Buitenlandse investeringen in Ethiopië |
|
Anne Kuik (CDA), Kees van der Staaij (SGP), Kirsten van den Hul (PvdA), Isabelle Diks (GL) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de documentaire «Dead donkeys fear no hyenas»?1
Ja.
Herkent u, in algemene zin, het beeld dat buitenlandse investeringen in Ethiopië hebben geleid tot onwenselijke (bij)effecten zoals gedwongen landonteigening, grootschalige ontbossing en vluchtelingenstromen? Wat kan Nederland doen om dit tegen te gaan?
In de documentaire komen investeringen in grootschalige monocultuurprojecten van tienduizenden hectare rijst of suikerriet in het westen van Ethiopië aan de orde. De eigenaars van deze investeringen komen vaak uit Saoedi-Arabië, India of Turkije. Het beeld dat de documentaire schetst is herkenbaar en verontrustend.
Nederlandse investeringen in de landbouwsector beslaan doorgaans «slechts» tientallen hectares, bij uitzondering honderden. Dit verschil in omvang is belangrijk, omdat voor deze kleinschaliger investeringen een ander beeld geldt dan wat de documentaire laat zien.
De Nederlandse overheid vraagt van Nederlandse ondernemers die investeren in de Ethiopische landbouwsector dat zij kritisch nagaan hoe de grond die hen door de Ethiopische overheid wordt toegewezen is verkregen en dat zij niet investeren in land dat gedwongen is onteigend of waar compensatie niet of onvoldoende is uitbetaald. Dit is ook in het belang van de betreffende investering, omdat lokale pijnpunten op langere termijn grote problemen kunnen veroorzaken. De ambassade biedt ondernemers ook hulp bij het maken van een analyse van de geschiedenis van het stuk land en de verwachte maatschappelijk impact van de voorgenomen investering. Op basis van die informatie kan de investering worden aangepast aan de wensen en verwachtingen van de aangrenzende gemeenschappen.
Nederlandse investeerders in Ethiopië creëren banen en inkomens voor vele Ethiopiërs. Dat is belangrijk, maar niet voldoende. De ambassade helpt daarom nieuwe investeerders om gebieden op een geïntegreerde manier te ontwikkelen. Hierbij bekijken ondernemers, in samenspraak met de omwonende gemeenschap, hoe de investering zich verhoudt tot thema’s als gezondheidszorg, scholing, opleidingen en duurzaamheid. De eerder genoemde maatschappelijke analyse is hier onderdeel van, evenals een studie naar de milieutechnische impact van de investering. Een dergelijke studie is overigens verplicht in Ethiopië. Nieuwe gebiedsontwikkeling vindt plaats op land dat al jarenlang in gebruik was door de Ethiopische overheid. Op deze gebieden liggen daarom geen claims van de lokale bevolking. Daarnaast spoort de Nederlandse ambassade bestaande investeerders aan om in hun sector de werkomstandigheden te verbeteren. Zo heeft de bloemensector met Nederlandse financiering een gedragscode opgesteld over werkomstandigheden en milieueisen.
De discussie over fatsoenlijke beloning ligt moeilijk in een land dat juist investeringen aantrekt door de lage lonen. Ethiopië heeft geen minimumloon. Door middel van een discussie tussen vakbonden, bedrijven en maatschappelijke organisaties maakt de Nederlandse ambassade dit moeilijke punt bespreekbaar. Een stimulans hierbij is de toenemende druk om te voldoen aan de hoge eisen van de Europese consument. Keurmerken en certificering spelen hierbij een belangrijke rol.
De Nederlandse overheid verwacht van bedrijven dat zij internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) conform de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights. Vermeende schendingen van de OESO-richtlijnen kunnen worden gemeld bij het Nationaal Contact Punt voor de OESO-richtlijnen (NCP). Als ondernemers gebruik willen maken van het bedrijfsleveninstrumentarium van de Nederlandse overheid wordt het naleven van IMVO-richtlijnen als voorwaarde gesteld. Daarnaast faciliteert de Nederlandse ambassade alleen bedrijven die belang hechten aan een duurzame ontwikkeling van de landbouw in Ethiopië.
Hoe bevordert Nederland dat Nederlandse investeringen in Ethiopië ook naar vermogen bijdragen aan lokale welvaartsontwikkeling, en dat negatieve effecten voor de lokale bevolking en het milieu worden voorkomen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om binnen de Wereldbank een dialoog te stimuleren over het functioneren en verbeteren van ontwikkelingsprogramma’s zoals Promoting Basic Services (PBS)2, teneinde schadelijke effecten op mens en milieu te voorkomen, bijvoorbeeld middels het naleven van de Free Prior Informed Consent (FPIC)3 van inheemse volken?
Dit jaar voert de Wereldbank nieuwe regels in waar projecten aan moeten voldoen zodat schade aan mens en milieu zoveel mogelijk wordt voorkomen. Bij onderhandelingen over deze nieuwe regels heeft Nederland zich ingezet voor participatie van belanghebbenden in projectontwerp en -uitvoering, en een sterkere inbedding van mensenrechten, arbeidsrechten en rechten van inheemse volkeren. Deze elementen zijn opgenomen in de richtlijnen voor projectmanagement van de Bank.
De Wereldbank onderkent de complexiteit van werkterreinen waarop de organisatie opereert en de beperkte capaciteit van veel lenende landen om zorg te dragen voor een adequaat risicomanagement tijdens de projectuitvoering. In samenspraak met andere aandeelhouders zal Nederland er daarom dan ook op blijven toezien dat FPIC en de rechten van inheemse volken worden gerespecteerd bij de wereldwijde uitrol van de nieuwe regels en bij projectbesprekingen van ontwikkelingsprogramma’s zoals PBS in de Raad van Bewindvoerders.
Hoe benut Nederland de partnerschappen in het kader van Samenspraak en Tegenspraak om de ruimte voor het maatschappelijk middenveld in Ethiopië te vergroten, en welke extra mogelijkheden ziet u hier voor Nederland?
Hoewel het werken in Ethiopië voor maatschappelijke organisaties niet altijd even gemakkelijk is, zijn er zeven strategische partnerschappen in het kader van Samenspraak en Tegenspraak actief. De thema’s waarop deze partnerschappen zich richten zijn het beschermen en versterken van kwetsbare gemeenschappen, aandacht voor gemarginaliseerde groepen, armoedebestrijding, veiligheid, sociale gelijkheid, de positie van meisjes en vrouwen, arbeidsomstandigheden (zowel fysiek als de beloning), versterken van de positie van kleine agrarische producenten en een duurzame private sector. Het betreft lange termijn investeringen in de opbouw van lokale capaciteit, zowel op uitvoerend als beleidsmatig terrein. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de steun aan lokale boerenorganisaties en productieketens.
Daarnaast brengt Nederland in gesprekken met Ethiopische autoriteiten regelmatig onder de aandacht dat een breed maatschappelijk middenveld belangrijk is voor inclusieve en duurzame ontwikkeling.
Welke andere mogelijkheden ziet u, ook in het kader van de bijzondere overgangsrelatie tussen Nederland en Ethiopië, om onder meer in de bilaterale dialoog met de Ethiopische overheid te pleiten voor actief toezicht op verantwoord zakendoen door buitenlandse ondernemingen en voor het eerbiedigen van mensenrechten zoals een eerlijke procesgang?
De bilaterale Nederlandse hulp- en handel agenda met Ethiopië biedt diverse aanknopingspunten om met de Ethiopische autoriteiten het gesprek aan te gaan over het belang van maatschappelijk verantwoord ondernemen, effectief toezicht en respect voor mensenrechten voor een gunstig ondernemingsklimaat. Nederland brengt deze zaken regelmatig onder de aandacht bij ontmoetingen met de Ethiopische autoriteiten. Alleen al in 2017 vonden drie ontmoetingen plaats op ministerieel of hoog politiek niveau waarin deze problematiek werd besproken.
Zo bracht bijvoorbeeld de Nederlandse Mensenrechtenambassadeur van 19 tot 22 juni 2017 een bezoek aan Ethiopië dat in het teken stond van «business and human rights». Tijdens dit bezoek bleek dat de Ethiopische autoriteiten open stonden voor een dialoog over het belang van respect voor mensenrechten voor een gunstig ondernemingsklimaat en het aantrekken van buitenlandse investeringen.
Ook zet Nederland zich in voor een dialoog met Ethiopië over deze onderwerpen op het niveau van de EU. Op 12 april jl. vond een «artikel 8-dialoog» van de EU plaats met de Ethiopische Minister van Financiën en Economische Samenwerking. Tijdens deze bijeenkomst pleitte Nederland voor een op meer intensieve dialoog tussen de EU en Ethiopië over standaarden voor maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Het bericht dat Mariniers Vlissingen niet zien zitten en massaal weglopen |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Leegloop bij Korps Mariniers: militairen zien verhuizing van Doorn naar Vlissingen niet zitten»?1
Ja.
Kunt u aangeven hoe groot de leegloop in uw ogen moet zijn voordat de gevechtskracht en/of operaties wel in gevaar komen? Bij welke aantallen is dat?
Irreguliere uitstroom van personeel heeft gevolgen voor de organisatie en voor de operationele gereedheid. Maar de gevolgen kunnen verschillen al naar gelang de personeelscategorieën die het betreft. Algemene uitspraken zijn dan ook niet goed mogelijk. Maar het Korps Mariniers blijft in staat aan zijn huidige inzetverplichting te voldoen. Ik zie geen reden om met militaire missies te stoppen als gevolg van het personeelsverloop. Om hier ook in de toekomst aan te kunnen blijven voldoen, is het van belang de eenheden weer volledig te vullen.
Kunt u aangeven wat er destijds nodig was om de kazerne in Doorn te behouden? Zo nee, waarom niet?
Al eerder, in Kamerstuk 32 733, nr. 70 van 22 juni 2012, is met de Kamer gedeeld dat de jarenlange contacten met de gemeente niet hebben geleid tot een oplossing voor het ruimtegebrek op de kazerne, ingeklemd tussen de bebouwing van Doorn en de natuur: «Een oplossing door aankoop van het golfterrein (2 ha) stuitte op verzet van de golfclub. Een oplossing in de vorm van een bestemmingswijziging van het Stamerbos ten zuiden van de kazerne bood geen soelaas. De gemeente werkte hieraan niet mee, omdat het een belangrijk natuurgebied betrof en schadeclaims dreigden.»
In dit Kamerstuk werd ook verwezen naar de eveneens met de Kamer gedeelde Massastudie naar aanleiding van de businesscasevan de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Hierin concludeerde Defensie dat de gerenoveerde Van Braam Houckgeestkazerne alleen onder voorwaarden aan de gestelde ruimtelijke eisen kon voldoen en er vervolgens geen ontwikkelingsmogelijkheden meer zouden zijn.
Deelt u de mening dat de veiligheid van Nederland gebaat is bij een sterke Korps Mariniers? Zo ja, kunt u aangeven wat u gaat doen om deze maritieme helden te behouden en deze leegloop te stoppen? Zo nee, waarom niet?
Ja. Zoals ik op 6 april jl. schreef in antwoord op de eerdere vragen over het bericht dat Defensie gevechtsonderdelen opheft wegens personeelstekort, is het behoud van personeel bij Defensie een prioriteit de komende jaren. Niet voor niets staat het personeel voorop in de recent uitgegeven Defensienota.
In het plan van aanpak Behoud en Werving en de Defensienota staan maatregelen die zijn gericht op zowel de werving als het behoud van personeel. Zo krijgen commandanten meer mogelijkheden om maatwerk te leveren en hiermee tegemoet te komen aan de loopbaanwensen van militairen, wordt de legering verbeterd, het toelagensysteem aangepast, kan personeel langer op een functie blijven, wordt het personeelssysteem aangepast en worden behoudspremies uitgekeerd. Ook het concept van de adaptieve krijgsmacht moet bijdragen aan het op orde krijgen van de personele gereedheid, bijvoorbeeld door de inzet van reservisten.
Het bericht dat Brussel een kenniscentrum opricht voor bestrijding van voedselfraude en het bevorderen van voedselkwaliteit |
|
Frank Futselaar (SP), Tjeerd de Groot (D66) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met de berichten over het door de Europese Commissie aangekondigde kenniscentrum dat zich gaat bezighouden met voedselkwaliteit en bestrijding van voedselfraude?1 2
Ja.
Kunt u in detail aangeven welke taken het centrum gaat uitvoeren en welke experts daarvoor worden ingezet?
Het Europese Kenniscentrum voor Voedselfraude en Voedselkwaliteit is een netwerk van deskundigen van de Europese Commissie en daarbuiten, dat beleidsmakers en autoriteiten in de lidstaten en de EU zal ondersteunen door toegang te bieden tot actuele wetenschappelijke informatie over voedselauthenticiteit en voedselkwaliteit in Europa. In deze functie zal het centrum ondersteunend zijn aan de werkzaamheden van het Europese Voedselfraudenetwerk (Food Fraud Network FFNW), waaraan de Ministeries van VWS en LNV, en de NVWA deelnemen.
