekte moet worden uitgeroeid»? Zo ja, kunt u aangeven hoe dit vorm krijgt in ons internationale emancipatiebeleid?
Het kabinet deelt de mening dat deze ontwikkelingen zeer onwenselijk zijn. Het non-discriminatiebeginsel, zoals ook vastgelegd in artikel 1 van de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens, is van toepassing op iedereen. Iedere overheid heeft dan ook de plicht om alle burgers gelijke bescherming te bieden, ongeacht seksuele oriëntatie of genderidentiteit. Zoals geformuleerd in de beleidsbrief «Respect en recht voor ieder mens» (2013) zijn de bescherming en bevordering van gelijke rechten voor LHBT’s één van de speerpunten van het mensenrechtenbeleid. In de Mensenrechtenrapportage die jaarlijks met uw Kamer gedeeld wordt, vindt u een uitgebreide uiteenzetting van de Nederlandse inspanningen op dit gebied.
In hoeverre deelt u de mening dat het bijzonder onwenselijk is dat twee leden van de regering zich negatief en stigmatiserend hebben uitgelaten over LHBT’s? Kunt u aangeven hoe, en in welke mate, de internationale gemeenschap, waaronder Nederland, deze ontwikkeling adresseert bij de Indonesische regering?
Het kabinet deelt de mening dat de stigmatisering van en negatieve uitspraken over LHBT’s onwenselijk zijn.
Tijdens mijn bezoek aan Indonesië eind maart heb ik in mijn gesprekken met leden van de Indonesische regering de mensenrechtensituatie, inclusief de positie van LHBT’s besproken en mijn zorgen over de huidige situatie overgebracht. Ik heb hierbij benadrukt dat het de verantwoordelijkheid is van de overheid om alle burgers gelijke bescherming te bieden. Ook heb ik aandacht gevraagd voor de positie van LHBT’s en het belang van programma’s op het gebied van HIV/aids tijdens mijn bezoek aan een door Nederland financieel ondersteund centrum voor hulp aan drugsgebruikers. Hierbij was tevens een vertegenwoordiger van het Ministerie van Gezondheid aanwezig. Daarnaast sprak ik tijdens mijn bezoek met verscheidene LHBT-activisten over de huidige situatie. De Nederlandse ambassadeur in Jakarta heeft eerder ook al de zorg over de situatie voor LHBT’s bij diverse Indonesische ministers opgebracht.
De mensenrechtensituatie in Indonesië zal daarnaast aan de orde komen in de jaarlijkse EU-Indonesië Mensenrechtendialoog.
Bent u bereid er bij de Indonesische regering op aan te dringen maatregelen te nemen tegen bedreigingen jegens LHBT’s in Indonesië?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht “Hoe vereiste hervormingen de Oekraïense mijnsteden tot wanhoop drijven” |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Hoe vereiste hervormingen de Oekraïense mijnsteden tot wanhoop drijven»?1
Ja.
Hoe oordeelt u over het feit dat de Oekraïense bevolking aangeeft last te hebben van «de stijgende levenskosten en stagnerende of zelfs verdwenen inkomsten door het verlies van werk, gekoppeld aan de enorme inflatie»? Erkent u dat deze ontwikkeling samenhangt met de hervormingen die het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de EU van Oekraïne eisen in ruil voor financiële steun?
De stijgende kosten voor levensonderhoud en verlies aan banen in Oekraïne zijn vooral het gevolg van jarenlang economisch mismanagement onder de vorige regering dat leidde tot groeiende begrotingstekorten en een industrie die niet meer kon concurreren. Samen met het conflict in het oosten van het land leidde dit tot een zware economische crisis in 2014 en 2015.
