Het bericht 'Kabinet gebruikt drukmiddelen niet om asielzoekers terug te sturen' |
|
Arne Weverling (VVD) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «overbelast COA zoekt gymzalen en evenementenhallen voor asielzoekers»1 en «Kabinet gebruikt drukmiddelen niet om asielzoekers terug te sturen»?2
Ja.
Herkent u zich in de inschattingen dat de uitzetting van afgewezen asielzoekers moeizaam verloopt en dat het gebruik van drukmiddelen om terugkeersamenwerking te bevorderen belemmert wordt door een prioritering voor de bescherming van handels- en diplomatieke belangen?
Nederland doet het in vergelijking met andere EU-lidstaten redelijk goed wanneer het aankomt op de terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers.3 Dit neemt niet weg dat er noodzaak is tot verbetering.
Het vertrek van uitgeprocedeerde asielzoekers is afhankelijk van veel factoren, waar de samenwerking met het land van herkomst er één van is. Nederland is actief in gesprek met relevante landen van herkomst over terugkeer en bekijkt per land op welke wijze we effectief onze terugkeersamenwerking kunnen verbeteren. Als het kabinet bepaalde instrumenten niet heeft ingezet, dan is dat omdat op dat moment zo’n maatregel voor dat specifieke land niet effectief dan wel gewenst werd geacht.
Kunt u aangeven welk afwegingskader u hanteert bij het al dan niet inzetten van drukmiddelen in het kader van «more for more, less for less» ter bevordering van de terugkeersamenwerking met derde landen?
Het kabinet bekijkt per relevant land van herkomst op welke wijze we effectief onze terugkeersamenwerking kunnen verbeteren. Op deze problematiek wordt meer in detail ingegaan in de kamerbrief d.d. 10 juli 2020 naar aanleiding van de motie Becker c.s.4.
Kunt u een beoordeling geven van de effectiviteit van de terugkeersamenwerking met Algerije, inclusief een overzicht van de omvang van de ontwikkelingsrelatie vanuit Nederland respectievelijk vanuit de EU, de handelsstromen respectievelijk van Nederland en van de EU, en een overzicht van de stappen die in deze kabinetsperiode zijn genomen ter bevordering van de terugkeersamenwerking met dit land in het kader van «more for more, less for less»?
Kunt u een beoordeling geven van de effectiviteit van de terugkeersamenwerking met Eritrea, inclusief een overzicht van de omvang van de ontwikkelingsrelatie vanuit Nederland respectievelijk vanuit de EU, de handelsstromen respectievelijk van Nederland en van de EU, en een overzicht van de stappen die in deze kabinetsperiode zijn genomen ter bevordering van de terugkeersamenwerking met dit land in het kader van «more for more, less for less»?
Kunt u een beoordeling geven van de effectiviteit van de terugkeersamenwerking met Ethiopië, inclusief een overzicht van de omvang van de ontwikkelingsrelatie vanuit Nederland respectievelijk vanuit de EU, de handelsstromen respectievelijk van Nederland en van de EU, en een overzicht van de stappen die in deze kabinetsperiode zijn genomen ter bevordering van de terugkeersamenwerking met dit land in het kader van «more for more, less for less»?
Kunt u een beoordeling geven van de effectiviteit van de terugkeersamenwerking met Marokko, inclusief een overzicht van de omvang van de ontwikkelingsrelatie vanuit Nederland respectievelijk vanuit de EU, de handelsstromen respectievelijk van Nederland en van de EU, en een overzicht van de stappen die in deze kabinetsperiode zijn genomen ter bevordering van de terugkeersamenwerking met dit land in het kader van «more for more, less for less»?
Kunt u een beoordeling geven van de effectiviteit van de terugkeersamenwerking met Irak, inclusief een overzicht van de omvang van de ontwikkelingsrelatie vanuit Nederland respectievelijk vanuit de EU, de handelsstromen respectievelijk van Nederland en van de EU, en een overzicht van de stappen die in deze kabinetsperiode zijn genomen ter bevordering van de terugkeersamenwerking met dit land in het kader van «more for more, less for less»?
Kunt u een beoordeling geven van de effectiviteit van de terugkeersamenwerking met Iran, inclusief een overzicht van de omvang van de ontwikkelingsrelatie vanuit Nederland respectievelijk vanuit de EU, de handelsstromen respectievelijk van Nederland en van de EU, en een overzicht van de stappen die in deze kabinetsperiode zijn genomen ter bevordering van de terugkeersamenwerking met dit land in het kader van «more for more, less for less»?
Kunt u een beoordeling geven van de effectiviteit van de terugkeersamenwerking met Moldavië, inclusief een overzicht van de omvang van de ontwikkelingsrelatie vanuit Nederland respectievelijk vanuit de EU, de handelsstromen respectievelijk van Nederland en van de EU, en een overzicht van de stappen die in deze kabinetsperiode zijn genomen ter bevordering van de terugkeersamenwerking met dit land in het kader van «more for more, less for less»?
Kunt u een beoordeling geven van de effectiviteit van de terugkeersamenwerking met Nigeria, inclusief een overzicht van de omvang van de ontwikkelingsrelatie vanuit Nederland respectievelijk vanuit de EU, de handelsstromen respectievelijk van Nederland en van de EU, en een overzicht van de stappen die in deze kabinetsperiode zijn genomen ter bevordering van de terugkeersamenwerking met dit land in het kader van «more for more, less for less»?
Kunt u een beoordeling geven van de effectiviteit van de terugkeersamenwerking met Pakistan, inclusief een overzicht van de omvang van de ontwikkelingsrelatie vanuit Nederland respectievelijk vanuit de EU, de handelsstromen respectievelijk van Nederland en van de EU, en een overzicht van de stappen die in deze kabinetsperiode zijn genomen ter bevordering van de terugkeersamenwerking met dit land in het kader van «more for more, less for less»?
Kunt u een beoordeling geven van de effectiviteit van de terugkeersamenwerking met Somalië, inclusief een overzicht van de omvang van de ontwikkelingsrelatie vanuit Nederland respectievelijk vanuit de EU, de handelsstromen respectievelijk van Nederland en van de EU, en een overzicht van de stappen die in deze kabinetsperiode zijn genomen ter bevordering van de terugkeersamenwerking met dit land in het kader van «more for more, less for less»?
Kunt u een beoordeling geven van de effectiviteit van de terugkeersamenwerking met Turkije, inclusief een overzicht van de omvang van de ontwikkelingsrelatie vanuit Nederland respectievelijk vanuit de EU, de handelsstromen respectievelijk van Nederland en van de EU, en een overzicht van de stappen die in deze kabinetsperiode zijn genomen ter bevordering van de terugkeersamenwerking met dit land in het kader van «more for more, less for less»?
Kunt u de bovenstaande vragen ieder afzonderlijk beantwoorden?
Minderjarige asielzoekers die slecht Nederlands leren door hun vele verhuizingen |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Lisa Westerveld (GL) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() ![]() |
Deelt u de conclusies van de werkgroep Kind in AZC, bestaande uit Unicef, Defence for Children, Vluchtelingenwerk, Warchild, stichting de Vrolijkheid en Safe the Children, dat onderwijs aan minderjarige asielzoekers in het gedrang komt door de vele verhuizingen die hen worden opgelegd waardoor zij slecht Nederlands leren en ook scholen het door al die gebroken schoolperiodes moeilijk krijgen om het juiste passende onderwijs te bieden? Zo ja, wilt u in overleg treden met de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de wijze waarop de vele verhuizingen kunnen worden teruggebracht tot het absolute minimum? Zo nee, wat heeft u dan op die conclusies af te dingen?1
Ik herken het signaal dat veel verhuizingen een negatief effect hebben op de doorlopende leerlijn van minderjarige asielzoekers, waardoor zij minder optimaal Nederlands leren dan bij een ononderbroken schoolloopbaan het geval zou zijn. De conclusie dat veel verhuizingen onwenselijk zijn, wordt zonder meer gedeeld. Gelet op de huidige problematiek van de te lange doorlooptijden van de IND en de gevolgen daarvan voor de opvangcapaciteit bij het COA is een verdere beperking van het aantal verhuisbewegingen op korte termijn een hele complexe opgave. Daarom wordt vooral ingezet op middellange termijn maatregelen.
Tegen deze achtergrond worden verschillende maatregelen getroffen om, indien verhuizingen onvermijdelijk zijn, vanwege de inrichting van het asielproces, de effecten ervan te verzachten. Zo hanteert het COA een verhuischecklist kinderen, opgesteld in samenwerking met de werkgroep Kind in AZC, waarmee bij een verhuizing de belangen van het gezin zo goed mogelijk in beeld worden gebracht en geborgd. Daarnaast laat het COA verhuizingen als gevolg van sluiting van een locatie zo veel mogelijk plaatsvinden in de zomer(vakantie)periode om het effect op het schoolgaan te beperken.
Binnen het programma Flexibilisering Asielketen wordt gewerkt aan middellange termijnmaatregelen die gericht zijn op de flexibiliteit en de effectiviteit van de asielketen. Daarmee wordt primair beoogd om beter in te kunnen spelen op de fluctuaties van de asielinstroom waarmee de asielketen te maken krijgt. Naar verwachting dragen deze maatregelen, waarvan implementatie voorzien is in de periode 2020–2024, bij aan het verminderen van het aantal verhuisbewegingen in het algemeen, zo ook die van minderjarige asielzoekers.
Klopt het dat de passage in het regeerakkoord dat «het aantal verhuisbewegingen wordt door deze integrale opzet tot een minimum beperkt, zeker waar het schoolgaande kinderen betreft, van hen wordt in principe niet verlangd elders binnen Nederland te verhuizen» tot dusverre niet is waargemaakt en er pas in 2024 voor de betrokken kinderen minder verhuizingen te verwachten zijn?
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid geeft aan dat in de Rapportage Vreemdelingenketen de verhuisbewegingen worden weergegeven van minderjarige asielzoekers die onderdeel zijn van een gezin. Omdat op dit moment een herijking van de wijze van rapporteren plaatsvindt, is het nog niet mogelijk om concludente uitspraken te doen over de toe- of afname van het aantal verhuisbewegingen. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid zal voor het zomerreces uw Kamer nader informeren middels een aparte Kamerbrief.
Wat is het effect van het aantal verhuizingen van kinderen op scholen? Klopt het signaal dat wij ontvangen dat kinderen soms niet worden toegelaten op een school? Kan de teldatum voor de bekostiging een reden zijn om een kind te weigeren?
De verhuizingen van minderjarige asielzoekers brengen extra uitdagingen met zich mee voor de betrokken scholen. Bij iedere verhuizing heeft een school opnieuw de tijd nodig om de individuele situatie en ontwikkeling van het kind goed in kaart te brengen, zodat de school het kind het beste onderwijs kan bieden. Daarnaast onderbreekt iedere verhuizing de leerlijn van het kind. Deze leerlijn moet door de nieuwe school weer opnieuw opgepakt worden. Dit vraagt extra inzet van een school. Een warme overdracht is hierin essentieel. Deze overdracht is helaas vaak nog een punt van aandacht, doordat men niet altijd van tevoren weet waar het kind naartoe verhuist of waar het kind vandaan komt. Overigens probeert het COA zo goed als mogelijk te faciliteren in een warme overdracht in de situatie dat verhuizingen noodgedwongen plaatsvinden. Een warme overdracht is een onderwerp waar we bij betrokken partijen aandacht voor blijven vragen.
Het signaal dat kinderen soms niet worden toegelaten herken ik niet. Ik krijg vanuit scholen het signaal dat zij, ondanks de extra uitdagingen die de verhuizingen met zich mee brengen, desalniettemin bereid zijn om deze leerlingen het best mogelijke onderwijs aan te bieden.
Ook het signaal dat de teldatum voor de bekostiging een reden kan zijn om een minderjarige asielzoeker te weigeren herken ik niet. Binnen het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs wordt de bijzondere bekostiging per kwartaal uitbetaald, zodat scholen ook bekostigd worden voor minderjarige asielzoekers die maar een korte tijd op de school verblijven. Hiermee wordt getracht goed onderwijs aan minderjarige asielzoekers te bieden, waarbij de financiële drempels zo laag mogelijk zijn gemaakt. Toegankelijk, goed en betaalbaar onderwijs moet voor iedereen mogelijk zijn.
Deelt u de zorg van de werkgroep dat de twee jaar financiering voor onderwijs waar ieder kind recht op heeft, dat in Nederland komt en in afwachting is van de beslissing om hier te mogen blijven, al op is tegen de tijd dat kinderen eindelijk ergens wat langer mogen blijven? Welke mogelijkheden ziet u om hier wat aan te doen?
OCW biedt bijzondere bekostiging aan scholen voor minderjarige asielzoekers tijdens de eerste twee jaar dat de kinderen in Nederland zijn. Deze bekostiging is gebaseerd op de aanvullende ondersteuning die nodig is voor het leren van de Nederlandse taal en is onafhankelijk van de duur van de asielprocedure. Daarnaast verhuist het budget, door de kwartaalbekostiging, met het kind mee. Tevens komen basisscholen voor deze kinderen in aanmerking voor de onderwijsachterstandsmiddelen. Zoals ik in de kamerbrief «Aanpak onderwijsachterstanden» heb aangeven komen alle scholen met minderjarige asielzoekers in aanmerking voor deze onderwijsachterstandsmiddelen.
Het bericht dat de Eritreeër die tot 6 jaar cel en TBS veroordeeld is voor doodslag, verkrachting en mishandeling van een oudere dame in Amsterdam, wellicht zijn verblijfsvergunning mag behouden in verband met zijn TBS behandeling |
|
Gidi Markuszower (PVV), Emiel van Dijk (PVV) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met dit bericht?1
Ja.
Kunt u de Nederlandse samenleving de garantie geven dat deze Eritreeër na het uitzitten van zijn volledige gevangenisstraf van 6 jaar tot ongewenst vreemdeling wordt verklaard, zijn verblijfsstatus zal worden ontnomen en het land wordt uitgeknikkerd? Zo nee, waarom niet?
Ik ga niet in op de inhoud van individuele zaken en kan ook niet vooruitlopen op de beslissing van de IND of het verloop van de behandeling in het TBS-traject. Op basis van de feiten in deze zaak, zoals deze ook in de media zijn beschreven, kan ik aangeven dat deze zeer ernstig zijn. Uit de regelgeving volgt dat de IND het dossier beoordeelt als een veroordeling onherroepelijk is geworden. Op dat moment besluit de IND tot eventuele intrekking van de verblijfsvergunning en het opleggen van een inreisverbod. De veiligheid van de samenleving is daarbij een primaire afweging, zowel in het vreemdelingenrecht als in het vervolg van de TBS behandeling.
Klopt het dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid eerder (in een brief) aan de Kamer te kennen heeft gegeven dat indien het op basis van een ernstig strafbaar feit mogelijk is om tot intrekking van de verblijfsvergunning over te gaan, dit in de praktijk dan ook gebeurt? Zo ja, is dit feit volgens de Staatssecretaris ernstig genoeg om tot het intrekken van de verblijfsvergunning over te gaan en deze persoon nooit meer Nederland in te laten? Zo nee, wat moet een vreemdeling dan voor een verderfelijk misdrijf plegen om door de Staatssecretaris te worden uitgezet?
Zie antwoord vraag 2.
Overheidssteun aan de Grijze Wolven |
|
Jasper van Dijk |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Wat is uw oordeel over het rapport: «De hand van de overheid voedt nog altijd de Grijze Wolven», waarbij 22 gemeenten zijn onderzocht op hun banden met de Grijze Wolven?1
Ik ben bekend met de inhoud van het rapport. In algemene zin geldt dat gemeenten een subsidie ter beschikking kunnen stellen als onderdeel van hun beleid. Ter beoordeling van deze aanvragen hanteren zij subsidiekaders. Organisaties waarvan volgens de gemeenten de aanvraag aan de gestelde criteria voldoet, ontvangen subsidies.
Ik ben me ervan bewust dat de Turkse Federatie Nederland (TFN) bekend staat om haar (nationalistische) gedachtegoed2.
In de Nederlandse samenleving is ruimte voor een grote diversiteit van beschouwingen, opvattingen, waardepatronen en leefstijlen. Dit betekent dat mensen de vrijheid hebben hun eigen keuzes te maken binnen de kaders van de democratische rechtsorde. De overheid staat voor deze verworvenheden van onze democratische rechtsstaat. Onze vrijheden zijn echter geen vrijbrief voor antidemocratisch en onverdraagzaam gedrag. Indien dit laatste aantoonbaar het geval is, wordt daar tegen opgetreden.
Deelt u de conclusie dat er tien gemeenten zijn die direct of indirect steun verlenen aan de Grijze Wolven?
Navraag bij deze tien gemeenten leert ons dat bij de gemeenten die voor het versturen van de beantwoording hebben gereageerd, er sprake is (geweest) van een directe of indirecte subsidierelaties tussen gemeenten en de TFN. Deze subsidies zijn verstrekt volgens de daarvoor geldende subsidiekaders, vaak ten behoeve van sociale cohesie of integratiebeleid.
Binnen organisaties valt niet uit te sluiten dat er leden zijn met ideologieën die in strijd zijn met de rechtstaat. De gemeenten die hebben gereageerd, geven aan dat zij de ontwikkelingen met betrekking tot antidemocratisch of onverdraagzaam gedrag, extremisme en radicalisering nauwlettend volgen. Indien blijkt dat leden van de TFN zich hieraan schuldig maken, is dat een zeer kwalijke zaak en zal daar tegen worden opgetreden.
Vindt u het aanvaardbaar dat een extreemrechtse organisatie subsidie en/of andere diensten ontvangt van gemeenten? Zo nee, hoe gaat u deze steunverlening stopzetten?
Het is aan gemeenten om subsidies beschikbaar te stellen en deze toe te kennen aan de subsidieaanvrager.
Het stimuleren van onverdraagzaamheid, haat zaaien en het belemmeren van de integratie en participatie van bevolkingsgroepen door extremistische groeperingen tast de grondrechten van anderen aan. Door dergelijke, mogelijk verhulde, boodschappen en/of gedragingen ontstaat op de lange termijn het risico dat de Nederlandse sociale en politieke stabiliteit wordt aangetast. Dit ziet het Kabinet als ronduit onwenselijk.
Wanneer het Kabinet constateert dat er grenzen overschreden worden op dit gebied, zal het via de daartoe geëigende kanalen actie ondernemen. Vanzelfsprekend wensen Nederlandse gemeenten hieraan niet bij te dragen middels subsidieverlening. Indien er sprake is van verstoring van openbare orde dan zal de burgemeester daar tegen optreden. De politie is alert op strafbare feiten in woord of gedragingen en treedt in deze gevallen op. De beoordeling hiervan ligt bij het Openbaar Ministerie.
Mijn ministerie zet bovendien in op proactieve signalering, trendanalyse en de inzet van kennis en expertise richting gemeenten en gemeenschappen, om ervoor te zorgen dat beginnende maatschappelijke onrust niet escaleert en op de korte termijn (crisis) en lange termijn in goede banen wordt geleid. Zo wil mijn ministerie bijdragen aan handelingsvaardigheid bij de omgang met polarisatie, radicalisering, discriminatie en problematisch gedrag.
Deelt u de conclusie van het rapport dat: «gemeenten Turkse Federatie Nederland lidorganisaties niet langer moeten beschouwen als onschuldige clubjes, maar hen moet herkennen als ultranationalisten en de ondersteuningskraan onmiddellijk moet dichtdraaien»?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om de steun van overheden aan de Grijze Wolven verder te onderzoeken en zo nodig maatregelen te nemen?
Subsidieverstrekking is een eigenstandige bevoegdheid van gemeenten. Hierin mengt het kabinet zich in principe niet. Echter wanneer het kabinet constateert dat er sprake is van gedragingen die de kaders van de democratische rechtsorde overschrijden, dan zal via de daartoe geëigende kanalen actie worden ondernomen.
Het bericht ‘Vreemdelingenadvocaten: ‘Curaçao zet Venezolanen collectief uit’ |
|
Antje Diertens (D66), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw antwoorden op de vragen 2,3 en 4?1
Ja.