Concrete taken van het kenniscentrum zullen zijn:
Voor dit netwerk worden deskundigen van de Europese Commissie en van daarbuiten ingezet. Dit zullen de deskundigen zijn die nu ook al meer op ad hoc basis voor de afstemming van die activiteiten op dit gebied worden ingezet.
Hoeveel fulltime-equivalent (fte) worden voor het kenniscentrum ingezet en in hoeverre zijn dit nieuwe of reeds bestaande banen van Europese onderzoeksinstellingen?
Het is mij onbekend hoeveel fte zullen worden ingezet voor het kenniscentrum en hoeveel daarvan binnen de bestaande formatie van het Joint Research Centre van de Europese Commissie worden gevonden.
Welke budget heeft de Europese Commissie vrijgemaakt voor het nieuwe kenniscentrum en waar wordt het centrum gehuisvest?
Het is mij niet bekend of de Europese Commissie voor dit nieuwe kenniscentrum voor voedselfraude en voedselkwaliteit extra financiële middelen vrijmaakt.
Het kenniscentrum wordt ingericht binnen het bestaande Joint Research Centre (JRC). Het belangrijkste laboratorium van het JRC voor voedselonderzoek bevindt zich in Geel (België).
Wat betekent het kenniscentrum voor de positie van de voedselautoriteiten van de lidstaten en het EU-netwerk voedselfraude in het algemeen en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) in het bijzonder, zeker wat betreft taken als het coördineren van toezicht op de voedselkwaliteit en het informeren van burgers?
De inrichting van dit kenniscentrum heeft geen consequenties voor de positie van de voedselautoriteiten in de lidstaten. De handhavende autoriteiten prioriteren hun eigen handhaving en blijven dit – nu ondersteund door het kenniscentrum – ook in de toekomst doen. Hetzelfde geldt voor het Europese Food Fraud Network (FFNW).
Het kenniscentrum zal de beschikbare kennis, waar mogelijk, toegankelijk maken voor het brede publiek. Dit heeft geen invloed op de taken die nationale autoriteiten, zoals de NVWA, hebben bij het informeren van de burgers.
Op welke (Europees)wettelijke grondslag is de stichting van dit centrum gebaseerd?
Het kenniscentrum is ingericht bij het Joint Research Centre (JRC) dat in 1957 bij de oprichting van de Europese Gemeenschappen is ingesteld. Het oprichten van het centrum is een organisatorische beslissing waarvoor geen aanvullende specifieke (Europees)wettelijke grondslag nodig is.
Kunt u aangeven op verzoek van welke actoren het kenniscentrum in het leven is geroepen? Wat was de positie en de rol van Nederland in dit proces? Hoe heeft de besluitvorming over de Nederlandse positie in deze kwestie eruit gezien?
De beslissing om een Kenniscentrum voor voedselfraude en voedselkwaliteit in het leven te roepen is door de Europese Commissie zelf genomen. Nederland (en andere lidstaten) heeft geen rol gehad in de besluitvorming hierover.
De aangenomen resolutie van de parlementaire assemblee van de Raad van Europa “Prosecuting and punishing the crimes against humanity or even possible genocide committed by Daesh” |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Martijn van Helvert (CDA), Chris van Dam (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de unaniem aangenomen resolutie van de parlementaire assemblee van de Raad van Europa (2190/2017) «Prosecuting and punishing the crimes against humanity or even possible genocide committed by Daesh», die Europese staten oproept formeel te erkennen dat IS genocide pleegt op yezidi’s, christenen en niet-Soenitische moslim en de genocide conventie van toepassing te verklaren?
Ja.
Herinnert u zich dat de Nederlandse regering op 22 december 2017 schreef: «Het Kabinet is van oordeel dat voldoende feiten zijn vastgesteld om te oordelen dat IS zich hoogstwaarschijnlijk schuldig heeft gemaakt aan genocide en misdrijven tegen de menselijkheid: de verplichtingen uit het Genocideverdrag zijn in deze casus van toepassing»?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de op 22 februari 2018 aangenomen motie-Van Helvert c.s. die de regering opdraagt een voorstel te doen in VN-Veiligheidsraad voor een mechanisme ter vervolging en berechting van ISIS-strijders?2
Ja.
Herkent u ook dat steeds meer informatie over te individualiseren casus van genocide bekend wordt en dat daarbij behorende informatie beschikbaar komt? Deelt u de mening dat er ook in Nederland een punt of een functionaris moet komen waarheen die informatie z’n weg kan vinden?
Zoals uiteengezet in de brief die gelijktijdig met de beantwoording van deze Kamervragen aan uw Kamer is verzonden, werkt het Internationale Misdrijven-cluster (IM-cluster) van het Landelijk Parket samen met het Team Internationale Misdrijven van de Dienst Landelijke Recherche om daders van internationale misdrijven op te sporen en te laten berechten, waar ze zich ook bevinden en ongeacht hun nationaliteit. Het Team Internationale Misdrijven verkrijgt via verschillende kanalen informatie over mogelijke daders van internationale misdrijven in relatie tot ISIS, waaronder ook van burgers.
Tevens zal ik, zoals ik heb aangegeven in bovengenoemde brief, samen met politie en OM onderzoeken welke extra inspanningen mogelijk zijn om expertise op het gebied van genocide in relatie tot ISIS verder uit te bouwen. Bij dat onderzoek zal ik tevens het voorstel van de Kamerleden Van Helvert, Van Dam en Omtzigt betrekken om een gespecialiseerd officier aan te stellen. Daarbij wordt de vraag meegenomen in hoeverre een gespecialiseerde officier van justitie op het gebied van internationale misdrijven die zich specifiek gaat richten op genocide in relatie tot ISIS-verdachten van toegevoegde waarde kan zijn. Over de resultaten van dit onderzoek zal ik uw Kamer informeren.
Bent u bereid een speciale officier van justitie aan te stellen, om informatie te verzamelen, om te beoordelen of opsporingsonderzoeken gestart moeten worden, om mensen die betrokken zijn bij ISIS te vervolgen voor genocide of medeplichtigheid aan genocide?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om het mogelijk te maken dat mensen die bewijsmateriaal bezitten over misdrijven begaan door ISIS, deze aan de officier van justitie kunnen overhandigen zodat het in rechtszaken hier en elders gebruikt kan worden?
Zie antwoord vraag 4.
Voortdurende demonstraties in Marokko |
|
Achraf Bouali (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Nu ook in Oost-Marokko arrestaties en geweld»?1
Hoe duidt u het gewelddadig optreden van de Marokkaanse autoriteiten tegen de demonstraties in Jerada?
Sinds december 2017 vinden in Jerada demonstraties plaats. De demonstraties zijn in eerste instantie rustig verlopen. Er is vrijwel direct een dialoog tot stand gekomen tussen de autoriteiten en lokale demonstranten, waarbij investeringen in de regio zijn toegezegd. Tijdens de demonstraties in maart zijn er echter arrestaties verricht en gewonden gevallen. Het is belangrijk dat geweldsincidenten worden onderzocht. Ook recent zouden naar verluidt weer 54 demonstranten zijn gearresteerd.
Klopt het dat meerdere gewonden zijn gevallen door het optreden van de politie bij de demonstraties, maar dat dit ontkend wordt door de Marokkaanse autoriteiten? Deelt u de mening dat dergelijk optreden van autoriteiten tegen demonstranten verwerpelijk is? Zo ja, op welke wijze maakt u dit kenbaar aan uw Marokkaanse ambtsgenoot? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel arrestaties zijn er verricht naar aanleiding van de demonstraties in Jerada?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat naar aanleiding van eerdere demonstraties in het Rif-gebied tevens vele arrestaties zijn verricht?
Zoals reeds gesteld in de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 22 januari 2018 (2018Z00168) in reactie op de gewijzigde motie van het lid Karabulut met betrekking tot de demonstranten die zijn opgepakt in het noordelijke Rif-gebied, wordt de behandeling van gearresteerde en vervolgde demonstranten en journalisten nauw gevolgd door de Nederlandse, EU en andere gelijkgezinde ambassades in Rabat. De voormalige Minister van Buitenlandse Zaken heeft op 28 november jl. bij de Marokkaanse Minister van Buitenlandse Zaken aandacht gevraagd voor de behandeling van demonstranten die zijn opgepakt in relatie tot de protesten in Al Hoceima en de regio. Op 5 oktober jl. vroeg ook de voormalige Minister van Veiligheid en Justitie al aandacht hiervoor bij de Marokkaanse Minister van Justitie. Op 20 april heeft de Minister voor Buitenlandse Zaken Marokko bezocht om te spreken over de bilaterale relatie en effectieve samenwerking op belangrijke dossiers. Daarbij zijn ook zorgen over de rechtsstaat en meer kansen voor jongeren aan de orde gekomen. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft verder in een onderhoud met Premier Othamni benadrukt dat dialoog met de bevolking in de Rif belangrijk is evenals het toepassen van rechtsstaatsprincipes en sociaaleconomische ontwikkeling van de regio.
Deelt u de mening dat het, ook gezien de kritiek van vele (internationale) mensenrechtenorganisaties, ernstig te betwijfelen valt of deze arrestanten door de Marokkaanse autoriteiten een voldoende zorgvuldig juridisch proces geboden wordt? Zo ja, hoe duidt u dit? Op welke wijze maakt u deze kritiek kenbaar of bent u voornemens dit kenbaar te maken bij uw Marokkaanse ambtsgenoot? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe duidt u het feit dat de Marokkaanse autoriteiten meerdere malen demonstraties onder de bevolking met geweld hebben neergeslagen? Deelt u de mening dat dergelijk optreden tegen demonstraties disproportioneel is? Op welke wijze kaart u dit, of bent u voornemens dit aan te kaarten bij uw Marokkaanse ambtsgenoot?
Het recht op vreedzaam demonstreren is vastgelegd in internationale mensenrechtenverdragen en in de Marokkaanse Grondwet. De Nederlandse ambassade heeft het belang daarvan regelmatig opgebracht bij de Marokkaanse autoriteiten. Ook bij ministeriële ontmoetingen, zoals ter gelegenheid van het bezoek aan Marokko van de Minister van Buitenlandse Zaken op 20 april jl. is dit aangekaart.
Klopt het dat de betreffende demonstraties voortkomen uit ontevredenheid onder de bevolking over sociale voorzieningen in Marokko, onder andere gezondheidszorg, onderwijs en arbeidsomstandigheden? Zo ja, hoe duidt u dit? Zo nee, welke oorzaak dicht u toe aan de voortdurende demonstraties?
Demonstranten in Marokko hebben zorgen geuit over het gebrek aan werk en sociale voorzieningen die door diverse Marokkaanse autoriteiten legitiem zijn genoemd. De Marokkaanse autoriteiten zijn zich bewust van het belang van het creëren van werkgelegenheid en het verbeteren van sociale voorzieningen en hebben in dit verband nieuwe ontwikkelingsprogramma’s aangekondigd. Zowel over het belang hiervan als over de wijze waarop Nederland Marokko hier het best bij kan ondersteunen, wordt regelmatig gesproken met de Marokkaanse autoriteiten.
Op welke wijze brengt u de ontevredenheid van de Marokkaanse bevolking over de sociaaleconomische omstandigheden onder de aandacht bij uw Marokkaanse ambtsgenoot?
Zie antwoord vraag 8.
Op welke wijze geeft u uitvoering aan de in juni 2017 aangenomen motie-Bouali/Van den Hul, waarin de regering is verzocht te onderzoeken op welke wijze Nederlandse expertise, in het kader van hulp en handel, kan bijdragen aan de verbetering van de sociaaleconomische situatie van het Rif-gebied?
Nederland draagt sinds oktober 2017 bij aan een programma ter ondersteuning van sociaal gemarginaliseerde jongeren in het noorden van Marokko. Daarnaast worden activiteiten ontwikkeld op economisch en cultureel gebied, alsook op het gebied van de vrouwenrechten, waarmee uitvoering wordt gegeven aan genoemde motie.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van de sectorstudies naar Marokko, zoals toegezegd door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking tijdens het begrotingsdebat op 23 november 2017? Bent u bereid deze sectorstudies bij beantwoording van deze vragen met de Kamer te delen?
Van de drie sectorstudies is inmiddels de studie inzake Transport en Logistiek afgerond en gepubliceerd op de websites van de RVO en van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De studies over aquacultuur, hergebruik van afvalwater en duurzame energie worden nog afgerond. Zodra alle studies gereed zijn, zullen zij aan de Kamer worden aangeboden, zoals toegezegd aan het lid Bouali tijdens de begrotingsbehandeling BHOS 2018.
Ziet u meer mogelijkheden om bilateraal samen te werken met de Marokkaanse autoriteiten ten behoeve van stabiliteit en verbetering van de sociaaleconomische situatie in het Rif-gebied?
Zie het antwoord op vraag 10.
De benoeming van een nieuw hoofd van de Griekse “Parliamentary Budget Office” |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Syriza names finance official to be head of the Greek parliamentary budget office»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het Griekse Parliamentary Budget Office (PBO) een belangrijke rol speelt in het op orde brengen en ook houden van de Griekse overheidsfinanciën?