Het IMF-programma heeft onder andere als doel de overheidsfinanciën onder controle te krijgen door goed begrotingsbeleid en verbeteringen in de belastingdienst. Daarnaast wordt de inflatie door een strak monetair beleid omlaaggebracht. De enorme inflatie is al afgenomen. Hervormingen op het gebied van het wisselkoersregime en de subsidiestructuren in de energiesector zijn absoluut noodzakelijk voor economisch herstel en dragen er op termijn juist aan bij dat de inflatie en werkloosheid worden teruggedrongen. Het IMF, in samenwerking met andere internationale financiële instellingen, heeft er in het programma juist op aangedrongen dat de prijsverhogingen in de energiesector gecompenseerd worden door gerichte inkomenssteun voor de armste groepen van de bevolking.
In het associatieakkoord tussen de EU en Oekraïne worden ook afspraken gemaakt over door te voeren hervormingen voor de modernisering van de Oekraïense economie, die net als bij het IMF juist moeten leiden tot economisch herstel. Hier staat geen extra financiële steun van de EU aan Oekraïne tegenover.
In hoeverre hangen deze hervormingen samen met de implementatie van het associatieakkoord met Oekraïne?
De hervormingen die het IMF als voorwaarde koppelt aan financiële steun staan los van het associatieakkoord tussen de EU en Oekraïne. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Hoe oordeelt u over de volgende bevinding: «In feite komen de werkloosheid, inflatie en stijgende levenskosten deels voort uit hervormingen, sinds 2014 doorgevoerd door de Oekraïense regering en op last van het IMF»?
Zie ook het antwoord op vraag 2.
De hervormingen afgesproken met het IMF hebben als doel om de onevenwichtigheden in de economie terug te dringen zodat de economie van Oekraïne weer gezond wordt.
Deelt u de mening dat faillissement voor Oekraïne dreigt indien het land zich volgens het IMF niet aan de voorwaarden van het steunpakket aan Oekraïne houdt?
Nee. Het steunprogramma voorkomt dat juist. Het niveau van de reserves is sinds de aanvraag van het programma toegenomen en het begrotingstekort is sterk teruggedrongen. De tweede voortgangsrapportage van het IMF-programma is nog niet afgerond, maar het is al duidelijk dat de Oekraïense autoriteiten reeds een aanzienlijk aantal hervormingen hebben doorgevoerd om de economie te stabiliseren. De uitdagingen in Oekraïne blijven echter groot. Verdere hervormingen zijn essentieel om de economie op een groeipad te krijgen. Dit is ook nodig om de financiële stabiliteit van het land op lange termijn te waarborgen. Op de korte termijn zijn de IMF-middelen vooral belangrijk om de benodigde internationale reserves verder op te bouwen en zodoende vertrouwen te herstellen.
Klopt het dat Oekraïne een einde moest maken aan subsidies in de energiesector als voorwaarde voor een tranche van een IMF-lening? Welke gevolgen heeft dit gehad voor de energieprijzen in Oekraïne?
Ja, dit klopt. De subsidies in de energiesector leidden tot inefficiëntie en trokken een grote wissel op de overheidsfinanciën. Bovendien hadden vooral de rijkere delen van de bevolking voordeel van de subsidies aangezien zij meer energie gebruiken. De energieprijzen in Oekraïne waren vele malen lager dan in de buurlanden en de tarieven dekten niet de kosten van het (geïmporteerde) gas en die van het energienetwerk. Als onderdeel van het IMF-programma moet het energiebeleid worden aangepast en subsidiëring van het staatsbedrijf Naftogas worden beëindigd. Om dit bedrijf kostendekkend te maken, worden gedurende twee jaar tariefverhogingen doorgevoerd voor de afnemers. Dit teneinde op meer reële marktgebaseerde prijzen te komen.
Om rekening te houden met de druk die dit legt op de bevolking, is in het IMF-programma evenwel als voorwaarde gesteld dat de armsten gecompenseerd dienen te worden voor het prijsverschil. De verhoging van de energieprijzen is gunstig voor de begroting en energiebesparing. Door de reductie van de huidige subsidies komt begrotingsruimte vrij voor het inzetten van deze middelen, o.a. voor sociaal beleid.
