De gevolgen van toenemende agressie verstekelingen |
|
Malik Azmani (VVD), Barbara Visser (VVD) |
|
Melanie Schultz van Haegen (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichten «Truckers rijden niet meer op Engeland» en «Kies bij twijfel over veiligheid andere haven»?1
Ja.
Herkent u zich in de in het artikel gesignaleerde problemen met agressieve verstekelingen? Wat vindt u hiervan?
De problematiek rond verstekelingen is mij bekend. Mijn collega van Justitie en Veiligheid en ik hebben echter geen signalen ontvangen dat de problemen zouden toenemen.
Hoeveel Nederlandse chauffeurs zijn er sinds 2015 slachtoffer geworden van geweld en bedreigingen van verstekelingen? Hoeveel meldingen krijgt u dagelijks van verstekelingen in Nederland en wat wordt er met deze meldingen gedaan? Klopt het dat het probleem van agressieve verstekelingen steeds groter wordt? Zo nee, waarom niet?
Er zijn mij geen cijfers bekend over aantallen Nederlandse chauffeurs die sinds 2015 slachtoffer zijn geworden van geweld en bedreigingen.
In de periode augustus 2016 t/m augustus 2017 zijn 1325 inklimmers in vrachtauto’s binnen Nederland aangetroffen. «Inklimmers» zijn vreemdelingen die illegaal de oversteek naar het Verenigd Koninkrijk willen maken. Wanneer personen worden gepakt als zij illegaal het land proberen uit te reizen dan moeten ze Nederland onmiddellijk verlaten, uiteraard op legale wijze. Als mensen niet vrijwillig vertrekken worden ze gedwongen uitgezet. Ze zullen als regel in bewaring worden geplaatst tenzij ze onmiddellijk het land kunnen verlaten. Ze krijgen ook een inreisverbod opgelegd. Daarnaast wordt er opgetreden als er sprake is van strafbare feiten als het bezit van een vals paspoort, vernieling of het illegaal verblijven in andermans voertuig of op andermans terrein.
Wat is de schade die de Nederlandse transportsector hierdoor oploopt? Hoe verhoudt zich dit tot de afspraken die eerder hierover met de Franse overheid en binnen Europa zijn gemaakt naar aanleiding van de problemen in Calais?
De exacte schade die de Nederlandse transportsector oploopt als gevolg van de problemen in Calais is niet bekend. Naar mijn informatie doet de Franse overheid er alles aan om te voorkomen, dat de situatie in Calais weer verslechtert.
Bent u ook van mening dat onze vrachtwagenchauffeurs zonder gevaar voor hun eigen leven hun werk in Europa moeten kunnen beoefenen? Zo ja, welke maatregelen worden en zijn er ondernomen door uw Franse en andere Europese collegae om onze vrachtwagenchauffeurs te beschermen?
Ik ben van mening dat de veiligheid van vrachtwagenchauffeurs altijd zoveel als mogelijk verzekerd moet worden. De Franse overheid heeft diverse maatregelen genomen om de situatie in Calais aan te pakken.
Bij brief van 27 juli jl. in antwoord op vragen van Kamerlid van Helvert is uw Kamer geïnformeerd over de ontruiming van het migrantenkamp in Calais in het najaar van 2016 en over maatregelen die de Franse overheid neemt om te voorkomen dat de situatie in Calais weer verslechtert. Onlangs heeft de Franse overheid in het kader hiervan twee nieuwe opvangcentra op ongeveer 90 kilometer van Calais in gebruik genomen.
Bent u bereid om opnieuw met uw Franse en Europese collegae in gesprek te gaan over de wederom nijpende situatie rond Calais om de Nederlandse vrachtwagenchauffeurs te beschermen? Zo ja, kunt de uitkomsten hiervan met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Zoals bij het antwoord op vraag 5 aangegeven doet de Franse overheid er op dit moment alles aan om te voorkomen dat de situatie in Calais weer verergert. Ik zie daarom op dit moment geen reden om hierover in gesprek te gaan.
Wanneer verwacht u dat dit probleem nu echt opgelost is? Waar ontbreekt het aan om dit op korte termijn te realiseren? Is daar aangepaste (Europese) wetgeving voor nodig? Zo ja, wanneer kan de kamer die verwachten?
De verstekelingenproblematiek in Calais en de gevolgen hiervan voor de Nederlandse transportsector hebben al geruime tijd de aandacht van het kabinet. Het kabinet heeft begrip voor de problemen die chauffeurs in Calais ondervinden.
Echter de veiligheidssituatie in Calais valt onder de verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten.
Het kabinet vraagt hiervoor regelmatig aandacht in de (geëigende) Europese gremia en in bilaterale contacten met Frankrijk. De Europese regelgeving bevat op dit moment voldoende handvatten om de verstekelingenproblematiek tegen te gaan.
Wat is inmiddels de status van het door Europese transportorganisaties zelf ontwikkelde meldsysteem voor verstekelingen? Functioneert dit systeem inmiddels?
Transport en Logistiek Nederland (TLN) heeft in de zomer van 2015 een meldsysteem ingesteld voor Nederland. Er werd toen in Europees verband gesproken over het opzetten van een centraal systeem, maar hier is volgens mijn informatie verder geen vervolg aan gegeven. TLN heeft echter zeer regelmatig contact met zusterorganisaties in omringende landen wanneer er signalen zijn over illegale immigranten.
Nederlandse truckers die niet meer naar Engeland rijden vanwege agressie door verstekelingen |
|
Gijs van Dijk (PvdA), Jasper van Dijk |
|
Melanie Schultz van Haegen (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Truckers rijden niet meer naar Engeland»?1
Ja.
Herkent u zich in het beeld dat transportondernemingen in Nederland niet meer naar Engeland rijden vanwege agressie door verstekelingen? Zo ja, kunt u bij benadering aangeven om hoeveel bedrijven het gaat en wat de economische schade voor Nederland als transportland is? Zo nee, waarom niet?
Volgens de mij op dit moment beschikbare informatie is er geen sprake van een algemeen beeld dat transportondernemingen in Nederland niet meer naar Engeland rijden vanwege agressie door verstekelingen. Ik blijf echter in contact met Transport en Logistiek Nederland om de ontwikkelingen te monitoren.
Bent u ook van mening dat truckers binnen de Europese Unie veilig hun lading van A naar B moeten kunnen brengen? Zo ja, wat heeft u binnen de Europese Unie ondernomen om de veiligheid van vrachtwagenchauffeurs te garanderen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat de veiligheid van chauffeurs altijd zoveel als mogelijk verzekerd moet worden. Binnen de geëigende Europese gremia vraagt het kabinet regelmatig aandacht voor de problematiek rond verstekelingen op vrachtwagens.
Bent u op de hoogte van de brief die Europarlementariërs Agnes Jongerius (PvdA) en Dennis de Jong (SP) naar u en uw Franse en Belgische ambtgenoten hebben gestuurd over het toenemende aantal incidenten op de route naar Calais?2
Ja, ik ben van deze brief op de hoogte.
Kunt u aangeven wat u met de oproep van de Europarlementariërs heeft gedaan of gaat doen?
In de brief wordt onder andere opgeroepen om samen met alle betrokkenen meer beveiligde parkeerplaatsen te realiseren en het beveiligingsniveau van reeds bestaande parkeerplaatsen te verbeteren.
De rijksoverheid werkt samen met bedrijfsleven al een aantal jaar samen om transportcriminaliteit aan te pakken. Mede door deze samenwerking kon recent een criminele bende worden opgepakt. De samenwerking wordt in de komende tijd voortgezet. De aandacht voor veilige parkeerplaatsen is er: Rijkswaterstaat stimuleert, in samenwerking met andere overheden, de totstandkoming van een netwerk van beveiligde truckparkings langs de goederencorridors. Ik ben van mening dat ernaar gestreefd moet worden een dergelijk netwerk binnen heel Europa te realiseren. Het is daarom goed dat er met Europees geld een studie wordt uitgevoerd naar de wensen op het terrein van beveiligd parkeren, naar het beter aan laten sluiten van vraag en aanbod en het ontwikkelen van een integraal beleidskader. Daarnaast zijn er middelen beschikbaar uit het CEF fonds (Connecting Europe Facility). Op dit fonds kunnen geïnteresseerden zich inschrijven, dus ook exploitanten van beveiligde parkeerplaatsen. Die financiering kan worden gebruikt voor het upgraden van het veiligheidslevel op bestaande parkeerplaatsen, de bouw van nieuwe parkeerplaatsen, studies naar wenselijkheid en haalbaarheid van beveiligde parkeerplaatsen en het optimaliseren van gebruik van beveiligde parkeerplaatsen door informatievoorziening of slim gebruik van data. Waar nodig zullen – zoals in het verleden eerder is gebeurd – kansrijke Nederlandse inschrijvingen op dit fonds beleidsmatig worden gesteund.
Hebt u contact met chauffeurs en hun vertegenwoordigers om deze problematiek te bespreken en van hen oplossingsmogelijkheden te horen? Zo ja, wat zijn de uitkomsten van deze gesprekken? Zo nee, waarom niet?
Over de problematiek rond verstekelingen in vrachtwagens en de situatie in Calais heb ik regelmatig met Transport en Logistiek Nederland (TLN). Via TLN worden ook de problemen die chauffeurs ondervinden aan mij doorgegeven.
Onlangs is mij een petitie aangeboden met als onderwerp «Geweld tegen chauffeurs» namens een groot aantal chauffeurs. Ik heb over de in deze petitie geuite zorgen contact gehad met de initiatiefnemers van de petitie en hen gevraagd om met concrete ideeën te komen om de door hen gesignaleerde problemen aan te pakken.
De zorg voor zieken en mensen met een beperking in AZC’s |
|
Kathalijne Buitenweg (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «doodzieke Amir (10) mag nog niet terug naar zijn ouders in Emmen»?1
Ja. Zoals u weet ga ik niet in op individuele zaken. Ik zal uw vragen daarom in algemene zin beantwoorden. Ook de vragen die zien op de individuele omstandigheden van Amir en zijn ouders.
Wat is het beleid omtrent het verblijf van asielzoekers en/of statushouders die dermate ernstig ziek zijn en/of een zodanige beperking hebben dat de zorgvoorzieningen in of rond asielzoekerscentra (azc’s) onvoldoende zijn? Wat is hierbij de positie van eerstegraads familieleden en/of partners met wie gezamenlijk wordt verbleven?
Wanneer de zorgvoorzieningen in of rond de asielzoekerscentra niet voldoende zijn voor een ernstig zieke of beperkte bewoner, zijn er verschillende mogelijkheden:
In welke mate zijn azc's geschikt voor de opvang van ernstig zieken en mensen met een beperking? Op welke begeleiding kunnen personen met een beperking rekenen? In welke mate zijn de voorzieningen voor personen met een beperking binnen azc's in lijn met het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap?
De opvangvoorzieningen van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) zijn er op (in)gericht om asielzoekers zo goed mogelijk op te vangen. Hierbij is ook rekening gehouden met mensen met een medische aandoening of een beperking. Zo kent het COA speciale woonunits die geschikt en ingericht zijn voor minder validen.
Verder hebben asielzoekers recht op vergelijkbare medische zorg als ingezetenen van Nederland. Net als in de reguliere gezondheidszorg kunnen asielzoekers in bepaalde situaties gebruik maken van thuiszorg, verpleging, verzorging, of aanspraak maken op hulpmiddelen en gelden de volledige aanspraken zoals opgenomen in de Regeling Zorg Asielzoekers.
Het COA is echter geen zorginstelling. Daar waar de zorgvraag het niet toelaat dat een asielzoeker (nog langer) op een asielzoekerscentrum verblijft wordt gezocht naar een zorginstelling, zoals een verzorgingshuis of een verpleeghuis, waar de zorg geboden kan worden die nodig is.
De voorzieningen voor personen met een beperking binnen azc’s zijn in lijn met het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap.
Wordt bij de voorzieningen en begeleiding van personen met een beperking binnen azc's onderscheid gemaakt tussen personen mét en zonder verblijfsstatus? Zo ja, waarin uit zich dit onderscheid?
Nee er wordt binnen de opvang geen onderscheid gemaakt in de voorzieningen en begeleiding tussen mensen met en zonder verblijfsstatus.
Kunt u aangeven waarom het in het geval van Amir noodzakelijk is geweest om een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing toe te passen? Waren de ouders niet bereid om externe behandeling te accepteren?
Als de Raad voor de Kinderbescherming de situatie waarin een kind verblijft zeer zorgelijk vindt, kan de Raad, indien de Raad van mening is dat de maatregel noodzakelijk is om een acute en ernstige bedreiging weg te nemen, de rechter verzoeken om een voorlopige ondertoezichtstelling. Een verzoek om voorlopige ondertoezichtstelling kan gepaard gaan van een verzoek om uithuisplaatsing indien dit in het belang is van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De ouders worden door de raadsonderzoeker in principe vooraf op de hoogte gesteld van het verzoek om een voorlopige ondertoezichtstelling.
Kunt u verklaren waarom het zo lang duurt (al een jaar) voordat aan het gezin van Amir een woning wordt toegewezen die geschikt is voor een gezin met een kind met een beperking?
Als een gezin een verblijfsvergunning heeft gekregen, gaat de gemeente op zoek naar passende huisvesting voor het gezin. Er kunnen diverse redenen zijn, zoals omvang van het gezin of specifieke voorzieningen in een huis, waardoor het vinden van passende huisvesting meer tijd kost. Zolang geen passende woning is gevonden wordt het gezin opgevangen in een opvanglocatie van het COA.
Hoeveel statushouders wachten momenteel op een aangepaste woning en wat is de gemiddelde wachttijd?
Het exacte aantal vergunninghouders dat wacht op een aangepaste woning is niet beschikbaar. De streeftermijn voor uitplaatsing van vergunninghouders is 3 ½ maand na vergunningverlening, maar deze termijn wordt lang niet altijd behaald. Hoe lang het duurt voordat een vergunninghouder met een bijzondere woonbehoefte uitstroomt, kan per individueel geval verschillen en is afhankelijk van een aantal factoren, zoals gezinssamenstelling, de aard van de lichamelijke of medische beperkingen én de regio van huisvesting. Zeker waar het huisvesting betreft van vergunninghouders die een aangepaste woning behoeven, kan het zoeken naar passende woonruimte langer duren dan de streeftermijn.
Welke plicht rust er op gemeenten om bij toewijzing van een statushouder met een bijzonder woonbehoefte hierin te voorzien en te begeleiden? In welke mate is volgens u aan deze plicht voldaan in het geval van Amir en zijn familie?
Vergunninghouders hebben bij de toewijzing van passende woonruimte dezelfde rechten en plichten als Nederlandse woningzoekenden. En dus ook recht op dezelfde vormen van begeleiding, medische of maatschappelijke ondersteuning of aanpassing van de woning. Het is aan het oordeel van de gemeente of een woning in het individuele geval passend is. Het COA en ook ik treden niet in deze bevoegdheid.
Het beleidsplan 'Diversiteit & Inclusiviteit' |
|
Salima Belhaj (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u vn mening dat voor een gezonde en toekomstbestendige krijgsmacht zowel diversiteit als inclusiviteit een onlosmakelijk deel moet uitmaken van de identiteit van Defensie?
Ja.
Neemt u naast het beleidsplan «Diversiteit & Inclusiviteit»1 nog andere maatregelen naar aanleiding van het rapport «Grenzen aan de Eenheid» van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP)2 om diversiteit en inclusiviteit te verankeren bij Defensie?
Nee. Het beleidsplan bevat alle maatregelen die worden genomen.
Wat zijn concreet uw doelstellingen met het beleidsplan «Diversiteit & Inclusiviteit»?