Het Griekse Parliamentary Budget Office (PBO) is een van de instellingen die een rol speelt bij het controleren van de Griekse overheidsfinanciën. Samen met de Hellenic Fiscal Council is het PBO lid van het Europese netwerk van onafhankelijke begrotingsautoriteiten. De Hellenic Fiscal Council is de begrotingsautoriteit die op basis van verordening 473/2013 beoordeelt of de Griekse begroting voldoet aan de Europese begrotingsregels.2. Het op orde houden van de Griekse overheidsfinanciën is daarbij primair een taak van de Griekse overheid zelf.
Deelt u voorts de mening dat het onafhankelijke karakter van het PBO niet alleen noodzakelijk maar ook van cruciaal belang is?
Voor het goed functioneren van een begrotingsautoriteit is het inderdaad cruciaal dat zij onafhankelijk kan opereren. Zonder onafhankelijkheid is immers zuivere oordeelsvorming en de effectiviteit van een rol als kritische waakhond niet gewaarborgd.
Kunt u aangeven in hoeverre deze benoeming strookt met de daarvoor geldende regels? Zo nee, bent u bereid na te gaan of er voor deze benoeming een geldige procedure is doorlopen?
Het PBO is vanuit het Griekse parlement ingesteld en het Griekse parlement gaat daarom ook over de benoemingen. De heer Koutentakis is uit 10 kandidaten geselecteerd tijdens een vergadering van de parlementaire commissie die Koutentakis heeft benoemd. Deze commissievergadering was niet openbaar en er zijn geen notulen beschikbaar. Voor zover bekend is bij deze benoeming de hiervoor geldende procedure gevolgd.
In hoeverre beschouwt u de benoeming van de heer Koutentakis door Syriza als een bedreiging voor de onafhankelijke status van het Griekse PBO?
Koutentakis was de secretaris-generaal van begrotingszaken bij het Ministerie van Financiën van de Griekse overheid. Dat mensen vanuit de overheid gaan werken voor onafhankelijke begrotingsautoriteiten betekent niet dat zij niet onafhankelijk kunnen opereren in een nieuwe rol. Mensen die vanuit de overheid komen, kunnen in bepaalde gevallen ook relevante ervaring meebrengen, zoals kennis van de begroting van een land. Het is daarbij wel van belang dat medewerkers van een begrotingsautoriteit onafhankelijk en zonder druk van een politieke partij kunnen functioneren.
Kunt u tevens aangeven in hoeverre de angst van andere Griekse partijen, zoals politici en professoren, voor het in het geding komen van de onafhankelijke oordelen over het gevoerde begrotingsbeleid gegrond is?
Zoals hierboven aangegeven komt bij een benoeming van een gekwalificeerde ambtenaar als hoofd van een begrotingsautoriteit niet op voorhand de onafhankelijkheid van de begrotingsautoriteit en de onafhankelijkheid van de oordelen in het geding. Het is wel zaak dat de begrotingsautoriteit onafhankelijk en kritisch kan blijven opereren.
Bent u bereid het belang van een onafhankelijk Grieks PBO aan de orde te stellen, zowel bilateraal als in Europees verband? Zo nee, waarom niet?
Het Griekse ESM-programma is er deels op gericht dat onafhankelijke autoriteiten die een belangrijke rol spelen bij het begrotingsproces effectief hun functie kunnen uitoefenen. Zo is het effectief functioneren van de Hellenic Fiscal Council, de Independent Authority of Public Revenue (IAPR) en het Griekse statistiekbureau ELSTAT onderdeel van het Griekse ESM-programma. In het kader van het programma heeft Griekenland verschillende stappen gezet om de onafhankelijkheid van deze instellingen te bevorderen. Deze onafhankelijkheid zal bewaakt moeten worden, in de eerste plaats door de Grieken zelf.
Omdat voor zover bekend bij de aanstelling van de heer Koutentakis geen sprake is geweest van een overtreding van de daarvoor geldende procedure, zie ik nu geen aanleiding om dit aan de orde te stellen.
Het bericht ‘Nederturken klaarstomen voor carrière’ |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nederturken klaarstomen voor carrière»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de «islamofascistische sultan» van Turkije, de heer Erdogan, veel te veel invloed uitoefent op het leven van mensen in Nederland, bijvoorbeeld via Diyanet? Zo nee, waarom niet?
Er kan geen sprake zijn van export van de spanningen vanuit Turkije naar Nederland en de Turkse autoriteiten moeten zich onthouden van ongewenste bemoeienis met de keuzes die Nederlandse burgers maken. Wanneer het Kabinet een dergelijke situatie constateert, zal het niet aarzelen de Turkse autoriteiten hier op aan te spreken.
Bent u bereid de activiteiten, banden, belangen, financiering en invloeden van de Union of European Turkish Democrats (UETD), een tak van de AK-Partij van Erdogan, te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Nee, op dit moment zie ik daar onvoldoende aanleiding toe vanuit het perspectief van integratie. Wel heeft er een gesprek plaatsgevonden met de UETD over hun activiteiten, financiering en relatie met de AK-partij.
Hoe lang gaat het nog duren voordat u de islamiserende invloed van Turkije in Nederland een halt toeroept, door bijvoorbeeld moskeeën, Diyanet en aanverwante instellingen te sluiten en geen overleg meer te voeren met islamitische organisaties?
De Nederlandse rechtsstaat kent vrijheid van godsdienst. Dit is een belangrijk grondrecht in onze samenleving. Van het sluiten van moskeeën kan dus geen sprake zijn.
Het bericht 'Europees Parlement trakteert zichzelf op miljoenen voor verkiezingen' |
|
Renske Leijten |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de nieuwe begroting van het Europees parlement (EP) voor het eerst boven de twee miljard uitstijgt?1
De begroting van het Europees parlement voor 2019 wordt momenteel voorbereid in het Europees parlement. Het kabinet acht het aan de leden van het parlement om de eigen begroting te bepalen binnen de financiële kaders van de EU-begroting en is van mening dat deze moet passen binnen een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
Hoe oordeelt u over de opvatting dat er extra geld naar het EP zou moeten, omdat de verkiezingen «de toekomst van het continent zullen bepalen» volgens een interne nota?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat er acht miljoen bovenop de reeds geraamde vijfentwintig miljoen uitgetrokken wordt voor een publiciteitscampagne? Vindt u dit bedrag proportioneel?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u bevestigen dat het doel van deze extra middelen is dat de Europese politieke groepen EVP, ALDE en PES meer uit de schaduw van nationale partijen treden en de voormannen van deze Europese partijen extra in de kijker te zetten?
Momenteel behandelt het Europees parlement een ontwerprapport over de begroting van het Europees parlement voor het jaar 2019. Er zijn amendementen ingediend en er zal een stemming over deze amendementen en van het rapport plaatsvinden in de EP-Budget Commissie op 16 april 2018 en vervolgens hoogstwaarschijnlijk in de plenaire vergadering van 19 april 2018. Het kabinet acht het van belang dat uitgaven van het Europees parlement rechtmatig worden uitgegeven, onder meer in lijn met financiële kaders, zoals de verordening over financiering van Europese Politieke Partijen.
Vindt u het ook vreemd dat het EP belastinggeld reserveert voor verkiezingen, terwijl de Tweede Kamer dit niet doet bij nationale verkiezingen?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat de campagnes van partijen, nationaal dan wel Europees, betaald zouden moeten worden door deze partijen zelf, en niet door de belastingbetaler? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan?
De subsidiëring van Europese politieke partijen is geregeld in de verordening betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen. Deze verordening staat toe om deze subsidie te besteden aan de campagne voor de verkiezingen van het Europees parlement. Nederlandse politieke partijen mogen de subsidie die zij op basis van de Wet financiering politieke partijen (Wfpp) ontvangen eveneens besteden aan activiteiten in het kader van verkiezingscampagnes. De Wfpp is recentelijk integraal geëvalueerd door een onafhankelijke Evaluatie- en Adviescommissie. Deze commissie heeft niet geadviseerd om de subsidiabele activiteiten te wijzigen.
Vindt u het proportioneel dat de Europese belastingbetaler jaarlijks ongeveer twee miljard kwijt is aan Europarlementariërs?2
Het kabinet wijst op de afspraken over administratieve uitgaven binnen het Meerjarig Financieel Kader en acht het van belang dat deze nagekomen worden.
Klopt het dat er 700 mensen werken op de afdeling communicatie van het Europees parlement, en dat «de ene helft bezig is met het managen van de anderen helft»? Kunt u hun werkzaamheden toelichten, inclusief financiële onderbouwing? Wat heeft de Europese burger aan deze communicatie-afdeling?
Het Europees parlement draagt zelf verantwoording over de wijze waarop het zijn eigen begroting inricht en controle uitoefent op uitgaven die in het kader van die begroting worden gedaan. Over de wijze waarop controle geschiedt en over de allocatie van de middelen acht het kabinet de leden van het Europees parlement zelf primair verantwoordelijk. Tegen deze achtergrond acht het kabinet het dan ook aan de leden van het Europees parlement zelf om te beoordelen in hoeverre zij het voor de uitoefening van hun taken wenselijk achten dat er een communicatieafdeling is en dat er informatiekantoren zijn in de lidstaten. Uitgangspunt voor het kabinet blijft dat bestaande financiële kaders niet overschreden worden.
Wat is volgens u de toegevoegde waarde van de informatiekantoren van het EP in ieder van de achtentwintig lidstaten? Acht u het proportioneel dat deze kantoren bijna een half miljard van het budget voor het EP opslokken en dat er tevens bijna een half miljard beschikbaar is voor het organiseren van vergaderingen, archivering en parlementaire assistentie? Wat heeft de Europese burger aan deze activiteiten? Kunt u uw antwoord onderbouwen?
Zie antwoord vraag 8.
Erkent u dat het schokkend is dat de commissie voor begrotingscontrole van het EP maar moeizaam de verantwoording van de middelen kan controleren?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid het signaal af te geven dat van meer middelen voor het EP geen sprake kan zijn, zolang niet transparant is hoe geld besteed wordt en signalen dat er geld verspild wordt talrijk zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ten aanzien van administratieve uitgaven, waaronder de kosten van het Europees parlement, is het kabinet van mening dat deze uitgavencategorie ook een bijdrage dient te leveren aan de bezuinigingsopgave als gevolg van de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de EU. In het algemeen maakt het kabinet zich ten aanzien van de EU-instellingen en internationale organisaties sterk voor versobering en modernisering van arbeidsvoorwaarden in lijn met het publieke karakter van de instelling en de sector waarin de instelling opereert.
Het artikel 'Het voelt als dat bordspel: De Betoverende Doolhof' |
|
Jan Middendorp (VVD) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Het voelt als dat bordspel: De Betoverende Doolhof»?1
Ja.
Hoeveel grenswerkers zijn er, zowel in Nederland als Nederlanders over de grens?
Vanuit Nederland naar België: 10.000
Vanuit Nederland naar Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen: 11.000
Vanuit België naar Nederland: 38.000
Vanuit NRW en NdS naar Nederland: 34.0002
Hoe beoordeelt u de zin: »Elke instantie weet wel iets, maar niemand weet het hele verhaal»?
Nationale staten, ook Nederland, hechten aan het nationale primaat voor het sociaaleconomisch beleid, zoals de organisatie van de arbeidsmarkt, loonvorming, sociale zekerheid en pensioenen. Dat betekent dat de (potentiële) grenswerker zich zal moeten verdiepen in de stelsels van het potentiële werkland om te bepalen wat de verplichtingen, rechten en (financiële) gevolgen zijn van werken over de grens. Een optimale voorlichting is daarom cruciaal, zodat de (potentiële) grenswerker niet voor verrassingen komt te staan. Die voorlichting is digitaal te vinden via www.grensinfo.nl of door contact op te nemen met het grensinfopunt dat het dichtst in de buurt ligt (te vinden via www.grensinfopunt.eu). De materie waar grenswerkers tegenaan lopen als zij aan de slag willen in België of Duitsland, of vanuit die landen in Nederland, is ingewikkeld, maar de deskundigheid en advisering van de medewerkers van de grensinfopunten wordt breed gewaardeerd. Dat blijkt ook uit de recent door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar uw Kamer toegezonden evaluatie van de grensinformatiestructuur.3 Het is niet altijd mogelijk om alle mogelijke gevolgen, die vanwege verschillende persoonlijke omstandigheden voor ieder individu anders kunnen liggen, ter plekke inzichtelijk te maken. Maar de structuur zit zo in elkaar dat er korte lijnen zijn met diverse deskundigen van de Bureaus voor Belgische en Duitse Zaken van de Sociale Verzekeringsbank en het Team GWO (Grensoverschrijdend Werken en Ondernemen) van de Belastingdienst in Nederland. Zij vormen de backoffice waar de grensinfopunten terecht kunnen met complexe vragen. Ook Belgische en Duitse instanties hebben deskundigen paraat die er voor zorgen dat (potentiële grenswerkers) adequaat en snel geholpen worden.
