Het bericht dat de Europese Commissie zich mengt in de opleiding Europese Studies |
|
Renske Leijten |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u verbaast te leren dat de Europese Commissie meer invloed lijkt uit te oefenen op het curriculum van de opleidingen Europese Studies in Nederland dan hun ondersteunende bevoegdheid toelaat?1 Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb geen signalen vanuit de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO), noch van de Inspectie van het Onderwijs, dat de kwaliteit of vrijheid van onderwijs en onderzoek in het geding zouden zijn bij de opleidingen Europese Studies. Vanuit de Europese Unie zijn verschillende budgetten beschikbaar voor verschillende doelen. (zie ook antwoord op vraag2.
Wat betekent volgens u «Europeanisering» in de context van hoger onderwijs?2 Kunt u uw antwoord toelichten?
«Europeanisering» kan als onderdeel van internationalisering gezien worden, waarbij de focus ligt op het opdoen van kennis over de uitdagingen waar Europa mee te maken heeft. Het gaat dus om het ontwikkelen van de Europese dimensie in onderwijs. Ik vind het van belang dat burgers die straks hun werk in een internationale en Europese context verrichten, of dat nou vanuit het binnen- of buitenland is, daar goed op toegerust zijn. Professionals uit verschillende domeinen hebben kennis nodig van EU-processen en -regels en dienen daar ook kritisch en onafhankelijk op te kunnen reflecteren. Dit is in de jaren »90 ook de achtergrond geweest voor het oprichten van het Jean Monnet programma.
Vindt u dat dit «Europeaniseren» een opdracht dient te zijn van Europese onderzoeksubsidies, zoals het Jean Monnet-programma?
De Europese Unie stelt budget beschikbaar met verschillende doelen. Het programma Horizon2020 is hét Europese subsidieprogramma voor onderzoek en innovatie in Europa. Het programma biedt kansen voor iedere organisatie of ondernemer die actief is in onderzoek, technologische ontwikkeling of innovatie. De totale omvang van het programma is € 70 miljard (2014–2020). «Europeaniseren» is geen doelstelling binnen het Horizon2020 programma.
Naast Horizon2020 bestaat het programma Erasmus+, het subsidieprogramma van de EU voor onderwijs, training, jeugd en sport. De totale omvang van het programma is € 14,7 miljard (2014–2020). Het biedt mensen van alle leeftijden de kans om kennis en ervaring op te doen of te delen bij organisaties in verschillende landen. Erasmus+ richt zich voor het grootste deel op het bevorderen van mogelijkheden voor mobiliteit over de grens heen en ondersteunt daarnaast strategische partnerschappen tussen organisaties uit verschillende landen.
Het Jean Monnet programma is een onderdeel van het Erasmus+ programma en heeft als doel de kwaliteit van (hoger)onderwijs- en onderzoeksactiviteiten op het gebied van EU-studies, in het bijzonder op het gebied van de Europese integratie, wereldwijd te bevorderen. In het kader van EU-studies wordt heel Europa bestudeerd met bijzondere aandacht voor de interne en externe aspecten van het Europese integratieproces. Het Jean Monnet programma helpt studenten en jonge arbeidskrachten onder andere toe te rusten met kennis over EU-onderwerpen die belangrijk zijn voor het academische en beroepsmatige leven. Een andere doelstelling is om de dialoog tussen de academische wereld en beleidsmakers te bevorderen om EU beleidsvoering te verbeteren. Beide veronderstellen een open, kritische oftewel academische houding. Ik heb geen aanwijzing dat daarbij geen ruimte zou zijn voor een kritisch geluid met betrekking tot de EU.
Kunt u een overzicht geven van alle projecten van het Jean Monnet-programma in Nederland over de afgelopen tien jaar in Nederland? Kunt u daarbij specificeren om wat voor activiteiten het gaat (leerstoel, studieprogramma’s, lezingen, enz) en hoeveel subsidie daarvoor van de Europese Commissie komt?
In bijlage 1 vindt u een overzicht van de Jean Monnet projecten vanaf 2009 waar een Nederlandse organisatie bij betrokken was. Indien bekend is de hoogte van de toegewezen subsidie bijgevoegd.
Deelt u de mening dat de informatie over de financieringsstromen van de Europese onderwijsactiviteiten voor iedereen toegankelijk moeten zijn en niet alleen in een onleesbaar Excel bestand in het Engels?3 Bent u bereid te onderzoeken op welke manieren transparantie over financiële bijdragen zo goed mogelijk kan worden gegarandeerd?
Nederland is voorstander van maximale transparantie en toegankelijkheid van informatie, uiteraard binnen de bestaande (privacy)wetgeving. Het delen van informatie, zoals financieringsstromen en uitkomsten van de Erasmus+ projecten, vergroot ook de impact van Erasmus+. Nederland zet zich in voor het verlagen van de administratieve lasten en maximale openheid van gegevens tijdens het huidige Erasmus+ programma (2014–2020) en bij het toekomstige Erasmusprogramma (2021–2027).
Is het normaal in het Nederlands hoger onderwijs dat leerstoelhouders door geldschieters verplicht worden om zich te mengen in het publiek debat, zoals het geval is bij het Jean Monnet-programma? Kunt u uw antwoord toelichten?
Er zijn drie academische taken: onderzoek, onderwijs en kennisverspreiding. Nederlandse hoogleraren worden standaard geacht hun kennis en expertise in het publieke debat te brengen. Veel Nederlandse hoogleraren doen dat met verve.
Een Jean Monnet Chair is een leerstoel voor universiteitsdocenten met een specialisatie in EU-studies. Leerstoelhouders dienen als hoofdactiviteit drie jaar lang minimaal 90 uur per academisch jaar onderwijs te geven. Onder de additionele activiteiten valt onder andere het deelnemen aan conferenties, seminars/webinars en workshops, gericht op zowel beleidsmakers op lokaal, regionaal en nationaal niveau als het maatschappelijk middenveld. Het deelnemen aan het publiek en wetenschappelijk debat is een reguliere activiteit voor elke leerstoelhouder, niet alleen voor houders van de Jean Monnet Chair. Dit past in het breder beschikbaar stellen van wetenschappelijke kennis, zoals dat een onderdeel is van de academische taken.
Deelt u de mening dat in het onderwijs er geen inhoudelijke sturing mag worden gegeven als voorwaarde voor financiering? Zo nee, waarom niet?
Ja. Externe financiering kan worden ingezet voor de bevordering van kennis over een specifiek onderwerp. Dit mag echter nooit ten koste gaan van de academische vrijheid.
Erkent u dat het lastig is om kritisch te rapporteren over de eigen geldschieter? Zo ja, ziet u dan ook het gevaar van dit soort voorwaarden van het Jean Monnet-programma op objectief onderwijs?
De wetenschap dient vrij en onafhankelijk te kunnen opereren, dat kan ook in thematische programma’s, samenwerking met bedrijven etc. Hiervoor bestaan duidelijke protocollen en integriteitsregels. De wetenschapper wordt hierin gesteund door zijn instelling.
Jean Monnet-acties zijn erop gericht excellentie in onderwijs en onderzoek te bevorderen op het gebied van EU-studies over de hele wereld en de dialoog tussen de academische wereld en beleidsmakers te stimuleren. Beide veronderstellen een open, kritische oftewel academische houding. Ik heb geen aanwijzing dat daarbij geen ruimte zou zijn voor een kritisch geluid over de EU of richting de Europese Unie, of dat bovengenoemde protocollen en integriteitsregels niet gerespecteerd zouden worden.
Deelt u de mening dat de doelstelling van «Europeaniseren» inhoudelijk sturend is en daarom een perverse prikkel geeft? Zo nee, waarom niet?
Zie beantwoording vraag 2
Vind u het harmoniseren van de opleiding Europese Studies in de Europese Unie wenselijk? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben in de eerste plaats een voorstander van academische vrijheid en respecteer de autonomie van afzonderlijke instellingen bij het bepalen van curricula. Harmonisatie van de opleiding Europese Studies in de Europese Unie is alleen wenselijk zolang er naar gedeelde waarden en gezamenlijke definities wordt gezocht.
Deelt u de mening dat de competenties die studenten leren tijdens de opleiding Europese Studies en die worden vastgesteld in het «Tuning» document zouden moeten worden vastgesteld op nationaal niveau, aangezien daar de bevoegdheid ligt? Zo nee, waarom niet?4
Zie voor een toelichting op het Tuning project het antwoord op vraag 12. Het is belangrijk te stipuleren dat in de Tuning filosofie de autonomie van instellingen en diversiteit van programma’s vooropstaat. Dit sluit aan bij mijn opvatting dat het primair de verantwoordelijkheid is van afzonderlijke instellingen om het curriculum vast te stellen. Zij bepalen de leeruitkomsten en de te hanteren onderwijsvormen. Hierbij moet worden aangetekend dat het hoger onderwijs opereert in een internationale context. De eisen worden geformuleerd door de docenten en wetenschappers die actief zijn in het betreffende vakgebied, niet door overheden. Het genoemde Tuning document, Reference Points for the Design and Delivery of Degree Programmes in European Studiesmoet worden gezien als een bijdrage bij het bepalen van de standaard, en sluit aan bij de doelstelling uit het Bologna Proces dat onderwijsprogramma’s «compatible and comparable» zouden moeten zijn. «Reference points» moeten hier worden verstaan als richtinggevende – niet bindende – aanwijzingen. Dit is ook wenselijk als basis voor studentenmobiliteit, bijvoorbeeld in het kader van het Erasmus+-programma.
Kunt u mij uitleggen wat de Europese Commissie bedoeld met «morele ondersteuning» van de totstandkoming van dit «Tuning» document? En wat vindt u daarvan?
Het Tuning project is een initiatief dat is voortgekomen uit de hoger onderwijswereld zelf. Het beoogde (en beoogt nog steeds) het hoger onderwijs en in het bijzonder academici en studenten een (prominente) rol te geven in de implementatie van het Bologna Proces. Tuning heeft tot doel hoger onderwijs en onderwijsprogramma’s te innoveren, dat wil zeggen beter aan te laten sluiten op de maatschappelijke vraag, en (inter)nationaal beter op elkaar af te stemmen.
Het project Tuning Educational Structures in Europe, dat geheel autonoom van de Europese Commissie opereerde, genoot financiële steun van de Europese Commissie (directoraat-generaal Onderwijs en cultuur (EAC)) van 2001 tot 2008. Voordat de Europese Commissie (Directoraat-Generaal voor Onderwijs en Cultuur) overging tot subsidiering van het Tuning project in 2001 heeft zij zich ervan vergewist dat de ideeën die ten grondslag lagen aan het project breed werden gedragen door het HO in de diverse Europese landen en door de nationale overheden. De Commissie dekte ca. 50% van de feitelijke kosten, de rest van de benodigde financiën kwam van de deelnemende hoger onderwijsinstellingen. Het primaire doel van het project: het verbeteren van de kwaliteit van hoger onderwijsprogramma’s door handvatten te ontwikkelen voor de modernisering van die programma’s en daarnaast zogenaamde internationaal vastgestelde «reference points for the design and delivery for degree programmes» te maken. In het kader van Tuning zijn referentie-raamwerken ontwikkeld voor dertien vakgebieden, w.o. Europese Studies, maar ook Geschiedenis, Natuurkunde, Wiskunde, Verpleegkunde, Bedrijfskunde enz. Binnen zogenaamde thematische netwerken werden nog veel meer van deze raamwerken gemaakt, o.a. voor de kunsten, theater, muziek. Elk raamwerk was de uitkomst van de discussie van internationale groepen van wetenschappers en docenten.
De Commissie speelde bij de totstandkoming, behalve aangaande het faciliteren van het proces, inhoudelijk geen enkele rol. De morele steun die de Commissie geeft aan het Tuning project, interpreteer ik in die zin dat de Commissie de totstandkoming van het Tuning project ziet als een goed voorbeeld en er ook op die manier aan zal refereren. Ik heb daar geen bezwaar tegen.
Deelt u de mening dat de indicatie dat studenten gedurende de opleiding Europese Studies juist meer pro-Europees worden, laat zien dat er mogelijk sprake is van subjectief onderwijs?5 Zo nee, waarom niet? Bent u bereid dit verder te onderzoeken?
Ik ben van mening dat er onvoldoende onderbouwing is om te spreken over een indicatie dat studenten gedurende de opleiding Europese Studies juist meer pro-Europees worden. Ik heb geen signalen ontvangen vanuit de NVAO, noch van de Inspectie van het Onderwijs, dat de kwaliteit of vrijheid van onderwijs bij de opleidingen Europese Studies in het geding zou zijn (zie ook beantwoording vraag7.
Vindt u dat studenten van de opleiding Europese Studies ook in aanraking moeten komen met kritische geluiden over de Europese eenwording? Zo ja, vindt u dat dit voldoende wordt aangeboden?
Als stelselverantwoordelijke hecht ik waarde aan de onderzoeks- en onderwijsvrijheid binnen het Nederlandse hoger onderwijs. Het is belangrijk dat studenten in aanraking kunnen komen met verschillende benaderingen van thema’s binnen hun vakgebied. Ik ga echter niet over de specifieke invulling van curricula en vakken. Het is aan de instellingen om te bepalen hoe de curricula eruitzien en het is aan de NVAO om toe te zien op de kwaliteit daarvan. Ik heb geen signalen van de NVAO, noch van de Inspectie van het Onderwijs, dat de opleidingen Europese Studies niet voldoen aan de kwaliteitscriteria.
Deelt u de mening dat openbaar moet zijn wie welk onderzoek financiert in het hoger onderwijs? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u er in ieder geval voor zorgen dat de financiering vanuit de Europese Commissie openbaar wordt?
Zie beantwoording vraag 5
Het bericht 'Hogan belooft versoepeling EU-regels wegens droogte' |
|
Jaco Geurts (CDA) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Maakt u zich zorgen om de effecten van deze lang aanhoudende droogte?
De landbouwsector en de natuur zijn sectoren die heel direct en heftig geconfronteerd worden met de effecten van de erg lange periode van droog en heet weer. Ik leef erg mee met de mensen die in deze sectoren werken en er alles aan doen deze effecten zo goed als mogelijk op te vangen.