De doelstelling van dit beleidsplan is om een sociaal veilige arbeidsomgeving te bevorderen waarin mensen elkaar op een respectvolle manier kunnen aanspreken op elkaars gedrag. Daarnaast beoogt dit plan bij te dragen aan de «morele fitheid» van de organisatie waarbij integriteit centraal staat.
Uit het SCP-rapport blijkt dat specifiek beleid gericht op een of meer doelgroepen het risico van stigmatisering in zich draagt en daardoor minder effect heeft. Medewerkers willen niet als «doelgroep» worden gezien. Bovendien is er geen bewijs voor dat inclusiviteitsvraagstukken succesvol worden aangepakt met een doelgroepenbeleid. De effectiviteit van het beleid wordt gemeten aan de hand van het aantal meldingen en tussentijdse evaluaties. Aangezien zowel bij het defensiepersoneel als bij de doelgroepen het draagvlak voor (zichtbaar) voorkeursbeleid ontbreekt, moeten activiteiten die gerelateerd zijn aan diversiteit en inclusiviteit op een natuurlijke manier worden ingebed in bestaande processen. De kracht van bewustwording zit in de herhaling. Morele fitheid vergt doorlopend aandacht en voortdurend onderhoud op alle niveaus in de defensieorganisatie.
Binnen welk tijdsbestek denkt u uw doelstellingen van het beleidsplan «Diversiteit & Inclusiviteit» te behalen?
De activiteiten zijn reeds gestart en lopen door in de komende jaren. De uitvoering van het pakket aan activiteiten en interventies is een continu proces dat over vijf jaar zal worden geëvalueerd.
Heeft u kritieke prestatie-indicatoren (KPI’s) aangeduid waarmee kan worden nagegaan hoe diversiteit en inclusiviteit zich binnen de krijgsmacht verhoudt ten opzichte van uw doelstellingen?
Zie antwoord vraag 3.
In het beleidsplan «Diversiteit & Inclusiviteit» spreekt u van een pakket van activiteiten en interventies die de komende jaren worden uitgevoerd. Kunt u uiteenzetten wat met de komende jaren wordt bedoeld?
Zie antwoord vraag 4.
Om de diversiteit van de krijgsmacht te stimuleren en te behouden wilt u het Multicultureel Netwerk Defensie (MND) inzetten om jongeren te werven. Hoeveel jongeren wilt u via deze weg werven?
Ja, naast de inzet van het MND is er in alle wervingscampagnes aandacht voor de wens dat het personeelsbestand van Defensie een juiste afspiegeling moet zijn van de samenstelling van de maatschappij. Het MND is één van de actoren bij het werven van jongeren. Er is geen aparte doelstelling geformuleerd voor het aantal te werven jongeren door het MND.
Gaat u naast het inzetten van MND andere activiteiten of interventies uitvoeren om diversiteit binnen de krijgsmacht te stimuleren en te behouden?
Zie antwoord vraag 7.
Per wanneer wordt de casuïstiek binnen de opleidingen van Defensie toegespitst op diversiteit en inclusiviteit?
In 2020 zullen de diversiteits- en inclusiviteitsthema’s in alle opleidingen verwerkt zijn.
U wilt op grond van een nog af te ronden onderzoek van de Vrije Universiteit Amsterdam naar meldingsbereidheid bij organisaties bepalen welke interventies nodig zijn om de meldingsbereidheid van Defensiepersoneel omhoog te krijgen. Welke interventies gaat u tussentijds ondernemen om de meldingsbereidheid omhoog te krijgen bij Defensiepersoneel?
De Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID) informeert medewerkers nu al via media, opleidingen en voorlichtingssessies over de wijze waarop meldingen kunnen worden gedaan. Ook zijn het afgelopen jaar diverse brochures beschikbaar gekomen en wordt de informatiekaart over ongewenst gedrag en het melden daarvan geactualiseerd.
De meldingsbereidheid hangt ook samen met de bedrijfscultuur. Rondom dit thema heeft de COID samen met het Expertisecentrum Leiderschap Defensie (ECLD) op 29 september 2016 een symposium georganiseerd met de titel «aanspreken en aanspreekbaar zijn». Het symposium is voor (beginnend) leidinggevenden en krijgt eind november 2017 een vervolg.
Meldingsbereidheid wordt ook beïnvloed door hoe er met meldingen wordt omgegaan. Daarom worden officieren in hun loopbaanopleidingen geschoold in het reageren op meldingen en kunnen zij een beroep doen op deskundigen van de COID.
Wat gaat u doen met regelgeving binnen Defensie die direct of indirect negatieve invloed heeft op een klimaat waarin er geen ruimte is voor gelijke en eerlijke kansen?
Momenteel wordt de regelgeving op alle terreinen waarop het beleidsplan Diversiteit & Inclusiviteit betrekking heeft, nader bekeken. Mocht uit deze doorlichting blijken dat huidige regelgeving een inclusief werkklimaat onvoldoende ondersteunt of zelfs hindert, dan zal die worden herzien.
Statushouders die klem komen te zitten tussen Participatiewet en de Wet inburgering 2013 |
|
Jasper van Dijk |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Kent u het onderzoek van het Kennisplatform Integratie & Samenleving (KIS) onder 256 gemeenten, waaruit blijkt dat met betrekking tot statushouders 51 procent van deze gemeenten het eens is met de stelling «werk gaat vóór opleiding»?1
Ja
Erkent u dat het doel van de Participatiewet, te weten duurzame uitstroom uit de bijstand, in gevaar kan komen wanneer de nadruk vooral komt te liggen op uitstroom in plaats van passend werk of een opleiding? Kunt u uw antwoord toelichten?
De verantwoordelijkheid voor het ondersteunen en activeren van mensen die zijn aangewezen op de Participatiewet ligt bij de gemeente. De gemeente kan het beste beoordelen welke combinatie van werken en leren tot de grootste kans op blijvende arbeidsdeelname leidt. Het is dan ook bemoedigend om te zien dat volgens het onderzoek van KIS bijna alle gemeenten (95%) vinden dat de instrumenten die beschikbaar zijn vanuit de Participatiewet ook geschikt zijn voor de arbeidstoeleiding van statushouders.
Erkent u dat de uitvoering van de Participatiewet door bepaalde gemeenten in strijd is met de geest van de wet? Zo ja, bent u bereid gemeenten hierop aan te spreken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb geen aanleiding om te veronderstellen dat gemeenten niet handelen naar de geest van de wet. Indien zich hier problemen voordoen, is het in de eerste plaats aan de gemeenteraad om het college hierop aan te spreken.
Wat is uw reactie op de situatie in Amstelveen waarbij statushouders in het kader van de Participatiewet via een reïntegratiebedrijf worden gedwongen werkdagen te maken van tien tot twaalf uur?2
De uitvoering van de Participatiewet is een gedecentraliseerde verantwoordelijkheid. Ik kan daarom niet ingaan op casuïstiek uit een individuele gemeente. Het is allereerst aan de gemeenteraad om het college te controleren. Het is wel van belang dat aan nieuwkomers voldoende ruimte wordt gegeven te voldoen aan hun inburgeringsplicht waarvoor mensen lessen willen volgen. Gemeenten kunnen een belangrijke rol spelen in het maken van afspraken zodat werk en inburgeren wel goed gecombineerd kunnen worden.
Acht u het wenselijk dat statushouders door deze lange dagen soms niet in staat zijn deel te nemen aan de inburgeringscursus of hiervoor te studeren? Bent u bereid de gemeente Amstelveen hierop aan te spreken?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u van mening dat het bevorderlijk is voor de integratie wanneer Amstelveense statushouders te werk worden gesteld tussen veelal andere werknemers die de Nederlandse taal niet spreken, waaronder Poolse seizoenarbeiders?
Zowel het leren van de taal en het hebben van werk zijn beide belangrijke factoren voor een succesvolle integratie. De keuze voor het soort werk (en de daarbij horende collega’s) is afhankelijk van het beleid van de gemeente en het beschikbare werk in de regio. Het uitgangspunt is dat iemand die bijstand ontvangt zijn best doet om algemeen geaccepteerde arbeid te krijgen en te behouden.
Erkent u dat de uitvoering van de Participatiewet door bepaalde gemeenten op gespannen voet staat met de Wet inburgering 2013 en dat statushouders daar het slachtoffer van dreigen te worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is in het belang van zowel de statushouder als de gemeente om inburgering en re-integratie goed op elkaar af te stemmen. Beiden hebben immers tot doel dat betrokkene uiteindelijk zelfredzaam wordt in de Nederlandse samenleving. De Participatiewet biedt daarom gemeenten ook veel ruimte voor maatwerk, zo kunnen zij de bijstand afstemmen op de middelen en mogelijkheden van de bijstandontvanger. Om statushouders te integreren op de arbeidsmarkt heeft het kabinet met de VNG afspraken gemaakt om alle vluchtelingen met een verblijfsstatus zo snel mogelijk naar werk te begeleiden. Dat gebeurt onder anderen met extra taallessen en begeleiding.
Deelt u de mening dat tijdens de periode van inburgering het grootste belang toekomt aan succesvol inburgeren met het oog op het belang hiervan voor de langere termijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Inburgering is erop gericht dat nieuwkomers kunnen meedoen en integreren in de Nederlandse samenleving. Dit gebeurt deels door het leren van de Nederlandse taal, maar waar mogelijk ook door actief te zijn op de arbeidsmarkt. Uit het KIS-onderzoek blijkt dat er steeds meer wordt ingezet op een gelijktijdige aanpak, waarbij gemeenten starten met arbeidstoeleiding naast de verplichte inburgering. Ik juich deze initiatieven toe, zij het dat het succesvol afronden van het inburgeringstraject niet belemmerd moet worden.
Deelt u voorts de mening dat werken kan bijdragen aan de inburgering maar dat dit werk tijdens de inburgeringsperiode dan wel in de eerste plaats in dienst van de inburgering dient te staan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
Weet u of er nog meer gemeenten zijn waar statushouders klemzitten tussen de Participatiewet en Wet inburgering 2013? Zo nee, bent u bereid dit nader te onderzoeken, maatregelen te treffen en de Kamer hierover te informeren?
Nee, dat is mij niet bekend. Zoals gezegd hebben gemeenten er op langere termijn financieel baat bij om beide trajecten op elkaar af te stemmen.
Het bericht ‘Strengere regels inburgering: geslaagde migranten moeten opnieuw toets afleggen’ |
|
Achraf Bouali (D66), Linda Voortman (GL), Joël Voordewind (CU) |
|
Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Hoe beoordeelt u het bericht «Strengere regels inburgering: geslaagde migranten moeten opnieuw toets afleggen»?1
Het artikel in de Volkskrant wekt de suggestie dat betrokkenen opnieuw een toets moeten afleggen. Dat is niet juist. Tot 1 januari 2015 kon op basis van het diploma staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II (NT2: op taalniveau B1 of B2) vrijstelling van de inburgeringsplicht worden verleend op grond van de Wet inburgering. De regering vond alleen kennis van de Nederlandse taal echter niet voldoende om te kunnen deelnemen aan de Nederlandse samenleving. Vanaf 1 januari 2015 (Staatsblad 2014, 404) bestaat het onderdeel Kennis van de Nederlandse Samenleving (hierna: KNS) uit twee subonderdelen: Kennis van de Nederlandse Maatschappij (hierna: KNM) en Oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt (hierna: ONA). Het inburgeringsexamen is hiermee vanaf 1 januari 2015 in zoverre verzwaard dat geslaagden voor het NT2 diploma ook KNM en ONA moeten behalen om aan de gehele inburgeringsplicht te voldoen. Het Staatsexamen Nederlands als tweede taal levert wél een deelvrijstelling voor het taaldeel van het inburgeringsexamen op.
Ten aanzien van ONA heb ik uw Kamer bij brief van 4 februari jl.2 en 23 april jl.3 geïnformeerd over de maatregelen die ik zal treffen om de wachttijden bij het afnemen van dit examenonderdeel terug te brengen. Van deze maatregelen kan bovengenoemde groep ook gebruik maken.
Klopt het dat migranten die al via een staatsexamen waren ingeburgerd, van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) ineens alsnog extra toetsen moeten maken over Nederlandse gebruiken om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd? Zo ja, waar is dit vastgelegd?
Het behalen van het inburgeringsexamen is nodig om te voldoen aan de inburgeringsplicht op grond van de Wet Inburgering, maar geldt ook als op grond van de Vreemdelingenwet om een sterker verblijfsrecht wordt verzocht. DUO hanteert de term «inburgeringsplicht» voor het vaststellen van de inburgeringsplicht onder de Wet inburgering. Bij de beoordeling of een sterker verblijfsrecht (zoals een vergunning voor onbepaalde tijd) kan worden verleend, beoordeelt de IND of aan «het inburgeringsvereiste» is voldaan.
Het gaat dus om verschillende rechtsregimes, namelijk de Wet Inburgering en de Vreemdelingenwet. Het overgangsrecht dat geldt voor de inburgeringsplicht op grond van de Wet inburgering bepaalt dat de aanscherping geldt voor vreemdelingen die vanaf 1 januari 2015 inburgeringsplichtig zijn geworden. Voor de aanvraag om een sterker verblijfsrecht op grond van de Vreemdelingenwet is het moment van indiening van de aanvraag bepalend (namelijk vóór of vanaf 1 januari 2015) voor de vraag of de aanvullende onderdelen moeten worden behaald. Het is dus mogelijk dat iemand die in het bezit is van het NT2 diploma en vóór 1 januari 2015 inburgeringsplichtig is geworden, is vrijgesteld van de inburgeringsplicht op grond van de Wet inburgering maar nog wel de onderdelen KNM en ONA moet behalen indien hij ná 1 januari 2015 een aanvraag indient voor een sterker verblijfsrecht. De IND heeft vanaf juni 2017 de verzwaring van het inburgeringsvereiste in de praktijk toegepast (zie de brief van 1 juni 20174).
Aangezien het begrip «inburgering» in verschillende rechtsregimes wordt gehanteerd is het belangrijk dat de voorlichting hierover richting de doelgroep duidelijk is. DUO en de IND zullen bezien waar de voorlichting (zoals de website) verbeterd kan worden en hier passende maatregelen op nemen.
Kunt u in het licht van de «ondeelbare overheid» verklaren hoe het kan dat een migrant die vóór 2015 inburgeringsplichtig werd en zijn staatsexamen heeft gehaald volgens de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) niet de toetsen Kennis van de Nederlandse Maatschappij en Oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt hoeft te maken, maar volgens de IND wel?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u reflecteren op de stelling dat migranten die ervoor kiezen het moeilijkere staatsexamen te doen beloond moeten worden in plaats van te straffen met extra toetsen?
Zoals toegelicht bij vraag 1 is de regering van mening dat alleen kennis van de taal niet voldoende is om deel te nemen aan de samenleving. Bij de invoering van deze wijziging is aangekondigd dat de effecten van deze wijziging gemonitord zullen worden.5 Op dit moment zijn er nog onvoldoende respondenten om het onderzoek uit te laten voeren. In de tweede helft 2018 zal ik u hierover nader berichten.
Hoe beoordeelt u dit bericht in het licht van de opmerking van de Algemene Rekenkamer dat al steeds minder migranten kiezen voor het staatsexamen? Op welke manier wilt u nieuwkomers gaan prikkelen vaker voor dit staatsexamen te kiezen?2
Ik vind het belangrijk dat zo veel mogelijk inburgeringsplichtigen kiezen voor het staatsexamen NT2, omdat dit hun kansen op de arbeidsmarkt en bij het volgen van een vervolgopleiding vergroot. De Algemene Rekenkamer7 concludeerde dat slechts 3% van de examenkandidaten onder de Wet inburgering 2013 voor het staatsexamen koos. Deze conclusie was gebaseerd op het resultaat van cohort 2013 per 1 juli 2016. Een groot deel van het cohort was op dat moment nog niet klaar met inburgeren. Een jaar later ziet dit beeld er beter uit. Per 1 juli 2017 heeft ca. 15% van de examenkandidaten uit cohort 2013 het staatsexamen gedaan. Ik wil bevorderen dat meer mensen voor deze route kiezen. Per 1 juli 2018 wordt de Regeling inburgering aangepast waardoor een aantal belemmeringen voor het op een hoger niveau starten van een opleiding wordt weggenomen.