Klopt het dat de meeste kolenmijnen alleen konden voortbestaan dankzij de steun van de Oekraïense staat, en dat veel kolenmijnen nu gedwongen worden om te sluiten? Kunt u percentages geven bij de beantwoording van deze vraag, zowel van het aantal gesloten mijnen als de toegenomen werkloosheid?
Ja, dat klopt. Het grootste deel van de kolenindustrie bevindt zich in het oosten van het land, in gebieden die nu door de zogenaamde separatisten worden gecontroleerd. Tot 2014 was 60% van de 150 kolenmijnen in Oekraïne in handen van de staat en werden deze door de Oekraïense overheid gesubsidieerd. Door het conflict liggen nu nog 65 mijnen in het gebied dat door Oekraïne wordt gecontroleerd, waarvan 35 operationele staatsmijnen met in totaal 52.000 werknemers.
De Minister van Energie heeft een plan aangekondigd waarin hij aangeeft dat in 2018 de helft van het totale aantal mijnen zal worden gesloten. Van de 35 staatsmijnen zullen er 23 worden afgestoten en 12 gesloten. Naar verwachting zullen hierdoor 27.000 arbeidsplaatsen verdwijnen. Dit betekent een vermindering van 51%.
Investeringen in de te moderniseren mijnen zijn noodzakelijk, waardoor ze rendabeler zullen worden en banen zullen worden behouden.
Over de 30 mijnen in private handen in door Oekraïne gecontroleerd gebied, evenals de nog functionerende mijnen in gebieden niet op dit moment niet onder controle van het Oekraïense centrale gezag staan, is onvoldoende betrouwbare informatie beschikbaar.
Bent u ervan op de hoogte dat Oekraïne op dit moment een groot tekort aan kolen kent? Wat is het gevolg hiervan voor de Oekraïense economie?
Ook hier is de vraag gebaseerd op onjuiste informatie. Er is op dit moment geen sprake van een tekort. In tegenstelling tot de winter van 2014–2015 was er afgelopen winter in Oekraïne geen sprake van een brandstoftekort, noch van kolen noch van gas. Op 1 januari 2016 hadden kolengestookte electriciteitscentrales in Oekraïne 2,7 miljoen ton kolen in opslag. In januari en februari 2016 importeerde Oekraïne meer dan 2,5 miljoen ton kolen. Dit is conform het overheidsbeleid om verliesmakende kolenwinning te vervangen door import. Door het geleidelijk afschaffen van subsidies wordt de overheidsbegroting opgeschoond en worden overheidsschulden houdbaarder.
Kunt u verifiëren dat Anatoli Mukhamedzhanov (leider van de onafhankelijke vakbond voor mijnwerkwerkers NPGU) in elkaar geslagen is door een adviseur van de Minister van Energie en Kolenindustrie, Demchyshyn, vanwege zijn streven om een aantal kolenmijnen open te houden? Wat zegt dit incident volgens u over de staat van de rechtstaat in Oekraïne?
Nee. De Oekraïense autoriteiten hebben een strafrechtelijk onderzoek ingesteld tegen de belagers van Anatoli Mukhamedzhanov. Nederland acht het van belang dat ook in deze zaak er een onafhankelijk en objectief onderzoek wordt gedaan en recht geschiedt.
De versterking van de rechtsstaat in Oekraïne is een belangrijk onderdeel van het Nederlandse en Europese beleid. Het associatieakkoord biedt hiervoor een helder kader. Daarom zijn de hervormingen in het politieapparaat en van de rechterlijke macht die aangejaagd worden door het associatieakkoord zo belangrijk.
Kunt u een overzicht geven van de bezittingen van de oligarch Rinat Akhmetov, voorzover bekend?
Het is niet aan het Kabinet om mededelingen te doen over de bezittingen van buitenlandse personen.
De groeiende Turkse staatscensuur |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Turkse overheid neemt kritische krant over»?1
Ja.
