Een onderzoek van FNV naar onveiligheid en geweld in asielzoekerscentra |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het onderzoek van FNV over «60 meldingen van vergaande agressie tegen medewerkers van asielzoekerscentra»? 1 Wat is uw oordeel daarover.
Ja. Het staat voorop dat overlastgevend gedrag, zoals wordt veroorzaakt door een beperkte groep asielzoekers, volstrekt onacceptabel is. De overlast zorgt voor een grote belasting van de medewerkers van betrokken uitvoeringsinstanties, die alles op alles zetten om overlastgevers aan te pakken. Het mag niet zo zijn dat medewerkers van COA-locaties zich onveilig voelen.
Deelt u de mening dat geweld en agressie tegen overheidspersoneel onaanvaardbaar zijn en dat u dus alles moet doen om dit te voorkomen?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat de situatie is verslechterd omdat het aantal asielzoekers uit veilige landen is toegenomen? Wanneer gaat u de motie-Jasper van Dijk om harder in te zetten op terugkeer van het aantal veiligelanders uitvoeren?2
Uit gegevens vanuit de migratieketen blijkt dat personen uit de zogenoemde veilige landen relatief vaker dan de gemiddelde asielzoeker overlastgevend en/of crimineel gedrag vertonen. Hierbij is niet aan te tonen dat dit ook geldt voor het aantal incidenten waarbij medewerkers van het COA slachtoffer zijn. De afgelopen periode is de instroom van deze groep wel toegenomen en daarmee het voortduren van deze overlastproblematiek.
Zoals eerder aangegeven in mijn reactie op uw vragen over «problemen met veiligelanders»3, zet Nederland met betrekking tot de door u aangehaalde motie4 in op het maken van effectieve afspraken over samenwerking met veilige landen van herkomst voor de terugkeer van personen die irregulier in Nederland verblijven.
Kunt u reageren op de aanbevelingen van de FNV, waaronder meer vast personeel, meer bevoegdheden en het waarborgen van een veilige werkomgeving bij het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA)?
De huidige verhouding tussen vast personeel en flexibel inzetbaar personeel op azc locaties is nodig om goed in te kunnen spelen op fluctuaties in de instroom. Om een veilige werkomgeving te waarborgen zijn extra maatregelen in het leven geroepen en op steeds meer opvanglocaties zijn aanvullende afspraken met gemeenten en politie gemaakt.
Plaatsing in de extra begeleiding- en toezichtlocatie (ebtl) is onderdeel van het brede palet aan maatregelen dat beschikbaar is om overlastgevers aan te pakken en medewerkers van reguliere opvanglocaties te ontlasten. Het onderzoek van de Inspectie JenV naar de opvang van overlastgevende asielzoekers5 laat echter zien dat er meer nodig is. Ik ben aan de slag gegaan met de aanbevelingen van de Inspectie en zal uw Kamer binnenkort hierover informeren.
Deelt u de mening dat de veiligheid van het personeel boven alles gaat en dat het personeel daarom altijd zijn mening moet kunnen geven over de omstandigheden op de werkplek? Zo ja, wat onderneemt u tegen de angstcultuur onder het personeel bij het COA?
Ja. Medewerkers hebben de mogelijkheid om op diverse manieren hun mening te geven en worden daartoe ook expliciet uitgenodigd. Dit kan rechtstreeks bij hun leidinggevende, bij de preventiemedewerkers, vertrouwenspersonen, het meldpunt integriteit, de bedrijfsarts of een bedrijfsmaatschappelijk werker. Daarnaast staat het bestuur van het COA altijd open voor een gesprek, zowel met de ondernemingsraad als vertegenwoordiging van medewerkers als met medewerkers zelf. Dit benadrukken de bestuurders ook in hun contacten met medewerkers tijdens wekelijkse werkbezoeken op locaties in het land.
Wat vindt u van de suggestie van de COA-directeur in Nieuwsuur om een nieuw soort asielzoekerscentrum in te richten, waarin overlastgevende asielzoekers kunnen worden geplaatst? Bent u bereid hierover in gesprek te gaan?3
Sinds 2017 is de ebtl een nieuwe vorm van opvang die specifiek is ingericht voor overlastgevende asielzoekers. Het betreft een pilot voor een periode van twee jaar. Het rapport van de Inspectie JenV over de opvang van overlastgevende asielzoekers heeft aanleiding gegeven om het gesprek met elkaar te voeren over de doorontwikkeling van de ebtl. In dat kader komt ook de suggestie zoals gedaan in Nieuwsuur aan de orde.
Bent u bereid een actieplan te maken met maatregelen die een einde maken aan geweld en agressie, zodat het personeel van COA in veiligheid zijn werk kan doen?
Ik heb uw Kamer in de afgelopen periode meermalen geïnformeerd over de getroffen maatregelen.7 Aangezien deze maatregelen nog onvoldoende hebben geleid tot een merkbare vermindering van het aantal incidenten, zet ik voortdurend in op intensivering en optimalisering van de getroffen maatregelen. Zie mijn antwoord op vraag 6.
Onveiligheid in asielzoekerscentra |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Personeel asielzoekerscentra voelt zich onveilig: dagelijks agressie en geweld»?1
Ja.
Bent ook u net zoals vakbond FNV geschokt over de ernst van de meldingen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De meldingen die bij de vakbond FNV zijn binnengekomen zijn zorgelijk. Geweld tegen medewerkers met een publieke taak is volstrekt onacceptabel.
Beschikt u over cijfers of andere gegevens ten aanzien van de veiligheid van het personeel in asielzoekerscentra? Zo ja, waaruit bestaan die? Zo nee, waarom niet en wilt u de veiligheidssituatie voor het personeel in kaart laten brengen?
Ja. Het COA kent een incidentenregistratie in het IBIS (Integraal Bewoners Informatie Systeem). De Rapportage Vreemdelingenketen (RVK) van januari-december 20172 geeft de IBIS incidentencijfers van alle COA-locaties over de jaren 2016 en 2017. Daarnaast vindt er een incidentenregistratie via het eigen intranet plaats. Dit vindt plaats met het oog op personeelszorg, binnen het kader van de risico inventarisatie & evaluatie (RI&E). Ik streef ernaar de RVK over de periode januari-december 2018 met daarin gegevens aangaande de incidentenregistratie over het jaar 2018 voor het komende meireces aan uw Kamer te zenden.
Deelt u de mening van de bestuursvoorzitter van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) dat er naast de al genomen specifieke maatregelen meer nodig is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het is spijtig dat de getroffen maatregelen nog onvoldoende hebben geleid tot een merkbare vermindering van het aantal incidenten. Het onderzoek dat de Inspectie JenV heeft uitgevoerd naar de opvang van overlastgevende asielzoekers3 laat zien dat er meer maatregelen nodig zijn. Ik ben aan de slag gegaan met de aanbevelingen van de Inspectie. In april zal ik uw Kamer informeren over de status hiervan.
Deelt u de mening dat niet langer sprake is van incidenten maar van een structureel probleem? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De overlastproblematiek is inmiddels een structureel probleem. De ervaren overlast wordt momenteel veroorzaakt door een beperkte groep bewoners, veelal afkomstig uit Noord-Afrikaanse landen. Deze groep verblijft, als gevolg van de procedures op sporen 1 en 2, voor een beperkte periode in de opvang. De afgelopen periode is de instroom van deze groep toegenomen en daarmee het voortduren van deze overlastproblematiek.
Deelt u de mening van de in het bericht genoemde FNV-bestuurder dat om de werksituatie veiliger te maken er meer medewerkers op de locaties, meer beveiliging en een onderzoek naar de veiligheid van de gebouwen nodig zijn? Zo ja, hoe en hoe snel gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
De gebouwen voldoen aan de veiligheidseisen passend bij de doelgroep waarvoor het COA is ingericht. De groep overlastgevende asielzoekerslaat volstrekt onacceptabel gedrag zien. Hiertoe zijn extra maatregelen in het leven geroepen, zoals het verscherpen van de huisregels en overplaatsing naar een extra begeleiding en toezicht locatie (ebtl). Hierover heb ik uw Kamer in mijn brieven van 8 juni en 15 november jl. geïnformeerd4. Daarnaast zijn er op steeds meer opvanglocaties aanvullende afspraken met gemeenten en politie gemaakt.
Is het waar dat het vooral asielzoekers uit zogenoemde veilige landen zijn die verantwoordelijk zijn voor het geweld en de bedreigingen? Zo ja, welke mogelijkheden heeft u of gaat u ontwikkelen om meer beperkende maatregelen op te kunnen leggen aan deze groep asielzoekers en om te zorgen dat zij zo snel mogelijk ons land verlaten? Zo nee, wat is niet waar aan deze bewering?
Uit gegevens vanuit de migratieketen blijkt dat personen uit de zogenoemde veilige landen relatief vaker dan de gemiddelde asielzoeker overlastgevend en/of crimineel gedrag vertonen. Hierbij is niet aan te geven of dit ook geldt voor het aantal incidenten waarbij medewerkers van het COA slachtoffer zijn.
Zoals ook aangegeven in mijn brieven van 8 juni en 15 november jl.,5 is er reeds een palet aan maatregelen ontwikkeld dat kan worden ingezet om overlastgevende asielzoekers aan te pakken en terugkeer te realiseren. Zo zijn er onder meer twee ebtl’s geopend en worden overlastgevers eerder in vreemdelingenbewaring gesteld. Ook heeft het COA het maatregelenbeleid aangescherpt waardoor er nadrukkelijker aandacht is voor het verbod op onaanvaardbaar gedrag, de sancties die hierop staan (zoals het inhouden van leefgelden of het beperken van opvang) en het doen van een melding en aangifte in geval van incidenten. Daarnaast zijn er snellere procedures voor evident kansarme asielaanvragen ingevoerd en worden er effectieve afspraken gemaakt over samenwerking met veilige landen van herkomst voor de terugkeer van personen die irregulier in Nederland verblijven. Aangezien de reeds bestaande maatregelen nog onvoldoende hebben geleid tot een merkbare vermindering van het aantal incidenten, zet ik voortdurend in op intensivering en optimalisering van de getroffen en nog te treffen maatregelen.
Het bericht ‘Vrouwelijke IS’er wil naar Nederland’ |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Vrouwelijke IS’er wil naar Nederland»?1
Ja
Hoe beoordeelt u de door vrouwelijke IS’er geschetste mogelijkheid om Nederlands staatsburgerschap aan te vragen nu zij getrouwd is met een Nederlander? Acht u dit wenselijk?
Zoals u weet ga ik niet in op individuele zaken. Wel kan ik in zijn algemeenheid aangeven dat vreemdelingen op verschillende manieren Nederlander kunnen worden; van rechtswege (door geboorte of erkenning), door optie of naturalisatie. Hiervoor gelden aparte voorwaarden. In het geval een vreemdeling getrouwd is met een Nederlander kan de vreemdeling genaturaliseerd worden als het huwelijk reeds drie jaar heeft geduurd én sprake is van onafgebroken samenwoning. Daarnaast geldt dat het moet gaan om een in Nederland wettelijk gesloten huwelijk of een buiten Nederland gesloten huwelijk dat volgens het Nederlands internationaal privaatrecht kan worden erkend. Een alleen kerkelijk, religieus of anderszins ceremonieel gesloten huwelijk, ongeacht waar dat is gesloten, wordt niet erkend.
Tegen het verblijf van de verzoeker in Nederland mogen geen bedenkingen bestaan. De vreemdeling mag geen gevaar voor de openbare orde of de nationale veiligheid zijn.
Worden huwelijken gesloten in het Kalifaat of in gebieden die gecontroleerd worden door terroristische organisaties internationaal erkend? Zo ja, waarom?
Zie antwoord vraag 2.
Bestaat de mogelijkheid dat uitgereisde IS’ers die met een Nederlander kinderen hebben gekregen, welke dus de Nederlandse nationaliteit bezitten, via hun Nederlandse kinderen een verblijfsvergunning in Nederland kunnen krijgen?
De IND onderzoekt bij elke aanvraag waarin sprake is van de aanwezigheid van een Nederlands kind, of er aanspraken zijn op grond van het arrest Chavez-Vilchez. Dit arrest ziet op de toetsing van het verblijfsrecht van een verzorgende derdelander ouder bij een, reeds geboren, minderjarig Nederlands kind. Een werkelijke, actuele en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving, kan een reden zijn dat de vreemdeling niet met succes een beroep kan doen op dit arrest.
Welke mogelijkheden heeft u om het verkrijgen van Nederlands staatsburgerschap via huwelijken gesloten in het buitenland te blokkeren?
Een naturalisatieverzoek kan worden afgewezen als er bedenkingen zijn tegen het verblijf voor onbepaalde tijd in Nederland van de te naturaliseren persoon. Daarvan kan sprake zijn als uit het gedrag blijkt dat een persoon een gevaar vormt voor de openbare orde, de goede zeden of nationale veiligheid.