Bent u bereid om de onnodige extra toets voor migranten die al via een staatsexamen waren ingeburgerd, te schrappen?
Daartoe zie ik geen aanleiding. Ik verwijs u verder naar de beantwoording van de vragen 1 en 4.
Het bericht dat trauma’s bij vluchtelingen slecht worden opgemerkt |
|
Jasper van Dijk |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat trauma’s bij vluchtelingen slecht worden onderkend?1
Ja. Uit het bericht komt naar voren dat het gaat om tot Nederland toegelaten vluchtelingen (verder statushouders). Zij hebben met betrekking tot de medische zorg in Nederland dezelfde rechten en plichten als andere ingezetenen van Nederland. Dit betekent dat zij een zorgverzekering dienen af te sluiten en gebruik maken van het reguliere zorgstelsel in Nederland. En hoewel het artikel rept over vluchtelingen, ligt zoals u weet de verantwoordelijkheid voor de – inhoud en kwaliteit – van de medische zorg in Nederland niet bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie.
Deelt u de mening dat het voor de integratie en de baankansen van groot belang is dat zoveel mogelijk vluchtelingen zo snel mogelijk met hun trauma’s geholpen worden?
Het is de inzet van het kabinet dat statushouders zodra ze een verblijfsvergunning ontvangen zo snel mogelijk integreren en participeren in de Nederlandse samenleving. Het is mogelijk dat door traumatische ervaringen psychische klachten ontstaan die van invloed kunnen zijn op iemands functioneren en de integratie. Het is dus belangrijk om aandacht te hebben voor de gezondheid van statushouders.
Asielzoekers in AZC’s kunnen gebruik maken van gewone medische zorg (inclusief verwijzingen naar ziekenhuizen en geestelijke gezondheidszorg (GGZ)). Ook hebben medewerkers van COA en IND aandacht voor eventuele psychische klachten (zie ook antwoord2, zodat wanneer dit nodig is tijdig kan worden geïntervenieerd.
Nadat de asielzoeker een verblijfsvergunning heeft gekregen, dient deze zich te verzekeren tegen ziektekosten en zich daarvoor aan te melden bij een zorgverzekeraar. Wanneer psychische klachten ontstaan, kan betrokkene via de huisarts een beroep doen op medische zorg zoals dat voor iedere ingezetene van Nederland geldt.
Is het waar dat Aram Hasan de enige Syrisch-Nederlandse psychiater is die vluchtelingen in het Arabisch kan behandelen? Zo ja, deelt u de mening dat het van belang is dat er snel meer psychiaters komen die vluchtelingen in hun moedertaal, niet zelden het Arabisch, kan behandelen? Hoeveel gespecialiseerde psychiaters in transcultureel trauma zijn er werkzaam in Nederland?
Het is mij niet bekend of Aram Hasan de enige Syrisch-Nederlandse psychiater is die in het Arabisch kan behandelen. Er zijn echter verschillende psychiatrische ziekenhuizen die gespecialiseerd zijn in de behandeling van mensen met een andere culturele achtergrond met te verwerken trauma. Een tolk kan goed voorzien in het contact tussen patiënt en behandelaar wanneer sprake is van een taalbarrière. Mijn ambtsgenoot van het Ministerie van VWS beschikt niet over gegevens over het aantal gespecialiseerde psychiaters in Nederland dat in transcultureel trauma werkzaam is.
Hoe staat het met de beschikbaarheid van tolken voor psychiatrische hulp aan vluchtelingen? Spreken zij het juiste dialect Arabisch en op welke manier zijn zij getraind om met de gevoelige materie om te gaan? Kunt u dit cijfermatig toelichten?
Voor een antwoord op de vraag over de beschikbaarheid van tolken bij psychiatrische hulp verwijs ik u naar de beantwoording van vragen door mijn ambtsgenoot van het Ministerie van VWS op vragen van het lid Voortman (GroenLinks) met brieven 3 april 2014 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 1626) van 5 juli en 2 september 2016 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nrs. 3053 en 3417) alsmede de Kamerbrief over schriftelijke reactie op amendementen bij de VWS begroting 2017 (Kamerstuk 34 550 XVI, nr. 76).
Op welke manier worden de medewerkers van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers en Vluchtelingenwerk getraind om trauma’s te herkennen en vluchtelingen met culturele sensitiviteit te begeleiden naar een arts? Wordt deze medewerkers gevraagd actief op signalen hiervan te letten?
Hoor- en beslismedewerkers van de IND worden op verschillende aspecten, die van belang zijn bij het horen en interpreteren van verklaringen, getraind door interne en externe experts. In de standaard opleidingsmodules wordt veel aandacht besteed aan zaken zoals het interpreteren van informatie en omgaan met emoties, het adequaat benaderen van asielzoekers met verschillende culturele achtergronden, alsmede aan duiding van verbale en non-verbale signalen in relatie tot de dagelijkse werkpraktijk. Daarnaast heeft de IND in 2012 besloten dat alle medewerkers die zich bezighouden met het horen en beslissen in asielzaken verplicht de cursus Interviewing Vulnerable Persons dienen te volgen. In deze cursus, een van de cursussen binnen het European Asylum Curriculum van het EASO, leren medewerkers onder andere technieken aan die zij kunnen toepassen wanneer zij bijvoorbeeld getraumatiseerde asielzoekers horen. Medewerkers maken verder gebruik van de openbare werkinstructie 2015/8, waarin handvatten worden gegeven voor het interpreteren van kwetsbaarheden en het bieden van procedurele ondersteuning.
Met betrekking tot de medische zorg kent het COA de zogeheten gidsfunctie gezondheidszorg. Dit houdt onder andere in dat medewerkers van het COA de bewoners kunnen helpen bij het wegwijs maken in het Nederlandse zorgsysteem. Ook worden medewerkers in dit kader getraind om oog te hebben voor het welbevinden van de bewoners en alert te zijn op signalen van zorgelijk gedrag, zoals:
Wanneer COA-medewerkers dergelijk gedrag signaleren, brengen zij de bewoners in contact met professionele hulpverlening. COA-medewerkers kunnen signalen over (mogelijke) medische problematiek ook delen met hun collega’s die de betreffende bewoner in hun caseload hebben en met zorgverleners. Dit gebeurt bij voorkeur via het Multi-Disciplinair Overleg (MDO) op locatie. COA medewerkers volgen ook training over methodisch begeleiden. Daarnaast zijn er trainingen ontwikkeld over het herkennen van slachtoffers van mensenhandel en mensensmokkel, jihadisme en LHBT asielzoekers.
VluchtelingenWerk heeft in al haar trainingen voor medewerkers in de asielketen aandacht voor mogelijke trauma's en besteedt daarbij aandacht aan herkenning en doorverwijzing. Voor de medewerkers in de eerste opvanglocaties waar gestart wordt met de asielprocedure (POL) is een aparte signaleringslijst voor leken ontwikkeld. Aan de medewerkers in die locaties wordt regelmatig (afhankelijk van aantal nieuwe medewerkers enkel malen per jaar) een training door een arts verzorgd. Dit is een voor leken door medici ontwikkelde lijst, gericht op het herkennen van signalen. Ook bij die trainingen wordt aandacht besteed aan doorverwijzen. VluchtelingenWerk is dan de eerste organisatie die met asielzoekers in gesprek gaat en wijst hen op het belang van het medisch advies voorafgaand aan het gehoor door de IND. Sinds de herziening van de asielprocedure in 2010 waarbij het medisch advies is ingevoerd, is deze activiteit versterkt en ook meer opgenomen in de werkwijze in de keten. We geven signalen altijd door aan de advocaat als gemachtigde en indien urgent ook direct aan de medische dienst. Hier is structureel aandacht voor en regelmatig worden signalen in de keten uitgewisseld.
Welke aandacht is er in het inburgeringstraject voor het herkennen en behandelen van trauma’s?
Binnen het inburgeringstraject is geen specifieke aandacht voor het herkennen en behandelen van trauma’s. Een inburgeraar kan bij ziekte (waaronder psychische klachten) wel een verlenging van de termijn of ontheffing van de inburgeringsplicht aanvragen (afhankelijk van de ernst en duur van de klachten).
Wordt de organisatie Psychiaters Zonder Grenzen door Nederland financieel ondersteund? Zo ja, met welk bedrag? Zo nee, bent u bereid te bezien of dit zou moeten gebeuren?
Voor zover ik heb kunnen nagaan ontvangt de organisatie Psychiaters Zonder Grenzen geen subsidie van de Nederlandse overheid. Het staat een ieder vrij om een subsidieverzoek in te dienen bij de overheid. Zo’n subsidieaanvraag wordt vervolgens op zijn merites beoordeeld, waarbij voldaan moet worden aan de subsidievoorwaarden die door verantwoordelijke ministeries zijn gesteld. Gelet op de activiteiten van de organisatie ligt het echter niet voor de hand dat een dergelijk verzoek bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie wordt ingediend.
Want ook al gaat het hier om statushouders, de activiteiten zien op medische zorg en de verantwoordelijkheid voor de medische zorg – aan statushouders in Nederland – ligt bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Daar waar het gaat om activiteiten in Syrië verwijs ik graag naar de «Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006».
Herinnert u uw toezegging tijdens het algemeen overleg over opvang, terugkeer en vreemdelingenbewaring van 12 november 2015 aan het voormalig lid Gesthuizen om naar het voorstel van de Vereniging EMDR Nederland te kijken om de therapie «Eye Movement Desensitization and Reprocessing» (EMDR) gratis aan vluchtelingenkinderen te geven? Kunt u toelichten hoe dit verder is verlopen?
Zoals aangegeven in mijn brief van 18 december 2015 (Kamerstuk 19 637, nr. 2110) is er gesproken met de stichting EMDR. Deze gesprekken hebben geleid tot het plan om in een pilot ervaring op te doen met de inzet van kortdurende klinische PTSS behandeling voor de doelgroep. In onderling overleg is voor deze pilot een COA-locatie gekozen. Als gevolg van een snel wisselende groep bewoners bleek het echter niet mogelijk om vanuit deze locatie een (homogene) groep van voldoende omvang te vormen. Hierdoor kon de pilot niet goed worden uitgevoerd. Daarom wordt de groep nu uitgebreid met bewoners uit nabij gelegen locaties.
Overigens is het gebruik van Eye Movement Desensitization and Reprocessing een gangbare en effectieve behandeling bij het verwerken van trauma’s. Daar waar dit aan de orde is kunnen behandelaren gebruikmaken van deze behandelmethode. Het is echter aan de zorgverlener om te bepalen bij welke behandeling de patiënt het meeste baat heeft.
Het intrekken van het Nederlanderschap |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u al concrete stappen gezet om van personen die zich aangesloten hebben bij een internationaal of nationaal gewelddadig conflict, het Nederlanderschap in te trekken op grond van artikel 14, vierde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap, zulks in het belang van de nationale veiligheid? Zo ja, in hoeveel gevallen? Kunt u een toelichting geven omtrent de stand van zaken?
Ik heb in vier gevallen het Nederlanderschap ingetrokken op grond van artikel 14, vierde lid, Rijkswet op het Nederlanderschap. In een geval heb ik mijn voornemen uitgebracht tot intrekken van het Nederlanderschap onder artikel 14, tweede lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap.
Onderkent u dat het nodeloos uitblijven van stappen om in concrete gevallen het Nederlanderschap in te trekken de kans kleiner maakt dit alsnog met succes te doen, aangezien het Openbaar Ministerie (OM) doorwerkt aan haar dossiers en dat dan eerder de strafrechtelijke aanpak zou kunnen prevaleren en zelfs de mogelijkheid bestaat dat door tijdsverloop de jihadist al weer teruggekeerd is binnen de landsgrenzen? Hoe valt het uitblijven van stappen te rijmen met bijvoorbeeld de uitspraken van de Minister-President dat Syriëgangers beter daar kunnen sterven dan terugkomen naar Nederland en met het feit dat het parlement niet voor niets deze wet heeft aangenomen?
Het strafrecht is een belangrijk instrument bij de bestrijding van terrorisme. Waar mogelijk zet het OM in op strafrechtelijke vervolging, maar wanneer dit niet mogelijk of niet opportuun is, kan intrekking van het Nederlanderschap een maatregel zijn die in het belang van bescherming van de nationale veiligheid noodzakelijk is. Van geval tot geval zal het belang dat wordt gediend met de intrekking van het Nederlanderschap moeten worden afgewogen tegen onder meer het belang van de strafrechtelijke handhaving. Als het Nederlanderschap niet wordt ingetrokken op grond van het nieuwe artikel 14, vierde lid, Rijkswet op het Nederlanderschap, betekent dit niet dat intrekking niet zal plaatsvinden. Als betrokkene is teruggekeerd in Nederland en onherroepelijk wordt veroordeeld voor een terroristisch misdrijf is daarmee een andere grond aanwezig om het Nederlanderschap in te trekken. De mogelijkheid om hiertoe te besluiten beoordeel ik in ieder individueel geval. Zoals hiervoor vermeld zijn er inmiddels concrete stappen gezet om op grond van de nieuwe wettelijke bepaling het Nederlanderschap in te trekken.
Op welke wijze wordt met het OM afgestemd of een bestuurlijke dan wel een strafrechtelijke aanpak moet prevaleren? Aangezien het OM door capaciteitsgebrek nu al niet in staat is alle misdrijven voor de rechter te brengen en helaas soms prioriteiten moeten worden gesteld, acht u het in het kader van de prioriteitstelling nuttig dat het OM enorm veel capaciteit steekt in dit soort zaken, terwijl via een relatief eenvoudige procedure de nationaliteit van de betrokkenen kan worden afgenomen?
Over de inzet van strafrechtelijke bevoegdheden gaat in onze rechtsstaat het Openbaar Ministerie. Het OM start tegen elke onderkende uitreiziger een strafrechtelijk onderzoek. Bij het voornemen de nationaliteit in te trekken van een uitreiziger, zal het OM conform artikel 14, vierde lid, Rijkswet op het Nederlanderschap moeten aangeven of dit de strafrechtelijke aanpak niet onaanvaardbaar doorkruist. Dat zal van geval tot geval bekeken moeten worden. Hierbij is het van belang dat strafrechtelijke en bestuursrechtelijke maatregelen elkaar niet hoeven uit te sluiten.
Is het recente voornemen van het OM om in een tiental concrete gevallen tot vervolging (bij verstek) over te gaan met de Immigratie- en Naturalisatiedienst afgestemd? Zo ja, waarom is deze keuze gemaakt en waarom is niet ingezet op de bestuurlijke aanpak?
Zie antwoord vraag 3.
Mocht u nog geen concrete stappen hebben gezet in het kader van bovenvermelde wet, deelt u dan de mening dat het vertrouwen van de bevolking in uw aanpak om jihadstrijders te weren en de speciaal recent daarvoor aangenomen wet uit te voeren, enorm zal afnemen en tot groot onbegrip zal leiden? Realiseert u zich in dat geval voldoende dat de nationale veiligheid hier in het geding is?
Aangezien ik concrete stappen zet is beantwoording van deze vraag niet aan de orde.
Het gescheiden uitzetten van ouders en kinderen |
|
Kathalijne Buitenweg (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Armeense moeder uitgezet, kinderen nog in Nederland»?1
Ja.