Deelt u de zorgen over de Turkse staatscensuur, die met de overname van een kritische krant opnieuw intensiveert?
Ja.
Zult u, ook nu de EU in al haar naïviteit op Turkije vertrouwt bij het oplossen van het vluchtelingenvraagstuk, de Turken aanspreken op deze aantasting van de persvrijheid?
De situatie rondom persvrijheid in Turkije is zorgwekkend, dat heeft het kabinet al vaker tegen uw Kamer gezegd. Nederland blijft Turkije daarom proactief aanspreken op persvrijheid, bilateraal en in EU-verband. Zo heeft premier Rutte het onder curatele stellen van de krant Zaman opgebracht in het gesprek dat hij met de Turkse premier Davutoğlu had aan de vooravond van de EU-Turkije Top van 7 maart. Ook tijdens de bijeenkomst tussen Turkije en de 28 EU-lidstaten is dit aan de orde gesteld en de Minister van Buitenlandse Zaken zet zich op dit punt in tijdens bilaterale, Europese en multilaterale contacten.
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen om de dictatoriale neigingen van de regering Erdogan internationaal aan te kaarten?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat een land dat de vrije pers de nek omdraait, nog steeds een deel van Cyprus bezet, minderheden stelselmatig vervolgt en een interne oorlog voert tegen de Koerden, nooit lid mag worden van de EU? Zo neen, waarom niet?
Nee. Het kabinet blijft van mening dat toetredingsonderhandelingen het beste kader vormen om Turkije aan te sporen te hervormen en handelen naar Europese maatstaven.
Landrechten |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de moord op de landrechten-activiste Berta Caceres uit Honduras?1
Ja.
Bent u bekend met het feit dat zij afgelopen week nog is bedreigd naar aanleiding van haar rol in het organiseren van tegenstanders van de Agua Zarca dam en dat zij niet de eerste tegenstander van de dam is die vermoord werd?
Het kabinet ondersteunt binnen «Samenspraak en Tegenspraak» de Council of Indigenous Peoples of Honduras (COPINH) via strategische partnerorganisaties BothEnds en Fondo Centroamericano de Mujeres (FCAM) en was mede hierdoor bekend met bedreigingen en geweld tegen landrechten-activiste Berta Cáceres.
Het kabinet is bedroefd en geschokt door de moord op Berta Cáceres. De gedachten gaan uit naar de familie en vrienden die zij achterlaat. Het kabinet heeft condoleances overgebracht aan FCAM, Both Ends en Mama Cash. Berta Cáceres vocht voor een betere wereld. Het sturen van de ambassadeur is een eerste signaal dat het kabinet blijvende aandacht heeft voor haar nalatenschap en de belangrijke strijd die zij voerde voor rechten voor inheemse gemeenschappen.
Het kabinet heeft de Hondurese autoriteiten opgeroepen de daders op te sporen en te berechten. Samen met de EU-delegatie in Honduras is het belang benadrukt van een onafhankelijk onderzoek naar haar moord.
Bent u nu bereid om uw mening te herzien over de investeringsbeslissing van FMO in de Agua Zarca dam waartoe u bij de beantwoording van eerdere vragen over de moord in 2013 op Tomas Garcia nog niet bereid was?2 Zo nee, waarom niet?
In afwachting van de resultaten van het onderzoek naar de lokale omstandigheden bij het Agua Zarca project heeft FMO de financiering tijdelijk stopgezet. Tegen de achtergrond van de gebeurtenissen in Honduras en binnen een bredere internationale discussie over landrechten, roept het kabinet FMO op om na te gaan of en waar nodig zij haar beleid ten aanzien van landen, waar een hoog risico op geweld is, verder dient aan te scherpen. Inbreng van het maatschappelijk middenveld wordt door FMO hierin betrokken. Het kabinet ziet hierop toe.