Is op het feit dat iemands nationaliteit is ontnomen door een ander land vanwege redenen van nationale veiligheid, van invloed op het verkrijgen van Nederlands staatsburgerschap? Zo nee, bent u bereid dit mogelijk te maken?
Bij de beoordeling van het verkrijgen van het Nederlanderschap zal zo mogelijk de informatie van een ander land omtrent een mogelijk gevaar voor de nationale veiligheid betrokken worden.
Ziet u nieuwe mogelijkheden ten aanzien van het ontnemen van het Nederlanderschap van jihadisten nu in het Verenigd Koninkrijk de Britse nationaliteit van een vrouwelijke IS’er is ontnomen omdat ze ook aanspraak kon maken op een andere nationaliteit, zonder dat ze daadwerkelijk die andere nationaliteit bezat?
De waarborg dat intrekking van het Nederlanderschap ingevolge art 14, tweede en vierde lid, Rijkswet op het Nederlanderschap niet toegepast wordt als de betrokken persoon daardoor staatloos wordt, wordt gehanteerd. Op grond van artikel 7 Europees Verdrag inzake Nationaliteit is verlies van de nationaliteit in deze gevallen niet mogelijk als de betrokkene daardoor staatloos wordt.
Het bericht ‘Vrouwelijke IS’er wil naar Nederland’ |
|
Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Vrouwelijke IS’er wil naar Nederland?»1
Ja.
Kunt u zo snel mogelijk duidelijk maken dat de bewuste IS’er nooit, maar dan ook nooit een verblijfsvergunning en ook nooit de Nederlandse nationaliteit zal krijgen en altijd toegang tot Nederland zal worden geweigerd? Zo nee, waarom niet?
Zoals u weet ga ik niet op individuele zaken in. Wel kan ik in zijn algemeenheid aangeven dat vreemdelingen op verschillende manieren Nederlander kunnen worden; van rechtswege (door geboorte of erkenning), door optie of naturalisatie. Hiervoor gelden aparte voorwaarden. In het geval een vreemdeling getrouwd is met een Nederlander kan de vreemdeling genaturaliseerd worden als het huwelijk reeds drie jaar heeft geduurd én sprake is van onafgebroken samenwoning. Daarnaast geldt dat het moet gaan om een in Nederland wettelijk gesloten huwelijk of een buiten Nederland gesloten huwelijk dat volgens het Nederlands internationaal privaatrecht kan worden erkend. Een alleen kerkelijk, religieus of anderszins ceremonieel gesloten huwelijk, ongeacht waar dat is gesloten, wordt niet erkend. Tegen het verblijf van de verzoeker in Nederland mogen geen bedenkingen bestaan. De vreemdeling mag geen gevaar voor de openbare orde of de nationale veiligheid zijn.
Ten aanzien van de verlening van een Nederlandse verblijfsvergunning voor niet EU-burgers gelden voorwaarden zoals, in geval van verblijf bij partner, een inkomenseis, een inburgeringsvereiste en een leeftijdseis van 21 jaar. Daarnaast dient sprake te zijn van een huwelijk, geregistreerd partnerschap of een duurzame en exclusieve relatie. Ook hier geldt dat de vreemdeling geen gevaar voor de openbare orde of de nationale veiligheid mag zijn.
Wat betreft de voorwaarden voor vreemdelingen om toegang te krijgen tot het Schengengebied, zijn deze opgenomen in de Schengengrenscode. Zo behoort het hebben van geldige reisdocumenten tot een van de voorwaarden. Daarnaast kan aan de vreemdeling de toegang tot Nederland worden geweigerd in geval deze een gevaar voor de openbare orde of de nationale veiligheid vormt.
Bent u bereid Saif al-Malook voor te dragen voor de Mensenrechtentulp, aangezien hij met gevaar voor eigen leven Asia Bibi verdedigd heeft in de zaak tegen haar vanwege vermeende godslastering?
De afgelopen jaren, wanneer er een reguliere uitreiking van de Mensenrechtentulp plaatsvond, kon iedereen een mensenrechtenverdediger of -organisatie nomineren om in aanmerking te komen voor de Mensenrechtentulp. Vervolgens beoordeelde een onafhankelijke jury de nominaties. In de oproep voor nominaties en de eerste fase van de selectieprocedure heeft de Minister van Buitenlandse Zaken geen rol. Alleen in 2018 is eenmalig afgeweken van deze procedure met een speciale editie van de Mensenrechtentulp vanwege het 70-jarig bestaan van de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens. Zoals aangekondigd in de Kamerbrief over de intensivering van het mensenrechtenbeleid d.d. 30 oktober 2018 (Kamerstuk 32 735, nr. 227) wordt momenteel verkend op welke manier het doel en de impact van de Mensenrechtentulp verder kunnen worden geoptimaliseerd. Uw Kamer wordt geïnformeerd over de uitkomsten van deze verkenning.
Nu hij met gevaar voor eigen leven is teruggekeerd om ook de laatste fase van Asia Bibi’s proces zelf af te ronden en haar opnieuw te verdedigen, bent u bereid hem opnieuw bescherming te bieden wanneer de bedreigingen tegen hem opnieuw urgent worden? Is hij te allen tijde welkom in Nederland als zijn veiligheidssituatie dat vereist?
Het kabinet kan niet vooruit lopen op een eventueel nieuw verzoek van de heer Malook voor bescherming en/of plaatsing in het Shelter City programma in Nederland. Tijdelijke opvang in het Shelter City programma is in principe voor een periode van maximaal 3 maanden.
Klopt het dat het Europese Schengenvisum van de heer Malook nog steeds geldig is?
Het Schengenvisum voor de heer Malook is niet afgegeven door Nederland. Het kabinet kan geen uitspraken doen over de geldigheid van het Schengenvisum van individuen, mede omdat het kabinet niet gemachtigd is deze persoonsgegevens te delen.
Kan Nederland bijdragen aan zijn veiligheid in Pakistan? Zo ja, hoe?
De heer Malook heeft zelf de keuze gemaakt Nederland te verlaten en terug te keren naar Pakistan. Het is aan de Pakistaanse autoriteiten om zorg te dragen voor zijn veiligheid als hij daar om zou vragen.
Is Saif ul-Malook welkom om de Mensenrechtentulp zelf in Nederland in ontvangst te nemen, mocht deze inderdaad aan hem worden toegekend?
Het kabinet nodigt de winnaar van de Mensenrechtentulp standaard uit in Nederland om de prijs in ontvangst te nemen.
Het bericht dat de IND nauwelijks asielaanvragen van oorlogsvluchtelingen behandelt |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Advocaten: oorlogsvluchtelingen komen bij IND nauwelijks aan de beurt»?1
Ja.
Is het waar dat vluchtelingen uit oorlogsgebieden amper aan de beurt komen teneinde een asielprocedure te starten? Zo ja, waarom? Zo nee, wat is er dan niet waar aan het gestelde?
In de systemen van de IND worden aanvragen van vreemdelingen (ook asielzoekers) ingeschreven op land van herkomst en op basis van het doel dat men aanvraagt. De specificatie «oorlogsvluchteling» wordt niet geregistreerd. Men dient een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel in en deze wordt als zodanig geregistreerd. Pas ná beoordeling kan worden vastgesteld of aanvrager ook daadwerkelijk in aanmerking komt voor een dergelijke verblijfsvergunning.
De eerste prioriteit van de IND ligt bij het afhandelen van Dublinzaken en asielaanvragen van vreemdelingen uit veilige landen. Dat betekent niet dat de IND de overige asielaanvragen laat liggen. Ook deze zaken worden door de IND opgepakt en afgehandeld. Door onder meer de hoger dan verwachte instroom en een andere samenstelling daarvan in met name de Algemene,- en Verlengde Asielprocedure zijn de voorraden van deze zaken in 2018 opgelopen.
Zoals ik uw Kamer heb geïnformeerd,2 werft de IND momenteel extra personeel. Met de inzet van dit extra personeel verwacht de IND de voorraden terug te brengen.
Hoeveel oorlogsvluchtelingen hebben zich vanaf 1 maart 2018 in Nederland gemeld en hoeveel daarvan wachten nog op het starten van de asielprocedure of is die procedure inmiddels afgehandeld?
Zoals bij vraag 2 is aangegeven worden asielzoekers bij indiening van de aanvraag niet geregistreerd met het kenmerk «oorlogsvluchteling». Dit is binnen het Nederlandse vreemdelingenbeleid geen bestaande kwalificatie. Bij de aanvraag wordt bezien of deze wordt afgedaan in spoor 1 (Dublinzaken), spoor 2 (veilige landen) of spoor 4 (Algemene en Verlengde Asielprocedure).
Van het totale aantal asielaanvragen die vanaf 1 maart 2018 zijn ingediend was op 31 december 2018 52% afgehandeld.
Onderstaande tabel3 geeft inzicht per spoor in het aantal aanvragen en aantal afdoeningen tussen 1 maart 2018 en 31 december 2018.
Wat is de gemiddelde wachttijd voor oorlogsvluchtelingen voordat hun asielprocedure start?
In het datawarehouse van de IND worden doorlooptijden geregistreerd (de tijd die een procedure inneemt van datum aanvraag tot datum beslissing). Er worden geen wachttijden geregistreerd.
Zoals hiervoor aangegeven bij vraag 2 en 3 worden aanvragen van vreemdelingen in de systemen van de IND ingeschreven op land van herkomst. De specificatie oorlogsvluchteling bestaat als gezegd niet.
De geregistreerde doorlooptijden voor het totaal aantal eerste asielaanvragen op de verschillende sporen in 2018 zijn opgenomen in onderstaande tabel:
Is er sprake van een bewust beleid deze asielprocedures niet te starten om zodoende oorlogsvluchtelingen te ontmoedigen naar Nederland te komen? Zo ja, waarom? Zo nee, waar blijkt het tegendeel uit?
Het kabinet streeft naar kortere doorlooptijden en snelle duidelijkheid voor alle asielzoekers. Dat is ook waarom de IND de besliscapaciteit hiervoor recent heeft uitgebreid en in het komende jaar verder zal uitbreiden. Dat prioriteit wordt gegeven aan kansarme asielaanvragen in de zogeheten sporen 1 en 2, is om te voorkomen dat deze aanvragen de Nederlandse asielprocedure nog meer dan thans belasten en verstoppen. Uiteindelijk is die inzet daarom ook van belang voor personen met een meer kansrijke aanvraag. Er is dus geen sprake van een bewust laten oplopen van de doorlooptijden om vreemdelingen te ontmoedigen naar Nederland te komen.
Deelt u de mening dat wachttijden voor dergelijke vluchtelingen van een jaar of meer onaanvaardbaar zijn? Zo ja, op welke termijn gaat het aantal extra IND-ers daadwerkelijk zorgen voor verkorting van de termijnen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik heb aangegeven in de beantwoording van eerder gestelde vragen4 ben ik van mening dat de doorlooptijden bij de afhandeling van aanvragen in de verlengde asielprocedure (spoor 4) te lang zijn. De IND heeft, om de doorlooptijden te verkorten, in 2018 200 fte extra personeel geworven. Werving zag niet alleen op inzet voor het proces asiel, maar ook voor ondersteunende processen als dienstverlening en juridische zaken. Onlangs is besloten om de capaciteit bij de IND in 2019 verder uit te breiden met 150 fte voor het behandelen van asielaanvragen. Het aannemen en vervolgens inwerken van nieuwe medewerkers kost tijd. Afhankelijk van het soort werk duurt het een half jaar tot meer dan een jaar voordat medewerkers volledig en zelfstandig werkzaam zijn. In de regel worden zij opgeleid door meer ervaren medewerkers wat in eerste instantie leidt tot productieverlies alvorens sprake is van productiestijging. De achterstanden bij onderdelen in het asielproces kunnen niet op heel korte termijn worden opgelost maar de verwachting is wel dat daar dit jaar stappen in gezet kunnen worden.
De kinderen die bij het kinderpardon zijn afgewezen en nu een herbeoordeling krijgen zoals vermeld in de brief van 29 januari 2019 |
|
Sietse Fritsma (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Wat is het gemiddeld aantal gezinsleden, ouders, broers en zussen, dat met deze kinderen in Nederland verblijft?1
Hoofdpersonen die zijn afgewezen op de Definitieve Regeling Langdurig Verblijvende Kinderen hebben gemiddeld 2,2 gezinsleden.
Wat is de top vijf van de landen van herkomst?
Wat is het gemiddeld aantal verblijfsprocedures dat deze gezinnen in Nederland hebben doorlopen, zowel asiel als regulier, en wat is de top vijf van de gevraagde verblijfsdoelen?