Is dit de eerste keer dat een ouder wordt uitgezet, met als gevolg dat zijn of haar kinderen zonder ouderlijk toezicht in Nederland alleen achterblijven? Zo nee, hoe vaak is dit eerder voorgekomen in de afgelopen kabinetsperiode?
Het uitgangspunt van het kabinet is dat wanneer een vreemdeling geen recht (meer) heeft op verblijf in Nederland, hij of zij Nederland moet verlaten. Dit geldt ook voor gezinnen met kinderen. Het vertrek uit Nederland betreft een eigen verantwoordelijkheid van het gezin. Om die reden staat vrijwillige of zelfstandige terugkeer voorop. De Nederlandse overheid ondersteunt het gezin hierbij met diverse maatregelen waarin, naast de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en een groot aantal ngo’s een belangrijke rol spelen om gezinnen te ondersteunen en te begeleiden bij terugkeer. Wanneer een vreemdeling, ondanks de inzet op vrijwillig vertrek en de gesprekken die de DT&V met dat oogmerk voert, niet bereid is aan zijn terugkeer te werken, kan een traject van gedwongen vertrek aan de orde komen. Wanneer er sprake is van een gezin met kinderen, wordt daarbij zoveel mogelijk ingezet op terugkeer van het complete gezin. Gescheiden uitzettingen komen in de praktijk dan ook niet vaak voor. Uit het informatiesysteem van de DT&V kan niet worden herleid hoe vaak het in de afgelopen kabinetsperiode is voorgekomen dat een ouder wordt uitgezet en de kinderen achterblijven.
Kunt u beargumenteren hoe de handelwijze van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) in onderhavige zaak in lijn is met de verplichtingen van de Nederlandse overheid uit hoofde van artikel 9 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), waarin is bepaald dat kinderen slechts van hun ouders gescheiden mogen worden in het geval dit in het belang van het kind is? In welke mate is het belang van de betrokken kinderen in dit geval gediend bij de handelwijze van de DT&V? Is het belang van de kinderen in deze zaak überhaupt meegewogen? Zo ja, waaruit blijkt dat concreet?
Dit is voor alle betrokkenen een nare situatie. Meerdere rechters hebben deze zaak bekeken en allen kwamen tot hetzelfde oordeel. De Armeense mevrouw in kwestie heeft geen rechtmatig verblijf in Nederland en moest daarom het land verlaten. In 2009 viel dit besluit voor het eerst en sindsdien is bij nieuwe aanvragen het oordeel hetzelfde gebleven. De rechter heeft geoordeeld dat de Armeense autoriteiten de identiteit van de betrokken mevrouw hebben vastgesteld en dat de uitzetting kon doorgaan. Het belang van de betrokken kinderen is namelijk zowel bij het opleggen van de bewaringsmaatregel als gedurende de periode voorafgaand aan de uitzetting naar Armenië telkens meegewogen in de afwegingen die de DT&V heeft gemaakt. Telkens is benadrukt dat het van belang is dat de kinderen samen met hun moeder naar Armenië zouden terugkeren en dat het scheiden van moeder en kinderen niet wenselijk zou zijn. Aan betrokkene is alle ruimte geboden om haar kinderen op de dag dat zij zou vertrekken naar Schiphol te laten komen om gezamenlijk naar Armenië te reizen. De handelwijze van de DT&V is, ook volgens de rechter, niet in strijd met artikel 9 van het IVRK. De moeder heeft uiteindelijk zelf de keuze gemaakt om zonder haar kinderen naar Armenië te vertrekken.
Vindt u, gelet op het feit dat de betrokken kinderen van elf en twaalf jaar oud al negen jaar in Nederland wonen en hier volledig geworteld zijn, dat het in lijn is met het IVRK dat deze kinderen door de uitzetting van hun moeder gedwongen worden huis en haard te verlaten en naar een land te gaan, waar ze zelf geen enkele binding mee hebben? Zo ja, waarom?
Het Nederlandse vreemdelingenbeleid houdt rekening met de positie van minderjarigen (zowel in gezinsverband als voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen), waarmee onder meer recht wordt gedaan aan het Kinderrechtenverdrag (IVRK). In zowel de asielprocedure als reguliere toelatingsprocedures heeft het belang van het kind een duidelijke plaats en dit komt tot uitdrukking in verschillende beleidskaders en in de wijze waarop procedures zijn ingericht waarbij kinderen betrokken zijn. Het belang van het kind wordt daarbij nadrukkelijk betrokken bij de belangenafweging in het licht van artikel 8 EVRM. Dat wil evenwel niet zeggen dat dit belang in de toelatingsprocedure dan ook altijd de doorslag behoeft te geven ten aanzien van het verlenen van verblijf. Dat door langdurig verblijf in Nederland ontegenzeggelijk in meer of mindere mate worteling kan plaatsvinden, is ook geen grond om daarover anders te oordelen. Terugkeer naar het land van herkomst zal in veel gevallen niet eenvoudig zijn, maar hierin onderscheiden kinderen en ouders die hier al langere tijd hebben verbleven zich niet wezenlijk van andere vreemdelingen (waaronder kinderen) voor wie terugkeer aan de orde is. Het feit dat kinderen een bepaalde tijd in Nederland hebben doorgebracht, is geen reden tot vreemdelingenrechtelijke bescherming en het verlenen van verblijf.
Welke acties onderneemt u zodra de betreffende kinderen zich melden en welke inspanningen verricht u om de betreffende moeder in Armenië te monitoren om eventuele hereniging nog mogelijk te maken?
De kinderen zijn gevonden. Ze verkeren in goede gezondheid en maken het naar omstandigheden goed. Nidos is daarbij in contact met de moeder in Armenië. Door de rechter is de voorlopige voogdij over deze kinderen toegewezen aan
Stichting Nidos. Nidos is gespecialiseerd in de opvang en begeleiding van alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Nidos zal nu eerst een advies uitbrengen aan de Raad voor de Kinderbescherming over wat in het beste belang is van de kinderen. Dat zal de Raad voorleggen aan de rechter en de rechter beslist dan of er een noodzaak is om over te gaan tot een voogdijmaatregel. De DT&V zal in overleg met Nidos en de Raad voor de Kinderbescherming bezien op welke wijze de kinderen zo snel mogelijk en op een zorgvuldige wijze herenigd kunnen worden met hun moeder in Armenië.
Acht u het mogelijk en wenselijk dat in de toekomst vaker kinderen en ouders gescheiden worden uitgezet? Zo ja, waarom?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 is het uitgangspunt om gezinnen met kinderen zoveel als mogelijk gezamenlijk uit te zetten. Als dit niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat de ouders daaraan niet meewerken, kan een gescheiden uitzetting in voorkomende gevallen in de rede liggen. Daarbij heeft het uiteraard de voorkeur om te zoeken naar een vorm van uitzetting waarbij de kinderen niet geheel zonder ouders in Nederland achterblijven.
Het falen van het kinderpardon |
|
Jasper van Dijk |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht dat een moeder is uitgezet terwijl haar kinderen nog in Nederland zijn?1
Ja.
Deelt u de mening van de Kinderombudsman dat de kinderen nu de dupe zijn van volwassenen die het niet eens met elkaar zijn, te weten de overheid die vasthoudt aan de regels en de moeder die niet meewerkt, en dat dit in strijd is met alles waar kinderen recht op hebben? Zo ja, wat onderneemt u om te voorkomen dat de kinderen de dupe zijn van dit beleid?
Dit is voor alle betrokkenen een nare situatie. Meerdere rechters hebben deze zaak bekeken en allen kwamen tot hetzelfde oordeel. De Armeense mevrouw in kwestie heeft geen rechtmatig verblijf in Nederland en moest daarom het land verlaten. In 2009 viel dit besluit voor het eerst en sindsdien is bij nieuwe aanvragen het oordeel hetzelfde gebleven. De rechter heeft geoordeeld dat de Armeense autoriteiten de identiteit van de betrokken mevrouw hebben vastgesteld en dat de uitzetting kon doorgaan. Het belang van de betrokken kinderen is zowel bij het opleggen van de bewaringsmaatregel als gedurende de periode voorafgaand aan de uitzetting naar Armenië telkens meegewogen in de afwegingen die de DT&V heeft gemaakt. Telkens is benadrukt dat het van belang is dat de kinderen samen met hun moeder naar Armenië zouden terugkeren en dat het scheiden van moeder en kinderen niet wenselijk zou zijn. Aan betrokkene is alle ruimte geboden om haar kinderen op de dag dat zij zou vertrekken naar Schiphol te laten komen om gezamenlijk naar Armenië te reizen. De handelwijze van de DT&V is, ook volgens de rechter, niet in strijd met artikel 9 van het IVRK. De moeder heeft uiteindelijk zelf de keuze gemaakt om zonder haar kinderen naar Armenië te vertrekken.
Deelt u de mening dat bij elk besluit van de overheid het belang van het kind voorop moet staan, zoals verwoord in artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind? Zo ja, hoe rijmt u dit uitgangspunt met de dreigende uitzetting van deze kinderen naar een land dat zij niet kennen alsmede met de scheiding van hun moeder?
Uit de tekst van artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) volgt dat het belang van het kind niet het enige belang is maar één van de belangen. Er dient een afweging plaats te vinden tussen het belang van het kind en overige belangen, zoals bijvoorbeeld eerbiediging van de rechtsstaat, het belang van de Staat en het behoud van maatschappelijk draagvlak voor het vreemdelingenbeleid. In het vreemdelingenbeleid wordt in belangrijke mate rekening gehouden met de positie van kinderen (zowel in gezinsverband als voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen), waarmee recht gedaan wordt aan het IVRK. Dat de kinderen het land van herkomst niet zouden kennen, is geen reden tot vreemdelingrechtelijke bescherming en het verlenen van verblijf. Als na een zorgvuldige procedure en toetsing door de rechter een asielaanvraag wordt afgewezen dient de vreemdeling Nederland te verlaten. Het uitgangspunt van het kabinet is dat wanneer een vreemdeling geen recht (meer) heeft op verblijf in Nederland, hij of zij Nederland moet verlaten. Dit geldt ook voor gezinnen met kinderen. Het vertrek uit Nederland betreft een eigen verantwoordelijkheid van het gezin. Om die reden staat vrijwillige of zelfstandige terugkeer voorop. De Nederlandse overheid ondersteunt het gezin hierbij met diverse maatregelen waarin, naast de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en een groot aantal ngo’s een belangrijke rol spelen om gezinnen te ondersteunen en te begeleiden bij terugkeer. Wanneer een vreemdeling, ondanks de inzet op vrijwillig vertrek en de gesprekken die de DT&V met dat oogmerk voert, niet bereid is aan zijn terugkeer te werken, kan een traject van gedwongen vertrek aan de orde komen. Wanneer er sprake is van een gezin met kinderen, wordt daarbij zoveel mogelijk ingezet op terugkeer van het complete gezin. In de gesprekken die de DT&V met de moeder van deze kinderen heeft gevoerd is telkens benadrukt dat het van belang is dat de kinderen samen met hun moeder naar Armenië terugkeren en dat het scheiden van moeder en kinderen niet wenselijk is. Aan betrokkene is alle ruimte geboden om haar kinderen op de dag dat zij zou vertrekken naar Schiphol te laten komen om gezamenlijk naar Armenië te reizen. Uiteindelijk heeft zij zelf de keuze gemaakt om zonder haar kinderen naar Armenië te vertrekken.
Erkent u dat de kinderen ernstige schade kunnen oplopen doordat zij gescheiden worden van hun moeder? Wiens belang wordt hiermee gediend?
Zie mijn antwoord op vraag 2 en 3. Daarbij acht ik het van belang om op te merken dat de kinderen gevonden zijn. Ze verkeren in goede gezondheid en maken het naar omstandigheden goed. Nidos is daarbij in contact met de moeder in Armenië. Door de rechter is de voorlopige voogdij over deze kinderen toegewezen aan Stichting Nidos. Nidos is gespecialiseerd in de opvang en begeleiding van alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Nidos zal nu eerst een advies uitbrengen aan de Raad voor de Kinderbescherming over wat in het beste belang is van de kinderen. Dat zal de Raad voorleggen aan de rechter en de rechter beslist dan of er een noodzaak is om over te gaan tot een voogdijmaatregel. De DT&V zal in overleg met Nidos en de Raad voor de Kinderbescherming bezien op welke wijze de kinderen zo snel mogelijk en op een zorgvuldige wijze herenigd kunnen worden met hun moeder in Armenië.
Erkent u dat de kinderen ernstige schade kunnen oplopen als zij naar een land worden gestuurd waar zij geen enkele binding mee hebben?
Zie antwoord vraag 4.
Zijn er vaker ouders zonder hun kinderen uitgezet? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, waarom gebeurt dat nu wel?
Zoals ook aangeven in het antwoord op vraag 2 en 6 van het Lid Buitenweg, is het uitgangspunt om gezinnen met kinderen zoveel als mogelijk gezamenlijk uit te zetten. Als dit niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat de ouders daaraan niet meewerken, kan een gescheiden uitzetting in voorkomende gevallen in de rede liggen. Daarbij heeft het uiteraard de voorkeur om te zoeken naar een vorm van uitzetting waarbij de kinderen niet geheel zonder ouders in Nederland achterblijven. Gescheiden uitzettingen komen in de praktijk dan ook niet vaak voor. Uit het informatiesysteem van de DT&V kan niet worden herleid hoe vaak het in de afgelopen kabinetsperiode is voorgekomen dat een ouder wordt uitgezet en de kinderen achterblijven.
Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is dat er momenteel kinderen worden uitgezet in het licht van de aangenomen motie-Voordewind (Kamerstuk 19 637, nr. 2300) die oproept tot een ruimhartiger kinderpardon en het feit dat u de uitvoering van deze motie naar de formatietafel heeft doorverwezen?
Voor de beantwoording van deze vragen verwijs ik u naar mijn brieven van 27 februari jl.2 en 22 maart jl.3 waarin ik uiteengezet heb dat ik van mening ben dat het aanpassen van de definitieve Regeling onwenselijk is. Ook het middels een uitzetstop daarop anticiperen acht ik onverstandig. Ik meen dat daarmee lopende vertrektrajecten onnodig worden doorkruist. Daarnaast wordt hiermee bij een groep vreemdelingen verwachtingen gewekt, waarvan niet is vast te stellen dat deze juist zijn.
Ik heb u daarbij aangegeven dat bij de kabinetsformatie desgewenst door betrokken partijen dit onderwerp kan worden besproken. Dit geldt voor alle beleidsonderwerpen en kan daarom niet gelden als argument om geen uitvoering meer te geven aan geldende wet- en regelgeving.
Deelt u de mening dat de huidige kinderpardonregeling onduidelijk is en tot schrijnende situaties leidt? Zo ja, waarom gaat u toch door met het uitzetten van kinderen en hun ouders? Waarom kiest u niet voor een moratorium totdat er een nieuw kabinet is?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid over te gaan tot een uitzetstop (dat wil zeggen geen kinderen en ouders uitzetten die niet onder de huidige kinderpardonregeling vallen wegens het niet voldoen aan het omstreden meewerkcriterium), totdat er nieuw en helder beleid is rond het kinderpardon? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht ‘Op geluidsopnamen is te horen hoe dit reddingsschip contact heeft met mensensmokkelaars’ |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van het bericht «Op geluidsopnamen is te horen hoe dit reddingsschip contact heeft met mensensmokkelaars»?1
Ja
Deelt u de opvatting dat een groot aantal NGO’s, die op de Middellandse zee missies uitvoeren onder de noemer van reddingswerk, mensensmokkel bevorderen zoals in het artikel van de Volkskrant wordt beschreven? Zo nee, hoe zou u deze missies typeren?