Bent u bereid om in dialoog te treden met de autoriteiten in Honduras zodat een zorgvuldig en onpartijdig onderzoek wordt ingesteld naar de moord op Berta Caceres, waarbij vervolging van de daders van de moord het doel moet zijn? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft de Nederlandse ambassadeur in San José gevraagd naar Honduras af te reizen. Zij heeft tijdens haar bezoek aan Honduras op vrijdag 11 maart jl. de autoriteiten gewezen op het belang van een diepgaand en onafhankelijk strafrechtelijk onderzoek en opgeroepen de daders op te sporen en te berechten. Ook heeft de ambassadeur er bij hen op aangedrongen zich in te spannen voor een klimaat waarin mensenrechtenverdedigers, zoals Berta Cáceres, en journalisten veilig hun werk kunnen doen. Nederland zet zich al langer structureel in voor mensenrechten, veiligheid en justitie in Honduras, onder andere via het Midden-Amerika Programma, de EU en de VN. Zo heeft Nederland tijdens het laatste mensenrechtenexamen van Honduras in de Universal Periodic Review (UPR) in mei 2015 Honduras aangesproken op schending van rechten van journalisten en mensenrechtenverdedigers. Versterken en effectieve implementatie van de recente wet ter bescherming van journalisten, juridische ambtenaren en mensenrechtenverdedigers werden daarbij door veel lidstaten genoemd. De Nederlandse aanbevelingen over bescherming van mensenrechtenverdedigers en journalisten en over actie voor naleving van mensenrechten door bedrijven zijn door Honduras overgenomen.
Daarnaast neemt Nederland op afstand deel aan de Mensenrechtendialoog (Grupo Enlace) die de Europese Unie voert met de Hondurese overheid. Door middel van specifieke projecten, Facilitadores Judiciales, el Centro de Prevención de la Violencia (CEPREV) en het regionale mensenrechtenfonds, ondersteunt Nederland respectievelijk de toegang tot justitie, de preventie van geweld onder jongeren en de verbetering van de mensenrechten in het algemeen en de bescherming van mensenrechtenverdedigers in het bijzonder. Tot slot zal Nederland tijdens toekomstige diplomatieke contacten aandacht voor deze kwestie blijven vragen. Dat geldt zowel voor het bilaterale domein, als in de context van de EU politieke dialoog met Honduras, die van kracht wordt zodra het EU-Midden Amerika Associatie Akkoord in werking treedt.
Wat gaat u in het algemeen doen aan het beleid omtrent landrechten in combinatie met financieringsvormen, waaronder investeringen van de Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO)? Kunt u ook in dialoog gaan met FMO en verslag doen van de uitkomsten van deze dialoog? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet spreekt regelmatig met FMO over haar investeringsbeleid. Investeringen van FMO vinden doorgaans plaats in landen waar vooral gemeenschappelijke en traditionele landrechten niet of onvoldoende beschermd worden en transparantie en participatie in landverwervingsprocessen ontbreken. FMO en andere financiële instellingen maken bij hun investeringsbeslissingen onder meer gebruik van de Performance Standards van de International Finance Cooperation (IFC), omdat hierin specifiek aandacht wordt gegeven aan landrechten.
FMO heeft als een van de eerste ontwikkelingsbanken een onafhankelijk klachtenmechanisme opengesteld die het mogelijk maakt voor onder meer de lokale bevolking om hun bezwaren te uiten. De onafhankelijkheid van het klachtenmechanisme en de transparantie ten aanzien van de bevindingen zijn daarbij zeer belangrijk.
In de afgelopen anderhalf jaar heeft FMO zich binnen de Land Governance Multi-Stakeholder Dialogue ingezet om haar landrechtenbeleid en dat van andere instellingen verder aan te scherpen. Ook werkt FMO samen met Hivos, Stichting Tropenbos Internationaal en het Koninklijke Instituut voor de Tropen (KIT) aan het versterken van landrechten voor kleinschalige producenten en gemeenschappen.