Deelt u de mening dat de droogte overmacht is en er dus kortetermijnoplossingen nodig zijn?1
Een droge periode zoals deze zomer maken we in Nederland eens in de zoveel jaren een keer mee. De zomers van o.a. 1976 en 2003 hadden een vergelijkbaar verloop. Klimaatscenario’s laten ons zien dat we in de toekomst hiermee vaker rekening moeten houden. Droogte is overmacht in die zin dat wij dit weersverloop niet kunnen sturen. Anderzijds is het een fenomeen waarop onze maatschappij, ook de agrarische sector, structureel moet anticiperen om de gevolgen ervan op te kunnen vangen. Maar daar waar mogelijk doe ik wat ik kan om de agrarische sector te ondersteunen. Daarom neem ik op de korte termijn een aantal maatregelen om de sector te helpen onder deze omstandigheden te handelen.
Heeft u contact gehad met Eurocommissaris Hogan en zo ja, wat is er besproken? Zo nee, waarom niet?
Er is eind juli overleg geweest met de Europese Commissie over het versoepelen van de vergroeningsregels voor de directe betalingen in het kader van het GLB. Nederland heeft direct daarna een derogatieverzoek ingediend ten aanzien van de vergroeningseisen met betrekking tot vanggewassen, conform het verzoek van de sector (LTO). De Europese Commissie heeft naar aanleiding van dit verzoek recent nadere vragen gesteld, die momenteel in overleg met de sector worden beantwoord.
Op welke manier gaat u gebruikmaken van de uitspraak van Eurocommissaris Hogan: «De Commissie staat gereed om boeren bij te staan»?
Ik maak gebruik van de mogelijkheden om de vergroeningseisen te versoepelen. Voor boeren en tuinders in Nederland lijkt het voorstel van de Europese Commissie tot vervroegd uitbetalen van een 70% voorschot op de GLB-betalingen niet gunstig, omdat de kans groot is dat dit leidt tot een vertraging van de definitieve uitbetaling. Om die reden heb ik in overleg met LTO een andere modaliteit voor ogen voor ondernemers die in deze periode een liquiditeitsprobleem hebben: de mogelijkheid om een verklaring bij RVO.nl aan te vragen waarmee een bankgarantie verkregen kan worden.
De Europese Commissie geeft aan welwillend te kijken naar verzoeken van lidstaten om nationale financiële steun te mogen verlenen. Welke lidstaten hebben dit aangevraagd en waaruit bestaat deze nationale financiële steun?
Ik heb tot dusverre vernomen dat er een beperkt aantal lidstaten is dat nationale financiële steun zou willen geven, zoals Polen en Zweden. Mij is echter niet bekend of hiervoor formeel verzoeken zijn ingediend in Brussel en wat deze exact inhouden.
Klopt het dat de landbouwcommissaris de nationale landbouwministers heeft aangemoedigd om alle mogelijkheden te benutten die volgens de Europese regels zijn toegestaan?
Ja.
Heeft u in kaart gebracht welke mogelijkheden er zijn om getroffen boeren ademruimte te geven?
Ik ben voortdurend in contact met het landbouwbedrijfsleven over de situatie en de daarin gewenste maatregelen. Daaruit zijn diverse verzoeken om maatregelen voortgekomen. In mijn brief aan uw Kamer die gelijktijdig met deze beantwoording is verstuurd, en in de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 2 augustus jl. (Kamerstuk 27 625, nr. 450), geef ik mijn inzet of mijn besluit op die verzoeken aan om zoveel als op dit moment mogelijk is duidelijkheid hierover aan de ondernemers te geven.
Kan u aangeven welke mogelijkheden (bijvoorbeeld fondsen voor plattelandsontwikkeling, risicomanagement, etc.) de Europese regels bieden en per maatregel aangeven waarom hier wel of geen gebruik van gemaakt wordt?
Landbouwcommissaris Hogan heeft donderdag 2 augustus jl., in de reactie op hoe de Europese Commissie gereedstaat om boeren en tuinders te helpen in de huidige droogtesituatie, aangegeven dat lidstaten vanuit de bestaande GLB-kaders gebruik kunnen maken van de volgende mogelijkheden:
Onderstaand ga ik op de verschillende mogelijkheden in.
In Nederland is er voor gekozen om weerrisico’s voor gewassen die in het open veld geteeld worden, zoals aardappels en snijmaïs, af te dekken middels een risicobeheersingsinstrument, namelijk de brede weersverzekering. Daartoe hebben het landbouwbedrijfsleven, de verzekeringsbranche en de overheid samen afgesproken om, juist voor weersomstandigheden zoals waar we ons nu in bevinden, als sluitstuk voor het risicomanagement de Brede Weersverzekering te ontwikkelen. Sinds 2010 zijn de Regeling Brede Weersverzekering, op basis waarvan de overheid tot 65% premiesubsidie (met GLB-geld en nationale co-financiering) op deze verzekering geeft, en polissen van een aantal verzekeraars operationeel. Het aantal deelnemers is relatief nog gering (5%), maar stijgt jaarlijks flink (gemiddeld 16% van het totale aantal deelnemers) waaruit op te maken is dat het risicomanagement in de bedrijven meer aandacht krijgt. Momenteel wordt in de werkgroep Brede Weersverzekering onderzocht of en op welke manier deze nog beter toegesneden kan worden op de Nederlandse situatie en tevens aantrekkelijker voor de ondernemer. Daarbij wordt, zoals ook aangegeven in mijn brief van heden, ook naar de schadedrempel gekeken in het licht van de nieuwe Omnibusverordening.
De Brede Weersverzekering is een risicomanagementinstrument zoals door Eurocommissaris Hogan genoemd. In Nederland is tot heden vanuit de sector geen belangstelling voor een ander risicomanagementinstrument, het vormen van onderlinge inkomensstabilisatiefondsen. Daarbij moeten ondernemers zelf geld inleggen, dat zij daardoor niet in hun bedrijf kunnen inzetten («dood geld»), met als gevolg een grotere financieringsbehoefte met vreemd vermogen waarvoor meer rente betaald moet worden dan het spaargeld oplevert (dus meer kosten).
Nederland heeft de keuze voor de Brede Weersverzekering ook gemaakt vanuit de visie dat risicomanagement primair de verantwoordelijkheid van de ondernemers is. Met de Brede Weersverzekering is een instrument gemaakt waarmee ondernemers de laatste risico’s na al het nodige preventief gedaan te hebben (goed bodembeheer, goed teeltplan, watervoorzieningsinstallatie) kunnen verzekeren.
Van de mogelijkheid om als gevolg van overmacht ondernemers vrij te stellen van voorschriften voor vanggewassen en akkerranden wil Nederland gebruik maken, zoals ik ook in de antwoorden op de vragen 3 en 4 heb aangegeven. In mijn brief van heden ga hier uitgebreid op in.
Boeren ontvangen directe betalingen vanuit het GLB normaliter begin december. De Europese Commissie biedt een mogelijkheid eerder al een voorschot van maximaal 70% uit te betalen. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 is in overleg met LTO gekozen voor een andere modaliteit om eventuele liquiditeitsproblemen op te lossen, namelijk door de mogelijkheid van het aanvragen van een verklaring bij RVO.nl op basis waarvan bij de bank een overbruggingskrediet aangevraagd kan worden.
Klopt het dat de Europese Commissie eind augustus zo gedetailleerd mogelijke informatie wil van de lidstaten over het effect van de uitzonderlijke weersomstandigheden? Zo ja, bent u bereid de Nederlandse inbreng ook direct aan de Kamer te sturen?
Ja, dat klopt. Ik zal deze informatie gelijktijdig aan uw Kamer sturen.
Heeft u zicht op welke reststromen die geschikt zijn voor diervoeding nu naar de vergisters gaan?
In mest-covergistingsinstallaties in Nederland worden aan de mest voornamelijk restproducten toegevoegd die niet of nauwelijks voor andere doelen kunnen worden gebruikt.
Welke mogelijkheden ziet u nog om meer veevoer beschikbaar te maken om de oplopende tekorten aan te vullen?
Het derogatieverzoek aan de Europese Commissie, waarop ik antwoord op vraag 3 inga, heeft mede als doel tegemoet te komen aan de vraag naar veevoer. Ik volg samen met de sector de ontwikkelingen ten aanzien van het veevoer.
De gevolgen van de droogte zijn groot voor onze Nederlandse land- en tuinbouw; op welke manier wordt gezocht naar wat op korte termijn nodig is en naar meer structurele maatregelen op lange termijn?
Er is nauw contact met verschillende partijen over de droogtesituatie om in beeld te hebben wat er nodig is voor de korte termijn. Uit de situatie van 2016 met extreme wateroverlast in Zuidoost-Nederland en van dit jaar met droogte blijkt dat het van groot belang is om te werken aan het vergroten van het vermogen om de bedrijfsvoering aan te passen aan klimaatverandering. Voor alle gewassen geldt dat de bodem een cruciale factor is. Dat is nu ook zichtbaar in het veld waar de verschillen in ontwikkeling van gewassen mede verklaard kunnen worden uit de bodemgesteldheid.
In mijn brief van23 mei 2018 (Kamerstuk 30 015, nr. 54) geef ik mijn visie hierover en mijn streefbeeld van een duurzaam bodembeheer in 2030, waarbij ik met partijen in gesprek wil gaan over een te ontwikkelen bodemprogramma. Zoals daarin aangegeven, geef ik dit jaar een impuls aan verdere kennisontwikkeling en -verspreiding van bodemkennis, in aanvulling op lopende PPS-programma’s van de topsectoren.
Regionaal waterbeheer (waarbij rekening wordt gehouden met perioden van wateroverlast en droogte) is de verantwoordelijkheid van waterschappen, in samenwerking met andere regionale partijen. Er zijn diverse initiatieven door verschillende partijen genomen om het regionaal waterbeheer te verbeteren, bijvoorbeeld via het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. In 2016 is door de toenmalige Minister van Infrastructuur en Milieu de Nationale Adaptatiestrategie (NAS) uitgebracht. In het uitvoeringsprogramma daarbij is landbouw een van de speerpunten. Daarin is aangekondigd dat, landelijk, in het kader van het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie en het Deltaprogramma Zoetwater, gewerkt wordt aan klimaatadaptatie in het landelijk gebied. Beide programma’s zijn voor de regio’s van groot belang.
Daarnaast is als sluitstuk van risicomanagement op het bedrijf de brede weersverzekering beschikbaar, zoals eerder genoemd.
De tweede tranche van de Turkijedeal |
|
Sadet Karabulut , Jasper van Dijk |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Kent u het bericht dat de lidstaten van de Europese Unie (EU) zelf nogmaals 1 miljard euro voor Turkije in het kader van de Turkijedeal moeten betalen?1 Wat is uw reactie daarop?
Ja. Voor de kabinetsreactie verwijs ik kortheidshalve naar het verslag van het schriftelijk overleg van 25 juli jl. van de Begrotingsraad (Kamerstuk 21 501-03, nr. 121).
Klopt het dat van Nederland 50 miljoen euro wordt verwacht en dit bedrag uit de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking komt?
Afgesproken is dat de eerste 2 miljard euro aan projecten vanuit de EU-begroting zullen worden gefinancierd. De Commissie heeft derhalve nog geen verzoek tot een nationale bijdrage van de lidstaten gedaan.
Kunt u aangeven uit welke post dit precies komt en ten koste van welk ontwikkelingssamenwerkingsdoel dit gaat?
Zie antwoord vraag 2.
Wat zal er met de 50 miljoen euro precies gebeuren? Bent u bereid hierover in detail te rapporteren in het jaarverslag? Kunt u garanderen dat er van deze 50 miljoen euro geen kosten voor grensbewaking gemaakt worden, maar dat dit allemaal gaat naar het verbeteren van de leefomstandigheden van vluchtelingen in Turkije? Zo ja, hoe?
Zoals vaker met uw Kamer gewisseld2, worden vanuit de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije (FRIT) projecten gefinancierd om de situatie van vluchtelingen in Turkije en de gemeenschappen die hen opvangen verder te verbeteren. Steun gaat naar de vluchtelingen zelf, bijvoorbeeld ten behoeve van betere toegang tot onderwijs en gezondheidszorg, maar ook werkgelegenheid. De Commissie rapporteert hier regelmatig over middels de voortgangsrapportages van de EU-Turkije Verklaring en de uitvoering van de EU Migratieagenda.
Er is thans nog geen programmering bekend voor de tweede tranche van de FRIT. Prioriteiten voor de programmering zullen door de Commissie worden voorgesteld. De voorstellen worden beoordeeld in het FRIT-comité, waarin Nederland zitting heeft. De Commissie houdt toezicht op de uitvoering van de projecten en rapporteert hierover aan het FRIT-comité. Uw Kamer zal op gebruikelijke wijze over de voortgang van de FRIT worden geïnformeerd.
Deelt u de mening dat het tegenhouden van migranten geen aanpak van de grondoorzaken van waarom mensen vluchten is en niet bijdraagt aan het bieden van perspectief in de regio waar de overgrote meerderheid van de vluchtelingen al verblijft?
Zoals bekend zet het kabinet zich in voor een integrale aanpak van het thema migratie3. Het primaire doel van de EU-Turkije Verklaring is om de ongecontroleerde instroom te reguleren en te voorkomen dat vluchtelingen op zoek naar bescherming hun levens wagen door gebruik te maken van de diensten van smokkelaars. In het kader van de verklaring hebben de EU en Turkije zich in dit verband gecommitteerd om smokkelnetwerken aan te pakken, het perspectief in Turkije te verbeteren o.a. via de FRIT, een legaal en veilig alternatief te bieden via hervestiging en een einde te maken aan de ongecontroleerde aankomsten in Griekenland en het doorreizen naar andere delen van de EU. De EU-Turkije Verklaring heeft een grote bijdrage geleverd aan het drastisch omlaag brengen van het aantal irreguliere aankomsten en de vreselijke verdrinkingen op zee. Ook heeft de verklaring via de FRIT eraan bijgedragen dat veel meer vluchtelingenkinderen in Turkije naar school kunnen gaan, kwetsbare gezinnen worden ondersteund in hun levensonderhoud en de toegang tot werkgelegenheid is bevorderd.
Dat de omstandigheden voor Syriërs in Turkije zijn verbeterd, blijkt ook uit het aantal Syrische vluchtelingen dat bewust kiest om in Turkije te blijven en geen gebruik wenst te maken van hervestiging naar de EU.
Op welke manier garandeert u dat de 50 miljoen euro daadwerkelijk bijdraagt aan de leefomstandigheden van vluchtelingen in Turkije?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft u de berichten over mensenrechtenschendingen, zoals mensen tegenhouden de grens met Syrië over te gaan en op vluchtelingen schieten, aangekaart bij de Turkse regering?2 Zo nee, waarom bent u bereid zonder enige kritische noot de gevraagde 50 miljoen euro over te maken? Zo ja, wat kwam hieruit?