De gegevens waar in deze vragen om wordt verzocht zijn niet op een geaggregeerd niveau beschikbaar. Om deze gegevens te achterhalen dient ieder afzonderlijk dossier van (de gezinsleden van) de hoofdpersonen die in aanmerking komen voor een herbeoordeling opnieuw te worden bekeken. Die herbeoordeling vindt op dit moment plaats in het kader van de uitvoering van de Afsluitingsregeling. Ik informeer uw Kamer later dit jaar over de afhandeling van de Afsluitingsregeling met daarin cijfermatige overzichten.
In hoeveel gevallen zijn er meer dan drie verschillende procedures doorlopen en is het procedurestapelen dus tot kunst verheven?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is de gemiddelde periode van illegaal verblijf in Nederland van deze gezinnen, vanaf de periode dat de wettelijke vertrekplicht van toepassing was?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe vaak is de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in deze zaken zelf in beroep gegaan in alle verblijfsprocedures van deze gezinnen?
Zie antwoord vraag 3.
Bij hoeveel van deze gezinnen is het meewerkcriterium tegengeworpen toen een beroep werd gedaan op het kinderpardon?
Zie antwoord vraag 3.
Bij hoeveel gezinnen is bij tegenwerping van de meewerkplicht vaker dan een keer een situatie geweest dat men bijvoorbeeld niet is komen opdagen bij een afspraak bij de Dienst Terugkeer en Vertrek?
Zie antwoord vraag 3.
Bij hoeveel van de gezinnen is ooit een situatie geweest dat er al een vertrekdatum vast heeft gestaan maar dat men niet kwam opdagen op het vliegveld of het vertrek tegenwerkte met een nieuwe verblijfsaanvraag, de zogenaamde vliegtuigtrapaanvraag?
Zie antwoord vraag 3.
Verbleven alle gezinnen in voorzieningen van het Rijk? Zo nee, in hoeveel gevallen werd illegaal verblijf gefaciliteerd door gemeenten middels huisvesting en / of financiële middelen en wat zijn de details hieromtrent?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht ‘Deze gastarbeiders zijn oud in een land dat een tussenstop had moeten zijn’ |
|
Maarten Groothuizen (D66), Vera Bergkamp (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66), Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Deze gastarbeiders zijn oud in een land dat een tussenstop had moeten zijn»?1
Ja.
Kunt u zeggen hoeveel van de oudere gastarbeiders tussen 2019 en 2022 met pensioen gaan? Wat zijn de voorzieningen waar deze mensen aanspraak op kunnen maken? In hoeverre is hier een verschil met geboren Nederlanders?
Dit is lastig in te schatten omdat veel gegevens pas bij het beoordelen van het recht op AOW worden vastgelegd. Een inschatting is dat er in 2019 ruim 20.000 personen die niet in Nederland zijn geboren met pensioen gaan. In 2020 en 2021 betreft dit ruim 17.000 personen en in 2022 ruim 20.000.
Klopt het dat deze mensen een gekorte AOW hebben? Hoeveel AOW ontvangen deze mensen gemiddeld?
Personen die niet in Nederland geboren zijn, hebben vaak een gekorte AOW. Naar schatting bedraagt hun korting in 2019 gemiddeld 32,5%, om gradueel te dalen naar 27,8% in 2022. Hoeveel AOW zij gemiddeld ontvangen, is niet in te schatten, omdat de hoogte van de AOW naast de korting ook afhankelijk is van de leefvorm. Indien zij aan de voorwaarden voldoen kunnen betrokkenen in aanmerking komen voor de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO).
Hoe verklaart u de slechte gezondheidstoestand in vergelijking met geboren Nederlanders waar het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over heeft gerapporteerd?2 Bent u van plan gevolg te geven aan dit rapport? Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom niet?
In het jaarrapport Integratie 2018 van het CBS komt het beeld naar voren dat de eerste generatie Turkse en Marokkaanse migranten ongezonder zijn in vergelijking met andere 65-plussers in Nederland. Het beleid van de rijksoverheid op vraagstukken op het gebied van participatie, zorg, ondersteuning en gezondheid richt zich op alle inwoners van Nederland. Wel worden gemeenten, zorgpartijen en andere stakeholders ondersteund in hoe zij hun maatregelen in kunnen zetten richting kwetsbare groepen. Dit betekent onder meer kennis hebben van risicofactoren of van het land van herkomst en / of culturele aspecten. Stichting Pharos, kennisinstituut op gebied van gezondheidsvraagstukken bij kwetsbare groepen en migranten, beschikt over kennis en informatie die partijen in het medisch en sociale domein kunnen gebruiken. In het Nationaal Preventieakkoord is ook speciaal aandacht voor het inzetten op het verminderen van gezondheidsverschillen en het behalen van gezondheidswinst.
Kent u het rapport van De Gemeentelijke Gezondheidsdient (GGD)?3 Is er destijds iets gedaan met dit rapport? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat en zijn er effecten bekend? Bent u van plan er alsnog opvolging aan te geven, ook in combinatie met het recente onderzoek van neuropsychologe Özgül Uysal-Bozkir? Zo ja, wilt u de Kamer hierover informeren?
Ik heb naar aanleiding van Uw vraag nogmaals kennis genomen van het rapport van de GGD. Indertijd en ook nu is het aan de lokale bestuurders deze gegevens te gebruiken om een beeld te krijgen van de gezondheidstoestand, de beperkingen, en de leefgewoonten van ouderen (inclusief migranten) in hun gemeente. Op basis van de lokale situatie kan dan samen met de doelgroep en betrokken stakeholders uit het medisch en sociaal domein gericht beleid worden ingezet. Vanuit de Participatiewet zijn gemeenten verantwoordelijk voor mensen met arbeidsvermogen die ondersteuning nodig hebben, zoals (oudere) migranten. Ook vanuit de Wetten langdurige zorg, maatschappelijke ondersteuning en publieke gezondheid kan de gemeente een stimulerende rol vervullen bij het vergroten van de zelfredzaamheid en vitaliteit van (oudere) migranten.
Zoals ook uit het onderzoek van dr Ozgul Uysal-Bozkir blijkt, leiden onder meer gezondheidsachterstanden, opleidingsniveau en eenzaamheid tot een hoger risico op dementie. Ook is er bewijs dat leefstijlfactoren effect hebben op de hersengezondheid. Daarom is het van belang ook daarop in te zetten. Alzheimer Nederland heeft daarnaast specifieke activiteiten om de verschillende bevolkingsgroepen met een migrantenachtergrond te bereiken met passende informatie over dementie en de beschikbare zorg.
In hoeverre is er al speciale aandacht voor deze mensen gelet op deze cijfers, bijvoorbeeld in de ouderenzorg? Zo niet, acht u dat nodig? Zo nee, waarom niet? Wordt er ook specifiek aandacht aan besteed in het actieprogramma Eén Tegen Eenzaamheid?
Alle vormen van zorg moeten persoonsgericht zijn. Daarmee is een migrantenachtergrond dus ook relevant voor de te verlenen zorg. Voor alle aspecten van hun persoon moet aandacht zijn bij persoonsgerichte zorg.
Omdat alle zorg persoonsgericht moet zijn acht ik speciale focus op achtergrond als migrant niet opportuun. Uitgangspunt is dat zorgprofessionals datgene kunnen inzetten wat zij nodig achten. En als dat specifieke aandacht is voor een bepaalde groep, dan is dat mogelijk. Een uitzondering hierop is dat huisartsen standaard een opslag krijgen op hun inschrijftarief op basis van de samenstelling van hun populatie ingeschreven patiënten. Die opslagen betreffen leeftijd en achterstandswijken.
Het Netwerk Migranten Ouderen (NOOM) is mede ondertekenaar van het Pact voor de Ouderenzorg. Ook maken zij deel uit van de Raad van Ouderen. Zij denken en doen zo mee in de programma’s en campagnes waaronder Één tegen Eenzaamheid. Afgelopen twee jaar heeft het FNO Fonds meerdere pilots gefinancierd om migranten ouderen te activeren. Ik heb opdracht gegeven om de geleerde kennis over wat werkt en wat niet te bundelen. Dit kan onderdeel uit gaan maken van de toolkit voor de adviseurs die lokale coalities ondersteunen bij een effectieve aanpak.
Deelt u de mening dat het zorgelijk is als mensen niet de zorg krijgen die zij nodig hebben, ook gelet op de negatieve gevolgen die daaruit weer kunnen voortkomen? Zo ja, wat gaat u daaraan doen?
Goede zorg is persoonsgericht. Dat betekent dat zorg moet aansluiten bij wat iemand nodig heeft en aansluit op wie hij of zij is. Om tot meer persoonsgerichte zorg te komen heb ik verschillende programma’s gestart zoals Langer Thuis, Thuis in het Verpleeghuis en Een tegen Eenzaamheid. Het programma Langer Thuis richt zich specifiek op de grote en groeiende groep ouderen die zelfstandig thuis woont. Uitgangspunt hierbij is de wens van ouderen om zo lang mogelijk op een goede manier zelfstandig te kunnen blijven wonen, met ondersteuning, zorg en in een woning die aansluit bij hun persoonlijke behoeften. Thuis zo lang het kan. In 3 actielijnen met 10 doelen en 44 acties geef ik hier uitvoering aan.
Het programma Thuis in het Verpleeghuis is om ervoor te zorgen dat voldoende tijd, aandacht en goede persoonsgerichte zorg is voor alle bewoners. Een bewoner van het verpleeghuis moet er – ongeacht zijn of haar achtergrond – op kunnen rekenen dat er aandacht voor hem of haar is, dat het welzijn van de bewoner voorop staat en dat de zorg in het verpleeghuis veilig is. De zorg in het verpleeghuis past zich dus aan aan de bewoners, en speelt in op wat zij willen en nodig hebben.
Hoe kunnen we volgens u verdere ondersteuning bieden, bijvoorbeeld door het aanbieden van taallessen?
Voor bijstandsgerechtigden (tot aan de AOW-leeftijd) die de Nederlandse taal niet beheersen geldt via de taaleis in de participatiewet (artikel 18b) de verplichting om de taal te leren tot het niveau van 1F. Hierbij geldt het hebben van een inburgeringsdiploma als bewijs dat men de taal voldoende beheerst.
Daarnaast voeren veel gemeenten beleid rond laaggeletterdheid op grond van de Wet educatie en beroepsonderwijs, ondersteund door het landelijke actieprogramma Tel mee met Taal. Daarbij gaat het om het bereiken van en het aanbieden van scholing aan mensen die laaggeletterd zijn. Zo zijn er bijvoorbeeld in veel gemeenten taalpunten, waar mensen terecht kunnen voor informatie en matching met taalcursussen.
Met het Europees fonds voor de Meest Behoeftigen (EFMB) uitgevoerd door de bibliotheken in Utrecht, Den Haag, Rotterdam en Amsterdam, wordt tevens ingezet op het voorkomen van sociale uitsluiting onder ouderen middels het project «Ouderen in de Wijk». Het project richt zich op het tegengaan van sociale uitsluiting van pensioengerechtigde ouderen met een laag besteedbaar inkomen die te kennen geven dat ze kampen met eenzaamheidsproblemen of zich hier zorgen over maken. Hier vallen ook ouderen met een migrantenachtergrond onder. Het project heeft tot doel de doelgroep bewust te maken van het lokale ondersteunings- en sociale activeringsaanbod, ze (blijvend) in beeld te brengen bij hulporganisaties en/of gemeenten en hun sociaal netwerk en competenties te versterken.
Belangrijk onderdeel van het project is dat gewerkt wordt aan de basisvaardigheden van de kwetsbare ouderen zoals het leren omgaan met computers, verbeteren van digitale vaardigheden en het huishoudboekje op orde brengen. Ook wordt ingezet op het vergroten van het sociale netwerk van de ouderen en het in beeld blijven. In 2017 heeft SZW de uitkomsten van het project laten evalueren door Panteia. In januari 2018 hebben zij hun onderzoeksrapport gepubliceerd (https://www.uitvoeringvanbeleidszw.nl/subsidies-en-regelingen/efmb-europees-fonds-voor-meest-behoeftigen/documenten/publicaties/subsidies/efmb-europees-fonds-voor-meest-behoeftigen/onderzoek-en-evaluatie-efmb/tussentijdse-evaluatie-efmb-230218-def-incl-summary).
Ziet u mogelijkheden om de traditionele beelden van zorg, zorgverwachtingen en zorgpraktijken zoals het onderzoek stelt, leven bij oudere gastarbeiders te doorbreken? Zo ja, op welke wijze gaat u hier uitvoering aan geven?
Het netwerk dicht bij de oudere zelf heeft naar verwachting de meeste invloed op de beeldvorming over de zorg. Via media, onderwijs en gerichte communicatie kan de actuele kennis over de zorg worden overgebracht naar dit sociale netwerk. Daarnaast zijn vrijwillige sleutelfiguren in de wijk, de wijkteams maar ook ontmoetingsplekken belangrijk om het echte verhaal over te brengen. Ik zie een rol voor de gemeente om deze groepen goed te informeren over waar welke zorg en ondersteuning aan te vragen is. Ook Ouderenbonden, ouderenadviseurs, en het netwerk van Ouderen Organisaties van Migranten (NOOM) kan helpen bij de beeldvorming.
