Het doodvonnis voor de Jemenitische bahá’í de heer Hamed bin Haydara |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Is het u bekend dat ondanks aandringen van de internationale gemeenschap, waaronder Nederland, de vervolging van de heer Hamed bin Haydara niet is gestaakt en het hoger beroep op 30 april 2019 zal plaatsvinden?1 Zo ja, is het u ook bekend dat tegen hem de doodstraf wordt geeist? Zo ja, welke actie gaat u nu in internationaal verband ondernemen?
Ja, het was mij bekend dat op 30 april een volgende zitting zou plaatsvinden in het kader van het hoger beroep in de zaak van de heer Haydara, en dat in deze zaak de doodstraf wordt geëist. Nederland heeft hiervoor, net als eerder in deze en andere zaken tegen de bahá’í, aandacht gevraagd binnen de EU.
Heeft u contact opgenomen met de Houthi-autoriteiten om uw afkeuring van de doodstraf uit te spreken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, heeft u dat bilateraal of in multilateraal verband gedaan?
Heeft u de Houthi-autoriteiten gewezen op het naleven van de mensenrechten, waaronder het recht op een eerlijk en onafhankelijk proces? Zo nee, waarom niet?
Blijft u zich inzetten, zowel in bilateraal als in multilateraal verband, om de vervolging van de bahá'í te staken en de bahá'í-gevangenen vrij te laten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, in welk verband doet u dit?
Heeft u contact opgenomen of laten nemen met de advocaat van de heer Haydara om te bezien of en hoe u deze zou kunnen (laten) ondersteunen?
Nederland heeft geen contact met de advocaat van de heer Haydara. Omdat er geen diplomatieke staf aanwezig is op de ambassade in Sana’a is het voor Nederland niet mogelijk om aanwezig te zijn bij de rechtszittingen.
Is het u bekend dat de Houthi-autoriteiten de bahá’í-gemeenschap vervolgen en bedreigen, de instellingen van de gemeenschap ontbinden en doodvonnissen uitvaardigen? Zo ja, heeft u uw zorgen hierover kenbaar gemaakt aan de Houthi-autoriteiten? Zo nee, bent u bereid de houding van de Houthi-autoriteiten ten opzichte van de bahá’í-gemeenschap in Jemen te onderzoeken en de Kamer hierover te informeren?
De bedreigingen van de Houthi-autoriteiten t.a.v. van de baha’i zijn mij bekend. Nederland volgt de situatie van de gemeenschap in Jemen op de voet, als onderdeel van de bredere situatie in het land, en zal de Kamer op de hoogte blijven houden van relevante ontwikkelingen. Zoals bekend heeft Nederland zich in de VN Mensenrechtenraad ingezet voor een onafhankelijk onderzoek naar alle mensenrechtenschendingen en schendingen van internationaal oorlogsrecht in Jemen. Daaronder valt ook de behandeling van de bahá’í gemeenschap.
Het misbruikschandaal bij ProDemos |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Misbruikschandaal bij Haags «Huis voor de democratie» ProDemos»?1
Ja.
Heeft u contact opgenomen met ProDemos naar aanleiding van dit nieuws? Zo ja, heeft ProDemos u meer inzicht kunnen bieden in de maatregelen die zijn genomen sinds de eerste meldingen van deze misstanden?
Ik ben zeer kort voor de bekendmaking van het nieuws over deze zaak geïnformeerd door de directie van ProDemos. ProDemos heeft mij toen gemeld dat de betreffende leidinggevende na ontvangst van de meldingen onmiddellijk is geschorst en dat intern onderzoek is verricht. Op basis daarvan heeft de directie zijn arbeidsovereenkomst ontbonden.
De directie van ProDemos heeft aangegeven dat zowel de Raad van Toezicht als de Ondernemingsraad al eerder actief zijn geïnformeerd. Ook heeft de directie van ProDemos gemeld dat zij een gespecialiseerd extern adviesbureau erbij heeft betrokken.
Verder heeft de directie van ProDemos aangegeven dat na de meldingen van grensoverschrijdend gedrag de directie vier bijeenkomsten voor medewerkers heeft georganiseerd over en naar aanleiding van de zaak. De directie gaat mede aan de hand van de suggesties van de medewerkers maatregelen gaat nemen, zoals aanvulling van het introductieprogramma en de inzet van extra vertrouwenspersonen voor de betrokken groep begeleiders en rondleiders van ProDemos.
Bent u van mening dat een extern en onafhankelijk onderzoek in de rede ligt om te verzekeren dat ProDemos de juiste stappen heeft genomen? Zo nee, waarom niet?