Zoals vaker met uw Kamer gewisseld, vindt het kabinet berichten over dit soort incidenten zorgelijk en dienen dergelijke berichten serieus te worden genomen en goed onderzocht. Het is primair aan de Europese Commissie, samen met UNHCR om hierop toe te zien. De Commissie volgt de situatie aan de Turkse grens, ook in het kader van het conflict in Syrië en andere dreigingen. Het is de Commissie niet gelukt om deze berichten bevestigd te krijgen door andere, onafhankelijke bronnen. Uit eerdere vergelijkbare berichtgeving en de wijze waarop deze is uitgezocht, o.a. door de Europese Commissie en UNHCR, blijkt dat geen sprake is van instructies dat Turkse grenswachten gericht moeten schieten op mensen die illegaal de grens proberen over te steken.
Zoals in antwoord op vraag 6 reeds gesteld legt de Europese Commissie regelmatig verantwoording af over de besteding van de fondsen uit de FRIT.
Deelt u de mening dat als de Europese Unie veel geld betaald aan Turkije om vluchtelingen op te vangen, er wel vluchtelingen het land in moeten kunnen komen en een muur aan de grens met Syrië onwenselijk is?
Zoals reeds eerder aan de Kamer geschreven voert Turkije een ruimhartig beleid als het gaat om het opvangen van vluchtelingen. Dit wordt onderschreven door openbare cijfers van UNHCR. In januari 2018 stonden volgens gegevens van UNHCR ruim 3,4 miljoen Syrische vluchtelingen in Turkije geregistreerd en op 8 augustus jl. ruim 3,5 miljoen.5 Daarnaast vangt Turkije ook andere groepen vluchtelingen en kwetsbare personen op. Volgens UNHCR is dit aantal sinds 2015 toegenomen van 2,7 naar 3,7 miljoen.6 Deze cijfers onderstrepen wat het kabinet betreft de evidente noodzaak om Turkije via de FRIT te blijven ondersteunen.
Dat Turkije tegen deze achtergrond en het feit dat het een zeer lange grens deelt aan een conflictgebied het grensbeheer heeft geïntensiveerd, acht het kabinet begrijpelijk.
Het bereiken van de allerarmsten |
|
Sadet Karabulut |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Deelt u de mening dat om de wereldwijde ongelijkheid te bestrijden het beleid expliciet gericht moet zijn op het bereiken van de allerarmsten?
Ja. Om wereldwijde ongelijkheid te bestrijden moet allereerst het nationale beleid van overheden erop gericht zijn om brede lagen van de bevolking mee te laten profiteren van economische vooruitgang binnen een land. Zonder adequaat overheidsbeleid kan ongelijkheid juist toenemen bij economische ontwikkeling, doordat vooral de laagste inkomensgroepen van het land niet of nauwelijks meeprofiteren. Dit patroon heeft zich over de afgelopen decennia in veel regio’s van de wereld afgetekend, zowel in rijke landen als in (opkomende) ontwikkelingslanden. Zie ook de recente kabinetsreactie op het World Inequality Report 2018 (Kamerstuk 33 625, nr. 262).
Naast ongelijkheid binnen landen is er nog altijd sprake van grote inkomensverschillen tussen landen. Sommige ontwikkelingslanden zijn simpelweg nog erg arm, ook al is de kloof de afgelopen 25 jaar kleiner geworden en zijn er wereldwijd grote verbeteringen in leefomstandigheden gerealiseerd. Zo was het nationale inkomen per inwoner in Ethiopië in 2017 nog geen zestigste deel van dat in Nederland, ondanks sterke Ethiopische groeicijfers in de afgelopen decennia. Adequaat overheidsbeleid is ook in deze armste landen van cruciaal belang, maar zeker als er nog zo weinig middelen van bestaan zijn, kan ontwikkelingssamenwerkingsbeleid een belangrijke bijdrage leveren aan beter perspectief voor de bevolking.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat uw beleid op alle vlakken telkens ten goede komt aan de allerarmsten?
De SDGs (Sustainable Development Goals) vormen de leidraad van het BHOS-beleid. Deze doelen behelzen bij uitstek de ambitie om verbeteringen te realiseren voor de meest achtergestelde groepen. Alle leden van de VN hebben zich verbonden aan de SDGs, waardoor deze doelen wereldwijd een belangrijk referentiepunt vormen voor nationaal beleid. Het Nederlandse beleid voor ontwikkelingssamenwerking is vooral gericht op SDGs waarop de achterstand groot is en waarop we vanuit Nederland meerwaarde kunnen bieden.
Nu in veel ontwikkelingslanden de extreme armoede is teruggedrongen, bepalen instabiliteit en conflicten in steeds sterkere mate in welke landen de allerarmsten wonen. De verwachting is dat zonder gerichte actie in 2030 zo’n tachtig procent van de extreme armoede geconcentreerd zal zijn in fragiele en conflictlanden, met name in Sub-Sahara Afrika.1 Dat is een belangrijke reden waarom het voorkomen van conflict en instabiliteit een hoofddoel is van het vernieuwde BHOS-beleid, in nauwe samenhang met het andere hoofddoel: verminderen van armoede en maatschappelijke ongelijkheid.
De verschuiving van de geografische focus van het Nederlandse beleid naar de instabiele regio’s Sahel/West-Afrika, Hoorn van Afrika en Midden-Oosten & Noord-Afrika (MENA) sluit hierop aan. Landen in de Sahel en de Hoorn behoren tot de armste ter wereld. De landen in de MENA-regio behoren weliswaar niet tot de allerarmste, maar het Nederlandse beleid is daar in hoofdzaak gericht op het toekomst bieden aan de vele berooide vluchtelingen in de door conflicten verscheurde regio.
De verwachting is verder dat klimaatverandering grote gevolgen zal hebben juist voor arme groepen in ontwikkelingslanden die weinig buffers hebben om zich tegen de effecten te weren. Het bevorderen van duurzame inclusieve groei en wereldwijde klimaatactie is mede daarom het derde hoofddoel van het BHOS-beleid.
Voor de verdere invulling verwijs ik graag naar de BHOS-nota Investeren in Perspectief (Kamerstuk 34 952, nr. 1).
Bent u bereid het meten en rapporteren over verschillen in gender, geografische locatie, leeftijd en inkomensklasse deel te maken van uw beleid, zodat bezien kan worden in hoeverre uw beleid impact heeft op de allerarmsten?
Voor een deel doen we dat al. Als onderdeel van het nieuwe BHOS-beleid en naar aanleiding van de bespreking met uw Kamer tijdens het Wetgevingsoverleg van 20 juni 2018, worden de resultaatgebieden en de bijbehorende indicatoren en streefwaarden in de BHOS-begroting aangepast en uitgebreid. Dit kader vormt de basis voor het meten van en rapporteren over de resultaten van het beleid in de jaarlijkse resultatenrapportage (www.osresultaten.nl) en het jaarverslag BHOS. In de onderliggende Theories of Change (ToCs) wordt de relatie gelegd met de SDGs en aangegeven hoe deze interventies direct of indirect bijdragen aan onder meer armoedebestrijding en versterking van de positie van vrouwen. De kennis en ervaring van de afgelopen decennia over wat het beste werkt in internationale samenwerking ligt in deze ToCs besloten.
Op deze manier wordt nu kwalitatief en kwantitatief goede informatie gegeven over de resultaten van het Nederlandse BHOS-beleid. Verdergaande uitsplitsing van data en indicatoren zou een onevenredig beslag leggen op mensen en middelen, omdat veel van deze data wereldwijd niet of nauwelijks beschikbaar zijn en het aantal indicatoren sterk zou stijgen.
De afspraken tussen de EU en de VS over de toekomstige handelsrelatie |
|
Bente Becker (VVD) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Handelsoorlog VS en EU lijkt afgewend na akkoord Trump en Juncker»?1
Ja.
Kunt u toelichten wat de voorzitter van de Europese Commissie met de president van de Verenigde Staten (VS) heeft afgesproken over (het afbouwen van) handelsbarrières en verbetering van de samenwerking op handelsgebied? Kunt u daarbij toelichten hoe dit zich verhoudt tot de Nederlandse inzet?
Commissievoorzitter Juncker heeft met president Trump afspraken gemaakt om een nieuwe fase van de onderlinge handelsrelatie in te luiden.2 De EU en de VS hebben afgesproken om:
Om deze resultaten te bereiken, wordt een werkgroep opgezet. Deze afspraken sluiten aan op de richtlijnen die de informele Europese Raad in mei in Sofia overeengekomen zijn om de trans-Atlantische relatie en samenwerking te verbeteren (Kamerstukken 21 501-20, nr. 1341).3 Deze richtlijnen voor de EU-inzet zijn ook besproken tijdens de Raad Buitenlandse Zaken over Handel van 22 mei 2018 (Kamerstukken 21 501-02, nr. 1878). Het kabinet heeft altijd ingezet op voortzetting van de dialoog gericht op een verbetering van de onderlinge handelsrelatie tussen de EU en de VS. Het kabinet verwelkomt het resultaat dan ook als een constructieve stap voorwaarts.
Is er gesproken over het opnieuw openen van onderhandelingen over een handelsakkoord of verdrag? Zo ja per wanneer? Hoe verhoudt dit zich tot het Trans-Atlantisch Vrijhandels- en Investeringsverdrag TTIP, waarvan de onderhandelingen tot nu toe bevroren waren?
Er is gesproken over samenwerking ten aanzien van bovenstaande punten, waaronder het afschaffen van tarifaire en non-tarifaire belemmeringen voor industriële goederen. Een high-level werkgroep zal worden opgericht om deze gemeenschappelijke agenda in de komende maanden nader uit te werken en te concretiseren. Eurocommissaris Malmström zal de gesprekken vanuit EU-zijde voeren.
De slotverklaring van het gesprek tussen Commissievoorzitter Juncker en President Trump roept op tot samenwerking en voorziet in verkennende gesprekken om in de toekomst tot onderhandelingen over te kunnen gaan met een duidelijk beperkter bereik dan de eerdere TTIP-onderhandelingen. Zo bevat de slotverklaring geen referenties naar investeringen, noch naar de afschaffing van tarieven, non-tarifaire belemmeringen en subsidies voor landbouwproducten.
Zijn er ook afspraken gemaakt over een constructievere Amerikaanse opstelling in WTO (Wereldhandelsorganisatie)-verband? Zo ja, welke?
De VS en de EU zijn overeengekomen samen te werken aan verdere hervorming van de WTO. Dit gemeenschappelijke doel impliceert een constructieve houding en engagement van de VS in de WTO. Nederland zal erop aandringen dat het oplossen van de situatie rondom de benoeming van arbiters voor het WTO-geschillenbeslechtingsorgaan deel uitmaakt van deze gesprekken. Ook de samenwerking ten aanzien van de hervorming van de WTO zal nader worden uitgewerkt in de high-level werkgroep.
In hoeverre is de Chinese handelspolitiek aan de orde geweest? Zijn er afspraken gemaakt om in dat kader samen op te trekken? Zo nee, ziet u ook aanleiding om die samenwerking wel in uw gesprekken met de VS en de Europese Commissie te bepleiten?
De EU en de VS zijn overeengekomen samen te werken om verstorende handelspraktijken effectiever tegen te gaan. Nederland steunt deze samenwerking en zal deze ook bepleiten. Onder verstorende handelspraktijken verstaan de EU en de VS onder andere schendingen van intellectueel eigendom, gedwongen technologieoverdracht, industriële subsidies, marktverstoringen die worden veroorzaakt door staatsgeleide bedrijven en overcapaciteit. Dit zijn bekende bezwaren die Europese en Amerikaanse bedrijven ervaren in de handelsrelatie met onder andere China.
Daarnaast werken de EU en VS samen om de WTO ten aanzien van deze verstorende handelspraktijken te hervormen. Dat is een bevestiging van het in samenwerking met Japan gelanceerde initiatief tijdens de 11e WTO Ministeriele Conferentie om het WTO-kader te hervormen en te versterken, zodat het beter in staat is om de genoemde verstorende handelspraktijken te adresseren.
Kunt u aangeven wat de implicaties zijn van de afspraken voor de sinds juni van kracht zijnde heffingen van de VS op Europees staal en aluminium en de tegenmaatregelen die de Europese Unie (EU) vervolgens aankondigde?
In de slotverklaring hebben de VS en de EU aangegeven de huidige situatie rondom de Amerikaanse heffingen op staal en aluminium en de rebalancerende maatregelen van de EU te willen oplossen. Ook dit zal onderwerp zijn van de nadere gesprekken in de high-level werkgroep.
Kunt u, bijvoorbeeld in een bijlage, een lijst doen toekomen van alle bestaande EU-importtarieven op Amerikaanse goederen?
Het tariefschema van de EU voor WTO-leden, waaronder de VS, kan worden ingezien via de website van de WTO4 of via de website van de Nederlandse douane5.
Bestudering van het tariefschema laat zien dat het niveau van invoerrechten van de EU en de VS vergelijkbaar is. Het gewogen gemiddelde tarief op industriële goederen van de EU (1,4%) is iets lager dan het gewogen gemiddelde van de VS (1,6%). De VS heeft ook meer zogenaamde piektarieven (tarieven boven 15%) ten aanzien van industriële goederen (330 tarieflijnen voor de VS tegen 45 tarieflijnen voor de EU). Beide partijen kunnen dus baat hebben bij het afbreken van de tarieven en handelsbarrières ten aanzien van industriële goederen.
Kunt u deze vragen, in het belang van duidelijkheid voor bedrijven die zakendoen met de VS, zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
De berichten ‘EU blijft streng op nieuwe veredelingstechnieken’ en ‘Europees Hof remt kwekers vanwege genetische modificatie’ |
|
Helma Lodders (VVD), Arne Weverling (VVD) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u de berichten «EU blijft streng op nieuwe veredelingstechnieken» en «Europees Hof remt kwekers vanwege genetische modificatie»?1
Ja.
Wat zijn de beleidsconsequenties van de uitspraak van het Europees Hof van Justitie inzake moderne plantenveredelingsmethoden?2
Wij zullen uw Kamer spoedig per brief informeren over de Nederlandse inzet voor de toepassing van nieuwe plantenveredelingstechnieken en de beleidsconsequenties van de uitspraak van het Europese Hof van Justitie.
