Het bericht ‘Driejarig meisje gevonden in modder van Moria, na vermoedelijke verkrachting’ |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Attje Kuiken (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Driejarig meisje gevonden in modder van Moria, na vermoedelijke verkrachting»?1 Deelt u de afschuw over dit gruwelijke bericht?
Ja, ik heb kennis genomen van dit vreselijke bericht. In een interview op de Griekse radio, noemde migratieminister Mitarakis het een tragische gebeurtenis. Ik deel zijn afschuw. Hij sprak daarnaast de hoop uit dat de dader snel geïdentificeerd zou worden. Voor zover bekend is dit nog niet gebeurd.
Deelt u de mening dat kwetsbare mensen, en met name kinderen, niet mogen worden blootgesteld aan dergelijke gevaren en menswaardig moeten worden opgevangen? Bent u van mening dat het nieuwe Moria-kamp op Lesbos op deze vlakken tekort schiet? Zo ja, kunt u uw antwoord toelichten? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet deelt uw mening dat de omstandigheden in de opvangfaciliteiten op de Griekse eilanden nog altijd zorgelijk zijn, ook op het gebied van veiligheid, en maakt zich sterk voor verdere verbeteringen, referte de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 19 januari jl. In aanvulling op deze brief moge het volgende dienen.
Bij de opzet van het nieuwe opvangkamp op Lesbos, Mavrovouni, vormde verbetering van de veiligheid een van de voornaamste doelstellingen van de Griekse autoriteiten. Het kale feit dat, in tegenstelling tot Moria, alle migranten en vluchtelingen binnen de parameters van het kamp Mavrovouni onderdak en voorzieningen worden geboden is de veiligheid reeds ten goede gekomen. De aanwezigheid van een 300-koppige permanente politiemacht – in drie dagelijkse diensten van steeds 100 politiemensen –, cameratoezicht en meer verlichting in de avond hebben de veiligheidssituatie verder verbeterd. Ook de strenge regulering van in- en uitloop (mede vanwege coronamaatregelen) komt de veiligheid ten goede. De gebeurtenis waarnaar u in uw vraag verwijst is, hoe afschuwelijk ook, niet exemplarisch voor de veiligheidssituatie in Mavrovouni.
Ook in den brede doet het kenmerken van Mavrovouni als een «nieuw» Moria geen recht aan de realiteit, noch aan de geleverde inspanningen van de Griekse autoriteiten, de Europese Commissie en (internationale) organisaties. De opvangomstandigheden op Lesbos, zo stellen ook deze partijen waaronder Commissaris Johansson, zijn voor de meeste migranten en vluchtelingen onmiskenbaar verbeterd ten opzichte van een jaar geleden. Dit beeld is zeer recent nog bevestigd door de Nederlandse ambassadeur te Griekenland, op basis van haar werkbezoek aan Mavrovouni op 28 januari jl.
Griekenland heeft in de periode na de branden in Moria ook geen nieuwe hulpverzoeken meer gedaan. Ook op andere Griekse eilanden zijn de problemen in omvang afgenomen, geholpen door de significante afname van het aantal migranten en vluchtelingen dat op de eilanden verblijft: van 42.000 naar 17.000 in de tijdspanne van een jaar. Bovendien wordt door de Taskforce Griekenland van de Europese Commissie gewerkt aan nieuwe, permanente en structureel verbeterde faciliteiten, zogenaamde Multi Purpose Reception and Identification Centres (MPRICs), op alle eilanden. Op Leros en Kos zijn deze reeds in gebruik; in geval van Lesbos wordt oplevering voorzien in september 2021. Daarnaast is het nieuwe centrum op Samos, met een capaciteit van 1.000 personen, nagenoeg gereed voor gebruik. De oplevering van de MPRIC voor Chios is voorzien in december 2021.
Daarnaast kan ik u melden dat het onderzoek van de Griekse autoriteiten naar de aanwezigheid van loodvervuiling in het opvangkamp Mavrovouni uitwijst dat het loodgehalte in de woonzones binnen de aanvaardbare limieten valt.2 Zoals bekend is het opvangkamp gebouwd op militair terrein en is een deel hiervan (21.000 van de in totaal 341.000 vierkante meter) in het verleden door het Griekse leger gebruikt voor schietoefeningen. Een monster dat is genomen buiten de woonzone had een loodgehalte dat de wettelijke limiet overschreed. Naar aanleiding van de bevindingen worden momenteel op relevante plekken extra voorzorgsmaatregelen genomen, zoals ophoging met schone grond en het leggen van cementbases voor openbare ruimtes.
Hogergenoemde verbeteringen nemen niet weg dat de omstandigheden in de opvangfaciliteiten op de Griekse eilanden, waaronder in het nieuwe opvangkamp, niet aan alle standaarden voldoen en verdere, structurele verbeteringen nodig zijn. De Taskforce ondersteunt de Griekse autoriteiten bij het doorvoeren van structurele verbeteringen op het gebied van o.a. asiel- en terugkeerprocedures, opvang en integratie van statushouders en veiligheid van migranten en vluchtelingen. Nederland heeft diverse experts aan de Taskforce verbonden om hieraan een bijdrage te leveren. EASO meldde overigens medio januari jl. dat de achterstanden in de aanvragen van asielzoekers op de eilanden merendeels zijn weggewerkt.
Deelt u de mening dat toekijken hoe de humanitaire ramp die zich daar ontwikkelt niet langer tot de mogelijkheden behoort? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat gaat u op korte termijn doen om de omstandigheden in de Griekse opvangkampen te verbeteren? Bent u specifiek bereid om zich samen met de Griekse autoriteiten en de Europese Commissie in te zetten om de veiligheid van kwetsbare mensen en kinderen te vergroten?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid, gezien de onmenselijke omstandigheden, een groter aantal kwetsbare mensen op te nemen in Nederland? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
In lijn met de motie Voordewind c.s. heeft het kabinet zich maximaal ingespannen om invulling te geven aan het herplaatsingsaanbod n.a.v. de humanitaire noodsituatie als gevolg van de branden in Moria. Het kabinet is niet voornemens om een additioneel herplaatsingsaanbod te doen.
Naar aanleiding van het Griekse herplaatsingsverzoek uit september 2019 hebben dertien lidstaten en drie geassocieerde Europese landen op verschillende momenten toezeggingen gedaan om in totaal circa 5.200 personen, waarvan 1.600 amv, vanuit Griekenland te herplaatsen. IOM, samen met EASO, UNHCR en UNICEF, ondersteunt in opdracht van de Europese Commissie de Griekse autoriteiten bij deze operatie. De organisatie meldt dat op peildatum 22 januari 2021 elf lidstaten in totaal 2.269 asielzoekers en statushouders hadden herplaatst, waarvan 586 amv.
De uitspraak van de Hoge Raad inzake het inreisverbod |
|
Bente Becker (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Jeroen van Wijngaarden (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het arrest van de Hoge Raad van 1 december 2020 over de gevolgen van het inreisverbod wanneer een illegaal persoon na uitvaardiging daarvan nog niet was uitgereisd?1
Ja.
Welke gevolgen heeft de prejudiciële vraag van de Hoge Raad eerder gehad voor de inzet van artikel 197 Strafrecht (Sr) (strafbaarstelling bij negeren inreisverbod) voor personen die in weerwil van het inreisverbod nog in Nederland verbleven?2
De Hoge Raad heeft haar prejudiciële vraag aan het Europese Hof van Justitie in Luxemburg gesteld om duidelijkheid te verkrijgen over de vraag of de Nederlandse bepaling in het strafrecht wel is toegestaan, tegen de achtergrond van de bepalingen van het Europese recht. De meeste strafrechters hebben, in afwachting van het oordeel van de Europese rechter, zaken die door het Openbaar Ministerie (OM) zijn aangebracht aangehouden totdat duidelijkheid bestond over de toepasbaarheid van de bepaling. Het aantal daadwerkelijke veroordelingen ter zake artikel 197 Sr is sterk teruggelopen, zoals ook aangegeven in de brief aan van 16 december 2020.3
Hoeveel illegalen met een inreisverbod verblijven, in weerwil van hun inreisverbod, nu nog in Nederland? Tegen hoeveel van hen is het openbaar ministerie (OM) reeds tot vervolging overgegaan op basis van artikel 197 Sr? Hoeveel van hen zitten op dit moment op basis van artikel 197 Sr in detentie?
Het is niet mogelijk een precies beeld te geven van hoeveel vreemdelingen onrechtmatig in Nederland verblijven en dus ook niet hoeveel van hen een inreisverbod hebben. Wel kan ik u wijzen op de illegalenschatting, waarover uw Kamer bij brief van 16 december 2020 is bericht. Artikel 197 Sr stelt zowel het verblijf in weerwil van een inreisverbod, als verblijf in weerwil van een ongewenstverklaring strafbaar. Een ongewenstverklaring wordt in sommige gevallen opgelegd aan een derdelander of aan een EU-burger die om redenen van openbare orde uit Nederland wordt geweerd. Ik kan op basis van de gegevens niet vaststellen hoeveel van de veroordelingen tot de ene of de andere categorie behoren. Wel is sprake van een zeer sterke daling van het aantal veroordelingen ter zake van artikel 197 Sr. Op peildatum 5 januari 2021 zitten volgens de gegevens van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) ongeveer 10 personen op een strafrechtelijke titel vast ter zake van artikel 197 Sr. Het gaat daarbij zowel om personen die in afwachting zijn van het oordeel van de strafrechter als personen die een straf uitzitten. Voor een deel van deze groep geldt dat naast artikel 197 Sr ook (verdenking van) andere delicten ten grondslag liggen aan de detentie.
Hoeveel tijd krijgen illegaal in Nederland aanwezige personen gemiddeld om, na uitvaardiging van een terugkeerbesluit, vrijwillig terug te keren? Hoe vaak wordt deze termijn verlengd wanneer deze persoon niet is teruggekeerd? Hoe vaak wordt na overschrijding van deze termijn een inreisverbod uitgevaardigd? Welk beleid ligt ten grondslag aan de keuze voor verlenging, dan wel de keuze voor het uitvaardigen van een inreisverbod?
Een vreemdeling krijgt krachtens de Vreemdelingenwet 2000 als hoofdregel 28 dagen om uit eigen beweging te vertrekken. Deze termijn kan worden onthouden als er een risico bestaat dat de vreemdeling zich aan het toezicht zal onttrekken, als een verblijfsaanvraag als frauduleus of kennelijk ongegrond is afgewezen, of indien de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid. Een verlenging van de vertrektermijn heeft als doel de terugkeer daadwerkelijk mogelijk te maken en wordt daarom krachtens artikel 6.3 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 alleen toegepast in gevallen waarin duidelijk is dat de vreemdeling ook daadwerkelijk zal kunnen vertrekken in die termijn. Dit kan worden aangenomen als de reisbescheiden daadwerkelijk voorhanden zijn, of duidelijk is dat deze op korte termijn voorhanden zullen zijn. In de praktijk is dit slechts zelden aan de orde.
Echter ook als de termijn voor vrijwillig vertrek is verstreken, of deze wordt onthouden, kan gewerkt worden aan zelfstandig vertrek. De vreemdeling kan daarbij ook worden ondersteund, inclusief onderdak in de vrijheidsbeperkende locatie in afwachting van zijn terugkeer. Voorwaarde voor de ondersteuning is dat de vreemdeling daadwerkelijk wil meewerken aan zijn terugkeer. Als er een risico is dat de vreemdeling zich aan het toezicht kan onttrekken, kan vreemdelingenbewaring worden overwogen om zeker te stellen dat de vreemdeling beschikbaar blijft voor de terugkeer. Uitgangspunt is zelfstandige – en waar nodig ondersteunde – terugkeer waar dat kan, maar gedwongen verwijdering en vreemdelingenbewaring waar dat noodzakelijk is.
Als de terugkeer door toedoen van de vreemdeling niet mogelijk is en een inreisverbod met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000 of een ongewenstverklaring is opgelegd, is als laatste middel ook strafrechtelijke vervolging ingevolge het verblijf in Nederland mogelijk. Over de omstandigheden waaronder dit mogelijk is en de ontwikkelingen daaromtrent in de afgelopen jaren heb ik uw Kamer bij brief van 16 december 2020 geïnformeerd.
Hoeveel illegalen verblijven, in weerwil van hun inreisverbod, in de landelijke vreemdelingenvoorziening of gemeentelijke opvang? Is het mogelijk hen te vervolgen op basis van artikel 197 Sr? Is het OM naar uw weten ook voornemens dit te doen? Is hen het recht op opvang inmiddels ontzegd?
Op 1 november 2020 verbleven er 771 vreemdelingen in de pilot-LVV’s. Gezien de aard van de doelgroep, namelijk vreemdelingen zonder recht op verblijf of rijksopvang, hebben deze vreemdelingen vrijwel allemaal een licht inreisverbod, dat wil zeggen een inreisverbod met een duur tot en met 2 jaar, conform het beleid van de IND neergelegd in VC A4/2.3. Een licht inreisverbod wordt immers in de regel opgelegd aan onrechtmatig verblijvende vreemdelingen die onmiddellijk uit Nederland moeten vertrekken of waarvan de eerder opgelegde vertrektermijn is verstreken. Gezien het doel van de LVV, het vinden van een bestendige oplossing voor het illegale verblijf, vind ik het ook niet opportuun aan wie een licht inreisverbod is opgelegd, de opvang in de LVV te ontzeggen. De opvang en begeleiding kunnen namelijk bijdragen aan het bereiken van een bestendige oplossing, waaronder terugkeer.
Een zwaar inreisverbod is bedoeld voor personen die onrechtmatig in Nederland verblijven en een gevaar vormen voor de openbare orde en/of nationale veiligheid. Een dergelijk zwaar inreisverbod, dat wordt opgelegd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000 heeft een duur van 10 jaar of langer. Vreemdelingen met een dergelijk inreisverbod van 10 jaar of langer, komen in principe niet in aanmerking voor opvang in de LVV. Volgens de convenanten kan er in uitzonderlijke gevallen besloten worden om een vreemdeling die niet voldoet aan de doelgroep toch toe te laten. De opvang en begeleiding kunnen namelijk bijdragen aan het bereiken van een bestendige oplossing, waaronder terugkeer. Eind 2020 verbleef een gering aantal – minder dan 10 – vreemdelingen in de LVV’s aan wie een zwaar inreisverbod is opgelegd.
Buiten de pilot-LVV’s is er vanuit het Rijk geen eenduidig cijfer te geven over het aantal illegalen in de gehele gemeentelijke opvang.
Met betrekking tot de vraag of het mogelijk is deze vreemdelingen te vervolgen op basis van artikel 197 Sr, kan ik het volgende opmerken. Vervolging van de vreemdeling die weet of behoort te weten dat aan hem een zwaar inreisverbod is uitgevaardigd, is mogelijk op grond van artikel 197 Sr. Echter, zoals hiervoor uiteengezet, zitten deze personen in de regel niet in de LVV. Vervolging zal steeds een individuele afweging van de politie en het OM zijn.
Hoe verhoudt het inreisverbod zich tot de ongewenstverklaring? In welke situatie is het uitvaardigen van een inreisverbod mogelijk en wanneer het uitvaardigen van een ongewenstverklaring?
Het is juist dat het een nationale keuze is geweest om de strafbaarstelling van de ongewenstverklaring opgenomen in artikel 197 Sr ook te verbinden aan het inreisverbod, en opleggen van een ongewenstverklaring uit te sluiten als de terugkeerrichtlijn van toepassing is. Dit onderwerp, en de samenhang tussen de ongewenstverklaring en het inreisverbod en een korte appreciatie van de situatie in andere EU-lidstaten is één van de onderwerpen waarover ik uw Kamer heb geïnformeerd bij brief van 16 december 2020. De jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie laat er geen twijfel over bestaan dat een nationale strafrechtelijke sanctie is toegestaan, in die gevallen waarin gedwongen verwijdering niet kan worden gerealiseerd door toedoen van de vreemdeling. Ik zou voor een verdere uiteenzetting kortheidshalve willen verwijzen naar genoemde brief van 16 december jl.