Door wie wordt dit interview afgenomen? Hoe worden vreemdelingen van te voren geïnformeerd over het doel en het belang van dit interview? Kunnen vreemdelingen zich tijdens het interview laten bijstaan door een advocaat? Zo nee, waarom niet?
Het Korps Politie Curaçao (KPC) neemt de betreffende gehoren af. De autoriteiten van Curaçao hebben mij laten weten dat het doel en belang van dit interview mondeling aan de vreemdeling (in diens voertaal) kenbaar wordt gemaakt. Het KPC maakt bij het afnemen van het gehoor gebruik van onderdelen uit de vragenformulieren waarmee eveneens in Caribisch Nederland wordt gewerkt. De autoriteiten van Curaçao hebben aangegeven dat vreemdelingen zich tijdens een gehoor kunnen laten bijstaan door een advocaat. Het is volgens de autoriteiten van Curaçao echter aan de vreemdeling zelf om een beroep te doen op rechtshulp. De autoriteiten van Curaçao hebben aangegeven dat in dit kader op het terrein van rechtshulp momenteel de samenwerking wordt gezocht met enkele lokale non-gouvernementele organisaties.
Herinnert u zich het antwoord op vraag 13?
Ja.
Op welke wijze heeft Defensie geverifieerd of er sprake was van humane omstandigheden en of de opgevangen vreemdelingen toegang hadden tot juridische bijstand? Hoe zag deze verificatie eruit en wat waren de bevindingen? In hoeverre is hier onderscheid gemaakt tussen wat op papier is afgesproken (bijvoorbeeld dat vreemdelingen over het algemeen maximaal 14 dagen in de barakken verblijven) en hetgeen er gebeurt in de praktijk (namelijk dat sommige vreemdelingen meerdere maanden verblijven in de barakken)?
Ik herhaal dat Defensie in onderhavige casus, onder het gezag van de regering van Curaçao, in een uitzonderlijke situatie militaire bijstand heeft geleverd in het kader van de handhaving van de openbare orde door te ondersteunen bij de bewaking en beveiliging van een tijdelijke opvanglocatie voor een groep vreemdelingen, in afwachting van hun uitzetting. De inzet van Defensie is er derhalve op gericht geweest om Curaçao te ondersteunen in het creëren van humane omstandigheden op een alternatieve locatie aangezien de reguliere locatie van vreemdelingenbewaring de maximale capaciteit had bereikt. Bij deze ondersteuning is door personeel van CZMCARIB en de Brigade KMar zowel voorafgaand als tijdens de bijstand altijd zicht geweest op de omstandigheden waarin de vreemdelingen terecht zouden komen. Bij meerdere vergaderingen met de lokale autoriteiten zijn de omstandigheden in de tijdelijke opvanglocatie besproken en is verzekerd dat er gescheiden toiletgroepen en douches waren, alsook ventilatie, voedsel, bewegingsvrijheid, bedden, medische zorg en juridische bijstand. Bij de diverse afstemmingsmomenten heeft het welzijn van de vreemdelingen immer voorop gestaan.
Vindt u de detentieomstandigheden in de vreemdelingenbarakken op Curaçao in overeenstemming met de standaards die zijn te verwachten in het Koninkrijk der Nederlanden? Zo ja, waarom? Zo nee, op welke punten niet en wat kunt u eraan doen om dit te verbeteren?
Ik maak mij zorgen over de omstandigheden in de vreemdelingenbewaring op Curaçao. Aangezien het migratiebeleid een landsaangelegenheid betreft, is het echter aan Curaçao om deze omstandigheden te verbeteren. De Minister van Justitie van Curaçao heeft mij in december 2019 gemeld dat hij voornemens is de materiële en immateriële condities in de vreemdelingenbewaring zoveel mogelijk in lijn te brengen met de standaarden van het European Committee for Prevention of Torture (CPT), zoals uiteengezet in het factsheet Immigration Detention, uit 2017. Voorts gaf hij aan dat de uitvoering van een door Curaçao op te leveren project- en implementatieplan vreemdelingenbewaring, hieraan zal bijdragen.
Gelet op de grote opgave waarvoor Curaçao zich geplaatst ziet, biedt Nederland, op verzoek van Curaçao, op basis van artikel 36 Statuut ondersteuning via het leveren van technische assistentie en het beschikbaar stellen van financiële middelen. Deze ondersteuning stelt de Nederlandse regering ook in staat de vorderingen van de Curaçaose autoriteiten te volgen. Het is mijn verwachting dat in de loop van 2020 in dit verband de nodige resultaten door Curaçao worden geboekt.
Vindt u het humaan om meerdere vreemdelingen gezamenlijk voor langere tijd (bijvoorbeeld 8 maanden) 23 uur per dag vast te houden in een zeer sobere slaapzaal met enkel wat stapelbedden? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u bereid hier iets aan te doen en de autoriteiten van Curaçao hierop aan te spreken?
Het is van belang dat vreemdelingen in Curaçao worden behandeld op een wijze die niet in strijd is met Curaçaose en internationale regelgeving. Dit betekent dat vreemdelingen niet langer verblijven in de vreemdelingenbewaring dan dat de regelgeving toelaat en dat hun rechten niet worden geschonden wanneer zij in vreemdelingenbewaring verkeren. Of in een concrete situatie conform bovengenoemde normen wordt gehandeld, is aan de autoriteiten en de rechterlijke macht van Curaçao om te beoordelen.
Verder benadruk ik dat Nederland momenteel ondersteuning aan Curaçao biedt bij het verbeteren van de vreemdelingenketen. De assistentie die Nederland bijvoorbeeld momenteel aan Curaçao verleent is er mede op gericht om het proces van het afdoen van verzoeken om bescherming en het terugkeerproces te bevorderen. Daarnaast sprak ik op verzoek (kenmerk: 2020Z00291) van leden van de vaste commissie Koninkrijksrelaties uit de Tweede Kamer die begin januari 2020 deel uitmaakten van de Nederlandse delegatie bij het IPKO, met de Minister van Justitie van Curaçao over langdurig verblijf in de vreemdelingbewaring bij het SDKK. Hierover heb ik uw Kamer per brief geïnformeerd2.
Vindt u het humaan als vreemdelingen slechts één uur per dag worden gelucht in een gesloten kooi? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u bereid hier iets aan te doen en de autoriteiten van Curaçao hierop aan te spreken?
Ik onderstreep het belang dat Curaçao diens verplichtingen nakomt, daar waar het de omstandigheden in de vreemdelingenbewaring betreft. Ik acht het daarbij onwenselijk dat vreemdelingen in bewaring binnen het Koninkrijk zonder zinvolle dagbesteding (c.q. aanbod van activiteiten) in vreemdelingenbewaring verkeren.
De Curaçaose autoriteiten geven verder aan dat mannelijke vreemdelingen wegens redenen van interne veiligheid maximaal twee uren per dag worden gelucht. De betreffende autoriteiten hebben mij verzekerd dat na de geplande verbouwing van de faciliteiten respectievelijk een regulier verblijfsregime en een beheersregime zullen worden gehanteerd, hetgeen er aan moet bijdragen dat de vreemdelingen meer vrijelijk binnen de vreemdelingenbewaring kunnen bewegen. De Curaçaose autoriteiten hebben mij verder gemeld dat de cellen in vreemdelingenbewaring bij het SDKK de hele dag open staan en dat men over een recreatieruimte met fitnessmogelijkheden beschikt.
In het kader van de ondersteuning die Nederland, op basis van artikel 36 van het Statuut, levert, heb ik er eind 2019 bij de autoriteiten van Curaçao onder andere op aangedrongen dat zij maatregelen ontwikkelen ter bevordering van een zinvolle dagbesteding voor vreemdelingen in bewaring (bijvoorbeeld door middel van de invoering van dagprogramma’s). De regering van Curaçao is momenteel aan zet om de betreffende maatregelen binnen afzienbare tijd te ontwikkelen en deze vervolgens door te voeren. De Dienst Justitiële Inrichtingen levert hierbij assistentie.
Vindt u de sanitaire voorzieningen humaan wanneer vreemdelingen voetschimmel en schurft van de douche krijgen omdat deze zo weinig wordt schoongemaakt? Vindt u de sanitaire voorzieningen humaan als de wc-pot van de muur is gesloopt en de vloer is bevuild? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u bereid hier iets aan te doen en de autoriteiten van Curaçao hierop aan te spreken?
Curaçao is verantwoordelijk voor het onderhoud van de vreemdelingenbewaring. De hygiënische omstandigheden in de vreemdelingenbewaring op Curaçao dienen in lijn te zijn met de geldende (internationale) standaarden. De autoriteiten van Curaçao stellen dat het hen niet bekend is waarop de betreffende bewering over tekenen van schurft en voetschimmel zijn gebaseerd.
De autoriteiten van Curaçao geven aan dat de sanitaire voorzieningen in de vreemdelingenbewaring veelvuldig door vreemdelingen worden vernield. Zo geven de autoriteiten van Curaçao ter illustratie aan dat een aantal voorzieningen in 2018 drie keer vervangen moest worden. De autoriteiten van Curaçao geven daarbij aan dat bij beschadiging of vernietiging het niet mogelijk is om op dezelfde dag de betreffende sanitaire voorzieningen te herstellen. Curaçao heeft Nederland in november 2019 in het kader van onderlinge bijstand om een bijdrage gevraagd voor de aanschaf van nieuwe rvs-toiletten, ter waarde van 40.000 euro. Mede gelet op de problematiek en de duur van de aanschaf is deze financiële bijdrage eind 2019 reeds door Nederland geleverd.
Deelt u de zorgen dat als het aantal vreemdelingen in de barakken toeneemt, het schrijnende karakter van de omstandigheden waarschijnlijk ook zal toenemen en mogelijk ook kan leiden tot grotere problemen zoals uitbraak van ziektes en escalaties van geweld? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid deze zorgen over te brengen aan de autoriteiten van Curaçao?
Ja, deze zorgen deel ik. De Minister van Justitie van Curaçao is voornemens de capaciteit van de vreemdelingenbewaring uit te breiden tot circa 70 plekken. Eind 2019 drong ik er bij Curaçao al op aan dat planvorming niet alleen betrekking moet hebben op de uitbreiding van de faciliteit en het verbeteren van de materiële condities, maar ook op het in samenhang doorvoeren van aanvullende maatregelen om het regime voor de specifieke doelgroepen substantieel te verbeteren. Dit teneinde de beheersbaarheid in de vreemdelingenbewaring op de korte- en lange termijn te verbeteren.
Curaçao heeft aangegeven dat het in 2020 maatregelen neemt om de toegang tot medische screening en het aanbieden van zorg te bevorderen. Zelf hecht ik er waarde aan dat Curaçao maatregelen neemt om de medische intake en de toegang tot een huisarts, een psycholoog en verpleegkundigen structureel mogelijk te maken. Dit heb ik eind 2019 ook aan de regering van Curaçao kenbaar gemaakt.
Het is aan de autoriteiten van Curaçao om te anticiperen op een (mogelijke) toename van het aantal vreemdelingen in de betreffende faciliteit en het nemen van eventuele alternatieven maatregelen in plaats van bewaring zoals het opleggen van een meldplicht.
Op welk moment bent u van oordeel dat, op grond van artikel 43, tweede lid van het Statuut, sprake is van een actieve rol voor de Nederlandse overheid om de situatie op Curaçao te verbeteren? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
Artikel 43 van het Statuut brengt onder andere tot uitdrukking dat in elk van de Landen van het Koninkrijk mensenrechten moeten worden beschermd. Het is primair aan de landen zelf om een adequaat niveau van mensenrechtenbescherming te verwezenlijken. Indien dit op problemen stuit, verdient het de voorkeur het gewenste beschermingsniveau te bereiken langs de thans ingeslagen weg van onderlinge samenwerking tussen de Landen.
Ingrijpen door het Koninkrijk op grond van het Statuut is een laatste redmiddel. Dit is een staatsrechtelijk gegeven, maar het is ook een zaak van handelingsperspectief. Een ingreep heeft namelijk vergaande bestuurlijke en financiële consequenties, die niet eenvoudig te overzien zijn. Daarbij moet een dergelijk besluit rekenen op voldoende draagvlak binnen de Koninkrijksregering.
Ten aanzien van de vraag op welk moment uit hoofde van de waarborgfunctie van het Koninkrijk (artikel 43, tweede lid Statuut) voor het Koninkrijk een actieve rol is weggelegd, verwijs ik u naar mijn brief aan de Eerste Kamer (Kamerstukken I, 2019/2020, 29 653, I), waarin ik uitgebreid ben ingegaan op de verhoudingen binnen het Koninkrijk. In deze brief zet ik onder meer uiteen dat de toezichthoudende rol van de Koninkrijksregering naar mijn opvatting kan worden geactiveerd door (het niet nakomen van) een rechterlijke uitspraak en door signalen van lokale, internationale of niet-gouvernementele organisaties. Over de omstandigheden in de vreemdelingenbewaring in Curaçao is naar mijn weten tot op heden nog niet door een rechter geoordeeld dat deze onrechtmatig zijn. Wel hebben verschillende organisaties hierover hun zorgen uitgesproken. Deze signalen sterken de Nederlandse regering in haar overtuiging dat het van belang is om er, in het kader van de door Nederland verstrekte ondersteuning, in 2020 zoveel mogelijk op toe te zien dat de regering van Curaçao de overgebrachte voornemens omzet in daadwerkelijke uitvoering van maatregelen. Mochten de inspanningen van Curaçao – mede in het kader van artikel 36 Statuut – tot onvoldoende resultaat leiden, dan kan op termijn door de Koninkrijksregering worden bezien in hoeverre een optreden in de bredere context van het Koninkrijk wenselijk is.
Hoe beoordeelt u het verschil tussen de informatie die u van de autoriteiten van Curaçao ontvangt en de bevindingen van bijvoorbeeld verschillende Kamerleden die met eigen ogen een andere werkelijkheid vaststellen?
In algemene zin kan ik aangeven dat er tussen diverse ministeries van Curaçao en Nederland op verschillende terreinen structureel sprake is van informatie-uitwisseling, bijvoorbeeld in het kader van ondersteuning en samenwerking. Daarnaast pleegt Nederland regelmatig hoor- en wederhoor bij de autoriteiten van Curaçao, om onder andere ook uw Kamer zo goed mogelijk te kunnen informeren. Ik heb de indruk dat de autoriteiten van Curaçao bij het verschaffen van informatie zoveel mogelijk transparantie betrachten.
Bent u bereid een onafhankelijke expert(groep), bijvoorbeeld het VN antifolteringcomité of het CPT2 van de Raad van Europa, te vragen een bezoek te laten brengen aan Curaçao om de situatie objectief te beoordelen? Zo nee, waarom niet?
Gelet op bestaande rapporten voegt een aanvullende beoordeling mijns inziens op dit moment weinig toe. Daarbij is het overigens in eerste instantie niet aan mij, maar aan de autoriteiten van Curaçao om een dergelijk verzoek te doen.
Het Koninkrijk der Nederlanden verscheen op 1 en 2 juli 2019, in het kader van de vijfde periodieke rapportage onder het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, voor het VN-Mensenrechtencomité. De Minister van Justitie en Veiligheid zond u op 5 september 2019 een afschrift van de conclusies en aanbevelingen van dit comité4. De betreffende conclusies en aanbevelingen hebben ook betrekking op het verbeteren van de situatie in Curaçao. Het VN-antifolteringscomité stelde in december 2018 eveneens conclusies en aanbevelingen vast over onder andere de situatie in Curaçao5. Verder heeft de Dienst Justitiële Inrichtingen in 2019 een advies uitgebracht aan Curaçao om de condities in de vreemdelingenbewaring bij het SDKK te verbeteren. Het is aan Curaçao om op basis van bestaande analyses (aanbevolen) maatregelen te implementeren. Nederland levert hierbij – zoals gezegd – ondersteuning bij het optimaliseren van de vreemdelingenketen en het verbeteren van de omstandigheden in de vreemdelingenbewaring bij het SDKK.
Zijn de verbeteringen van het mannenblok van het SDKK inmiddels afgerond? Zo nee, waarom niet? Wanneer verwacht u dat deze verbeteringen zijn afgerond?
Nee. Zoals ik per Kamerbrief van 3 december 2019 heb laten weten (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1323) hebben de autoriteiten van Curaçao mij eind 2019 gemeld dat in het eerste kwartaal van 2020 de laatste verbeteringen aan het mannenblok van de vreemdelingenbewaring bij het SDKK worden gerealiseerd. In het bijzonder gaat het hierbij om de bouw van een overdekte recreatiezaal. De betreffende verbeteringen werden mede bekostigd door de € 132.000 die Nederland beschikbaar stelde.
Kunt u de vragen afzonderlijk en exact beantwoorden?
Ja.
Kunt u de vragen zo snel mogelijk beantwoorden?
Ja. Er is in dit kader samengewerkt met het Ministerie van Justitie en Veiligheid, het Ministerie van Defensie en de autoriteiten van Curaçao.
Tientallen illegale slaapplekken voor arbeidsmigranten |
|
Jasper van Dijk |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Pandbrigade ontdekt 44 armetierige illegale slaapplekken in theresiakerk»?1
Arbeidsmigranten zijn een belangrijk onderdeel van onze economie en maatschappij. Het is daarom belangrijk dat zij op een goede manier gehuisvest en behandeld worden. Slechte woonomstandigheden voor arbeidsmigranten vind ik dan ook zeer onwenselijk. Van de gemeente Den Haag heb ik vernomen dat het na telling om 48 slaapplekken gaat en dat het gaat om de kerk en de bijbehorende parochiewoning waar arbeidsmigranten gehuisvest waren.
Klopt het dat er sprake was van een levensgevaarlijke situatie, omdat tientallen arbeidsmigranten waren gehuisvest in provisorische kamertjes met groot risico op brandgevaar?
Uit informatie van de Haagse Pandbrigade van de gemeente Den Haag die onderzoek heeft verricht, blijkt dat er inderdaad sprake was van een gevaarlijke situatie. De brandveiligheid en de vluchtwegen waren onvoldoende. Daar kwam bij dat de elektrische installatie werd overbelast door de aanwezigheid van een grote hoeveelheid elektrische kachels en andere elektrische apparaten.
Hoe lang heeft deze situatie kunnen voortduren?
De kerk en bijbehorende pastoriewoning zijn op dezelfde dag dat de melding is binnengekomen, volgens informatie van de gemeente Den Haag gecontroleerd door de Haagse Pandbrigade en de politie. Vooralsnog lijkt het er volgens de gemeente Den Haag op dat de situatie pas na de laatste jaarwisseling is uitgegroeid tot de omvang zoals die op de dag van de controle werd geconstateerd.
Is het waar dat er al brandjes waren ontstaan?2
In één van de kamertjes waren volgens de gemeente Den Haag sporen van een kleine beginnende brand te zien. Het is echter onbekend wanneer deze sporen precies zijn ontstaan.
Is het waar dat ook minderjarigen in het pand verbleven?
Ja, volgens informatie van de gemeente Den Haag verbleef in de parochiewoning van de Theresiakerk een gezin waarvan één van de twee kinderen minderjarig was. Verder zijn er bij het onderzoek geen minderjarigen aangetroffen.
Klopt het dat mensen 100 euro per bed per week moesten betalen om in deze tikkende tijdbom te verblijven?
Ja, volgens de gemeente Den Haag klopt dit.
Wie is verantwoordelijk voor deze onaanvaardbare situatie?
Op de dag van de melding hebben politie, Inspectie SZW en de gemeente Den Haag onderzoek verricht. Onder de huurders waren geen illegaal in Nederland verblijvende personen aanwezig en er waren geen aanwijzingen dat er sprake was van arbeidsuitbuiting. Het zwaartepunt van de handhaving ligt nu bij de gemeente Den Haag. De gemeente heeft laten weten de rol en de verantwoordelijkheden van de verschillende partijen te onderzoeken. De huidige stand van zaken van dit onderzoek is dat er vooral sancties aan de overtreders zullen worden opgelegd die zijn gericht op het herstel van de rechtmatige situatie.