Op welke manier gaat u het regeerakkoord uitvoeren, waarin is opgenomen dat Nederland zich in Europa zal inzetten voor de toepassing en toelating van nieuwe verdelingstechnieken, zoals Crispr-Cas9, ondanks de uitspraak van het Europees Hof? Welke acties gaat u ondernemen om de doelen van het regeerakkoord alsnog te bereiken?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat moderne plantenveredelingsmethoden kunnen bijdragen aan de oplossing van maatschappelijke uitdagingen op het gebied van duurzaamheid, gezondheid, voedselveiligheid en voedselzekerheid? Zo nee, waarom niet? Bent u daarnaast op de hoogte van de mogelijkheden van plantenveredelingsmethoden, die kunnen bijdragen aan het tegengaan van voedselverspilling, zoals niet-bruinende champignons en appels?
Nieuwe plantveredelingstechnieken kunnen inderdaad een bijdrage leveren aan beleidsdoelen zoals verdere verduurzaming van de landbouw, het verminderen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, voedselkwaliteit en het tegengaan van voedselverspilling. Daarnaast heeft, in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), Wageningen University & Research (WUR) recent wetenschappelijke publicaties opgesteld over nieuwe plantenveredelingstechnieken en toepassingsmogelijkheden. De toepassingen die u noemt, zijn mij dus bekend.
Deelt u de mening dat deze uitspraak haaks staat op de wens om minder gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken, bijvoorbeeld ter voorkoming van ziekten bij planten en gewassen? Zo nee, kunt u dit uitgebreid toelichten?
Ik heb in mijn brief over de geïntegreerde gewasbescherming drie oplossingsrichtingen geschetst, waaraan ik met de betrokken stakeholders werk3. Een van deze oplossingsrichtingen is een «effectief maatregelenpakket». Hierbij kan gedacht worden aan het gebruik van weerbare gewassen, vruchtwisseling, het stimuleren van natuurlijke vijanden en duurzaam bodembeheer. Aan het creëren van weerbare gewassen tegen ziekten kunnen zowel de conventionele als de nieuwe plantenveredelingstechnieken een bijdrage leveren.
De uitspraak van het Europese Hof verbiedt het gebruik van nieuwe plantenveredelingstechnieken niet maar bevestigt dat een toelating onder de ggo-regelgeving nodig is om ze toe te passen. Dat geldt ook voor producten van nieuwe plantenveredelingstechnieken die minder gebruik van gewasbeschermingsmiddelen vergen. In de praktijk duren toelatingsprocedures om producten van nieuwe plantenveredelingstechnieken op de markt te brengen in de EU lang, en deze zijn kostbaar. De Hofuitspraak brengt hierin geen verandering.
Bent u bekend met het onderzoek naar bijvoorbeeld aardappelrassen met als doel dat aardappelen meer weerstand krijgen en minder gebruik hoeft te worden gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen als de plant ziek wordt? Kunt u een uitgebreide toelichting geven op het proces van klassieke veredeling? Hoe lang het duurt om met klassieke veredeling stappen te zetten om te komen tot weerbaardere rassen?
Met dat onderzoek ben ik inderdaad bekend. WUR heeft in opdracht van het Ministerie van LNV onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van aardappelrassen met meerdere resistentiegenen tegen de aardappelziekte Phytophthora infestans. Dit onderzoek wordt binnen en buiten de Europese Unie voortgezet.
WUR geeft het volgende aan over de veredeling van aardappel: Omdat de aardappel tetraploïd is (alle chromosomen zijn in viervoud aanwezig, in plaats van zoals bijvoorbeeld bij de mens in tweevoud) is aardappelveredeling een relatief omslachtig proces. Klassieke veredeling om aardappelrassen robuust resistent te maken tegen de aardappelziekte Phytophthora duurt al gauw tientallen jaren. Dat heeft ermee te maken dat nieuwe rassen deze resistentie moeten combineren met door de keten gewenste eigenschappen die vergelijkbaar zijn met of beter zijn dan die van bestaande rassen die hun marktpotentieel hebben bewezen. Daartoe worden wilde soorten met de cultuuraardappel gekruist, waarbij allerlei kruisingsbarrières overwonnen moeten worden, en de nakomelingen met de gewenste eigenschappen worden geselecteerd. Daarna moeten eventuele ongewenste eigenschappen weer worden uitgekruist om marktwaardig materiaal te krijgen. De uiteindelijke duur van zo’n klassiek veredelingstraject hangt onder andere af van aardappelsoorten waaruit de resistentie-eigenschappen komen, hoeveel resistentiegenen het betreft, en welke aardappellijnen gebruikt worden als «ontvanger».
Veredeling met als doel robuuste resistentie, dat wil zeggen het inbrengen van meerdere resistentiegenen, kan met de nieuwe veredelingstechnieken sneller en preciezer plaatsvinden. De kennis over de resistentiegenen die met deze nieuwe methoden verkregen wordt, kan ook in de conventionele veredeling worden toegepast. Hierbij wordt onder meer gebruik gemaakt van merker-gestuurde veredeling (marker-assisted breeding), waardoor er ook enige versnelling van klassieke veredelingsprogramma’s mogelijk is.
Het proces van veredelen, inclusief de tijd die benodigd is om een marktwaardig product te ontwikkelen, is voor verschillende gewassen dus verschillend.
Deelt u de mening dat de uitspraak van het Europees Hof een negatief effect heeft op de innovatiekracht van Europese boeren en tuinders, alsmede op het vestigingsklimaat van bedrijven in Nederland en andere Europese landen? Zo nee, waarom niet?
In landen waar nieuwe plantveredelingstechnieken buiten de werkingssfeer van hun ggo-regelgeving zijn geplaatst, kunnen minder strenge regels gelden die mogelijk tot een concurrentievoordeel kunnen leiden. De Uniewetgever heeft voor de Europese interne markt bepaald dat dergelijke technieken onder de Europese ggo-regelgeving vallen. De Hofuitspraak maakt dus duidelijk dat de Uniewetgever de ggo-regelgeving kan aanpassen als het noodzakelijk of wenselijk wordt geacht om daarin verandering te brengen.
Deelt u de mening dat de beslissing van het Europees Hof Europese veredelaars op achterstand zet in vergelijking met bijvoorbeeld veredelaars uit de Verenigde Staten en diverse landen in Azië, waar de techniek niet onder strenge regelgeving valt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u een overzicht geven van landen in de wereld waar deze of soortgelijke technieken gebruikt mogen worden en niet onder de strenge regelgeving van genetische modificatie (GMO-regelgeving) vallen? Kunt u aangeven of vanuit deze landen voedsel op de Europese markt wordt gebracht?
Landen stellen regels op zodat voedsel, dat op de markt wordt gebracht, veilig is. Europese regelgeving voor genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) is primair gebaseerd op de toegepaste techniek, die bepaalt of het product een ggo is. Vervolgens wordt het product beoordeeld met het oog op de gevraagde toelating. Sommige andere landen, zoals de Verenigde Staten en Canada, maken deze eerste schifting op basis van de gebruikte techniek niet en baseren de toelating op het eindproduct.
Het Joint Research Centre van de Europese Commissie heeft in 2013 een rapport uitgebracht met de uitkomst van een internationale workshop waarin de regulering van nieuwe plantenveredelingstechnieken in verschillende landen is besproken4.
Het is het kabinet bekend dat verschillende landen aan actualisering van de regelgeving voor producten van nieuwe plantenveredelingstechnieken werken. Onderdeel van de discussie in veel landen is of het eindproduct ook met conventionele veredelingstechnieken tot stand kan worden gebracht.
Vanuit veel landen worden voedingsmiddelen op de Europese markt gebracht, ook vanuit landen die plantenveredelingstechnieken toepassen die in Europa onder de ggo-regelgeving zijn geplaatst. Deze voedingsmiddelen moeten voldoen aan de toepasselijke Europese regelgeving en dat blijft onveranderd na de Hofuitspraak.
In de bijlage5 geef ik u een overzicht van de regelgeving voor ggo’s, en ontwikkelingen daarin, van enkele landen. Deze informatie is afkomstig uit openbare bronnen, zoals overheidswebsites.
Klopt het dat het technisch onmogelijk is een product of samengesteld eindproduct te testen op het gebruik van nieuwe veredelingstechnieken, zoals bijvoorbeeld Crispr-Cas9? Zo ja, klopt het dat producten of samengestelde eindproducten uit landen waar deze technieken wel gebruikt mogen worden, niet gecontroleerd gaan worden? Zo ja, wat vindt u hiervan? Indien controle technisch wel mogelijk is, op welke manier vindt dit plaats?
Bij het importeren van producten in de EU moet voldaan worden aan de regelgeving die geldend is. Een producent moet daarom kunnen aangeven hoe een product tot stand is gekomen en moet zich ook houden aan de etiketteringsplicht die voortvloeit uit de ggo-regelgeving.
Uit informatie verstrekt door Rikilt-WUR en Wageningen University & Research over de mogelijkheden tot handhaving blijkt dat verschillende veredelingstechnieken tot een zelfde eindproduct kunnen leiden. Hierdoor is aan de hand van het eindproduct de daarvoor gebruikte techniek niet altijd te herkennen. Met DNA-analysemethoden kan bijvoorbeeld het voorkomen van een veranderde DNA-volgorde worden vastgesteld, maar deze volgorde kan met diverse technieken, zoals natuurlijke of (klassieke) chemische mutagenese of CRISPR-Cas, verkregen zijn. In het eerste geval wordt het product vrijgesteld van de gg-regelgeving, in het laatste geval niet, volgens de Hofuitspraak.
De EUginius database, die door Nederland en Duitsland is opgezet, bevat informatie over ggo’s. Deze helpt bij het herkennen en opsporen van veel verschillende ggo’s en is gericht op de traceerbaarheid hiervan. Als er voldoende informatie over een ggo bekend is, kan dit ggo namelijk wel getraceerd worden. Deze informatie wordt gebruikt bij de importcontroles die plaatsvinden. Voor onbekende DNA-mutaties wordt het daarentegen al snel heel lastig of onmogelijk om deze te traceren. Via de importeur kan informatie over het product bij de producent worden opgevraagd. Ook in de toekomst zullen importcontroles op ggo-producten en -gewassen plaatsvinden.
Klopt het dat als deze uitspraak voor 100% gehandhaafd wordt, de import van voedingsmiddelen uit landen waar deze techniek is vrijgesteld van regulering en etikettering (zoals bijvoorbeeld Amerika) onmogelijk wordt? Zo nee, waarom niet en op welke wijze kan een beoordeling plaatsvinden?
Ongeacht de Hofuitspraak moeten producenten die levensmiddelen op de markt brengen in de EU voldoen aan de in Europa geldende regelgeving, dus ook aan de gg-regelgeving. Dit geldt ook voor producten die buiten de EU niet als ggo worden beschouwd, en voor samengestelde producten als een van de ingrediënten een ggo is. Zoals in antwoord op vraag 10 is aangegeven, zullen ook in de toekomst importcontroles op ggo-producten en -gewassen plaatsvinden. Voor onbekende DNA-mutaties wordt het daarentegen al snel heel lastig of onmogelijk om deze te traceren. Via de importeur kan informatie over het product bij de producent worden opgevraagd.
Hoe gaat Europa de import van voedingsmiddelen controleren op het gebruik van deze of soortgelijke technieken? Kunt u als voorbeeld specifiek ingaan op de import van bijvoorbeeld soep, waar maismeel en allerhande andere componenten in verwerkt zijn? Hoe wordt dit product beoordeeld? Kan dit product geïmporteerd worden en zo ja, waarom kan dat wel en het gebruik van deze techniek in Europa niet?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u van plan om, indachtig de door de Kamer aangenomen motie-Lodders, een vrijstelling van Crispr-Cas9 van de Europese GMO-wetgeving te blijven bepleiten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze gaat u dit vormgeven?3
Hierop zal ik ingaan in mijn brief over de beleidsinzet van het kabinet over nieuwe plantenveredelingstechnieken waarbij de uitspraak van het Europese Hof wordt betrokken.
Kunt u voor de behandeling van de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een overzicht geven op welke onderdelen Europese en nationale wetgeving aangepast moet worden om technieken, zoals Crispr-Cas9, toe te staan?
Toepassing van gg-technieken is met de vereiste vergunning in de EU toegestaan, waarbij klassieke mutagenese-technieken en celfusie zijn vrijgesteld van de regelgeving. De kleinst mogelijke wijziging om aan deze bestaande vrijstellingen nieuwe technieken toe te voegen, is het aanvullen van de bijlage Annex IB bij richtlijn 2001/18/EG. Nederland heeft vorig jaar een discussievoorstel in de EU ingebracht waarin dit werd voorgesteld. Indien de Europese wetgeving op die manier zou worden aangepast, moet de Nederlandse regelgeving daarmee in lijn worden gebracht.
Gaat u, indachtig het regeerakkoord, bij andere lidstaten bepleiten om geen aanvullende wet- en regelgeving in te stellen op het gebied van traditionele mutagenese, iets waar het Hof voor lidstaten specifieke ruimte voor lijkt te geven in haar uitspraak? Zo nee, waarom niet?
Hierop zal ik ingaan in mijn brief aan uw Kamer over de beleidsinzet van het kabinet over nieuwe plantenveredelingstechnieken waarbij de uitspraak van het Europese Hof wordt betrokken.
Bent u bereid zich in te zetten voor het moderniseren/vereenvoudigen (of eventueel geheel opnieuw opstellen) van uitvoeringseisen voor de Europese wetgeving voor genetische modificatie, om zo binnen nieuwe grenzen de toepassing van Crispr-Cas9 minder in de weg te zitten? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid om zich in te zetten voor het moderniseren (of eventueel opnieuw opstellen) van Europese wetgeving voor genetische modificatie waarbij Nederland, de andere lidstaten en Europa blijvend kennis kunnen blijven ontwikkelen om te kunnen zien en te beoordelen wat er in de rest van de wereld op dit gebied plaatsvindt?
Zie antwoord vraag 15.
Mogelijke normalisatie van de relatie met Turkije |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht van Human Rights Watch (HRW), waarin wordt gesteld dat nu weliswaar de noodtoestand is opgeheven in Turkije maar dat dit slechts een geschreven werkelijkheid is omdat veel van de beperkingen die onder de noodtoestand golden, behouden zullen blijven wanneer een concept wetsvoorstel aangenomen wordt? Deelt u de mening van de directeur van HRW, de heer Hugh Williamson, dat dit wetsvoorstel, waarmee de president vergaande bevoegdheden zal krijgen om rechters te ontslaan, de vrijheid van beweging en vereniging te limiteren en politieke gevangen langdurig, zonder proces vast te houden, van tafel zou moeten? Zo ja, heeft u dit in uw gesprekken met de Turkse autoriteiten kenbaar gemaakt? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?1 2
Het bericht is bekend. Dit nieuws past in het bredere beeld van de achteruitgang op het gebied van rechtsstaat en mensenrechten in Turkije. Nederland stelt de zorgen over de rechtsstaat en mensenrechten in Turkije regelmatig aan de orde, onder andere binnen de Europese Unie en in het kader van de Raad van Europa (RvE). Nederland speelt hierin een voortrekkersrol en zal ook in de toekomst de zorgen over de rechtsstaat in Turkije actief blijven aankaarten in EU- en RvE-kader, net als in bilaterale contacten. Daarin zal nadrukkelijk ook aandacht zijn voor wetgeving die indruist tegen de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat.