Deelt u de mening dat het niet nodig zou moeten zijn dat een grensarbeider een gespecialiseerde boekhouder in de arm neemt om geen fouten te maken bij het naleven van de relevante fiscale- en andere regelgeving in de landen waar hij woont en werkt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Ziet u mogelijkheden tot oplossingen te komen in bilaterale overeenkomsten tussen betrokken EU-landen zonder dat dat «meer Europa» hoeft te betekenen, zoals het artikel suggereert?
In het betreffende artikel wordt onder meer gerefereerd aan fiscale aspecten in de sfeer van de inkomstenbelasting. Daarvoor heeft Nederland bilaterale belastingverdragen gesloten met de buurlanden met als doel het voorkomen van dubbele belasting. In deze verdragen wordt bijvoorbeeld ook bepaald hoe omgegaan kan worden met bepaalde aftrekposten en deze verdragen bevatten een compensatieregeling. Met die regeling kan een in Nederland wonende grenswerker worden gecompenseerd, zodat hij fiscaal niet nadeliger af is dan zijn buurman die in Nederland werkt. Bij vragen over belastingheffing in Nederland, België of Duitsland bij grensoverschrijdende situaties kunnen de grensinfopunten en het team Grensoverschrijdend Werken en Ondernemen van de belastingdiensten van deze landen behulpzaam zijn.
Monitort het Ministerie van Binnenlandse Zaken de ontwikkeling in de parameters, die in de conclusies van het CPB in hun onderlinge combinatie verantwoordelijk worden gehouden voor hogere werkloosheid en lagere lonen aan de grens, zoals verschillen in onder andere taal, cultuur en transportnetwerk?
Een brief over de stand van zaken van het grensoverschrijdend beleid met daarin de voortgang van alle actiepunten, waaronder buurtaal en -cultuur en bereikbaarheid, die voor de grensoverschrijdende economie en arbeid in januari 2017 zijn opgesteld, stuur ik voor het algemeen overleg over grensoverschrijdende samenwerking van 25 april 2018 naar uw Kamer.
De beïnvloeding van Nederlanders in Nederland door Turkse lobbyorganisatie gelieerd aan AK-partij |
|
Bente Becker (VVD) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Nederturken klaarstomen voor carrière»?1
Ja.
Wat is de Union of European Turkish Democrats (UETD) voor organisatie, welke rechtsvorm heeft het en welke rol en grootte heeft de organisatie in Nederland? Hoeveel Nederlanders met een Turkse achtergrond zijn lid en hoeveel afdelingen zijn er inmiddels?
UETD Nederland is naar eigen zeggen een vereniging die zich ten doel stelt de participatie en emancipatie van Turkse Nederlanders te bevorderen. De vereniging heeft ongeveer 900 leden en beschikt over afdelingen in Rotterdam, Amsterdam, Arnhem, Utrecht, Den Haag, Eindhoven en Oss. De vereniging is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel.
Is het waar dat de UETD gelieerd is aan de AK-partij van president Erdogan? Kunt u inzicht geven in de financiering van de UETD en ook aangeven of de organisatie nationale en/of lokale subsidie ontvangt en zo ja welke dat zijn?
Het UETD-bestuur geeft aan dat er geen formele banden zijn met de AK-partij. Desalniettemin wordt de organisatie algemeen gezien als Europese organisatie die gelieerd is aan de AK-partij. Vast te stellen valt dat de organisatie activiteiten ontplooit die bijdragen aan de belangen van de AK-partij. Dit blijkt onder andere uit de activiteiten van de UETD waarbij Turkse politici, bijvoorbeeld parlementariërs van de AK-partij, deelnemen aan bijeenkomsten van de UETD NL. UETD NL heeft verklaard géén subsidies te ontvangen uit binnen – of buitenland en dat financiering van haar activiteiten plaatsvindt door middel van contributiegelden van individuele leden en donateurs.
Is het waar dat de UETD betrokken was bij het conflict tussen Nederlandse Turken na de couppoging in Turkije, waarbij «vermeende Gülen-aanhangers» werden geïdentificeerd en zwartgemaakt, hetgeen soms leidde tot heftige ruzies op scholen en schoolpleinen tussen groepen ouders? Zo ja, is hierover namens de Nederlandse overheid met de UETD gesproken en op welke wijze?
Het bestuur van UETD NL geeft aan dat zij hun leden nooit hebben geadviseerd om op dergelijke wijze betrokken te zijn bij conflicten na de couppoging in Turkije. Vanuit het rijk heeft er een gesprek plaatsgevonden met de UETD over hun activiteiten, financiering en relatie met de AK-partij.
Bent u bekend met het feit dat vorig jaar zeventig jongeren zijn klaargestoomd door de UETD om in Nederland de politiek in te gaan en dat zij inmiddels op verschillende lijsten van politieke partijen staan? Zo ja, wat vindt u hiervan? Onder welke wetgeving vallen deze activiteiten en (hoe) vindt hierop toezicht plaats?
De UETD geeft aan dat zij workshops organiseren voor Turks-Nederlandse jongeren over onder andere het Nederlandse en Turkse politieke bestel. Als het gaat om politieke participatie dan bepalen politieke partijen in Nederland wie er kandidaat kan zijn voor verkiezingen. Uiteraard is het daarbij van belang dat politieke partijen ook nagaan of de potentiele kandidaten zonder last politieke functies kunnen vervullen.
Ziet u een risico in het feit dat de UETD Nederlanders met Turkse achtergrond op hun Turkse loyaliteit aanspreekt en hen vraagt deze ook in de Nederlandse politiek in te zetten? Zo ja, wat doet u eraan om dit risico terug te dringen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe voorkomt u in wet- en regelgeving dat ongewenste buitenlandse beïnvloeding en het tegenwerken van integratie kan plaatsvinden door organisaties als de UETD? Welke rol spelen de Nederlandse veiligheids- en inlichtingendiensten en welke mogelijkheden heeft het kabinet om in te kunnen grijpen als er sprake zou zijn van activiteiten of oproepen die ingaan tegen de Nederlandse rechtsstaat, het belang van Nederland of die integratie tegenwerken? Bent u bereid van die mogelijkheden gebruik te maken?
In de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 15 maart 2018 over ongewenste buitenlandse inmenging (Kenmerk 2223363) is toegelicht hoe het kabinet omgaat met ongewenste buitenlandse inmenging.
Bent u bereid deze vragen binnen vier weken te beantwoorden, zodat de antwoorden betrokken kunnen worden bij het nog te plannen plenaire debat over de vermeende jihadpreek in Hoorn die door Turkije zou zijn gedicteerd en de intimidatie van Turkse Nederlanders door de Turkse regering?
Ja.
De dreigende handelsoorlog tussen de Verenigde Staten en Europa |
|
Mustafa Amhaouch (CDA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u de recente uitspraken van de Amerikaanse president Trump aangaande handelsbarrières richting Europa?
Op 8 maart 2018 heeft President Trump vanuit het Oval Officeaangekondigd dat de Verenigde Staten per 23 maart 2018 tarieven zal instellen op staalimport van 25% en aluminiumimport van 10%. Op 22 maart 2018 is bekend geworden dat de Europese Unie voorlopig (tot 1 mei), net als Canada, Mexico, Australië, Brazilië en Argentinië, wordt uitgezonderd van de voorgestelde heffingen.
Het is teleurstellend dat de Verenigde Staten heeft besloten dergelijke tarieven in te stellen op staal- en aluminiumimport. De Europese Raad heeft op 22 maart geconcludeerd dat deze maatregelen geen gepaste oplossing zijn voor de overcapaciteit van staal. Het kabinet steunt deze conclusie.1
Hoe geeft u de door u aangekondigde dialoog vormgeven en om welke maatregelen gaat het dan?1
Zowel het kabinet als de Europese Commissie heeft in de afgelopen weken op hoog niveau overlegd om de VS te overtuigen de EU, net als Canada en Mexico, uit te zonderen van deze maatregelen. Ik heb hierover meermaals contact gehad met de Amerikaanse ambassadeur Hoekstra. Eurocommissaris Malmström heeft in Brussel gesproken met de United States Trade Representative, Robert Lighthizer, en in Washington met Secretary of Commerce, Wilbur Ross. EU-lidstaten hebben in hun eigen bilaterale contacten de boodschap van eurocommissaris Malström onderstreept. Tot slot, zijn wij als EU ook in multilateraal verband met de VS gesprek om samen de grondoorzaken van staalovercapaciteit te adresseren.
Deze dialoog gaat de komende tijd door. Dit hebben eurocommissaris Malmström en Secretary of CommerceRoss afgesproken.3
Hoe groot is de export van Nederland naar de Verenigde Staten? Kunt u dit weergeven op basis van verschillende sectoren?
De goederenexport bedroeg 20,3 miljard euro in 2017, de dienstenexport 17,3 miljard euro in 2017. CBS en RVO publiceren cijfers over de handel tussen Nederland en de Verenigde Staten. Via de link in de voetnoot vindt u overzicht van de uitvoerwaarde van verschillende sectoren van 2011 tot 2017.4
Hoe groot is de import van Nederland uit de Verenigde Staten? Kunt u dit weergeven op basis van verschillende sectoren?
De goederenimport bedroeg 30,9 miljard euro in 2017, de dienstenimport 24,6 miljard euro in 2017. CBS en RVO publiceren cijfers over de handel tussen Nederland en de Verenigde Staten. Via de link in de voetnoot vindt u overzicht van de invoerwaarde van verschillende sectoren van 2011 tot 2017.5
Zijn de tegenmaatregelen van Europa qua omvang (in euro’s) in verhouding tot de handelsbelemmeringen van de Verenigde Staten?
De Europese Unie is tot 1 mei uitgezonderd van de Amerikaanse maatregelen tegen staal- en aluminiumimport. De Europese Raad heeft aangegeven de Commissie te steunen in een gepaste, proportionele en WTO-conforme reactie op de Amerikaanse maatregelen, indien nodig. De omvang van deze reactie is afhankelijk van de schade voor de EU-export als gevolg van de Amerikaanse maatregelen.
Kunt u aangeven welke Nederlandse sectoren het meest kwetsbaar zijn voor eventuele Amerikaanse handelsbarrières en hoeveel banen hiermee gemoeid zijn?
Dit hangt af van de vorm en reikwijdte van de barrières. De EU is nu uitgesloten van de ingestelde heffingen. Vanwege de tijdelijkheid van deze uitzondering is het verstandig voor bedrijven in de staal- en aluminiumindustrie om via hun Amerikaanse afnemers te pleiten voor productuitzonderingen. Zo vergroten ze de kans dat de huidige export zo min mogelijk verstoord wordt. Nederland had in 2017 een staalexport naar de VS ter waarde van rond de 550 miljoen euro. De exportwaarde van aluminium in 2017 bedroeg zo'n 50 miljoen euro.
Welke handelsbarrières (importheffingen) zijn er nu tussen de Verenigde Staten en Europa?
Binnen de WTO hebben lidstaten afspraken gemaakt over (het verlagen van) invoertarieven. Deze invoertarieven zijn van toepassing op de handelsstromen tussen de VS en de EU.
Daarnaast loopt er een antidumpingmaatregel van de Europese Unie van 9,5% tegen importen van bioethanol uit de Verenigde Staten. Op dit moment wordt door de Commissie van de Europese Unie een verlengingsonderzoek uitgevoerd naar deze maatregel.
Zijn er middelen voor de Nederlandse regering om met de Verenigde Staten te onderhandelen?
De EU is exclusief bevoegd op het terrein van de gemeenschappelijke handelspolitiek. Dit betekent dat de Europese Commissie namens de EU onderhandelt op het gebied van handelspolitiek. Lidstaten worden hierover geïnformeerd en geconsulteerd. De Nederlandse regering heeft ook bilaterale contacten met de VS. In deze contacten onderstreept Nederland de Europese inzet op handelspolitiek gebied. In dit geval betekent dat dat de Nederlandse regering ook bilateraal de Europese zorgen overbrengt, aandringt op een permanente uitzondering voor de EU van de heffingen op staal- en aluminiumimport en de goede economische relaties en gedeelde zorgen benadrukt.
Kunt u per sector aangeven welke voorbereidingen er reeds zijn getroffen voor een mogelijke handelsoorlog tussen Europa en de Verenigde Staten?
Op dit moment wordt de Europese Unie voorlopig uitgezonderd van de Amerikaanse maatregelen. Er is dan ook geen sprake van een handelsoorlog. De Europese Commissie, gesteund door de EU-lidstaten, blijft met de VS in gesprek.
Het postennetwerk in de VS onderhoudt nauwe contacten met alle betrokken partijen in de VS (administratie, congres, bedrijfsleven) om de Nederlandse positie en belangen onder de aandacht te brengen en ondersteunt het in de VS opererende Nederlandse bedrijfsleven. Daarbij vindt nauwe samenwerking plaats met de verantwoordelijke ministeries in Den Haag en de relevante posten in Brussel en Geneve. Hier is op dit moment voldoende capaciteit voor beschikbaar.
Hebben de nieuwe handelsbelemmeringen effect op bestaande contracten?