Bent u bereid betrokkenheid en aansprakelijkheid te onderzoeken van de pandeigenaar, de leegstandbeheerder, de werkgevers en het uitzendbureau? Zo nee, blijven de verantwoordelijken volledig ongestraft?
Zie antwoord vraag 7.
Welke sanctie treft u tegen het uitzendbureau? Deelt u de mening dat een vergunningstelsel nuttig was geweest, aangezien u de vergunning per ommegaande had kunnen intrekken?
Zoals ook in de brief van 20 december 2019 over de integrale aanpak misstanden is toegelicht, ben ik vooralsnog geen voorstander van een vergunningstelsel. Wel wil ik samen met sociale partners verkennen welke aanvullende eisen te stellen aan uitzendbureaus. Los daarvan loopt nog het onderzoek door de gemeente Den Haag wie verantwoordelijk is voor de woonsituatie van de arbeidsmigranten. Uit het onderzoek is in ieder geval al gebleken dat verschillende huurders inderdaad bij een aantal uitzendbureaus werkzaam waren, maar dat deze uitzendbureaus geen directe rol speelden bij de huisvesting.
Waar worden de tientallen arbeidsmigranten nu gehuisvest? Voldoet deze huisvesting aan de wettelijke eisen? Wat onderneemt u om dat te achterhalen?
De gemeente Den Haag heeft laten weten dat onbekend is waar en onder welke omstandigheden de huurders nu verblijven. Arbeidsmigranten staan over het algemeen niet met een binnenlands adres ingeschreven in de BRP vanwege het ontbreken van de verplichting daartoe als zij niet voornemens zijn om langer dan 4 maanden (uit 6 maanden) in Nederland te verblijven. Arbeidsmigranten schrijven zich ook als zij voornemens zijn langer dan 4 maanden (uit 6 maanden) te blijven toch vaak niet in als ingezetene in het BRP. Niet duidelijk is dan waar ze verblijven. Dit is een knelpunt voor zowel gemeenten, UWV als de Inspectie SZW. Ik heb met de Minister van Milieu en Wonen en sociale partners zoals aangegeven in de brief van 20 december 2019 over de integrale aanpak misstanden, afspraken gemaakt om in te zetten op acties om ervoor te zorgen dat meer arbeidsmigranten zich ook daadwerkelijk laten inschrijven als ingezetene in het BRP als dit aan de orde is.
Wat is er gedaan om met deze arbeidsmigranten in contact te treden? Hebben zij een verklaring kunnen afleggen aan de gemeente en politie?
Ja, volgens de gemeente Den Haag zijn de aanwezige arbeidsmigranten in samenwerking door de Inspectie SZW, gemeente en de politie gehoord over de situatie.
Erkent u dat het enkel aan een oplettende buurman te danken is dat deze mensen aan een afschuwelijk drama zijn ontsnapt?
De situatie is volgens informatie van de gemeente Den Haag inderdaad mede naar aanleiding van een melding van een buurman ontdekt.
Erkent u dat deze toestand wederom aantoont in wat voor een enorm kwetsbare positie arbeidsmigranten zich bevinden?
Zoals in de brief van 20 december 2019 over de integrale aanpak misstanden aangegeven zijn veel arbeidsmigranten kwetsbaar en komen misstanden met onder meer huisvesting, arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden voor. Deze knelpunten wil ik ook samen met sociale partners, gemeenten en provincies aanpakken.
Bent u het eens met wethouder Martijn Balster dat uitzendbureaus en werkgevers die hier verantwoordelijk voor zijn, stevig moeten worden aangepakt? Zo ja, wat gaat u ondernemen?
Daar ben ik het mee eens. Zoals eerder aangegeven hebben de uitzendbureaus waar sommige arbeidsmigranten werkten geen rol bij de huisvesting. In de brief van 20 december 2019 over de integrale aanpak misstanden arbeidsmigranten ga ik ook in op het opwerpen van drempels om kwaadwillende uitzendbureaus zoveel mogelijk te weren van de markt. De uitwerking wordt samen met sociale partners nu opgepakt.
Waarom krijgen uitzendbureaus en werkgevers de gelegenheid om arbeidsmigranten in dienst te nemen terwijl er helemaal geen huisvesting beschikbaar is?
Door de economische groei is het aantal arbeidsmigranten toegenomen. Tegelijkertijd is er krapte op de woningmarkt, waardoor het lastig is om geschikte woonruimte te vinden. Gemeenten, werkgevers en huisvesters moeten samen zoeken naar passende en goede oplossingen voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Situaties zoals in het artikel geschetst moeten worden voorkomen. Voldoende en kwalitatief goede huisvesting voor arbeidsmigranten is ook één van de actiepunten uit de brief van 20 december 2019, waarover de Minister van Milieu en Wonen en ik in gesprek gaan met sociale partners, gemeenten, provincies en huisvesters.
Erkent u dat dit soort problemen al voorzien waren door de Commissie Koopmans in 2011 en dat het dus hoog tijd wordt voor maatregelen?3
De commissie Koopmans heeft inderdaad ook op het terrein van de huisvesting van arbeidsmigranten knelpunten gesignaleerd. Er zijn in navolging van de commissie LURA ook zeker stappen gezet. Om de «sense of urgency» bij betrokken partijen te vergroten, heeft de toenmalige Minister van BZK het initiatief genomen om met vertegenwoordigers van alle betrokken partijen, waaronder sociale partners, gemeenten en huisvesters, te komen tot een «Nationale Verklaring (tijdelijke) huisvesting arbeidsmigranten». Hierin zijn afspraken gemaakt over te realiseren huisvesting en over de ontwikkeling van een kwaliteitskeurmerk. Deze huisvesting is grotendeels gerealiseerd en het kwaliteitskeurmerk SNF is ontwikkeld. Met de economische groei is het aantal arbeidsmigranten toegenomen, terwijl er tegelijkertijd krapte is op de woningmarkt. Dit leidt ook tot tekorten aan voldoende kwalitatieve huisvesting voor arbeidsmigranten en in een aantal gevallen tot misstanden. Dit moet worden aangepakt.
Deelt u de mening dat het Actieplan Arbeidsmigratie van de SP en ChristenUnie een oplossing biedt voor genoemde problemen?4
Ik zal op verzoek van de Vaste Kamercommissie voor Sociale Zaken zo spoedig mogelijk, naar verwachting begin maart, op dit actieplan reageren.
Bent u het eens dat de aanpak van misstanden en uitbuiting van arbeidsmigranten prioriteit moet krijgen? Wanneer komt u met een reactie op het Actieplan Arbeidsmigratie, zodat er aan de slag gegaan kan worden met maatregelen?
Zie antwoord vraag 17.
Het bericht ‘2500 jonge alleenstaande asielzoekers verdwenen’ |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «2.500 jonge alleenstaande asielzoekers verdwenen»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat in de afgelopen tien jaar tijd ruim 2.500 kinderen uit asielzoekerscentra zijn verdwenen? Wat is het exacte aantal? Hoe beoordeelt u dit?
In de afgelopen tien jaar heeft het COA circa 2.050 unieke alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) die met onbekende bestemming (mob) zijn vertrokken geregistreerd. In dezelfde periode heeft het Nidos circa 510 unieke alleenstaande minderjarige vreemdelingen die met onbekende bestemming zijn vertrokken geregistreerd. In totaal zijn in de periode 2010 – 2019 dus circa 2.570 unieke alleenstaande minderjarige vreemdelingen met een vertrek met onbekende bestemming geregistreerd.2
Alleenstaande minderjarigen vreemdelingen vormen een kwetsbare groep en het is zorgelijk dat zij met onbekende bestemming vertrekken uit de opvanglocaties. Het is echter van belang om te beseffen dat opvang van amv’s niet plaatsvindt in een gesloten omgeving. In de COA-opvang worden amv’s die aangeven te willen vertrekken gewezen op risico’s van illegaliteit en de mogelijkheden die bestaan voor terugkeer naar het land van herkomst. Daarnaast is er 24 uur per dag beveiliging op de terreinen aanwezig. Als de amv’s echter echt willen vertrekken is het mogelijk voor hen om de opvang te verlaten. Hoewel het onwenselijk is dat deze groep met onbekende bestemming vertrekt, is volledig gesloten opvang niet toegestaan.
Amv’s bij wie op voorhand een risico op verdwijning bestaat, vanwege bijvoorbeeld een reëel vermoeden dat zij slachtoffer zijn van mensenhandelaren, worden in de beschermde opvang geplaatst. In de beschermde opvang vindt extra beveiliging en toezicht plaats om de amv’s binnen de opvang te beschermen tegen personen met kwade bedoelingen. Tevens wordt in de beschermde opvang gebruik gemaakt van een multidisciplinaire risicoanalyse van de kwetsbaarheden van de betreffende amv’s. Ook hier is het echter belangrijk om te benadrukken dat dit weliswaar een besloten maar geen gesloten opvangvorm is. De amv’s kunnen de beschermde opvang dus ook verlaten indien zij dit echt willen.
Binnen de mogelijkheden die er bestaan wordt intensief ingezet om tegen te gaan dat amv’s met onbekende bestemming vertrekken uit opvanglocaties. Deze inzet kan echter niet voorkomen dat de amv’s die echt willen vertrekken ook kunnen vertrekken.
Hoe verklaart u dat vooral uit een aantal Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA’s) zoals Ter Apel en Oisterwijk, kinderen vaak verdwijnen?
Het aanmeldcentrum van de IND bevindt zich in Ter Apel. Dit betekent dat alle alleenstaande minderjarige vreemdelingen die de asielprocedure starten bij binnenkomst in Nederland naar Ter Apel gaan.
Amv’s van 15 jaar en ouder worden, sinds de invoering van het nieuwe opvangmodel in 2016, na aanmelding in Ter Apel, opgevangen op een zogeheten procesopvanglocatie amv (POA). Amv’s verblijven hier gedurende de rust- en voorbereidingstijd en de algemene asielprocedure (AA). Amv’s die na afronding van de AA een vergunning ontvangen, stromen volgens het amv opvangmodel door naar een opvangvoorziening van Nidos. Amv’s zonder vergunning of in de verlengde asielprocedure stromen door naar een kleinschalige woonvoorziening onder verantwoordelijkheid van het COA.
In Nederland zijn er meerdere POA’s waaronder de locaties in Ter Apel en Oisterwijk. Ook voor de invoering van het nieuwe opvangmodel in 2016 waren er echter amv-opvangvoorzieningen op de locaties in Ter Apel en Oisterwijk. Het feit dat amv’s op specifieke locaties opgevangen worden, zoals de COA locaties in Ter Apel en Oisterwijk, en dat deze locaties al lange tijd operationeel zijn biedt een verklaring voor het relatief hoge aantal amv’s dat met onbekende bestemming vertrekt vanuit deze locaties in vergelijking met andere locaties.
Op dit moment wordt een analyse van de Analyse Proeftuin Migratie (APM), onderdeel van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, van het vertrek met onbekende bestemming van amv’s afgerond. Voor dit onderzoek zijn data van de migratieketen over het vertrek met onbekende bestemming van amv’s tussen 2015 en 2018 geanalyseerd. Over deze analyse en het onderzoek van het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel (EMM) zal ik uw Kamer binnen vier weken per brief informeren.
Deelt u de mening dat de Nederlandse overheid een verantwoordelijkheid heeft voor deze kinderen en dat het onacceptabel is dat zij zomaar kunnen verdwijnen?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom wordt het systeem van Amber Alert niet ingezet voor Alleenstaande Minderjarige Vreemdelingen (AMV’s)? Is dit wel eens overwogen?
Amber Alert is een algemeen opsporingsinstrument van de politie dat zich richt op vermiste kinderen. Het richt zich daarbinnen niet specifiek op bepaalde doelgroepen en sluit ook geen specifieke doelgroepen, zoals amv’s, uit.
Bij de vermissing of ontvoering van een minderjarige geldt dat door de Landelijke Eenheid – op verzoek van een regionale politie eenheid – en onder het geldende gezag – een landelijk waarschuwingsbericht kan worden uitgevaardigd indien in beginsel aan de volgende omstandigheden criteria is voldaan:
het vermiste kind is jonger dan 18 jaar;
er is onmiddellijk levensgevaar of directe vrees voor ernstig letsel;
er is voldoende informatie over het slachtoffer, een mogelijke ontvoerder of een gebruikte auto, zodat met een AMBER Alert de kans vergroot wordt dat het kind gelokaliseerd kan worden; en
er moeten geen redenen zijn om aan te nemen dat het kind zich in het buitenland bevindt.
Deze criteria gelden generiek, ongeacht de locatie of persoon van de vermissing. Bij de uiteindelijke afweging om een Amber Alert in te zetten zijn de omstandigheden van het concrete geval, gebaseerd op de op dat moment beschikbare informatie, doorslaggevend. De veronderstelling dat het systeem van Amber Alert per definitie niet ingezet wordt voor amv’s is daarom onjuist.
Gelet op het feit dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen amv’s en andere vermiste jongeren bij het inzetten van Amber Alerts is het niet nodig om het gebruik van Amber Alerts voor amv’s nader te onderzoeken.
Deelt u de mening dat het goed zou zijn te onderzoeken of en hoe het Amber Alert ingezet kan worden bij verdwijningen van AMV’s wanneer er zorgen zijn over hun veiligheid en welzijn? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten? Bent u bereid te onderzoeken of dit mogelijk en effectief is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Herinnert u zich uw antwoorden van het algemeen overleg asiel- en vreemdelingenbeleid van 4 juli 2019?
In mijn antwoorden tijdens het algemeen overleg asiel- en vreemdelingenbeleid van 4 juli 2019 heb ik aangegeven dat het belangrijk is om een duidelijk beeld te hebben van het probleem voordat eventuele maatregelen worden genomen. Daarbij heb ik verwezen naar de onderzoeken over het vertrek met onbekende bestemming van amv’s die bij Kamerbrief van 24 april 2019 zijn aangekondigd door mijn voorganger. Voorts heb ik aangegeven dat er, nadat deze onderzoeken afgerond zijn, bekeken zal worden of er maatregelen getroffen zullen worden en, zo ja, welke maatregelen dat zullen zijn. Tenslotte heb ik in mijn antwoorden aangegeven dat het protocol met betrekking tot vermiste amv’s geactualiseerd wordt.
Het protocol met betrekking tot vermiste amv’s is inmiddels geactualiseerd en wordt sinds eind januari gebruikt door de Politie/AVIM, COA, Nidos, DT&V & IND. De onderzoeken naderen afronding. Uw Kamer ontvangt binnen vier weken per brief de onderzoeksresultaten en mijn reactie daarop.
Ik ben ervan overtuigd dat deze problematiek voldoende aandacht krijgt en met voldoende urgentie wordt behandeld. De onderzoeken naar het vertrek met onbekende bestemming van amv’s zijn het product van een intensieve samenwerking tussen verschillende ketenpartners en zullen een beter inzicht geven in de problematiek.
Het actualiseren van het protocol vermiste amv’s is ook in samenwerking met verschillende ketenpartners tot stand gekomen en het protocol wordt breed gedragen door alle betrokken organisaties. Het protocol is recent in werking getreden dus er zijn vooralsnog geen concrete resultaten te melden. Het heeft echter wel een directe meerwaarde voor de betrokken organisaties omdat het alle rollen, processen en definities helder maakt voor de betrokken partijen. Hierdoor zal er sneller en efficiënter gehandeld kunnen worden, ten bate van de amv.
Hoe staat het met de genomen maatregelen? Welke concrete maatregelen zijn sindsdien genomen en welke concrete resultaten heeft dit opgeleverd?
Zie antwoord vraag 7.
Wat is er in de tussentijd gedaan om te voorkomen dat onnodig nog meer kinderen verdwijnen?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u van mening dat dit probleem voldoende aandacht krijgt en met voldoende urgentie wordt behandeld? Zo ja, op basis waarvan concludeert u dat? Zo nee, wat gaat u doen om daar verandering in te brengen?
Zie antwoord vraag 7.
Herinnert u zich uw antwoorden op Kamervragen van de leden Groothuizen en Bouali in december 2018, waarin u aangaf dat het protocol vermissing van AMV’s zou worden geactualiseerd?2 Is het protocol ondertussen geactualiseerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, heeft dit al iets opgeleverd?
Zie antwoord vraag 7.
Wanneer verwacht u het onderzoek naar de problemen rond het verdwijnen van AMV’s, dat verwacht werd in het najaar van 2019?
Zie antwoord vraag 7.
Falend terugkeerbeleid. |
|
Jasper van Dijk |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de uitzending van Nieuwsuur: «Kabinet maakt eigen plannen terugsturen asielzoekers niet waar»?1
Ik heb kennisgenomen van deze uitzending.
Is het juist dat u nog geen maatregelen heeft genomen tegen landen die niet meewerken aan terugkeer?
Nederland is met landen van herkomst en transit actief in gesprek over migratiesamenwerking. Per land bekijkt het kabinet wat de meest effectieve aanpak is en maakt het een afweging. Conform de motie Becker zal het kabinet uw Kamer dit voorjaar hierover schriftelijk informeren.2
Klopt het dat een Kabinet slechts eenmaal maatregelen heeft genomen tegen een land dat niet meewerkte aan het terugnemen van uitgeprocedeerde asielzoekers, namelijk in 2012 tegen Ghana?
Ja, dit klopt waar het gaat om het korten op ontwikkelingssamenwerking vanwege gebrekkige medewerking aan gedwongen terugkeer van onderdanen. Dat is sinds de maatregelen tegen Ghana in 2012 niet meer gebeurd. Genoemde korting heeft destijds niet geleid tot betere medewerking aan gedwongen terugkeer door Ghana.
Waarom heeft u dit soort drukmiddelen niet vaker toegepast, aangezien dit ook in het Regeerakkoord staat?
Het kabinet maakt per land van herkomst deze afweging, met inachtneming van alle relevante factoren. Met elk relevant land van herkomst is het kabinet in gesprek over terugkeersamenwerking.
Klopt het dat economische belangen zwaarder wegen dan afspraken over terugkeer, zoals de landingsrechten van Transavia, KLM en Royal Air Maroc?
Het intrekken van landingsrechten is geregeld in verdragen, die bilateraal of op EU-niveau gesloten kunnen zijn. Bij beëindiging van een verdrag geldt dat dit zowel voor alle luchtvaart uit het land van herkomst als voor Nederlandse luchtvaart geldt. Het kabinet maakt per land van herkomst deze afweging, met inachtneming van alle relevante factoren.
Deelt u de mening van de voorzitter van de Adviescommissie voor Migratie dat «miljoenencontracten voor het bedrijfsleven» belangrijker zijn dan terugkeer?
Migratie s een belangrijke prioriteit van het kabinet en per land moet worden bekeken wat effectief is. Met de meeste landen heeft Nederland daarnaast nog andere belangen zoals handels- of landbouwbelangen, de mensenrechtensituatie, klimaatbelangen en/of sustainable development, maar deze belangen staan betere migratiesamenwerking niet per definitie in de weg. De stelling dat «miljoenencontracten voor het bedrijfsleven belangrijker zijn dan terugkeer» is dan ook te kort door de bocht.
Klopt het dat Nederlandse missies (bijvoorbeeld in Irak en Afghanistan) zwaarder wegen dan afspraken over terugkeer?
Dat kan zo niet worden gesteld. In de relatie met landen van herkomst spelen altijd meerdere belangen en of deze ten koste gaan van elkaar is per land verschillend. De Nederlandse missies zijn daar een onderdeel van.
Begrijpt u dat mensen sceptisch worden over het terugkeerbeleid als zij horen dat economische en diplomatieke belangen zwaarwegender zijn?
Ja.
Wanneer gaat u alsnog werk maken van een succesvol terugkeerbeleid? Hoe staat het in dit verband met de uitvoering van de motie van het lid Jasper van Dijk c.s. (nr. 35 300 VI-61) om met behulp van de nieuwe visumcode te pleiten voor maatregelen tegen hooggeplaatsten van herkomstlanden die onvoldoende meewerken aan terugkeer?