Deelt u de mening dat gezien bovenstaande (de teloorgang van de rechtsstaat en de gevangenschap van veel politieke leiders van de oppositie en journalisten) van normalisatie van de relatie met Turkije geen sprake kan zijn? Zo ja, hoe verhoudt dat zich tot herstel van de diplomatieke relaties?3 Zo nee, welke voorwaarden heeft u gesteld aan normalisatie van de relatie met Turkije?4
Normale diplomatieke betrekkingen zijn essentieel om met andere landen samen te werken op gebieden van gezamenlijk belang, maar ook om zorgen te bespreken.
Met Turkije is in de gesprekken die leidden tot de normalisatie expliciet besproken dat deze normalisatie van de betrekkingen niet inhoudt dat we het eens zijn over de feiten en appreciatie van wat er op 11 maart 2017 is gebeurd. Ook houdt normalisatie niet in dat we nu en in de toekomst geen zorgen hebben over wat er in Turkije gebeurt. Diplomatieke betrekkingen op het hoogste niveau bieden juist een mogelijkheid om ook deze zorgen te bespreken.
Op welke wijze heeft u uitvoering gegeven aan de motie-Karabulut cs. over onmiddellijke vrijlating van alle politieke gevangenen?5
Zoals ook vermeld in het verslag van de Raad Algemene Zaken van 26 juni jl. (Kamerstuk 21501–02 nr. 1890) heeft de Nederlandse tijdelijk zaakgelastigde in Ankara als uitvoering van deze motie contact opgenomen met de Turkse autoriteiten en op hoogambtelijk niveau aandacht gevraagd voor de oproep om HDP-leider Demirtaş en andere parlementsleden vrij te laten. Deze oproep was in lijn met eerdere uitlatingen van de Venetië Commissie van de Raad van Europa en de EU over immuniteit voor parlementariërs in Turkije. Het bleek helaas niet mogelijk om deze oproep samen met gelijkgestemde landen over te brengen.
Op 6 juni 2017 werd de voorzitter van Amnesty International Turkije, de heer Taner Kiliç, gearresteerd. De motie Karabulut/Van Ojik (Kamerstuk 37 775-V, nr. 24) verzoekt het Kabinet de oproep van mensenrechtenorganisaties tot de directe vrijlating van Taner Kiliç en het intrekken van de aanklachten tegen hem te steunen. Nederland heeft zich zowel individueel als in EU-verband ingezet voor deze zaak. Daarnaast was een vertegenwoordiger van de Nederlandse ambassade bij de rechtszittingen aanwezig. Op 15 augustus jl. is bekend gemaakt dat de heer Kiliç in afwachting van de verdere behandeling van zijn zaak is vrijgelaten. Het kabinet zal ook de komende tijd aandacht blijven houden voor de zaak van de heer Kiliç en de ontwikkelingen nauwlettend volgen. Het Kabinet beschouwt daarmee ook deze motie als uitgevoerd.
Heeft Turkije, dat zich beroept op zelfverdediging, artikel 5 van het VN-handvest, in NAVO-verband inmiddels concreet bewijs geleverd met betrekking tot de legitimering van de inval in Noord-Syrië? Zo nee, bent u dan bereid deze illegale inval te veroordelen? Zo nee, waarom niet?6
Een appreciatie van het Turkse offensief in de Afrin-regio en de Turkse onderbouwing van het beroep op het recht op zelfverdediging, is door het kabinet gedeeld in de Kamerbrief «Nederlandse inzet in Syrië» van 14 maart 2018 (referentie DEU-1502/2018). Sinds het verschijnen van deze brief zijn er volgens het kabinet geen nieuwe ontwikkelingen die de legitimiteitsvraag van het Turkse offensief in Afrin in een ander daglicht stellen.
De verwerving van gevechtsvesten in het kader van het VOSS-project door het Israëlisch concern Elbit |
|
Sadet Karabulut |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Herinnert u zich het debat over het verslag van het algemeen overleg (VAO) Materieel van 5 juli 2018 over de A-brief over het Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS), waarin u stelde dat het contract met Elbit al in 2015 is gesloten?1
Ja.
Herinnert u zich het kort geding dat de firma Sagem aanspande omdat zij niet kon meedingen naar de order in 2015 (Sagem was – overigens net als het bedrijf Cassidian – een deelnemer in de competitie voor de order toen)?2
Ja. Overigens ging dit kort geding niet over het feit dat Sagem niet kon meedingen naar de order, maar over het feit dat deze order niet aan hen werd gegund.
Deelt u de opvatting dat het argument van de rechtbank dat Sagem toentertijd te laat was, nu niet van toepassing kan zijn omdat het hier immers de A-fase van een nieuw project betreft?
Dit is niet aan de orde. Defensie maakt gebruik van een optie binnen de overeenkomst die met Elbit is gesloten in het kader van het project VOSS. Een optie is een contractbepaling die voorziet in de mogelijkheid om onder een bestaand contract een aantal goederen extra af te nemen tegen een vooraf bepaalde prijs.
Deelt u de opvatting dat door de nu gekozen «van de plank»-werkwijze andere firma’s dan Elbit, zoals Sagem of Cassidian, de kans ontnomen is mee te dingen naar het VOSS-project zoals op 7 mei 2018 aan de Kamer is gepresenteerd? Zo nee, kunt u dat toelichten?3
Zie mijn antwoord op vraag 3. Het gebruik maken van de optie draagt bij aan een doelmatige verwerving en zorgt ervoor dat er niet meerdere typen gevechtsvesten worden verworven. Dit draagt bij aan logistieke voordelen zoals uitwisselbaarheid en efficiënter voorraadbeheer en tevens aan snellere vervulling van de operationele behoefte en verbeterde veiligheid. Deze werkwijze is gangbaar en berust op het geldend beleid.
Blijft u van opvatting in het licht van deze feiten dat de procedure van het Defensie Materieel Proces correct wordt toegepast?4 Kunt u dat toelichten?
Ja, het DMP biedt de ruimte voor de aanpak zoals in dit geval voorzien, namelijk door gebruik te maken van een optie in een bestaand contract (VOSS).
Herinnert u zich de beslissing en de beargumentering van het pensioenfonds PGGM om per 1 januari 2012 investeringen in surveillance apparatuur van Elbit te beëindigen, omdat de Advisory Opinion van het Internationaal Gerechtshof leidraad moet zijn in de samenwerking met Israëlische firma’s?5
Het kabinet heeft kennisgenomen van het besluit van PGGM.
Deelt u de opvatting dat op de firma Elbit ook het differentiëringbeleid moet worden toegepast, zoals geldt voor bedrijven die zakendoen met illegale nederzettingen in bezet gebied?6 Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dat tot resolutie 2334 van de VN Veiligheidsraad, artikel 5?7 Kunt u dit uitgebreid toelichten?
De Nederlandse overheid ontmoedigt al jaren economische relaties met bedrijven in Israëlische nederzettingen in bezet gebied. Dit beleid is van toepassing op activiteiten van Nederlandse bedrijven, als die direct bijdragen aan de aanleg en instandhouding van nederzettingen of als die de aanleg of instandhouding ervan direct faciliteren. Het gaat hierbij om activiteiten in nederzettingen, activiteiten met bedrijven gevestigd in nederzettingen en activiteiten buiten nederzettingen die ten gunste komen aan nederzettingen. Zie ook de Kamerbrief over betrokkenheid van de Nederlandse ambassade bij een actiemaand van de Israëlische supermarktketen Shufersal van 4 december 2017 (Kamerstuk 23 432, nr. 443). Daarnaast heeft de Nederlandse overheid een eigen verantwoordelijkheid om niet betrokken te zijn bij dergelijke activiteiten.
De verwerving van gevechtsvesten in het kader van het VOSS-project door het Israëlisch concern Elbit heeft geen betrekking op bovengenoemde activiteiten. In deze samenwerkingsrelatie is dan ook geen sprake van een bijdrage aan of facilitering van de aanleg of instandhouding van nederzettingen. Tegen deze achtergrond is er geen aanleiding voor een herziening van de samenwerkingsrelatie met dit bedrijf.
De weigering van Israël om parlementariërs toe te laten tot Gaza |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u ermee bekend dat mij, om politieke redenen, de toegang tot Gaza is geweigerd door Israël?1
Het is het Ministerie van Buitenlandse Zaken bekend dat u geen toestemming is verleend om Gaza in te reizen via de grensovergangen met Israël.
Wat is het precieze Israëlische beleid wat betreft toegang van parlementariërs tot Gaza? Klopt het dat deze toegang categorisch geweigerd wordt?
Israël staat slechts bij zeer hoge uitzondering toe dat parlementariërs Gaza bezoeken. Parlementariërs worden in de regel niet toegelaten omdat Israël wil voorkomen dat – bewust of niet – legitimiteit wordt gegeven aan de de facto autoriteiten in Gaza. Vertegenwoordigers van regeringen, die meestal een strikte no contact policy hanteren, journalisten en humanitaire werkers worden normaal gesproken wel toegelaten, afhankelijk van de specifieke omstandigheden en de veiligheidssituatie.
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat parlementariërs Gaza niet in mogen om met eigen ogen kennis te nemen van de ernst van de humanitaire crisis in dat deel van de bezette Palestijnse gebieden, die grotendeels het gevolg is van de illegale blokkade door Israël?
Het is onwenselijk dat parlementariërs moeilijk Gaza in komen om kennis te nemen van de situatie ter plekke, en om projecten te bezoeken die Nederland en andere donoren financieren met als doel de omstandigheden in Gaza te verbeteren.
Bent u bereid hierover contact op te nemen met de Israëlische autoriteiten, er op aan te dringen dat parlementariërs in de toekomst wel toegelaten zullen worden en de Kamer te informeren over het resultaat? Zo nee, waarom niet?
De ambassade in Tel Aviv en de Vertegenwoordiging in Ramallah dringen bij de Israëlische autoriteiten aan op de toegang van Nederlanders tot Gaza, inclusief de verzoeken van parlementariërs om naar Gaza te gaan. Ook in onderhavig geval hebben de posten Tel Aviv en Ramallah dat gedaan. Toegang tot Gaza blijft echter afhankelijk van de toestemming van de Israëlische autoriteiten.
De verklaring (nr. 2) van het bestuur van de Stichting Vliegramp MH17 inzake meldingen en publiciteit over lichamelijke resten op MH17-crashsite |
|
Chris van Dam (CDA), Jan de Graaf (CDA), Foort van Oosten (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Hebt u kennisgenomen van de verklaring (nr. 2) van het bestuur van de Stichting Vliegramp MH17 van 19 juli 2018, alsmede van twee op 18 en 19 juli 2018 geplaatste berichten op het YouTube-kanaal van de heer Patrick Lancaster?1 2
Ja, er is vanuit het Ministerie van JenV naar aanleiding van de verklaring van het bestuur van de Stichting Vliegramp MH17 een bericht op de IVC-site geplaats. De IVC-site is een besloten website die wordt gebruikt om met nabestaanden te communiceren.
Hieronder vindt u nog het bericht dat vrijdag 20 juli zowel in het Nederlands als in het Engels op de IVC-site is geplaatst:
«Deze week is wederom een filmpje op YouTube geplaatst door een journalist met beelden van mogelijke botfragmenten van slachtoffers van vlucht MH17. Het gaat om een journalist die al twee keer eerder een filmpje online heeft geplaatst met mogelijke botresten. Ook dit filmpje toont beelden die voor nabestaanden schokkend kunnen zijn. Wij betreuren dit. Mocht u het filmpje desondanks willen bekijken, dan kan dat via de link onderaan dit bericht.
Eerder heeft de journalist de mogelijke botfragmenten waarvan hij zegt deze op de crashsite te hebben gevonden, overgedragen aan de lokale autoriteiten. De vondst kon vervolgens dankzij een faciliterende rol van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) naar Nederland worden overgebracht voor nader onderzoek en identificatie door het NFI. In het nieuwe filmpje laat de journalist de botfragmenten echter liggen.
Conform resolutie 2166 van de VN Veiligheidsraad dient een ieder die stoffelijke resten heeft gevonden en/of in bezit heeft op een waardige wijze over te dragen aan de Nederlandse autoriteiten. Er zal contact met de journalist worden opgenomen met het dringende verzoek alle botfragmenten aan de autoriteiten over te dragen. De overheid zal vervolgens de botfragmenten naar Nederland halen voor forensisch onderzoek. Dit proces zal evenals voorgaande keren de nodige tijd in beslag nemen omdat het gebied gevaarlijk is en daardoor niet vrij toegankelijk is.»
Klopt het dat de crashsite van vlucht MH17 door het recovery team (destijds) minutieus is onderzocht? Is het voorstelbaar dat nu nog in substantiële mate stoffelijke resten van slachtoffers van deze vliegramp kunnen worden aangetroffen? Welke verklaring kunt u geven voor het (nu nog) daar vinden van stoffelijke resten van mogelijke slachtoffers?
Er is altijd erkend dat niet valt uit te sluiten dat in de toekomst nog stoffelijke resten of persoonlijke eigendommen kunnen worden gevonden. Het gebied waarin het toestel, de inzittenden en hun persoonlijke eigendommen terecht zijn gekomen is ongeveer 50 vierkante kilometer groot. Er is alles aan gedaan om de stoffelijke resten en persoonlijke eigendommen van de slachtoffers zo zorgvuldig mogelijk te bergen, onder vaak moeilijke omstandigheden.
Met meerdere missies zijn stoffelijke resten en persoonlijke eigendommen zoveel mogelijk geborgen, met behulp van lokale autoriteiten, bewoners en hulpdiensten. Bij de repatriëringsmissie van april 2015 is daartoe een deel van de grond afgegraven en gezeefd. Voor zover te beoordelen aan de hand van de YouTube filmpjes, wordt beweerd dat de botfragmenten in het gebied zijn gevonden dat juist is afgegraven en gezeefd.