Klopt het dat bij de implementatie van de terugkeerrichtlijn de strafbaarstelling gekoppeld is aan het (zwaar)inreisverbod en niet langer aan de ongewenstverklaring? Waarom is hier toen voor gekozen? Welke effecten heeft dit op de inzet van artikel 197 Sr voor de aanpak van overlastgevende illegalen?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe hebben andere EU-lidstaten het niet terugkeren, na afronding van het terugkeertraject, gesanctioneerd? Hoe verhoudt dit zich tot Europese jurisprudentie?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat overlastgevende en criminele asielzoekers moeten worden aangepakt? Zo ja, welke ruimte ziet u om hiervoor artikel 197 Sr effectiever in te zetten?
Ja. Overlastgevend en crimineel gedrag is volstrekt onacceptabel. Zoals aangegeven in mijn brief van 10 november 2020, heb ik een breed palet aan maatregelen beschikbaar gesteld om de overlastproblematiek samen met betrokken partijen stevig aan te pakken. Bij criminele gedragingen is het in de eerste plaats aan de rechter om strafrechtelijke maatregelen op te leggen.
Ik ben van mening dat de ongewenstverklaring en daaropvolgend de strafvervolging als instrument tot de mogelijkheden zou moeten behoren om op lokaal niveau de meest problematische casuïstiek aan te pakken. Op de beperkingen en mogelijkheden ben ik ingegaan in mijn brief van 16 december 2020.4
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg vreemdelingen- en asielbeleid op 21 januari 2021?
Ja.
Problemen met naturalisatie |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Herinnert u zich uw antwoord op mijn Kamervragen op 11 juli 2020: «Naturalisatie onmogelijk ondanks ruim 13 jaar legaal verblijf»?1
Ja.
Wat bedoelde u met «gegronde redenen» waardoor een vreemdeling met een reguliere verblijfsvergunning toch genaturaliseerd kan worden terwijl geen identiteits- of nationaliteitsdocument getoond kan worden? Kunt u voorbeelden noemen?
Onder «gegronde redenen» worden redenen verstaan die zijn genoemd en aangetoond door de vreemdeling of objectief zijn komen vast te staan. In het individuele geval leiden deze redenen tot het oordeel dat van het overleggen van een buitenlands geboortebewijsstuk of van een geldig buitenlands paspoort dan wel van beide documenten kan worden afgezien. In het algemeen is denkbaar dat bijvoorbeeld door oorlog, natuurgeweld of brand een ooit bijgehouden register is vernietigd en er geen dubbel register bestaat van hetgeen verloren is gegaan. Voor concrete voorbeelden verwijs ik naar www.ind.nl/Nederlanderschap/ik heb geen paspoort/geboorteakte (bewijsnood).
Is de weigering van het verstrekken van deze gegevens door een ambassade van het herkomstland voldoende reden om de documenteis te laten vervallen?
Ambassades zijn in de regel wel bevoegd om een nationaal paspoort af te geven. Het bezit door de paspoorthouder van de nationaliteit van het land dat het paspoort heeft verstrekt, wordt daarmee gewoonlijk aangenomen. Bij de meeste landen zijn ambassades niet de bevoegde instantie waar gegevens uit het brondocument omtrent de geboorte (het oorspronkelijke bewijsstuk omtrent geboorte, persoonsgegevens en afstamming) kan worden verkregen. Van elke vreemdeling met een regulier verblijfsrecht wordt verwacht dat hij of een door hem gemachtigde derde zich ten minste heeft gewend tot een tot verstrekken van het bewuste bewijsstuk van geboorte (bijvoorbeeld een uittreksel van een geboorteakte) bevoegde instantie. Bovendien is noodzakelijk om een toelichting te hebben waarom een tot verstrekken bevoegde instantie aan betrokkene niet het gevraagde document verstrekt. Wat in een concrete situatie geldt als voldoende inspanning is afhankelijk van de wijze waarop in het desbetreffende land de procedures zijn ingericht om een geboorteakte (of ander geboortebewijs) en een geldig nationaal paspoort te krijgen. Als handreiking daarvoor staat op de IND-website informatie over identiteits- en nationaliteitsdocumenten uit Afghanistan, Azerbeidzjan, China, Eritrea, Irak, Iran, Rusland, Rwanda, Sierra Leone, Somalië, Syrië en van door Nederland niet-erkende staten.
U schreef tevens dat er «van jongvolwassenen een inspanning wordt verwacht om aan documenten te komen», wat verstaat u onder deze inspanning? Is het aanvragen van de documenten bij de ambassade van het herkomstland voldoende inspanning om in aanmerking te komen voor naturalisatie? Zo nee, wat is wel voldoende inspanning?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom is er tijdens het verstrekken van het generaal pardon voor gekozen vreemdelingen aan te wijzen als reguliere migrant in plaats van als asielmigrant?
Aanwijzing van vreemdelingen als reguliere migrant dan wel als asielmigrant is binnen de Regeling ter afwikkeling van de nalatenschap van de oude Vreemdelingenwet (Ranov- of Generaal Pardonregeling) uit 2007 niet aan de orde. De verblijfsvergunning die op grond van de Regeling werd verleend, was een reguliere verblijfsvergunning en geen verblijfsvergunning asiel. De reden daarvoor was dat de grond voor de vergunning niet gelegen was in de vaststelling dat de betrokken vreemdeling asielbescherming nodig had, maar – onder andere voorwaarden – in het langdurig verblijf in Nederland.
Is tijdens het aanscherpen van de bewijsnood in 2009 rekening gehouden met de mensen die in aanmerking kwamen voor het generaal pardon?
Ja, bij de hier bedoelde aanpassing van het naturalisatiebeleid, die mede zag op het doen van afstand van de oorspronkelijke nationaliteit als voorwaarde voor naturalisatie, is de situatie meegewogen van alle vreemdelingen met een regulier verblijfsrecht die voor het verkrijgen en behouden van het verblijfsrecht ontheffing hadden van de voorwaarde om een geldig buitenlands paspoort te bezitten.
Bent u nog altijd van mening dat naar uw mening geen enkele groep wordt uitgesloten van naturalisatie door de documenteis? Hoe rijmt u dat met de mensen voor wie dit evident niet opgaat?2
In een individueel geval kan bij een vreemdeling, die in het bezit is van een reguliere verblijfsvergunning, aanleiding bestaan om de voorwaarden voor het overleggen van identiteits- en/of nationaliteitsdocumenten niet te handhaven. Daartoe overgaan is mogelijk na het hebben vernomen en hebben gewogen van de reden(en) waarom betrokkene niet in het bezit is van het gevraagde document. Het is aan betrokkene om deze reden(en) naar voren te brengen. In de naturalisatieprocedure zijn asielgerechtigden ontheven van de documenteneis. Naar mijn mening sluit het beleid voor identiteits- en nationaliteitsdocumenten geen groepen vergunninghouders uit van naturalisatie. Enkel een verwijzing door een Ranov-vergunninghouder naar zijn vlucht uit het herkomstland en/of het verder niet gespecificeerd stellen van «verschillende redenen om zich niet te hoeven wenden tot de autoriteiten van het herkomstland», zoals plaatsvindt in de meegestuurde noodkreet, wordt niet aangemerkt als gegronde reden om af te zien van identiteits- en nationaliteitsdocumenten. Er is immers toentertijd geen asielvergunning verleend noch wordt iets gezegd over wat de verschillende redenen dan inhouden.
Begrijpt u dat het ondraaglijk is voor altijd staatloos door het leven te gaan? Wat onderneemt u opdat de mensen uit de generaal pardonregeling, ondanks een gebrek aan documenten, alsnog aanspraak kunnen maken op naturalisatie?
Over het algemeen zijn Ranov-vergunninghouders niet staatloos, maar bezitten zij een vreemde nationaliteit. Een aanpassing van het beleid wordt niet overwogen. Het beleid borgt dat in de naturalisatieprocedure zo goed als mogelijk de persoonsgegevens en het actueel bezit van de vreemde nationaliteit vaststaan van vreemdelingen met een regulier verblijfrecht. Als gevolg hiervan kan, indien nodig, aan de verplichting tot het doen van afstand van de oorspronkelijke nationaliteit worden voldaan en bestaat zekerheid over de persoonsgegevens die op het Koninklijk Besluit tot naturalisatie worden opgenomen.
Het onbereikbaar maken van Nederlanderschap |
|
Attje Kuiken (PvdA), Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht van Vluchtingenwerk Nederland «Kabinet maakt Nederlanderschap onbereikbaar voor tienduizenden vluchtelingen» van 9 november 2020?1
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat in 2017 slechts 613 van de 21.532 nieuwkomers op taalniveau B1 is ingeburgerd?
Op basis van de Wet inburgering 2013 is het vereiste taalniveau voor nieuwkomers A2. Het is onder deze wet ook mogelijk voor nieuwkomers om vrijwillig op taalniveau B1 in te burgeren. Uit de cijfers van DUO kan worden opgemaakt dat in 2017 613 nieuwkomers op taalniveau B1 zijn ingeburgerd. Dit aantal biedt echter geen representatief beeld, omdat een deel van de nieuwkomers die in 2017 inburgeringsplichtig waren nog niet aan de inburgeringsplicht hebben voldaan. Zo blijkt immers uit cijfers van DUO dat 9.432 asielmigranten, 2.428 gezinsmigranten, en 142 overige migranten die in 2017 inburgeringsplichtig waren, nog niet aan de inburgeringsplicht hebben voldaan.
Belangrijker nog is dat er voor nieuwkomers onder de Wet inburgering 2013 geen verplichting bestaat om op taalniveau B1 in te burgeren. Niet iedere nieuwkomer die in staat is taalniveau B1 te halen, zal vrijwillig op dat niveau aan zijn inburgeringsplicht willen voldoen. Bovendien is van belang dat aan de inburgeringsplicht voor nieuwkomers binnen drie jaar na eerste verlening van de verblijfsvergunning moet zijn voldaan, terwijl naturalisatie op zijn vroegst pas mogelijk is na vijf jaar verblijf. Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet inburgering wordt de taaleis voor nieuwkomers overigens verhoogd naar B1 niveau, daartoe zijn drie verschillende leerroutes ontwikkeld. Voor inburgeraars voor wie de B1-route niet haalbaar wordt geacht, is de Z-route ontwikkeld.
Erkent u dat voor nieuwkomers die laaggeletterd zijn of om andere reden moeilijk leren, het taalniveau B1 niet haalbaar is?
De verwachting is dat niet alle inburgeringsplichtigen op het voor inburgering geambieerde taalniveau B1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen kunnen voldoen. Het nieuwe inburgeringsstelsel houdt daarmee rekening. Zo kan een inburgeringstraject in het nieuwe stelsel ook succesvol worden afgerond met een lager taalbeheersingsniveau dan het huidig geldende A2 van het Referentiekader. Daarnaast is sprake van de Z-route (zelfredzaamheidsroute). De Z-route is bedoeld voor inburgeringsplichtigen bij wie wordt vastgesteld dat zij veel moeite zullen hebben met het leren van de Nederlandse taal en voor wie A2 van het Referentiekader niet haalbaar lijkt. De Z-route is een intensief traject met activiteiten die aansluiten bij de persoonlijke capaciteiten van de inburgeringsplichtige waarbij gestreefd wordt naar kennis van de Nederlandse taal op ten minste niveau A1 van het Referentiekader, zelfredzaamheid in de samenleving, activering en participatie. Ook voor de groep laaggeletterden is derhalve een specifieke route ontwikkeld binnen het nieuwe inburgeringsstelsel.
Dit betekent echter niet dat aan het verkrijgen van het Nederlanderschap geen hogere eisen zouden kunnen en mogen worden gesteld. Betrokkenen hebben dan immers langer de gelegenheid gehad het Nederlands op een hoger niveau te leren beheersen (zie hiervoor ook het antwoord op vraag 2). Het verhogen van de taaleis voor naturalisatie zal voor velen hopelijk ook een stimulans zijn om daartoe over te gaan.
Vindt u het wenselijk dat nieuwkomers die laaggeletterd zijn en zich inspannen hun inburgeringsdiploma te halen vervolgens nooit Nederlander kunnen worden?
Een nieuwe taal leren en het wegnemen van een in het verleden gemankeerde alfabetisering vragen tijd en inspanning. Iemand die laaggeletterd in de eigen taal in Nederland komt wonen en met een laag taalbeheersingsniveau Nederlands zijn traject van de Wet inburgering heeft afgerond, kan soms heel goed enkele jaren later, als het moment van naturaliseren is aangebroken, wel het voor naturalisatie vereiste taalniveau Nederlands halen. Zoals ook opgemerkt in het antwoord op vraag 2, geschiedt naturalisatie immers ten minste enkele jaren na afronding van het inburgeringstraject. Het Nederlanderschap wordt overigens niemand voor altijd onthouden. Het Nederlanderschap kan worden verkregen via een naturalisatieprocedure of via een optieprocedure. In de optieprocedure geldt de naturalisatietoets niet. Opteren voor het Nederlanderschap is na een periode van vijftien jaar legaal verblijf in het Koninkrijk mogelijk voor vreemdelingen die a) ten minste drie jaar gehuwd zijn met (of geregistreerd partner zijn van) een Nederlander of b) 65 jaar of ouder zijn.
Waarom heeft u er niet voor gekozen om net als in de nieuwe inburgeringswet rekening te houden met het feit dat taalniveau B1 niet voor alle nieuwkomers haalbaar is?
In het regeerakkoord is opgenomen dat zowel voor inburgering als voor naturalisatie de taaleis wordt verhoogd naar B1 van het Referentiekader. Deze verhoging van het taalbeheersingsniveau bij naturalisatie past bij het uitgangspunt dat het Nederlanderschap iets is om trots op te zijn en iets wat je moet verdienen. Ik beschouw naturalisatie als de bekroning van een geslaagde integratie en niet als een tussenstap naar verdere integratie. Iemand die met een laag taalbeheersingsniveau Nederlands zijn traject van de Wet inburgering heeft afgerond, kan – zoals gezegd – met de nodige inspanning heel goed enkele jaren later, als het moment van naturaliseren is aangebroken, wel het voor naturalisatie vereiste taalniveau Nederlands halen. Er geldt een ontheffing van de naturalisatietoets op grond van een psychische of lichamelijke belemmering of een verstandelijke beperking.
Heeft u rekening gehouden met de praktische gevolgen voor nieuwkomers als zij geen Nederlander kunnen worden, zoals bij sollicitatie, reizen of afsluiten van een abonnement?
Het bezit van het Nederlanderschap is naar het oordeel van het kabinet niet noodzakelijk voor participatie op de arbeidsmarkt. Juist het hebben voldaan aan de inburgeringsplicht leidt tot een goede entree op de arbeidsmarkt. Daarbij teken ik aan dat niemand de kans op het Nederlanderschap volledig wordt ontnomen, zoals toegelicht in het antwoord op vraag 4. Ook reizen en het sluiten van een abonnement zijn voor niet-Nederlanders mogelijk.
Heeft u onderzocht wat de gevolgen zijn voor nieuwkomers op de arbeidsmarkt als zij wel voldoen aan de inburgeringsplicht maar geen kans hebben op het Nederlanderschap?
Zie antwoord vraag 6.