In november 2015 is het kabinet, als grootaandeelhouder van FMO, in gesprek gegaan met de Raad van Commissarissen (RvC) om te horen op welke wijze FMO verantwoordelijkheid neemt voor het beschermen van mens en milieu in landen waar Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) niet goed is geborgd. In vervolg op dit gesprek zijn afspraken gemaakt om het transparantiebeleid van FMO te verbeteren zodat bezwaren van belanghebbenden tijdig en op een transparante wijze gesignaleerd kunnen worden. FMO zal dit kalenderjaar een begin maken met het rapporteren en administreren van projecten binnen de International Aid Transparency Initiative (IATI) standaarden. Daarnaast zal FMO, naar model van de IFC, meer projecten voor financiering openbaar maken.
Naast de dialoog met de RvC van FMO nemen de Minister van Financiën en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking namens de overheid deel aan de onderhandelingen over het IMVO-convenant van de bancaire sector, samen met de vakbonden, NGO’s en de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB). Het convenant richt zich op de rol van banken bij het verminderen en voorkomen van risico’s op mensenrechtenschendingen. Het kabinet zet er op in dat bij de afspraken over het due diligence beleid van de banken ook landrechten aan de orde komen.
Kunt u verslag doen van de Land Governance High Level meeting banken die dinsdag 8 maart zal plaatsvinden en daarbij vooral ingaan op het implementeren van een sterk landbeleid, inclusief het concept van free Prior and Informed consentvoor lokale en inheemse gemeenschappen, voor al hun financieringsvormen?
Tijdens de tweede High Level Land Governance Multi-Stakeholder Dialogue op dinsdag 8 maart jl. hebben vertegenwoordigers van Nederlandse banken, pensioenfondsen, bedrijven, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en de overheid besproken hoe men gezamenlijk kan bijdragen aan vermindering van landroof, betere landrechten en landgebruik in landen waar dat cruciaal is voor armoedebestrijding, inclusieve economische ontwikkeling en handel. Hierbij gaat het met name over de praktische toepassing van belangrijke principes binnen de Voluntary Guidelines on the responsible Governance of Tenure of Land, Forestry and Fisheries in the National Context of Food Security.
Op 4 april jl. is het kabinet in gesprek gegaan met de voorzitter van de Raad van Bestuur van FMO en een aantal vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld om te spreken over de internationale regels rond investeringsprojecten. Het concept van Free Prior and Informed Consent (FPIC) en het waarborgen van een goede uitvoering van dit concept zijn daarbij besproken. Tijdens dit gesprek is afgesproken dat het Ministerie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, FMO en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld de komende maanden gezamenlijk zullen kijken of aanpassingen in de toepassing van FPIC procedures noodzakelijk zijn. De uitkomsten van de resultaten van het onderzoek naar de lokale omstandigheden bij het Agua Zarca project worden in deze discussie meegenomen.
Kunt u een appreciatie geven van het artikel «Had de Sahel maar een kadaster»?3
Het rapport van Fred Pearce waar Trouw aan refereert, vormt een belangrijk achtergronddocument bij de Land Rights Now campagne die op 8 maart jl. op het Ministerie van Buitenlandse Zaken in samenwerking met Oxfam Novib is gelanceerd. Tijdens deze lancering heeft de Nederlandse overheid als eerste overheid ter wereld haar steun betuigd voor de Global Call to Action on Indigenous and Community Land Rights. Deze wereldwijde oproep richt zich precies op de situatie zoals die beschreven wordt in het artikel in Trouw.
Het kabinet onderschrijft het belang van betere landrechten en landgebruik. Daar waar eigendom en gebruik van land goed geregeld is nemen voedselzekerheid en biodiversiteit toe. Ook helpt landrechtenregistratie de positie van vrouwen te versterken. Het vorig jaar opgestarte partnerschap Land Administration for National Development (LAND) tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Kadaster beoogt verantwoordelijke organisaties in ontwikkelingslanden te assisteren bij het opzetten van snellere, goedkopere en effectievere landadministratiesystemen.