Op dit moment wordt de Europese Unie voorlopig uitgezonderd van de Amerikaanse maatregelen tegen staal- en aluminiumimporten.
Welke juridische mogelijkheden hebben de bedrijven om eventuele handelsbarrières aan te vechten?
Dit hangt af van de vorm en reikwijdte van de barrières. In het geval van onterechte vrijwaringsmaatregelen, kunnen bedrijven hun zorgen bij de Europese Commissie en Nederlandse overheid kenbaar maken. Daarnaast kunnen bedrijven met een Amerikaanse dochteronderneming via de privaat-rechterlijke weg de maatregelen in de VS aanvechten op basis van het nationale (VS)-recht.
Zoals onder vraag 8 aangegeven valt handelspolitiek onder de exclusieve bevoegdheid van de EU. Dit betekent dat de Europese Commissie namens de EU onderhandelt op het gebied van handelspolitiek. Nederland kan dus in EU-verband pleiten voor een tegenreactie.
De EU kan onterechte handelsbarrières bij de WTO aanvechten middels een WTO-beroepszaak. Daarnaast mag een WTO-lid onder bepaalde voorwaarden zogenaamde «rebalancerende» maatregelen nemen in reactie op vrijwaringsmaatregelen van een ander WTO-lid.
Welke juridische mogelijkheden heeft de Nederlandse staat om eventuele handelsbarrières aan te vechten?
Zie antwoord vraag 11.
Hoe wordt het Nederlandse postennetwerk in de Verenigde Staten voorbereid op een handelsoorlog tussen Europa en de Verenigde Staten?
Zie antwoord vraag 9.
Is er voldoende capaciteit om eventuele extra administratieve lasten te verwerken en is er voldoende kennis ten behoeve van de ondersteuning aan het Nederlandse bedrijfsleven in de door de handelsbelemmering getroffen sectoren?
Zie antwoord vraag 9.
In welke mate doen Nederlandse bedrijven investeringen in de Amerikaanse staten waar Trump tijdens de afgelopen verkiezingen heeft gewonnen? Kunt u hiervan een overzicht geven per door de Republikeinen gewonnen staat?
Nederland is de oudste handelspartner van de Verenigde Staten, met economische banden die teruggaan tot het begin van de 17e eeuw. Dit is nog altijd zichtbaar in de zeer sterke economische relatie tussen beide landen; Nederland is bijvoorbeeld de #1 bestemming voor Amerikaanse FDI. Meer informatie op statenniveau over onze economische banden met de Verenigde Staten en de activiteit van Nederlandse bedrijven op de Amerikaanse markt is te vinden op de door het postennetwerk samengestelde website economicties.org. Importcijfers per staat zijn te vinden op de site van de Amerikaanse International Trade Administration (tse.export.gov, onderdeel van de Department of Commerce). Hierbij moet opgemerkt worden dat in een wereld van globalisering en ver doorontwikkelde supply chains, importcijfers op statenniveau moeilijk te interpreteren zijn.
In welke mate exporteren Nederlandse bedrijven naar Amerikaanse staten waar Trump tijdens de afgelopen verkiezingen heeft gewonnen? Kunt u hiervan een overzicht geven per door de Republikeinen gewonnen staat?
Zie antwoord vraag 15.
Welke ruimte hebben Amerikaanse staten zelf om de handelsbelemmeringen te omzeilen?
President Trump heeft de tariefverhogingen voor staal en aluminium per decreet («executive order») opgelegd. Het decreet is gebaseerd op de bevoegdheid van de president om importtarieven op te leggen om de nationale veiligheid te beschermen. Een decreet geldt als federale wet waaraan alle staten zich moeten houden en biedt hen geen ruimte deze te omzeilen. Staten hebben echter altijd de mogelijkheid een executive order bij de federale rechter aan te vechten. In dat geval wordt beoordeeld of het opleggen van de importtarieven binnen de wettelijke bevoegdheden van de president valt. De uitkomst hiervan is ongewis, maar ten algemene geldt dat de president aanzienlijke ruimte heeft om maatregelen in het belang van de nationale veiligheid te nemen.
Welke algemene voorbereidingen worden er door de regering genomen inzake een eventuele handelsoorlog met de Verenigde Staten?
Zie antwoord vraag 9.
In welke sectoren kan Nederland de Verenigde Staten treffen middels het opwerpen van handelsbelemmeringen?
Nederland kan niet zelfstandig handelsbelemmeringen opwerpen. Handelspolitiek is een EU-competentie en alle handelsdefensieve maatregelen worden in EU-verband genomen.
Bent u bekend met de de geruchten dat president Trump importheffingen op staal en aluminium zou willen koppelen aan NAVO-bijdragen (landen die verantwoordelijkheid nemen, zouden uitgezonderd kunnen worden)? Hoe zou Nederland hierop moeten reageren?
Nederland blijft gecommitteerd aan de NAVO-afspraken die in 2014 in Wales zijn gemaakt. De NAVO heeft capaciteitendoelstellingen opgesteld voor Nederland, die vragen om vervolgstappen. De eerder deze week uitgebrachte Defensienota, waarin de defensie-uitgaven worden toegelicht, is dus geen eindpunt, maar een stap die past binnen de lange lijnen die zijn uitgezet met de NAVO-afspraken die in 2014 in Wales zijn gemaakt. Een mogelijke invoerheffing op staal- en aluminiumproducten door de VS staat los van de besluitvorming hierover. Het kabinet wijst de koppeling die de VS maakt tussen nationale veiligheid en staal- en aluminiumimport af.
Zouden deze vragen met spoed kunnen worden beantwoord aangezien de gebeurtenissen elkaar snel opvolgen?
Ja.
Het bericht ‘Luchtmacht baas wil extra aandacht voor veiligheidscultuur na lekken’ |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht Luchtmacht baas wil extra aandacht voor veiligheidscultuur na lekken»?1
Ja.
Bent u vooraf in kennis gesteld van het voornemen van de commandant Luchtstrijdkrachten om per mail zijn militairen te laten weten meer aandacht en bekendheid te willen geven aan de «veiligheidscultuur» bij de Luchtmacht? Zo ja, heeft u hierbij nog specifieke instructies gegeven? Zo nee, is het gebruikelijk dat militairen op deze wijze geïnstrueerd worden?
Nee. Commandanten van Operationele Commando’s, zoals de Commandant Luchtstrijdkrachten (C-LSK), zijn zelf verantwoordelijk voor de communicatie met hun medewerkers. C-LSK publiceert op het intranet van het Commando Luchtstrijdkrachten periodiek berichten (weblogs), waarin hij de aandacht vraagt voor uiteenlopende onderwerpen. De berichten worden naast publicatie op het intranet van tijd tot tijd, zoals in dit geval, ook per e-mail aan CLSK-medewerkers verzonden. In het laatste geval, zoals door C-LSK is gedaan, is de mail verzonden als «dagorder». In een «dagorder» richt de commandant zich tot de medewerkers om persoonlijk een boodschap over te brengen.
Wanneer de veiligheidscultuur is een groot goed is en bovenaan staat, hoe oordeelt u in dat opzicht over de uitspraak «. medewerkers voelden de noodzaak om naar de pers te stappen in plaats van het gesprek aan te gaan met collega's. Zo ontstaat intern en extern het beeld dat wij een onveilige organisatie zijn en niet veilig werken.»?
De Commandant Luchtstrijdkrachten heeft met zijn dagorder actief en persoonlijk medewerkers opgeroepen problemen te melden via daarvoor ingerichte systemen, meldpunt en standaard procedures. In het vervolg van de dagorder benadrukt hij dat onze veiligheidscultuur is gebaat bij een omgeving waarin mensen open en eerlijk hun zorgen kunnen uiten en hun verhaal kunnen doen als iets is misgegaan. In het op 28 maart jongstleden aan uw Kamer verstuurde plan van aanpak «Een veilige defensieorganisatie» nemen we als Defensie maatregelen om de meldingsbereidheid bij medewerkers te verhogen en het lerend vermogen te vergroten.
Kunt u begrijpen dat door de wijze waarop de mail is opgesteld juist een onveilig gevoel bij medewerkers ontstaat om hun zorgen te uitten?
In de mail wordt het belang benadrukt van het bespreken van problematiek met elkaar en wordt opgeroepen hiervoor het meldings- en rapportagesysteem te gebruiken. Daarbij bestaat ook de mogelijkheid om rechtstreeks en anoniem binnen Defensie te melden. Het zou spijtig zijn indien er bij medewerkers een onveilig gevoel is ontstaan. Zoals u weet, hecht ik veel waarde aan het veilig kunnen melden. Defensie moet een organisatie zijn waarin het niet alleen veilig is om vergissingen en veiligheidsincidenten te melden, maar waarin dat wordt gewaardeerd, er geen negatieve gevolgen zijn voor de melder, zodat kan worden onderzocht wat eraan moet worden gedaan. Momenteel wordt juist veel geïnvesteerd in het verhogen van de meldingsbereidheid, onder andere doordat commandanten hiertoe oproepen, er bekendheid wordt gegeven aan de procedures voor het melden en nieuwe klachtregistratieformulieren worden uitgegeven. Dit naast de maatregelen die in het plan van aanpak «Een veilige defensieorganisatie» zijn beschreven waarin de aanbevelingen uit de tussentijdse rapportage van de commissie-Giebels, die onderzoek doet naar de sociale werkomgeving en de meldingsbereidheid, voor zo ver als mogelijk zijn verwerkt.
Zijn er na de recente veiligheidsincidenten – ook buiten de luchtmacht – maatregelen genomen ter verbetering van het oppakken van de interne meldingen?
In de afgelopen maanden hebben alle leidinggevenden binnen de defensieonderdelen het belang van het melden van voorvallen benadrukt. Dit gebeurt op momenten waarbij commandanten met hun personeel spreken, middels nieuwsbrieven en in directe communicatie naar iedere defensiemedewerker. Daarnaast is één van de maatregelen in het plan van aanpak «Een veilige defensieorganisatie» dat het onderwerp veiligheid besproken wordt tijdens werkoverleggen, commandantenvergaderingen en beraden tot op het hoogste niveau van de defensieorganisatie. De maatregelen zoals geïntroduceerd in het plan van aanpak hebben hun weerslag in de strategie, structuur, systeem en cultuur van de defensieorganisatie.
Het Commando Luchtstrijdkrachten implementeert op dit moment een Safety Management Systeem (SMS). Het doel van het SMS is dat onderdeelsoverstijgende veiligheidsgerelateerde problemen centraal in behandeling worden genomen. Een belangrijk onderdeel van het SMS is een werkende en sluitende planning- en controlcyclus, zodat volledige afhandeling van interne meldingen wordt gewaarborgd.
Is het ook mogelijk om eventuele veiligheidsincidenten wel intern, maar niet bij de direct leidinggevende, te melden in geval deze daar direct of indirect te zeer bij betrokken is?
Ja. Voor het op uniforme wijze melden van voorvallen waaronder veiligheidsincidenten beschikt Defensie over het IT-systeem «Melden van Voorvallen (MVV)». Iedere medewerker van Defensie dient een voorval te melden waarvan hij kennis draagt. De melding gaat via het MVV door naar het zogenoemde bevoegd gezag. Dat bevoegd gezag is een commandant of leidinggevende die binnen Defensie geautoriseerd is een initiële melding van een melder te registreren, waarmee de melding wordt doorgezet in de lijn en/of buiten het eigen defensieonderdeel. Indien een melder een voorval anoniem wil melden, kan het voorval via een derde in MVV worden gezet. Dit kan bijvoorbeeld door de vertrouwenspersoon of veiligheidsfunctionaris van de eenheid geschieden. Daarnaast kan elke defensiemedewerker elke andere leidinggevende ofwel het meldpunt van de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID) via e-mail of telefonisch benaderen.
Is het mogelijk dat juist medewerkers de noodzaak voelden om naar de pers te stappen in plaats van het gesprek aan te gaan met collega's medewerkers, omdat het gevoel ontbreekt dat ze zich in een omgeving bevinden waarin mensen open en eerlijk hun zorgen kunnen uiten en hun verhaal kunnen doen als er iets is misgegaan? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 4.
Hoe beoordeelt u de veiligheidscultuur binnen de defensieorganisatie na de verschillende incidenten waar de commandant Luchtstrijdkrachten naar verwijst?
We zijn de afgelopen periode door verscheidene tragische ongevallen hard met onze neus op de feiten gedrukt. Deze ongevallen kunnen we helaas niet meer ongedaan maken, maar we moeten er wel alles aan doen om herhaling te voorkomen door ervan te leren. Er mag dan ook geen misverstand over bestaan: werken bij Defensie moet en kan veiliger. Het veiliger maken van de werkomgeving is daarom topprioriteit voor de komende jaren.
De pretoetredingssteun van de Europese Unie aan Turkije |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat uw ambtsvoorganger tijdens het algemeen overleg op 24 januari 2018 over onder andere de uitbreiding van de Europese Unie toezegde om bij de Europese Commissie te gaan informeren naar de besteding van pretoetredingssteun aan Turkije? (Kamerstuk 23 987, nr. 215)
Ja.