De publiekscampagne die ik voornemens ben te starten in het kader van «Waardig Ouder worden» wordt mede opgesteld met de Raad voor Ouderen. In de Raad voor Ouderen zijn ook migranten ouderen vertegenwoordigd.
Wat is volgens u het grootste struikelblok dat ondanks de grote belangstelling voor de remigratieuitkering, uiteindelijk maar 2 a 3% daadwerkelijk terugkeert?
Alhoewel de Remigratiewet in 2014 is aangescherpt (o.a. de leeftijdsgrens die is opgehoogd van 45 naar 55 jaar en de afschaffing van de eenmalige vergoeding voor reis- en verhuiskosten) kunnen oudere gastarbeiders waar hiernaar wordt verwezen, gebruik maken van de remigratieregeling indien ze voldoen aan alle voorwaarden. Er kunnen andere overwegingen/motieven meespelen waarom men geen gebruik maakt van de regeling zoals bijvoorbeeld het feit dat de bijstandsuitkering en/of het opgebouwde pensioen hier hoger is dan de remigratie uitkering, de band met familie en kinderen (en kleinkinderen) in Nederland en de onstabiele situatie en de (slechtere) staat van de gezondheidszorg in het land van herkomst.
De aanpak van criminele asielzoekers |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Wat heeft u tot op heden concreet gedaan om uw belofte waar te maken criminele en overlastgevende asielzoekers aan te pakken door in EU-verband regels met betrekking tot vreemdelingenbewaring te verruimen en asielaanvragen van criminele asielzoekers af te kunnen wijzen in geval van een gevangenisstraf van minder dan zes maanden?1
Criminaliteit onder vreemdelingen is zeer ernstig en het onderwerp heeft mijn voortdurende aandacht. Niet alleen vanwege de schade die door deze acties wordt aangericht, maar ook omdat dit bijdraagt aan een negatieve beeldvorming en afleiden van de humanitaire nood van waaruit vele migranten een beroep op Nederland doen. Ook doet het afbreuk aan de positieve bijdragen van talloze migranten aan de Nederlandse samenleving.
Ten aanzien van de inzet op de terugkeer van criminele vreemdelingen verwijs ik naar mijn reactie op vragen van de SGP bij de behandeling van de wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 teneinde te voorzien in een wettelijke basis voor de staandehouding, overbrenging en ophouding met het oog op inbewaringstelling van Dublinclaimanten en vreemdelingen aan wie tijdens een verblijfsprocedure rechtmatig verblijf wordt toegekend.2
In genoemde reactie heb ik nogmaals aangegeven wat mijn inzet is bij de herziening van de Terugkeerrichtlijn. Na de JBZ-conclusies van 28 juni 2018 is mede op aandringen van Nederland door de Europese Commissie op 12 september 2018 een voorstel gepresenteerd tot herziening van de Terugkeerrichtlijn.3 Daarover wordt nu in de Raad verder gesproken. Speerpunten van het voorstel voor Nederland zijn de vergrote mogelijkheden om criminele feiten te betrekken bi de afweging om vreemdelingen in bewaring te stellen. Een ander voor Nederland belangrijk element, te weten de vereenvoudiging van administratieve lasten en procedures, in het bijzonder voor vreemdelingenbewaring, stond niet in het voorstel, maar is op initiatief van Nederland nu wel op genomen in de actuele versie van de raadspositie. De Nederlandse inzet vindt zijn vertaling in de inzet in talloze gremia en contacten op ambtelijk en diplomatiek niveau. Ik zie dat onder een brede meerderheid van de lidstaten consensus bestaat dat de mogelijkheden verbreed moeten worden. De inzet in dit onderhandelingsproces blijft dan ook onverminderd.
Ook vraag ik internationaal aandacht voor de handelingsperpectieven gedurende de asielprocedure als er sprake is van overlast of criminele feiten. Net als op lokaal niveau zal de eerste winst te behalen zijn door verdere intensivering van de samenwerking. Daarbij kan worden gedacht aan de verbetering van de informatie uitwisseling over in andere lidstaten gepleegde feiten, onder meer door de implementatie van ECRIS-TCN waarover in december een politiek akkoord is bereikt. Maar ook op andere vlakken zoek ik naar samenwerking. Ik merk dat meer en meer lidstaten de zorgen over criminele vreemdelingen delen. Tegelijk lopen de nationale praktijken van de lidstaten soms uiteen, zodat intensievere samenwerking met de andere lidstaten van de EU nodig is om de slag te maken die deze problematiek vergt.
Voor wat betref de grens die is gelegd bij een strafmaat van zes maanden gevangenisstraf, wijs ik op de beleidsaanscherping die mijn ambtsvoorganger vanaf 2015 heeft ingezet.4 Het kabinet is van oordeel dat we hiermee de grens hebben bereikt van wat we op dit punt kunnen doen met inachtneming van de Europese regels, bijvoorbeeld de Procedurerichtlijn, maar ook het Vluchtelingenverdrag.5
Op welke data en tijdens welke gelegenheden heeft u dit gedaan? Zijn hier verslagen van beschikbaar?
Zie antwoord vraag 1.
Welke landen steunen u hierin en welke niet?
Zie antwoord vraag 1.
Ziet u progressie in de wijziging van deze EU-regels? Zo ja, hoe uit dit zich?
Zie antwoord vraag 1.
Uitzettingen naar Soedan |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht dat de volkswoede in Soedan niet lijkt te stoppen?1
Ja.
Welke gevolgen heeft de volksopstand – die al vijf weken duurt met 40 doden en 1.000 gevangenen tot gevolg – voor de veiligheidsbeoordeling van Soedan?
Bij de beoordeling van de veiligheids- en mensenrechtensituatie in Soedan en voor de behandeling van asielaanvragen wordt de actuele situatie betrokken. In goede afstemming met het Ministerie van Buitenlandse Zaken worden de ontwikkelingen in Soedan nauwlettend gevolgd. Naast de ambtelijk verkregen informatie, wordt de informatie zoals die blijkt uit openbare bronnen betrokken.
Sinds 19 december jl. is er sprake van aanhoudende demonstraties in Soedan. De regering reageert met geweld op deze protesten. De protesten, waarbij de grootste mensenmassa tot dusver wordt geschat op 7.000 a 10.000 personen bestaan uit een breed palet van bevolkingsgroepen en beroepsgroepen en vinden in de hoofdstad Khartoem en ook in andere plaatsen in Soedan plaats. Het aantal doden dat naar aanleiding van deze protesten zou zijn gevallen zou rond de 50 liggen en het aantal arrestaties wordt geschat op ongeveer 2300. Onder de gedetineerden bevinden zich politiek activisten, journalisten, studenten, artsen, advocaten en oppositieleiders. In de wijken waar niet wordt gedemonstreerd blijft het rustig. Het geweld van de autoriteiten is een reactie op de protesten. Het uitbreken van de protesten en de reactie van de autoriteiten onderstreept dat de vrijheid van meningsuiting en positie van mensenrechtenverdedigers in Soedan onder grote druk staan.
In het landgebonden asielbeleid Soedan geldt reeds specifiek beleid voor mensenrechtenactivisten en aanhangers van (gewapende) oppositiegroepen. Zij vallen onder het risicogroepenbeleid. Ook voor Soedanese asielzoekers hier in Nederland, die aannemelijk maken dat zij mensenrechtenactivist of politiek opposant zijn, kan in het licht van wat thans bekend is over Soedan een risico bij terugkeer worden aangenomen. Van hen kan immers niet verlangd worden om terughoudend te zijn ten aanzien van het uitoefenen van politieke activiteiten. Dit past binnen de huidige beleidskader, om die reden is aanpassing van het beleid niet noodzakelijk.
Bij de behandeling van de aanvragen door de IND zullen de huidige ontwikkelingen worden betrokken.
Op welke manier wordt rekening gehouden met de veranderde situatie in Soedan in de beslissing al dan niet mensen uit te zetten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat een nieuw ambtsbericht Soedan op zijn plaats is, aangezien het laatste ambtsbericht Soedan van 2017 is? Wanneer wordt besloten tot een vernieuwd ambtsbericht?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft aangegeven dat zij verwachten het nieuwe Algemeen Ambtsbericht Soedan omstreeks juni 2019 te publiceren.
Overweegt u een beslis- en vertrekmoratorium voor Soedanezen tot er een nieuw ambtsbericht is?
Op dit moment zie ik geen aanleiding om een besluit- en vertrekmoratorium in te stellen voor Soedan. Een besluitmoratorium kan worden ingesteld indien naar verwachting voor een korte periode onzekerheid zal bestaan over de situatie in het land van herkomst en op grond daarvan redelijkerwijs niet kan worden beslist of verwijderd.
Op basis van de informatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en uit andere openbare bronnen kan de IND, met inachtneming van de huidige veiligheids- en mensenrechtensituatie, beslissen op individuele zaken. Omdat het geweld van de Soedanese autoriteiten beperkt is tot de plaatsen waar gedemonstreerd wordt, zie ik ook geen aanleiding om thans verwijderingen naar Soedan op te schorten. Uiteraard blijf ik de ontwikkelingen in Soedan nauwlettend volgen.
Het uitzetten van gewortelde kinderen in afwachting van een Kinderpardon |
|
Bram van Ojik (GL) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de op handen zijnde uitzetting van een ernstig getraumatiseerd meisje van 8 jaar dat in Nederland is geboren?1
Bij brief van 29 januari jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de nieuwe afspraken die binnen de coalitie zijn gemaakt op het terrein van asiel en migratie. Ik heb onder andere de maatregel genomen om de Definitieve Regeling Langdurig Verblijvende Kinderen (DRLVK) per 29 januari 2019 te beëindigen. Aanvragen op grond van de DRLVK van alle personen die zijn afgewezen op grond van het meewerkcriterium worden opnieuw beoordeeld. Ook worden er overgangsmaatregelen getroffen. Ik verwijs u voor nadere informatie naar de brief van 29 januari jl. (Kamerstuk 19 637, nr. 2459).
Bent u bereid de uitzettingen van kinderen, die langer dan vijf jaar in Nederland hebben verbleven in afwachting van hun verblijfsprocedure, op te schorten in afwachting van de uitkomst van gesprekken over het voorstel van CDA en D66 ten aanzien van het Kinderpardon?2 Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid alle zaken van kinderen die langer dan vijf jaar in Nederland hebben verbleven in afwachting van hun verblijfsprocedure opnieuw te beoordelen in het kader van uw discretionaire bevoegdheid tot het verlenen van een verblijfsvergunning, mede op grond van de door 38 hoogleraren opgestelde schadenota?3 Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid in overleg te treden met alle daartoe bereidwillige fracties van de Tweede Kamer teneinde tot een breed pakket aan maatregelen te komen om worteling van kinderen in afwachting van hun procedure aan te pakken en waar een ruimhartiger Kinderpardon een onderdeel van is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid geen in Nederland gewortelde kinderen uit te zetten voordat u deze vragen heeft beantwoord? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht 'Huizen zijn er wel, statushouders niet' |
|
Jan Paternotte (D66), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Huizen zijn er wel, statushouders niet»?1
Ja.
Klopt het, dat in 2018 gemeenten 3.000 statushouders minder hebben gehuisvest dan de totale taakstelling van 22.000? Hoe duidt u de achterstand van deze minder gehuisveste 3.000 statushouders?
Er zijn in de tweede helft van 2018 2.934 minder vergunninghouders door gemeenten gehuisvest dan via de taakstelling zijn opgelegd. Er kunnen meerdere redenen zijn voor deze achterstand. Uit een door de Landelijke Regietafel (LRT) medio 2018 gevraagde quick scan onder gemeenten kwam naar voren dat gemeenten zelf vooral de krapte op de woningmarkt, naast concurrerende urgente groepen en het lastiger huisvesten van grote gezinnen aanwijzen als oorzaak voor achterlopende resultaten. Ook geven gemeenten aan dat de komst van nareizende familieleden leidt tot vertraging bij de huisvesting.
Klopt het voorts dat de gemeente Den Bosch in 2018 een taakstelling van 146 statushouders had, maar van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) slechts 82 huisvestingsverzoeken kreeg?
Ja, dat klopt. Een aantal gemeenten, waaronder ‘s-Hertogenbosch, heeft minder statushouders gekoppeld gekregen dan nodig was voor de taakstelling van die gemeente. Dat wil overigens niet zeggen dat er landelijk onvoldoende vergunninghouders waren. Het gaat om de verdeling over de diverse gemeenten: de beschikbare vergunninghouders zijn in de bedoelde periode aan andere gemeenten gekoppeld. In het proces van koppelen houdt het COA immers rekening met een aantal zaken, zoals medische behandeling, familierelaties en in toenemende mate arbeidsmarktkansen. Vooral de groep nareizigers maakt het lastig om de spreiding over gemeenten evenredig te houden. Immers, nareizigers worden gekoppeld aan dezelfde gemeente als waar de referent al woont. Daardoor kan het voor komen dat de vergunninghouders niet geheel gelijkelijk over alle gemeenten verdeeld worden.