Vindt u het wenselijk dat deze wijziging de naturalisatietoets tot gevolg heeft dat tienduizenden nieuwkomers die hier ingeburgerd zijn en jarenlang wonen geen stemrecht krijgen?
Het door zo veel mogelijk ingezetenen kunnen deelnemen aan verkiezingen voor volksvertegenwoordigende gremia is in een democratie als Nederland een groot belang. Het is echter niet zo dat om die reden verlening van het Nederlanderschap zou moeten worden vereenvoudigd. Overigens hebben personen die geen Nederlander zijn na vijf jaar rechtmatig verblijf passief en actief kiesrecht voor de gemeenteraad.
Bent u bereid voor het Nederlanderschap net als bij de inburgeringsplicht rekening te houden met het wat individueel haalbaar is?
Begin december 2020 is de consultatie van het ontwerpBesluit naturalisatietoets 2021 gesloten. In mijn brief van 17 december 2020 heb ik uw Kamer bericht dat aan de hand van de ontvangen reacties wordt bezien of het ontwerp aanpassing behoeft. Daarbij betrek ik tevens de door uw Kamer aangenomen motie van de leden Van Dijk en Van den Berghe (32 824, nr. 308) van 12 november 2020.
Het bericht dat een lesbische asielzoekster dreigt teruggestuurd te worden naar Nigeria |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Staatssecretaris wil Happy, de met kokend water overgoten lesbienne uitzetten naar Nigeria»?1
Ja.
Klopt het dat in Nigeria via de media bekend is geworden dat de in het bericht genoemde asielzoekster in Nederland is aangevallen omdat zij lesbienne is? Zo nee, wat klopt er dan niet?
Dit is mij niet bekend.
Deelt u de mening dat iemand die in Nigeria bekend staat als lhbti gevaar loopt? Zo ja, welke gevolgen heeft dat voor het asielbeleid van Nederland ten aanzien van Nigeria? Zo nee, waaruit blijkt dat er geen sprake is van dergelijk gevaar?
Ik ben het met u eens dat de situatie voor lhbt personen in Nigeria zorgelijk is. Om deze reden zijn lhbt’s in het landgebonden asielbeleid voor Nigeria dan ook aangemerkt als een risicogroep. Dit betekent dat, indien er sprake is van geloofwaardige en individualiseerbare verklaringen, een vreemdeling met geringe indicaties aannemelijk kan maken dat problemen die verband houden met diens lhbt-schap leiden tot een gegronde vrees voor vervolging.
Is het waar dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in besluitvorming rondom de beoordeling van een asielaanvraag waarbij de homoseksuele gerichtheid een rol speelt «het proces van de ontwikkeling van de gerichtheid» laat meewegen? Zo ja, waarom?
Bij de beoordeling van een asielaanvraag waarbij een beroep wordt gedaan op homoseksuele gerichtheid, maakt de IND gebruik van werkinstructie 2019/17. In deze werkinstructie ligt het zwaartepunt op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid en wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend. De vreemdeling wordt gevraagd toe te lichten hoe hij zich realiseerde dat hij lhbt was, hoe hij dat persoonlijk heeft beleefd, en hoe (en of) de omgeving gereageerd heeft.
Dit is echter anders dan het «bewustwordingsproces» zoals dit voorheen in de oude werkinstructie opgenomen stond. Het betekent namelijk niet dat de IND als uitgangspunt hanteert dat in alle gevallen een proces of een interne worsteling moet hebben plaatsgevonden voordat de vreemdeling zijn lhbt-gerichtheid heeft geaccepteerd. Echter, er mag wel verwacht mag worden dat bij een vreemdeling die afkomstig is uit een land waar men lhbt-gerichtheid niet accepteert en waar dit mogelijk strafbaar is gesteld, sprake zal zijn van een (denk)proces waarin de vreemdeling zich onder andere voor de vraag gesteld ziet wat het betekent om anders te zijn dan hetgeen de maatschappij (en de wet) verwacht/verlangt en op welke wijze hij daaraan invulling wil en kan geven.
Zoals ook uit de werkinstructie blijkt, zal de IND hier vragen over stellen en de verklaringen van de vreemdeling hierover meewegen bij de beoordeling of het lhbti-schap geloofwaardig wordt geacht. Deze verklaringen moeten, integraal gezien, een authentiek verhaal vormen.
Ik herken niet het beeld dat er nog steeds wordt getoetst aan een «bewustwordingsproces». Zoals gezegd ligt de nadruk op de eigen ervaringen van de vreemdeling en de persoonlijke beleving van de seksuele gerichtheid.
Deelt u de mening dat er tussen de woorden «het proces van de ontwikkeling van de gerichtheid» en «bewustwordingsproces» geen relevant inhoudelijk verschil zit? Zo ja, waarom wordt «het proces van de ontwikkeling van de gerichtheid» dan toch gebruikt? Wat gaat u alsnog doen om ervoor te zorgen dat de IND dit, zoals eerder is afgesproken, niet meer mee laat wegen? Zo nee, waaruit bestaat het verschil dan wel?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u voornemens om, mede naar aanleiding van de bevindingen van LGTB Asylum Support, een extern onafhankelijk onderzoek te laten houden naar de wijze waarop de IND sinds de nieuwe werkinstructie uit 2018 asielaanvragen met een lhbti-achtergrond beoordeelt? Zo ja, op welke termijn gaat u hier voor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik zie geen aanleiding om naar aanleiding van de bevindingen van LGBT Asylum Support een extern onafhankelijk onderzoek te starten. Momenteel is het WODC bezig met een evaluatie van de geloofwaardigheidsbeoordeling, aan de hand van de nieuwe werkinstructies, van lhbt- en bekeringszaken door de IND. Zodra dit onderzoek is afgerond zal ik uw Kamer hierover informeren.
Het bericht ‘27.000 statushouders moeten volgend jaar huis krijgen’ |
|
Daniel Koerhuis (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «27.000 statushouders moeten volgend jaar huis krijgen»?1
Ja.
Deelt u de zorg dat de taakstelling om 27.000 statushouders te huisvesten heel ingewikkeld is voor veel gemeenten?
Ja, die zorg deel ik. Met name omdat de taakstelling voor 2021 substantieel hoger is dan de taakstelling van 13.000 van afgelopen jaar. Deze hoge taakstelling stelt gemeenten voor een enorme huisvestingsopgave in een moeilijke tijd vanwege bestaande woningtekorten. Aan de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie (LRT) van 28 oktober jongstleden heb ik daarom samen met de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal overleg (IPO) en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) besproken hoe gemeenten geholpen kunnen worden om deze piek zo goed mogelijk op te vangen. In een brief van de LRT van 3 november jongstleden, zijn ondersteuningsmaatregelen aangekondigd die gemeenten moeten helpen bij het halen van deze forse taakstelling.
Wat is het effect op de wachtlijsten voor sociale huurwoningen als (een groot deel van) die 27.000 statushouders worden gehuisvest in sociale huurwoningen? Hoe waarschijnlijk is dit zonder extra maatregelen?
Wat precies het effect is van de komende taakstelling op de wachtlijsten voor de sociale huurwoningen is mij niet bekend, maar duidelijk is dat bij een gelijkblijvend aanbod en een toenemende vraag, de druk toeneemt. Nog belangrijker dan de toewijzing van woningen is daarom de beschikbaarheid van voldoende woningen. Door veel partijen wordt daarom gezamenlijk hard gewerkt om het aanbod te vergroten. Daarbij is het van belang te zorgen voor meer flexibiliteit op de woningmarkt en betere aansluiting met de asielopvang te creëren. Het kabinet heeft daarom al eerder 3 miljoen euro beschikbaar gesteld voor een tiental pilots waarbij wordt geëxperimenteerd met flexibele opvang- en/of huisvestingsoplossingen. Te denken valt aan het tijdelijk en gemixt huisvesten van verschillende doelgroepen alsook het aanbieden van opvangoplossingen in de buurt van de gemeente van uitplaatsing. De eerste pilots zijn gestart (zie ook het antwoord op vraag 5).
Eveneens wijs ik op het beschikbaar stellen van 50 miljoen euro voor 2020 als stimulans voor de bouw van (flexibele) huisvesting voor kwetsbare groepen. Deze woningen kunnen doorgaans snel geplaatst worden, doordat een impuls wordt gegeven aan concrete projecten die snel te realiseren zijn. Een deel van deze projecten voorziet ook in de huisvesting van statushouders. In 2021 zal het Kabinet nogmaals 50 miljoen euro vrijmaken voor de huisvesting van kwetsbare groepen.
Volledigheidshalve merk ik nog op dat tijdige huisvesting niet alleen in het belang van statushouders is, maar ook in het belang van de Nederlandse samenleving. Dan kunnen zij tenslotte sneller participeren in en bijdragen aan de Nederlandse samenleving. Bovendien zorgt een snelle doorstroom naar huisvesting ervoor dat de maatschappelijke impact en financiële kosten die gepaard gaan met de opvang van asielzoekers beperkt worden gehouden.
Deelt u de mening dat gemeenten ook aan hun taakstelling voldoen als (een groot deel van) die 27.000 statushouders worden gehuisvest in sobere tijdelijke huisvesting?
Gemeenten zoeken veelal in samenwerking met corporaties naar passende woonruimte voor verschillende doelgroepen in de gemeente, ook voor asielzoekers waarvan is bepaald dat zij verblijfsrecht in Nederland hebben. Dat kunnen sociale huurwoningen zijn, maar gemeenten kunnen er ook voor kiezen om bepaalde doelgroepen op een andere wijze te huisvesten, zoals in verbouwde kantoren of zorgvastgoed, in verplaatsbare woningen of in een gemengd wonen project. Als statushouders op deze manieren worden gehuisvest, telt dat gewoon mee in het behalen van de taakstelling.
Hoe lopen de pilots tijdelijke huisvesting statushouders in Rotterdam, Haarlemmermeer en Castricum?
De projecten bevinden zich in verschillende stadia van planvorming en voorbereiding. De belangrijkste knelpunten, die naar voren komen in de pilots zijn de rendabiliteit van de business case en het vormgeven van burgerparticipatie op een efficiënte, maar gedegen wijze.
Bent u bereid om meer pilots in gemeenten te starten, om te voorkomen dat volgend jaar (grote) problemen ontstaan bij het huisvesten van statushouders?
Ja. Ik zal voor volgend jaar binnen de extra middelen voor de huisvesting van kwetsbare groepen € 3 miljoen beschikbaar stellen voor voorbeeldprojecten die voorzien in de flexibele huisvesting van vergunninghouders en andere doelgroepen. Vereisten daarbij zijn dat gemeenten deze projecten snel realiseren en dat ze grotendeels bestemd zijn voor statushouders. Hiermee bouwen we verder op de bestaande pilots, maar sluiten we ook aan bij de vraagstukken en mogelijkheden van gemeenten en bij de ervaringen die reeds in de praktijk zijn opgedaan.
Hoe lang duurt het gemiddeld tot tijdelijke woningen of flexwoningen kunnen worden geplaatst?
Hoe lang het duurt voordat met de bouw/plaatsing van flexwoningen kan worden gestart, is mede afhankelijk van de vraag of het project voldoet aan het geldende bestemmingsplan. Indien dat het geval is, kan een vergunning sowieso binnen 8 weken worden verleend en in werking treden. Als het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, duurt de procedure om tot vergunningverlening te komen in principe zes maanden. De fase voorafgaand aan de indiening, de planontwikkeling, van een aanvraag neemt vaak de meeste tijd in beslag, blijkt uit het onderzoek De bouw van tijdelijke woningenvan het Expertisecentrum Flexwonen2, onder meer vanwege ambtelijke voorbereiding en afstemming, onderzoek en participatie. Veruit de meeste projecten voor tijdelijke en flexibele woningbouw worden ondanks een soms lange planvormingsfase nog steeds sneller gerealiseerd dan reguliere woningbouw.
Welke maatregelen ziet u om procedures voor het plaatsen van tijdelijke woningen of flexwoningen te versnellen?
Via zogeheten Versnellingskamers Flexwonen bied ik gemeenten actief ondersteuning aan bij het verkorten van de planfase. Gemeenten doen hier ook steeds vaker een beroep op.
Daarnaast is het op grond van artikel 4 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (de zo wel genoemde kruimellijst) al mogelijk gemaakt om voor transformaties van bijvoorbeeld kantoren naar wonen, vergunningen voor de afwijking van het bestemmingsplan met de reguliere procedure (binnen acht weken) te verlenen. Dat geldt ook voor tijdelijke nieuwbouw in afwijking van het bestemmingsplan met een duur van maximaal tien jaar.
Een beperking in die mogelijkheid geldt echter voor projecten waarvoor beoordeeld moet worden of een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Dat is bijvoorbeeld aan de orde bij een zogenoemd stedelijk ontwikkelingsproject. Ook als is geoordeeld dat voor zo’n project geen milieueffectrapport behoeft te worden gemaakt, geldt toch dat de uitgebreide voorbereidingsprocedure (zes maanden) moet worden toegepast.
Via de Crisis- en herstelwet is al een experiment mogelijk gemaakt om aanvullend de reguliere procedure toe te passen. Maar ook daar is er de beperking dat alleen projecten voor aanwijzing in aanmerking kunnen komen, als van te voren al duidelijk is dat daarvoor geen milieueffectrapport opgesteld hoeft te worden. Om de aanwijzing van projecten verder te kunnen verruimen, zal ik de regeling van dit experiment zo aanpassen dat voor aangewezen projecten alleen de uitgebreide procedure hoeft te worden toegepast als wordt vastgesteld dat er een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Omdat na deze wijziging uit het experiment zelf voortvloeit dat de uitgebreide procedure moet worden toegepast als een milieueffectrapport opgesteld moet worden, ontstaat er een veel ruimere mogelijkheid projecten hiervoor aan te wijzen. En omdat voor het merendeel van de projecten geen milieueffectrapport hoeft te worden opgesteld, zal de reguliere procedure daardoor ook veel vaker van toepassing kunnen zijn. Ik zal hiertoe op korte termijn een wijziging meenemen in de twintigste tranche van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, opdat deze mogelijkheid ook optimaal benut kan worden voor de bouw van (tijdelijke of flexibele) woningen.
Bent u bereid om voor het einde van het jaar met spoedwetgeving te komen, bijvoorbeeld onder de Crisis-en herstelwet, om tijdelijke woningen of flexwoningen bijvoorbeeld binnen 6 maanden te kunnen plaatsen en om te voorkomen dat volgend jaar (grote) problemen ontstaan bij het huisvesten van statushouders?
Met de hierboven beschreven wijziging in de twintigste tranche van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, is er geen aparte spoedwetgeving nodig om tijdelijke woningen of flexwoningen binnen 6 maanden te kunnen plaatsen en geef ik eveneens invulling aan de aangenomen motie van de leden Koerhuis en Terpstra3, ingediend tijdens het wetgevingsoverleg Wonen en Ruimte van 9 november jl.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het wetgevingsoverleg Wonen en Ruimte?
Gegeven de beperkte tijdspanne is dat niet gelukt.
De voortgang van de evacuatie van asielzoekers van het Griekse eiland Lesbos |
|
Bram van Ojik (GL) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht dat het nieuwe tentenkamp Kara Tepe dat door de Griekse autoriteiten is ingericht, qua leefomstandigheden nog verschrikkelijker is dan het afgebrande kamp Moria?1
Ja.
Klopt het dat mensen zich moeten wassen in de zee bij gebrek aan sanitair? Zo ja, wat betekent dit voor de gezondheid van deze mensen?
Klopt het dat er geen medische zorg beschikbaar is voor de mensen die in het nieuwe tentenkamp verblijven? Zo ja, wat betekent dit voor de gezondheid van deze mensen?