Wanneer heeft het kabinet zich tot de Europese Commissie gewend met de uitstaande vragen en wanneer heeft de Europese Commissie een antwoord gestuurd?
Nederland voert een voortdurende dialoog met de Commissie over de pretoetredingssteun aan Turkije. Het kabinet heeft zich met onderstaande specifieke vragen op 22 maart jl. tot de Commissie gewend. De antwoorden van de Commissie werden op 23 maart jl. ontvangen.
Kunt u aangeven hoeveel pretoetredingssteun Turkije in elk van de jaren 2014–2020 ontvangen heeft (cq gaat ontvangen) en het bedrag per jaar uitsplitsen naar deelterreinen?
De (indicatieve) programmering voor de jaren 2014–2020 is vastgelegd in het Indicative Strategy Paper for Turkey uit augustus 2014 (voor bedragen zie tabel op p. 46).1 De financiering voor 2017 werd op verzoek van de Raad aangepast. Het jaarprogramma werd met ongeveer 50% gekort en geheroriënteerd naar fundamentele rechten en het maatschappelijk middenveld. Het beheer van EUR 18 miljoen voor projecten voor organisaties uit het maatschappelijk middenveld werd door de Commissie overgenomen van de Turkse autoriteiten. Tot slot werden de meerjarenprogramma’s voor 2014–2017 met ongeveer 30% gekort. De programma’s zijn beschikbaar op de website van de Commissie.2
De Commissie werkt momenteel aan aangepaste Indicative Strategy Papers 2018–2020 voor alle IPA-begunstigden. Deze zullen later in het jaar worden voorgelegd aan de lidstaten, waarna de Commissie de programmering voor 2018 uitwerkt. In het licht van de achteruitgang op het gebied van de rechtsstaat en fundamentele rechten, alsmede de lage absorptiecapaciteit van Turkije, zullen de allocaties voor 2018–2020 significant worden verlaagd en verder worden geheroriënteerd naar het maatschappelijk middenveld, democratie en de rechtsstaat.
Kunt u aangeven hoeveel uitgegeven is aan «a. Reforms in preparation for Union membership» onderverdeeld in «Democracy and governance» en «Rule of law and fundamental rights» in elk van de jaren 2014 tot en met 2020?
Bovengenoemde tabel geeft aan dat in 2014 werd voorzien dat EUR 956,5 miljoen zou worden besteed aan «Democracy and governance» en EUR 624,9 miljoen aan «Rule of law and fundamental rights» in deze periode. De Commissie verwacht dat, zodra de herziening van het Indicative Strategy Paper is voltooid, deze bedragen naar beneden worden bijgesteld. Het kabinet deelt deze verwachting.
Kunt u aangeven hoeveel geld er in 2017 en 2018 uitgegeven is/wordt en hoeveel van dat geld aan de Turkse regering overgemaakt wordt?
De programmering voor 2017 is beschikbaar op de website van de Commissie.3 Deze bestaat uit een jaarprogramma van EUR 123 miljoen, een programma gericht op het maatschappelijk middenveld en media van EUR 18 miljoen en meerjarenprogramma’s op de thema’s werkgelegenheid, onderwijs en sociaal beleid (EUR 68,9 miljoen), transport (EUR 10 miljoen), concurrentievermogen en innovatie (EUR 58 miljoen), en milieu en klimaat (EUR 84,6 miljoen). De programmering is daarmee met EUR 362,5 miljoen fors lager dan de voor 2017 gealloceerde EUR 636,4 miljoen.
Het jaarprogramma bestaat uit twee componenten. De co-financiering van Turkse deelname aan Unieprogramma’s en agentschappen zoals Horizon 2020 en Erasmus+ bedraagt EUR 110 miljoen. Het aandeel van de Turkse overheid zelf bedraagt EUR 189,9 miljoen. De steun aan fundamentele rechten van EUR 13 miljoen wordt besteed via rechtstreekse subsidie aan de UNDP en Raad van Europa. Daarnaast wordt technische assistentie geboden aan Turkse ministeries.
De fondsen voor het maatschappelijk middenveld en media worden zonder tussenkomst van de Turkse overheid besteed. De meerjarenprogramma’s worden gezien de thema’s logischerwijs voor een groot deel uitgevoerd door de Turkse overheid. De fondsen worden daarbij besteed via indirect management door Turkse ministeries. In reactie op Nederlandse vragen aan de Commissie bij goedkeuring van deze programma’s heeft de Commissie benadrukt dat de EU delegatie in Ankara nauw toeziet op de uitvoering van projecten.
De Commissie werkt de programmering voor 2018 momenteel nog uit.
Bent u bekend met het feit dat uw ambtsvoorganger in de Tweede Kamer zei dat de Europese Unie speciale eenheden in gevangenissen financierde waar kinderen konden verblijven wiens moeder gevangen genomen was: «Feit is dat jonge kinderen op dit moment gewoon bij de ouders in de gevangenis zitten. Wat gefinancierd is, is dat er aparte opvang en een speciale accommodatie voor moeders en kinderen is, om daarmee, in lijn met het Verdrag inzake de rechten van het kind, het welzijn van het kind te garanderen. Daar worden ze dus niet behandeld als gevangen. Dat is een voorbeeld van waar het geld naartoe gegaan is»?
Ja.
Kunt u voor 2017 en 2018 aangeven hoeveel geld voor politie/justitie en gevangenissen uitgegeven is/wordt en alle projecten opnoemen, die gefinancierd worden en voor elke project aangeven hoeveel geld het krijgt en welke doelstellingen behaald moeten worden?
In 2017 zijn er geen projecten gefinancierd op dit gebied. De Commissie werkt de programmering voor 2018 momenteel nog uit. Wel verwijs ik u graag naar eerdere programma’s beschikbaar op de website van de Commissie voor 20144, 20155 en 20166. De programma’s voor 2016 omvatten ook het justitiële project gericht op het financieren van speciale accommodatie voor moeders en kinderen in de gevangenis. De Commissie heeft aangegeven dat verschillende projecten met de Council of Judges and Prosecutors(CJP) zijn stopgezet vanwege zorgen omtrent de onafhankelijkheid van deze instelling.
Hoeveel van het geld voor politie/justitie/gevangeniswezen wordt in 2017 en 2018 direct door de Europese Unie aan/via de Turkse overheid betaald?
In 2017 zijn er geen projecten gefinancierd op dit gebied. De Commissie werkt de programmering voor 2018 momenteel nog uit.
Kunt u voor 2017 en 2018 aangeven hoeveel geld er voor pers en persvrijheid uitgegeven is/wordt en alle projecten opnoemen, die gefinancierd worden?
In 2017 gaat het om twee projecten. Onder het jaarprogramma 2017 component gericht op fundamentele rechten wordt EUR 3 miljoen besteed aan het verbeteren van vrijheid van meningsuiting en media door het geven van trainingen op het gebied van de standaarden van de Raad van Europa ten aanzien van de rechten van media en journalisten. Onder het programma gericht op het maatschappelijk middenveld en media wordt EUR 1,75 miljoen besteed aan het verbeteren van de capaciteit van onafhankelijke media in het uitvoeren van hun «watchdog» functie.
Kunt u alle vragen die in het algemeen overleg niet beantwoord zijn hierbij beantwoorden?
Er zijn mij geen nog openstaande vragen bekend.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
Ja.
Verhoging van het budget voor betalingen aan veroordeelde Palestijnen |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Palestinians increase payments to Palestinian terrorists»?1
Ja.
Heeft u begrip voor het Israëlische wetsvoorstel dat ertoe strekt de afdracht van belastinggeld dat Israël int voor de Palestijnse Autoriteit te verminderen vanwege het beleid terrorisme financieel te stimuleren?
Het kabinet is bezorgd over de betalingen aan gevangen, omdat deze toenemen met de lengte van de detentie. Echter, in principe is het kabinet niet tegen betalingen aan gevangenen en hun families, zolang die transparant zijn en gebaseerd op sociaaleconomische behoefte, niet op de duur van de detentie. (Zie ook antwoorden op vragen gesteld op 10 juli 2017, met kenmerk 2017Z10187).
De afdracht van belastinggeld aan de Palestijnse Autoriteit vloeit voort uit afspraken die Israël en de Palestinian Liberation Organisation (PLO) hierover hebben gemaakt in het Protocol on Economic Relations (Paris Protocol) uit 1994, dat naderhand is ingevoegd in de Oslo II Akkoorden. Op grond van die afspraken int Israël namens de Palestijnse Autoriteit belasting op buitenlandse invoer en op Israëlische goederen en diensten die bestemd zijn voor de Palestijnse Gebieden. Dit betreft dus geen gift of vrijwillige bijdrage waar Israël vrij over kan beschikken. Deze belastingopbrengsten vormen omstreeks de helft van de totale Palestijnse inkomsten. Het is in eerste instantie aan partijen bij die Akkoorden zelf om vast te stellen of er juridische grond bestaat om de betalingsverplichting te verminderen. De akkoorden bevatten momenteel geen grond voor unilaterale stappen door de partijen, zoals aan uw Kamer aangegeven met de antwoorden op Kamervragen ingezonden op 6 januari 2015, Aanhangsel van de Handelingen 1118, vergaderjaar 2014–2015, d.d. 6 januari 2016. In het licht van het belang van een goed functionerende Palestijnse Autoriteit en gegeven het feit dat het inkomsten betreft waarop de PA conform het akkoord recht op heeft, acht het kabinet het onverstandig om de inkomsten deels in te houden.
Het kabinet is geen voorstander van korten van de steun aan de Palestijnse Autoriteit. De Nederlandse bijdrage aan de Palestijnse Autoriteit kunnen niet worden gebruikt voor betalingen aan de PLO of betalingen aan gevangenen.
De mogelijke inhouding van een deel van de betaling zou ten koste gaan van Palestijnse staatsopbouw, economische ontwikkeling en veiligheid ten behoeve van een tweestatenoplossing. Dit laat onverlet dat Nederland deze problematiek zal blijven agenderen, bilateraal alsmede via de EU en de VN.
Zie tevens de beantwoording op de vragen gesteld op 13 maart 2018 met kenmerk 2018Z04410 door de leden Van der Staaij (SGP), Becker (VVD) en Van Helvert (CDA) over verhoging van het budget voor betalingen aan veroordeelde Palestijnen.
Bent u bereid om naar het voorbeeld van het Amerikaanse Taylor Force-wetsvoorstel2 de Nederlandse hulpgelden aan de Palestijnse Autoriteit te verminderen totdat de financiële prikkel om terreuraanslagen te plegen weggenomen wordt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Moet voortzetting van deze Palestijnse praktijk volgens u gevolgen hebben voor het Nederlandse opstelling ten aanzien van de Palestijnen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat Defensie gevechtsonderdelen opheft wegens personeelstekort |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend het bericht «legeronderdelen uitgezet»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat alleen al dit jaar 25 mariniers en 35 commando’s de dienst hebben verlaten? Zo nee, waarom niet?
Volgens de gegevens uit ons personeelssysteem hebben dit jaar 77 mariniers een verzoek tot ontslag ingediend. Van het totaal hebben 43 mariniers Defensie ondertussen verlaten. De overige 34 hebben een ontslagdatum later in 2018.
Bij het Korps Commandotroepen hebben 20 militairen een verzoek tot ontslag ingediend. Twaalf militairen hebben Defensie inmiddels verlaten. De overige acht hebben een ontslagdatum later in 2018.
Kunt u aangeven hoe hoog de ongeplande uitstroom was bij het Korps Commandotroepen en het Korps Mariniers sinds 2010, gespecificeerd naar jaar? Zo, nee waarom niet?
Van irreguliere uitstroom is sprake wanneer een militair zelf een verzoek tot ontslag indient. In onderstaand overzicht staat de irreguliere uitstroom bij het Korps Mariniers en het Korps Commandotroepen. De aantallen omvatten zowel onderofficieren als officieren. Reguliere uitstroom zoals functioneel leeftijdsontslag en beëindiging van de reguliere aanstellingsduur is niet in onderstaande cijfers meegenomen.
42
71
82
77
96
103
127
114
5
17
28
13
15
27
25
26
Uit de uitstroomcijfers blijkt dat de ongeplande uitstroom bij het Korps Mariniers en het Korps Commandotroepen stijgt. Een hoge uitstroom is een probleem binnen heel Defensie. Om de hoge uitstroom tegen te gaan hebben we eerder al maatregelen genomen met het plan van aanpak Behoud en Werving. Door het bieden van bijvoorbeeld meer loopbaanmogelijkheden, behoudpremies en verbeteren van de arbeidsvoorwaarden willen we een aantrekkelijke werkgever blijven voor ons personeel. Ook het lopende herstel van de basisgereedheid moet bijdragen aan het behoud van personeel.