Hoeveel en welke gemeenten hebben in 2018 niet de taakstelling behaald? In welke van deze gevallen heeft het COA minder statushouders geleverd dan de aangewezen taakstelling?
Op 31 december 2018 hadden 272 gemeenten de opgelegde taakstelling niet behaald. In de tweede helft van 2018 heeft het COA aan 106 gemeenten 800 minder vergunninghouders geleverd dan volgens de taakstelling nodig was.
Kunt u toelichten hoe het komt dat het COA niet de aantallen statushouders levert die zijn afgesproken in de taakstelling voor gemeenten, terwijl er meer dan voldoende statushouders in asielzoekerscentra wachten op een plek in de samenleving?
Het artikel in NRC gaat over de huisvesting van vergunninghouders in 2018. In 2018 heeft het COA voldoende vergunninghouders aan gemeenten gekoppeld om de taakstelling op landelijk niveau te kunnen realiseren. Zoals onder het antwoord 3 is vermeld, kunnen de vergunninghouders niet altijd gelijkmatig over alle gemeenten verdeeld worden. De ongelijke verdeling van vergunninghouders over de gemeenten kan in een volgende taakstellingsperiode weer rechtgetrokken worden. De overgrote meerderheid van vergunninghouders die nu in de AZC’s zitten, is al gekoppeld aan gemeenten.
Staat u nog steeds achter uw woorden van 2 november 2018 op Radio 1, toen u stelde dat «de doorstroom van statushouders naar een woning stokt door de krapte op de woningmarkt»? Zo nee, wat is dan wel de reden voor de haperende doorstroom?
Daar sta ik nog steeds achter. Zoals onder vraag 2 beantwoord, geven gemeenten zelf ook aan de krappe woningmarkt als de voornaamste oorzaak voor het niet tijdig huisvesten van vergunninghouders te zien.
Dit laat onverlet dat er ook individuele gemeenten zijn die in de tweede helft van 2018 onvoldoende vergunninghouders kregen gekoppeld. Deze gemeenten treft geen blaam voor de opgelopen achterstand.
Klopt het dat gemeenten worden beoordeeld op basis van de taakstelling en dat daarbij geen rekening wordt gehouden met het aantal statushouders dat het COA daadwerkelijk aan de gemeenten toewijst? Betekent dit dat gemeenten aan wie het COA minder statushouders toewijst dan waar zij plek voor hebben buiten hun schuld in gebreke blijven?
Nee, dat klopt niet. De gemeenten worden door de Provincies na het eind van een taakstellingsperiode beoordeeld op het realiseren van de taakstelling. Het niet voldoen aan de taakstelling door onvoldoende toegewezen vergunninghouders wordt gemeenten niet aangerekend. Het op deze wijze niet-behaalde deel van de taakstelling blijft wel staan om in de volgende taakstellingsperiode te realiseren. De gemeenten die meer vergunninghouders hebben gehuisvest dan volgens de taakstelling vereist, kunnen het aantal boven de taakstelling gehuisveste vergunninghouders in mindering brengen op de volgende taakstelling.
Deelt u de mening dat het onnodig lang ophouden van statushouders in Asielzoekerscentra de integratie niet ten goede komt? Zo ja, wat gaat u doen teneinde ervoor te zorgen dat gemeenten die aan hun taakstellingen kunnen voldoen ook voldoende statushouders toegewezen krijgen?
Die mening deel ik. Om die reden is het van groot belang dat de gemeenten die minder vergunninghouders in 2018 hebben gehuisvest dan mogelijk was, snel hun achterstanden inlopen. Ik reken daarbij op effectieve handhaving door de toezichthouder ten aanzien van bedoelde gemeenten en de inzet van het COA bij het slim verdelen van de beschikbare vergunninghouders over die gemeenten die in 2018 te weinig koppelingen hebben gekregen.
Verstrekking van Nederlandse visa in landen waar geen Nederlands consulaat gevestigd is |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Kunt u toelichten welke bilaterale regeling Nederland als vertegenwoordigde lidstaat op grond van art. 84) van de Visumcode heeft getroffen met de vertegenwoordigende lidstaat België inzake visumbehandelingen in Kameroen?1 Kunt u daarbij expliciet ingaan op de beschikbaarstelling van ruimte, medewerkers en financiële middelen door Nederland als de vertegenwoordigde lidstaat? Kunt u tevens aangeven in hoeverre aanvragen van bepaalde categorieën onderdanen van derde landen conform artikel 22 door de vertegenwoordigende lidstaat voor voorafgaande raadpleging worden doorgezonden naar de centrale autoriteiten van Nederland als vertegenwoordigde lidstaat – zowel in algemene zin als in de context van Kameroen?
Zoals eerder in mijn brief van 4 januari 2019 aangegeven, is de bilaterale Schengenvisumvertegenwoordigingsregeling die Nederland heeft gesloten met België gebaseerd op de Visumcode (Europese regelgeving), art. 8.lid 4. d. Dit is in de desbetreffende regeling vastgelegd. Daarnaast zijn in de regeling afspraken gemaakt op hoofdlijnen, die gelden voor de in de regeling vermelde locaties voor wederzijdse visumvertegenwoordiging. Deze zien er o.m. op dat visumaanvragen moeten worden beoordeeld en visa moeten worden verstrekt op basis van de condities en procedures van de Visumcode.
Afspraken over elke locatie afzonderlijk worden hierbij niet gemaakt.
De aard van Schengenvisumvertegenwoordiging is dat deze plaats vindt met «gesloten beurzen». Visumvertegenwoordigingsregelingen kunnen worden gemaakt wanneer er voldoende personele capaciteit en bestaande infrastructuur aanwezig is om de extra aanvragen van een daartoe verzoekende lidstaat adequaat in behandeling te kunnen nemen. Als dat niet het geval is, zal het verzoek door die lidstaat worden afgewezen.
Nederland is in staat (geweest) verzoeken van andere lidstaten tot visumvertegenwoordiging op een aanzienlijk aantal locaties wereldwijd in te willigen. Andere lidstaten kunnen (konden) weer verzoeken van Nederland tot visumvertegenwoordiging op bepaalde locaties honoreren. In Kameroen heeft Nederland geen eigen ambassade en vertegenwoordigt België al sedert geruime tijd Nederland voor Schengenvisa.
Sommige Schengenlanden hebben ten aanzien van bepaalde visumplichtige nationaliteiten of bepaalde categorieën aanvragers van die nationaliteit, aangegeven dat zij (overeenkomstig artikel 22 van de Visumcode) voorafgaand aan visumverlening geraadpleegd dienen te worden in de vorm van electronische toezending van de aanvraaggegevens. Deze raadpleging kan plaatsvinden bij zowel aanvragen die niet in het kader van vertegenwoordiging worden gedaan, als bij aanvragen die wel in het kader van vertegenwoordiging wordt gedaan. Visumvertegenwoordiging staat hier los van.
Voor Nederland geldt dat er geen voorafgaande raadpleging is van een bepaalde visumplichtige nationaliteit of van categorieën aanvragers van die nationaliteit.
Op welke gronden rust de Nederlandse interpretatie van de Visumcode, namelijk dat Nederland zich niet dient te mengen in bezwaren inzake afwijzing van individuele aanvragen?
Artikel 32.3 van de Visumcode bepaalt dat aanvragers aan wie een visum is geweigerd in beroep kunnen gaan. Het beroep wordt ingesteld tegen de lidstaat die de definitieve beslissing over de aanvraag heeft genomen.
De visumvertegenwoordigingsregeling gebaseerd op art. 8.lid 4.d, van de Visumcode, is inclusief de mogelijkheid tot het nemen van een weigeringsbeslissing op een visumaanvraag. Alle definitieve beslissingen -positief en negatief- worden dan genomen door de vertegenwoordigende lidstaat.
In dit licht moet tegen een weigeringsbeslissing beroep worden ingesteld in de vertegenwoordigende lidstaat. De behandeling van het bezwaar/beroep vindt dan geheel zelfstandig plaats door de vertegenwoordigende lidstaat volgens het nationale recht van die lidstaat.
Waarom wordt het reguliere overleg over knelpunten niet ook benut voor het afdoening van bezwaren tegen afwijzingen van visumaanvragen?
In het Nederlandse Schengenvisumproces zijn vastgestelde procedures voor de behandeling van bezwaar-en beroepszaken bij visumaanvragen. Aan visumaanvragers wordt bij de weigeringsbeschikking op een aanvraag aangegeven hoe, bij welke instantie en binnen welke termijn een bezwaarschrift kan worden ingediend. In Nederland worden bezwaarschriften behandeld door medewerkers/juristen van de IND/Visadienst. Beroep kan worden ingesteld bij een rechtbank.
Het regulier overleg met België is een ambtelijk overleg waarbij, zoals ik in mijn reactie van 4 januari 2019 heb toegelicht, eventuele knelpunten -op hoofdlijnen- in de wederzijdse visumvertegenwoordiging worden besproken. Voor afhandeling van individuele bezwaarzaken is het regulier overleg niet het geëigende kanaal en is het evenmin de bevoegde instantie.
In hoeverre deelt u de vrees van de indieners dat het feit dat een aanvrager gedwongen wordt in een ander land te procederen dan het land van bestemming, de procedure ineffectief maakt, wat in strijd zou zijn met bepalingen in het Handvest van de Europese Unie inzake het recht op een effectieve procedure?
De Visumcode voorziet sinds 2011 expliciet in waarborgen voor een behoorlijke rechtsgang voor visumaanvragers, zoals destijds beoogd door de EU-landen, wat visumvertegenwoordiging op basis van art. 8. lid 4, onder d van de Visumcode ook mogelijk maakt.
Met het arrest El Hassani (C-403/16) van 13 december 2017, werd bevestigd dat lidstaten bij Schengenvisumaanvragen gehouden zijn, op grond van artikel 32, lid 3 van de Visumcode, een effectief beroepsmiddel te bieden in de zin van artikel 13 EVRM en artikel 47 van het Handvest.
Met in achtneming van deze voorziene waarborgen bij visumvertegenwoordiging, ben ik van mening dat verschillen in de nationale beroepsprocedures bij de Schengen lidstaten bij visumzaken een effectieve rechtsbescherming niet in de weg staan.
De vraag of een uitleg van artikel 8, lid 4, onder d en artikel 32, lid 3 van de Visumcode, die inhoudt dat de aanvragers het beroep tegen de weigering om aan hen een visum te verlenen uitsluitend in de vertegenwoordigende lidstaat kunnen instellen, in overeenstemming is met het recht op effectieve rechtsbescherming als bedoeld in artikel 47, is onderwerp van prejudiciële vragen gesteld door de Rechtbank Utrecht aan het Hof van Justitie. Ik wil niet op de uitkomsten van die procedure vooruitlopen.
Hoe duidt u de visie van lidstaat Italië dat het vertegenwoordigde land verantwoordelijk is voor behandeling van een bezwaarschrift/herzieningsverzoek?
Nederland heeft met Italië een bilaterale visumvertegenwoordigingsregeling gesloten. Deze afspraak is in een Note Verbale (NV) vastgelegd.
In de NV staan de voorwaarden voor visumvertegenwoordiging tussen Nederland en Italië vermeld. De afspraak met Italië is gebaseerd op art. 8, lid 4, onder d), van de Visumcode en behelst aldus volledige vertegenwoordiging. Dat betekent dat in landen waar Italië de vertegenwoordigende lidstaat is van Nederland, Italië ook beslissingen neemt tot weigering van een visumaanvraag. Beroep tegen deze weigeringen dient te worden ingesteld in Italië.
Hoe is gewaarborgd en hoe wordt erop toegezien dat de visumbehandeling door België namens Nederland in Kameroen niet alleen op papier, maar ook in de praktijk, op correcte, efficiënte en effectieve wijze geschiedt?
Schengenvisumverlening leent zich bij uitstek voor samenwerking tussen de Schengenlanden. De regelgeving is geharmoniseerd (Visumcode) evenals de voorwaarden en procedures voor de visumverlening.
Tijdens het regulier overleg met België staan naast actuele ontwikkelingen,eventuele aandachtpunten of bijzonderheden over de locaties van wederzijdse visumvertegenwoordiging op de agenda. Indicator hierbij is o.m. het aantal klachten dat Nederland bereikt met betrekking tot visumvertegenwoordiging door België. Op het departement zijn met betrekking tot visumvertegenwoordiging door België in Kameroen over de afgelopen 4 jaar slechts 2 klachten ontvangen. Er zijn daarnaast geen andere signalen dat de visumvertegenwoordiging door België voor Nederland in Kameroen niet adequaat verloopt.