Het kabinet is breed bezig met het werk maken van een succesvol terugkeerbeleid, in lijn met het regeerakkoord. De nieuwe visumcode, die vanaf 2 februari 2020 in werking is getreden, is daarbij een interessant en nuttig middel om dit verder te bewerkstelligen. De Europese Commissie treft op dit moment de voorbereidingen voor nadere besluitvorming in de komende maanden over concrete maatregelen. Nederland heeft dit instrument, i.c. de mogelijkheid van koppeling van visa en terugkeer op EU-niveau, al langere tijd bepleit Dit moet ervoor zorgen dat er in Europees-verband maatregelen kunnen worden genomen ten aanzien van landen die voor de EU van belang zijn op het gebied van terugkeer. Het nemen van maatregelen tegen specifiek hooggeplaatsten van herkomstlanden is een mogelijkheid die wordt meegenomen in deze voorbereiding.
Hoe staat het met terugkeerafspraken met Marokko? Heeft u inmiddels een afspraak gemaakt?
De Nederlandse inspanningen zijn erop gericht om zo snel mogelijk tot een afspraak te komen. Op dit moment is nog geen bezoek overeengekomen.
Is het juist dat de terugkeer van 52 illegale Marokkanen mislukte, omdat de mensen uit het zicht waren verdwenen nadat men de reisdocumenten had geregeld?
Dit ligt genuanceerder. In de regel kan worden gesteld dat een land meewerkt aan gedwongen terugkeer als het bereid is een (vervangend) reisdocument te verstrekken voor vreemdelingen die niet in het bezit zijn van geldige reisdocumenten. Dit vergt doorgaans allereerst dat de nationaliteit van de vreemdeling wordt vastgesteld door de autoriteiten van het land. Als de nationaliteit bevestigd is, verzoekt de DT&V het herkomstland om afgifte van een (vervangend) reisdocument. Dat gebeurt doorgaans enkele dagen voor de geplande uitzettingsdatum. Een vastgestelde nationaliteit hoeft niet per definitie te betekenen dat het herkomstland ook een (vervangend) reisdocument afgeeft. Het is bekend dat de samenwerking met Marokko op het gebied van gedwongen vertrek onvoldoende is en daar samen met het Ministerie van Buitenlandse zaken hard aan wordt gewerkt.
De DT&V ontving in juni 2018 een lijst vanuit Marokko met circa 60 nationaliteitsvaststellingen. Let wel, dit zijn geen reisdocumenten. Zoals hiervoor aangegeven: de reisdocumenten worden doorgaans pas enkele dagen voor een geplande vlucht door het land van herkomst verstrekt. De betreffende nationaliteitsvaststellingen hadden voornamelijk betrekking op zaken die al langer geleden aan Marokko waren aangeboden. Vanaf het moment dat de DT&V gevraagd had om vaststelling van de nationaliteit tot het moment dat deze door Marokko bevestigd werd, zat gemiddeld ruim 500 dagen. Gedurende deze 500 dagen zijn de meeste van deze personen uit het zicht verdwenen. Ook ik had liever gezien dat ze nog beschikbaar waren geweest voor terugkeer naar Marokko, maar zoals u bekend, zitten er de nodige beperkingen aan de mogelijkheden om iemand in bewaring te stellen. Een bewaringstermijn van 500 dagen is in de regel niet toegestaan. Het versnellen van de nationaliteitsvaststelling door een derde land is onderdeel van onze inzet om waar nodig te komen tot betere terugkeersamenwerking. Naast tekortschietende afgifte van reisdocumenten is dit een indicator van hoe goed de terugkeersamenwerking met een land is.
Hoe vaak zijn de afgelopen vijf jaar uitzettingen mislukt omdat mensen uit het zicht verdwenen op het moment dat de reispapieren waren geregeld?
Zoals reeds aangegeven kan worden gesteld dat een land meewerkt aan gedwongen terugkeer als het, indien de vreemdeling daar zelf niet over beschikt, bereid is een (vervangend) reisdocument te verstrekken. Dit vergt in de regel eerst dat de nationaliteit van de vreemdeling wordt vastgesteld door de autoriteiten van het land. Als de nationaliteit bevestigd is, verzoekt de DT&V het herkomstland om afgifte van een (vervangend) reisdocument. Dat gebeurt doorgaans enkele dagen voor de geplande uitzettingsdatum. Hoewel de meeste landen in het algemeen bereid zijn een reisdocument te verstrekken voor gedwongen terugkeer als de nationaliteit is vastgesteld, is dit niet altijd het geval.
Vanaf 2015 tot en met 2019 zijn circa 540 nationaliteitsbevestigingen afgegeven voor vreemdelingen die op het moment van de bevestiging reeds buiten beeld waren.
Ook na het ontvangen van een nationaliteitsbevestiging kunnen vreemdelingen uit beeld verdwijnen of anderszins niet meer beschikbaar zijn voor gecontroleerde terugkeer, bijvoorbeeld omdat ze een toelatingsprocedure zijn gestart die in Nederland mag worden afgewacht of zelfstandig vertrekken zonder afmelding en toezicht. Voor laatstgenoemde categorie geldt dat vanaf 2015 tot en met 2019 circa 2.670 vreemdelingen na ontvangst van de nationaliteitsbevestiging uit beeld zijn verdwenen. In deze zaken is het om uiteenlopende redenen niet gelukt om gedurende de periode dat de vreemdeling nog beschikbaar was voor zijn vertrek een (vervangend) reisdocument te ontvangen vanuit het herkomstland.
De situatie vraagt om meer mogelijkheden om vreemdelingen in het oog te houden. Het kabinet zet zich er dan ook voor in om in de Europese regelgeving meer ruimte voor het opleggen en laten voortduren van vreemdelingenbewaring op te nemen. Tegelijk zet ik uiteraard in op een snellere doorlooptijd van de identificatieprocedure in de landen van herkomst. Dat soms meer dan anderhalf jaar op een antwoord moet worden gewacht, is natuurlijk niet iets dat alleen door langere bewaringsduur kan worden ondervangen, maar vergt ook een andere inzet door de landen van herkomst. Het kabinet zet zich dan ook tevens in voor meer medewerking van landen van herkomst om zo meer terugkeer gerealiseerd te krijgen. Dat is met een aantal landen van herkomst noodzakelijk.
Waarom registreert u mensen onder de categorie «vertrek zonder toezicht» als u geen enkele aanwijzing heeft dat zij daadwerkelijk uit Nederland zijn vertrokken?
Naast de twee categorieën gecontroleerd vertrek (zelfstandig en gedwongen) is er een groep waarvan de overheid niet weet waarheen zij zijn vertrokken. We weten niet of zij nog in Nederland zijn of Nederland verlaten hebben. Deze categorie gaat uit van vertrek, omdat de persoon die erin opgenomen wordt niet langer in het zicht van de migratieketen is, maar evenmin aantoonbaar is vertrokken – anders zou hij onder gedwongen of aantoonbaar zelfstandig vertrek vallen. Eerder heette deze categorie met onbekende bestemming vertrokken en nu zelfstandig vertrek zonder toezicht.
Is het juist dat het streefcijfer voor de groep «vertrek zonder toezicht» de komende jaren op vijftig procent ligt? Hoe rijmt u een dergelijk hoog percentage met uw doelstelling om het aantal terugkeerders te verhogen?
Het bedoelde streefcijfer van «zelfstandig vertrek zonder toezicht» is conform de vastgestelde begroting van Justitie en Veiligheid voor 20203 in de jaren 2019 t/m 2024 vastgesteld op 50%. Dit percentage is de resultante van de streefcijfers voor zelfstandig (20%) en gedwongen vertrek (30%). Het kabinet stuurt op het verhogen van het aantoonbaar vertrek naar 50% en waar mogelijk hoger. Indien dit percentage verbetert, heeft dat automatisch effect op het verlagen van het percentage «vertrek zonder toezicht». Het woord «streefcijfer» in relatie tot «zelfstandig vertrek zonder toezicht» is derhalve wat ongelukkig gekozen. Het woord «prognose» zou de lading beter dekken.
Klopt het dat speciale terugkeertrainingen voor uitgeprocedeerde asielzoekers nauwelijks effect hebben?2
De voorbeelden die in de Nieuwsuur uitzending aangehaald worden betroffen een lokaal project van de gemeente Amsterdam voor de LVV en een project in de gemeente Rotterdam voor bed, bad en brood (inmiddels overgegaan in de LVV). Het eerste project valt niet onder de subsidieregeling Ondersteuning Zelfstandig Vertrek die de DT&V uitvoert. Het andere project richt zich specifiek op de activering van een doelgroep die moeilijk uit te zetten valt. Omdat ik het echter wel belangrijk vind om inzage te geven in de besteding van de subsidiegelden die onder deze regeling vallen, heb ik opdracht gegeven deze regeling te evalueren. Daarbij zal vanzelfsprekend ook het effect op terugkeer worden meegenomen.
Waarom wordt minstens vijf miljoen euro uitgekeerd aan terugkeertrainingen, waarbij de verschillende stichtingen ook nog eens met elkaar concurreren om deelnemers?
Ik herken het door u genoemde bedrag niet. Jaarlijks is op de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid maximaal € 3 miljoen beschikbaar voor de subsidiëring van lokale terugkeerprojecten van non-gouvernementele organisaties onder de subsidieregeling ondersteuning zelfstandig vertrek (OZV 2019). De projecten die via de regeling worden gesubsidieerd hebben een lokaal en geografische spreiding. Zo wordt onnodige concurrentie zo veel mogelijk voorkomen. De gesubsidieerde projecten kunnen gericht zijn op specifieke doelgroepen en geven migranten andere ondersteuningsmogelijkheden, complementair aan het aanbod van IOM.
Gaat u een eind maken aan subsidie voor trainingen waarvan niet bekend is of zij effectief zijn?
Zie antwoord vraag 15.
Het bericht ‘'Duidelijke toename van boeren die stap naar het buitenland overwegen’ |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Duidelijke toename» van boeren die stap naar het buitenland overwegen»?1
Ja.
Hoeveel boeren zijn de afgelopen vijf jaar geëmigreerd?
Er zijn weinig exacte gegevens over emigrerende boeren(gezinnen) aangezien dit niet eenvoudig vast te stellen is. Op basis van een koppeling tussen gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en gegevens uit de gecombineerde opgave (landbouwtelling) heeft het CBS de volgende cijfers ter beschikking gesteld: in de jaren 2010 tot en met 2015 zijn in totaal 100 boeren gemigreerd. In 2016 zijn 5 boeren gemigreerd. Recentere cijfers zijn momenteel niet beschikbaar. Het reële aantal ligt vermoedelijk hoger – zo spreken marktpartijen die emigrerende boeren begeleiden van «enkele tientallen» per jaar.
Bovenstaande emigratiecijfers van het CBS hebben alleen betrekking op boeren in Nederland die hun bedrijf hier beëindigd hebben en een nieuwe start in het buitenland hebben gemaakt. Zo laten deze cijfers geen emigrerende zonen en dochters van boeren zien die een bedrijf in het buitenland opzetten (zonder dat er bedrijfsbeëindiging in Nederland plaatsvindt). Daarnaast zijn er gevallen bekend van nevenbedrijven die in het buitenland worden opgezet. In deze gevallen spreken we van «semigratie» en dat zit ook niet in deze cijfers.
Zie ook antwoorden op vragen van het lid Lodders (VVD) van 4 juni 2019 over het bericht «Hier heeft Bram geen toekomst»2.
Hoeveel boeren overwegen Nederland te verlaten?
Het is mij niet bekend hoeveel boeren overwegen Nederland te verlaten.
Welke landen zijn het populairst bij vertrekkende boeren?
Uit de hierboven genoemde cijfers van het CBS blijkt dat Duitsland, België en Canada het meest populair zijn bij vertrekkende boeren.
Wat zijn de oorzaken dat veel vooral jongere boeren Nederland verlaten en wordt hier onderzoek naar gedaan?
Over de leeftijd en beweegredenen van emigrerende boeren is geen harde informatie voorhanden en het is ons niet bekend dat daar momenteel onderzoek naar gedaan wordt. Ten algemene blijken in de praktijk echter vele redenen voor emigratie te noemen, waaronder de fysieke beperkingen waar een bedrijf mogelijk tegenaan loopt als het in Nederland wil uitbreiden.
Vindt u het vertrek van veel boeren ook een zorgelijke ontwikkeling?
Emigratie van boeren is iets van alle tijden, wordt gedreven door verschillende motieven en kent vele vormen. Er zijn bijvoorbeeld ook boeren die hun bedrijf in Nederland aanhouden en in het buitenland een nevenvestiging opzetten, de zogenaamde «semigranten».
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat jonge boeren hun toekomst weer in Nederland zien?
Ik vind het belangrijk dat (jonge) boeren een goed inkomen kunnen verdienen, dat zij kunnen innoveren en dat zij gezonde bedrijven in stand kunnen houden en door kunnen geven. Dat is ook een van de doelen uit de LNV-visie. Zo zet ik mij onder andere in om de positie van de boer in de keten te versterken (Kamerstuk 28 625, nr. 257) en heb ik met het bedrijfsovernamefonds financiële ruimte gecreëerd om op het moment van en vlak na bedrijfsovername te investeren in duurzame bedrijfsontwikkeling. Ondersteuning van het bedrijfsovernameproces door middel van coaching en versterking van het agrarisch ondernemerschap door opleiding vergroten het toekomst- en continuïteitsperspectief voor jonge boeren. Een nadere uitwerking van de versterking van de economische positie van boeren en tuinders volgt in de brief over het Realisatieplan van de LNV-visie welke binnenkort naar uw Kamer wordt gestuurd.
Het bieden van toekomstperspectief aan jonge boeren is niet alleen iets voor de overheid. Dat is iets wat we met zijn allen als maatschappij moeten doen, overheden, ketenpartners en consumenten. Toekomstperspectief binnen de grenzen van wat de aarde ons nog kan geven is mede afhankelijk van de maatschappelijke en financiële waardering die we boeren geven voor het voedsel dat ze produceren.
Wat betekent de emigratie van de boeren voor de leefbaarheid van het platteland?
De aanwezigheid van agrarische bedrijvigheid is een belangrijke factor voor de leefbaarheid van het platteland. Die bedrijvigheid loopt terug al langere tijd terug. Er zijn verschillende redenen waarom boeren stoppen. In de meeste gevallen is dat omdat er geen bedrijfsopvolger is of onvoldoende toekomstperspectief en in een enkel geval omdat een boer besluit te emigreren. De toekomstbestendigheid van een economisch vitaal, leefbaar en ecologisch duurzaam platteland heeft de aandacht van dit kabinet. Een belangrijk voertuig daarbij is het Interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland en de daaruit vloeiende samenwerkingsafspraken die Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen juli 2018 ondertekenden. Ik heb uw Kamer op 20 december 2019 (Kamerstuk 29 576, nr. 89) geïnformeerd over de laatste stand van zaken bij de uitwerking van dit programma.
Wat betekent de emigratie van de boeren voor de concurrentiepositie van Nederland?
Ik heb geen reden aan te nemen dat de emigratie van boeren de concurrentiepositie van Nederland direct beïnvloedt, omdat het aantal emigrerende boeren op het totaal aantal boeren gering is.
Wat voor gevolgen heeft de emigratie van de boeren op schaalvergroting in de landbouw?
Wat de gevolgen van emigratie van boeren zijn op de schaalvergroting, valt niet te zeggen, en is mede afhankelijk van de bedrijfstak en de vorm. In het geval van semigratie bijvoorbeeld, vindt de uitbreiding van de agrarische activiteiten van een bedrijf plaats buiten Nederland.
Het falend terugkeerbeleid |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Justitie raakte tientallen uitzetbare illegale Marokkanen «kwijt»»1, «Kabinet maakt eigen plannen terugsturen asielzoekers niet waar»2 en «Justitie subsidieert twijfelachtige terugkeerprojecten asielzoekers»?3
Ja.
Is het waar dat Marokko bereid is 52 uitgeprocedeerde asielzoekers terug te nemen, maar dat er slechts een persoon van die groep in Nederland gevonden kon worden? Zo ja, deelt u dan de mening dat dit een blamage is en waarom? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Dit ligt genuanceerder. In de regel kan worden gesteld dat een land meewerkt aan gedwongen terugkeer als het bereid is een (vervangend) reisdocument te verstrekken voor vreemdelingen die niet in het bezit zijn van geldige reisdocumenten. Dit vergt doorgaans allereerst dat de nationaliteit van de vreemdeling wordt vastgesteld door de autoriteiten van het land. Als de nationaliteit bevestigd is, verzoekt de DT&V het herkomstland om afgifte van een (vervangend) reisdocument. Dat gebeurt doorgaans enkele dagen voor de geplande uitzettingsdatum. Een vastgestelde nationaliteit hoeft niet per definitie te betekenen dat het herkomstland ook een (vervangend) reisdocument afgeeft. Het is bekend dat de samenwerking met Marokko op het gebied van gedwongen vertrek onvoldoende is en daar samen met het Ministerie van Buitenlandse zaken hard aan wordt gewerkt.
De DT&V ontving in juni 2018 een lijst vanuit Marokko met circa 60 nationaliteitsvaststellingen. Let wel, dit zijn geen reisdocumenten. Zoals hiervoor aangegeven: de reisdocumenten worden doorgaans pas enkele dagen voor een geplande vlucht door het land van herkomst verstrekt. De betreffende nationaliteitsvaststellingen hadden voornamelijk betrekking op zaken die al langer geleden aan Marokko waren aangeboden. Vanaf het moment dat de DT&V gevraagd had om vaststelling van de nationaliteit tot het moment dat deze door Marokko bevestigd werd, zat gemiddeld ruim 500 dagen. Gedurende deze 500 dagen zijn de meeste van deze personen uit het zicht verdwenen. Ook ik had liever gezien dat ze nog beschikbaar waren geweest voor terugkeer naar Marokko, maar zoals u bekend, zitten er de nodige beperkingen aan de mogelijkheden om iemand in bewaring te stellen. Een bewaringstermijn van 500 dagen is in de regel niet toegestaan. Het versnellen van de nationaliteitsvaststelling door een derde land is ook onderdeel van onze inzet om te komen tot betere terugkeersamenwerking waar nodig. Naast tekortschietende afgifte van reisdocumenten is dit een indicator van hoe goed de terugkeersamenwerking met een land is.
Deelt u de mening dat drukmiddelen die in het regeerakkoord staan om herkomstlanden aan te zetten tot het terugnemen van uitgeprocedeerde asielzoekers, waaronder het onthouden van ontwikkelingsgeld, het verstrekken of weigeren van landingsrechten of visa, nogal kolderiek en gebakken lucht zijn zolang het probleem ligt bij het feit dat Nederland de uit te zetten asielzoekers niet meer kan vinden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De situatie vraagt om meer mogelijkheden om vreemdelingen in het oog te houden. Het kabinet zet zich er dan ook voor in om in de Europese regelgeving meer ruimte voor het opleggen en laten voortduren van vreemdelingenbewaring op te nemen. Tegelijk zet ik uiteraard in op een snellere doorlooptijd van de identificatieprocedure in de landen van herkomst. Dat soms meer dan anderhalf jaar op een antwoord moet worden gewacht, is natuurlijk niet iets dat alleen door langere bewaringsduur kan worden ondervangen, maar vergt ook een andere inzet door de landen van herkomst. Het kabinet zet zich dan ook eveneens in voor meer medewerking van landen van herkomst om zo meer terugkeer gerealiseerd te krijgen. Dat is met een aantal landen van herkomst noodzakelijk.
In hoeveel gevallen per jaar gebeurt het dat het herkomstland wil meewerken aan de terugkeer van een uitgeprocedeerde asielzoeker maar dat die asielzoeker niet meer gevonden kan worden?