Zoals op eerdere schriftelijke vragen2 is aangegeven, is het voor het kabinet evident dat mensen in nood op zee geholpen moeten worden in lijn met de verplichtingen onder het internationaal zeerecht. In de kern komt het erop neer dat alle schepen verplicht zijn mensen in nood aan boord te brengen en hen in de dichtstbijzijnde veilige haven aan wal te brengen. Zoals helaas blijkt, maken de criminele mensensmokkelaars van dit gegeven misbruik, bijvoorbeeld door bootjes met te weinig brandstof de zee op te sturen. Daarmee krijgen deze reddingsoperaties een onbedoeld versterkend neveneffect op deze misdadige activiteiten.
Het merendeel van de ngo’s die actief zijn op de centrale Middellandse Zee opereert in lijn met de verplichtingen onder het internationaal zeerecht en werkt samen met de Italiaanse autoriteiten en voert deze operaties doorgaans op verzoek van de Italiaanse autoriteiten uit conform de gebruikelijke procedures voor reddingsoperaties op zee. Tegelijkertijd is het aantoonbaar deel uitmaken van mensensmokkelactiviteiten strafbaar en ligt het voor de hand dat Italië vermeende strafbare feiten grondig onderzoekt.
Bent u op de hoogte van het feit dat dergelijke NGO’s soms onder de Nederlandse vlag varen? Zo ja, kunt u een overzicht geven van alle schepen onder Nederlandse vlag die zich volgens eigen zeggen met reddingswerk bezighouden?
Zover het kabinet bekend zijn er op dit moment geen Nederlandse ngo’s actief in dit deel van de Middellandse Zee. Wel voeren verschillende internationale organisaties die ook een Nederlandse afdeling hebben zoals Médecins Sans Frontières/Artsen zonder Grenzen en Save the Children op verzoek van de Italiaanse autoriteiten reddingsoperaties uit conform het geldende zeerecht.
In de media wordt het beeld geschetst dat een deel van deze organisaties «onder Nederlandse vlag vaart». Dit is echter niet juist. Alleen de «Iuventa» van Jugend Rettet is op dit moment opgenomen in het Nederlandse scheepsregister. Het kabinet heeft kennisgenomen van het feit dat enkele andere schepen van met name Duitse ngo’s zoals Sea Watch en Sea Eye ook varen met een Nederlandse vlag, maar daar bestaat op dit moment geen vlaggenstaatrelatie mee.
Bent u op de hoogte van het bestaan van Nederlandse NGO’s die deelnemen aan dergelijke «reddingsmissies» of dit middellijk of op andere wijze mogelijk maken? Zo ja, kunt u een overzicht van deze NGO’s geven?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat de Nederlandse overheid verantwoordelijk is voor schepen die varen onder de Nederlandse vlag?
De Nederlandse overheid is verantwoordelijk voor schepen met de Nederlandse nationaliteit. Op grond van het VN-Zeerechtverdrag kunnen staten de voorwaarden vaststellen voor het verlenen van zijn nationaliteit aan schepen, voor de registratie van schepen op zijn grondgebied en voor het recht zijn vlag te voeren. Schepen die in het Nederlandse scheepsvaartregister en het Nederlandse rompbevrachtingsregister zijn opgenomen, worden beschouwd als Nederlandse schepen. Voor al deze schepen draagt Nederland verantwoordelijkheid als vlaggenstaat. Met het enkel voeren van een Nederlandse vlag ontstaat nog geen vlaggenstaatrelatie met bijbehorende verantwoordelijkheden.
Naast een vlaggenstaatrelatie kunnen ook op een andere wijze relaties tussen Nederland en de eigenaren, organisatie en/of bemanning van een schip bestaan. Welke juridische consequenties dat heeft, zal per individueel geval moeten worden beoordeeld.
Kunt u aangeven of er sprake is van subsidiëring door de Nederlandse overheid van NGO’s die dergelijke «reddingsmissies» uitvoeren of middellijk dan wel op andere wijze mogelijk maken? Zo ja, kunt u aangeven welke NGO’s dit betreft en welke bedragen zij ontvangen?
Zoals in de beantwoording op eerdere schriftelijke vragen is aangegeven, ontvangen deze organisaties geen subsidies of andere vormen van financiering voor hun activiteiten op de Middellandse Zee.3
Tijdens het Algemeen Overleg van 5 juli jl. ter voorbereiding op de informele JBZ-raad van 6 en 7 juli jl. is ook over dit onderwerp gesproken. De bij reddingsoperaties op de Middellandse Zee betrokken organisaties verrichten in de meeste gevallen ook ander werk en leveren belangrijke bijdragen aan bijvoorbeeld de opvang van migranten en de bescherming van (alleenstaande) minderjarigen in de regio, maar ook in Europa.
Het kabinet meent dat de uitkomsten van het Italiaanse onderzoek naar de vermeende betrokkenheid van ngo’s bij mensensmokkel eerst moeten worden afgewacht, alvorens conclusies te trekken over de financiële relatie met deze organisaties. Het is dan ook niet wenselijk om alle ngo’s op voorhand over één kam te scheren.
Deelt u de opvatting van de Italiaanse overheid dat de handelingen van NGO’s, zoals beschreven in het artikel van de Volkskrant, moeten worden tegengegaan? Zo ja, kunt u aangeven welke maatregelen worden getroffen om hun werkzaamheden tegen te gaan? Zo nee, kunt u zijn visie nader toelichten?
Het evident samenwerken met criminele organisaties en daarmee het faciliteren van mensensmokkel of andere vormen van illegale migratie naar de Europese Unie acht het kabinet strafbaar.4 Hierbij dient wel de kanttekening te worden geplaatst dat de meeste van deze zelfde ngo’s juist op verzoek van de Italiaanse overheid de reddingsoperaties uitvoeren en mensen in nood op zee redden conform de bestaande kaders van het zeerecht.
Het kabinet is dan ook van mening dat de gedragscode die Italië met ngo’s overeen is gekomen een nuttig instrument kan zijn om de samenwerking tussen Italiaanse autoriteiten en ngo’s te bevorderen en het onderlinge vertrouwen te versterken. Het kabinet ziet graag dat alle organisaties die in de centrale Middellandse Zee actief zijn de uitgangspunten van de gedragscode onderschrijven.
In het geval dat er sprake is van een relatie met Nederland, kan Nederland eventuele strafrechtelijke maatregelen treffen. Dit zal per individueel geval moeten worden beoordeeld.
Kunt u aangeven of er sprake is van samenwerking met de Italiaanse overheid op dit thema?
Italië en Nederland werken al langere tijd op verschillende manieren samen in de bestrijding van mensensmokkel. Zo is er op 21 juni 2017 een samenwerkingsovereenkomst getekend door de HOvJ van Palermo in Italië en de HOvJ van het Landelijk Parket van het Openbaar Ministerie om de georganiseerde criminaliteit, zoals mensensmokkel aan te pakken. Daarnaast is er sinds eind 2014 een Nederlandse liaison-magistraat in Italië om onder meer de samenwerking op dit thema te bevorderen. Over lopende (strafrechtelijke) onderzoeken worden geen uitspraken gedaan.
Verder loopt er een project bij Europol genaamd «EMPACT» (European multidisciplinary platform against criminal threats), waarbij onder meer Nederland en Italië bij zijn aangesloten, dat als doel heeft het tegengaan van het faciliteren van illegale migratie.
Het bizarre bericht ‘In de zorg is gevoel belangrijker dan taalkennis’ |
|
Karen Gerbrands (PVV), Fleur Agema (PVV) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «In de zorg is gevoel belangrijker dan taalkennis»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het te zot voor woorden is dat er 37.000 mensen ontslagen zijn, maar dat er nu maximaal wordt ingezet om vluchtelingen en statushouders aan te trekken?
Het kabinet heeft de afgelopen jaren, veelal samen met werkgevers, werknemers en gemeenten, verschillende maatregelen genomen om de transities op de arbeidsmarkt op een verantwoorde manier te laten plaatsvinden. Daarbij heeft het kabinet ingezet op het voorkomen van onnodige ontslagen. Daar waar ontslag onvermijdelijk was, is ingezet op het mensen zo goed mogelijk naar een andere baan helpen. Denk hierbij onder andere aan de regionale sectorplannen en het akkoord van 4 december 2016 met vakbonden en gemeenten.
Om aan de stijgende vraag naar personeel te kunnen voldoen ligt er een grote opgave voor de zorgsector om voldoende nieuwe mensen aan te trekken en huidig personeel te behouden. In dat kader hebben partijen in de zorg de actieagenda «Aan het werk voor ouderen» opgesteld.
Ook op regionaal niveau worden talrijke initiatieven ontplooid om deze opgave aan te gaan. In Noord-Brabant heeft de tot het werkgeversverband Regioplus behorende werkgeversvereniging Transvorm het actieprogramma «Zonder Zorg 2020» opgesteld. Daarin committeren de deelnemende organisaties zich tot het nastreven van een verhouding van 15 opleidingsplaatsen op elke 100 zorginhoudelijke werkers. Om deze doelstelling te kunnen realiseren is het nodig de vijver van potentiële nieuwe medewerkers te vergroten. Daarbij wordt ook gekeken naar de recente toestroom van statushouders (erkende vluchtelingen volgens het Vluchtelingenverdrag). Statushouders mogen immers een opleiding volgen en werken in Nederland.
De kwaliteit en veiligheid van de zorg staat voorop. Daarbij is er geen onderscheid tussen de nieuw tot de Nederlandse zorgarbeidsmarkt toetredende statushouders en de al tot de zorgarbeidsmarkt behorende zorgprofessionals.
De Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG) zijn gewoon van toepassing.
Deelt u verder de mening dat het onacceptabel is dat normen en eisen waaraan iedere Nederlandse medewerker in de zorg moet voldoen, voor vluchtelingen en statushouders overboord worden gegooid?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u van de uitspraak van Marc Veldhoven, aanjager van het project Zonder Zorg 2020, dat opleiding niet belangrijk is om voor mensen met dementie te kunnen zorgen?
De heer Veldhoven stelt in het artikel dat mensen die bijvoorbeeld dementerenden gezelschap kunnen houden niet per se heel hoog opgeleid hoeven zijn. Daarmee zegt hij niet dat opleiding niet belangrijk is, maar bevestigt hij ook mijn overtuiging dat in de zorg werk op elk niveau zinvol en belangrijk is.
Wat vindt u van zijn uitspraak dat het spreken van de Nederlandse taal niet belangrijk is in de zorg voor mensen met dementie?
Goede communicatie staat aan de basis van zorgverlening. De beheersing van de Nederlandse taal is daarbij van belang. Dit komt ook tot uiting in wet- en regelgeving. Zo bepaalt de wet Geneeskundige behandelingsovereenkomst dat hulpverlener en patiënt elkaar goed moeten kunnen begrijpen. De wet BIG stelt eisen omtrent het niveau van taalkennis om in aanmerking te komen voor BIG registratie. Voor beroepen waarvoor geen BIG registratie verplicht is, geldt geen taalcontrole vooraf. In de Wkkgz staat evenwel dat de zorgverlener goede zorg moet verlenen. Dat betekent onder andere dat zorgverleners voldoende moeten kunnen communiceren met de patiënten om goede en veilige zorg te kunnen verlenen.
De individuele zorgaanbieder is verantwoordelijk voor het dusdanig organiseren van de zorg dat dit leidt tot het leveren van goede zorg.
De gestelde normen en eisen waaraan medewerkers in de zorg moeten voldoen zijn in Nederland voor iedereen hetzelfde. Deze normen en eisen gelden dus ook voor vluchtelingen met een verblijfsvergunning (statushouders).
Wat vindt u van het feit dat er bij vluchtelingen en statushouders geen verklaring omtrent het gedrag (VOG) opgevraagd kan worden en we dus niet weten of ouderen veilig zijn in de zorg?
Voor deze mensen kan wel een VOG worden aangevraagd. Bij de beoordeling van die aanvraag wordt bekeken of er in ons Justitieel Documentatiesysteem (JDS) feiten bekend zijn, die indien herhaald een bezwaar zouden zijn voor het vervullen van de functie waarvoor de VOG wordt aangevraagd. Het gaat bij statushouders dan om alle strafrechtelijke zaken vanaf het moment dat zij in Nederland zijn binnengekomen. Dat wil zeggen dat ook de periode dat iemand in procedure zat voor verkrijging van een verblijfstatus als toegelaten vluchteling wordt meegenomen.
Hoe verhoudt dit alles zich tot het verbeteren van de zorg voor ouderen in het algemeen en de zorg voor mensen met dementie in het bijzonder?
Kwaliteit van zorg staat voorop. Zorgprofessionals zijn in het algemeen zeer gedreven en hechten zeer aan het kunnen leveren van voldoende en goede zorg. De beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel is erg belangrijk. Daar wordt ook vol door partijen op ingezet. Daarnaast is het heel belangrijk om fors in te zetten op technologie en innovatie.
Het aanboren van een nieuwe groep potentiële medewerkers biedt, zeker bij een krappe arbeidsmarkt, nieuwe mogelijkheden om het aantal medewerkers op peil te brengen en te houden. De (kwaliteits)eisen waaraan medewerkers in de zorg moeten voldoen veranderen niet als er een nieuwe doelgroep wordt aangeboord. De individuele zorginstellingen blijven verantwoordelijk voor de kwaliteit van hun personeel en het voldoen aan de randvoorwaarden die daaraan vanuit wet- en regelgeving gesteld worden.
De Inspectie van de Gezondheidszorg houdt toezicht op de kwaliteit van zorg, onder meer op eisen die op basis van de Wkkgz aan de zorginstellingen worden gesteld. Als de IGZ daar aanleiding toe ziet zal zij ingrijpen.
Hoe denkt u dat dit voor al die medewerkers is die zich kapot werken in de ouderenzorg en allemaal bezig zijn om de kwaliteit van de zorg naar een hoger plan te trekken? Waarom moeten zij nu lijdzaam toezien hoe de eisen en normen voor het werken in de zorg tot een triest dieptepunt worden teruggebracht?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid om deze schandalige ontwikkeling per direct te stoppen?
Zie antwoord vraag 7.
Door NGO's gefaciliteerde asielinvasie naar Europese Unie |
|
Vicky Maeijer (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Bewijs. Mensensmokkelaars duwen dobbernegers in handen van smokkel-NGO's»1 en «Nave luventa, in un video della polizia i trafficanti scortano i migranti»?2
Inmiddels wel.
Ziet u op de foto's en in het filmpje ook het bewijs dat mensensmokkelaars en niet-gouvernementele organisaties (NGO's) samenwerken om migranten in de Europese Unie aan land te zetten? Zo nee, bent u stekeblind?
Via de media heb ik kennisgenomen van verschillend beeldmateriaal. De beelden roepen zeker vragen op. Of dit voldoende is om als bewijs te gelden, zal moeten blijken. Door Italië wordt hier momenteel strafrechtelijk onderzoek naar verricht.
In het algemeen is het evident dat mensen in nood op zee geholpen moeten worden in lijn met de verplichtingen onder het internationaal zeerecht. Tegelijkertijd is het aantoonbaar deel uitmaken van mensensmokkelactiviteiten strafbaar en ligt het voor de hand dat Italië vermeende strafbare feiten grondig onderzoekt.
Om de samenwerking met ngo’s in reddingsoperaties verder te verbeteren, heeft Italië een gedragscode voorgesteld. Ook draagt deze gedragscode bij aan een versterkte aanpak van mensensmokkel. Het kabinet ziet graag dat alle organisaties die in de centrale Middellandse Zee actief zijn de uitgangspunten van de gedragscode onderschrijven.
Klopt het dat de boot die voor deze veerdienst werd gebruikt, de Iuventa, is aangeschaft via een Nederlandse stichting? Zo ja, welke stichting was dit? Ontvangt deze stichting direct of indirect belastinggeld?