Klopt het dat de tenten bij regenbuien onder water komen te staan? Zo ja, wat betekent dit voor de gezondheid van deze mensen?
Klopt het dat mensen op Lesbos verblijven op met lood vergiftigde grond? Zo ja, wat betekent dit voor de gezondheid van deze mensen?
Zijn de Griekse autoriteiten al begonnen met het afbouwproces van Kara Tepe en Pikpa, dat volgens uw brief van 26 oktober voor eind 2020 gebeurd moet zijn?2
De Griekse autoriteiten zijn momenteel bezig met het overplaatsen van kwetsbare vluchtelingen en migranten vanuit Lesbos naar het vasteland. Dit betreft ook kwetsbare vluchtelingen en migranten die in Pikpa en Kara Tepe verblijven. Pikpa is inmiddels leeg. Op 30 oktober jl. werden de laatste 74 inwoners overgebracht naar Kara Tepe. Momenteel verblijven nog circa 900 mensen in Kara Tepe. Griekse autoriteiten zijn voornemens om ook Kara Tepe voor het einde van het jaar te sluiten.
Wat voor opvang is Griekenland voornemens in te richten voor de «niet-kwetsbare personen» die Griekenland niet naar het vasteland wil evacueren? Zal deze opvang voldoen aan Europese normen en waarden?
De Griekse autoriteiten en de Europese Commissie zijn bezig met de wederopbouw en verbetering van opvang-, asiel- en terugkeerfaciliteiten op Lesbos. Hier zullen de vluchtelingen en migranten die nu nog op Lesbos aanwezig zijn, worden ondergebracht. Voor deze nieuwe faciliteiten worden de geldende internationale en Europese standaarden gehanteerd. Alle betrokkenen zijn vastberaden om deze standaarden te handhaven. In dit kader voorziet de Europese Commissie ook een Europese rol in het management van de faciliteiten.
Is de door de Europese Commissie aangekondigde taskforce voor het verbeteren van de opvang op de Griekse eilanden inmiddels ingesteld en operationeel? Zo nee, op welke termijn gaat dit gebeuren? Zo ja, welke vorderingen zijn inmiddels door de taskforce geboekt?
Zie antwoord vraag 2 t/m 5.
Hoeveel kinderen zijn inmiddels vanaf Lesbos geëvacueerd en in Nederland opgevangen?
Het Nederlandse aanbod betreft 100 personen, waarvan 50 amv en 50 personen in gezinsverband met minderjarigen. Momenteel zijn bijna alle alleenstaande minderjarige vluchtelingen (amv) die verbleven in de hotspots op de Griekse eilanden, waaronder circa 400 amv vanuit Moria, overgebracht naar het Griekse vasteland. Er zijn nog geen amv of gezinnen met minderjarigen vanuit Griekenland naar Nederland overgebracht.
Momenteel zijn de voorbereidingen voor de herplaatsing vanuit Griekenland naar een tiental bereidwillige lidstaten, waaronder Nederland, gaande onder coördinatie van de Europese Commissie. Dit vergt tijd, mede met het oog op zorgvuldigheid en vertragende omstandigheden zoals COVID-19. Alle betrokken partijen werken eraan om de herplaatsing zo snel mogelijk en zo zorgvuldig mogelijk te realiseren.
Ik heb uw Kamer reeds toegezegd hier nader over te informeren.3 Dat zal ik voor de begrotingsbehandeling doen.
Op welke termijn verwacht u alle honderd kinderen die Nederland heeft aangegeven te willen opnemen, in Nederland te hebben opgevangen?
Zie antwoord vraag 9.
Heeft Nederland ondersteuning en/of middelen aangeboden aan Griekenland voor het evacueren van kinderen vanaf Lesbos? Zo nee, bent u daartoe alsnog bereid?
Ik heb naar aanleiding van de branden in Moria meermaals contact gehad met mijn Griekse counterpart en aangeboden Griekenland te ondersteunen waar nodig. Daarbij heb ik aangeboden om 100 kwetsbare personen te herplaatsen naar Nederland. Tevens heb ik gemeld dat de amv die zijn overgeplaatst naar het vasteland intrek konden nemen in de opvang die in het kader van het Grieks-Nederlandse samenwerkingsverband is gerealiseerd.
De overplaatsing vanaf Lesbos ligt primair bij de Griekse autoriteiten. Hierbij worden zij ondersteund door de Europese Commissie en internationale organisaties, zoals IOM. Zo heeft de Europese Commissie Griekenland ondersteund met het overplaatsen van circa 400 amv vanuit Lesbos naar het Griekse vasteland. Dit is direct na de branden in Moria binnen 1,5 dag gerealiseerd. Naar opgave van de Griekse autoriteiten zijn hiermee nagenoeg alle amv op Lesbos overgebracht. De Europese lidstaten, waaronder Nederland, hebben geen verzoek gehad van Griekenland om hierbij ondersteuning te bieden.
Bent u bereid om, gelet op de nu voortdurende humanitaire noodsituatie op Lesbos, meer kinderen inclusief hun ouders in Nederland op te vangen en de mogelijkheid te geven hun asielverzoek te laten behandelen? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment zie ik geen reden om het aanbod voor de herplaatsing van 100 personen, dat namens het kabinet bij uitzondering is gedaan, te verhogen. Bovendien biedt herplaatsing geen structurele oplossing. Het is zaak dat mensen ter plekke zo snel mogelijk worden voorzien in hun noden en Griekenland zorgt voor de benodigde structurele verbeteringen. Nederland biedt Griekenland hierbij de nodige ondersteuning.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor aanvang van het AO van 11 november a.s. inzake de aanstaande JBZ-raad?
Het is mijn streven om deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
De verblijfstitel voor personen tijdens de coronatijd in Nederland |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Wanneer is er sprake van een overmachtssituatie op grond waarvan een vreemdeling Nederland niet op tijd kan verlaten? Geldt daarbij alleen het feit dat er geen reismogelijkheid naar het eigen land is of kunnen daarbij ook andere, bijvoorbeeld meer persoonlijke, redenen gelden? Zo ja, welke?1
Er ontstaat een overmachtssituatie wanneer de vreemdeling kan aantonen dat een eerder vertrek niet mogelijk was vanwege reisbeperkingen in het kader van COVID-19.
In hoeverre wordt de ernst van de coronasituatie in het land van herkomst of maatregelen die in dat land gelden ten aanzien van de inreis van personen met de nationaliteit van dat land meegewogen bij het beoordelen of de overstay van een vreemdeling toegestaan is en dus niet kan leiden tot een inreisverbod naar het Schengengebied?
De ernst van de coronasituatie in het land van herkomst wordt niet meegewogen aan de grens. Als de maatregelen in een land de inreis beperken, wordt dit wel meegewogen aan de grens (zie ook het antwoord op vraag 1).
In hoeverre speelt het een rol bij het bepalen over overstay toegestaan is of een vreemdeling een partner met de Nederlandse nationaliteit in Nederland heeft?
Dit wordt niet meegewogen aan de grens. Partners van personen met de Nederlandse nationaliteit kunnen onder voorwaarden voor een bepaalde duur legaal verblijven in Nederland. Bij overstay is per definitie sprake van een verblijf langer dan toegestaan. Bij de beoordeling van de overmachtssituatie is het daarom niet relevant op welke grondslag het legale verblijf plaatsvond, maar enkel of de overstay al dan niet toe te rekenen is aan de betreffende persoon.
Deelt u de mening dat, in het geval een vreemdeling een Nederlandse partner in Nederland heeft en het risico bestaat dat er vanwege de coronapandemie bij uitreis de partners elkaar mogelijk voor lange tijd niet kunnen zien, coulant moet worden omgegaan met de regels voor overstay en dat inreisverboden niet gewenst zijn, ook niet in het geval de partner formeel wel de mogelijkheid heeft om naar het eigen land terug te keren? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat deze coulance betracht gaat worden? En op welke manier wordt de coulance dan toegepast? Zo nee, waarom niet?
Zoals toegelicht in de antwoorden op uw eerdere Kamervragen d.d. 4 september 2020 (antwoorden ontvangen d.d. 26 oktober 2020) inzake de verblijfstitel voor personen tijdens de coronatijd in Nederland zonder visumplicht, wordt coulance betracht in het geval de overstay het gevolg is van een overmachtssituatie. In die gevallen wordt geen inreisverbod opgelegd. Wat betreft het door uw genoemde risico wijs ik u graag op de regeling langeafstandsrelaties waar uw Kamer eerder over is geïnformeerd.
Het bericht 'Spanje scheidt migrantenkinderen van hun ouders' |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Spanje scheidt migrantenkinderen van hun ouders»?1 Wat is uw reactie op het bericht?
Ik heb kennisgenomen van deze berichtgeving. De beschreven situatie doet zich voor tijdens het identificatieproces, bij het vermoeden van kindersmokkel of identiteitsfraude. In de asielprocedure zelf worden kinderen niet gescheiden van de ouders.
Uit onder meer het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind en de Opvangrichtlijn volgt, dat het in beginsel niet in het belang van het kind is om te worden gescheiden van zijn ouders. Het is belangrijk dat deze rechten worden geborgd. Het scheiden van (een van) de ouders van hun kinderen mag dan ook slechts in uitzonderlijke situaties gebeuren en met name indien er concrete aanwijzingen zijn dat dit in het belang is van het kind, bijvoorbeeld indien het kind het slachtoffer is of dreigt te worden van misbruik of verwaarlozing. Het zonder goede reden scheiden van de ouder(s) van de kinderen betekent inderdaad een schending van internationaal erkende kinderrechten.
Tegelijkertijd moet, gezien de omvangrijke irreguliere migratie met smokkelschepen vanuit Noord- en West-Afrika, ook het risico op kindersmokkel- en handel worden onderkend. Het Spaanse Openbaar Ministerie heeft in dit kader een protocol geformuleerd waarin wordt gesteld dat, indien migranten bij aankomst niet kunnen aantonen familie te zijn, betrokkenen worden gescheiden totdat dit middels DNA-onderzoek alsnog is aangetoond. Het streven is om uiterlijk na 14 dagen de resultaten van dergelijk onderzoek binnen te hebben. In geheel Spanje zouden in 2020 ca. 650 DNA-onderzoeken zijn uitgevoerd, waarbij voor zover nu bekend alleen bij twaalf zaken op de Canarische Eilanden daadwerkelijk is overgegaan tot het toepassen van het protocol (d.w.z. scheiding van volwassenen en kind). Dit vond plaats tegen de achtergrond van een sterke toename van het aantal irreguliere aankomsten op de Canarische Eilanden die de capaciteit van de voorzieningen aldaar te boven ging.
Naar aanleiding van de berichtgeving heeft de Spaanse Staatssecretaris van migratie per direct twee opvanglocaties op de Canarische Eilanden beschikbaar gesteld voor gezinnen die in afwachting zijn van de DNA-resultaten, zodat er in het vervolg geen kinderen meer van de ouders gescheiden worden. Ook heeft de Spaanse Nationale ombudsman een onderzoek gelast naar de gang van zaken.
Deelt u de mening dat de scheiding van minderjarige migranten van hun ouders een grove schending is van internationaal erkende kinderrechten? Zo ja, kunt u uw antwoord toelichten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat zo snel mogelijk een einde moet komen aan het scheiden van kinderen van hun ouders en dat reeds gescheiden kinderen en ouders op korte termijn moeten worden herenigd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u contact met uw Spaanse ambtsgenoot opgenomen om uw afkeur van deze praktijken kenbaar te maken? Zo ja, welk resultaat heeft dit opgeleverd of verwacht u? Zo nee, waarom niet en gaat u alsnog contact opnemen?
Zoals eerder genoemd heeft de Spaanse Staatssecretaris voor migratie direct actie ondernomen naar aanleiding van de berichtgeving en heeft de Spaanse Nationale ombudsman een onderzoek ingesteld.
Voor zover mij bekend geldt in alle EU-lidstaten het uitgangspunt dat kinderen niet worden gescheiden van hun ouders gedurende de asielprocedure en doet dit zich in de andere lidstaten ook in de praktijk niet voor.
In de voorstellen op het gebied van asiel en migratie, die de Europese Commissie op 23 september jl. presenteerde, vraagt de Commissie expliciet aandacht voor de situatie en behandeling van kwetsbaren2. Zo stelt de Commissie dat het Europese netwerk voor voogdijschap moet worden versterkt, er adequate alternatieven moeten zijn voor detentie en dat snelle gezinshereniging moet worden bevorderd. Ook moet de opvang geschikt zijn voor kinderen en moeten kinderen toegang hebben tot juridische bijstand, onderwijs en integratiediensten. De Commissie benoemt daarbij ook het belang van het tijdig identificeren van mogelijke slachtoffers van mensensmokkel als een belangrijk uitgangspunt.
Gelet op de ondernomen acties van de Spaanse autoriteiten, het lopende onderzoek van de Spaanse Ombudsman en de (concrete) ambities van de Commissie ten aanzien van de positie van (alleenstaande) minderjarige migranten, acht ik het niet nodig om hier apart aandacht voor te vragen.
Bent u op de hoogte van het scheiden van kinderen van hun ouders als onderdeel van asielprocedures in andere Europese lidstaten?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om in Europees verband deze praktijken door Spanje af te keuren en op te roepen dat overal in Europa kinderen en hun ouders uitsluitsel over hun asielprocedures in gezamenlijkheid moeten kunnen afwachten? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht dat gemeenten subsidie krijgen om overlastgevende asielzoekers bezig te houden |
|
Emiel van Dijk (PVV) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Deelt u de mening dat overlastgevende asielzoekers niet moeten worden gepamperd met allerlei projectjes en overheidssubsidies en het behoud van hun eigen buslijn, maar juist Nederland moeten worden uitgezet? Zo nee, waarom niet?1
Nederland biedt bescherming aan mensen die vluchten voor oorlog, geweld of vervolging. Er is draagvlak voor de opvang van asielzoekers in Nederland, maar dit wordt ondermijnd door een kleine groep asielzoekers die zorgt voor overlast en criminaliteit. Deze overlastgevers zijn een zware belasting voor onder meer omwonenden, winkeliers, openbaar vervoerders, medewerkers van de migratieketen en medebewoners van opvanglocaties. Dit is onaanvaardbaar en de aanpak van deze groep overlastgevende en criminele asielzoekers heeft mijn absolute prioriteit. Ik zet dan ook in op een harde, integrale aanpak van overlast in samenwerking met organisaties in de migratieketen (COA, DT&V, IND), gemeenten, politie en het OM. Bij crimineel gedrag wordt aangifte gedaan, zodat de strafrechtketen strafrechtelijke maatregelen kan treffen.
Ik heb uw Kamer bij brief van heden geïnformeerd over de maatregelen die ik tref in de aanpak van overlastgevende asielzoekers. Bij die aanpak ben ik gebonden aan (inter)nationale wet- en regelgeving, maar daarbinnen zoek ik de grenzen op om de overlast terug te dringen. Gezien het feit dat iedereen recht heeft op een eerlijke asielprocedure, is het niet mogelijk asielzoekers in afwachting van hun asielprocedure Nederland uit te zetten op grond van het veroorzaken van overlast. Bij overlastgevers die geen rechtmatig verblijf in Nederland hebben wordt altijd gekeken of gedwongen vertrek mogelijk is.
Samen met alle betrokken partijen zoek ik voortdurend naar mogelijkheden om de bestaande maatregelen uit te breiden of aan te scherpen.