De gevolgen van recente ontwikkelingen in de verhouding tussen Nederland en Iran voor het Nederlandse asielbeleid ten aanzien van Iran |
|
Maarten Groothuizen (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Minister Blok: Iran zat waarschijnlijk achter liquidaties in Nederland»?1
Ja.
Hoeveel asielzoekers uit Iran hebben in de jaren 2015, 2016, 2017 en 2018 in Nederland asiel aangevraagd? In hoeveel gevallen is in de genoemde jaren een asielvergunning verleend? Hoeveel afgewezen asielzoekers uit Iran zijn in deze jaren vrijwillig vertrokken of teruggestuurd naar Iran? Is bekend hoe het (afgewezen) asielzoekers die naar Iran zijn teruggekeerd na hun terugkeer in Iran is vergaan? Zo nee, waarom niet?
De aantallen eerste asielaanvragen van Iraniërs over de genoemde jaren is als volgt: in 2015 zijn afgerond 1.880 eerste aanvragen ingediend, in 2016 880, in 2017 720 en in 2018 1.870. In 2015 zijn afgerond 230 aanvragen toegekend, in 2016 390, in 2017 680 en in 2018 280. Ik merk daarbij op dat een aanvraag soms in het ene jaar is ingediend en in het volgende jaar is ingewilligd. Het betreft hier alleen de inwilligingen op eerste aanvragen en niet de inwilligingen in de beroepsfase.
Van 2015 tot en met 2018 zijn afgerond 460 vreemdelingen aantoonbaar teruggekeerd naar Iran onder toezicht van de DT&V. Hiervan zijn afgerond 30 gedwongen teruggekeerd.
Tijdens de asielprocedure vindt een individuele beoordeling van de situatie plaats op grond waarvan geconcludeerd kan worden dat terugkeer veilig en verantwoord is. Zoals ook geldt voor alle andere landen waar asielzoekers vandaan komen, is er geen aanleiding om in te zetten op monitoring na terugkeer.
Op basis van welke (recente) informatie wordt op dit moment door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) beoordeeld of iemand uit Iran asiel wordt verleend? Is er bij deze beoordeling voldoende aandacht voor risicogroepen zoals politieke activisten, politieke oppositieleden, mensenrechtenactivisten en hun familieleden? Is er bij deze beoordeling voldoende aandacht voor de positie van de Ahwazi, een Arabisch volk uit de Iraanse regio Khoezestan? Vindt u het algemene ambtsbericht over Iran uit mei 2017 nog voldoende actueel? Zo nee, wat gaat u doen om dit te actualiseren? Zo ja, waarom wel?
Uw Kamer is in 2017 per brief geïnformeerd over de beleidswijzigingen die zijn doorgevoerd naar aanleiding van het Algemene Ambtsbericht Iran van mei 2017.2 Uit het ambtsbericht is gebleken dat personen die actief zijn in de politiek, journalistiek of op het gebied van mensenrechten en daarbij significant kritiek uiten op de autoriteiten, dit niet kunnen doen zonder het risico te lopen hierdoor in de negatieve aandacht van de autoriteiten komen te staan met mogelijk arrestatie en strafvervolging tot gevolg. Daarom zijn deze personen door mijn voorganger aangeduid als risicogroep.
De IND beslist op aanvragen met in achtneming van dit algemene ambtsbericht. Uiteraard worden ook andere openbare bronnen betrokken die zijn verschenen na het uitbrengen van het ambtsbericht, zoals rapporten van het UK Home Office, US Department of State, de VN of mensenrechtenorganisaties als Amnesty International en HRW. Het is uiteraard afhankelijk van de specifieke zaak die voor ligt welke informatie door de IND bij een individuele zaak wordt betrokken. Bij elke beoordeling wordt de algehele situatie betrokken waarin de risicogroepen of bevolkingsgroepen zoals Ahwazi zich bevinden en met welke mensenrechtenschendingen zij te maken kunnen krijgen. De informatie in het ambtsbericht en hetgeen voor het overige blijkt uit openbare bronnen is voldoende om op een zorgvuldige wijze op asielaanvragen van Ahwazi te beslissen.
Ik verwacht dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken in het voorjaar het nieuwe algemeen ambtsbericht over Iran publiceert.
Is het Nederlandse asielbeleid ten aanzien van politieke activisten, politieke oppositieleden, mensenrechtenactivisten en hun familieleden in lijn met het asielbeleid in andere lidstaten van de Europese Unie? Zo nee, op welke punten wijkt het significant af?
Nederland baseert het beleid op artikel 15 van de Kwalificatierichtlijn; ik heb op dit moment geen signalen dat het Nederlandse beleid significant afwijkt van het beleid van andere lidstaten.
Is het Nederlandse asielbeleid ten aanzien van Ahwazi in lijn met het asielbeleid in andere lidstaten van de Europese Unie? Zo nee, op welke punten wijkt het significant af?
Zie antwoord vraag 4.
Ziet u gezien de huidige ontwikkelingen in de relatie tussen Nederland en Iran gevolgen voor het Nederlandse asielbeleid betreffende Iran? Ziet u redenen om de risicogroepen in het asielbeleid voor Iran uit te breiden naar aanleiding van deze ontwikkelingen, bijvoorbeeld naar voormalige oppositieleden of activisten, familieleden van (voormalig) politieke activisten, politieke oppositieleden en mensenrechtenactivisten? Zo ja, op welke manier en wanneer gaat u het landenbeleid aanpassen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Ziet u in de moord in Nederland op Ahmad Mola Nissi, een Ahwazi en leider van de ASMLA, aanleiding om het asielbeleid ten aanzien van Ahwazi te herbezien? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet? Klopt het dat Ahwazi die uit Nederland komen door Iran snel gezien worden als «politiek geëngageerd», omdat er in Nederland een aantal Ahwazi organisaties actief zijn? Zo ja, welke conclusie trekt u daaruit voor het asielbeleid ten aanzien van deze groep?
Zoals aangegeven in de beantwoording op vraag 3 en 6 kunnen personen die actief zijn in de politiek, journalistiek of op het gebied van mensenrechten en daarbij significant kritiek uiten op de autoriteiten, dit niet doen zonder het risico te lopen hierdoor in de negatieve aandacht van de autoriteiten te komen te staan met mogelijk arrestatie en strafvervolging tot gevolg. Hiervoor is een aparte risicogroep opgenomen in het landenbeleid Iran. Ik zie nu geen aanleiding om het landenbeleid Iran aan te passen.
Het Oxfam rapport over vluchtelingenopvangkampen in Griekenland |
|
Attje Kuiken (PvdA), Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Felle kritiek op «Europa onwaardige» opvang Griekenland: «Dit is de hel»»?1
Ja.
Bent u geschokt over het feit dat dit rapport laat zien dat de beloofde verbetering van de omstandigheden van vluchtelingenopvangkampen nog steeds uitblijft?
Hoewel Griekenland regelmatig verbeteringen aanbrengt, voldoet de opvang op de Griekse eilanden al lange tijd niet. Hierover wordt ook met regelmaat met uw Kamer gesproken. Dit is teleurstellend, te meer daar de Europese Commissie, EASO, Frontex, de lidstaten en ngo’s grote inspanningen leveren en middelen ter beschikking stellen om de situatie te verbeteren.2
Klopt het dat er een persoon is overleden door het koude weer?
Op 8 januari is een 24-jarige man uit Kameroen op Lesbos overleden. De Griekse autoriteiten hebben geen mededelingen gedaan over de doodsoorzaak.
Welke rol ziet u voor uzelf om te voorkomen dat niet nog meer mensen omkomen door de kou?
Het kabinet is van mening dat Griekenland meer moet doen om de omstandigheden op de eilanden te verbeteren. Daarbij hoort ook dat er adequate medische voorzieningen moeten zijn.
Zoals onder meer door mij uiteengezet in het AO JBZ-Raad d.d. 5 december 20183 alsmede door premier Rutte in antwoord op een vraag van het lid Asscher tijdens het plenaire debat over de Europese Raad van 13-14 december 2018, doet het kabinet al het mogelijke om de situatie op de Griekse eilanden te verbeteren.4 De toestand van de Griekse opvang is steevast onderwerp van gesprek tussen Nederland en Griekenland, zowel op politiek als (hoog)ambtelijk niveau. Zo sprak premier Rutte zijn Griekse collega bij de laatste twee Europese Raden aan op de situatie op de eilanden en benadrukte hij de noodzaak om deze te verbeteren. Ik deed het zelfde, zoals toegezegd tijdens het AO JBZ-Raad (Asiel- en Migratiedeel) op 5 december jl., en marge van de JBZ-Raad d.d. 6 en 7 december 2018 te Brussel, waarbij ik aandrong op het versnellen van de asielprocedures, meer terugkeer en humane opvangomstandigheden.5 Daarbij zij andermaal aangetekend, dat Griekenland verantwoordelijk is en blijft voor de opvang van migranten en asielzoekers op zijn grondgebied. Wel kan Nederland Griekenland daarbij ondersteunen, zowel bilateraal als via de Europese agentschappen Frontex en EASO. Nederland doet dit en zal dit blijven doen, zoals ook bepleit door uw Kamer. De toestand van de Griekse opvang zal wederom een van de agendapunten zijn bij mijn eerstvolgende bezoek aan Griekenland.
Deelt u de mening dat het een walgelijk feit is dat er slechts een enkele arts afgelopen jaar was om alleenreizende minderjarigen, zwangere vrouwen, zieken en slachtoffers van seksueel misbruik te screenen op kwetsbaarheid? Zo ja, welke vervolgstappen gaat u hiervoor nemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft u contact gehad met uw Europese collega’s na aanleiding van dit rapport? Zo ja, hoe kijken zij hier naar en zijn er concrete stappen besproken? Zo nee, waarom niet en gaat u dit nog doen?
Zie antwoord vraag 4.
Is u bekend of de hoge vertegenwoordiger Mogherini maatregelen heeft aangekondigd naar aanleiding van de immer barre omstandigheden in vluchtelingenopvangkampen? Heeft u contact met haar gehad? Zo nee, waarom niet en gaat u dit nog doen?
De Europese Commissaris verantwoordelijk voor asiel en migratie is de heer Avramopoulos. Bij voornoemd gesprek met mijn Griekse collega voorafgaand aan de JBZ-Raad van 6-7 december 2018, was ook Commissaris Avramopoulos aanwezig.6 Nederland heeft doorlopend contact met de Europese Commissie over de situatie in de Griekse opvang. Zoals u weet, pleit het kabinet steeds voor verbetering van de opvang en voor het sneller afronden van de asielprocedures in Griekenland, zodat diegenen die geen recht hebben op bescherming ook kunnen terugkeren. Dit doet de Commissie ook.7 Zoals ook hierboven gesteld, is Griekenland hiervoor in de eerste plaats verantwoordelijk. Hierbij ontvangt het veel financiële en materiële steun van de Europese Commissie, EASO, Frontex en de lidstaten.
Bent u van plan de uitkomsten van dit rapport te bespreken tijdens de volgende Raad Buitenlandse Zaken? Zo ja, welke oplossing gaat u aandragen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht dat er extra huurwoningen nodig zijn voor asielzoekers in Westland |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Extra huurwoningen nodig voor asielzoekers»?1
Ja.
Klopt het dat er met dezelfde tijd en moeite meer tijdelijke huisvesting kan worden geplaatst dan vaste huisvesting kan worden gebouwd? Zo ja, deelt u de mening dat tijdelijke huisvesting voor statushouders kan helpen om de druk van de overvolle azc's en de woningmarkt te halen?
Naar mijn mening kunnen flexibele en tijdelijke oplossingen inderdaad dienen om de druk op de asielzoekerscentra en de woningmarkt te verminderen. Lokale omstandigheden zijn bij de keuze voor het type oplossing doorslaggevend. Gemeenten zijn namelijk primair verantwoordelijk om de nodige maatregelen te treffen om de druk op de woningmarkt zoveel mogelijk tegen te gaan, met name door middel van prestatieafspraken met corporaties.
Herkent u het signaal dat tijdelijke huisvesting van statushouders meer moeite en geld kost als er geen leegstaande kantoorpanden beschikbaar zijn voor transformatie in een gemeente, zoals in de gemeente Westland?
Als er geen leegstaande kantoorpanden beschikbaar zijn voor transformatie kunnen onder meer modulaire bouw, kamergewijze verhuur, verplaatsbare woningen en het huisvesten van meerdere vergunninghouders in één woning als mogelijke oplossingen dienen om deze doelgroep, al dan niet tijdelijk, te huisvesten. Het is aan gemeenten om een afweging te maken welke mogelijke oplossing het meest haalbaar en passend is, waarbij ik veronderstel dat ook benodigde financiële middelen en inzet worden meegewogen.