Uit informatie die tot nu toe bekend is, blijkt dat de Duitse ngo Jugend Rettet de Nederlandse stichting Jugend Rettet Nederland heeft opgericht en daarmee de «Iuventa» heeft aangeschaft. Zoals ook in eerdere beantwoording en tijdens verschillende Algemene Overleggen is gewisseld, verstrekt de Nederlandse overheid geen subsidies of andere vormen van financiering specifiek aan organisaties voor reddingsoperaties op de Middellandse Zee.3
Zijn er nog meer Nederlandse NGO's op enige wijze betrokken bij het faciliteren van mensensmokkel? Zo ja, welke?
Zover het kabinet bekend zijn op dit moment geen Nederlandse ngo’s actief in de Middellandse Zee. Wel voeren verschillende internationale organisaties die ook een Nederlandse afdeling hebben zoals Médecins Sans Frontières/Artsen zonder Grenzen en Save the Children op verzoek van de Italiaanse autoriteiten reddingsoperaties uit conform het geldende zeerecht.
In de media wordt het beeld geschetst dat veel van deze organisaties «onder Nederlandse vlag varen». Dit is echter niet juist. Alleen de «Iuventa» van Jugend Rettet is op dit moment opgenomen in het Nederlandse scheepsregister. Met de andere bekende schepen heeft Nederland voor zover bekend geen vlaggenstaatrelatie. Naast een vlaggenstaatrelatie kunnen overigens ook op een andere wijze relaties tussen Nederland en de eigenaren en bemanning van een schip bestaan. Welke juridische consequenties dat heeft, wordt thans uitgezocht naar aanleiding van een aangifte.
Kunt u garanderen dat er geen indirect of direct met Nederlands belastinggeld gesubsidieerde NGO's samenwerken met mensensmokkelaars?
Zoals ook in eerdere beantwoording en tijdens verschillende Algemene Overleggen is gewisseld, verstrekt de Nederlandse overheid geen subsidies of andere vormen van financiering aan organisaties voor reddingsoperaties op de Middellandse Zee.4 Tijdens het Algemeen Overleg ter voorbereiding op de informele JBZ-raad van 6 en 7 juli jl. is ook over dit onderwerp met u gesproken. De bij reddingsoperaties op de Middellandse Zee betrokken organisaties verrichten in de meeste gevallen ook ander werk en leveren belangrijke bijdragen aan bijvoorbeeld de opvang van migranten en de bescherming van (alleenstaande) minderjarigen in de regio, maar ook in Europa.
Het kabinet meent dat de uitkomsten van lopende onderzoeken die bijvoorbeeld in Italië worden uitgevoerd naar de vermeende betrokkenheid van ngo’s bij mensensmokkel moeten worden afgewacht, alvorens conclusies te trekken over de financiële relatie met deze organisaties. Het is niet wenselijk om alle ngo’s op voorhand over één kam te scheren.
Bent u nu eindelijk bereid om de Nederlandse grenzen te sluiten en Nederland niet langer afhankelijk te laten zijn van een eurofiele elite die deze gefaciliteerde asielinvasie mogelijk maakt? Zo nee, waarom niet?
Zoals u bekend, vindt het kabinet dat het categorisch sluiten van de Nederlandse grenzen geen realistische, laat staan een structurele oplossing is voor het complexe migratievraagstuk. Een dergelijke maatregel miskent bovendien de negatieve impact op de Nederlandse economie. In plaats van achter onze grenzen te wachten, spant het kabinet zich in om juist in samenwerking met Europese partners, de Europese Commissie en belangrijke landen van transit en herkomst, afspraken te maken om deze migratie- en vluchtelingenstromen beheersbaar te houden. Een alomvattende aanpak is nodig. Zo’n aanpak kan Nederland niet alleen uitvoeren, maar dient in Europees verband plaats te vinden.
Voor een verdere uitleg, verwijst het kabinet u naar de eerdere beantwoording van deze zelfde vraag.5
Het bericht dat criminele vreemdelingen zelden worden uitgezet |
|
Geert Wilders (PVV), Gidi Markuszower (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoe kan het dat criminele vreemdelingen hun verblijfsvergunning vaak kunnen behouden? Hoe vaak gebeurt dit precies? Waarom heeft u dit niet eerder aan de Kamer gemeld en waarom heeft u daar niks aan gedaan?1
Als een vreemdeling een strafbaar feit heeft gepleegd, wordt beoordeeld of dit consequenties heeft voor zijn verblijfsrecht in Nederland. Mogelijke maatregelen hierbij zijn het weigeren, intrekken en/of niet verlengen van een verblijfsvergunning, het opleggen van een inreisverbod en terugkeerbesluit, alsook het ongewenst verklaren van de vreemdeling. Daarnaast kan ook het Nederlanderschap worden geweigerd of ingetrokken. Als de vreemdeling in het bezit is van een verblijfsvergunning wordt de intrekking mede beoordeeld aan de hand van de «glijdende schaal». Volgens het principe van de glijdende schaal wordt er een verband gelegd tussen de duur van de opgelegde straf en de duur van het rechtmatig verblijf in Nederland. Hoe langer de vreemdeling rechtmatig in Nederland verblijft, hoe zwaarder de straf moet zijn om tot beëindiging van het verblijfsrecht over te kunnen gaan. In deze beoordeling worden ook de individuele omstandigheden van het geval getoetst aan Europese regelgeving en internationale verdragen, zoals het recht op gezinsleven en het recht op privéleven.
Voor het intrekken of weigeren van een asielvergunning geldt het sinds begin 2016 aangescherpte openbare orde beleid asiel.
Op basis van de bij de IND beschikbare gegevens is niet aan te geven in hoeveel gevallen een opgelegde straf onvoldoende is om over te gaan tot intrekking van een verblijfsvergunning.
Realiseert u zich dat Nederland op deze manier inmiddels een vrijhaven is voor criminele vreemdelingen? Wat gaat u nu eindelijk doen om alle criminele vreemdelingen na het uitzitten van hun straf onmiddellijk uit ons land te verwijderen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u eindelijk bereid de Nederlandse grenzen te sluiten voor alle asielzoekers en migranten uit islamitische landen, mede teneinde ons land te behoeden voor de import van nog meer aanhangers van de gewelddadige en criminele ideologie genaamd islam? Zo nee, waarom niet?
Zoals u bekend is, vindt het kabinet dat het categorisch sluiten van de Nederlandse grenzen geen realistische, laat staan een structureel wenselijke oplossing is voor het complexe migratievraagstuk. Het kabinet kiest ervoor risico’s voor de openbare orde zo veel mogelijk te beperken en de veiligheid te bevorderen, waarbij tevens bescherming wordt geboden aan die asielzoekers die bescherming behoeven.
De huisvesting van vergunninghouders |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Waarom concentreert u zich in uw brief over nadere informatie omtrent de huisvesting van vergunninghouders1 – waarin u schrijft dat «op een totaal van ongeveer 40.000 uitgeplaatste personen in circa 450 gevallen een toewijzing van een woning is heroverwogen en 43 hiervan zijn als terechte woonweigering is beoordeeld» – slechts op 2016? In hoeveel gevallen vóór 2016 en in hoeveel gevallen ná 2016 is toewijzing van een woning heroverwogen? Hoeveel hiervan zijn als «terechte» woonweigering beoordeeld?
Ik heb in de bedoelde brief cijfers genoemd met betrekking tot het jaar 2016 omdat dat het laatste volledige kalenderjaar is waarover cijfers bekend zijn. In de jaren daarvoor lagen de percentages van woningweigering op een vergelijkbaar niveau.
Kunt u van alle gevallen van woonweigering – als «terecht» én als «niet terecht» beoordeeld – een overzicht verstrekken met daarin in ieder geval de reden(en) voor woonweigering en de overweging(en) om deze als «terecht» of «niet terecht» te beoordelen?
De reden waarom een woningweigering terecht of onterecht wordt verklaard wordt door het COA niet geregistreerd. Ik kan derhalve alleen in algemene zin hier op ingaan. Zoals ik al in mijn brief van 30 juni 20172 al aangaf, houdt het COA bij het koppelen van een vergunninghouder aan een gemeente en bij het toewijzen van een woning zoveel als mogelijk rekening met de situatie van de betreffende vergunninghouder. Het COA houdt bij de bemiddeling naar woonruimte rekening met de volgende vastgestelde indicaties:
De vergunninghouder krijgt in een huisvestingsgesprek voor de bemiddeling naar de woonruimte de gelegenheid om aan te geven of en zo ja, van welke indicatie sprake is. Indien een vergunninghouder een woning weigert, wordt bij de beoordeling daarvan gekeken of er sprake is van een indicatie en of het COA daar wellicht ten onrechte geen rekening mee heeft gehouden. Als dat zo is, dan wordt de woningweigering terecht verklaard. Het COA gaat ook over tot terecht verklaren indien het voortraject niet zorgvuldig is geweest. In alle overige gevallen wordt de weigering onterecht verklaard. Persoonlijke woonwensen van een vergunninghouder leiden niet tot het terecht verklaren van een woningweigering.
Waarom is het – zoals u in uw brief schrijft – aan het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) om in geval van weigering van woonruimte, die door de gemeente aan de statushouder(s) is toegewezen, een oordeel te vellen?
Er is geen discrepantie tussen hetgeen in ik het Algemeen Overleg van 15 juni 2017 heb gezegd en hetgeen hierover in de eerder genoemde brief is aangegeven. Ik zal dat nader toelichten. Het COA is door middel van artikel 3, lid d, van de Wet op het Centraal Orgaan opvang asielzoeker (Wet COA), belast met de taak werkzaamheden te verrichten met betrekking tot de uitstroom van vergunninghouders naar door gemeenten beschikbaar gestelde woonruimte. Er is dus een wettelijke taak voor het COA tot bemiddeling.
Het recht op opvang van een vergunninghouder eindigt conform artikel 7, lid 1 en onder a, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen (Rva 2005) op het moment dat, naar het oordeel van het COA, passende woonruimte kan worden gerealiseerd. Als dat moment is aangebroken, vervalt het recht op opvang van rechtswege ingevolge de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
Het beëindigen van de opvang is dus het gevolg van het oordeel van het COA dat passende huisvesting kan worden gerealiseerd of had kunnen worden gerealiseerd. Nadat het COA tot het oordeel is gekomen dat de weigering van de woonruimte onterecht is, heeft de vergunninghouder nog 24 uur de tijd de woonruimte alsnog te accepteren. Volhardt de vergunninghouder in zijn weigering, dan start het COA een ontruimingsprocedure in kort geding bij de civiele voorzieningenrechter. De reden hiervoor is dat, ingeval de vreemdeling in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning asiel, artikel 44 van de Vw 2000 wel bepaald dat de opvang van rechtswege eindigt, maar aan opsporingsambtenaren niet de bevoegdheid toekent de woonruimte van de vergunninghouder op de opvanglocatie te betreden en hem van de locatie te verwijderen. Daarvoor is een titel van de civiele voorzieningenrechter vereist.
Deelt u de mening dat uw brief niet strookt met wat u in het debat naar aanleiding van het verslag van het algemeen overleg «Diverse woononderwerpen» van 15 juni jl. zei, namelijk dat er in geval van woonweigering door een rechter moet worden «geoordeeld» en getoetst» en niet door het COA? Wanneer heeft u het bij het juiste eind: in het genoemde debat of per brief?
Zie antwoord vraag 3.
Welke procedure volgt het COA bij de beoordeling van woonweigering? Op welke wijze houdt u hier toezicht op?
In het antwoord op vraag 2 is reeds geschetst hoe de beoordeling door het COA bij woningweigeringen verloopt en welke criteria daarbij worden aangehouden. Zoals uit de antwoorden op vraag 3 en 4 blijkt, handelt het COA, een zelfstandig bestuursorgaan, binnen een wettelijk kader (Wet COA, Rva 2005 en Vw 2000), waarbij rechterlijke toetsing aan de orde kan zijn. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft geen toezichthoudende bevoegdheden ten aanzien van het COA.
Deelt u de mening dat elke vorm van geklaag over en/of weigering van woonruimte door statushouders onacceptabel is en dat zij beter kunnen gaan klagen in het land van herkomst? Zo nee, waarom worden statushouders door u op hun wenken bediend?
Ik hecht er aan op te merken dat nadat de verblijfsvergunning aan een asielzoeker is verleend, de vergunninghouder dezelfde rechten en plichten heeft als Nederlanders. Het COA is zeer terughoudend met het oordeel dat de match tussen vergunninghouder en woonruimte niet-passend is geweest. Daarbij spelen zoals gezegd nooit elementen als de ligging of kwaliteit van de woning, maar wel of er voldoende rekening is gehouden met sociale of medische indicaties.
Migratie via Niger |
|
Sadet Karabulut , Jasper van Dijk |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Als we niet gaan lopen komen we hier nooit meer weg»1 en de uitzending van Nieuwsuur op 8 juli 2017?2
Het artikel en de reportage laten zien hoe afschuwelijk de situatie is waarin irreguliere migranten in de Sahara terecht kunnen komen. Het kabinet waardeert de inzet van de Nigerese overheid en de EU om irreguliere transitmigratie aan te pakken en om de levens van migranten te redden. De aantallen migranten die via Agadez Europa proberen te bereiken zijn de afgelopen jaren explosief gestegen, wat een diepgaand sociaaleconomisch effect heeft gehad op Agadez. Dat maakt een effectieve aanpak uiterst complex, maar niet minder urgent, zoals de uitzending van Nieuwsuur laat zien. Die complexiteit dwingt Niger en de ondersteunende partijen, zoals de EU en Nederland, om een geïntegreerde aanpak te volgen, waarin aandacht is voor economische alternatieven (voor jongeren), informatiecampagnes, grensbeheer, het faciliteren van terugkeer en het aanpakken van mensensmokkel. Uit de rapportages van de Europese Commissie blijkt dat deze geïntegreerde aanpak begint te werken. Een recordaantal migranten is de afgelopen maanden teruggekeerd naar de landen van herkomst en het aantal migranten dat via Agadez reist is afgenomen.
Wat houdt de missie van het Europese agentschap EUCAP (European Conference on Antennas and Propagation) in Niger in? Hoe is EUCAP al aanwezig in Niger en hoe lang blijft zij nog? Heeft EUCAP naast het trainen van de politie nog andere taken?
De EU-capaciteitsopbouwmissie (EUCAP Sahel Niger) adviseert en traint de Nigerese autoriteiten en veiligheidssector met als doel de autoriteiten en veiligheidsdiensten in staat te stellen effectiever op te treden tegen grensoverschrijdende criminaliteit, terrorisme en irreguliere migratie. De missie opereert vanuit Niamey en heeft in het kader van haar taak om irreguliere migratie tegen te gaan ook een vestiging in Agadez. Naast het geven van training ondersteunt de missie de Nigerese overheid bij het opstellen en uitvoeren van een nationale strategie voor de aanpak van irreguliere migratie. Ook verzamelt en deelt de missie informatie over migratieroutes met andere internationale actoren, onder meer met EUBAM Libië. Nederland kan bijdragen aan EUCAP Sahel Mali en EUCAP Sahel Niger tot een plafond van gezamenlijk acht functionarissen. Nederland levert momenteel 1 expert aan EUCAP Sahel Niger en zet in op uitbreiding van de bijdrage met enkele experts. Het huidige mandaat van EUCAP Sahel Niger loopt tot 15 juli 2018. Het is wenselijk dat de missie wordt verlengd, omdat het realiseren van de doelstellingen tijd kost en de aantrekkingskracht van Niger op Afrikaanse migranten die naar Europa willen reizen naar verwachting groot zal blijven.
Hoeveel geld gaat er vanuit de EU naar Niger? Hoeveel daarvan wordt in het trainen van politie en grensbewaking gestoken? Hoeveel geld gaat naar ontwikkelingshulp, en dan met name naar het creëren van werkgelegenheid en het aanpakken van de oorzaken van migratie?