Deelt u de mening dat de ongein met al die gelukszoekers die u Nederland heeft binnen gelaten wel lang genoeg geduurd heeft en het tijd wordt voor echte oplossingen in plaats van pappen en nathouden ten koste van de Nederlanders en hun zuurverdiende belastingcenten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom wringt u zich in allerlei bochten, bedenkt u allemaal projectjes en smijt u met belastinggeld om overlastgevende asielzoekers vooral in Nederland te blijven opvangen, terwijl het toch echt véél goedkoper is (en rechtvaardiger) om ze de grens over te zetten?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor de behandeling van de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid?
Ja.
Het artikel 'In adoptiezaken is verjaring ongewenst' |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens met betrekking tot de verjaring van afstammingskwesties?1
Ik ben bekend met jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in afstammingskwesties. In het artikel waaraan in de vraagstelling wordt gerefereerd, wordt als voorbeeld de civiele procedure van mevrouw Butink tegen de Staat aangevoerd.2 In deze zaak heeft de eisende partij zich beroepen op jurisprudentie van het EHRM met betrekking tot de verjaring. In de uitspraak heeft de rechtbank gemotiveerd uiteengezet dat de onderliggende zaken in genoemde EHRM jurisprudentie niet vergelijkbaar zijn met de zaak Butink. Nu de zaak Butink nog vatbaar is voor hoger beroep, past het mij niet hierover inhoudelijke uitspraken te doen.
Op welke wijze worden de positie en de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens meegenomen in het rapport van de Commissie Onderzoek Interlandelijke Adoptie (COIA) dat begin volgend jaar verschijnt?
De COIA is onafhankelijk. Het is mij niet bekend of en op welke wijze de positie en jurisprudentie van het EHRM wordt meegenomen in haar rapport. Het onderzoek is bovendien nog in uitvoering. Wel is inmiddels bekend dat de COIA geen uitspraken zal doen in termen van schuld en aansprakelijkheid, al dan niet in strafrechtelijke zin. Dit blijkt uit een brief die ik ontving van de voorzitter van de COIA, waarvan ik op 13 oktober jongstleden een afschrift naar uw Kamer heb verzonden.3 Dit vermindert echter niet de betekenis die de COIA kan geven aan de omstandigheden waaronder in het verleden adopties plaatsvonden. Zoals ik ook heb aangegeven in de beantwoording van de vragen van de leden Van Nispen en Van der Staaij, zijn na verloop van tijd de feiten en omstandigheden waarop vermeend onrechtmatig handelen betrekking heeft, niet goed vast te stellen in juridische zin.
Dit onderstreept juist het belang van het onderzoek van de COIA, waarin de eventuele misstanden en de betrokkenheid van de Nederlandse overheid daarbij in algemene zin in beeld worden gebracht.4
Het landgebonden asielbeleid ten aanzien van Armenië en Azerbeidzjan |
|
Joël Voordewind (CU), Jasper van Dijk (SP), Bram van Ojik (GL) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Burgers zoeken een veilig heenkomen terwijl het geweld escaleert in Nagorno-Karabach»?1
Ja.
Klopt het dat inmiddels niet alleen de regio Nagorno-Karabach te kampen heeft met escalerend geweld, maar ook andere grensgebieden tussen Armenië en Azerbeidzjan?
Ten tijde van het stellen van uw vragen was dat inderdaad het geval. Op 10 november jl. werd bekend dat Rusland, Armenië en Azerbeidzjan een overeenkomst hebben gesloten om het gewapende conflict te beëindigen. Inmiddels is een Russische vredesmacht aangekomen in de regio Nagorno-Karabach, die gaat toezien op de naleving van de overeenkomst. Ik zal de situatie uiteraard nauwlettend blijven volgen.
Is het escalerende geweld voor u aanleiding om het landgebonden beleid ten aanzien van Armenië en/of Azerbeidzjan te herzien? Zo nee, waarom niet?
Ik heb uw Kamer vandaag per separate brief geïnformeerd over de wijzigingen van het landgebonden asielbeleid ten aanzien van Azerbeidzjan. Deze wijzigingen zijn gebaseerd op de situatie gedurende de verslagperiode waarover in het algemeen ambtsbericht van 2 juli 2020 wordt gerapporteerd. Na de publicatie van dit ambtsbericht laaide het conflict om Nagorno-Karabach op. Ik zag tot nog toe geen aanleiding om het asielbeleid van Azerbeidzjan op basis hiervan verder aan te passen.
Nu inmiddels bekend is geworden dat Rusland, Armenië en Azerbeidzjan een overeenkomst hebben gesloten om het gewapende conflict te beëindigen, blijf ik de situatie nauwlettend volgen. Afhankelijk van de ontwikkelingen kan een nieuw (thematisch) ambtsbericht worden opgevraagd, waarbij dan wordt ingegaan op de veiligheidssituatie in Azerbeidzjan.
Bij brief van 27 maart 2020 liet ik uw Kamer weten te hebben besloten Armenië toe te voegen aan de nationale lijst van veilige landen van herkomst. Ik handhaaf de aanwijzing van Armenië als veilig land van herkomst. Ook voor Armenië geldt dat ik de situatie nauwlettend blijf volgen en tot beleidswijzigingen kan komen wanneer de situatie daar in de toekomst onverhoopt aanleiding toe geeft.
De asielaanvragen van asielzoekers uit Armenië blijven in spoor 2 worden behandeld. Aanvragen van deze vreemdelingen kunnen nog steeds worden afgewezen, waarna zij dienen terug te keren naar het land van herkomst.
Voor zowel Armeense als Azerbeidzjaanse asielzoekers geldt dat hun asielverzoek op de individuele omstandigheden wordt beoordeeld. Bij de beoordeling neemt de IND onder andere mee of deze persoon zich elders kan vestigen en zich daarmee aan een eventuele dreiging kan onttrekken. Personen met de Armeense etniciteit uit Nagorno-Karabach kunnen zich doorgaans in Armenië vestigen.
Acht u het momenteel verantwoord mensen uit te zetten naar Armenië en/of Azerbeidzjan, of is een besluit- en vertrekmoratorium op zijn plaats?
Ja, ik acht vertrek naar Armenië en Azerbeidzjan na afwijzing van een asielaanvraag verantwoord. In beginsel geldt voor beide landen dat terugkeer plaatsvindt naar de internationale luchthavens in de hoofdsteden.
Voor vreemdelingen die Nederland moeten verlaten, geldt dat in het kader van hun asielaanvraag is beoordeeld of zij bij terugkeer een reëel risico in de zin van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) lopen. Indien er geen sprake is van vrees voor vervolging dan wel een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer, is terugkeer is aan de orde. Bij de beoordeling wordt ook rekening gehouden met de actuele veiligheidssituatie in het land van herkomst.
Indien u geen besluit- en vertrekmoratorium overweegt voor Armenië en/of Azerbeidzjan, hoe verhoudt zich dat tot het negatieve reisadvies dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor Armenië en Azerbeidzjan heeft afgegeven?
De reisadviezen worden opgesteld om de Nederlandse burger die op reis gaat naar het betreffende land te helpen met de voorbereiding en indien nodig te waarschuwen voor eventuele veiligheidsrisico’s voor Nederlanders. De adviezen bedienen nadrukkelijk de Nederlandse reiziger en houden geen verband met het asielbeleid.
Is het escalerende geweld voor u reden om uw beleid te herzien ten aanzien van het opvoeren van Armenië als vestigingsalternatief voor Syriërs met een Armeens paspoort? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zie hiervoor het antwoord op vraag 3.
Het bericht 'IND ontdekt fraude met asielzoekers' |
|
Bente Becker (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «IND ontdekt fraude met asielzoekers»?1
Ja.
Kunt u de Kamer inzicht geven in de aard en de omvang van de fraude en op welk moment dit binnen de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) bekend is geworden en welk moment dit met u is gedeeld?
In 2018 heeft de IND de eerste signalen ontvangen die erop wezen dat er mogelijk sprake was van fraude binnen deze doelgroep. Om dit nader te onderzoeken heeft de IND een interdisciplinaire werkgroep opgezet. In februari 2020 heeft de werkgroep haar onderzoek afgerond en de maanden daarna is gewerkt aan de analyse van de resultaten. In de zomer ben ik schriftelijk geïnformeerd door de IND over de bevindingen.
De aard en omvang van de fraude is omschreven in mijn brief aan uw Kamer die gelijktijdig met deze beantwoording wordt verzonden en het onderzoeksrapport van de IND dat als bijlage aan de brief is toegevoegd.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat honderden asielzoekers ten onrechte verblijfspapieren lijken te hebben gekregen door te liegen over hun seksuele geaardheid en dat dit niet mag worden beloond? Zo nee, waarom niet?
Ik deel uw mening dat asielzoekers geen verblijfstitels zouden mogen verkrijgen door te liegen over hun seksuele geaardheid en dat dit niet zou mogen worden beloond. Daar waar mogelijk, zal de verleende verblijfsvergunning ook worden ingetrokken.
Binnen het asielrecht geldt dat indien een asielzoeker bij diens aanvraag een beroep doet op asielbescherming vanwege vervolging in het land van herkomst als gevolg van diens geaardheid of religie, de asielzoeker in principe de bewijslast draagt. Hij moet aannemelijk maken dat hij voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor asielbescherming. Dit is overigens niet anders dan bij andere asielmotieven. Dit volgt uit EU-recht en is ook vastgelegd in het nationale recht.
Wat de beoordeling van een asielaanvraag vanwege seksuele geaardheid anders maakt dan bij veel andere asielmotieven, is dat dit asielmotief veelal enkel door middel van verklaringen over een in de kern innerlijk proces aannemelijk kan worden gemaakt. Indien de verklaringen samenhangend en aannemelijk zijn bevonden en niet in strijd zijn met beschikbare algemene en specifieke informatie en indien vast is komen te staan dat de verzoeker in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd, zal veelal aan de vreemdeling het voordeel van de twijfel moeten worden gegund met betrekking tot de geloofwaardigheid.
Hierbij is het van belang te benoemen dat mede naar aanleiding van (Europese) jurisprudentie en de uitkomst van meerdere debatten tussen uw Kamer en het kabinet de eisen die aan de besluitvorming van de IND worden gesteld in de afgelopen jaren steeds hoger zijn geworden. Afwijzen van aanvragen van asielzoekers die twijfelachtige verklaringen afleggen over hun seksuele geaardheid is daarmee voor de IND niet eenvoudig. Daarbij komt dat door het, op goede gronden, openbaar maken van verschillende werkinstructies, de vreemdeling zich beter kunnen voorbereiden op hetgeen aan hen tijdens de gehoren wordt gevraagd.
Als onderdeel van het onderzoek naar de Oegandese asielzoekers heeft de IND onderzocht welke mogelijkheden er bestaan om tot intrekking van de verleende vergunningen over te gaan wanneer er sprake is van signalen van een oneigenlijk beroep op lhbti-gerichtheid als asielmotief. Om tot een intrekking over te kunnen gaan dient de IND aan te tonen dat er sprake is van een intrekkingsgrond. De bewijslast rust dus op de IND om aan te tonen dat onjuiste of valse gegevens zijn verstrekt, het gevoerde asielrelaas niet geloofwaardig is en de vreemdeling geen risico loopt op vervolging dan wel ernstige schade in het land van herkomst. De IND zal moeten bewijzen dat er zowel nu als destijds geen sprake is geweest van een terecht beroep op asielbescherming. Het toetsingskader ten behoeve van een intrekking is daarmee complex en de enkele omstandigheid dat er sterke twijfels zijn aan de geloofwaardigheid van de verklaringen, is in het licht van de op de IND rustende bewijslast onvoldoende om te concluderen dat er onjuiste gegevens zijn verstrekt en daarmee een grond bestaat voor intrekking van de vergunning.
Klopt het signaal dat het merendeel van de aan deze groep verstrekte verblijfsvergunningen niet kan worden ingetrokken omdat de IND moet aantonen dat het verhaal verzonnen is en de asielzoeker zelf niet hoeft te bewijzen dat hij of zij de feiten waarheidsgetrouw heeft weergegeven?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe is de bewijslastverdeling geregeld binnen het asielrecht met betrekking tot het aantonen van de geaardheid of religie als grond voor asiel in verband met risico op vervolging in het land van herkomst? Volgt deze bewijslastverdeling uit EU-recht of is de vaststelling van de bewijslastverdeling een nationale bevoegdheid?
Zie antwoord vraag 3.
Is het juist dat uit de Kwalificatierichtlijn (2011/95/EU) volgt dat intrekking van de verblijfsstatus mogelijk is wanneer de verkeerde voorstelling van feiten essentieel is geweest voor het verkrijgen van de verblijfsvergunning?
Het klopt dat dit volgt uit de Kwalificatierichtlijn, te weten artikel 14, tweede lid. Zoals ik echter ook bij het voorgaande antwoord heb uiteengezet is het vermoeden dat er onheus gebruik is gemaakt van een beroep op een bepaald asielmotief onvoldoende om over te gaan tot intrekking. Om tot intrekking over te kunnen gaan dient er concreet bewijs te zijn dat er onjuiste gegevens zijn verstrekt in de procedure die van doorslaggevend belang zijn geweest bij het toekennen van een vergunning.
Om deze reden ben ik, zoals ik ook heb aangegeven in het nota-overleg voor de JBZ-raad d.d. 6 oktober jl., voornemens dit vraagstuk nader te laten onderzoeken.
Bent u bereid om bij alle Oegandese asielzoekers – die de laatste jaren een verblijfsvergunning hebben gekregen in verband met risico op vervolging in verband met de geaardheid – te onderzoeken of zij de waarheid hebben gesproken over hun geaardheid?
In het onderzoek naar Oegandese asielzoekers, dat ik ook bij mijn brief van vandaag aan uw Kamer heb gevoegd, is reeds onderzocht in hoeveel zaken dit mogelijk is. Uit het onderzoek is gebleken dat in 36 van de 253 zaken een mogelijk voldoende grondslag bestaat om tot intrekking over te gaan. Momenteel heeft dit tot één intrekking geleid, de overige 35 zaken zijn nog in behandeling.
Bent u bereid de verblijfstatus te ontnemen als blijkt dat de feiten verkeerd zijn weergegeven die doorslaggevend zijn geweest voor de verlening van de verblijfsstatus? In hoeveel gevallen is dat mogelijk? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Uit welke andere herkomstlanden komen aanzienlijke aantallen asielzoekers die aangeven te vluchten uit vrees slachtoffer te worden in verband met hun geaardheid? Bestaat daarbij een vergelijkbaar risico op het liegen over de geaardheid? Zo ja, hoe gaat de IND om met dit risico om te voorkomen dat dit loont?
De IND registreert niet wat de geaardheid van asielzoekers is. Er kan dus niet aangegeven worden uit welke andere landen grote aantallen asielzoekers afkomstig zijn die een beroep doen op bescherming vanwege hun geaardheid. Wel kan gesteld worden dat de IND momenteel geen concrete signalen heeft ontvangen dat er op grote schaal misbruik wordt gemaakt van deze asielgrond en daarbij, zoals bij de Oegandese asielzoekers, gefaciliteerd worden door een actief netwerk. Wel is een herbeoordelingstraject opgestart naar misbruik van het bekeringsmotief door een groep Iraanse asielzoekers die ervan worden verdacht een bekeringsverhaal te hebben gekocht. Ik heb uw Kamer hierover geïnformeerd in mijn beantwoording op Kamervragen over dit onderwerp.2
Naar aanleiding van de opgedane kennis over Oegandese asielzoekers worden sinds 2018 Oegandese LHBTI-zaken zoveel mogelijk door ervaren IND-medewerkers behandeld met extra oog voor eventuele signalen dat er oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van het LHBTI-motief. Dit heeft reeds geleid tot een toename van afwijzingen van asielaanvragen van Oegandese asielzoekers met een LHBTI-motief in eerste aanleg.