Het valt niet uit te sluiten dat er nog stoffelijke resten aanwezig kunnen zijn in het hele crashgebied, maar de mate waarin deze journalist zegt botfragmenten te kunnen vinden op deze specifieke locatie, wordt niet waarschijnlijk geacht.
De procedure om stoffelijke resten van MH17-slachtoffers naar Nederland te halen en te onderzoeken is lastig en tijdrovend. Om een beter beeld te krijgen van wat hierbij komt kijken, zal ik uw Kamer in een separate brief nader toelichting geven op het proces rondom de repatriëring.
Hebben zich het afgelopen jaar, in het bijzonder de afgelopen dagen, mensen gemeld bij de Nederlandse dan wel de Oekraïense autoriteiten of bij enige andere autoriteit waarmee de Nederlandse overheid in verbinding staat, die melding maakten van het aantreffen van stoffelijke resten op de crashsite? Is het u bekend of de heer Lancaster contact heeft gezocht?
Om zorg te dragen voor de repatriëring van nieuwe vondsten zijn in 2015 afspraken met contactpersonen in de regio rondom de crashsite gemaakt. Bij hen kunnen vondsten worden ingeleverd. Deze worden vervolgens, via de Nederlandse ambassade in Kiev, naar Nederland overgebracht voor onderzoek.
Er is nog regelmatig contact met personen in de regio, zij hebben geen melding gemaakt van andere gevonden stoffelijke resten. Er zijn wel recent enkele persoonlijke eigendommen door bewoners bij een contactpersoon ingeleverd. Daaruit blijkt dat bewoners nog alert zijn op vondsten die gerelateerd kunnen worden aan de crash met vlucht MH17.
Zijn er aanwijzingen dat op de crashsite stoffelijke resten zijn neergelegd met de kennelijke bedoeling het onderzoek van het Joint Investigation Team (JIT) in diskrediet te brengen? Zo ja, is bekend wie hiervoor verantwoordelijk moet(en) worden gehouden? Hoe waardeert u in dit verband berichtgeving via het twitter-account @GlasnostGone waar gesteld wordt dat er stoffelijke resten zijn geplaatst na het officieel vrijgeven van de crashsite?
Het JIT is bekend met de berichten en video’s van zowel Patrick Lancaster als de berichten en video’s van @GlasnostGone. Het JIT heeft altijd gecommuniceerd dat het voorstelbaar is dat ondanks de grondige zoektochten tijdens eerdere missies nog stoffelijke resten gevonden zouden kunnen worden. Het JIT onderstreept dat mensen die mogelijke stoffelijke resten vinden, daar uiterst respectvol mee om zouden moeten gaan en deze zouden moeten inleveren bij de lokaal aangewezen contactpersonen.
Indien daadwerkelijk reeds in 2014 of 2015 veilig gestelde botresten op de crashsite zouden zijn neergelegd, zou dat bijzonder respectloos en uiterst pijnlijk zijn voor de nabestaanden. Het JIT is niet bekend met concrete aanwijzingen dat hiervan sprake zou zijn, maar kan ook niet uitsluiten dat dit wel gebeurt.
Welke acties heeft u ondernomen of gaat u ondernemen om de feitelijke autoriteiten rond de crashsite in Oekraïne (zelfverklaarde Volksrepubliek Donetsk) zorg te laten dragen dat conform resolutie 2166 van de VN Veiligheidsraad stoffelijke resten, waar deze zich ook bevinden in het gebied, verzameld worden en op een waardige wijze worden overgedragen aan de Nederlandse autoriteiten?
Nederland heeft na de publicatie op YouTube direct contact gezocht met de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en gevraagd de de-facto autoriteiten te wijzen op het feit dat een ieder is gebonden aan resolutie 2166 van de VN Veiligheidsraad, waarin wordt gesteld dat iedereen die stoffelijke resten heeft gevonden en/of in bezit heeft deze op een waardige wijze dient over te dragen aan de Nederlandse autoriteiten.
Daarnaast is de Engelstalige verklaring van het bestuur van de stichting onder de aandacht gebracht van alle Grieving Nations met het verzoek in relevante gremia aandacht voor dit punt te vragen.
Kent u het bericht in de krant Novaya Gazeta d.d. 17 juli 2018 waarin gesteld wordt dat het officiële onderzoek naar de ramp dit najaar zal worden afgerond? Klopt dit bericht?3
Ja dit bericht is bekend en nee, de inhoud van het bericht klopt niet.
Het bericht dat NRC journalist Koen Greven geen toestemming heeft gekregen om zijn werk te doen in Marokko |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat de Marokkaanse autoriteiten journalist Koen Greven en een fotograaf verboden hebben om in Al Hoceima hun werk te doen op straffe van confiscatie van hun materiaal en uitzetting uit Marokko1, het bericht dat er twee Spaanse journalisten Marokko zijn uitgezet nadat ze verslag wilden doen van de protesten in de Rif2 en het bericht van de gevangenneming van een journalist van de Britse krant The Guardian?3
Ja.
Hoe beoordeelt u deze inperking van de persvrijheid door de Marokkaanse autoriteiten?
Eén van de Nederlandse mensenrechtenprioriteiten wereldwijd is vrijheid van meningsuiting, als een belangrijk fundament van een democratische rechtsstaat. Dit geldt ook voor het belang van vrije nieuwsgaring, vrije pers en de veiligheid van journalisten. Accreditatie om als journalist op te treden is soms vereist om betrouwbaarheid en kwaliteit van de pers te waarborgen. Ook in Nederland kan de organisator van een bijeenkomst bijvoorbeeld met het oog op de veiligheid voorwaarden stellen aan de toelating van journalisten. Accreditatie moet echter niet gebruikt worden om de persvrijheid te beperken.
Deelt u de mening dat journalisten altijd in vrijheid hun werk moeten kunnen doen en overheden die dat belemmeren daar op moeten worden aangesproken?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid dit met spoed te bespreken met de Marokkaanse autoriteiten? Zo ja, op welke termijn en op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Deze kwestie is door de Nederlandse ambassadeur in Rabat op 20 juli jl. opgebracht bij het Marokkaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken, direct nadat de journalist contact had gezocht met de ambassade. De Marokkaanse autoriteiten gaven aan dat de journalist niet beschikte over de noodzakelijke accreditatie om als journalist werkzaam te zijn in Marokko.
Welke mogelijkheden ziet u om de persvrijheid in Marokko te beschermen? Ziet u bijvoorbeeld kansen om organisaties die persvrijheid bevorderen actief te ondersteunen?
De Nederlandse ambassade in Rabat kan journalisten desgevraagd informeren over de geldende regels en hen bijstaan bij de aanvraag en verkrijging van een accreditatie. Dit is de betrokken journalist ook aangeboden. Daarnaast worden maatschappelijke organisaties op het gebied van bevordering van persvrijheid gesteund. In dit kader heeft Free Press Unlimited in het recente verleden met Nederlandse steun een project ondersteund op het gebied van burgerjournalistiek.
Een onbeantwoorde brief over Palestijnse kinderen in Israëlische detentie |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Is het u bekend dat de organisatie Military Court Watch in december 2015 een brief heeft gestuurd naar onder andere de Nederlandse ambassade in Tel Aviv, waarin wordt aangedrongen op het nemen van stappen opdat Israël stopt met het overbrengen van Palestijnen naar gevangenissen in Israël, wat in strijd is met het internationaal recht?1
Klopt het dat deze brief, ondanks herhaaldelijk aandringen, nog steeds niet is beantwoord? Zo ja, waarom is dat het geval? Bent u bereid ervoor te zorgen dat deze brief alsnog beantwoord wordt en de Kamer van het antwoord op de hoogte wordt gebracht?
Twee Nederlanders die om politieke redenen de toegang tot Israël geweigerd zijn |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat twee Nederlanders op het vliegveld in Tel Aviv om politieke redenen de toegang tot Israël geweigerd zijn? Wat zijn de precieze feiten?
Ja. Op vrijdag 20 juli 2018 werd twee Nederlanders toegang tot Israël ontzegd, nadat zij separaat van elkaar aankwamen op de luchthaven van Tel Aviv. Zij werden bij de douanecontrole terzijde genomen, waarna ze zijn ondervraagd. Gedurende de ondervraging hadden zij niet altijd toegang tot hun bagage, inclusief mobiele telefoon. Uiteindelijk zijn beiden uitgewezen en op een terugvlucht gezet naar de plaats van vertrek (Amsterdam en Londen). Eén van hen moest ongeveer 24 uur wachten op de terugvlucht.
Wat is de formele grond waarop zij zijn geweigerd?
De Nederlandse vrouwen zijn geweigerd op grond van de Entry into Israel-wet omdat ze zich in het verleden op persoonlijke titel positief zouden hebben uitgelaten over de internationale oproep tot Boycot, Desinvesteringen & Sancties (BDS) jegens Israël.
Kunt u bevestigen dat de Israëlische autoriteiten de Nederlanders toegang tot consulaire bijstand en contact met een advocaat hebben onthouden?
Op basis van de informatie die het kabinet heeft kan niet worden bevestigd dat consulaire bijstand expliciet is ontzegd. Wel kan worden vastgesteld dat er geen rechtstreeks contact is geweest tussen de ambassade in Tel Aviv en de twee vrouwen in kwestie. De ambassade heeft contact gehad met de bevoegde Israëlische autoriteiten, nadat via collega’s van de betrokkenen in Nederland melding was gemaakt van de weigering. De ambassade heeft daarbij vastgesteld wat er gaande was, waar de vrouwen zich bevonden en geïnformeerd naar de vervolgacties.
Hoe vaak komt het voor dat burgers uit landen van de Europese Unie Israël niet in komen om politieke redenen? Is dat het afgelopen jaar toegenomen?
Er zijn tot nu toe weinig gevallen bekend van burgers uit andere EU-landen die door Israël zijn geweigerd. Op 24 juli zou een Spaanse BDS-activiste zijn geweerd. Deze weigeringen zouden te maken kunnen hebben met de relatief recente wetgeving die het mogelijk maakt om toegang tot Israël te ontzeggen in verband met BDS. Voor zover bekend is dit de eerste keer dat Nederlandse staatsburgers toegang tot Israël is geweigerd op basis van hun vermeende BDS-standpunten.
Deelt u de mening dat het weigeren van toegang voor de Nederlanders veroordeeld dient te worden? Bent u bereid met de Israëlische autoriteiten contact op te nemen om dit te veroordelen en erop aan te dringen dat zij alsnog het land in kunnen? Zo nee, waarom niet?
Het is betreurenswaardig dat deze twee Nederlanders de toegang tot Israël is ontzegd. Nederland is het gesprek met de Israëlische autoriteiten over deze kwestie aangegaan. Tijdens dat gesprek zijn zorgen geuit over de berichten dat de betrokkenen niet goed zouden zijn behandeld, en werd onderstreept dat Nederland van Israël verwacht dat internationale regels omtrent consulaire bijstand worden nageleefd.
Het kabinet is tegen een boycot van Israël en streeft naar versterking van de economische relaties met Israël binnen de grenzen van 1967. Het kabinet hanteert de strikte lijn dat Nederland geen activiteiten financiert die BDS tegen Israël propageren. Dat laat onverlet dat uitlatingen of bijeenkomsten van de beweging worden beschermd door de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering, zoals onder meer vervat in de Nederlandse Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het blijft echter een Israëlisch prerogatief om mensen de toegang tot het land te onthouden: zoals elk ander land, gaat Israël over het eigen toelatingsbeleid.
Het rapport ‘Report on the Situation of Human Rights in Kashmir’ |
|
Bram van Ojik (GL) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het Report on the Situation of Human Rights in Kashmir van de Office of the United Nations High Commissioner for Human Rights?
Ja.
Hoe beoordeelt u de bevindingen in dit rapport?
Het is betreurenswaardig dat Pakistan en India het onafhankelijke OHCHR-onderzoeksteam geen toegang tot de regio heeft verleend. De informatie over de mensenrechtensituatie is dan ook onder andere via contacten met mensenrechtenverdedigers, ngo’s en journalisten verzameld. De OHCHR heeft deze informatie niet via eigen onderzoek ter plekke kunnen verifiëren.
Heeft Nederland of de EU of één van de Europese bondgenoten zich binnen de VN uitgesproken over dit rapport? Zo nee, waarom niet?
Nederland, noch de Europese Unie of een van de andere EU-lidstaten, heeft zich uitgesproken over het rapport dat op 14 juni 2018 door de OHCHR openbaar werd gemaakt en op 19 juni 2018 in Geneve in de VN-Mensenrechtenraad aan de orde kwam. Het rapport is nauwelijks onderwerp van gesprek geweest, mede door de hoeveelheid landensituaties die op dat moment speelde in de VN-Mensenrechtenraad. India, Pakistan en Bhutan waren de enige landen die tijdens het debat reageerden op het specifieke rapport.
Onderschrijft u de aanbeveling van de High Commissioner for Human Rights aan de Mensenrechtenraad om een onderzoekscommissie op te zetten om een alomvattend onafhankelijk internationaal onderzoek te ondernemen naar mensenrechtenschendingen in Kashmir?
Alle lidstaten van de Europese Unie, waaronder Nederland, vinden dat vermeende mensenrechtenschendingen transparant en onafhankelijk onderzocht moeten kunnen worden, in lijn met internationale verplichtingen. Het is van belang dat alle partijen aan een dergelijk onderzoek meewerken door toegang te verlenen en informatie te verschaffen. De OHCHR doet onafhankelijk onderzoek. Op basis van de uitkomsten van volgende onderzoeken moet worden bezien of er voldoende steun en noodzaak is om naar een zwaardere vorm van onderzoek over te gaan.
Deelt u de mening dat India en Pakistan toegang zouden moeten verlenen aan de VN-instellingen en Niet-Gouvernementele Organisaties (NGO’s) om vermeende mensenrechtenschendingen te onderzoeken?
Zie antwoord vraag 4.
Welke vervolgacties zouden in uw ogen binnen de VN genomen moeten worden om de aanbevelingen uit het rapport op te volgen? Hoe zou Nederland hieraan kunnen bijdragen?
Zie antwoord vraag 4.
Het opheffen van de visumplicht voor Kosovo |
|
Vicky Maeijer (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Visumliberalisering: Commissie bevestigt dat Kosovo aan alle voorwaarden voldoet»?1
Ja.
Deelt u de mening van de Europese Commissie dat Kosovo klaar is voor visumliberalisatie? Zo ja, wanneer wordt besluitvorming hierover verwacht en bent u van plan in te stemmen met het opheffen van de visumplicht voor 1.7 miljoen Kosovaren? Zo nee, hoe gaat u dit tegenhouden?