Bent u bereid om het in het artikel genoemde probleem onderdeel te laten worden van de landelijke pilots en het beschikbare budget om ervaring op te doen met flexibele, tijdelijke en sobere woonoplossingen voor statushouders, bijvoorbeeld in combinatie met arbeidsmigranten en/of studenten?
Op 29 mei jl. heeft de Minister van BZK uw Kamer de Stimuleringsaanpak Flexwonen2 aangeboden, waarin is aangekondigd een pakket aan maatregelen te treffen om de bouw van flexibele en tijdelijke woningen te bevorderen. Het gaat onder meer om een vrijstelling op de verhuurderheffing en het mogelijk maken van een langere exploitatieperiode. Ook ondersteun ik met zogeheten versnellingskamers gemeenten bij nieuwe of vastgelopen projecten en bestaat er de mogelijkheid een beroep te doen op de kennis en kunde van het Expertteam Woningbouw voor meer ondersteuning.
Ook is inmiddels de woondeal Zuidelijke Randstad tot stand gekomen waarin specifieke maatregelen zijn opgenomen op het gebied van flexwonen. Zo wordt er actief gezocht naar locaties voor de realisatie van flexibele of tijdelijke woningen, vinden er pilots plaats in Rotterdam en in Den Haag en voor flexwonen in kleinere gemeenten en is de provincie een programma gestart voor de huisvesting van arbeidsmigranten.
Specifiek voor de gemeente Westland zal in samenwerking met RVO een versnellingskamer worden georganiseerd. Daarnaast zal in samenwerking met het Planbureau voor de Leefomgeving worden gezocht naar geschikte locaties.
Het bericht dat een asielzoeker uit Bahrein na zijn uitzetting direct is gearresteerd |
|
Bram van Ojik (GL) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Uitgezette Bahreini thuis gearresteerd»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Ali Mohammed al-Showaikh bij aankomst op het vliegveld van Manama is gearresteerd en is mishandeld en gemarteld? Zo nee, bent u bereid opheldering te vragen bij de Bahreinse autoriteiten?
Zoals uw Kamer bekend kan ik in verband met de privacy van de betrokken persoon geen uitspraken doen over individuele zaken en eventuele uitzettingen. Het kan onder omstandigheden voorkomen dat een afgewezen asielzoeker die is uitgezet bij aankomst in het land van herkomst door de autoriteiten wordt gearresteerd. Daar kunnen verschillende oorzaken voor zijn, die niet altijd te maken zullen hebben met het afgewezen asielverzoek.
Bent u bekend met het verslechteren van de mensenrechtensituatie in Bahrein de afgelopen jaren? Zo ja, waarom heeft dit nog niet geleid tot aanpassing van het landgebonden beleid ten aanzien van Bahrein?
Iedere asielaanvraag wordt beoordeeld op zijn individuele merites. Voor de meeste landen waar asielzoekers vandaan komen is er geen specifiek landgebonden asielbeleid in de Vreemdelingencirculaire 2000 opgenomen. Vaak wordt specifiek beleid pas opgesteld als er relatief veel asielzoekers uit een land komen en uit een ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken blijkt dat sprake is van risicogroepen of kwetsbare minderheden. Voor Bahrein is er geen specifiek landgebonden asielbeleid, mede gelet op de relatief zeer lage instroom (circa 10 asielzoekers in 2018) en dat het algemene asielbeleid afdoende mogelijkheden biedt. Ik zie vooralsnog geen aanleiding om het beleid te wijzigen.
Dat er geen specifieke landgebonden asielbeleid is, betekent dat de IND het asielverzoek toetst op basis van de algemene uitgangspunten, zoals neergelegd in de Vreemdelingenwet, het Vreemdelingenbesluit en de Vreemdelingencirculaire, afgezet tegen wat uit openbare bronnen bekend is over Bahrein. Dat zijn onder meer de rapporten van Amnesty International, Human Rights Watch en diverse VN-organisaties, maar ook rapporten van andere landen, bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.
Voor Bahrein geldt dat uit verschillende bronnen blijkt dat de mensenrechtensituatie in de laatste jaren verslechterd is. Dit geldt met name voor kritische geluiden vanuit de oppositie op het bewind, mensenrechtenactivisten en journalisten en de vrijheid van meningsuiting, vereniging en vergadering.
Deze ontwikkelingen worden door de IND betrokken bij de beoordeling van een individueel asielverzoek. Wanneer een asielzoeker aannemelijk maakt dat, gelet op zijn of haar individuele verhaal, tegen de achtergrond van de algemene situatie in Bahrein een gegronde vrees voor vervolging bestaat of bij terugkeer een reëel risico bestaat op een vernederende of onmenselijke behandeling dan wordt asiel verleend.
Bent u van mening dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) ten aanzien van Al-Showaikh een zorgvuldige inschatting van het gevaar bij terugkeer (non-refoulement) heeft gemaakt? Zo ja, hoe rijmt u zijn arrestatie met deze inschatting?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2.
Bent u bereid een nieuwe beoordeling te maken van de veiligheids- en mensenrechtensituatie in Bahrein in het kader van beoordeling in asielprocedures? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik ook bij vraag 3 beantwoord heb wordt bij iedere asielaanvraag een individuele afweging gemaakt door de IND waarbij het relaas van de persoon van groot belang is. Een nieuwe beoordeling van de veiligheids- en mensenrechtensituatie doet hieraan niet af.
Bent u bereid een besluit- en vertrekmoratorium in te stellen voor Bahrein tot u een beter beeld heeft van de veiligheids- en mensenrechtensituatie? Zo nee, waarom niet?
Nee, daartoe ben ik niet bereid. Een besluit- of vertrekmoratorium wordt ingesteld als de situatie in een land van herkomst dermate onduidelijk of chaotisch is dat op dat moment geen gewogen beslissing kan worden genomen. Een voorbeeld daarvan was de opkomst van IS in Irak.
Er is een goed beeld van de veiligheids- en mensenrechtensituatie in Bahrein. Dit wordt door de IND meegenomen bij de beoordeling van iedere individuele asielaanvraag. Of asiel wordt verleend is afhankelijk van de aannemelijkheid van het individuele relaas of gegronde vrees voor vervolging bestaat of bij terugkeer een reëel risico bestaat op een vernederende of onmenselijke behandeling.
Wat gaat u ondernemen om Al-Showaikh bij te staan? Bent u voornemens gehoor te geven aan de oproep van Amnesty en Vluchtelingenwerk om hem vertrouwelijke toegang te verschaffen tot een advocaat? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2.
Een naar Bahrein uitgezette man |
|
Jasper van Dijk (SP), Sadet Karabulut (SP) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Wat is uw oordeel over het bericht «Door Nederland uitgezette asielzoeker in Bahrein vastgezet»?1
Ik heb kennis genomen van dit bericht.
Kunt u bevestigen dat een door Nederland uitgezette asielzoeker uit Bahrein, Ali Mohammed al-Showaikh, na aankomst in dat land meteen is opgepakt en waarschijnlijk zelfs is mishandeld, geen vertrouwelijke toegang heeft tot een advocaat en onder druk een bekentenis heeft getekend? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Zoals uw Kamer bekend kan ik in verband met de privacy van de betrokken persoon geen uitspraken doen over individuele zaken en eventuele uitzettingen. Het kan onder omstandigheden voorkomen dat een afgewezen asielzoeker die is uitgezet bij aankomst in het land van herkomst door de autoriteiten wordt gearresteerd. Daar kunnen verschillende oorzaken voor zijn, die niet altijd te maken zullen hebben met het afgewezen asielverzoek.
Waarom is deze informatie niet meegewogen door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) bij de beslissing tot uitzetting, aangezien van tevoren bekend was dat Al-Showaikh risico liep?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2.
Deelt u de opvatting dat sinds 2016 de mensenrechtensituatie in Bahrein ernstig is verslechterd?
Iedere asielaanvraag wordt beoordeeld op zijn individuele merites. Voor de meeste landen waar asielzoekers vandaan komen is er geen specifiek landgebonden asielbeleid in de Vreemdelingencirculaire 2000 opgenomen. Vaak wordt specifiek beleid pas opgesteld als er relatief veel asielzoekers uit een land komen en uit een ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken blijkt dat sprake is van risicogroepen of kwetsbare minderheden. Voor Bahrein is er geen specifiek landgebonden asielbeleid, mede gelet op de relatief zeer lage instroom (circa 10 asielzoekers in 2018) en dat het algemene asielbeleid afdoende mogelijkheden biedt. Ik zie vooralsnog geen aanleiding om het beleid te wijzigen.
Dat er geen specifieke landgebonden asielbeleid is, betekent dat de IND het asielverzoek toetst op basis van de algemene uitgangspunten, zoals neergelegd in de Vreemdelingenwet, het Vreemdelingenbesluit en de Vreemdelingencirculaire, afgezet tegen wat uit openbare bronnen bekend is over Bahrein. Dat zijn onder meer de rapporten van Amnesty International, Human Rights Watch en diverse VN-organisaties, maar ook rapporten van andere landen, bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.
Voor Bahrein geldt dat uit verschillende bronnen blijkt dat de mensenrechtensituatie in de laatste jaren verslechterd is. Dit geldt met name voor kritische geluiden vanuit de oppositie op het bewind, mensenrechtenactivisten en journalisten en de vrijheid van meningsuiting, vereniging en vergadering.
Deze ontwikkelingen worden door de IND betrokken bij de beoordeling van een individueel asielverzoek. Wanneer een asielzoeker aannemelijk maakt dat, gelet op zijn of haar individuele verhaal, tegen de achtergrond van de algemene situatie in Bahrein een gegronde vrees voor vervolging bestaat of bij terugkeer een reëel risico bestaat op een vernederende of onmenselijke behandeling dan wordt asiel verleend.
Bent u bereid voorlopig niemand meer uit te zetten naar Bahrein en een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar deze casus, waaronder naar de vraag of het non-refoulementprincipe is geschonden? Zo nee, waarom niet?
Nee, daartoe ben ik niet bereid. Een besluit- of vertrekmoratorium wordt ingesteld als de situatie in een land van herkomst dermate onduidelijk of chaotisch is dat op dat moment geen gewogen beslissing kan worden genomen. Een voorbeeld daarvan was de opkomst van IS in Irak.
Er is voldoende informatie voorhanden over de veiligheids- en mensenrechtensituatie in Bahrein. Wel zal ik in samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse Zaken, de ontwikkelingen in Bahrein en de berichtgeving daarover, onder meer van de kant van mensenrechtenorganisaties als Amnesty International en Human Rights Watch, nauwlettend volgen. In het licht van die informatie worden individuele asielzaken beoordeeld. Of asiel wordt verleend is afhankelijk van de aannemelijkheid van het individuele relaas en de conclusie daaruit of gegronde vrees voor vervolging bestaat dan wel bij terugkeer een reëel risico bestaat op een vernederende of onmenselijke behandeling.
Het bericht 'Asielzoeker uit Bahrein na gedwongen vertrek uit Nederland meteen gearresteerd' |
|
Joël Voordewind (CU), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Asielzoeker uit Bahrein na gedwongen vertrek uit Nederland meteen gearresteerd»?1
Ja.
Kunt u bevestigingen dat de Bahreinse asielzoeker Ali Mohammed al-Showaikh is uitgezet door Nederland en bij aankomst in Bahrein is gearresteerd?
Zoals uw Kamer bekend kan ik in verband met de privacy van de betrokken persoon geen uitspraken doen over individuele zaken en eventuele uitzettingen. Het kan onder omstandigheden voorkomen dat een afgewezen asielzoeker die is uitgezet bij aankomst in het land van herkomst door de autoriteiten wordt gearresteerd. Daar kunnen verschillende oorzaken voor zijn, die niet altijd te maken zullen hebben met het afgewezen asielverzoek.
Kunt u toelichten wat de huidige situatie is van de heer Ali Mohammed al-Showaikh?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2.
Hoe volgt u zijn (veiligheids-)situatie in Bahrein? Welke stappen onderneemt het Ministerie van Buitenlandse Zaken om helderheid te verschaffen over de huidige situatie van de heer Ali Mohammed al-Showaikh en hem bij te staan? Bent u bereid zich in te spannen voor een eerlijk proces en eventuele teruggeleiding naar Nederland?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2.
Weet u of de heer Ali Mohammed al-Showaikh toegang heeft (gehad) tot rechtsbijstand?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2.
Kunt u reageren op de berichten van Amnesty International en Vluchtelingenwerk, waarin zij zeggen dat er sterke aanwijzingen zijn dat Ali Mohammed al-Showaikh is mishandeld? Deelt u de mening dat het verboden is asielzoekers of vluchtelingen terug te sturen naar een land waar zij vrezen voor vervolging of reële kans op foltering, zoals vastgelegd in artikel 33 van het VN-vluchtelingenverdrag en artikel 3 van het Europees verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden? Welke stappen gaat u ondernemen als blijkt dat deze rechten zijn geschonden, ook de rechten genoemd onder de vorige vraag?