Het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) en commando Landstrijdkrachten (CLAS) hebben naast de algemene maatregelen uit het plan van aanpak Behoud en Werving, extra maatregelen genomen. Bij het KCT komen militairen nu eerder in aanmerking voor een onbepaalde tijd contract, mogen militairen gedurende hun loopbaan eerder civiele opleidingen volgen en zijn er ruimere toelatingsmogelijkheden voor de korte opleiding voor officier. Ook CZSK biedt mariniers nu veel eerder zekerheid over hun toekomst bij de marine. Mariniers krijgen in een vroeger stadium duidelijkheid over het doorstromen naar een onbepaalde tijd contract, een FPS fase-3 contract.
Kunt u aangeven hoeveel en welke legeronderdelen defensie de afgelopen jaren eerder noodgewongen (tijdelijk)heeft moeten opheffen, on hold heeft gezet of heeft moeten samenvoegen vanwege personeelstekorten? Zo nee, waarom niet?
In de afgelopen jaren zijn er geen eenheden van Defensie opgeheven vanwege personeelstekorten.
Wanneer er sprake is personeelstekort zijn er twee opties. De eerste optie is ondervulling van de eenheid accepteren. De tweede optie is het tijdelijk samenvoegen van eenheden waarbij het beschikbare personeel voor een bepaalde tijd wordt toegevoegd aan de overige eenheden. De commandant Landstrijdkrachten heeft recent besloten om in enkele specifieke gevallen eenheden die een lage personele vulling hebben, tijdelijk samen te voegen. Dankzij deze maatregel kan het CLAS blijven voldoen aan de huidige inzetverplichtingen. Het CZSK heeft vanwege de achterblijvende personele vulling bij het Korps Mariniers besloten om met ingang van augustus 2018 een Raiding Squadron tijdelijk niet meer te vullen en het beschikbaar personeel toe te voegen aan andere eenheden.
Het samenvoegen van eenheden gaat ten koste van de mogelijke inzet, het herstel van de basisgereedheid en, op termijn, het voortzettingsvermogen van missies. Dit is niet wenselijk. We proberen daarom nog verder verloop van personeel tegen te gaan met de verschillende maatregelen die we nemen.
Deelt u de mening dat de grote uitstroom bij deze elite-eenheden de veiligheid van Nederland in gevaar kan brengen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u daar aan doen?
Helaas verlaten meer militairen dan wenselijk voortijdig de defensieorganisatie. Het behoud van personeel bij Defensie is dan ook een prioriteit de komende jaren. Niet voor niets staat het personeel voorop in de recent uitgegeven Defensienota.
In het plan van aanpak Behoud en Werving en de Defensienota staan maatregelen die zijn gericht op zowel de werving als het behoud van personeel. Zo krijgen commandanten meer mogelijkheden om maatwerk te leveren en hiermee tegemoet te komen aan de loopbaanwensen van militairen, wordt de legering verbeterd, het toelagensysteem aangepast, kan personeel langer op een functie blijven, wordt het personeelssysteem aangepast en worden behoudspremies uitgekeerd. Ook het concept van de adaptieve krijgsmacht moet bijdragen aan het op orde krijgen van de personele gereedheid, bijvoorbeeld door de inzet van reservisten.
We werken nu aan de uitvoering van de maatregelen. Het is een continue proces om een aantrekkelijke werkgever te zijn en te blijven waar mensen graag willen en blijven werken.
Ik deel de mening niet dat de uitstroom bij deze eenheden de veiligheid van Nederland in gevaar brengt. Zowel het Korps Commandotroepen als het Korps Mariniers blijven in staat om aan hun huidige inzetverplichting te voldoen. Ik zie geen reden om met militaire missies te stoppen als gevolg van het hierboven geschetste personeelsverloop. Om hier ook in de toekomst aan te kunnen blijven voldoen is het van belang de eenheden weer volledig te vullen.
Deelt u de mening dat de genoemde uitstroom schrikbarend hoog is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, deelt u de mening dat Nederland nu eindelijk eens moet stoppen met al die militaire missies? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Weer een miljard euro belastinggeld voor Oekraïne |
|
Vicky Maeijer (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «EU wil weer 1 miljard euro aan Oekraïne doneren»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat de Europese Unie (EU) ook nog maar een cent van het door hardwerkende Nederlanders opgebrachte belastinggeld misbruikt door het aan de corrupte bananenrepubliek Oekraïne te geven?
Nederland en de EU zijn gebaat bij stabiele buitengrenzen van Europa. Het is daarom in ons belang dat Oekraïne zich verder ontwikkelt tot een welvarend land op basis van een sterke rechtsstaat en democratie. De EU ondersteunt derhalve Oekraïne hierbij.
Het voorstel van de Europese Commissie op 9 maart jl. om een macro financieel assistentieprogramma (MFA) á € 1 miljard voor Oekraïne op te zetten, betreft een lening die in twee tranches uitgekeerd wordt. De Europese Commissie stelt de voorwaarden op voor deze lening in een Memorandum of Understanding (MoU), dat aan de Lidstaten wordt voorgelegd en uiteindelijk moet worden goedgekeurd door de Raad en het Europees parlement. Hoewel Oekraïne in de afgelopen jaren – onder meer als voorwaarde voor de steun van het IMF en de EU – diverse hervormingen heeft doorgevoerd, onder andere op het gebied van corruptiebestrijding, blijven verdere hervormingen in Oekraïne noodzakelijk volgens Nederland, de EU en het IMF. Nederland dringt in bilaterale gesprekken met Oekraïne en in multilaterale fora aan op anti-corruptiehervormingen en zal aandringen op strenge voorwaarden op het gebied van anti-corruptiehervormingen in het MoU.
Bent u bereid tijdens de Raad Algemene Zaken van 20 maart 2018 al aan te geven dat Nederland nooit akkoord zal gaan met deze financiële bijdrage? Zo nee, hoe legt u dat uit aan de hardwerkende Nederlandse belastingbetaler?
Nee. Wat Nederland wel zal doen, is het belang van de onverkorte implementatie van hervormingen in Oekraïne benadrukken en inzetten op strenge voorwaarden waaronder de leningen worden uitgekeerd. Op die manier wordt druk gehouden op het hervormingsproces in Oekraïne.
Hoeveel bewijs heeft u nog nodig voordat u gaat inzien dat Nederland het beste zo snel mogelijk uit de EU moet treden?
Het kabinet vindt het belangrijk dat Nederland lid blijft van de EU en integraal deel uitmaakt van Europa. Dit standpunt is opgenomen in het regeerakkoord en is door MP Rutte op 2 maart jl. bevestigd in zijn speech in Berlijn. Het Commissievoorstel voor een MFA Oekraïne doet aan dit standpunt niets af.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor donderdag 15 maart 2018 om 12.00 uur?
Ja.
Verhoging van het budget voor betalingen aan veroordeelde Palestijnen |
|
Martijn van Helvert (CDA), Bente Becker (VVD), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Kent u het bericht «Palestinians increase payments to Palestinian terrorists»?1
Ja.
Klopt de bewering van het lid van de Knesset Avi Dichter (Likud) dat de autorisatie van het budget van de Palestijnse Autoriteit voor 2018 betekent dat betalingen aan veroordeelde Palestijnen en hun families met $ 56 miljoen toenemen?
Volgens de cijfers die het kabinet tot zijn beschikking heeft zou het gaan om een stijging van ongeveer $ 900.000 ten opzichte van 2017.
Herinnert u zich dat het het kabinet eerder vaststelde dat het verbinden van de lengte van de straf aan de hoogte van de uitkering van alleen de «politieke» gevangenen de indruk wekt dat gewelddadige acties gericht tegen Israël worden ondersteund of beloond en dat dit een perverse prikkel in zich heeft?2 Beaamt u dat de nieuwe verhoging van het budget deze prikkel verder versterkt?
Het kabinet is in principe niet tegen betalingen aan gevangenen en hun families, zolang die transparant zijn en gebaseerd op sociaaleconomische behoefte, niet op de duur van de detentie. (Zie ook antwoorden op vragen gesteld op 10 juli 2017, met kenmerk 2017Z10187). Het kabinet is van mening dat de koppeling tussen de duur van de detentie en de hoogte van de betaling een perverse prikkel kan zijn. De Palestijnse Autoriteit heeft het budget verhoogd vanwege het groeiende aantal Palestijnen dat in gevangenschap zit, die op basis van de huidige regelgeving aanspraak kunnen maken op deze betalingen. Het kabinet is van mening dat dit een extra argument zou moeten zijn voor de Palestijnse Autoriteit om het systeem aan te passen; het zet de slechte financiële positie van de Palestijnse Autoriteit verder onder druk.
Nederland brengt de bezwaren tegen de betalingen aan gevangen consequent naar voren in bilaterale gesprekken met vertegenwoordigers van de Palestijnse Autoriteit en Palestinian Liberation Organisation (PLO). Sinds het begin van dit jaar is dit o.a. gedaan tijdens de het bezoek van toenmalig Minister Zijlstra aan Israël en de Palestijnse Gebieden (zie ook de Kamerbrief d.d. 17 januari jl. met kenmerk 2018Z00205/2018D00449), het bezoek van de mensenrechtenambassadeur aan Israël en de Palestijnse Gebieden en marge van de Ad Hoc Liaison Commitee (AHLC) in Brussel. Het kabinet blijft hierop aandringen, ook in multilateraal verband. Zo heeft Nederland in de VN Veiligheidsraad aangedrongen op verandering van het systeem. Dit zou tevens een van de stappen kunnen zijn die de Palestijnse Autoriteit zelf kan zetten om onderling vertrouwen met Israël te verbeteren.
Hoe is of wordt uitvoering gegeven aan de eerdere toezegging vanuit het kabinet om de Palestijnse Autoriteit continu hierop aan te spreken?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe is of wordt daarnaast uitvoering gegeven aan de toezegging daar in Europees verband meer landen achter te krijgen, de Europese coalitie in dezen te verbreden, en zo echt een vuist te kunnen maken tegen deze praktijk?
In bilateraal overleg met EU-partners en instellingen dringt het kabinet bij de partners aan op het opvoeren van druk op de Palestijnse Autoriteit en de PLO om de betalingen aan gevangenen en hun families voortaan te baseren op sociaaleconomische behoeften en niet langer afhankelijk te maken van de duur van de detentie. Mede dankzij de Nederlandse inspanningen kaarten meerdere EU-lidstaten dit aan bij de Palestijnse Autoriteit. Het blijft echter om een klein aantal lidstaten gaan. Het kabinet zal deze inspanningen blijven voortzetten.
Het schenden van oorlogsgraven in de Waddenzee en de Noordzee |
|
Wybren van Haga (VVD) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving in het Dagblad Van Het Noorden over het schenden van oorlogsgraven in de Waddenzee en de Noordzee?1
Ja.
Onderschrijft u de problemen en de gevoeligheden met betrekking het schenden van oorlogsgraven in de Waddenzee en de Noordzee?
Ja. Schendingen van oorlogsgraven zijn, in het bijzonder voor nabestaanden, een zeer gevoelige en emotionele zaak. Het is echter onmogelijk om oorlogsgraven ter zee permanent fysiek te beveiligen. Met het oog op het vergroten van het bewustzijn is samenwerking met betrokken staten van groot belang ten behoeve van preventie.
Bent u op de hoogte van de ophef in de Britse media naar aanleiding van het feit dat duikers de Britse duikboten E5 en E3 uit de Eerste Wereldoorlog hebben geplunderd?
Wij zijn op de hoogte van deze berichtgeving.
Bent u op de hoogte van het feit dat het Duitse Consulaat-Generaal in 2016 probeerde via een advocaat spullen terug te krijgen die door een duikteam illegaal uit de in 1914 gezonken kruiser SMS Mainz waren gehaald? Zo ja, heeft u enige betrokkenheid gehad bij het zoeken naar een oplossing of het vervolgen van de daders?
Wij zijn hiervan op de hoogte. De duikers in kwestie hebben de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed laten weten dat zij contact hebben gelegd met het Duitse Consulaat om de geborgen vondsten aan de Duitse autoriteiten over te dragen.
Kunt u aangeven hoe de registratie en bescherming van scheepswrakken, waarin vaak nog menselijke resten aanwezig zijn en die dus feitelijk oorlogsgraven zijn, in de Nederlandse wateren op dit moment is geregeld?
Sinds de jaren tachtig is er voor wat betreft de registratie door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en zijn voorgangers samengewerkt met waterbeheerders, gemeenten, provincies en verschillende groeperingen van sportduikers in het beheer van het onderwatererfgoed. Op deze manier wordt veel informatie verkregen over verschillende scheepsvindplaatsen en andersoortige vindplaatsen onder water. De informatie over wrakken wordt beheerd in de Archeologische database ARCHIS van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de wrakkendatabases van Rijkswaterstaat en de Hydrografische Dienst.
Wat betreft de bescherming van oorlogswrakken geldt dat deze vallen onder de staatsimmuniteit en op grond daarvan onschendbaarheid genieten. Handelingen ten aanzien van oorlogswrakken, inclusief de berging van (onderdelen van) deze wrakken, zijn onder internationaal recht zonder toestemming van de vlaggenstaat niet toegestaan. Daarnaast beschermt het internationale humanitaire oorlogsrecht oorlogsgraven, waar zij zich ook mogen bevinden.