Het uitgangspunt van het kabinet ten aanzien van visumliberalisatievoorstellen is strikt en fair. Het kabinet ziet er nauwgezet op toe dat landen die in aanmerking willen komen voor visumliberalisatie aan alle strenge eisen voldoen en blijven voldoen (zie BNC fiche van 10 juni 2016 betreffende de afschaffing van de visumplicht voor Kosovo (Kamerstuk 22 112, nr. 2152)). In het rapport van de Commissie op 18 juli jl. geeft de Commissie aan dat Kosovo aan alle voorwaarden in het stappenplan voor visumliberalisatie heeft voldaan. De Commissie heeft daarbij, mede op aandringen van Nederland, ook hernieuwd gekeken naar de benchmarks waaraan eerder was voldaan. Het kabinet zal dit rapport nauwgezet bestuderen alvorens een standpunt in te nemen. Uw Kamer zal hierover worden geïnformeerd. Besluitvorming over Europees visumbeleid geschiedt volgens de gewone wetgevingsprocedure door het Europees parlement en de Raad (met gekwalificeerde meerderheid). Een eerste bespreking van het Commissierapport zal na de zomer plaatsvinden.
Hoe is het mogelijk dat hiervan sprake is nu bekend is dat het opheffen van de visumplicht voor Albanezen een ware misdaadgolf heeft opgeleverd die natuurlijk niet voor herhaling vatbaar is?
Elk land wordt afzonderlijk beoordeeld m.b.t. het voldoen aan de gestelde criteria. Visumliberalisatie gaat vergezeld van een omvangrijk pakket aan voorwaarden en flankerende maatregelen die erop zijn gericht mogelijke negatieve effecten zo veel mogelijk tegen te gaan. Dat is ook het geval op het thema openbare orde en veiligheid. Het kabinet acht het noodzakelijk dat vooraf helderheid en zekerheid bestaat ten aanzien van het volledig voldoen aan de gestelde voorwaarden voor visumliberalisatie door Kosovo, waaronder die op het terrein van de bestrijding van georganiseerde criminaliteit en corruptie. Dit zal uiteraard worden meegewogen in de standpuntbepaling na bestudering van het rapport van de Europese Commissie door het kabinet.
Deelt u de mening dat het afschaffen van de visumplicht, en het daarmee nog makkelijker maken om naar de EU te reizen, het stomste is wat je kunt doen gelet op alle terreur, massa-immigratie en islamisering die de open grenzen van de Europese Unie al over Nederland afroepen?
Visumliberalisatie is niet vrijblijvend. Een land zal aan alle gestelde voorwaarden, inclusief die op het terrein van illegale migratie, nationale veiligheid en openbare orde, moeten voldoen voordat tot visumliberalisatie kan worden overgegaan en zal dit ook na de afschaffing van de visumplicht moeten blijven doen. Mede op aandringen van Nederland ziet de Europese Commissie erop toe dat landen ook na afschaffen van de visumplicht aan de voorwaarden blijven voldoen. Het Kabinet beschouwt visumliberalisatie als een effectief instrument om hervormingen aan te jagen, of samenwerking op belangrijke gebieden te bewerkstelligen. Daarnaast versterkt visumliberalisatie de handels- en intermenselijke contacten.
De gevolgen van het no deal -scenario voor Nederlandse en EU-burgers in het Verenigd Koninkrijk |
|
Lodewijk Asscher (PvdA), Pieter Omtzigt (CDA), Johannes Sibinga Mulder |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de enigszins chaotische situatie in de Britse regering met negen afgetreden bewindspersonen de afgelopen week en de daardoor toegenomen kans op een no deal-scenario?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de Europees toezichthouder voor de financiële sector nu partijen vraagt zich voor te bereiden op het no deal-scenario?1
Ja.
Begrijpt u dat ook de EU-burgers in het Verenigd Koninkrijk en de Britse burgers in de EU feitelijk gedwongen worden zich voor te bereiden op een no deal-scenario?
De huidige situatie brengt veel onzekerheid met zich mee, ook voor de EU-burgers in het Verenigd Koninkrijk en Britse burgers in de EU. Het kabinet probeert de Britse burgers in Nederland zo goed mogelijk te informeren over de potentiële gevolgen van de Brexit. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft hiertoe een pagina op de website van de IND2 geplaatst die Britse burgers woonachtig in Nederland kunnen raadplegen om te bezien welke acties zij nu al kunnen ondernemen, ongeacht de uitkomsten van de onderhandelingen. Voor de informatievoorziening aan Nederlandse burgers in het VK wordt verwezen naar het antwoord op vraag 9.
Ziet u mogelijkheden om er samen met alle huidige 28 EU-lidstaten voor te zorgen dat de deal over burgerschap wordt vastgelegd en dat hij uitgevoerd wordt in alle Brexitscenario’s inclusief het no deal-scenario? (Als het antwoord op deze vraag een ondubbelzinnig ja is, hoeft u de vragen hieronder niet te beantwoorden.)
Ondanks het op 19 maart 2018 gepresenteerde principeakkoord blijft het risico op een uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de EU zonder terugtrekkingsakkoord (het cliff edge scenario) bestaan. Immers, over zaken zoals de Iers/Noord-Ierse grenskwestie en de governance van het uittredingsakkoord moet nog verder worden onderhandeld. Hierbij geldt dat er pas een akkoord is als er overeenstemming is op alle onderdelen. Bovendien moet het terugtrekkingsakkoord door het Europees parlement en het nationale parlement van het Verenigd Koninkrijk worden goedgekeurd, voordat het in werking kan treden. Het kabinet bereidt zich dan ook voor op een no deal-scenario. Het is echter niet in het belang van de onderhandelingen om nu al op deelterreinen, onder andere over de situatie van burgers, afspraken te maken voor het geval de onderhandelingen mislukken.
Welk perspectief hebben gemengde Nederlands/Britse stellen om in het Verenigd Koninkrijk te blijven wonen en werken onder het no deal-scenario?
De Britse regering heeft op 21 juni jl. een EU Settlement Scheme: Statement of Intent uitgebracht waarin staat hoe de Britse regering om zal gaan met EU-burgers woonachtig in het Verenigd Koninkrijk. Dit EU Settlement Scheme heeft de gemaakte afspraken in het principeakkoord als uitgangspunt: EU-burgers die vijf jaar of langer woonachtig zijn in het Verenigd Koninkrijk kunnen een permanente verblijfsvergunning aanvragen; EU-burgers die korter dan 5 jaar in het Verenigd Koninkrijk wonen, kunnen een tijdelijke verblijfsvergunning aanvragen die na vijf jaar kan worden omgezet in een permanente verblijfsstatus. Hiermee biedt de Britse regering perspectief aan Nederlands/Britse stellen om in het Verenigd Koninkrijk te blijven wonen en werken na de Brexit.
Dit Statement of Intent biedt echter geen harde garanties. De Britse regering heeft vooralsnog niet gecommuniceerd of het EU Settlement Scheme ook wordt toegepast in een no deal-scenario. Bovendien zal veel afhangen van hoe (streng) het Verenigd Koninkrijk de voorwaarden voor het verkrijgen van een nieuwe verblijfsstatus voor de EU-burgers in de praktijk gaat toetsen. Ook dient het Britse parlement nog in te stemmen met de werkwijze zoals geformuleerd in dit Statement of Intent.
Klopt het dat de Britse regering, behalve veel goede intenties, geen enkele garantie geboden heeft over verblijfsrechten (settled status) voor EU-burgers in het VK in het geval van een no deal-scenario?
Zie antwoord vraag 5.
Voor welke datum moet een gehuwd Brits/Nederlands koppel bij een no deal-scenario en een no deal-Brexit in maart 2019 naar Nederland komen, waarbij de Britse partner een verblijfsstatus krijgt zonder inburgeringscursus? Acht u het redelijk dat zij dus zeer snel na maart 2019 een besluit moeten nemen? Zo nee, wilt u de termijn dan verlengen?
In het scenario dat het Verenigd Koninkrijk de EU verlaat zonder geratificeerd terugtrekkingsakkoord is er op geen enkel onderwerp een overeenkomst, dus ook niet over een transitieperiode. Indien geen terugtrekkingsakkoord tot stand komt, zal vanaf de datum van uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de EU het recht op toegang voor burgers uit het Verenigd Koninkrijk in beginsel worden beheerst door de nationale regelgeving van de lidstaten van de EU en door de relevante EU-wetgeving voor derdelanders.
Het is inderdaad van belang dat Britse burgers zich ook informeren over mogelijke gevolgen van de Brexit voor hun (toekomstige) verblijfsstatus. Informatie over verblijfsrechtelijke gevolgen van de Brexit is te vinden op bovengenoemde website van de IND.
Kunt u aangeven welke acties andere landen (Duitsland, Frankrijk, België) ondernemen voor hun burgers in het VK?
De voorbereidingen op de gevolgen van Brexit voor burgers zijn interne aangelegenheden binnen lidstaten. Ik kan dan ook niet aangeven welke acties andere EU lidstaten ondernemen voor hun burgers in het Verenigd Koninkrijk.
Bent u bereid om bij de ambassade en de consulaten van Nederland in het VK een helpdesk in te richten voor Nederlandse burgers in het VK, waar ze antwoord kunnen krijgen op hun zeer specifieke vragen rondom verblijfsrechten in Nederland en in het VK voor henzelf, hun partners en hun minderjarige en meerderjarige kinderen?
Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk kunnen al contact opnemen met de ambassade voor specifieke consulaire informatie, ook omtrent de Brexit. De Nederlandse ambassade in Londen heeft een aparte pagina met betrekking tot de Brexit ingericht op de website. De ambassade informeert Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk onder andere over wat de Brexit voor hun verblijfsrecht kan betekenen en wat hierbij hun handelingsperspectief is. Ook informeert de ambassade Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk door middel van Brexit-informatiebijeenkomsten (met een livestream via Facebook).
Andere digitale informatiebronnen ten behoeve van Nederlanders in het buitenland over het verkrijgen en verliezen van de Nederlandse nationaliteit zijn de websites van de rijksoverheid3 en het Brexit-loket4. Verder is in de periode van juni tot en met december 2017 de campagne «Dubbele nationaliteit? Raak je Nederlandse niet kwijt!» gehouden.
Bent u bereid om in augustus of september met een niet-vertrouwelijke brief de Kamer te informeren over alle aspecten van burgerschap en het no deal-scenario?
In september wordt de Tweede Kamer in de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken geïnformeerd over de stand van zaken van de Brexit onderhandelingen en de voorbereidingen op de gevolgen ervan. Naar aanleiding van de motie Omtzigt c.s. over draaiboeken voor het no-deal scenario wordt de Tweede Kamer in oktober in een besloten technische briefing nader geïnformeerd over de voorbereidingen op het no deal scenario, waarbij ook het thema burgers aan bod komt.5
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Het beëindigen van vluchten naar Teheran door KLM en de gevolgen van Amerikaanse secundaire sancties |
|
Martijn van Helvert (CDA), Mustafa Amhaouch (CDA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat KLM stopt met vluchten naar Teheran om «commerciële» redenen?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het bericht: «VS wijst verzoek EU om vrijstelling Iran-sancties af»?2
Ja.
Kunt u aangeven of er naar uw visie relaties zijn met de Amerikaanse sancties in de richting van Iran en het stoppen met vluchten door KLM op Iran? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke relaties zijn dat?
De Nederlandse overheid is niet betrokken bij interne overwegingen en beweegredenen t.a.v. bedrijfsvoering van het Nederlandse bedrijfsleven. Naar verluidt is het besluit van KLM om de operaties op Teheran te staken met ingang van september a.s. uitsluitend genomen op basis van commerciële overwegingen, zijnde de langdurige negatieve resultaten van de vluchten op Teheran.
Kunt u aangeven hoe het besluit dat door KLM genomen is, zich verhoudt tot het Europese beleid richting Iran?
Zie antwoord vraag 3.
Spelen er naast commerciële overwegingen bij KLM nog andere overwegingen om deze vluchten te beëindigen? Zo ja, welke overwegingen zijn dat?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven welke gevolgen de secundaire sancties hebben voor het Nederlandse bedrijfsleven in het algemeen? Kunt u dat per sector en indien mogelijk per bedrijf aangeven? Kunt u hierbij in ieder geval aangeven wat de impact is voor de Nederlandse olie- en gassector?
Van de secundaire sancties van de Verenigde Staten gaat extraterritoriale werking uit. Dit betekent dat Amerikaanse autoriteiten zich het recht voorbehouden op te treden tegen buitenlandse bedrijven en personen die in strijd met Amerikaanse wetgeving handelen.
De secundaire sancties kunnen Nederlandse bedrijven die actief zijn in Iran mogelijk blootstellen aan risico’s op reputatieschade, financiële schade en rechtsvervolging in de Verenigde Staten. Dit geldt ook voor Nederlandse bedrijven in o.m. de olie- en gassector.
Nederland is principieel tegenstander van unilateraal ingestelde extraterritoriale werking van wetgeving van andere landen en erkent deze werking niet.
Ondersteunt de Nederlandse overheid de nieuwe Amerikaanse sancties?
Nederland is principieel tegenstander van unilateraal ingestelde extraterritoriale werking van wetgeving van andere landen. Minister Blok heeft dit in gesprekken met onder meer de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken Pompeo kenbaar gemaakt. Ook de EU heeft herhaaldelijk zorgen richting de VS uitgesproken over deze extraterritoriale toepassing van sancties en zoekt met steun van Nederland en andere lidstaten naar mogelijkheden om handel met Iran waar mogelijk te behouden.
Ondersteunt de EU de nieuwe Amerikaanse sancties?
Zie antwoord vraag 7.
Zijn de Amerikaanse secundaire sancties die Europese bedrijven treffen, volgens u schadelijk voor de (economische) relatie tussen Europa en de Verenigde Staten?
Zie antwoord vraag 7.
Zijn er juridische en praktische mogelijkheden om de Amerikaanse secundaire sancties te omzeilen?
De Amerikaanse autoriteiten behouden zich het recht voor op te treden tegen buitenlandse bedrijven en personen die in strijd met Amerikaanse wetgeving handelen. De EU erkent deze werking niet en heeft daarom maatregelen genomen om het extraterritoriale effect van de Amerikaanse sancties binnen de Unie te beperken, namelijk de antiboycotverordening en de uitbreiding van het leenmandaat van de Europese Investeringsbank (EIB). Beide maatregelen zijn op 7 augustus in werking getreden. De antiboycotverordening verbiedt Europese bedrijven om Amerikaanse wetgeving boven Europese wetgeving te zetten, en beoogt daarmee de effecten van de extraterritoriale werking van de VS-sancties op Europese bedrijven zoveel mogelijk te beperken. De uitbreiding van het leenmandaat maakt het mogelijk voor de EIB om op termijn projecten in Iran te ondersteunen. Tenslotte wordt er in samenwerking met EU-landen gezocht naar mogelijkheden om het betalingsverkeer met Iran te blijven faciliteren.