In de regel kan worden gesteld dat een land meewerkt aan gedwongen terugkeer als het bereid is een (vervangend) reisdocument te verstrekken voor vreemdelingen die niet in het bezit zijn van geldige reisdocumenten. Dit vergt doorgaans allereerst dat de nationaliteit van de vreemdeling wordt vastgesteld door de autoriteiten van het land. Als de nationaliteit bevestigd is, verzoekt de DT&V het herkomstland om afgifte van een (vervangend) reisdocument. Dat gebeurt doorgaans enkele dagen voor de geplande uitzettingsdatum. Hoewel de meeste landen in het algemeen bereid zijn een reisdocument te verstrekken voor gedwongen terugkeer als de nationaliteit is vastgesteld, is dit niet altijd het geval.
In 2019 zijn ca. 40 nationaliteitsbevestigingen afgegeven voor vreemdelingen die op het moment van de bevestiging reeds buiten beeld waren.
Ook na het ontvangen van een nationaliteitsbevestiging kunnen vreemdelingen uit beeld verdwijnen of anderszins niet meer beschikbaar zijn voor gecontroleerde terugkeer, bijvoorbeeld omdat ze een toelatingsprocedure zijn gestart die in Nederland mag worden afgewacht of zelfstandig vertrekken zonder afmelding en toezicht. Voor laatstgenoemde categorie geldt dat in 2019 ca. 420 vreemdelingen na ontvangst van de nationaliteitsbevestiging uit beeld zijn verdwenen. In deze zaken is het om uiteenlopende redenen niet gelukt om gedurende de periode dat de vreemdeling nog beschikbaar was voor zijn vertrek een (vervangend) reisdocument te ontvangen vanuit het herkomstland.
Hoeveel uitgeprocedeerde asielzoekers verblijven er op dit moment in Nederland? Hoeveel verblijven er naar schatting in de illegaliteit of elders in de EU?
Het WODC is momenteel bezig met een nieuw onderzoek naar hoeveel mensen mogelijk in Nederland verblijven die geen rechtmatig verblijf hebben. Zodra de uitkomsten daarvan bekend zijn, zal ik u berichten.
Deelt u de mening dat, omdat er nauwelijks greep is op een grote groep uitgeprocedeerde asielzoekers in de illegaliteit en niet uitgezet kan worden, het asielbeleid wordt ondergraven? Zo ja, waarom en wat gaat u doen om dit te verbeteren? Zo nee, waarom niet en waar blijkt dan uit dat het terugkeerbeleid wel succesvol is?
Ja, daarom zet het kabinet zich in voor meer bewaring. Dat is ook de Nederlandse inzet in de Europese Unie en in het bijzonder bij de herziening van de terugkeerrichtlijn. De toepassing van bewaring is één ding: daarnaast zet het kabinet zich ook in voor meer medewerking van landen van herkomst om zo meer terugkeer gerealiseerd te krijgen.
Deelt u de mening dat uit de uitzending van Nieuwsuur4 blijkt dat het op zijn best onduidelijk is of de speciale trainingen voor uitgeprocedeerde asielzoekers effectief zijn en op zijn slechts er op duiden dat de subsidies voor dat doel weggegooid geld zijn? Zo ja, wat gaat u doen om deze subsidies wel effectief voor het doel van terugkeer in te zetten? Zo nee, waarom niet?
De voorbeelden die in de Nieuwsuur uitzending werden aangehaald betroffen een lokaal project van de gemeente Amsterdam voor de LVV en een experimenteel deelproject in de gemeente Rotterdam voor bed, bad en brood (inmiddels overgegaan in de LVV). Het eerste project valt niet onder de subsidieregeling Ondersteuning Zelfstandig Vertrek die de DT&V uitvoert. Het andere project richt zich specifiek op de activering van een doelgroep die moeilijk uit te zetten valt.
Omdat ik het echter wel belangrijk vind inzage te geven in de besteding van de subsidiegelden die onder deze regeling vallen, heb ik opdracht gegeven de regeling te evalueren. Daarbij zal vanzelfsprekend ook het effect op terugkeer worden meegenomen.
Het bericht ‘UT-arts wil stop op instroom buitenlandse studenten: ‘Ze lopen psychisch vast’’ |
|
Harry van der Molen (CDA) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht uit de Tubantia waaruit blijkt dat meer dan vier op de vijf buitenlandse studenten op de Universiteit Twente (UT) kampen met psychische klachten?1
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel procent van de buitenlandse studenten van de Universiteit Twente te maken heeft met psychische klachten? Kunt u aangeven hoeveel procent van de buitenlandse studenten van andere instellingen te maken hebben met psychische klachten?
De Universiteit Twente heeft in 2019 onderzoek gedaan naar het welzijn van de eigen studenten2. 15% van de UT-studenten heeft hieraan meegedaan. Hieruit blijkt dat een derde van de studenten een matige of een ernstige vorm van depressie of angsten ervaart. Volgens de UT komt dit meer voor bij vrouwen, LHBT-studenten en internationale studenten. Zij geven hier verder geen exacte cijfers bij.
We hebben op dit moment geen landelijke cijfers. Ik heb het RIVM opdracht gegeven tot een grootschalig onderzoek naar mentale gezondheid van studenten. In het onderzoek zal worden gekeken naar de omvang van stress en mentale druk en de factoren die hierop van invloed zijn. De eerste meting vormt de basis voor een monitor mentale gezondheid en middelengebruik van studenten zodat we kunnen volgen hoe de mentale gezondheid van studenten zich ontwikkelt. De Kamer heeft onlangs het Plan van aanpak ontvangen van de monitor.
Ik wacht de resultaten van het RIVM-onderzoek af voordat ik uitspraken doe over de omvang en de ernst van stress en mentale druk. De resultaten van de meting over mentale druk verwacht ik eind 2020.
Bent u het eens met de conclusie van de campushuisarts aan de Universiteit Twente dat er een rem moet komen op buitenlandse instroom van studenten omdat veel van deze studenten te maken hebben met psychische klachten? Zo nee, wat is uw reactie op de constatering van de huisarts dat er verhoudingsgewijs meer buitenlandse studenten psychische klachten hebben dan Nederlandse studenten?
Zoals ik vaker heb aangegeven vind ik internationalisering van meerwaarde voor het hoger onderwijs en onderzoek. Daar hoort ook instroom van internationale studenten bij. Tegelijkertijd deel ik de conclusie van het interdepartementale beleidsonderzoek over internationalisering, waarin aandacht wordt gevraagd voor de risico’s van toenemende internationalisering. Om de kwaliteit en toegankelijkheid van ons onderwijs te waarborgen, staan in het wetsvoorstel taal en toegankelijkheid maatregelen die het voor instellingen mogelijk maken om waar nodig en mogelijk de instroom te sturen.
Dat internationale studenten last hebben van psychische klachten is zorgelijk. Ik verwacht u eind 2020 te kunnen informeren over de schaal van deze problematiek. Zie ook mijn antwoord bij vraag 2.
Het is aan instellingen voor hoger onderwijs om er voor te zorgen dat (internationale) studenten de ondersteuning krijgen die zij nodig hebben en na te denken over inclusief onderwijs, waarin studenten, ook internationale studenten, zich thuis voelen binnen de instelling.
Mijn indruk is dat instellingen goed zicht hebben op de stress van studenten en verschillende manieren vinden om studenten te ondersteunen. Dat blijkt onder meer ook uit de gemaakte kwaliteitsafspraken.
Wordt in de 0-meting die het RIVM gaat uitvoeren naar studentenwelzijn ook psychische klachten van buitenlandse studenten apart meegenomen? Wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen Europese Economische Ruimte (EER) en niet-EER studenten?
Internationale studenten worden meegenomen in het onderzoek naar mentale gezondheid onder studenten in het hoger onderwijs. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen EER en niet-EER studenten.
Zijn de plannen van de Universiteit Twente voor de middelen die zij ontvangt vanwege het afschaffen van de basisbeurs al goedgekeurd door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)? In hoeverre omvatten deze plannen het inzetten van meer studentenpsychologen, het uitbreiden van het buddysysteem en het inzetten op studentenwelzijn? Deelt u de mening dat onderwijsinstellingen het verbeteren van de ondersteuning voor buitenlandse studenten bij voorkeur uit eigen middelen en niet vanuit de studievoorschotmiddelen dienen te financieren, vanwege de samenhang van deze middelen en het lenen door studenten?
Momenteel zit de Universiteit Twente nog in de beoordelingsprocedure van de NVAO. Ik heb dus nog geen inzicht in de inhoud van het plan. Met het akkoord over de kwaliteitsafspraken is afgesproken dat instellingen zelf, in nauwe dialoog met hun onderwijsgemeenschap en met instemming van de medezeggenschap, komen tot hun inzet voor de studievoorschotmiddelen. Ik ben van mening dat in dat gesprek het beste kan worden bepaald waar de middelen van het studievoorschot het hardst nodig zijn om tot verbetering van onderwijskwaliteit te komen.
Deelt u de mening dat een intakegesprek wat anders is dan een selectiecriterium voor het toelaten aan een opleiding? In hoeverre heeft volgens u een instelling zoals de Universiteit Twente een verantwoordelijkheid om studenten, bijvoorbeeld middels een intakegesprek, van goed advies te voorzien en buitenlandse studenten desnoods te adviseren vanwege hun psychische kwetsbaarheid niet te komen studeren?
Een intakegesprek is geen selectiecriterium voor het toelaten aan een opleiding. Een gesprek kan wel een onderdeel van de selectie zijn. Waar het om gaat is dat sommige opleidingen mogen selecteren, en dat andere opleidingen hun (aspirant)studenten bijvoorbeeld via een studiekeuzecheck een laatste check kunnen laten doen of de opleiding bij hen past. Die check kan in de vorm van een (intake)gesprek hebben.
Studenten, zowel Nederlandse als buitenlandse studenten, die zich uiterlijk op 1 mei aanmelden, hebben recht op een studiekeuzecheck. De studiekeuzecheck kan bestaan uit individuele gesprekken met studenten, die na afloop hiervan een advies krijgen. Maar opleidingen mogen deze studenten niet weigeren, ook al zouden ze een negatief advies krijgen bij de studiekeuzecheck.
Daarnaast is het de verantwoordelijkheid van de instelling om studenten goed voor te lichten. In de voorlichting is het belangrijk dat universiteiten en hogescholen een realistisch perspectief schetsen en bij de werving van studenten in het buitenland bijvoorbeeld ook communiceren over wat het betekent om in Nederland te studeren.
Deelt u de zorg dat universiteiten vooral bezig zijn met het werven van zoveel mogelijk internationale studenten, omdat zij door in te zetten op hogere studentenaantallen aanspraak kunnen maken op meer bekostiging?
Internationalisering heeft meerwaarde wanneer het bijdraagt aan de kwaliteit van het onderwijs en onderzoek kan en onder de randvoorwaarde dat de toegankelijkheid voor studenten is geborgd. Het werven van internationale studenten puur om financiële redenen, past daar niet bij en keur ik af.
Wat vindt u ervan dat de Universiteit Twente ook voor aan de universiteit gerelateerde activiteiten en voorzieningen Engels als voertaal invoert, zoals de huisarts, terwijl de campushuisarts aangeeft dat veel internationale studenten, met name uit China, slecht Engels spreken en daardoor hun klachten niet goed kunnen verwoorden?
Als Minister van Onderwijs vind ik het belangrijk dat het onderwijs toegankelijk is en dat de kwaliteit geborgd is. De keuzes voor de voertaal op en rond de campus zijn in de eerste plaats aan de universiteit zelf, in samenspraak met de medezeggenschap, en binnen de juridische kaders. Ik vind dat de universiteit Twente zich goed moet afvragen of de gehanteerde voertaal geen onwenselijke gevolgen heeft voor bijvoorbeeld de toegankelijkheid van de onderwijsinstelling voor studenten. Ik hecht er aan dat correspondentie richting de student en de aan de universiteit gerelateerde activiteiten en voorzieningen, waaronder medische dienstverlening, voor Nederlandssprekende studenten in het Nederlands beschikbaar blijven. Dat is bij de Universiteit Twente het geval. Dat de universiteit Twente voor de medische dienstverlening aan niet-Nederlandssprekende studenten kiest voor het Engels vind ik begrijpelijk, omdat dat ook de taal is waarin het onderwijs wordt verzorgd dat de internationale studenten, ook die uit China, volgen.
Terugkeerprogramma’s voor uitgeprocedeerde asielzoekers |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Bente Becker (VVD) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de inhoud van de Nieuwsuur uitzending d.d. 14 januari jl. inzake de terugkeerprogramma’s voor uitgeprocedeerde asielzoekers?
Ja.
Klopt het dat een baaierd aan terugkeerprogramma’s wordt gesubsidieerd?
Jaarlijks is er vanuit de Dienst Terugkeer en Vertrek maximaal € 3 miljoen aan subsidies beschikbaar voor non-gouvernementele organisaties (ngo’s) voor terugkeerprojecten. Daarmee worden zeer diverse en verschillende projecten gesubsidieerd. In de bijlage1 treft u een eerste overzicht aan van alle subsidies die verstrekt zijn onder de regeling Ondersteuning Zelfstandig Vertrek (OZV) vanaf 2014 tot nu.
Sinds de start van de subsidieregeling OZV in 2014 zijn in totaal 23 terugkeerprojecten van twaalf verschillende organisaties gesubsidieerd. Daarvan zijn inmiddels 17 projecten afgerond en vastgesteld, vijf projecten zijn nog in uitvoering en één project is wel afgerond, maar moet nog worden vastgesteld.
In totaal hebben de 17 afgeronde OZV projecten waarvan de subsidie is vastgesteld € 3.166.057 gekost. In dit bedrag zitten, mede veroorzaakt door een faillissement van een organisatie tijdens de looptijd van een project, ook oninbare terugvorderingen van in totaal € 267.963. Bij deze projecten zijn circa 560 vreemdelingen aantoonbaar vertrokken.
Op basis waarvan worden aanbieders van terugkeerprogramma’s geselecteerd?
Aan welke voorwaarden moeten zij voldoen om voor subsidieverstrekking in aanmerking te komen?
De voorwaarden voor subsidieverstrekking staan in artikel 6 van de subsidieregeling OZV 2019 en de uitsluitingsgronden in artikel 9 van de regeling: aanbieders van terugkeerprogramma’s worden geselecteerd op basis van hun ingediende projectplan. Er wordt, tot het subsidieplafond is bereikt, op volgorde van binnenkomst beslist op subsidieaanvragen. Aanvragen kunnen tussen 1 januari en 30 september van ieder jaar worden ingediend. Bij de beoordeling van een subsidieaanvraag wordt ook meegenomen of de aanvragende stichting aantoonbare ervaring heeft met de uitvoering van terugkeeractiviteiten en in het verleden ook resultaten heeft laten zien.
Hoe wordt de kwaliteit van deze aanbieders beoordeeld en gecontroleerd?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven hoeveel geld er de afgelopen twee jaar met deze programma’s gemoeid is? Kunt u een overzicht daarvan geven, per organisatie, per jaar? Kunt u voorts aangeven hoeveel terugkeer dat, per organisatie, heeft opgeleverd?
De subsidieaanvrager wordt conform de artikelen 6 en 9 van de regeling beoordeeld aan de hand van ervaringen uit het verleden, kennis van terugkeeractiviteiten, trainingsvaardigheden, netwerk in herkomstlanden relevant voor de beoogde doelgroep, samenstelling van het personeel (eigen, inhuur en vrijwilligers) en de kwaliteit van de ingediende begroting. De projectbegroting bestaat uit vastgestelde kostensoorten die ieder afzonderlijk worden beoordeeld op marktconformiteit, kosten die betrekking hebben op de uitvoering van het project en de realiseerbaarheid hiervan. Daarnaast wordt het financieel jaarverslag van de subsidieaanvrager beoordeeld op liquiditeit, solvabiliteit en weerstandsvermogen. Ook wordt per subsidieaanvrager een risico-analyse gemaakt.
De uitvoering van een gesubsidieerd terugkeerproject begint met een startgesprek waarin stilgestaan wordt bij hetgeen verwacht wordt van een subsidieontvanger. Kwalitatieve normen ten aanzien van de projectadministratie en financiële verantwoording van een project komen in dit gesprek aan de orde.
Daarnaast wordt elk project minimaal één keer per jaar bezocht om de voortgang te monitoren en eventueel bij te sturen. Tijdens dit monitoringsbezoek vindt ook een tussentijdse financiële controle plaats. Aan het eind van ieder project wordt de eindrapportage gecontroleerd, op basis waarvan de subsidie wordt vastgesteld. Projecten gestart na 1 januari 2019 dienen een accountant in te huren die de eindrapportage formeel controleert.
Hoe beoordeelt u de effectiviteit van deze programma’s?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe hoog is het percentage deelnemers aan de diverse programma’s dat daadwerkelijk is teruggekeerd?
Omdat ik het belangrijk vind inzage te geven in de besteding van de subsidiegelden die onder de Regeling Ondersteuning Zelfstandig Vertrek vallen, heb ik opdracht gegeven deze regeling te evalueren. Daarbij zal vanzelfsprekend ook het effect op terugkeer worden meegenomen. Ik verwacht uw Kamer deze evaluatie in het najaar aan te kunnen bieden.
Een eerste onderzoek laat zien dat de 17 inmiddels afgeronde en vastgestelde OZV projecten gezamenlijk circa 1.240 deelnemers hadden, waarvan circa 560 daadwerkelijk zijn teruggekeerd. Dit komt neer op afgerond 45% aantoonbaar vertrokken.
Op welke wijze wordt aan artikel 9 van de Subsidieregeling Ondersteuning Zelfstandig Vertrek, gevolg gegeven?
Zie antwoord vraag 8.
Klopt het dat niet het effectieve vertrek doorslaggevend is voor subsidieverlening maar het werken aan terugkeer? Zo ja, hoe valt dat te rijmen met de doelstelling van de subsidieregeling?
Als een subsidieaanvraag binnen komt, wordt de aanvraag op alle voorwaarden, zoals genoemd in OZV 2019 getoetst.
Wat gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat terugkeerprogramma’s toetsbaar worden op daadwerkelijke terugkeer en ook dan alleen voor subsidie in aanmerking komen?
Doelstelling van de subsidieregeling OZV is vreemdelingen ondersteunen bij zelfstandig vertrek uit Nederland. De subsidieregeling beoogt daarnaast de herintegratie van vreemdelingen in het land van herkomst of vestiging te ondersteunen, kosten van vreemdelingenbewaring en opvang van afgewezen asielzoekers en gemeenschapsonderdanen te besparen, de samenwerking tussen de Dienst Terugkeer en Vertrek en niet-gouvernementele organisaties te bevorderen en de betrokkenheid van gemeenten en het maatschappelijk middenveld bij het zelfstandig vertrek van vertrekplichtige vreemdelingen te bevorderen.
Omdat ik het belangrijk vind inzage te geven in de besteding van de subsidiegelden die onder de regeling OZV vallen, heb ik opdracht gegeven deze regeling te evalueren. Daarbij zal vanzelfsprekend ook het effect op terugkeer worden meegenomen. Ik verwacht uw Kamer deze evaluatie in het najaar aan te kunnen bieden.
Kunt u deze vragen apart beantwoorden voor het aanstaande debat over migratie?
Ik heb opdracht gegeven om de subsidieregeling Ondersteuning zelfstandig vertrek 2019 te evalueren en zal na ontvangst van de evaluatie bezien of het nodig is dat de subsidievoorwaarden worden aangepast.