Deelt u de mening dat het bewust verkeerd weergeven van de feiten in de asielprocedure nooit mag lonen, ook niet als dit niet van doorslaggevend belang kan zijn voor het verlenen van de verblijfsstatus? Zo ja, is het mogelijk liegen in de asielprocedure te sanctioneren met bijvoorbeeld een boete en bent u bereid dit ook te doen?
Ik ben het met de vraagsteller eens dat asielzoekers gedurende de gehele asielprocedure eerlijkheid moeten betrachten. Zoals aangegeven in het notaoverleg voor de JBZ-raad van 6 oktober jl., ben ik voornemens dit vraagstuk nader te onderzoeken. Bij dat onderzoek zal ik ook de vraag betrekken naar het doen van aangifte bij geconstateerd onjuist verklaren.
Het bericht 'Lange rijen bij registratie in Ter Apel' |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Hoe kan het dat in antwoorden op Kamervragen1 wordt gezegd dat «de opvanglocatie voor asielzoekers die nog niet geregistreerd zijn [is] aangepast, zodat degenen die gedurende de dag niet meer kunnen worden geregistreerd in een bed kunnen slapen», terwijl uit berichtgeving in de Volkskrant2 van diezelfde dag blijkt dat dit in de praktijk niet het geval is?
Waarom is er nog steeds niet voor elke aangekomen asielzoeker een matras beschikbaar, terwijl verwacht kon worden dat met het heropenen van verschillende grenzen binnen de Europese Unie de afgelopen periode de instroom weer zou toenemen?
Hoe komt het dat de asielketen tijdens (licht) verhoogde instroom altijd achter de feiten aan lijkt te lopen? Welke concrete maatregelen neemt u om te zorgen dat de asielketen voortaan wel adequaat kan anticiperen op (licht) verhoogde instroom?
Wilt u ervoor zorgen dat er vanaf nu gewoon altijd een matras beschikbaar is bij het aanmeldcentrum in Ter Apel als er nieuwe asielzoekers arriveren? Zo nee, waarom niet?
Het bericht 'COA zoekt honderden extra plekken voor asielzoekers in Oost-Nederland' |
|
Bente Becker (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) zoekt honderden extra plekken voor asielzoekers in Oost-Nederland»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat zoveel extra plekken nodig zijn voor de opvang van asielzoekers, doordat de asielketen is vastgelopen en ook doordat veel veilige landers een beroep doen op onze asielprocedures terwijl ze helemaal geen recht hebben op asiel? Zo ja, wat doet u aan de fundamentele oorzaken?
Ik ben van mening dat de huidige situatie rondom het opvangtekort zeer onwenselijk is. Het klopt dat het COA meer opvangplekken nodig heeft omdat niet alle asielaanvragen binnen de vastgestelde termijnen worden afgehandeld. Hierdoor verblijven asielzoekers in afwachting van een besluit langer in de opvang. Op 3 maart jl. heb ik een Taskforce in het leven geroepen om de achterstanden bij de IND weg te werken.
Volledigheidshalve vermeld ik dat op dit moment 7.000 vergunninghouders in de opvang verblijven. Medio 2020 hadden gemeenten een achterstand van 2.205 plaatsingen op de taakstelling. De aanwezigheid van vergunninghouders drukt logischerwijs op de capaciteitsbehoefte bij het COA en is bovendien niet bevorderlijk voor hun integratie en participatie.
Veilige landers dienen veelal kansarme asielaanvragen in. Ook veilige landers hebben recht op een eerlijke asielprocedure en tijdens deze procedure hebben zij recht op opvang. Dit vormt een zware belasting voor de asielketen. Recent heb ik de opvangomstandigheden voor de groep wiens asielaanvraag in spoor 2 wordt afgedaan versoberd, teneinde het indienen van een asielaanvraag in Nederland te ontmoedigen. Bij brief van 14 september jl. heb ik uw Kamer hierover geïnformeerd.2
Hoeveel opvangplekken heeft het COA op dit moment en hoe verhoudt zich dit tot het benodigd aantal plekken voor alle asielzoekers en statushouders die op een COA-locatie moeten verblijven? Kunt u een prognose geven van het benodigd aantal plekken voor de komende drie jaar en om welk type asielzoekers het dan gaat (hoeveel veilige landers/dublin/spoor 4)?
Op peildatum 28 oktober 2020 verbleven circa 27.500 bewoners bij COA, waarvan 7.000 vergunninghouders. Daarmee zit het COA vrijwel op de maximaal verantwoorde bezetting (ruim 95 procent). Voor iedere opvanglocatie geldt dat het COA niet de maximale bezetting (100 procent) kan benutten. Hier liggen overwegingen die verband houden met de leefbaarheid, veiligheid en beheersbaarheid aan ten grondslag, ook voor de omgeving van de locaties. Daarnaast wordt het COA ook geacht om voldoende quarantaineplekken op locaties te reserveren in geval van een besmetting met COVID-19.
Mijn ministerie maakt samen met de organisaties uit de vreemdelingenketen prognoses. Het COA vertaalt die prognose vervolgens naar een verwachte bezetting en de daaruit volgende capaciteitsbehoefte. Deze capaciteitsbehoefte is continue in beweging. Dit heeft, naast onzekerheid van de in-, door- en uitstroom, te maken met bijvoorbeeld het verloop van bestuursovereenkomsten en onderhoud aan locaties. De onzekerheid rondom COVID-19 maakt het extra lastig om de capaciteitsbehoefte in te schatten. Ik kan dus geen prognose geven voor de komende drie jaar, net zomin als een uitsplitsing naar type asielzoekers.
Hoe verlopen de gesprekken tussen het COA en gemeenten over het creëren van nieuwe opvanglocaties tot op heden en welke rol speelt de Provinciale regietafel hierbij met welke instrumenten?
Ik heb van het COA begrepen dat de organisatie met maximale welwillendheid het gesprek met gemeenten aangaat over het openen van nieuwe opvanglocaties en onder welke voorwaarden. De organisatie is daarbij wel gebonden aan wettelijke en financiële kaders. De gesprekken over het realiseren van nieuwe locaties worden in beginsel bilateraal en in beslotenheid gevoerd, dus tussen het COA en een gemeente. Met de revitalisering van de provinciale regietafels eind 2019 is gepoogd deze inspanningen kracht bij te zetten. Mede hierdoor is een klein aantal extra opvangplekken gerealiseerd en zijn bestuursovereenkomsten verlengd. Het is aan de individuele tafels om naar eigen inzicht de tot hun beschikking staande instrumenten aan te wenden.
Welke veel genoemde knelpunten zien gemeenten waardoor zij geen opvanglocatie willen of kunnen bieden? Heeft u, ook begrip voor de aarzeling bij sommige gemeenten om meer asielopvang te gaan bieden en ook voor hun oproep dat dan in elk geval iets moet worden gedaan aan de negatieve kanten- o.a. via goede ondersteuning bij overlastgevende asielzoekers?
Laat ik vooropstellen dat ik begrijp dat de komst en opvang van asielzoekers veel gevolgen heeft voor een gemeente. De knelpunten die gemeenten zien, zijn divers van aard en verschillen aanzienlijk naar gelang de lokale situatie. Over de knelpunten is het COA in gesprek met betreffende gemeenten, al dan niet aan de provinciale regietafel. Bovendien is er ook aandacht voor aan de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie (hierna: LRT).
Specifiek ten aanzien van overlastgevende asielzoekers blijf ik onverminderd inzetten op een harde, integrale aanpak. Zo kunnen overlastgevers worden overgeplaatst naar de speciale Handhaving- en Toezichtlocatie. Daarnaast wordt gewerkt met een Top X-aanpak waarmee de meest hardnekkige overlastgevers in kaart zijn gebracht en individueel worden aangepakt. Ook zetten de vier ketenmariniers alles op alles om, samen met gemeenten en andere betrokken partijen, maatwerk te leveren in de aanpak van overlastgevers. Tot slot heb ik een miljoen euro beschikbaar gesteld waarmee gemeenten lokale maatregelen kunnen treffen om overlast tegen te gaan.
Het is in dit verband belangrijk om te benoemen dat het COA de wettelijke taak heeft om asielzoekers op te vangen en te begeleiden, ongeacht aantallen en type asielzoekers. Deze taak kan worden teruggevoerd op de juridische verplichting die Nederland ingevolge de Opvangrichtlijn heeft om asielzoekers met recht op opvang ook daadwerkelijk een opvangplek te bieden. Dit is een absolute ondergrens die in Europees verband niet ter discussie lijkt te staan.
Tot slot merk ik op dat er binnen mijn ministerie na de verhoogde asielinstroom in 2015 en 2016 veel aandacht is uitgegaan naar de vraag hoe draagvlak voor de opvang van asielzoekers te behouden en onbehagen te beperken. Een belangrijk gegeven daarbij is dat de vestiging van een locatie het draagvlak niet a priorionder druk hoeft te zetten. Sterker nog, door de komst van een opvanglocatie gaat, zo blijkt uit onderzoek, men in de regel positiever denken over asielzoekers, bijvoorbeeld omdat het lokale werkgelegenheid en inkoop stimuleert en scholen meer aanwas krijgen. Via de LRT stellen we aanwezige kennis en expertise graag beschikbaar teneinde gemeenten te helpen bij het creëren van lokaal draagvlak.
Is het juist dat veel gemeenten best opvang zouden willen bieden als zij daaraan bepaalde voorwaarden zouden mogen verbinden, bijvoorbeeld ten aanzien van aantallen of het type asielzoeker, bijvoorbeeld geen veilige landers, maar dat het COA deze mogelijkheden maar beperkt biedt?
Zie antwoord vraag 5.
Is het juist dat u een pilot overweegt om een aantal gemeenten de mogelijkheid te bieden locaties te openen voor een kleiner aantal asielzoekers? Hoeveel gemeenten doen hier aan mee en op welke termijn moet de pilot zijn afgerond?
Dat is juist. Naar aanleiding van signalen – ook in uw Kamer geuit – dat er bij gemeenten meer bereidwilligheid zou bestaan voor de vestiging van kleinschaliger locaties dan voor grotere locaties, heb ik gemeenten de mogelijkheid geboden om te experimenteren met kleinschaliger opvang op ongeveer tien locaties, met als uitgangspunt een omvang van minimaal 150 opvangplekken. Dit is de ondergrens om kwaliteit, doelmatigheid en efficiëntie van de opvang, zoals momenteel geboden door het COA, te kunnen blijven garanderen. De kaders voor dergelijke kleinschaliger locaties worden op dit moment gefinaliseerd. Gemeenten zijn welkom om zich bij het COA te melden; veel interesse is echter niet getoond en van concrete realisatie is vooralsnog geen sprake.
Deelt u de mening dat draagvlak en veiligheid in de omgeving essentieel is voor alle omwonenden van asielzoekerscentra? Zo ja, bent u bereid alle gemeenten meer keuze te gaan geven in aantallen en type asielzoekers en de omstandigheden waaronder zij dit doen?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u bij uw antwoord ook inzicht geven in het minimumaantal opvangplekken dat een opvanglocatie momenteel van het COA moet bieden? In hoeverre is sprake van financiële schaalvoordelen bij het creëren van grotere opvanglocaties? In hoeverre kan dit eventuele voordeel worden ingezet om nadelen van grotere locaties voor omwonenden te compenseren?
Een opvanglocatie van het COA heeft in de regel tussen de 450 en 500 opvangplekken. Met een dergelijke omvang kan het COA de door wet- en regelgeving gevraagde voorzieningen realiseren binnen de financiële kaders. Naarmate de omvang groter is, kan het COA meer voorzieningen aanbieden en realiseren. De voorzieningen omvatten de begeleiding van bewoners, taalonderwijs, publieke gezondheidszorg, curatieve particuliere gezondheidszorg en het verzorgen van (brand)veiligheid op locatie.
Teneinde gemeenten tegemoet te komen in de wens tot kleinschaliger locaties, zoals beschreven in het antwoord op vraag 7, heb ik het COA gevraagd te experimenteren met kleinschaliger opvang op ongeveer tien locaties. Het COA heeft aangegeven dat dienstverlening van minimaal 150 opvangplekken operationeel ingevuld kan worden zonder afbreuk te doen aan de verplichtingen zoals neergelegd in de Opvangrichtlijn, mits de voorzieningen (bijvoorbeeld scholen of medische zorg) op of in de nabijheid van de locatie beschikbaar zijn.
De aanname dat er nadelen van grotere locaties voor omwonenden zouden uitgaan, volg ik niet. De schaalgrootte van een locatie staat in principe los van het plaatsvinden van overlast of andere onwelgevalligheden. Van bepalend belang is in de eerste plaats de wijze waarop het COA de dienstverlening heeft ingericht. Ik heb er vertrouwen in dat het COA kwalitatief goede opvang en begeleiding biedt die ook doelmatig en kostenefficiënt is.
Het bericht ‘Vluchtelingen vast in oorlogsgebied door sluiting ambassades’ |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Vluchtelingen vast in oorlogsgebied door sluiting ambassades»?1
Ja.
Klopt het dat er ruim 1500 Vluchtelingengezinnen zijn die niet naar Nederland kunnen komen voor gezinshereniging, enkel en alleen doordat de ambassade gesloten is?
Er is geen inzicht in het exacte aantal vluchtelingengezinnen (nareizigers) dat niet naar Nederland kan komen voor gezinshereniging door beperktere consulaire dienstverlening van een ambassade of consulaat-generaal. Er kunnen verschillende redenen zijn waardoor nareizigers hun machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) niet op kunnen halen of niet naar Nederland af kunnen reizen.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft op 90% van de Nederlandse ambassades en consulaten-generaal de MVV-dienstverlening weer hervat. Dit geldt ook voor de posten waar zich de meeste nareizigers toe wenden. De grootste «nareisposten» in Addis Abeba, Amman, Ankara, Beiroet, Islamabad, Istanbul, Kaïro, Kampala, Khartoum, Nairobi, Teheran en Tel Aviv geven allen, al dan niet binnen beperkte capaciteit, weer MVV’s af.
Voor nareizigers geldt echter, vaak meer dan bij reguliere vreemdelingen, dat zij door lokale maatregelen beperkt worden in hun reismogelijkheden. Ook al zijn de posten in de betreffende regio wel open voor MVV-dienstverlening, kan het voorkomen dat het een nareiziger niet lukt om de MVV op te halen. Bijvoorbeeld omdat er vanwege gesloten lands- of districtsgrenzen niet naar een ambassade of consulaat-generaal gereisd kan worden. Voor nareizigers die er niet in slagen om een aangewezen post te bereiken voor het afhalen van de MVV, bestaat de mogelijkheid om naar een andere ambassade of consulaat-generaal uit te wijken voor het afhalen van de MVV.
Het is mogelijk dat mensen vast zitten in (oorlogs)gebieden, maar de redenen hiertoe zijn voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken noch voor het Ministerie van Justitie en Veiligheid inzichtelijk. Veelal zullen deze samengaan met lokale maatregelen en/of reisbeperkingen.
Klopt het ook dat hierdoor mensen vast blijven zitten in oorlogsgebied?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de vrees van VluchtelingenWerk dat deze mensen gevaar lopen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke inspanning zult u verrichten omdat gevaar zo snel mogelijk te minimaliseren?
Mensen die vastzitten in oorlogsgebied lopen mogelijkerwijs gevaar. Nareizigers van wie de gezinsherenigingsaanvraag door de IND is goedgekeurd hebben recht op toegang tot Nederland. Om toegang te krijgen tot Nederland hebben zij een MVV nodig, die dient te worden opgehaald bij de consulaire afdeling van een Nederlandse ambassade of consulaat-generaal. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor een goede uitvoering van het MVV-afgiftebeleid.