Is er een Europees antwoord op dit sanctiebeleid van de VS? En is de EU voornemens tegenmaatregelen te nemen tegen de VS met eenzelfde economische impact?
Zie antwoord vraag 10.
Welke gevolgen zou het eventueel negeren van het Amerikaanse beleid met secundaire sancties voor Nederlandse bedrijven hebben?
Zie antwoord vraag 6.
Zijn deze secundaire sancties en de gevolgen daarvan voor het Nederlandse bedrijfsleven ter sprake gekomen in het gesprek tussen premier Rutte en president Trump op 2 juli jl.?
Over het gesprek tussen premier Rutte en president Trump is eerder aan uw Kamer gerapporteerd (Kamerstuk 31 985, nr.3
Hoe ver zijn we in de termijn van de zogenaamde «wind-down period» van negentig tot honderdtachtig dagen die de Amerikanen hebben om bestaande zaken af te wikkelen? Is dat voldoende voor Nederlandse bedrijven? Op welke datum vallen Nederlandse bedrijven onder het Amerikaanse sanctiebeleid?
De eerste VS-sancties zijn op 7 augustus in werking getreden en de overige op 5 november 2018. Vanwege de extraterritoriale werking lopen Nederlandse bedrijven sinds 7 augustus kans om doelwit te worden van secundaire sancties.
Onder de eerste sancties vallen o.m. de handel in goud, edelmetalen, grafiet, steenkool, onbewerkte metalen zoals aluminium en staal en de automobielsector. Vanaf 5 november worden volgens de Amerikaanse sanctiewetgeving sancties opgelegd in de scheepvaart- en scheepsbouwsectoren, de aardolie-industrie en de financiële sector (o.m. verbod op transacties met de Centrale Bank van Iran en het verlenen van verzekeringen).
Het bericht minister Blok: ‘Suriname is een mislukte staat, door etnische opdeling’ |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Minister Stef Blok: «Suriname is een mislukte staat, door etnische opdeling»»?1
Ja. Ik verwijs u hierbij ook naar mijn brief aan uw Kamer met kenmerk (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 2848) van 18 juli jl. en de beantwoording van de vragen van het lid Wilders (PVV) naar aanleiding van dezelfde berichtgeving.
Kunt u aangeven bij welke gelegenheid en in welke context u deze uitspraken heeft gedaan?
Op 10 juli jl. heb ik tijdens een besloten bijeenkomst met Nederlanders gesproken die werkzaam zijn bij internationale organisaties. Mijn doel was een open uitwisseling te stimuleren en van de deelnemers hun ervaringen te horen. Mijn inbreng tijdens de vraag & antwoordsessie van de bijeenkomst was er deels op gericht te prikkelen.
Worden de door u gedane uitspraken – dus ook die met betrekking tot Suriname als «failed state», integratie in Nederland en het migratiebeleid van Singapore – gedeeld door het gehele kabinet? Op welke wijze wordt daar vorm aan gegeven in het kabinetsbeleid?
Het Regeerakkoord is leidend bij de uitvoering van mijn ambt en de invulling van het beleid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Ik zet mij volledig in om de daarin geformuleerde doelen en afspraken na te streven
Het kabinetsbeleid ten aanzien van Suriname is sinds aanname van de zogenaamde Amnestiewet in 2012 gericht op een zakelijke maar betrokken relatie.
Welke invloed denkt u dat uw uitspraken hebben op het beeld van Nederland in het buitenland?
Het Nederlands buitenlands beleid is al sinds jaar en dag gericht op het behartigen van de belangen van Nederland en Nederlanders, en op versterking van een op regels gebaseerde internationale orde. Zo is dit ook in het Regeerakkoord opgenomen. Deze uitspraken veranderen daar niets aan.
Waar baseert u uw uitspraak op dat in steden als Warschau en Praag «geen gekleurde mensen over straat lopen en als ze er wel zouden lopen ze in elkaar geslagen worden»?
Zie antwoord op vraag 2. Ik heb tijdens de bijeenkomst illustraties gebruikt die ongelukkig kunnen overkomen.
Hoe denkt u Europese afspraken over migratie vorm te gaan geven als vluchtelingen in landen als Tsjechië en Polen volgens u niet veilig over straat kunnen?
Zoals uit de gepubliceerde beelden blijkt heb ik gezegd «Ze worden waarschijnlijk letterlijk in elkaar geslagen». Ik erken dat die uitspraak speculatief is. Zoals bekend is de inzet van het kabinet dat het thema migratie vraagt om Europese antwoorden. Daarom draagt het kabinet in contacten met andere lidstaten en de Europese Commissie uit dat alle lidstaten hieraan bijdragen. Ook geldt dat alle lidstaten zich aan de EU-regelgeving op het gebied van asiel en migratie moeten houden, alsook vanzelfsprekend de orde handhaven. Daarom is het belangrijk dat het werk aan dit dossier wordt voortgezet, ook al verlopen die gesprekken op enkele onderdelen zoals bekend moeizaam.
Wat betekent het dat volgens u afspraken over de verdeling van vluchtelingen alleen gemaakt kunnen worden als «de arm op de rug wordt gedraaid» van een aantal EU lidstaten? Is dat volgens u een realistische en wenselijke optie? Zo ja, hoe geeft u daar dan vorm aan? Zo nee, wat betekent dit voor de inzet van Nederland om tot EU-brede afspraken over migratiebeleid te komen?
Zoals uw Kamer bekend leidt het thema migratie al geruime tijd tot diepgaande verschillen van mening tussen de lidstaten. Europese consensus op de interne aspecten van dit thema is lastig te bereiken en te behouden. Zo heeft een aantal lidstaten geweigerd uitvoering te geven aan een juridisch bindend besluit van de Raad met betrekking tot de verplichte relocatie van asielzoekers. Zoals vaak met uw Kamer besproken, ligt er nog geen voorstel voor een meer structurele regeling voor herverdeling op tafel waarin alle lidstaten zich kunnen vinden. Het heeft de voorkeur van het kabinet dat een zo groot mogelijk draagvlak bestaat binnen de Raad om tot een beter werkend Europees asielbeleid te komen, waarbij ook werkende afspraken worden gemaakt over de herverdeling van asielzoekers. Het standpunt van het kabinet, zoals in het regeerakkoord verwoord, is dat financiële steun vanuit de EU zou moeten worden geconditioneerd aan de inspanningen van lidstaten op het gebied van asiel en migratie. De Europese Raad heeft de Raad opgeroepen hieraan verder te werken zodat de ER hier in oktober weer over kan spreken.
De brief van Hoge Vertegenwoordiger van de EU Federica Mogherini aan de Israëlische minister van Strategische Zaken Gilad Erdan |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Han ten Broeke (VVD) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «EU Blasts Israëli Minister: You Feed Disinformation and Mix BDS, Terror»?1
Ja.
Bent u bekend met het bericht «Charity channelled millions of dollars to development centre that employed leader of terrorlisted group»?2
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat de Palestijnse organisatie Ma’an Development Center een man in dienst had die door het terroristische Popular Front for the Liberation of Palestine (PFLP) wordt aangeduid als «lid van het leiderschap van de PFLP in Deir al Balah»?
De betreffende man verrichtte tot 18 maart 2018, twee maanden voor zijn overlijden, op projectbasis veldwerk voor Ma’an Development Center, en was niet in vaste dienst. Ma’an stelt niet op de hoogte geweest te zijn van de veronderstelde affiliatie tussen betrokkene en de PFLP. Het kabinet heeft geen eigenstandige informatie waaruit blijkt wat de veronderstelde affiliatie zou zijn, of waaruit zou blijken dat de betrokkene zich schuldig gemaakt zou hebben aan terroristische activiteiten.
Klopt het dat via het Secretariat ook Nederlands belastinggeld terecht is gekomen bij het Ma’an Development Center?
Het Ma’an Development Center is in 2014 gefinancierd via het Human Rights and International Humanitairan Law Secretariat, waar Nederland destijds samen met Zwitserland, Zweden en Denemarken aan bijdroeg.
Bent u het eens met de stelling dat NGO’s die subsidies van Nederland en/of de EU ontvangen, nooit en te nimmer mensen in dienst mogen hebben die tevens lid zijn van door de EU als terroristisch aangeduide organisaties? Zo ja, wilt u toezeggen dat deze eis wordt meegenomen bij de procedure van projectenondersteuning door zowel Nederland als de EU?
Zoals bekend wil het kabinet op geen enkele manier steun bieden aan terroristische organisaties of personen, die als zodanig door de EU of Nederland zijn aangemerkt. Dit geldt ook voor organisaties die terrorisme verheerlijken, dan wel subsidies doorgeven aan organisaties die zich daaraan schuldig maken. Activiteiten die gefinancierd worden door Nederland mogen niet in strijd zijn met het Nederlandse buitenlandse beleid. De huidige selectiecriteria zijn toereikend om effectief te kunnen optreden tegen misstanden. Fondsen van zowel Nederland als de EU worden pas verstrekt zodra zorgvuldige selectieprocedures zijn doorlopen. Beschuldigingen van steun aan terroristische organisaties worden door Nederland en de EU serieus genomen en individueel onderzocht en beoordeeld. Indien geconstateerd wordt dat er sprake is van schending van de (subsidie)voorwaarden zullen maatregelen worden getroffen, waarbij het opschorten of beëindigen van de bijdrage tot de mogelijkheden behoort.
Bent u bereid het Nederlandse beleid ten aanzien van NGO’s te herzien om dergelijke misstanden in de toekomst te voorkomen?
Herziening van het Nederlandse beleid ten aanzien van NGO’s is op dit moment niet aan de orde. Nederland hanteert een zorgvuldige selectieprocedure als het gaat om de mate waarin organisaties in staat worden geacht op effectieve wijze resultaten te boeken in de Palestijnse Gebieden en Israël. Hierbij is voldoende waarborging verzekerd op het terrein van te behalen resultaten, monitoring, transparantie en verantwoording van door Nederland beschikbaar gestelde fondsen.
De procedures bieden voldoende mogelijkheden om adequaat op te treden indien er sprake blijkt te zijn van schending van de (subsidie)voorwaarden. Indien dit daadwerkelijk het geval is, dan treedt het kabinet hiertegen op. Dit heeft Nederland in het verleden ook gedaan, zoals bij het Women’s Affairs Technical Committee (WATC).
Als de Israëlische Minister Erdan ingaat op de uitnodiging van HV Mogherini om zijn bewijzen in Brussel te presenteren, bent u dan bereid een vertegenwoordiger van de Nederlandse overheid bij deze presentatie aanwezig te laten zijn en hiervan verslag uit te brengen aan de Kamer?
Mocht deze gelegenheid zich voordoen, dan zal een Nederlandse vertegenwoordiger aanwezig zijn, indien mogelijk.
Bent u bereid het Nederlandse beleid ten aanzien van NGO’s te herzien, wanneer de Israëlische Minister Erdan daadwerkelijk met concrete bewijzen komt die zijn beschuldigingen bevestigen?
Zie antwoord vraag 6.
Een tsunami van islamitisch geweld tegen christenen in Nigeria |
|
Geert Wilders (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de recente moordpartijen in Nigeria waarbij christenen massaal het slachtoffer zijn geworden van islamitisch geweld?1
Ja, het kabinet is op de hoogte van de recente dodelijke confrontaties in de Middle Belt tussen de voornamelijk islamitische Fulani en Hausa herders en inheemse christelijke boeren waarbij er aan weerszijde steeds meer slachtoffers vallen.
Klopt het dat onder de islamitische Fulani bevolking niet alleen herders maar ook geharde jihadisten rondlopen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie die de aanwezigheid van jihadisten onder de nomadische herders objectief kan bevestigen. Het is echter niet uitgesloten dat herders het doelwit zijn van werving door gewelddadige extremistische of terroristische groepen, goedschiks dan wel kwaadschiks.
Deelt u de mening dat deze bloederige tsunami van geweld, die gepaard gaat met het platbranden van huizen en kerken, steeds meer de signatuur draagt van een etnische zuivering?
Het conflict tussen boeren en herders is complex en trekt een zware wissel op de veiligheid en stabiliteit van het land. Over de achtergronden van het conflict zijn de meningen verdeeld. De meeste waarnemers houden het op een mix van sociaaleconomische factoren, waaronder het gebrek aan land en water, onder meer veroorzaakt door klimaatverandering en bevolkingsgroei. Etnisch-religieuze factoren spelen eveneens een rol, maar zijn niet de drijvende kracht achter het conflict. Er zijn vooralsnog geen aanwijzingen dat er achter de geweldplegingen een vooropgezette religieuze agenda schuilgaat.
Of het geweld nu wel of niet specifiek tegen christenen is gericht, feit is dat de meeste slachtoffers christenen zijn. Leger en politie blijken niet in staat om het geweld te beteugelen en de openbare orde en veiligheid te handhaven. De daders van de moordpartijen blijven ongestraft. Zolang deze situatie voortduurt zullen meer burgers het recht in eigen hand nemen. Hierdoor dreigt het conflict verder te escaleren en worden etnisch-religieuze sentimenten steeds sterker gevoed met alle gevolgen van dien.
Herinnert u zich de antwoorden op eerdere Kamervragen waarin u stelde dat er «geen aanwijzingen zijn dat achter de geweldplegingen een (vooropgezette) religieuze agenda schuilgaat»?2
Zie antwoord vraag 3.
Bent u inmiddels wel van mening dat er een islamitische agenda schuilgaat achter de moordpartijen?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft u er inmiddels bij de Nigeriaanse autoriteiten op aangedrongen dat de daders van de moordpartijen niet vrijuit mogen gaan? Zo ja, wat was de reactie van Nigeriaanse zijde?
Tijdens het recente bezoek van de Nigeriaanse president Muhammadu Buhari aan Nederland op 16 en 17 juli jl. is er in bilaterale gesprekken op aangedrongen dat het conflict een halt wordt toegeroepen en dat de moordpartijen stoppen. Daarop verklaarde de president dat de regering naarstig op zoek is naar oplossingen voor het zorgwekkende conflict tussen boeren en herders.