Fonds
Bedrag
Looptijd
Draagt bij aan
Europees Ontwikkelingsfonds
626 miljoen euro
2014–2020
Basisbehoeften, Economische ontwikkeling, grondoorzaken
EU Noodfonds voor Afrika (EUTF)
156,9 miljoen euro
2016–2020
Grondoorzaken, economische ontwikkeling
EU Noodfonds voor Afrika (EUTF)
6 miljoen euro
2016–2020
Capaciteitsversterking politiediensten
EUCAP Sahel Missie
31 miljoen euro
2017–2018
Capaciteitsversterking grensbewaking
Overige fondsen1
20 miljoen euro
2018–2020
Capaciteitsbewaking politiediensten
Dit is een voorlopige toerekening van regionale projecten onder het EUTF en de recent aangekondigde bijdrage van 50 miljoen euro aan de G5-landen.
Wat voor wetgeving wordt door de EU ondersteund om migratie via Niger naar Libië te stoppen? Welke straf staat er op mensensmokkel?
Niger heeft specifiek drie wetten die het migratieterrein dekken. Twee wetten uit 1981 (Verordening Nr. 81–40 en Decreet Nr. 81–191) die bepalen wie onder welke omstandigheden toegang tot Niger heeft. Hierin is tevens bepaald dat «het direct of indirect faciliteren van de toegang, doorreis of het verblijf van irreguliere migranten een illegale praktijk betreft». In december 2015 is door Niger een derde (nieuwe) wet aangenomen (Wet Nr. 2015–36) die de definities van mensenhandel en -smokkel nader verfijnt. Zo is de interpretatie van het begrip «faciliteren» aangescherpt en zijn clausules omtrent documentfraude en de plichten van commerciële partijen verder uitgewerkt. Hiernaast zijn de rechten en plichten van (irreguliere) migranten opgenomen, zoals het recht op humanitaire ondersteuning, medische hulp en bescherming.
Laatstgenoemde wet uit 2015 in Niger betreft de omzetting van het VN Protocol tegen «Smokkel van migranten over land, zee en lucht», die is omgezet in de nationale wetgeving. De EU ondersteunt de uitvoering van deze wetgeving met steun van onder andere de «VN-organisatie tegen drugs en misdaad» (UNODC).
De straffen op mensensmokkel lopen uiteen. Zo is de straf op documentfraude een gevangenisstraf van tussen de 3 en 7 jaar en een geldboete van 1 tot 3 miljoen West-Afrikaanse CFA-frank (ca. 1500 tot 4.500 euro). De sleutelfiguren kunnen een gevangenisstraf tot 10 jaar krijgen en een geldboete van maximaal 5 miljoen West-Afrikaanse CFA-frank (ca. 7.500 euro).
Hoeveel smokkelaars zijn de afgelopen jaren opgepakt? Hoeveel van hen zijn vervolgd en veroordeeld? Wat voor straffen krijgen zij? In hoeverre wordt de toegang tot het recht gewaarborgd in Niger?
Volgens de Nigerese overheid zijn in december 2016 80 personen opgepakt op verdenking van (het faciliteren van) mensensmokkel. Van deze groep zijn nog geen personen veroordeeld. Om de spanningen in de gemeenschap in Agadez beheersbaar te houden heeft de Nigerese politie tot op heden alleen voertuigen ingenomen (het wagenpark is ook te zien in de Nieuwsuur-uitzending) en worden verdachten na een aantal weken of maanden op borgtocht vrijgelaten in afwachting van hun proces.
In vergelijking met de in de regio gangbare standaarden en beperkingen, zoals overvolle gevangenissen, is de situatie in Niger relatief goed. Te wijzen valt op de toegang tot advocatuur en rechtspraak en op volledige toegang van het Rode Kruis tot de gevangenissen. Volgens de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) is het recht op een eerlijk proces voldoende gewaarborgd.
Wat wordt gedaan aan preventie om Nigerese jongeren te weerhouden om als smokkelaar aan de slag te gaan?
Het bieden van economische alternatieven is een belangrijke pijler in de effectieve en duurzame aanpak van mensensmokkel. Na de invoering van strengere anti-smokkelwetgeving in Niger intensiveerde de EU eind 2015 de aanpak van irreguliere migratiestromen door het land. Onder alle beleidspilaren van Valletta werden activiteiten ontplooid, waaronder de aanpak van grondoorzaken, de bestrijding van mensensmokkel, het bieden van economische alternatieven, levensreddende humanitaire hulp en vrijwillige terugkeer.
De activiteiten gericht op een strafrechtelijke aanpak van smokkel konden relatief snel worden opgezet en uitgevoerd. Het succes van deze aanpak leidde al snel tot een sterke behoefte aan een beter aanbod van economische alternatieven voor smokkelactiviteiten. Om dat aanbod te stimuleren heeft de EU bijgedragen aan omscholingsfaciliteiten die voorzien in (beroeps-)opleidingen en materieel. Het is niet zo dat smokkelaars na indiening van een business plan een eenmalige uitkering van 800 euro ontvangen. Wel kan in uitzonderlijke gevallen een aanvraag voor een lening worden gedaan.
Veel van de activiteiten die zijn bedoeld om economische alternatieven te bieden vereisen een relatief lange aanlooptijd en leveren pas op lange termijn resultaten op. Inmiddels zijn verschillende projecten van start gegaan, waarvan een aantal worden gefinancierd uit het EUTF. Deze projecten richten zich onder andere op het creëren van werkgelegenheid in de landbouwsector.
Klopt het dat smokkelaars als alternatief voor mensenhandel eenmalig een uitkering van 800 euro kunnen krijgen indien zij een businessplan schrijven?
Zie antwoord vraag 6.
Wat is uw reactie op de uitspraak: «We hebben niks gekregen waardoor we zouden kunnen stoppen. De economie van Agadez zit in een diepe crisis en de mensen lijden hieronder»?
Zie antwoord vraag 6.
Wat is de procedure als smokkelaars worden gearresteerd tijdens het water of benzine halen? Wordt in dat soort gevallen standaard gezocht naar migranten die zijn achtergelaten?
De Nigerese politie arresteert mensensmokkelaars alleen als zij op heterdaad worden betrapt bij het vervoeren van migranten. Informanten langs de voornaamste smokkelroutes seinen de lokale politiecommandant in als zij mensensmokkelactiviteiten zien. Hierna probeert de politie de auto te lokaliseren en de mensensmokkelaars te arresteren. Ook geven de lokale gemeenschappen langs de routes de positie van achtergelaten migranten door aan de politie. Het is standaardprocedure voor de Nigerese politie om intensief te patrouilleren langs de veelgebruikte routes en langs de waterpunten, op zoek naar gestrande migranten.
Klopt het dat sinds de geïntensiveerde aanpak van mensenhandel het aantal meldingen van achtergelaten migranten is toegenomen? Zijn er de afgelopen twee maanden inderdaad al 700 migranten gedumpt? Hoeveel van hen hebben de reis niet overleefd?
Het klopt dat sinds de geïntensiveerde aanpak van mensensmokkel en -handel meer meldingen van achtergelaten migranten binnenkomen. De IOM moedigt dit soort meldingen, die veelal door lokale gemeenschappen langs de route worden gedaan, aan omdat hiermee mensenlevens gered kunnen worden. Door deze aanpak zijn er in 2017 tot nu toe 1.000 mensen gered uit de woestijn. Er zijn geen precieze gegevens beschikbaar van het aantal mensen dat is omgekomen op de reis van Agadez naar Libië, dan wel het aantal achtergelaten migranten. Nederland dringt er bij het Rode Kruis en de IOM op aan om die informatie beter te registreren, zodat ook achtergebleven familieleden geïnformeerd kunnen worden.
Het bericht 'COA informeert Nijmegen over aso-asielzoeker' |
|
Mona Keijzer (CDA), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «COA informeert Nijmegen over aso-asielzoeker»?1
Ja.
Klopt het dat Nijmegen wordt geteisterd door een groep van (ongeveer twintig) asielzoekers uit Noord-Afrika, die nagenoeg geen kans maken op een verblijfsvergunning, maar de tijd wel kunnen gebruiken om misdaden te plegen?
Het klopt dat Nijmegen had last van een aantal overlastgevende vreemdelingen.
Klopt het dat de burgemeester vooraf niet was geïnformeerd over de plaatsing van deze personen in zijn gemeente?
Als u er met uw vragen op doelt of het COA voorafgaand aan een plaatsing van een potentiële overlastgevende asielzoeker een burgemeester rechtstreeks informeert, dan is het antwoord daarop «nee». Wel bestaan er lokaal overlegstructuren waarbinnen de vreemdelingenketen, de gemeente en de politie onder andere signalen en informatie delen over overlastgevende asielzoekers, en spreken over de wenselijke aanpak hierbij. Een dergelijke samenwerking tussen de strafrechtketen, de vreemdelingenketen en de gemeente is van groot belang om overlastgevende vreemdelingen snel en gericht aan te pakken.
Uit navraag bij de gemeente Nijmegen is mij gebleken dat het overleg tussen deze partijen onvoldoende intensief was, waardoor de gemeente en de politie zich verrast voelden door een aantal overlastgevende asielzoekers in hun gemeente. Dit is uiteraard onwenselijk. Daarom hebben de gemeente Nijmegen, de politie en de vreemdelingenketen afspraken gemaakt over de intensivering van de geïntegreerde aanpak en de noodzakelijke informatieuitwisseling hierbij. Hierdoor zullen lokaal betrokken partijen – waaronder het lokaal bestuur – beter aangesloten zijn op de aanwezigheid van overlastgevende vreemdelingen en kunnen tijdig en gezamenlijk de juiste maatregelen worden genomen.
De lessen die naar voren zijn gekomen uit het overleg in Nijmegen zullen ook worden meegenomen in de lokale samenwerkingsverbanden in andere gemeenten.
Worden deze overlastgevende asielzoekers in kwestie overgeplaatst in de speciaal daarvoor ingerichte asielzoekerscentra? Zo ja, op welke termijn?
In het najaar worden twee extra begeleidings- en toezichtslocaties (EBTL) in gebruik genomen. Vanaf dan kunnen asielzoekers die overlast hebben veroorzaakt op de opvanglocatie waar zij verblijven, worden overgeplaatst naar één van deze locaties.
Indien het antwoord op vraag 3 «ja» is, worden andere burgemeesters ook niet voorafgaand geïnformeerd over bekende overlastgevende asielzoekers indien zij in de gemeente worden geplaatst?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u in dat geval gelasten dat alle burgemeesters er voorafgaand van in kennis worden gesteld wanneer een bekende overlastgevende asielzoeker in de gemeente geplaatst wordt geplaatst? Zo niet, waarom niet? Zo ja, op welke wijze geeft u hier uitvoering aan?
Zie antwoord vraag 3.
Uitzettingen van kinderen en jongvolwassenen naar Afghanistan in de demissionaire periode |
|
Jasper van Dijk |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over het terugsturen van kinderen naar Afghanistan?1
Ja.
Deelt u de mening dat aangezien u in de beantwoording van deze vragen aangeeft de zorgen over de kinderrechtensituatie in Afghanistan te delen en Duitsland inmiddels een uitzetstop wil op alle uitzettingen van Afghanen uit Duitsland2 u de Kamer hierover zou moeten kunnen spreken voordat er kinderen, jongvolwassenen alleenstaanden en leden van andere kwetsbare groepen worden uitgezet? Zo nee, waarom niet?
In mijn antwoord op uw eerdere vragen heb ik u meegedeeld dat het bekend is dat de veiligheidssituatie in delen van Afghanistan zorgen baart. Dit rechtvaardigt echter niet de conclusie dat geen enkele vreemdeling afkomstig uit Afghanistan zou kunnen terugkeren. Wie bescherming nodig heeft, krijgt deze bescherming. Als echter na een zorgvuldige procedure en toetsing door de rechter een asielaanvraag wordt afgewezen dient de vreemdeling Nederland te verlaten. Ik zie in de demissionaire status van het kabinet geen aanleiding om te stoppen met het effectueren van het bestaande beleid. Dit kan onder omstandigheden anders zijn wanneer sprake is van beleidswijziging die nog moet worden besproken in uw Kamer. Van een beleidswijziging is op dit punt echter geen sprake.
Bent u bereid tot er een nieuw kabinet is geen kinderen naar Afghanistan terug te sturen? Zo nee, waarom acht u het gerechtvaardigd dat het demissionaire kabinet dergelijke besluiten neemt zonder instemming van de Kamer?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op de gang van zaken bij aankomst op het vliegveld in Kabul die beschreven staat in het artikel op «the conversation»?3 Worden Afghanen vanuit Nederland ook zonder waarborgen of overdracht op het vliegveld van Kabul achtergelaten?
Het vertrek uit Nederland betreft een eigen verantwoordelijkheid van een vreemdeling. Om die reden staat vrijwillige of zelfstandige terugkeer voorop. De Nederlandse overheid ondersteunt een vreemdeling hierbij met diverse maatregelen waarin, naast de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), ook de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en een groot aantal ngo’s een belangrijke rol spelen om vreemdelingen te bereiken en te begeleiden bij terugkeer. Wanneer een vreemdeling, ondanks de inzet op vrijwillig vertrek en de gesprekken die de DT&V met dat oogmerk voert, niet bereid is aan zijn terugkeer te werken, kan een traject van gedwongen vertrek aan de orde komen. Vreemdelingen die gedwongen vertrekken met escortering worden door de Nederlandse escorts begeleid totdat de toegang door de Afghaanse grensautoriteiten is verleend.
Bent u van mening dat iemand die net 18 is geworden het zonder hulp moet kunnen redden in Kabul en een Hazara in zijn eentje de gevaarlijke reis vanuit Kabul naar het dorp van herkomst moet maken? Zo ja, waarom? Zo nee, welke waarborgen en hulp geeft Nederland deze jongvolwassenen?
De Nederlandse asielprocedure en het terugkeerproces zijn met voldoende waarborgen omkleed. Vóór de terugkeer vindt een individuele beoordeling van de situatie plaats op grond waarvan geconcludeerd kan worden dat terugkeer veilig en verantwoord is. Hierbij heeft zelfstandig vertrek de voorkeur van het kabinet. Zoals aangegeven biedt Nederland daar mogelijkheden voor. Bij de vertrekprocedure wordt door een regievoerder van de DT&V een vertrekplan gemaakt. Het vertrekplan vormt onderdeel van een persoonsgerichte aanpak om een vreemdeling te bewegen – zelfstandig – te vertrekken uit Nederland, dan wel, als dit niet lukt, gedwongen te laten vertrekken. Het vertrekplan is de basis voor het ontwikkelen van een strategie hoe het vertrekproces uit te gaan voeren. Deze strategie zal van persoon tot persoon verschillen en kan gaandeweg worden aangepast. Het vertrekplan kan worden gebruikt in overleggen met andere betrokken organisaties om informatie te delen over de stand van zaken in het vertrekproces, om afspraken met de vreemdeling vast te leggen en te volgen, om de nog te ondernemen acties en te volgen strategie vast te leggen om zo te komen tot het beoogde resultaat. Zowel bij zelfstandig als gedwongen vertrek informeert de regievoerder gedurende het vertrekproces de vreemdeling over de mogelijkheden tot het verkrijgen van ondersteuning bij terugkeer en zijn re-integratie door IOM of andere ngo’s. Door de regievoerder wordt met de vreemdeling besproken welke belemmeringen er eventueel zijn om terug te keren en op welke wijze deze kunnen worden weggenomen, zoals bijvoorbeeld hulp bij het vinden van onder meer huisvesting, werk en school. Op individuele basis kan gekeken worden waar behoefte aan is. Bij gedwongen vertrek naar Afghanistan is ook terugkeerondersteuning mogelijk. Voor vreemdelingen die gedwongen zijn teruggekeerd naar Afghanistan bestaat Post Arrival Assistance vanuit het European Reintegration Network (ERIN). Het gaat hierbij om assistentie in natura. Deze assistentie kan bijvoorbeeld bestaan uit het voorzien van tijdelijke huisvesting, hulp bij het vinden van een baan of het opzetten van een klein bedrijf. Deze ondersteuning moet een bijdrage leveren aan de herintegratie van de terugkeerder in Afghanistan. ERIN Post Arrival Assistance Afghanistan wordt uitgevoerd door de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) in Afghanistan.