Het bericht ‘Je kunt niet tien keer met hetzelfde komen’ |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat bedoelt u precies met de uitspraak «We willen niet meer dat het asielsysteem gebaseerd is op rechten, maar veel meer op regels»?1
Ik bedoel hiermee te zeggen dat de rechten en regels in het asielsysteem, gelet op de ontwikkelingen van de afgelopen jaren, onvoldoende in balans zijn. Het (Europese) asielsysteem heeft zijn basis in het Vluchtelingenverdrag en het Europees Verdrag van de Rechten voor de Mens en is historisch gebouwd op het beeld van de «asielzoeker» die onder zware omstandigheden zijn land is ontvlucht voor een oorlogssituatie of voor vervolging van de zijde van autoriteiten. Dit heeft ertoe geleid dat het asielsysteem sterk de nadruk legt op garanties en waarborgen voor de individuele asielzoeker. Ik onderschrijf uiteraard het uitgangspunt dat sprake moet zijn van een zorgvuldige procedure met voldoende waarborgen voor de asielzoeker, opdat zij die bescherming nodig hebben die ook krijgen, maar ik zie ook dat de aard van de asielinstroom van de laatste jaren sterk aan verandering onderhevig is. De asielprocedure wordt regelmatig oneigenlijk gebruikt en dat heeft een ongewenste impact op het systeem en het draagvlak in de samenleving. Daarbij moet worden gedacht aan (een deel van de) aanvragen van vreemdelingen uit veilige landen, vreemdelingen die een aanvraag indienen met vooral opvangvoorzieningen als doel, vreemdelingen die «shoppen» van de ene lidstaat naar de andere lidstaat, vreemdelingen die zich ernstig misdragen in de opvang of vreemdelingen die hun vertrek frustreren door bij herhaling een vervolgprocedure te starten.
Het asielrecht kent naast rechten ook plichten voor vreemdelingen, maar de mogelijkheden om te handhaven zijn beperkt. Om misbruik van het asielsysteem en de bijbehorende voorzieningen tegen te kunnen gaan, wil ik dat het Europese op rechten gebaseerde systeem wordt aangevuld met een goed functionerend, op regels gebaseerd systeem. Hierbij denk ik onder meer aan nieuwe regels die de mogelijkheden voor lidstaten uitbreiden om kansarme asielverzoeken in een gesloten setting af te handelen, sobere opvangvoorzieningen te bieden aan bepaalde groepen, het stevig sanctioneren bij overlast en het niet mogen afwachten van de procedure bij volstrekt kansloze herhaalde asielverzoeken. Ook is van belang dat de lidstaten zelf hun verplichtingen onder het EU-asielrecht nakomen. Een betere monitoring door onder meer de Europese Commissie en het EASO is hiervoor een noodzakelijke eerste stap.
Deelt u de mening dat het asielrecht uit heel veel regels bestaat, bijvoorbeeld om te bepalen of iemand wel of geen recht heeft op asiel? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot uw uitspraak genoemd in vraag 1? Zo nee, waarom niet?
Die mening deel ik en ik wil niet zozeer méér regels, maar wel andere regels die meer balans brengen. Ik wil daarbij niet tornen aan het recht op asiel voor hen die daar recht op hebben; dat uitgangspunt blijft overeind en dat is ook de kern van het asielrecht. Mijn zorg ziet op de vreemdelingen die op oneigenlijk gronden gebruik maken van de asielprocedure en de voorzieningen. Dit fenomeen is niet nieuw maar wel de mate waarin dit voorkomt en de impact die het daarmee heeft op de uitvoering van het asielproces.
Deelt u de mening dat de regels van het asielrecht in overeenstemming moeten zijn met de regels van het internationale recht en elementaire mensenrechten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat beoogt u dan precies met uw uitspraak als geciteerd in vraag 1? Welke concrete voorstellen wilt u nu precies gaan doen?
Ja, die mening deel ik en dat is ook de praktijk. Dat betekent niet dat we niets moeten doen nu we te maken hebben met een veranderde instroom en daar veel last van ondervinden. Allereerst wordt bezien welke (beleids)maatregelen genomen kunnen worden binnen de kaders van het (inter)nationaal recht. Zoals ik hiervoor al heb aangegeven is mijn inzet tevens gericht op de aanpassing van het internationaal recht om tot duidelijke en effectieve regels te komen zonder daarbij de elementaire mensenrechten uit het oog te verliezen.
Bent u bekend met de conclusie uit het rapport van de Onderzoekscommissie Langdurig verblijvende vreemdelingen zonder bestendig verblijfsrecht (Commissie Van Zwol), die constateert dat niet alle tweede of volgende procedures kansloos zijn en zij daadwerkelijk ook nut hebben? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot uw suggestie om tweede of volgende procedures aan banden te leggen?2
Ja, ik ben bekend met het rapport van de commissie Van Zwol en verwijs uw Kamer naar de kabinetsreactie op het rapport van 15 november 2019.
De mogelijkheid om een opvolgende asielaanvraag in te dienen indien de vreemdeling nieuwe relevante elementen of bevindingen naar voren brengt is een belangrijk recht. De actualiteit bij de IND laat echter ook een ander beeld zien. Het is mij een doorn in het oog dat er vreemdelingen zijn die keer op keer een kansloos asielverzoek indienen. Ik zie dit als misbruik en oneigenlijk gebruik van de asielprocedure. Bij kansloze opvolgende asielverzoeken is het zaak die snel af te doen om te zorgen dat vreemdelingen geen baat hebben bij het doen van dergelijke aanvragen. Zoals ik ook in mijn reactie op het rapport heb verwoord zijn er inmiddels door de IND een aantal maatregelen genomen om in deze gevallen lik op stuk te geven. Ik schets deze maatregelen kort:
Sinds oktober 2018 beoordeelt de IND een opvolgende asielaanvraag zo spoedig mogelijk na indiening op compleetheid. De vreemdeling moet zijn aanvraag namelijk zo veel als mogelijk onderbouwen met documenten en hij moet beschrijven waarom hij opnieuw asiel aanvraagt. Wanneer een aanvraag niet compleet is, krijgt de vreemdeling een termijn om de aanvraag compleet te maken. Wanneer dat niet gebeurt, stelt de IND de aanvraag buiten behandeling. Hierdoor worden incomplete aanvragen snel aan de voorkant afgedaan en komen deze aanvragen niet terecht in de procedure. Van de opvolgende aanvragen waarop in 2019 is beslist, is ongeveer 30% buiten behandeling gesteld.
Sinds 1 juli 2019 moeten opvolgende asielaanvragen bovendien in persoon in Ter Apel worden ingediend, dit kon voorheen per post. Wanneer dat niet gebeurt, stelt de IND de aanvraag eveneens buiten behandeling.
Daarnaast is het per juli 2019 mogelijk bij opvolgende asielaanvragen het gehoor achterwege te laten wanneer de IND op basis van de stukken oordeelt dat de aanvraag geen kans van slagen heeft. De IND kan kansloze opvolgende aanvragen zo versneld schriftelijk af doen. Deze maatregel vindt zijn basis in het regeerakkoord.
Hoe denkt u zinloze tweede en verdere procedures te voorkomen, maar tegelijkertijd ruimte te blijven bieden aan, bijvoorbeeld, nieuw materiaal ter onderbouwing van een asielaanvraag of veranderde omstandigheden, bijvoorbeeld in het land van herkomst?
Met het bij antwoord 4 beschreven lik-op-stukbeleid wordt het indienen van kansloze opvolgende aanvragen zoveel mogelijk ontmoedigd. Deze aanvragen worden daarmee snel opgepakt en beslist. De maatregelen doen niets af aan de zorgvuldigheid waarmee de IND opvolgende aanvragen beoordeelt. Indien sprake is van een complete opvolgende aanvraag en niet reeds op grond van de schriftelijke stukken blijkt dat de aanvraag geen kans van slagen heeft, dan zal de IND de vreemdeling nog steeds horen over de ingebrachte nieuwe elementen of bevindingen. Hiermee wordt dan ook nog steeds voldoende ruimte geboden aan vreemdelingen om met nieuwe elementen of bevindingen een opvolgende aanvraag in te dienen. Dat alles neemt niet weg dat meer ruimte in de EU-regelgeving om een steviger lik-op-stukbeleid te voeren gewenst is.
Deelt u de mening dat het vooral van belang is dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) tweede of volgende procedures snel, maar ook zorgvuldig moet kunnen behandelen en daarvoor dus moet beschikken over voldoende en goede capaciteit? Zo nee, waarom niet? Is de huidige capaciteit daarvoor, zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin, in uw ogen voldoende?
Ik ben van mening dat de hiervoor beschreven maatregelen die inmiddels zijn genomen door de IND bijdragen aan een efficiëntere procedure en ook zorgen voor een lagere instroom van kansloze aanvragen. Uiteraard is het uitgangspunt dat opvolgende aanvragen niet alleen efficiënt worden afgehandeld, maar ook dat dit zorgvuldig gebeurt. De IND zet capaciteit in, die er op is gericht de instroom van opvolgende aanvragen bij te houden. Gezien de schaarste van de capaciteit en de achterstanden bij de behandeling van asielaanvragen in het zogenoemde spoor 4, is meer inzet op herhaalde aanvragen op dit moment niet haalbaar.
Wat zijn de actuele doorlooptijden bij de afdoening van tweede of volgende asielaanvragen? Zijn deze in de afgelopen 12 maanden verbeterd of verslechterd? Bent u hier tevreden over? Zo nee, welke stappen gaat u zetten om de doorlooptijden te verbeteren?
De gemiddelde doorlooptijd voor opvolgende aanvragen die zijn afgehandeld in 2019 bedroeg ongeveer 150 dagen. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat het gegeven dat in 2019 veel oude zaken uit de voorraad zijn weggewerkt, een negatieve invloed heeft op de gemiddelde doorlooptijd van afgehandelde aanvragen. Mede door de genomen maatregelen is de instroom van opvolgende aanvragen in 2019 sterk gedaald (zie de grafiek hieronder) en is de voorraad opvolgende aanvragen in de laatste 12 maanden gehalveerd.
Grafiek: Instroom van opvolgende aanvragen in 2017–2019
Bron: IND Asylum Trends december 2019
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Annahita (22) krijgt duizenden reacties nadat ze als enige op vlucht naar VS wordt geweigerd' |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Annahita (22) krijgt duizenden reacties nadat ze als enige op vlucht naar VS wordt geweigerd»?1
Ja.
Kunt u de berichtgeving bevestigen, dat functionarissen van de Amerikaanse immigratiedienst deze Nederlandse vrouw geweigerd hebben om naar de Verenigde Staten te vliegen?
Ik kan niet ingaan op individuele gevallen. De Verenigde Staten zijn, net als alle andere landen, met inachtneming van hun internationaalrechtelijke verplichtingen, soeverein in het bepalen wie zij toelaten tot hun grondgebied.
Zogenaamde Immigration Advisory Programme(IAP) functionarissen kunnen advies uitbrengen aan de luchtvaartmaatschappij over de toelaatbaarheid van passagiers op vluchten naar de Verenigde Staten. Daarmee wordt o.a. voorkomen dat passagiers die niet beschikken over (de juiste) reisdocumenten vervoerd worden naar de Verenigde Staten en aldaar de toegang geweigerd wordt. Het is vervolgens aan de luchtvaartmaatschappij om hierover een besluit te nemen.
De IAP-functionarissen opereren op Schiphol op basis van een Memorandum of Understanding tussen Nederland en de Verenigde Staten en conform de gedragsregels die International Air Transport Association (IATA) voor Immigratie Liaison Officers heeft opgesteld. De IAP-functionarissen voeren in Nederland geen grenscontroles uit maar adviseren luchtvaartmaatschappijen over het vervoeren van reizigers naar de VS, daarbij rekening houdend met de eisen omtrent toegang conform Amerikaanse regelgeving. Aangezien IAP functionarissen enkel een adviserende rol hebben, kunnen zij enkel een foto nemen van het reisdocument na uitdrukkelijke toestemming van de passagier in kwestie.
Bent u het eens dat het onwenselijk is als Nederlandse staatsburgers enkel en alleen vanwege hun achternaam of achtergrond geweigerd worden door de Verenigde Staten?
Zie antwoord vraag 2.
Hebben Immigration Liaison Officers (ILO’s) van de Amerikaanse immigratiedienst deze bevoegdheid op Nederlands grondgebied? Hebben zij de bevoegdheid om foto’s van paspoorten te nemen? Kunt u uiteenzetten welke bevoegdheden zij op dit moment hebben?
Zie antwoord vraag 2.
Bestaat er een procedure van begeleiding voor personen die op Schiphol geweigerd worden om naar de Verenigde Staten te vliegen? Zo ja, waarom is deze procedure in deze casus niet gevolgd?
Een dergelijke procedure bestaat niet. Zie eveneens het antwoord op vraag 4.
Op wat voor wijze kunnen personen die op Schiphol toegang geweigerd zijn tot de Verenigde Staten, de reden van weigering achterhalen en eventueel bezwaar maken tegen dit besluit?
Het is aan de Amerikaanse autoriteiten om in geval van weigering van toegang aan te geven welke bezwaarmogelijkheden de reiziger heeft. In algemene zin geldt dat bij weigering of annulering van een ESTA nog altijd een visum aangevraagd kan worden.
Bent u bereid contact op te nemen met de Amerikaanse Customs and Border Protection (CBP) om verdere opheldering te vragen over dit voorval, en de redenen voor deze weigering?
Zie antwoord vraag 6.
Wat is de huidige stand van zaken inzake de onderhandelingen over de pre-clearance checks op Schiphol met de Amerikanen?
De onderhandelingen inzake de bilaterale verdragsonderhandelingen met de Verenigde Staten zijn nog gaande. De eerder aan uw Kamer gemelde voorwaarden die Nederland heeft gesteld bij de start van de onderhandelingen worden nog altijd gehandhaafd (Kamerstuk 31 936, nr. 489). Conform uw Kamer is toegezegd, zal het kabinet geen concessies doen aan de Nederlandse soevereiniteit, waaronder de exclusieve bevoegdheden van de Nederlandse grens-en douaneautoriteiten op Schiphol.
Welke bevoegdheden zouden Amerikaanse CBP pre-clearance officieren krijgen, mocht een akkoord worden bereikt over deze pre-clearance checks?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u van mening dat het Amerikaans inreisverbod, de zogenaamde «muslim ban», in strijd is met de Nederlandse en Europese wet- en regelgeving en internationale mensenrechtenverdragen?
De Verenigde Staten zijn, net als alle andere landen, met inachtneming van hun internationaalrechtelijke verplichtingen, soeverein in het bepalen wie zij toelaten tot hun grondgebied.
Het kabinet is er altijd helder over geweest dat een eventuele overeenkomst met de Verenigde Staten inzake preclearance verenigbaar moet zijn met Nederlandse, Europese en internationale wet- en regelgeving, inclusief mensenrechten.
Zoals eerder met Uw Kamer gedeeld benadrukt het kabinet dat pas nadat de onderhandelingen op zowel ambtelijk als politiek niveau volledig zijn afgerond, het verdrag ondertekend kan worden. Daarna zal het verdrag, inclusief de gevraagde toets, ter goedkeuring aan het parlement worden voorgelegd.
Ik verwijs ook naar de antwoorden op vragen gesteld door het lid Sjoerdsma over de gevolgen van het inreisverbod van de Verenigde Staten voor werknemers van ASML (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 86) en de schriftelijke antwoorden op vragen gesteld in de eerste termijn van de behandeling van de Begroting Buitenlandse Zaken 2019 (Bijlage bij Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 24, item 5).
Is het door u aangekondigde onderzoek hiernaar afgerond? Zo ja, wat waren hiervan de uitkomsten?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat Nederland niet mee mag werken aan deze pre-clearance checks, indien dit inreisverbod in strijd is met onze wet- en regelgeving, inclusief de mensenrechten?
Zie antwoord vraag 10.
Chun; de man die niet bestaat |
|
Jasper van Dijk |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Het verhaal van Chun de man die niet bestaat»?1
Zoals uw Kamer bekend is, kan ik in de beantwoording van Kamervragen niet ingaan op individuele zaken.
Erkent u dat de heer Chun geen humaan leven kan leiden zolang China hem niet terugneemt en Nederland hem geen recht geeft op verblijf?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u van mening dat het Nederlands vreemdelingenbeleid niet bedoeld is om dit soort onmenselijke situaties jarenlang te laten voortduren?
Indien wordt gedoeld op situaties waarin vreemdelingen niet kunnen terugkeren naar een land van herkomst of van een eerder verblijf, terwijl zij ook niet in Nederland mogen verblijven, luidt het antwoord bevestigend. Het buitenschuldbeleid is in 2001 ingevoerd met het oogmerk een oplossing te vinden voor dit soort situaties.
Ik voeg hier in algemene zin aan toe dat een veel voorkomende reden waarom een vreemdeling er niet in slaagt terug te keren is dat de autoriteiten van het aangezochte land twijfels hebben over de gestelde nationaliteit of identiteit van de vreemdeling. Dit kan het gevolg zijn van het ontbreken van bepaalde (kopieën van) documenten uit het land van herkomst, waaruit de nationaliteit en de identiteit van betrokken vreemdeling zou moeten blijken. Ook kan de twijfel gebaseerd zijn op een gesprek tussen de vreemdeling en de vertegenwoordiger van het betreffende land.
Voordat een buitenschuldvergunning in beeld komt, is het van belang dat de vreemdeling serieuze pogingen heeft ondernomen om Nederland te verlaten naar het land van herkomst of naar een derde land waarvan op basis van het geheel aan feiten en omstandigheden kan worden aangenomen dat hem aldaar toegang zal worden verleend. De vreemdeling dient alle stappen te zetten die redelijkerwijs verlangd kunnen worden.
Hoeveel mensen bevinden zich in Nederland in een soortgelijke situatie?
Ik ga ervan uit dat hiermee gedoeld wordt op de gestelde situatie waarin vreemdelingen niet kunnen terugkeren naar een land van herkomst of van een eerder verblijf, terwijl zij ook niet in Nederland mogen verblijven. Een indicatie hiervoor is te vinden in het aantal aangevraagde en verleende buitenschuldvergunningen. 2
Aanvragen
Verleningen
2017
50
10
2018
50
20
2019
70
30
Voor een goed begrip merk ik op dat indien een vreemdeling in aanmerking komt voor een buitenschuldvergunning, deze veelal ambtshalve wordt verleend aan het eind van een bemiddelingstraject, zonder dat daar een daartoe strekkende aanvraag aan voorafgaat. Onder «verleningen» zijn zowel de verleningen op aanvraag als de ambtshalve verleningen ondergebracht.
Hoe rijmt u een dergelijke gang van zaken met de mensenrechten en het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en fundamentele vrijheden?
Het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) en andere internationale verdragen kennen een breed spectrum aan rechten die fundamenteel zijn voor de Nederlandse samenleving. Het Nederlandse rechtsstelsel, inclusief het vreemdelingenrecht, is gebaseerd op deze internationale verplichtingen. Het internationale recht staat toe dat nationale overheden sommige rechten voorbehouden aan eigen onderdanen of aan vreemdelingen die rechtmatig verblijf hebben. Het staat overheden eveneens toe om, met inachtneming van de internationale verplichtingen, een nationaal beleid te voeren met betrekking tot het verblijfsrecht van personen die niet de nationaliteit van het land hebben. Het verplicht er niet toe om in gevallen als hier bedoeld een verblijfsvergunning te verstrekken. Desalniettemin heeft Nederland in 2001 het buitenschuldbeleid ingevoerd om situaties zoals bedoeld in het antwoord op vraag 3 tegen te gaan.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat de heer Chun een verblijfsvergunning krijgt, zodat hij kan gaan werken en een bestaan kan opbouwen in Nederland?
Zie antwoord vraag 1.
Het groeiende tekort aan opvangplekken in de asielopvang |
|
Jasper van Dijk |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Asielopvang staat steeds meer onder druk«?1
Ik heb kennisgenomen van het bericht en ik herken op de meeste punten het geschetste dilemma binnen de asielopvang in Nederland, zoals het verkrijgen van locaties en het aanpakken van overlast door asielzoekers.
Klopt het dat «duizenden extra bedden» nodig zijn, maar dat veel gemeenten twijfelen om extra opvangplekken aan te bieden?
Ja, er zijn extra bedden nodig, waarbij het proces om te komen tot integrale afweging in elke regio en bij elke gemeente enige tijd in beslag neemt. De urgentie is hoog. In dat kader heb ik de LRT meermaals gesproken over de actuele stand van zaken. Het COA bereidt zich inmiddels voor op het inzetten van extra buffercapaciteit. Daarover heb ik uw Kamer geïnformeerd.
Wordt de twijfel veroorzaakt door overlastgevende asielzoekers? Wat onderneemt u hiertegen?