Tevens zet het kabinet in op betere documentatie van land(gebruiks)rechten voor zowel mensen en gemeenschappen die in gebieden wonen waar land via lokaal gewoonterecht wordt beheerd alsook in gebieden waar de overheid aanstuurt op individuele land(gebruiks)rechten. Dit doet het kabinet via ambassadeprogramma’s en ondersteuning van en actieve deelname in internationale netwerken als de International Land Coalition, het Global Land Tool Network en de Global Donor Working Group on Land. Zoals gemeld in de Kamerbrief (zie referentienummer MINBUZA-2015.573896) die uw Kamer op 5 november 2015 is toegekomen resulteerde dit bijvoorbeeld in 2014 in 1 miljoen hectares land met formeel erkende land(gebruiks)rechten voor kleine boerenbedrijven.
Kan Nederland geïnteresseerde landen die met landroof te maken hebben, helpen met haar expertise door bijvoorbeeld samen te werken met het Kadaster in Nederland om het kadaster in die landen te verbeteren? Kunt u aangeven of er al projecten worden gedaan ter verbetering van het kadaster? Zo ja, kunt u meer uitweiden over de projecten? Zo nee, bent u bereid om dergelijke projecten te initiëren?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u aangeven hoe u de motie-Smaling over landrechten gaat uitvoeren?4
Het kabinet ziet deze motie als een belangrijke ondersteuning van haar beleid. Momenteel is er overleg met ambassades en Nederlandse kennisorganisaties in partnerschappen als LANDac en LAND met betrekking tot de vraag hoe er nog beter gebruik gemaakt kan worden van Nederlandse kennis en kunde bij het versterken van betere landrechten en landgebruik in de partnerlanden. Op basis van deze gesprekken zal een concreet actieplan worden opgesteld dat zal aangeven hoe het kabinet de motie-Smaling over landrechten gaat uitvoeren. Dit plan wordt opgenomen in de tijdens het AO voedselzekerheid op 27 januari 2016 toegezegde brief over de inzet en de behaalde resultaten op het terrein van wereldwijde voedselzekerheid. Deze brief zal uw Kamer voor het zomerreces worden toegezonden.
De Iraanse luchtvaartmaatschappij Mahan Air |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «U.S. Senators urge sanction on Iranian airline helping funnel weapons to Assad and Hezbollah»?1
Ja.
Hoe beoordeelt U de Amerikaanse sancties tegen de Iraanse luchtvaartmaatschappij Mahan Air?2
Het kabinet heeft kennis genomen van de Amerikaanse sancties tegen Mahan Air, daterend van 10 december 2012, ingesteld op basis van Executive Ordernr. 13224. Het nemen van dergelijke sanctiemaatregelen is een soevereine bevoegdheid van de VS.
Klopt het dat deze luchtvaartmaatschappij ook activiteiten in Nederland ontplooit3, al of niet met de onderneming Aviareps? Zo ja, wat houden die activiteiten in? Wat is de verhouding tussen Mahan Air en Aviareps?
Mahan Air is niet actief in Nederland. Aviareps is een internationaal bedrijf met 58 kantoren in 43 landen, waaronder Nederland, dat diensten (o.m. tickets, cargo en marketing) biedt aan een aantal internationale luchtvaartmaatschappijen zoals Mahan Air.
Zijn er ook Europese sancties tegen (bestuurders van) Mahan Air? Zo neen, waarom niet?
Er zijn geen EU sancties tegen (bestuurders van) Mahan Air. Het instellen van sancties vergt unanimiteit. Hoewel er eerder een discussie heeft plaatsgevonden over het instellen van maatregelen tegen Mahan Air, bleek dat hiervoor binnen de EU geen steun was.
Ziet u aanleiding om Mahan Air uit Nederland te weren? Zo neen, waarom niet?
Mahan Air is niet actief in Nederland.