Waar het Ministerie van Buitenlandse Zaken door COVID-19 medio maart genoodzaakt was om de wereldwijde visumverlening drastisch te beperken, heeft het zich direct hard in gezet om – in nauw overleg met het Ministerie van Justitie en Veiligheid – dit proces zo snel als mogelijk weer te kunnen hervatten. Daarbij is steeds gekeken hoe de aanvrager tegemoet kan worden gekomen, door bijvoorbeeld de MVV-ophaaltermijn te verlengen wanneer deze door COVID-19 maatregelen niet tijdig kon worden opgehaald, het verstrekken van een nieuwe MVV wanneer de aanvrager hier door COVID-19 maatregelen niet tijdig mee kon reizen, of het wijzigen van de aangewezen post zodat het voor meer aanvragers mogelijk is de MVV op te kunnen halen. De IND gaat momenteel ruimhartiger om met verzoeken van nareizigers tot het wijzigen van de MVV afgiftelocatie. Bij deze verzoeken wordt naast urgentie van de aanvraag ook de bijzondere situatie van gezinsleden van een houder van een verblijfsvergunning asiel meegewogen.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft echter geen invloed op het mogelijk gevaar dat personen lopen die zich nog in oorlogsgebied bevinden. Ook kan het Ministerie van Buitenlandse Zaken bijvoorbeeld geen mensen ophalen uit oorlogsgebied. Wel kunnen ambassades of consulaten-generaal in sommige gebieden faciliteren door bijvoorbeeld de aanvrager van een afspraakbevestiging te voorzien als deze nodig is om een grens over te kunnen steken om de ambassade of consulaat-generaal te bereiken.
Bent u het eens dat wanneer deze personen legaal naar Nederland mogen reizen, er ook een verantwoordelijkheid bij de Nederlandse overheid ligt om dit daadwerkelijk mogelijk te maken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe verhoudt het recht van deze mensen om naar Nederland te reizen zich tot uw verantwoordelijkheid en inspanningsverplichting om dit ook daadwerkelijk mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel ambassades zijn op dit moment nog gesloten? In welke landen?
Momenteel (peildatum 12 oktober 2020) heeft meer dan 90% van de Nederlandse ambassades en consulaten-generaal die MVV-dienstverlening aanbiedt deze dienstverlening weer opgestart. De overige Nederlandse posten die normaliter MVV-dienstverlening aanbieden hebben geen of beperkte dienstverlening en kunnen momenteel enkel urgente aanvragen behandelen. Een overzicht van Nederlandse ambassades en consulaten-generaal die nog afgeschaald zijn voor reguliere consulaire dienstverlening vanwege COVID-19 maatregelen is beschikbaar maar dit overzicht is in beweging. Op Netherlandsandyou.nl is per ambassade of consulaat-generaal te vinden of deze al dan niet de reguliere dienstverlening heeft hervat. Het aantal posten dat de consulaire dienstverlening uitbreidt neemt toe, maar soms resulteren lokale COVID-19 omstandigheden of maatregelen er helaas ook in dat consulaire dienstverlening weer beperkt wordt.
Wanneer verwacht u deze ambassades weer te kunnen openen?
Het grootste deel van de ambassades en consulaten-generaal die MVV-dienstverlening aanbieden is inmiddels weer open. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zet zich hard in om de consulaire dienstverlening waar mogelijk uit te breiden. Helaas kan niet gezegd worden wanneer de nu nog afgeschaalde ambassades en consulaten-generaal kunnen worden opgeschaald, aangezien het Ministerie van Buitenlandse Zaken daarin grotendeels afhankelijk is van de lokale situatie en maatregelen die landen nemen tegen COVID-19.
Het legaal naar Nederland reizen van partners van Nederlanders of EU-onderdanen |
|
Attje Kuiken (PvdA), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht op http://evavandendam.com/heartbroken/?1
Ja.
Bent u ermee bekend dat dit probleem – dat partners van Nederlanders of EU-onderdanen legaal naar Nederland mogen reizen dat niet kunnen, enkel en alleen omdat ze geen visum of een machtiging tot voorlopig verblijf (MVV-sticker) kunnen halen omdat de Nederlandse ambassade gesloten is – zich veel vaker voordoet? Om hoeveel mensen gaat dit (naar schatting)?
Ja, ik ben bekend met dit probleem en kan me voorstellen dat het voor de getroffen koppels erg moeilijk is geweest dat zij niet zo snel herenigd konden worden als gewenst.
In de landen waarvoor het EU-inreisverbod is opgeheven, is de reguliere dienstverlening voor visa voor kort verblijf en faciliterende visa (KVV-dienstverlening) inmiddels zo goed als mogelijk hervat. Deze dienstverlening is van toepassing op de regeling langeafstandsgeliefden, waarvoor een visum voor kort verblijf wordt afgegeven. In de landen waarvoor het inreisverbod (weer) van kracht is, worden alleen visumaanvragen ingenomen die onder de EU- en nationale uitzonderingscategorieën (inclusief de regeling langeafstandsgeliefden) vallen, en voor zover de lokale gezondheidssituatie- en maatregelen dit toestaan
Voor lang verblijf dient men met een machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) in te reizen. Met een MVV is men uitgezonderd van het inreisverbod. Momenteel (peildatum 12 oktober 2020) heeft 90% van de Nederlandse ambassades en consulaten-generaal die MVV-dienstverlening aanbiedt deze dienstverlening weer opgestart. Voor posten die momenteel de reguliere MVV-dienstverlening nog niet of beperkt hebben kunnen hervatten, geldt dat zij zich ervoor inzetten om bij wijze van uitzondering aan onder andere partners van een Nederlander een MVV te verstrekken. Partners van EU-onderdanen die voor lang verblijf naar NL komen krijgen geen MVV, zij reizen in op een faciliterend visum of in hun vrije termijn.
Wat betreft MVV-verlening is, na de beperking van de wereldwijde MVV-dienstverlening vanaf medio maart, in nauw overleg met het Ministerie van Justitie en Veiligheid, direct ingezet om dit proces zo snel als mogelijk weer te kunnen hervatten. Tijdens de periode van afgeschaalde MVV-dienstverlening is in uitzonderingssituaties altijd geprobeerd om, waar dat mogelijk was, toch een MVV te verstrekken. Bij het opschalen van de MVV-dienstverlening is steeds gekeken hoe de aanvrager tegemoet kan worden gekomen. Bijvoorbeeld door de MVV-ophaaltermijn te verlengen wanneer deze door COVID-19 maatregelen niet tijdig kon worden opgehaald, het verstrekken van een nieuwe MVV wanneer de aanvrager hier door COVID-19 maatregelen niet tijdig mee kon reizen, of het wijzigen van de aangewezen post zodat het voor meer aanvragers mogelijk is de MVV op te kunnen halen.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft geen inzicht in cijfers van het aantal partners van Nederlanders of EU-onderdanen dat op dit moment niet kan reizen vanwege het niet kunnen aanvragen van een KVV of MVV bij een Nederlandse of, in het geval van een KVV, andere Europese ambassade. Nu de consulaire dienstverlening in het buitenland grotendeels is hervat, zou deze situatie zich in de meeste landen niet langer voor moeten doen.
Bent u het eens dat dit scenario niet in de geest is van de regeling voor geliefden, zoals beschreven in Kamerstuk 24 804, nr. 140?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken spant zich maximaal in om de consulaire dienstverlening waar mogelijk te herstarten of op te schalen om consulaire klanten op de best mogelijke manier in deze moeilijke tijden te bedienen.
Al naar gelang de lokale gezondheidssituatie is steeds bekeken of, en zo ja, welke consulaire dienstverlening kan worden aangeboden. Dat geldt ook voor partners van Nederlanders of EU-onderdanen. De gezondheids-en veiligheidsmaatregelen die lokale overheden hebben getroffen (of door een verslechterde gezondheidssituatie opnieuw nemen) om het COVID-19 virus in te dammen, maken het niet altijd mogelijk om de reguliere consulaire dienstverlening aan te bieden. Binnen de omstandigheden van het desbetreffende land wordt dit zo veel als mogelijk gefaciliteerd.
Bent u het eens dat dit niet een juiste uitvoering van de regeling is en daarmee een onwenselijk scenario is?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het eens dat dit zo snel mogelijk opgelost moet worden, en dat deze partners zo snel mogelijk naar Nederland moeten kunnen reizen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om de volgende maatregelen te nemen om dit probleem op te lossen: samen te werken met ambassades van Europese lidstaten zodat visa of documenten wel verstrekt kunnen worden; mvv-documenten digitaal te verstrekken; het visum of mvv-document op de Nederlandse grens op de luchthaven te verstrekken? Kunt u een reactie per afzonderlijk voorstel geven?
Door de EU-lidstaten zijn vrijwel alle bestaande bilaterale Schengenvisumvertegenwoordigingsafspraken tot nader order opgeschort, als gevolg van de COVID-19 pandemie. In de landen waar Nederland wordt vertegenwoordigd bepaalt het desbetreffende Schengenland of de visumverlening kan worden hervat.
EU-lidstaten zijn in de regel bereid, bij wijze van uitzondering en als de lokale situatie dat toestaat, op formeel verzoek van Nederland een visumaanvraag te faciliteren, als deze tot de uitzondering categorieën op het EU-inreisverbod behoort. Aangezien de versoepeling van het inreisverbod voor langeafstandsrelaties een nationale regeling is, zullen deze aanvragen niet door een vertegenwoordigend Schengenland worden behandeld.
Het in persoon verschijnen bij de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het land van herkomst of van bestendig verblijf is één van de vereisten voor het verkrijgen van een MVV en dient plaats te vinden vóór het vertrek naar Nederland. De afgifte van een MVV via ambassades van andere landen, het digitaal toesturen van een MVV dan wel het verstrekken ervan op de Nederlandse grens op de luchthaven, is daarmee niet verenigbaar.
Kunt u concreet aangeven op welke manier u aan de slag gaat om deze mensen zo snel mogelijk naar Nederland te laten overkomen?
Zie het antwoord op de vragen 3, 4 en 5.
Is deze regeling ook van toepassing op niet-EU-onderdanen die voor langere tijd in Nederland wonen met een verblijfsvergunning regulier, bijvoorbeeld voor werk of studie? Kunnen zij hun geliefden ook naar Nederland laten reizen? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt zich dit tot de regelingen in nadere EU-landen?
De langeafstandsregeling geliefden ziet op Nederlanders en Unieburgers die hun geliefde voor kort verblijf naar Nederland willen laten overkomen uit een land met een inreisverbod. Derdelanders met een verblijfsvergunning die in Nederland verblijven kunnen geen gebruik maken van deze uitzondering op het inreisverbod om te reizen. Het uitgangspunt van het kabinet is en blijft het beschermen van de volksgezondheid in Nederland, te meer nu de situatie ten aanzien van COVID-19 verslechtert. Meer uitzonderingscategorieën op het EU-inreisverbod hebben meer reisbewegingen uit risicolanden buiten de EU tot gevolg. Het EU-inreisverbod is momenteel één van de belangrijke instrumenten die Nederland heeft om reisbewegingen met risicolanden buiten de EU te beperken. Om die redenen is de geliefdenregeling dan ook niet uitgebreid tot derdelanders. Nederland mag derdelanders op grond van het Unierecht ook anders behandelen dan Nederlanders en Unieburgers in Nederland. Nederland is bovendien een van de weinige landen die op dit moment een dergelijke regeling heeft ingevoerd.
Bent u bereid de regeling zo te laten gelden, dat ook niet EU-onderdanen met een verblijfsvergunning regulier die voor langere tijd in Nederland verblijven, ook de mogelijkheid te geven om hun partner in te laten reizen?
Nee, deze nationale regeling is alleen van toepassing op Nederlanders en Unieburgers die in Nederland wonen.
Bent u bereid deze vragen zo snel mogelijk te beantwoorden gelet op de ernst van de problematiek?
Deze vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Het feit dat minder dan 50 kinderen op Lesbos voldoen aan de eisen om opgehaald te worden |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht «Te weinig minderjarigen in Moria voldoen aan eisen om opgehaald te worden»?1
Is het juist dat maar 38 kinderen voldoen aan de eisen die de regering stelt?
Was u hiervan op de hoogte toen de «Moriadeal» werd gesloten?
Bent u bereid om de eisen bij te stellen zodat alsnog minimaal 50 kinderen opgehaald kunnen worden?
Meerdere EU-lidstaten, waaronder Nederland, hebben aangeboden groepen amv’s en/of andere kwetsbare asielzoekers afkomstig uit Moria van Griekenland over te nemen. Deze groep lidstaten bestaat uit o.a. Duitsland, Frankrijk, Nederland, België, Ierland, Kroatië, Luxemburg, Portugal en Zwitserland. De verschillende lidstaten hebben verschillende voorwaarden gesteld. Ook heeft een aantal lidstaten, ten tijde van de beantwoording van deze vragen, slechts in algemene zin aangegeven bereid te zijn migranten over te nemen. Daarbij hebben zij niet aangegeven hoeveel migranten zij denken te kunnen overnemen of welke voorwaarden zij daaraan verbinden.
De herplaatsingsoperatie vergt de nodige afstemming. De Europese Commissie (DG HOME) heeft het op zich genomen het gehele proces te coördineren. Inmiddels hebben drie (virtuele) coördinatie bijeenkomsten plaats gevonden met de bereidwillige lidstaten, Griekenland, de Europese migratieagentschappen en diverse VN-organisaties. Onderdeel van deze besprekingen is het inzichtelijk maken van de exacte samenstelling van de verschillende groepen asielzoekers die in aanmerking komen voor herplaatsing, uitgaande van de toezeggingen die de verschillende EU-lidstaten hebben gedaan.
Op basis daarvan wordt bekeken hoe zo snel mogelijk uitvoering kan worden gegeven aan de toezeggingen die door individuele lidstaten zijn gesteld.
Het was mijn voornemen om tijdens mijn bezoek aan Griekenland in het kader van het samenwerkingsverband tevens met mijn Griekse collega nader te spreken over het herplaatsingsaanbod. Als gevolg van de aangescherpte maatregelen in reactie op de toename van het aantal covid-19 besmettingen in Nederland, heb ik dit bezoek geannuleerd. In plaats daarvan heb ik op 30 september jl. via een videoverbinding gesproken met mijn Griekse ambtgenoot Koumoutsakos. Daarbij hebben wij besproken hoe invulling kan worden gegeven aan het door het kabinet gedane aanbod. Ik zal uw Kamer zo spoedig mogelijk informeren over de uitwerking van het Nederlandse herplaatsingsaanbod.
Welke criteria hanteren andere EU-lidstaten, zoals Duitsland en Frankrijk, aan het ophalen van alleenstaande minderjarige vluchtelingen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel alleenstaande kinderen zaten volgens u in voormalig kamp Moria en hoeveel kwetsbare vluchtelingen?
Op 2 september jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de samenstelling van de groep amv’s in Griekenland. Daarbij heb ik ook stilgestaan bij de aantallen amv op de Griekse eilanden. Volgens de recente gegevens die ik toen tot mijn beschikking had, waren dat er ca. 795.3 Op basis van gegevens van de Griekse autoriteiten bevonden zich daarvan ca. 436 op Lesbos.
Wanneer komen de 100 vluchtelingen van de «Moriadeal» naar Nederland?
Uiteraard. Onder leiding van de Europese Commissie werkt de groep bereidwillige landen nauw samen om hier zo snel mogelijk uitvoering aan te geven.
Deelt u de mening dat 100 vluchtelingen een nogal schamel aantal is? Bent u bereid dit aantal te verhogen?