De twijfel van de gemeenten kent meerdere oorzaken. Eén van de oorzaken is het gedrag van een groep overlastgevende en criminele asielzoekers. Deze groep tast het draagvlak voor (extra) opvangplekken ernstig aan. Ik heb uw Kamer op 18 december jl. per brief geïnformeerd over de maatregelen die ik tref om deze groep aan te pakken2. Het COA is voortdurend in gesprek met gemeenten om locaties te verwerven. Regionale dilemma’s en lokale afwegingen maken de beslissing om locaties beschikbaar te stellen aan het COA lastig of tijdrovend. Overigens is het vinden van geschikte locaties op de huidige vastgoedmarkt ook niet eenvoudig.
Deelt u de mening dat de overlast tot een minimum beperkt moet worden indien u het draagvlak voor opvang wilt behouden?
Ja, waarbij ik overigens opmerk dat uit recent verschenen onderzoek blijkt dat opvang van asielzoekers niet tot grote problemen leidt.3 Buurtbewoners zijn doorgaans positief over een azc. Dat neemt niet weg dat het behoud van voldoende draagvlak mijn continue aandacht heeft.
Hoe staat het met de aparte opvang voor overlastgevers in de zogenaamde Handhaving en Toezicht Locatie in Hoogeveen? Waarom biedt dit geen oplossing voor het probleem?2
Vanaf 1 februari is de HTL van kracht. Plaatsing in de HTL biedt de lokale COA-locatie de mogelijkheid om een bewoner die ernstige overlast veroorzaakt over te kunnen plaatsen naar een strenger en sober regime. Overigens is hiermee het probleem van het actuele tekort aan opvangplaatsen niet opgelost.
Klopt het dat vijfduizend extra bedden nodig zijn vanwege achterstanden bij de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND)?
De noodzaak tot het werven van minimaal circa 5.000 bedden heeft meer oorzaken dan alleen de doorlooptijd van asielbeslissingen bij de IND, maar het is juist dat als de achterstanden niet waren ontstaan de noodzaak tot extra bedden minder urgent zou zijn.
Hoeveel opvangplekken zijn de komende vijf jaar nodig en hoeveel plekken zijn reeds beschikbaar? Hoe groot is het tekort op dit moment en wat zijn de prognoses voor de komende vijf jaar?
Conform de laatst vastgestelde prognose wordt in 2020 een bezetting van gemiddeld 31.209 personen verwacht. Op dit moment is de verwachting dat de bezetting in 2020 toeneemt en in 2021 zal gaan afnemen. Wanneer de verwachte instroom en doorstroom realiteit worden, dienen er in 2020 circa 5.000 nieuwe opvangplekken te worden gerealiseerd. Ook dienen er in 2020 afspraken te worden gemaakt over verlenging van huidige opvanglocaties en is het van belang dat de huidige statushouders worden geplaatst in gemeenten.
Klopt het dat tot aan 2021 het contract van 14 opvangcentra afloopt? Welke gemeenten willen hun contract niet verlengen en waarom niet?
Van onderstaande locaties loopt in 2020 en 2021 de bestuursovereenkomst met de gemeenten af. Daarnaast lopen er enkele huurcontracten af. Met de gemeenten waarvan de bestuursovereenkomst afloopt zijn of worden gesprekken gevoerd om deze te verlengen. Het is nu niet aan te geven welke wel en welke niet verlengd zullen worden, evenals welke redenen daaraan ten grondslag liggen voor de betreffende gemeentes.
Provincie
Locatie
Capaciteit
Drenthe
Assen – Schepersmaat
1.033
Hoogeveen – Kinholtsweg
840
Friesland
Sneek Jancko Douwamastraat
600
Balk – Landlust
528
Gelderland
Harderwijk – Mecklenburglaan
864
Arnhem – Elderhofseweg
367
Groningen
Delfzijl – Zeevaartschool
400
Limburg
Echt – Pepinusbrug (azc)
390
Weert Kazernelaan
1.064
Noord-Holland
Den Helder Nieuweweg
405
Overijssel
Hardenberg – Jachthuisweg
750
Hengelo Havezatenlaan
243
Utrecht
Zeeland
Middelburg Laurens Stommesweg
340
Zuid-Holland
Rotterdam – Edo Bergsmaweg
630
Rijswijk Lage Kleiweg
525
Wat heeft u te bieden aan gemeenten die weigeren hun contract te verlengen c.q. de opvang voort te zetten?
Er is geen sprake van een werkwijze waarbij het Rijk een concreet aanbod aan gemeenten kan doen. Met het COA is afgesproken dat als er een dergelijke situatie zich voor doet COA hierover contact zoekt met de Staatssecretaris van Justitie om vervolgens per casus te bezien welk pad bewandeld kan worden.
Hoe staat het met de gesprekken met veilige landen zoals Marokko, Algerije en Tunesië over terugkeer van veiligelanders? Kunt u een update aan de Kamer sturen?
Ik ben van mening dat de terugkeercijfers omhoog moeten voor deze drie, maar ook andere landen. Daarover zijn diverse contacten met die landen van herkomst. Met de landen Tunesië en Algerije zijn de contacten erop gericht om de processen te verbeteren om sneller duidelijkheid te hebben. Dat gaat er dan om de processen te versnellen, maar ook om te zorgen dat de aangeboden informatie goed aansluit op steeds moderner wordende identificatiesystemen in de landen van herkomst.
Terugkeersamenwerking met Marokko is vaker onderwerp van gesprek geweest. Samen met mijn collega’s in het kabinet, blijft de inzet onverminderd om de samenwerking op terugkeer met Marokko verder te verbeteren als onderdeel van de bredere relatie. Ook in Europees verband zal ik mij hiervoor inspannen. Zoals eerder met u gewisseld, heeft dit mijn aandacht en wil ik er naartoe zodra het kan.
Deelt u de mening dat «bij deze regering een totaal gebrek aan visie en regie heerst als het gaat om migratie»? Zo nee, hoe verklaart u het enorme tekort aan opvangplekken dan?
Nee, ik deel deze mening niet. Het tekort aan opvangplekken wordt veroorzaakt door een licht hogere instroom, het verwerken van voorraden en een woningmarkt die de uitstroom beïnvloedt. Meer in het algemeen geldt dat migratie een dynamisch en complex vraagstuk is. Door middel van de integrale migratieagenda, waarvan recentelijk een voortgangsoverzicht met uw Kamer is gedeeld, probeert de regering hierop in te spelen.
Het bericht dat Griekenland volgend jaar 100.000 migranten verwacht |
|
Vicky Maeijer (PVV), Emiel van Dijk (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Griekenland verwacht 100.000 migranten in 2020»1 en «Vrees voor vluchtelingenstroom»?2
Ja.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat geen enkele van deze gelukszoekers één voet op Nederlandse bodem zal zetten, ook niet door middel van herverdeling of welk ander waanzinnig EU-plan dan ook?
Zoals bij u bekend acht het kabinet het van belang dat vluchtelingen die internationale bescherming behoeven, deze ook krijgen. Dit vloeit voort uit Nederlandse, Europese en internationale wetgeving.
De afgelopen periode heeft het kabinet de problematiek van secundaire migratiestromen nadrukkelijk op de Europese agenda gezet en gehouden. De door het kabinet beoogde Europese aanpak en maatregelen zijn terug te vinden in de beleidsnotitie «Een vernieuwde Europese agenda inzake migratie».3
Hoeveel geld heeft u, al dan niet in EU-verband, sinds 2014 aan de corrupte Turkse overheid betaalt in het kader van de zogenaamde vluchtelingendeal?
Zoals u bekend constateert het kabinet dat de EU-Turkije verklaring heeft bijgedragen aan een significante daling van de ongecontroleerde instroom vanuit Turkije naar de Griekse eilanden en daarmee ook van het aantal verdrinkingen in de Egeïsche Zee.
Dit maakt de Verklaring een effectief instrument in het tegengaan van illegale migratie. Als onderdeel van de EU-Turkije Verklaring, overeengekomen in 2016, is de Faciliteit voor Vluchtelingen in Turkije (FRIT) opgezet, een mechanisme dat programma’s voor vluchtelingen en gastgemeenschappen in Turkije coördineert, met twee tranches van elk EUR 3 mrd.
De Nederlandse bijdrage aan deze EUR 6 mrd bedraagt conform de verdeelsleutel EUR 140 mln. De bijdrage komt ten goede aan de ruim 3,7 miljoen Syrische vluchtelingen in Turkije. Nederland erkent de enorme inspanning die Turkije levert bij de opvang van deze zeer grote aantallen vluchtelingen en acht het dan ook van belang Turkije hierbij financieel te ondersteunen.
Nederland en de EU blijven tegelijkertijd de bestaande zorgen over de rechtsstaat en mensenrechten in Turkije met regelmaat en op alle niveaus aan de orde stellen.
Waarom verkiest u Turkse chantage boven het mogelijk maken van effectieve grensbewaking en grenscontroles in Nederland, waardoor wij zelf kunnen bepalen wie wel en vooral wie niet toegang verlenen tot ons land?
Controle van de Schengen-buitengrenzen vindt conform het Schengen-acquis plaats, waarbij aan de buitengrenzen systematische grenscontroles plaatsvinden. Ook Nederland hanteert deze standaarden aan zijn buitengrenzen. Bewaking van de buitengrenzen is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle lidstaten. Het is van belang dat lidstaten hun grenstoezicht effectief uitvoeren en daarbij, indien nodig in het kader van EU solidariteit, ondersteuning krijgen. Hier dringt Nederland dan ook op aan bij individuele lidstaten alsook in Europees verband.
In de binnengrenszone met België en Duitsland vindt vreemdelingentoezicht plaats in het kader van Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV). Grenstoezicht en controles in de binnengrenszones hebben als doel om illegale grensoverschrijding en verblijf, migratiecriminaliteit en documentfraude in een zo vroeg mogelijk stadium te onderkennen en tegen te gaan.
Hoeveel mensen moeten er nog worden gemarteld, hoeveel journalisten moeten vanwege een onwelgevallige mening nog worden opgesloten, hoeveel politieke tegenstanders moeten er nog worden gearresteerd en hoe vaak moet Nederland nog worden uitgemaakt voor «nazi-overblijfsel» en «fascist»3 voordat er geen cent meer naar de islamitische dictatuur Turkije vloeit?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u garanderen dat er geen euro Nederlands belastinggeld naar Turkije vloeit, op welke manier dan ook? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Oorlogsmisdadigers in de gemeentelijke bed-, bad-, brood voorziening |
|
Bente Becker (VVD) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht oorlogsmisdadigers tussen migranten in de opvang?1
Ja.
Kunt u cijfers verstrekken van het aantal oorlogsmisdadigers dat de afgelopen jaren op enig moment is opgevangen in gemeentelijke bed-, bad- en broodvoorzieningen uitgesplitst naar gemeente?
Ik kan bevestigen dat ingezet wordt op gedwongen vertrek indien vreemdelingen met een 1F-status niet zelfstandig vertrekken. Wanneer een vreemdeling niet kan terugkeren naar het land van herkomst vanwege een artikel 3 EVRM beletsel, is uitzetting naar het land van herkomst echter niet mogelijk. Zoals u weet, werkt dit kabinet met gemeenten samen in het kader van het programma Landelijke Vreemdelingenvoorzieningen (hierna: LVV). Met de deelnemende pilotgemeenten heb ik afgesproken dat bepaalde categorieën vreemdelingen in principe zijn uitgezonderd van toelating tot de pilot-LVV´s. Daartoe behoren onder meer vreemdelingen met een 1F-status, omdat zij nagenoeg altijd een zwaar inreisverbod of een ongewenstverklaring krijgen opgelegd. De gemeentelijke bed, bad en broodvoorzieningen (hierna: BBB´s) betreffen echter buitenwettelijk begunstigend beleid dat gemeenten onder eigen verantwoordelijkheid uitvoeren. Dit betekent concreet dat gemeenten zelf besluiten wie wordt toegelaten tot de BBB’s en dat cijfers derhalve door hen dienen te worden verstrekt.
Kunt u bevestigen dat bij personen met de 1F-status die dus niet voor verblijf in aanmerking komen, wordt gewerkt aan uitzetting en dat aan degenen bij wie dat niet lukt in geen geval gemeentelijke opvang verleend wordt?
Zie antwoord vraag 2.
Welke afspraken heeft u gemaakt met de gemeenten die thans nog een bed-, bad,- broodvoorziening hebben maar die in het kader van de pilot met de landelijke vreemdelingen voorziening zal moeten worden afgebouwd? Wanneer moeten zij afgebouwd zijn en hoe werken gemeenten daar momenteel aan?
De BBB’s in de pilotgemeenten zijn zoveel als mogelijk als basis benut voor de pilot-LVV’s. De afgelopen periode is gewerkt aan de transitie van BBB naar LVV, die nog niet overal is afgerond. Met de gemeenten die niet deelnemen aan de pilotfase ben ik in gesprek over de nog te ontwikkelen regionale functie van de LVV’s en hoe deze zich verhoudt tot het afbouwen van hun BBB’s. Mijn voorganger sprak met de VNG af dat zij dit doen na het sluiten van een definitief akkoord of zoveel eerder als mogelijk.
Bent u bereid de bed-, bad-, broodvoorziening(en) waar sprake is geweest of zelfs nog steeds is van de opvang van oorlogsmisdadigers als eerste te laten sluiten?
Ik verwijs naar de antwoorden onder vragen 2 en 4. Ter aanvulling daarop laat ik u weten dat ik heb begrepen dat de BBB in Den Haag per 31 december 2019 is gesloten en dat de BBB in Leiden per 1 juli 2020 zal sluiten.
Bent u bereid de gemeente Leiden een aanwijzing te geven om per direct de opvang van een oorlogsmisdadiger te beëindigen en de IND en Dienst Terugkeer en Vertrek in stelling te brengen om deze persoon te verwijderen uit Nederland?
Er bestaat geen vreemdelingenrechtelijke bevoegdheid tot het geven van een aanwijzing van bovengenoemde strekking. In geval van toepassing van artikel 1F informeert de IND altijd het Openbaar Ministerie zodat bezien kan worden in hoeverre strafrechtelijke vervolging mogelijk is. Voor het overige verwijs ik naar het antwoord onder vragen 2 en 3, waarin is aangegeven dat ingezet wordt op gedwongen vertrek indien vreemdelingen met een 1F-status niet zelfstandig vertrekken. Ter aanvulling daarop laat ik weten dat de DT&V naar alternatieve vertrekmogelijkheden kijkt wanneer vreemdelingen met een 1F-status niet kunnen worden uitgezet naar het land van herkomst. Aan de hand van dossierstudie wordt nagegaan of er aanknopingspunten zijn voor andere landen, bijvoorbeeld een land van eerder verblijf, waarnaar de vreemdeling kan terugkeren.
Het bericht ‘IND wees ultiem verzoek asielzoeker Bahrein af” |
|
Maarten Groothuizen (D66), Joël Voordewind (CU) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «IND wees ultiem verzoek asielzoeker Bahrein af»1en het bericht van Vluchtelingenwerk hierover?
Ja.
Kunt u bevestigen dat het standaard beleid is om vooraf aan een uitzetting, onderzoek te doen of de uitzetting geen risico’s voor de veiligheid van de betreffende asielzoeker kan opleveren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe vindt dat onderzoek plaats?
In mijn antwoord zal ik eerst ingaan op de vraag zelf. Daarna zal ik in algemene zin nader ingaan op het gebruik van landeninformatie in de asielbesluitvorming. Ik vind het belangrijk uw Kamer deze context te verstrekken in het kader van het gedane Inspectieonderzoek en de hierover gestelde vragen.
Een asielzoeker wordt niet eerder uitgezet dan nadat diens asielmotieven zijn beoordeeld. De basis voor de asielbeoordeling zijn de (geloofwaardige) verklaringen van de asielzoeker over zijn individuele omstandigheden en gestelde vrees in zijn land van herkomst. Het is in de besluitvorming op de asielaanvraag -met gebruikmaking van landeninformatie – dat wordt onderzocht of een uitzetting voorzienbaar risico’s oplevert.
Het besluit op de asielaanvraag betreft een meeromvattend besluit dat tevens geldt als een terugkeerbesluit. Dit volgt uit de Vreemdelingenwet 2000 en is in de praktijk zo vorm gegeven. Is de asielaanvraag afgewezen en is deze afwijzing niet in rechte aangevochten of naar aanleiding van een beroep bevestigd door de rechter, dan kan de asielzoeker worden uitgezet. Voorafgaand aan die uitzetting wordt niet nogmaals beoordeeld of een uitzetting leidt tot risico’s.
Meent de asielzoeker echter dat sinds de afwijzing sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden die maken dat van de eerdere beoordeling van het risico bij terugkeer niet meer kan worden uitgegaan, dan ligt het in de rede dat hij een nieuw asielverzoek indient en zich in dat verband beroept op die nieuwe omstandigheden. Doet hij dat, dan worden die omstandigheden beoordeeld en wordt daaromtrent een besluit genomen dat in rechte kan worden aangevochten.
Hieronder zal ik in het algemeen ingaan op de toetsing zoals deze in asielzaken plaatsvindt en de rol die landeninformatie daarbij speelt. Goede landeninformatie is in het algemeen van belang voor de bepaling van het landgebonden asielbeleid en de beslissingen in individuele zaken. Bij de beoordeling in een individuele zaak wordt het asielrelaas gewogen tegen de achtergrond van de algemene politieke, veiligheids- en mensenrechtensituatie in het land van herkomst zoals die volgt uit de landeninformatie. Er zal daarbij echter altijd een weging moeten plaatsvinden of toepassing van landeninformatie nodig is voor een zorgvuldige individuele beoordeling. Zo kan het zijn dat de vreemdeling zijn gestelde vrees bij terugkeer naar zijn land van herkomst reeds op basis van de individuele verklaringen en documentatie aannemelijk heeft gemaakt. Ook zal landeninformatie bij de beoordeling niet – of in mindere mate – noodzakelijk zijn indien de verklaringen van de asielzoeker op zichzelf ongeloofwaardig of onvoldoende zwaarwegend zijn.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken brengt jaarlijks met betrekking tot de belangrijkste landen van herkomst van asielzoekers op mijn verzoek (algemene/thematische) ambtsberichten uit. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is een zeer belangrijke bron van landeninformatie voor het landgebonden beleid en de asielpraktijk. Tussen het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Buitenlandse Zaken bestaan vaste afspraken over de informatievoorziening ten behoeve van de asielpraktijk. Ambtsberichten vormen echter zeker niet de enige bron van informatie bij het bepalen van het asielbeleid en de beslissingen in individuele zaken. In aanvulling hierop gebruiken mijn ministerie en de IND ook steeds actuele informatie van andere gezaghebbende bronnen, zoals rapporten van gouvernementele organisaties en informatie van ngo’s, zoals Amnesty International en Human Rights Watch. Voor veel landen van herkomst van asielzoekers, waar minder asielzoekers vandaan komen, geldt dat geen algemeen ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt uitgebracht en dat bij de asielbeslissingen gebruik wordt gemaakt van dergelijke informatie uit andere bronnen.
Voor een beperkt aantal landen bestaat ook de mogelijkheid om individueel onderzoek te laten verrichten door de Minister van Buitenlandse Zaken (landinhoudelijk onderzoek). Voor een niet onaanzienlijk aantal landen van herkomst, waaronder ook Bahrein, bestaat deze onderzoeksmogelijkheid echter niet of zijn deze mogelijkheden zeer beperkt.
Kunt u bevestigen dat de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) geen onderzoek heeft gedaan naar informatie die was ingebracht door de advocaat, waaruit blijkt dat familieleden van politiek activisten in Bahrein problemen kunnen ondervinden? Indien u deze vraag niet kunt beantwoorden, kunt u dan in algemene zin bevestigen dat de IND onderzoek doet naar informatie die door advocaten wordt ingebracht, waaruit blijkt dat familieleden van politiek activisten in Bahrein problemen kunnen ondervinden?
Zoals eerder bericht, kan ik niet ingaan op de inhoud van deze specifieke zaak.