Mede hierom zijn met de komst van de Erfgoedwet de regels aangescherpt. Sinds 1 juli 2016 is de reikwijdte van het opgravingsverbod uitgebreid. Het is nu ook expliciet verboden om erfgoed van de zeebodem mee te nemen. De directe aanleiding voor deze aanscherping waren de toename van het aantal objecten dat werd geborgen uit wrakken (niet alleen oorlogswrakken) en de sterke aanwijzingen dat er voor geldelijk gewin (o.a. metaalwaarde) wraklocaties werden verstoord door bergers. Tegelijk met de inwerkingtreding van de Erfgoedwet is een handhavingsplan van kracht geworden, opgesteld door de Erfgoedinspectie, in samenwerking met de Kustwacht, het Openbaar Ministerie en de RCE.
Nederland heeft de plicht en de wens wrakken van gezonken oorlogsschepen van andere staten te beschermen, in het bijzonder wanneer deze oorlogsgraven vormen. Uit respect voor de bemanning voor wie het oorlogswrak de laatste rustplaats vormt en de nabestaanden, dienen deze plekken met rust gelaten te worden.
Hoe vindt op dit moment het contact met of de zoektocht naar eventuele nabestaanden plaats?
Ten aanzien van in Nederlandse wateren aangetroffen oorlogswrakken van buitenlandse oorlogsschepen, waaronder ook HMS E3 en HMS E5, wordt niet structureel vanuit Nederland gezocht naar nabestaanden van op die schepen omgekomen bemanningsleden. Bij het opsporen van nabestaanden ligt het voortouw bij de vlagstaat, in dit geval dus het Verenigd Koninkrijk.
Wanneer het gaat over de nabestaanden van opvarenden van Nederlandse oorlogswrakken, zowel in Nederlandse als in internationale wateren, onderhouden de Stichting Nabestaanden Onderzeeboten en het Karel Doormanfonds nauw contact met de Koninklijke Marine. De namen van de opvarenden zijn bij ons bekend, net zoals de nabestaanden die zich bij ons hebben gemeld. Op 4 mei is er een jaarlijkse herdenking bij de onderzeedienst in Den Helder waarbij nabestaanden worden uitgenodigd. Ook is er jaarlijks op 27 februari een kleine herdenking in de Kloosterkerk in Den Haag voor de omgekomen opvarenden van de Slag in de Javazee. Elke vijf jaar wordt er een grote herdenking georganiseerd. Ook in Indonesië wordt de Slag in de Javazee jaarlijks herdacht met een kranslegging op de militaire erebegraafplaats Kembang Kuning. Op het ereveld in Loenen is een kapel waar alle gesneuvelden worden herdacht.
Vindt u niet dat naar aanleiding van de verschillende incidenten rond dit thema (zie ook de verdwenen oorlogswrakken in de Javazee) de bescherming van oorlogswrakken op korte termijn beter moet worden geregeld?
Het verbeteren van het beheer en de bescherming van onderwatererfgoed, met inbegrip van oorlogswrakken, heeft inderdaad onze aandacht. In de brief over het cultuurbeleid die uw Kamer recentelijk heeft ontvangen, zijn middelen gereserveerd voor een intensiever beheer en monitoring van onderwatererfgoed. Nadere uitwerking hiervan vindt in het kader van de beleidsbrief Erfgoed Telt plaats. Ook is Nederland gestart met het traject om het Unesco Verdrag ter bescherming van het cultureel erfgoed onderwater te implementeren. Dit verdrag voorziet in een multilateraal beschermingsregime waarmee het onderwatererfgoed buiten Nederlandse wateren beter beschermd kan worden. De verwachting is dat Nederland begin 2021 tot dit verdrag zal kunnen toetreden.
De Nederlandse praktijk is hiermee sterk in ontwikkeling. Een belangrijk onderdeel daarvan vormt, naast de aangescherpte Erfgoedwet, de intensivering van het contact en de samenwerking tussen professionele onderwaterarcheologen en sportduikers. Om binnen deze dynamische omgeving de bekendheid met de wettelijke kaders te borgen zullen de ministeries van OCW en Defensie, samen met de Kustwacht de bestaande afspraken in een brief aan «Duikend Nederland» nog eens op een rij zetten.
Een ander punt van aandacht is de samenwerking tussen de Noordzeelanden. Ook tussen hen is meer uitwisseling gewenst over wettelijke kaders en procedures.
Ondanks alle inspanningen moet bij dit alles worden opgemerkt dat het, gezien het steeds laagdrempeliger beschikbaar komen van technieken als side scan sonar en andere tot voor kort zeer kostbare apparatuur, en ook gezien de onmogelijkheid om met de bestaande capaciteit op zee alles waar te nemen, niet mogelijk is om alle overtredingen van kwaadwillenden op te sporen. Dit maakt inzet op preventie des te urgenter.
Het bericht ‘Groningen en Drenthe in gevaar door falende aanpak bij catastrofe kerncentrale Lingen Case’ |
|
William Moorlag (PvdA), Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Groningen en Drenthe in gevaar door falende aanpak bij catastrofe kerncentrale Lingen»?1
Ja.
Klopt het dat er bij een kernramp in de kerncentrale in Lingen een verouderd rampenplan wordt gevolgd dat niet is verbeterd sinds de kernramp in Fukushima?
Op dit moment is het rampenbestrijdingsplan van de deelstaat Nedersaksen nog niet volledig in lijn met de laatste federale aanbevelingen uit 2016 van het Bundeministerium für Umwelt, Naturschutz, Bau und Reaktorsicherheit (BMUB). Naar verwachting zullen de aanbevelingen in 2019 ingevoerd zijn door deelstaat Nedersaksen.
Klopt het dat volgens dit oude rampenplan mensen in Nederland niet geëvacueerd zouden hoeven worden, terwijl sommige bewoners van Nederland wel degelijk geëvacueerd zouden moeten worden?
Voor de Nederlandse burgers geldt dat planvorming met betrekking tot evacuatie in relatie tot de kerncentrale Lingen niet aan de orde is. Zowel de oude evacuatiezone van 2 en 10 km als de nieuwe van 5 en 20 km liggen in zijn geheel op Duits grondgebied. Hierdoor zijn er geen gevolgen voor de preparatie voor de bevolking aan Nederlandse zijde.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de relevante autoriteiten hierover in Duitsland en op actualisatie van de rampenplannen aan te dringen? Zo nee, waarom niet?
Afstemming met onze buurlanden over samenwerking bij de crisisbeheersing van kernongevallen vind ik van groot belang. Nederland en Duitsland hebben sinds de jaren »70 een gezamenlijke commissie met betrekking tot de uitwisseling van informatie over de nucleaire installaties alsmede over informatie-uitwisseling gerelateerd aan incidenten bij nucleaire installaties. Uiteraard zullen Duitsland en Nederland blijven afstemmen over de voorbereiding op kernongevallen en volgen we de voortgang van de actualisatie.
Bent u ook bereid om er in gesprekken met de Duitse autoriteiten op aan te dringen dat de samenwerking met betrekking tot de rampenplannen in de grensregio verbetert, zoals experts aanbevelen?
Zie antwoord vraag 4.
Zijn alle relevante rampenplannen in Nederland wel geactualiseerd sinds de ramp in Fukushima?
Ja, sinds 1 januari 2017 is de nieuwe samenwerkingsstructuur in het kader van het beheer van het Nationaal Crisisplan Stralingsincidenten (NCS) in werking getreden. Dit betreffen het Nationaal Crisisplan Stralingsincidenten en het Responsplan NCS, naast het Crisiscommunicatieplan Stralingsincidenten.
Het huidige rampbestrijdingsplan voor kerncentrale Lingen van Veiligheidsregio Twente «Kernkraftwerk Emsland» is opgesteld in 2012 en herzien in 2015. Eind 2018 wordt een nieuwe versie opgeleverd, waarin tussentijdse wijzigingen vanwege de actualisatie van nationale planvorming zijn verwerkt.
Het bericht ‘Onderzoekers OPCW linken Syrië aan grote sarinaanval in 2013’ |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Halbe Zijlstra (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Onderzoekers OPCW linken Syrië aan grote sarinaanval in 2013»?1
Ja, zie ook mijn eerdere brief hierover van 15 februari jl. in reactie op het verzoek van de Vaste Kamercommissie van Buitenlandse Zaken met kamerstuknummer (Kamerstuk 32 623, nr. 188).
Wat vindt u van het feit dat nu wederom is aangetoond dat president Assad een gifgasaanval heeft gepleegd?
Het gaat hier om berichten die in de media zijn verschenen. Deze berichten kan de OPCW niet bevestigen, hetgeen het prematuur maakt om hier directe consequenties aan te verbinden. Wel bevestigen de berichten de verdenking dat het Syrische regime bij voortduring chemische wapens heeft gebruikt tegen haar bevolking en vormen ze reden te meer voor het kabinet om Syrië in de VN-veiligheidsraad, bij de OPCW en in andere internationale fora krachtig te (blijven) veroordelen voor het gebruik van chemische wapens.
Welke consequenties verbindt u aan dit rapport van de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW)?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze gaat u deze afschuwelijke oorlogsmisdaad aan de orde stellen in de VN-veiligheidsraad?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u dat er in het Syrië van de toekomst nog plaats is voor Assad en zijn regime?
Het kabinet is van mening dat een duurzame oplossing van het conflict niet kan worden bereikt terwijl Assad aan de macht blijft. Er dient een politieke oplossing voor het conflict te worden gevonden binnen de kaders van VN-veiligheidsresolutie 2254. Naast de inzet om accountability en naleving van internationaal recht te bevorderen, steunt het kabinet daarom het VN-geleide proces in Genève. Nederland financiert informele dialogen tussen verschillende Syrische groepen (zogenoemde track-II-bijeenkomsten), en steunt ook de Syrische Vrouwenadviesraad, die het team van VN-gezant Staffan de Mistura adviseert.
Kunt u aangeven welke consequenties de eerdere rapporten van de OPCW hebben gehad waarin is vast komen te staan dat Assad gifgas heeft gebruikt?
Het gebruik van chemische wapens is onder internationaal recht onder geen beding geoorloofd, de inzet van deze wapens mag dan ook nooit onbestraft blijven. Het kabinet zet zich daarom, zowel binnen als buiten de VN-Veiligheidsraad, samen met gelijkgezinde landen in om het gebruik van chemische wapens in Syrië te stoppen. In de Veiligheidsraad, noch in de Uitvoerende Raad van de OPCW kan tot nu toe een meerderheid worden gevonden die bereid is Syrië te veroordelen voor het – aangetoonde – gebruik van gifgas. Het is derhalve nog niet gelukt om in internationaal verband directe consequenties te verbinden aan het bewezen gebruik van aanvallen met chemische wapens. Het kabinet blijft zich hiervoor echter inspannen.
Om toch zoveel mogelijk druk op Syrië uit te oefenen, steunt het kabinet een aantal initiatieven die het streven naar accountability ondersteunen. Nederland behoort tot de groep landen die het recent gelanceerde Franse initiatief ondersteund heeft voor een internationaal partnerschap tegen de straffeloosheid van het gebruik van chemische wapens.
Ook heeft Nederland in 2016 de oprichting gesteund van het IIIM, het International, Impartial and Independent Mechanism to Assist in the Investigation and Prosecution of Persons Responsible for the Most Serious Crimes under International Law Committed in the Syrian Arab Republic since March 2011. Dit niet alleen met een financiële bijdrage van in totaal 2,5 miljoen euro, maar ook door het faciliteren van een expertmeeting in Nederland. Het IIIM verzamelt, analyseert en bewaart bewijs van schendingen van humanitair oorlogsrecht en mensenrechten en bereidt dossiers voor ten behoeve van mogelijke strafrechtelijke vervolging.
Voorts steunt Nederland de Commission of Inquiry on the Syrian Arab Republic die door de Mensenrechtenraad is ingesteld.
Nederland blijft daarnaast pleiten voor doorverwijzing door de VN-Veiligheidsraad van de situatie in Syrië naar het Internationaal Strafhof, omdat het Syrische regime tot nu toe niet in staat is gebleken of bereid lijkt te zijn geweest zelf strafrechtelijk onderzoek in te stellen. Echter, ook hiervoor is vooralsnog geen meerderheid te vinden in de Veiligheidsraad.
In EU-verband steunt het kabinet de maatregelen die door de Raad van de EU met betrekking tot Syrië worden genomen zolang de repressie tegen burgers aanhoudt. Het gaat hierbij onder meer om een olie-embargo, beperkingen op bepaalde investeringen, bevriezing van de tegoeden van de Syrische centrale bank binnen de EU en beperkingen op de uitvoer van materiaal en technologie die kunnen worden gebruikt voor binnenlandse repressie of voor toezicht op of interceptie van internetcommunicatie of telefoongesprekken.
Daarnaast onderhoudt de EU een lijst van personen (uit Syrië) voor wie een reisverbod geldt en van wie de tegoeden zijn bevroren wegens de gewelddadige repressie tegen de burgerbevolking, met inmiddels zo’n 240 personen en 67 entiteiten.