Die mening deel ik niet. Verschillende lidstaten hebben inmiddels toegezegd amv’s en/of andere kwetsbare groepen migranten van Lesbos over te zullen nemen. Een paar grotere lidstaten heeft aangekondigd zich in te willen zetten om enkele honderden over te nemen, andere lidstaten hebben aangegeven bereid te zijn om enkele amv over te nemen. Van belang is dat er in ieder geval een oplossing wordt gevonden voor de groep van ca. 400 amv. Dat lijkt op dit moment het geval te zijn. Kortheidshalve verwijs ik uw Kamer verder naar het Algemeen Overleg van 10 september jl. waar hierover uitgebreid is gesproken.
Bent u het eens dat een uitruil voorkomen moet worden? Gaat u het aantal te hervestigen vluchtelingen om die reden tenminste verhogen met 100 mensen?
Dat is niet geval. Kortheidshalve verwijs ik uw Kamer naar het Algemeen Overleg van 10 september jl. waar hierover uitgebreid is gesproken.
Bent u bereid zo snel mogelijk werk te maken van het ophalen van kinderen en kwetsbaren gezien de erbarmelijke omstandigheden op Lesbos?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht 'Achterstand bij de IND wegwerken was het idee; het werd netflixen' |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Achterstand bij de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) wegwerken was het idee; het werd netflixen»?1
Ja.
Klopt de berichtgeving dat nieuw aangenomen beslismedewerkers het advies hebben gekregen documentaires te kijken op Netflix, om kennis op te doen van de herkomstlanden van asielzoekers? Zo ja, wat vindt u daarvan? Vindt u het kijken van documentaires op Netflix een goede manier om kennis op te doen van de herkomstlanden, zijn daar geen andere, betere mogelijkheden voor?
Voor het opleiden van taskforce medewerkers is een opleidingsprogramma ontwikkeld om medewerkers die gaan horen en beslissen zo breed mogelijk op te leiden. Dit programma bevat veel schriftelijke informatie en daarnaast worden een aantal kijk- en luistertips voor programma’s aangeboden met achtergrondinformatie over verschillende herkomstlanden van asielzoekers. Deze programma’s worden facultatief aangeboden buiten het verplichte reguliere opleidingsdeel; men kan er dus voor kiezen de programma’s te bekijken op het moment dat de werkomvang daar ruimte toe biedt.
Kunt u reageren op het statement uit het nieuwsbericht dat het een organisatorische chaos is bij de taskforce die opgericht is om de achterstanden bij de IND weg te werken? Klopt deze berichtgeving? Zo ja, waarom is het zo’n chaos bij de taskforce? Ziet u dat ook zo?
De Taskforce is met veel urgentie ingericht en kende bij aanvang opstartproblemen, niet in de laatste plaats mede veroorzaakt door de gevolgen en beperkingen door COVID-19. De opstartproblemen lagen op het organisatorisch vlak, de werving en het opleiden van een groot aantal nieuwe medewerkers alsmede de dienstverlening. De opstartproblemen zijn en worden inmiddels aangepakt.
Klopt het dat in de zomer vooral beslismedewerkers zijn aangenomen bij de taskforce maar zoals thans blijkt, meer behoefte is aan hoormedewerkers? Hoe kan dat? Klopt het ook dat de nu net getrainde beslismedewerkers alweer worden omgeschoold naar hoormedewerkers? Klopt het ook dat dit zonder overleg met de betreffende medewerkers is gebeurd? Wat vindt u daarvan?
Er is behoefte aan zowel beslis- als hoormedewerkers. Deze zomer is begonnen met het werven van honderd hoormedewerkers en honderd beslismedewerkers. Het gaat hier om medewerkers die tijdelijk voor de IND gaan werken. De werving van hoormedewerkers verliep sneller dan de werving van beslismedewerkers. Daarnaast bleek in de eerste weken van het werkproces dat er onvoldoende ondersteuning aanwezig was om het besliswerk te begeleiden en ten slotte was er een minder dan verwacht aantal ervaren IND- medewerkers dat de voorbereide beslissingen kon controleren en ondertekenen.
In augustus heeft de Taskforce een (digitale) bijeenkomst georganiseerd, om alle taskforcemedewerkers te informeren dat zij voor diverse andere werkzaamheden zouden worden ingezet. Via een belangstellingsregistratie heeft nagenoeg iedereen het werk van zijn/haar voorkeur gekregen.
Inmiddels is de capaciteit van de Taskforce op volledige sterkte en kunnen zaken die beslisklaar zijn worden afgedaan.
Kunt u reageren op de berichtgeving waarin gesteld wordt dat medewerkers de indruk hebben dat kwantiteit boven kwaliteit gaat bij het beoordelen van dossiers door de IND? Herkent u zich daarin? Wat vindt u daarvan?
Ik kan niet genoeg benadrukken dat de uitvoering van de opdracht door de Taskforce op geen enkele wijze afbreuk mag doen aan de kwaliteit van de besluiten. Verschillende maatregelen zijn ingevoerd om de kwaliteit en de dienstverlening te borgen. Voor een toelichting op de verschillende maatregelen verwijs ik u naar de brief van 7 september jl.2 over de voortgang van de Taskforce.
Per wanneer worden de aanvragen weer op volgorde van binnenkomst behandeld? Is het echt zo dat alle nieuwe» asielaanvragen die na 1 april 2020 zijn ingediend met voorrang worden afgehandeld door de IND? Zou dat geen aanzuigende werking kunnen hebben voor asielzoekers om in Nederland een aanvraag in te dienen, aangezien daar thans snel over beslist wordt? Hoe beoordeelt u het risico dat mensen zich bij aankomst in een ander EU-land niet meteen laten registreren, maar trachten door te reizen naar Nederland omdat wij hier een versnelde procedure kennen?
Gelet op de knip in de voorraad waarbij de Taskforce de «oude» voorraad in behandeling heeft genomen, behandelt de IND de asielaanvragen van na 1 april 2020 af binnen de wettelijke termijn. De Taskforce heeft opdracht de voorraad voor het einde van het jaar weg te werken. De Taskforce behandelt de zaken zo snel mogelijk. De datum van binnenkomst is daarbij niet leidend. Het kan dus voorkomen dat nieuwe zaken eerder behandeld worden dan oude. Zodra de taskforce klaar is met de oude voorraad zal de volgorde van binnenkomst weer mede leidend zijn voor de volgorde van behandeling.
Er is geen sprake van een versnelde procedure in Nederland. De IND zal op aanvragen vanaf 1 april 2020 binnen de wettelijke termijnen beslissen.
Klopt het dat vanwege de chaos bij de Taskforce niet alleen complexe zaken, maar juist ook evidente zaken van kansrijke asielzoekers worden doorverwezen naar de verlengde asielprocedure? Zo ja, deelt u de mening dat dit ingaat tegen uw eigen voornemen om kansrijke asielzoekers voorrang te geven en deze mensen bovendien langer dan nodig laat wachten? Bent u bereid de Taskforce de opdracht te geven om kansrijke asielzoekers in principe niet meer door te sturen naar de verlengde procedure als daar geen gegronde, inhoudelijke reden voor is? Zo nee, waarom niet?
Ja het klopt dat ook zaken van kansrijke asielzoekers worden doorverwezen naar de verlengde asielprocedure. Indien het niet mogelijk blijkt de zaak in de 8-daagse AA-procedure af te ronden, wordt de zaak in de verlengde asielprocedure behandeld. De Taskforce streeft ernaar ook de zaken die in de verlengde asielprocedure worden behandeld zo snel mogelijk af te doen. De opdracht van de Taskforce betreft de behandeling van alle asielaanvragen van vóór 1 april 2020. Het streven is erop gericht alle asielaanvragen zo snel mogelijk af te handelen om de problematiek bij de IND op te lossen en ervoor te zorgen dat de lange doorlooptijden tot het verleden behoren. Dit is uiteindelijk in het belang van alle asielzoekers.
Hoeveel zaken heeft de Taskforce, sinds de oprichting, inmiddels afgehandeld? Hoeveel zaken staan er bij de Taskforce nog open? Kunt u de voortgang duiden? Bent u tevreden over de voortgang van de Taskforce?
Op 1 september jl. zijn ca. 4.000 zaken afgehandeld. Dit betekent dat de voorraad momenteel nog ongeveer 11.000 zaken bedraagt. Met de ontwikkeling en inzet van een aantal aanvullende gerichte maatregelen, die ik in mijn brief van 7 september jl. nader heb toegelicht, is een versnelling van de afhandeling van aanvragen voorzien vanaf september. Inzet daarbij is onverkort het aanpakken van alle zaken van de Taskforce voor het einde van het jaar. Belangrijkste randvoorwaarde voor de versnelling is dat voldoende personeel beschikbaar is zodat alle werkzaamheden conform planning worden uitgevoerd. De medewerkers zijn inmiddels aangenomen en voor het overgrote deel opgeleid.
Kunt u deze vragen apart beantwoorden?
Ja.
Kunt u de vragen beantwoorden voor het algemeen overleg JBZ-raad (asiel- en vreemdelingenbeleid) 8–9 oktober 2020 dat gehouden wordt op 7 oktober 2020?
Ja.
De handreiking levensbeschouwing van het COA |
|
Joël Voordewind (CU), Roelof Bisschop (SGP) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Hoe definieert het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers (COA) het begrip religieuze neutraliteit?
Het COA is een politiek en religieus neutrale organisatie. Dit is reeds toegelicht in verschillende antwoorden op vragen uit uw Kamer.1 De beleving van religie en levensovertuiging is een persoonlijke aangelegenheid voor alle bewoners van COA-locaties en vindt plaats in de kleine setting van de privésfeer (zoals in gezinsverband). Vanuit die gedachte bevoordeelt het COA geen religie of levensovertuiging en onthouden COA-medewerkers zich van het uitdragen van een religie of geloofsovertuiging aan bewoners. Daarbij komt dat het COA zich niet bemoeit met de persoonlijke beleving van religie en levensovertuiging van bewoners, zolang deze geen inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van andere bewoners of de belangen van andere bewoners schaadt. Omdat bewoners van COA-locaties diverse politieke en (non-)religieuze voorkeuren hebben en mogelijk vanwege deze voorkeuren naar Nederland zijn gevlucht, kan confrontatie met de collectieve belijdenis van een religie of levensovertuiging een inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van bewoners. Daarom zijn politieke en religieuze groepsbijeenkomsten, buiten de kleine setting van de privésfeer (zoals het gezinsverband) niet toegestaan binnen COA-locaties.
Deelt u de mening dat religieuze neutraliteit niet betekent dat het houden van bijbelstudies op verzoek van bewoners op hun kamer verboden zou moeten worden, maar dat COA juist de plicht heeft de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging voor alle bewoners van alle geloven en overtuigingen op de centra te bewaken?
Bewoners van een COA-locatie staat het vrij om in de kleine setting van de privésfeer (bijvoorbeeld in gezinsverband) een Bijbel- of Koranstudie te houden. Daarnaast is het ook mogelijk voor bewoners om individueel een religieus gesprek te houden met een bezoeker. Het COA heeft als politiek en religieus neutrale organisatie een taak om de persoonlijke levenssfeer van alle bewoners te bewaken en de leefbaarheid en veiligheid op de opvanglocaties te borgen. Inherent hieraan is dat politieke en religieuze activiteiten die mogelijk een inbreuk plegen op de persoonlijke levenssfeer van anderen niet zijn toegestaan. Daarom worden bewoners voor collectieve belijdenis van religie of levensbeschouwing, buiten de kleine privé setting (zoals het gezinsverband), verwezen naar (religieuze) instellingen in de omgeving.
Kunt u aangeven krachtens welke wet u meent politieke en religieuze groepsbijeenkomsten op de kamer van de bewoner thans te kunnen verbieden1, aangezien de Handreiking Levensbeschouwing van juni 2018 (in het vervolg de Handreiking), p. 4, de Grondwet en het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) de overheid ruimte bieden om de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging alleen bij wet en in specifieke gevallen te beperken en aangezien het volgens de Handreiking, p. 6, niet wenselijk is het te weigeren of te controleren als een bewoner op zijn eigen kamer met andere bewoners samen wil bidden?
De Handreiking Levensbeschouwing omvat handvatten voor medewerkers hoe om te gaan met situaties waarin sprake is van de uiting van religie en levensbeschouwing door bewoners op een COA-locatie. Op dit moment vindt een evaluatie plaats van deze handreiking. Uitgangspunt voor de handreiking is de eerbiediging van artikel 6 van de Grondwet, tegen de achtergrond van het feit dat het COA tot taak heeft de leefbaarheid op iedere locatie en de veiligheid en persoonlijke levenssfeer van iedere bewoner, ongeacht diens religie of levensbeschouwing, te waarborgen.
Kunnen alle bewoners van asielzoekerscentra (azc’s) in de praktijk inderdaad terecht bij religieuze instellingen van hun keuze in de buurt om deel te nemen aan gebedsdiensten, Bijbelstudie of andere activiteiten in groepsverband? Welke normen ten aanzien van reismogelijkheden en reistijd houdt u daarbij aan?
Het COA ondersteunt bewoners wanneer zij buiten de locatie een religieuze bijeenkomst willen bijwonen of een religieuze instelling willen bezoeken. In het geval een bewoner onvoldoende aansluiting vindt bij een bestaande religieuze instelling, bijvoorbeeld vanwege de taal of omdat een religieuze instelling niet in de nabijheid aanwezig is, dan helpt het COA, wanneer een bewoner daarom verzoekt, met het zoeken naar een ruimte buiten de COA-locatie voor het organiseren van een religieuze bijeenkomst. Ik kan bevestigen dat bewoners in de praktijk daadwerkelijk gebruik maken van deze ondersteuningsmogelijkheden vanuit het COA.
Klopt het dat het COA actief mee kan helpen een ruimte buiten het azc te vinden, en worden bewoners ook op deze mogelijkheid gewezen? Gebeurt het ook in de praktijk dat bewoners geholpen worden met het vinden van een ruimte en zo ja, hoe?2
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bekend met conceptversie 0.2 van de Handreiking van 14 december 2016 (verder het Concept) en de daarin gestelde kanttekeningen en rechtsvragen (geel gemarkeerd) aangaande de rechtmatigheid van de voorgestelde beleidslijn?3
Ja.
Kunt u reageren op de in het Concept op p. 4 gemaakte opmerking dat het voorgestelde COA-beleid op het eerste gezicht botst met de vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing, op de vraag in Concept, p. 5, hoe ver het COA mag gaan in de regulering om buitenproportioneel optreden door locatiemanagers te voorkomen, en op de opmerking bij het Concept, p. 7–8, dat er geen juridische basis lijkt te bestaan om religieuze bijeenkomsten en feesten te verbieden? Wat is er gedaan met deze vraag en opmerking en op welke wijze heeft dit doorgewerkt in de definitieve vaststelling van de Handreiking?
Het zou de definitieve Handreiking Levensbeschouwing van juni 2018 te kort doen om deze te beoordelen aan de hand van opmerkingen in een zeer vroege conceptversie. In deze conceptfase van het proces wordt er nog vrijuit van gedachten gewisseld over mogelijke denkrichtingen en dient er ruimte te zijn om alle kritische vragen te stellen en opmerkingen te maken die men noodzakelijk acht om tot een weloverwogen handreiking te komen. Gedurende het proces zijn alle relevante vragen en opmerkingen in overweging genomen en verwerkt, dit heeft geleid tot de definitieve Handreiking Levensbeschouwing van juni 2018. Zoals ik in mijn antwoord op vraag drie heb aangegeven, vindt momenteel een evaluatie plaats van de Handreiking Levensbeschouwing.