Ik kan in algemene zin bevestigen dat informatie die door een gemachtigde wordt ingebracht bij de besluitvorming op asielaanvragen wordt betrokken. Dit geldt ook voor ingebrachte relevante informatie in de hier bedoelde zaak.
De door de betrokkene of gemachtigde ingebrachte informatie wordt door de IND vervolgens inhoudelijk gewogen in relatie tot het individuele asieldossier van de vreemdeling. De IND zet in het besluit inhoudelijk uiteen hoe de informatie is betrokken.
Tegen een afwijzende beschikking kan beroep ingesteld worden bij de rechtbank. Indien relevante informatie naar het oordeel van de aanvrager niet of niet afdoende wordt betrokken bij de beoordeling, dan kan dat in rechte worden aangevochten. In beroep wordt door de rechter beoordeeld of de IND zijn standpunt voldoende heeft onderbouwd met landeninformatie en of de IND afdoende heeft gereageerd op de landeninformatie die de vreemdeling zelf heeft ingebracht. In voorkomende gevallen kan dat leiden tot een rechterlijke vernietiging van een besluit wegens motiveringsgebreken.
Hoe verklaart u dat de IND nieuw bewijs dat werd aangedragen, over een aanklacht van de Bahreinse autoriteiten tegen de betrokkene, niet in behandeling heeft genomen en betrokken heeft bij het besluit betrokkene alsnog uit te zetten?
Zoals hiervoor aangegeven, kan ik niet ingaan op de inhoud van deze specifieke zaak.
Bij een eerste aanvraag kan de IND faciliteren in het vertalen van de overgelegde documenten. De situatie zoals die in de hier gestelde vragen wordt beschreven ziet op een opvolgende aanvraag. Bij opvolgende asielaanvragen is het in het algemeen aan de asielzoeker om overgelegde documenten te voorzien van een vertaling. Doet hij dat niet, dan wordt hem een termijn gegeven om die vertaling alsnog te overleggen. Als de asielzoeker aan dat verzoek geen gehoor geeft, dan kan zijn aanvraag buiten behandeling worden gesteld.
Een bijzondere situatie doet zich voor in zaken waarin een opvolgende aanvraag (zeer) kort voor een geplande uitzetting wordt ingediend en pas op dat moment een onvertaald document al dan niet in kopie wordt overgelegd. Deze beoordeling kort voor een voorgenomen uitzetting wordt verricht door het zogenoemde Last Minute Aanvragen-team van de IND (LMA-team).
Indien bij een opvolgende aanvraag en kort voor de uitzetting een onvertaald document wordt ingebracht, is het de verantwoordelijkheid van de betrokkene en/of de gemachtigde om documenten die zijn opvolgende aanvraag zouden ondersteunen vertaald aan te leveren. De ervaring van de IND is ook dat de gemachtigde van de betrokkene doorgaans vertaalde documenten overlegt vóór de uitzetting. Indien een document kort voor het geplande vertrek onvertaald wordt verstrekt, wordt de betrokkene tijdens het gehoor in de gelegenheid gesteld om door middel van een tolk te verklaren wat er in de documenten staat. In combinatie met de antwoorden op de vragen hoe de betrokkene aan de documenten komt, wanneer de documenten zijn ontvangen en waarom hij ze niet eerder heeft overgelegd of heeft laten vertalen, worden de documenten beoordeeld. Tevens wordt betrokken de omstandigheid of sprake is van een origineel document dat op authenticiteit kan worden onderzocht of slechts van een kopie.
Deze te betrekken omstandigheden maken onderdeel uit van de besluitvorming en vloeien voort uit bestendige jurisprudentie.
De Inspectie heeft dit punt (nieuw ingebracht document) in het rapport beschreven, zonder er een conclusie aan te verbinden.
Wat is uw reactie op hetgeen het rapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid zegt op dit punt?
Zie antwoord vraag 4.
Gebeurt het vaker dat de IND documenten, die worden aangereikt door advocaten of de asielzoeker zelf, niet meeneemt omdat ze niet vertaald zijn en/of kort voor de uitzetting worden overlegd?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u bevestigen dat de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) in het bezit was van het paspoort van betrokkene en deze weigerde terug te geven, zodat betrokkene niet in staat was zelf terug te keren naar een derde land? Indien u deze vraagt niet kunt beantwoorden, kunt u dan in het algemeen toelichten of het gebruikelijk is dat de DT&V het paspoort van een asielzoeker inneemt, indien deze aangeeft vrijwillig te willen vertrekken naar een derde land? Zo ja, wat is daar de reden voor? Zo nee, wat kan een reden zijn dit in sommige gevallen toch te doen?
Ik kan niet ingaan op deze zaak. In zijn algemeenheid geldt dat de Koninklijke Marechaussee (KMar) of de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) van de politie op grond van artikel 52, eerste lid, van de Vreemdelingenwet het reisdocument inneemt van een vreemdeling die voornemens is om een asielaanvraag in te dienen. In verband met de asielprocedure wordt het reisdocument vervolgens overgedragen aan de IND. De vreemdeling krijgt aan het einde van de asielprocedure het reisdocument terug wanneer de vreemdeling in het bezit gesteld wordt van een verblijfsvergunning. Indien er geen verblijfsvergunning wordt verleend wordt het reisdocument overgedragen aan de DT&V in het kader van het terugkeerproces.
Op het moment dat de vreemdeling Nederland verlaat (zelfstandig dan wel gedwongen) krijgt deze het reisdocument op het moment van daadwerkelijk vertrek terug van de KMar, conform artikel 52, tweede lid, van de Vreemdelingenwet.
Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat, indien een vreemdeling van oordeel is dat het reisdocument onrechtmatig wordt vastgehouden, deze op grond van artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet bezwaar (en een verzoek om een voorlopige voorziening) kan instellen. Hiertegen staat beroep open bij de rechtbank.
In zijn algemeenheid geldt tevens dat voorafgaand aan gedwongen terugkeer de vreemdeling een zelfstandige vertrektermijn heeft, waarin hij zijn vertrek al dan niet met ondersteuning van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en DT&V kan regelen.
Wanneer betrokkene aangeeft vrijwillig naar een derde land te willen vertrekken kan DT&V de betrokkene doorverwijzen naar de IOM en ondersteunen waar nodig. Daarbij kan de DT&V bijvoorbeeld het paspoort (onder toezicht) ter beschikking stellen wanneer dit noodzakelijk is voor de concrete voorbereiding om vrijwillig te kunnen vertrekken. Het initiatief en de verantwoordelijkheid voor het realiseren van toegang tot een derde land op basis van vrijwillig vertrek ligt altijd bij betrokkene zelf.
Indien de DT&V het vertrek uit Nederland organiseert, dient er altijd sprake te zijn van gewaarborgde toegang. Dit impliceert tevens bestendig verblijf (ook in het geval van vertrek naar een derde land). De DT&V kan immers geen vreemdelingen onder haar verantwoordelijkheid laten vertrekken als verblijf niet of slechts kortstondig is toegestaan. Er moet sprake zijn van duurzame toelating. Zo is bijvoorbeeld het organiseren van vertrek door DT&V op basis van een toeristenvisum geen optie.
Erkent u dat het criterium voor terugkeer naar een derde land «gewaarborgde toegang» is en niet «bestendig verblijf»? Kunt u toelichten waarom in dat licht het paspoort niet werd terug gegeven?
Zie antwoord vraag 7.
Welke algemene lessen trekt u uit het inspectierapport?
Mijn ambtsvoorganger heeft de Inspectie verzocht om dit onderzoek. Dit onderzoek en het rapport is voor mij aanleiding geweest om met de betreffende organisaties te kijken welke algemene lessen we hieruit kunnen trekken. Om eerdergenoemde redenen kan ik echter niet op de inhoud van het rapport ingaan. Voorts verwijs ik u naar mijn brief aan uw Kamer van heden.
Hoe kijkt u aan tegen de bestuursrechtelijke rechtsbescherming in het vreemdelingenrecht? Ziet u daar kwetsbaarheden? Zo ja, welke en wat gaat u daar aan doen? Zo nee, waarom niet?
De rechtsbescherming in het vreemdelingenrecht is in Nederland goed geregeld en deze is in overeenstemming met de Europese asielrichtlijnen, het Vluchtelingenverdrag en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
In het geval van eerste aanvragen van een verblijfsvergunning asiel mag de vreemdeling de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening dan wel de uitspraak op het beroep altijd in Nederland afwachten.
In het geval van opvolgende aanvragen is dit eveneens de hoofdregel, maar er zijn een tweetal uitzonderingen op die regel. Eén van de uitzonderingen ziet op opvolgende asielaanvragen die pas kort voor een geplande uitzetting worden ingediend en waarin wordt geoordeeld dat aan de opvolgende aanvraag geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag zijn gelegd.
Doet zo’n uitzondering zich voor, dan kan de asielzoeker zich tot de voorzieningenrechter van de rechtbank of de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wenden door een spoedvoorziening aan te vragen. Om de tijdige indiening van dat rechtsmiddel mogelijk te maken, moet een voorgenomen uitzetting worden aangekondigd. De asielzoeker kan vervolgens, zo nodig bijgestaan door zijn advocaat, de voorzieningenrechter verzoeken om dat verzoek met voorrang te behandelen en op dat verzoek te beslissen of bij wijze van ordemaatregel te bepalen dat hij niet op de voorgenomen datum en tijd mag worden uitgezet.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft over dit nationale systeem van rechtsbescherming geoordeeld dat het niet in strijd is met het verbod van refoulement en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte2.
Hoe verklaart u dat het inspectierapport van september is, terwijl volgens de richtlijnen van de inspectie zelf het rapport uiterlijk zes weken na afronding openbaar gemaakt dient te worden, en in de aanwijzingen van de minister-president inzake rijksinspecties staat dat de minister maximaal zes weken de tijd heeft om een beleidsreactie op te stellen?
De Inspectie heeft mij het rapport op 26 november 2019 doen toekomen. Ik heb het uw Kamer op 13 december 2019 vertrouwelijk ter inzage aangeboden. Daarmee heb ik destijds voldaan aan de publicatie richtlijnen.
Bij mijn brief van 12 februari jl. heb ik u geïnformeerd dat ik de Inspectie aanvullend heb verzocht nadere vertrouwelijke informatie van de Inspectie, die ik in de week daarvoor had ontvangen, te betrekken. Dit gelet op de relevantie voor het onderzoek. Het addendum op het Inspectierapport heb ik vervolgens op 28 mei jl. ontvangen en daarop uw Kamer binnen een week de gelegenheid gegeven dit vertrouwelijk in te zien.
Op welke grond heeft u besloten het rapport alleen vertrouwelijk aan de Kamer toe te zenden?
Ik verwijs u allereerst naar mijn brief aan Uw Kamer van donderdag 2 juli 2020, waarin ik gemotiveerd aangeef waarom ik niet over kan gaan tot openbaarmaking van het rapport
De overheid heeft, zeker in individuele zaken op het terrein van vreemdelingenrecht, een plicht om er zorg voor te dragen dat de belangen en de privacy van een persoon niet worden geschonden. Uit het Vluchtelingenverdrag en de Europese asielrichtlijnen volgt voorts dat dergelijke, in het kader van een asielaanvraag naar voren gebrachte informatie vertrouwelijk is en niet bekend mag geraken bij de autoriteiten van landen van herkomst. Ik heb daarin een eigen verantwoordelijkheid.
Het is mij voorts niet bekend dat de vader van de heer Ali S. heeft gepleit het inspectierapport openbaar te maken. In dat kader wil ik uw Kamer wijzen op de constatering dat de gemachtigde van betrokkene zelf evenmin de keuze heeft gemaakt het rapport, het addendum en eventuele andere stukken openbaar te maken. Een keuze waar ik gezien de belangen alle begrip voor heb.
Klopt het dat de vader van de heer Ali S. heeft gepleit het inspectierapport openbaar te maken?
Zie antwoord vraag 12.
Bent u bereid het rapport alsnog openbaar te maken?
Heeft u contact gehad met de familie van de heer Ali S., dan wel zijn advocaat over de vraag naar openbaarmaking? Zo ja, wat waren de adviezen? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid dat alsnog te doen? Bent u bereid hun advies cq oordeel zwaar te laten meewegen?
Wat is de positie van non-governementele mensenrechtenorganisaties over openbaarmaking van het rapport? Zien zij risico’s voor de heer al-Showaikh? Zo ja, welke? Zo nee, waarom is er dan toch gekozen het rapport vertrouwelijk te houden gezien het feit dat de betrokkene al tot twee keer levenslang is veroordeeld?
Zie antwoord vraag 12.
Welke diplomatieke stappen gaat u nemen om de heer Ali S. bij te staan?
De ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden in de Staat Koeweit, mede geaccrediteerd voor het Koninkrijk Bahrein, woont met regelmaat de rechtszittingen in de rechtszaken van betrokkene bij. Het is ook voorgekomen dat op verzoek van Nederland een partnerland met een ambassade in Bahrein namens Nederland rechtszittingen bijwoont, zoals bij de eerste zitting op 8 januari 2019. Het bijwonen van de rechtszittingen geeft aan de Bahreinse autoriteiten een duidelijk signaal dat Nederland het proces nauwlettend volgt en belang hecht aan een eerlijke rechtsgang. Ook wordt dit samen met verdere zorgen omtrent mensenrechten in bilaterale contacten met de Bahreinse autoriteiten overgebracht.
Bent u bereid zich tot het uiterste in te spannen om de heer Ali S. uit detentie te krijgen en, zolang dat niet is gelukt, er alles aan te doen om zijn detentieomstandigheden te verlichten? Zo nee, waarom niet?
Desbetreffend persoon is geen Nederlands staatsburger en komt dus niet in aanmerking voor consulaire bijstand. De Nederlandse ambassade volgt de rechtszaken echter nauwlettend, zoals gesteld in het antwoord op vraag 17. Ook is in recente diplomatieke contacten de zorg omtrent een eerlijk proces en humane behandeling aangekaart. Detentieomstandigheden en de mensenrechtensituatie in het algemeen in Bahrein worden in alle hoogambtelijke, diplomatieke en politieke contacten aan de orde gesteld. Het kabinet blijft zich hiervoor inzetten. Daarnaast heeft de ambassade contact gehad met zowel de familie als advocaat van desbetreffend persoon.
Kunt u de vragen afzonderlijk beantwoorden en die antwoorden die niet openbaar kunnen worden gemaakt, vertrouwelijk aan de Kamer te doen toekomen?
Waar mogelijk heb ik de vragen apart beantwoord.
Het bericht ‘Oxfam: nieuwe wet verslechtert situatie asielzoekers Griekse eilanden’ |
|
Joël Voordewind (CU), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Oxfam: nieuwe wet verslechtert situatie asielzoekers Griekse eilanden»?1
Ja.
Deelt u de mening van Oxfam Novib dat asielzoekers in Griekenland geen toegang hebben tot een eerlijke asielprocedure? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet deelt de mening van Oxfam Novib dat Griekenland verbeteringen moet doorvoeren om een eerlijke toegang tot de asielprocedure te garanderen. Als gevolg van de toegenomen instroom via de Oostelijke Mediterrane Route en de nog steeds uitblijvende terugkeer, neemt de druk op de Griekse asielprocedure toe. Er is een substantiële achterstand in de afhandeling van asielaanvragen en de wachttijden lopen op.
Dit laat onverlet dat de Griekse asielprocedure sinds de migratiecrisis van 2015–2016 structureel is verbeterd. Op verschillende onderdelen zijn hervormingen doorgevoerd. De Raad van State constateert in een uitspraak van 23 oktober 2019 dat de situatie voor Dublinterugkeerders in Griekenland verbeterd is en grotendeels voldoet aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Tevens heeft Griekenland ervoor gezorgd dat asielzoekers toegang tot een tolk krijgen, gehoor- en beslismedewerkers adequaat worden opgeleid en de gemiddelde duur van de asielprocedure is verminderd. Een van de resterende knelpunten, is de beperkte toegang tot juridische bijstand.2 Hoewel de Griekse regering een rechtsbijstandsprogramma heeft geïntroduceerd, is dit niet uitgebreid genoeg om alle asielzoekers rechtsbijstand te kunnen bieden.
Het is van belang dat de Griekse autoriteiten stappen ondernemen om verdere structurele verbeteringen in de asielprocedure door te voeren en daarnaast om achterstanden spoedigst terug te dringen. Het kabinet dringt hier, in lijn met de aangenomen motie-Voordewind c.s. van 4 juli 2019, voortdurend bij de Griekse autoriteiten op aan.3 Dat heb ik en marge van de JBZ Raad op 8 oktober jl. en tijdens mijn uitgaande werkbezoek aan Griekenland op 30–31 oktober jl. nogmaals gedaan.
Op 1 januari 2020 is de nieuwe Griekse asielwet in werking getreden. Deze lijkt de juiste knelpunten binnen de asielprocedure te adresseren. Nadere uitwerking en implementatie moet uitwijzen of de nieuwe asielwet daadwerkelijk tot betere resultaten leidt.
Kunt u de cijfers genoemd door Oxfam Novib over het aantal asielzoekers dat toegang heeft tot juridische bijstand bevestigen? Zo nee, wat zijn volgens u dan de correcte cijfers?
Het kabinet beschikt niet over de exacte cijfers van het aantal asielzoekers dat momenteel toegang heeft tot juridische bijstand. Wel kan ik bevestigen dat de cijfers gedeeld door Oxfam Novib overeenkomen met de informatie uit het rapport van de Asylum Information Database (AIDA) van maart 2019. 4
In hoeverre voldoet de mate van toegang aan de Europese regelgeving op dit vlak? Hoe tracht de Griekse regering voldoende toegang tot juridische bijstand voor asielzoekers te borgen binnen de nieuwe wetgeving?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening van de indieners dat de Europese Commissie (EC) de verantwoordelijkheid heeft ervoor te zorgen dat de lidstaten de Europese wet- en regelgeving naleven en indien dat niet gebeurt de betreffende lidstaat hierop aangesproken moet worden?2
De Europese Commissie heeft, als hoedster van de Europese verdragen, de taak om toe te zien op de correcte implementatie van de huidige Europese wet- en regelgeving door de Europese lidstaten en om passende maatregelen te nemen indien tekortkomingen worden geconstateerd. Dit geldt ook voor de implementatie van de Europese wet- en regelgeving door Griekenland.
Gaat de EC erop toezien of advocaten daadwerkelijk toegang krijgen tot eventuele gesloten centra? Zo ja, op welke wijze gaat de EC dit doen?
Momenteel is nog onduidelijk hoe de plannen van de Griekse autoriteiten omtrent de gesloten opvangcentra eruit gaan zien. Discussie over een eventuele rol van de Europese Commissie is daarom prematuur.
Wordt de toegang tot juridische dienstverlening aan asielzoekers in Griekenland financieel ondersteund met Europese middelen? Zo ja, hoeveel geld is daarvoor beschikbaar en uit welke fondsen komt dat geld? Zo nee, waarom niet?
De Europese Commissie ondersteunt Griekenland bij de verbetering van de migratiesituatie op verschillende manieren. Financieel gaat het om ongeveer EUR 2,2 miljard sinds 2015, via het Asylum, Migration and Integration Fund (AMIF), het Internal Security Fund (ISF) en verschillende noodfondsen. Ondersteuning van toegang tot juridische dienstverlening is hier onderdeel van. In totaal is circa EUR 322.000 aan EU financiering ten behoeve van juridische bijstand verleend. De Commissie financiert zowel de Griekse asieldienst als de UNHCR. Middels de EU financiering wordt o.a. de Griekse asieldienst beter in staat gesteld om toegang tot juridische bijstand in de beroepsprocedure aan te bieden (zoals bij wet verplicht), en de UNHCR toegang te bieden tijdens de eerste aanvraag voor kwetsbare gevallen. Een overzicht van de uitgaven van de Europese middelen aan Griekenland is via de website van de Europese Commissie te raadplegen.6
Kunt u deze vragen beantwoorden uiterlijk voor aanvang van het algemeen overleg JBZ-raad (asiel- en vreemdelingenzaken) op 22 januari 2020?
Het streven is om deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.