Bent u bereid tot er een nieuw kabinet is geen voormalig alleenstaande minderjarige vreemdelingen naar Afghanistan terug te sturen? Zo nee, waarom acht u het gerechtvaardigd dat het demissionaire kabinet dergelijke besluiten neemt zonder instemming van de Kamer?
Graag verwijs ik uw Kamer naar mijn antwoord op vragen 2 en 3.
Het bericht dat Italië weer wordt overspoeld met migranten |
|
Sietse Fritsma (PVV), Vicky Maeijer (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Geen strobreed in de weg. Libische kust zo lek als een mandje» waarin wordt gesteld dat er in twee dagen tijd ruim 13.500 migranten via Libië Italië binnenkwamen?1
Ja
Klopt het dat alleen de laatste twee dagen al 13.500 migranten Italië hebben bereikt? Zo ja, bent u het dan met de heer Tusk eens dat niets heeft geholpen om de stroom migranten te stoppen? Realiseert u zich dat deze stormloop op Europa het resultaat is van het wanbeleid om iedereen actief naar Europa te brengen?
Gegevens van de Europese Commissie bevestigen dat in de laatste week van juni ruim 12.000 migranten in Italië zijn aangekomen. Het aantal aankomsten wisselt echter sterk, mede afhankelijk van de weersomstandigheden. In vergelijking met dezelfde periode vorig jaar is sprake van een zeer lichte stijging van ongeveer 1%. Tot en met 30 juli jl. zijn in 2017 circa 94.800 migranten in Italië aangekomen. Tot op heden blijft de eerder verwachte grote toename van het aantal aankomsten uit.
Dat een onverminderd aantal migranten hun levens blijven wagen door gebruik te maken van de cynische diensten van mensensmokkelaars is evident en onacceptabel. Het kabinet is dan ook verheugd met het actieplan dat de Europese Commissie op 4 juli presenteerde met aanvullende acties om de druk op de Centraal-Mediterrane route te verlichten. Het ingezette beleid zal verder worden geïntensiveerd en er zal voortgebouwd worden op de reeds behaalde resultaten. Zoals ook weer door recente berichtgeving is bevestigd2, is een recordaantal migranten vanuit Libië en andere transitlanden langs de route zoals Niger vrijwillig teruggekeerd naar hun landen van herkomst. Ook is de Libische Kustwacht steeds beter in staat om de eigen territoriale wateren te controleren en wordt mede daardoor voorkomen dat nog meer migranten in levensbedreigende situaties op zee komen. Dit verklaart ook deels waarom het aantal aankomsten t.o.v. vorig jaar relatief gelijk loopt en bevestigt het belang om deze aanpak voort te zetten.
Hoeveel van de migranten die Italië hebben bereikt, reizen uiteindelijk door naar de overige EU-landen?
Migranten worden in Italië middels de hotspotaanpak geregistreerd en opgevangen, waarna men een asielaanvraag kan doen. Indien de asielzoeker in aanmerking komt voor herplaatsing, kan deze worden overgebracht naar een andere EU lidstaat. Indien de asielaanvraag wordt afgewezen of daar geen sprake van is, is terugkeer aan de orde. Italië heeft meerdere maatregelen getroffen, waaronder een intensivering van grenscontroles, om te voorkomen dat migranten onrechtmatig doorreizen naar andere EU lidstaten en daar asiel aanvragen. Indien dat onverhoopt toch gebeurt, worden zij in beginsel op basis van de Dublinverordening teruggestuurd naar Italië.
In het Actieplan van 4 juli jl. dringt de Commissie er bij Italië op aan om reeds aangekondigde maatregelen versneld door te voeren. Deze maatregelen zijn er vooral op gericht om de terugkeerinspanningen te vergroten. Expliciet wordt Italië opgeroepen om het aantal locaties waar de hotspotaanpak wordt toegepast te vergroten, de opvang- en detentiecapaciteit significant uit te breiden en maatregelen te introduceren die de detentietermijn verlengen en de asielprocedures, inclusief de bezwaarprocedures, te verkorten. De Commissie stelt hiervoor per direct € 35 miljoen ter beschikking.
Tijdens de informele JBZ-raad van 6 en 7 juli jl. is ook gesproken over de ondersteuning aan Italië om een effectief migratiebeleid te voeren. De lidstaten hebben daarvoor hun steun uitgesproken. Het is duidelijk dat het merendeel van de migranten die aankomen in Italië geen zicht op legaal verblijf in de EU heeft. Het verbeteren van terugkeer is dan ook noodzakelijk om de situatie in Italië beheersbaar te kunnen houden.
Klopt het dat migranten steeds dichter bij de Libische kust worden opgepikt? Zo ja, op welke afstand van de Libische kust kunnen de migranten overstappen op de pendeldienst naar Italië?
Uitgangspunt is dat buitenlandse schepen niet zonder toestemming de territoriale wateren van een kuststaat betreden. Volgens het zeerecht is deze afstand maximaal twaalf zeemijl (ruim 22 kilometer) uit de kust. Uit onder andere informatie van Frontex en de Italiaanse Kustwacht3, blijkt dat schepen van hulporganisaties de afgelopen jaren steeds dichter bij deze grens zijn gaan varen.
Kunt u aangeven hoe dit gebied zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat meer dan een derde van de migranten door non gouvernementele organisaties (ngo's) worden opgepikt en vervolgens naar EU-havens worden gebracht? Zo ja, welke ngo’s zijn dat?
Naast de Europese missies EUNAVFOR MED Sophia en Frontex-operatie Triton, zijn verschillende non-gouvernementele organisaties in het Middellandse Zeegebied actief. Onder coördinatie van de Italiaanse autoriteiten nemen zij, naast de genoemde operaties en koopvaardijschepen, deel aan reddingsacties en nemen zij drenkelingen aan boord. Het gaat om zowel non-gouvernementele organisaties als Médecins Sans Frontières, Save the Children, Sea Watch, SOS Mediterranee, Sea Eye, Jugend Rettet en anderen als particuliere initiatieven zoals MOAS. Volgens verschillende schattingen worden ca. 40% van de migranten die in Italië aankomen via de Centraal Middellandse Zeeroute door ngo’s aan wal gebracht.
Kunt u garanderen dat deze ngo’s op geen enkele wijze direct of indirect Nederlands belastinggeld ontvangen?
Zoals in de beantwoording op eerdere schriftelijke vragen is aangegeven, ontvangen deze organisaties geen subsidies of andere vormen van financiering voor hun activiteiten op de Middellandse Zee.4
Tijdens het Algemeen Overleg ter voorbereiding op de informele JBZ-raad van 6 en 7 juli jl. is ook over dit onderwerp gesproken. Deze organisaties verrichten in de meeste gevallen ook ander werk en leveren belangrijke bijdragen aan bijvoorbeeld de opvang van migranten en de bescherming van (alleenstaande) minderjarigen in de regio, maar ook in Europa. Het is dan ook niet wenselijk om alle ngo’s op voorhand over één kam te scheren. Het kabinet meent dat de uitkomsten van het Italiaanse onderzoek naar de vermeende betrokkenheid van ngo’s bij mensensmokkel eerst moeten worden afgewacht, alvorens conclusies te trekken over de financiële relatie met deze organisaties.
Hoeveel (vracht)schepen die onder Nederlandse vlag varen zijn betrokken bij deze vorm van mensensmokkel? Hoe gaat u ervoor zorgen dat er geen schepen onder Nederlandse vlag meer fungeren als pendeldienst voor bootmigranten?
Het is het kabinet bekend dat verschillende koopvaardijschepen die onder de Nederlandse vlag varen op hun doorreis door het Middellandse Zeegebied, gehoor hebben gegeven aan verzoeken van de Italiaanse overheid om deel te nemen aan reddingsoperaties op zee, conform hun verplichting op grond van het geldende zeerecht. Hoeveel en welke dit precies zijn is niet bekend. Schepen zijn niet verplicht hun deelname aan reddingsoperaties die op verzoek van andere kuststaten plaatsvinden te melden bij de autoriteiten van de vlaggenstaat.
Voordat een schip in Nederland teboekgesteld kan worden, moet een aanvraag worden ingediend bij de Inspectie Leefomgeving en Transport voor een nationaliteitsverklaring, waarbij gegevens moeten worden overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat de reder of eigenaar voldoet aan de vereisten voor inschrijving. Zo wordt zekerheid verschaft dat het schip bestaat en dat degene die de aanvraag voor inschrijving indient daadwerkelijk de gerechtigde is van het schip of namens de gerechtigde optreedt (identificatie van schip en eigenaar). Na inschrijving in het scheepsregister is het schip een Nederlands schip. Daarna kan de reder of eigenaar een zeebrief aanvragen waarmee wordt aangetoond dat het schip gerechtigd is de vlag van het Koninkrijk te voeren. Dit geldt ook voor pleziervaartuigen.
Kortom, het enkel voeren van de Nederlandse vlag betekent nog niet dat er een vlaggenstaatrelatie ontstaat. Hiervoor is inschrijving in het scheepsregister benodigd.
Naast een vlaggenstaatrelatie kunnen ook op een andere wijze relaties tussen Nederland en de eigenaren en bemanning van een schip bestaan. Welke juridische consequenties dat heeft, zal per individueel geval moeten worden beoordeeld.
Voor zover het kabinet bekend, staat op dit moment alleen ten aanzien van de «Iuventa» vast – dat wordt gebruikt door de Duitse ngo Juggend Rettet – dat dit een ngo schip is dat onder de Nederlands vlag vaart tussen Libië en Italië. Dit schip is onderdeel van een lopend Italiaans strafrechtelijk onderzoek.
Welke rol speelt de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) in dit geheel? Hoeveel Nederlands belastinggeld gaat er naar deze organisatie?
IOM richt zich op het bevorderen van waardige, ordelijke en veilige manieren van migratie en op het bestrijden van irreguliere migratie. IOM beschikt over operationele capaciteit om transit- en herkomstlanden te ondersteunen bij het versterken van hun migratiemanagement en om de bescherming van vluchtelingen en kwetsbare migranten te verbeteren. Daarnaast levert IOM een belangrijke bijdrage aan het ondersteunen van landen op het gebied van vrijwillige terugkeer en herintegratie van ex-asielzoekers en irreguliere migranten in hun landen van herkomst. Voor 2017 is een Nederlandse bijdrage van EUR 22 miljoen aan IOM-programma’s voorzien. Hiermee wordt een breed scala aan activiteiten ondersteund, zoals de vrijwillige terugkeer van ex-asielzoekers en irreguliere migranten uit Nederland, de inzet van diaspora voor ontwikkeling in hun land van oorsprong, de terugkeer en herintegratie van gestrande migranten vanuit Libië en Marokko en dataverzameling over migratiestromen in Oost- en Noord-Afrika.
Deelt u de mening van het IOM dat «With 244 million people on the move, migration is inevitable, necessary, and desirable»? Zo ja, hoe staat dit in verhouding tot het doel om de migratiestroom een halt toe te roepen? Zo nee, wanneer zet u de financiering van deze organisatie stop?
De uitspraak van IOM verwijst naar reguliere migratie. Verreweg het grootste deel van de migratie in de wereld is regulier. De huidige migratieproblematiek in Nederland en Europa hangt vooral samen met illegale en irreguliere migratiestromen, die plaatsvinden buiten de geldende regelgeving om. Het kabinet spant zich in om irreguliere migratie tegen te gaan, de grondoorzaken van migratie te adresseren, en migratiestromen richting Europa beheersbaar te houden. IOM levert hieraan een zichtbare bijdrage. Het kabinet ziet derhalve geen reden om de financiering van deze organisatie stop te zetten
Waarom blijft u vasthouden aan de falende EU-grensbewaking in plaats van dat u onze eigen nationale grenzen sluit voor alle asielzoekers en immigranten uit islamitische landen?
Zoals u bekend, vindt het kabinet dat het categorisch sluiten van de Nederlandse grenzen voor bepaalde groepen mensen geen realistische, laat staan een structurele oplossing is voor het complexe migratievraagstuk. De Grondwet staat discriminatie niet toe. Een dergelijke maatregel miskent bovendien de negatieve impact op de Nederlandse economie. In plaats van achter onze grenzen te wachten, spant het kabinet zich in om in samenwerking met Europese partners, de Europese Commissie en belangrijke landen van transit en herkomst, afspraken te maken om deze migratie- en vluchtelingenstromen beheersbaar te houden. Een alomvattende aanpak is nodig. Zo’n aanpak kan Nederland niet alleen uitvoeren, maar dient in Europees verband plaats te vinden.
Voor een verdere uitleg, verwijst het kabinet u naar de eerdere beantwoording van deze zelfde vraag.5
Beschermde identiteit voor teruggekeerde Zweedse jihadisten |
|
Geert Wilders (PVV), Raymond de Roon (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Klopt de berichtgeving dat teruggekeerde Zweedse jihadisten een beschermde identiteit krijgen om hun «reïntegratie in de samenleving te bevorderen»?1 Hoeveel personen betreft dit?
Nee, deze berichtgeving klopt niet. Uit navraag bij de Zweedse autoriteiten blijkt dat de Zweedse overheid geen beleid voert waarbij Zweedse uitreizigers bij terugkeer een nieuwe identiteit krijgen. In algemene zin geldt dat een Zweedse burger die bedreigd wordt, aan de overheid kan verzoeken om afscherming van de privégegevens. De politie beoordeelt of de bedreiging dusdanig is dat afscherming van privégegevens gerechtvaardigd is. Privégegevens kunnen vervolgens worden afgeschermd van in Zweden openbare registers, waardoor buitenstaanders geen toegang meer hebben tot privégegevens zoals adres, telefoonnummer, of kenteken van de auto. Aan de identiteit verandert dit echter niets, en aan de gegevens in de overheidsadministratie evenmin.
Kunnen deze Zweedse jihadisten met hun nieuwe identiteit ongehinderd door de EU en dus ook door Nederland reizen? Kunnen zij zich in Nederland vestigen?
Aangezien de berichtgeving niet juist is, zijn antwoorden op deze vragen niet van toepassing.
Zijn de Nederlandse veiligheids- en inlichtingendiensten op de hoogte van deze nieuwe identiteiten?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe gaat u verhinderen dat deze jihadisten voet op Nederlandse bodem of op Nederlandse lucht- en scheepvaartuigen zetten?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u in staat om de bewegingen van deze jihadisten in Europa te volgen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het blootstellen van Nederland aan terugkerende jihadisten – al of niet voorzien van een nieuwe identiteit – een krankzinnig idee is?
Personen met de Nederlandse nationaliteit kunnen terugkeren naar Nederland. Indien uitreizigers/Syriëgangers terugkeren worden zij bij terugkeer aangehouden voor verhoor en indien mogelijk strafrechtelijk vervolgd. Daarnaast wordt in een multidisciplinair casusoverleg een inschatting van de dreiging gemaakt en een individueel plan van aanpak met toepasselijke interventies opgesteld. Er kunnen zwaarwegende redenen zijn dat legale terugkeer naar Nederland en het Schengengebied moet worden voorkomen. In die gevallen kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid Nederlanderschap van uitreizigers met een dubbele nationaliteit in te trekken in het belang van de nationale veiligheid.
Hoe gaat u Nederland beschermen tegen deze jihadisten?
Zie antwoord vraag 2.