Voor wat betreft uw vraag over de individuele situatie verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2.
Ik deel de mening dat het verboden is asielzoekers of vluchtelingen terug te sturen naar een land waar zij vrezen voor vervolging of een reëel risico lopen op een onmenselijke of vernederende behandeling, zoals neergelegd in artikel 33 van het VN Vluchtelingenverdrag en artikel 3 van het Europees verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mensen en de Fundamentele vrijheden.
Iedere asielaanvraag wordt beoordeeld op zijn individuele merites. Voor de meeste landen waar asielzoekers vandaan komen is er geen specifiek landgebonden asielbeleid in de Vreemdelingencirculaire 2000 opgenomen. Vaak wordt specifiek beleid pas opgesteld als er relatief veel asielzoekers uit een land komen en uit een ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken blijkt dat sprake is van risicogroepen of kwetsbare minderheden. Voor Bahrein is er geen specifiek landgebonden asielbeleid, mede gelet op de relatief zeer lage instroom (circa 10 asielzoekers in 2018) en dat het algemene asielbeleid afdoende mogelijkheden biedt. Ik zie vooralsnog geen aanleiding om het beleid te wijzigen.
Dat er geen specifieke landgebonden asielbeleid is, betekent dat de IND het asielverzoek toetst op basis van de algemene uitgangspunten, zoals neergelegd in de Vreemdelingenwet, het Vreemdelingenbesluit en de Vreemdelingencirculaire, afgezet tegen wat uit openbare bronnen bekend is over Bahrein. Dat zijn onder meer de rapporten van Amnesty International, Human Rights Watch en diverse VN-organisaties, maar ook rapporten van andere landen, bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.
Voor Bahrein geldt dat uit verschillende bronnen blijkt dat de mensenrechtensituatie in de laatste jaren verslechterd is. Dit geldt met name voor kritische geluiden vanuit de oppositie op het bewind, mensenrechtenactivisten en journalisten en de vrijheid van meningsuiting, vereniging en vergadering.
Deze ontwikkelingen worden door de IND betrokken bij de beoordeling van een individueel asielverzoek. Wanneer een asielzoeker aannemelijk maakt dat, gelet op zijn of haar individuele verhaal, tegen de achtergrond van de algemene situatie in Bahrein een gegronde vrees voor vervolging bestaat of bij terugkeer een reëel risico bestaat op een vernederende of onmenselijke behandeling dan wordt asiel verleend.
Zijn er andere maatregelen die u gaat nemen naar aanleiding van deze berichtgeving? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik zie op dit moment geen aanleiding specifieke maatregelen nemen. Wel zal ik in samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse Zaken, de ontwikkelingen in Bahrein en de berichtgeving daarover, onder meer van de kant van mensenrechtenorganisaties als Amnesty International en Human Rights Watch, nauwlettend volgen. In het licht van die informatie en hetgeen door een asielzoeker individueel naar voren wordt gebracht, worden individuele asielaanvragen beoordeeld.
Hoe en op basis van welke (recente) informatie wordt op dit moment de beoordeling gemaakt of iemand uit Bahrein asiel wordt verleend? Hoe zwaar wordt de landeninformatie over Bahrein meegewogen? En is er voldoende aandacht voor risicogroepen zoals journalisten en mensenrechtenactivisten?
Zie het antwoord op vraag 6.
In hoeverre bent u van mening dat familieleden van politieke activisten en andere risicogroepen gevaar lopen bij terugkeer naar Bahrein?
Zie het antwoord op vraag 6.
Was de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) ten tijde van de beoordeling van de asielaanvraag van Ali Mohammed al-Showaikh ervan op de hoogte dat de broer van Ali Mohammed al-Showaikh politiek asiel in Duitsland heeft? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe is dit gegeven meegewogen?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2.
Hoe verklaart u dat de IND oordeelt dat het veilig is iemand terug te sturen, terwijl iemand bij aankomst direct wordt opgepakt? Hoe beoordeelt u deze situatie? Is het risico van een arrestatie in Bahrein (wel voldoende) meegewogen? Zo nee, waarom niet? Zo, waarom is desondanks besloten over te gaan tot uitzetting?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2.
Bent u bereid de Inspectie Justitie en Veiligheid onderzoek te laten doen naar deze uitzetting en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik zie vooralsnog gelet op de mij beschikbare informatie geen aanleiding om de Inspectie Justitie en Veiligheid onderzoek te laten doen naar het verloop van deze uitzetting.
Hoeveel aanvragen van asielzoekers uit Bahrein heeft de IND in 2016, 2017 en 2018 ontvangen en behandeld? Ziet u een toe- of afname sinds 2016? In hoeveel gevallen wordt asiel toegekend en hoeveel asielzoekers worden teruggestuurd naar Bahrein? Is bekend hoe het asielzoekers die eerder naar Bahrein zijn teruggestuurd bij terugkomst is vergaan?
De aantallen eerste asielaanvragen van personen met de Bahreini nationaliteit waren afgerond als volgt: minder dan 5 in 2016 en minder dan 10 in 2017 en 2018. Een echte toe- of afname zie ik niet.
In de meeste gevallen wordt asiel verleend. In minder dan afgerond 5 zaken is de aanvraag afgewezen.
Het is conform beleid, waarbij geen monitoring plaats vindt na terugkeer, niet bekend hoe het met mogelijke terugkeerders naar Bahrein gaat.
Bent u bereid uitzettingen naar Bahrein op te schorten, zolang er geen duidelijkheid is over het lot van de heer de heer Ali Mohammed al-Showaikh? Zo nee, waarom niet?
Nee, daartoe ben ik niet bereid. Een besluit- of vertrekmoratorium wordt ingesteld als de situatie in een land van herkomst dermate onduidelijk of chaotisch is dat op dat moment geen gewogen beslissing kan worden genomen. Een voorbeeld daarvan was de opkomst van IS in Irak.
Er is voldoende informatie voorhanden over de veiligheids- en mensenrechtensituatie in Bahrein. Zoals in antwoord op vraag 7 is aangegeven, zal ik in samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse Zaken, de ontwikkelingen in Bahrein en de berichtgeving daarover, onder meer van de kant van mensenrechtenorganisaties als Amnesty International en Human Rights Watch, nauwlettend volgen. In het licht van die informatie worden individuele asielzaken beoordeeld. Of asiel wordt verleend is afhankelijk van de aannemelijkheid van het individuele relaas en de conclusie daaruit of gegronde vrees voor vervolging bestaat dan wel bij terugkeer een reëel risico bestaat op een vernederende of onmenselijke behandeling.
Bent u bereid deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden?
Ja.
Het rapport van Amnesty International Nederland inzake uitzettingen naar Soedan |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het rapport van Amnesty International Nederland van 2 augustus 2018 waarin zorgen worden geuit over eerdere uitzettingen naar Soedan en de signalen die er zijn dat bij eerdere uitzettingen van uitgeprocedeerde asielzoekers naar Soedan sprake is geweest van detentie en marteling?
Ja.
Kent u de aanbevelingen die Amnesty International Nederland doet in dit rapport om problemen bij andere uitzettingen naar Soedan te voorkomen? Zo ja, deelt u de mening dat uitzettingen naar Soedan dienen te worden opgeschort totdat aan deze waarborgen bij uitzettingen naar Soedan wordt voldaan?
De aanbevelingen zijn mij bekend. Ik heb hierover met Amnesty International Nederland gesproken in mei en november 2018. In deze gesprekken heb ik toegelicht waarom ik geen aanleiding zie om deze aanbevelingen op te volgen en de terugkeerprocedure naar Sudan te wijzigen. Dat ik geen reden zie om de aanbevelingen van Amnesty Internationaal Nederland op te volgen, neemt niet weg dat ik de situatie in Sudan nauwlettend volg en hierop adequaat zal reageren indien dit nodig blijkt. Op individuele zaken ga ik verder niet in.
Amnesty International Nederland doet in haar brief een aantal aanbevelingen. Deze zien op het uitvoeren van een extra toets aan artikel 3 van het EVRM vlak voorafgaand aan uitzetting, de inzet van een tolk bij presentaties aan Sudanese autoriteiten in Nederland en het zodanig inrichten van de terugkeerprocedure dat voorkomen wordt dat een uitzetting de bijzondere aandacht van de Sudanese veiligheidsdienst trekt (onder meer door het betrachten van terughoudendheid met de inzet van beambten van de Koninklijke Marechaussee bij uitzettingen). Deze aanbevelingen zijn gebaseerd op aanbevelingen uit een rapport van het Belgische Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) van 8 april 2018. Ik wil graag vooropstellen dat de zaken van Sudanese vreemdelingen waarnaar door het CGVS onderzoek is gedaan zich op belangrijke punten onderscheiden van zaken van Sudanese vreemdelingen voor wie gedwongen terugkeer naar Sudan aan de orde is vanuit Nederland. Zo is het rapport van de CGVS opgesteld naar aanleiding van de uitzetting uit België van enkele Sudanese vreemdelingen die in België geen asielaanvraag hadden willen indienen en daar derhalve geen asielprocedure hadden doorlopen. De Sudanese vreemdelingen voor wie gedwongen terugkeer naar Sudan aan de orde is vanuit Nederland betreffen vrijwel allen personen die eerder asiel hebben gevraagd en voor wie derhalve in een asielprocedure is vastgesteld dat er geen sprake is van een risico op vervolging of onmenselijke behandeling bij terugkeer. Hierover heb ik uw Kamer eerder geïnformeerd.1
In de Nederlandse asielprocedure wordt het asielrelaas van vreemdelingen zorgvuldig beoordeeld in het licht van algemene bekende informatie, waaronder informatie uit het ambtsbericht of nadien verschenen openbare bronnen. Onderdeel van deze beoordeling is of vreemdelingen bij terugkeer een reëel risico in de zin van artikel 3 van het EVRM lopen. Tot het moment van uitzetting staat het een vreemdeling vrij een herhaalde asielaanvraag te doen op grond van nieuwe feiten en omstandigheden dan wel een verzoek om een voorlopige voorziening te doen bij de rechtbank. De huidige inrichting van de procedure biedt dan ook de mogelijkheid om voorafgaand aan terugkeer een extra toets aan artikel 3 van het EVRM te laten plaatsvinden.
De aanbeveling om een tolk in te zetten tijdens presentaties aan de diplomatieke vertegenwoordigers van Sudan zal niet worden opgevolgd. Presentaties zijn gericht op het verkrijgen van vervangende reisdocumenten en niet op de beoordeling van een verblijfsaanvraag. Dit is in overeenstemming met het uitgangspunt in het beleid dat een presentatie een gesprek is tussen een vertegenwoordiger van een herkomstland en een vermeende onderdaan van dat land waarbij Nederland geen partij is. Het doel van de Nederlandse aanwezigheid is daarbij enkel de facilitering van de aanvraag van vervangende reisdocumenten en het waarnemen van het gesprek. Het is vaste praktijk van de DT&V om een inhoudelijke terugkoppeling te vragen van het gesprek van de betrokken vreemdeling, die wordt vastgelegd in een presentatieverslag. Bovendien wordt de vreemdeling voorafgaand aan de presentatie geïnformeerd dat hij geen antwoord hoeft te geven op vragen over asielgronden.
Voor het wijzigen van de procedure bij gedwongen terugkeer zie ik evenmin aanleiding. Zelfstandige terugkeer zonder begeleiding door de Koninklijke Marechaussee is voor vreemdelingen altijd mogelijk. Hier wordt door de DT&V op ingezet. Pas indien een vreemdeling weigert te vertrekken kan worden overgegaan tot gedwongen terugkeer. De Koninklijke Marechaussee beoordeelt per zaak door hoeveel beambten een vreemdeling tijdens de uitzetting wordt begeleid. Dit is afhankelijk van de individuele omstandigheden en met het oog op veiligheid tijdens de vlucht. Mij is niet bekend welke rol de Sudanese veiligheidsdiensten spelen bij de terugkeer van individuele vreemdelingen. Dat neemt niet weg dat ik bij Sudan, noch enig ander land, uitsluit dat veiligheidsdiensten zicht hebben op terugkerende onderdanen, evenzeer als dat Nederlandse veiligheidsdiensten dat hebben op terugkeerders naar Nederland. Het meest recent verschenen ambtsbericht over Sudan geeft in ieder geval geen aanleiding om te oordelen dat Sudanezen die terugkeren naar hun land van herkomst enkel om die reden in de bijzondere aandacht van de Sudanese autoriteiten, waaronder de Sudanese veiligheidsdiensten, staan.
Deelt u de mening dat de uitzetting van Ezzedin Rahmatallah Mehimmid niet voldoet aan deze aanbevelingen en dus dient te worden opgeschort?
Zie antwoord vraag 2.