Ja. De voorzitter van de Tweede Kamer en ik hebben inmiddels de heer Tjibbe Joustra gevraagd om een commissie samen te stellen en voor te zitten, die zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk voor het zomerreces dit onderzoek voltooit.
Is er naar aanleiding van het door ProDemos georganiseerde onderzoek en het daaropvolgende ontslag van de directeur contact opgenomen met voormalige werknemers om hen nazorg te bieden? Zo nee, bent u bereid de organisatie hiertoe op te roepen?
Het ontslag betreft niet de directeur van ProDemos, maar een andere leidinggevende. De directie van ProDemos heeft aangegeven dat zij, voor zover zij beschikking had over de contactgegevens van voormalige werknemers, hen een brief heeft gestuurd waarin hen de mogelijkheid wordt geboden om met medewerkers van personeelszaken van ProDemos in gesprek te gaan. Deze medewerkers kunnen adviseren over externe hulpverlening voor ondersteuning. Ook kunnen (voormalig) werknemers ervoor kiezen om direct contact op te nemen met een daarvoor in de arm genomen gespecialiseerd adviesbureau.
Kunt u toelichten wat voor nazorg verleend wordt aan huidige en voormalige werknemers? Bent u bereid erop toe te zien dat deze nazorg correct verloopt?
De directie van ProDemos heeft aangegeven dat alle medewerkers van ProDemos mogelijkheden hebben aangereikt gekregen voor ondersteuning. Waaronder de ondersteuning van een gespecialiseerd adviesbureau dat door ProDemos in de arm is genomen.
De Raad van Toezicht van ProDemos is verantwoordelijk voor het toezien op een correct verloop van de nazorg. De wijze van nazorg zal betrokken worden bij het externe onafhankelijk onderzoek door de commissie onder leiding van de heer Joustra.
Op welke manier worden (voormalige) werknemers ondersteund bij de keuze om aangifte te doen of niet? Hoe wordt er verzekerd dat men aangifte kan doen wanneer dat gewenst is, zonder te hoeven vrezen voor repercussies?
De directie van ProDemos heeft aangegeven de mogelijkheid om aangifte te doen besproken te hebben met alle personen die een verklaring hebben afgelegd. Voor zover bekend heeft tot nu toe geen van hen aangifte gedaan. De directie van ProDemos heeft in de verantwoordelijkheid van werkgever op 1 mei 2019 wel aangifte gedaan. Mochten ook (oud) medewerkers alsnog aangifte doen, dan zal ProDemos dit ondersteunen. Ik ben van mening dat eenieder zich vrij moet voelen om aangifte te doen, zonder angst voor repercussies. Ik heb dit ook besproken met de voorzitter van de Raad van Toezicht en heb geen aanwijzingen dat er sprake is van een onvoldoende veilige situatie om aangifte of meldingen te doen.
De nieuwe versterkingsaanpak |
|
Sandra Beckerman , Henk Nijboer (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht uit het Dagblad van het Noorden (DvhN) van 25 april 2019 over de nieuwe versterkingsaanpak?1 Wat is hierop uw reactie?
Ja. Mijn reactie hierop treft u aan in onderstaande antwoorden.
Waarom is het stuk al wel bekend bij media maar nog niet bij Kamerleden? Vindt u dit een wenselijke situatie? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u hieraan doen? Kunt u het stuk direct delen met de Kamer?
Tijdens het bestuurlijk overleg van 11 maart 2019 hebben het Rijk en de regionale overheden de uitgangspunten vastgesteld voor de governance van de versterkingsaanpak voor gebouwen die onder de publieke aanpak vallen. Bij brief van 13 maart 2019 (Kamerstuk 33 529, nr. 587) heb ik deze met u gedeeld en aangegeven dat deze afspraken op korte termijn in overleg met de regionale overheden zouden worden uitgewerkt in een beleidsregel. Ik betreur het dat zeer vroege concepten van de beleidsregel bij de media terecht zijn gekomen. Ik heb het definitieve Besluit versterken gebouwen Groningen inmiddels op 17 mei jl. aan uw Kamer gestuurd.
Hoe bent u tot deze nieuwe beleidsregels gekomen? Wat was uw motivatie om deze zo te formuleren? Wat gaat dit volgens u betekenen voor het versterkingsproces?
De beleidsregel is gebaseerd op de uitgangspunten governance die op 11 maart jl. met de regio zijn overeengekomen. De beleidsregel heeft de vorm van een besluit (Besluit versterken gebouwen Groningen, hierna: besluit). Hiermee geef ik invulling aan mijn wettelijke taak om versterkingsmaatregelen te nemen. Daarnaast is het een instellingsbesluit voor een onafhankelijke commissie die onder andere gaat vaststellen of een gebouw aan de veiligheidsnorm voldoet en geeft het besluit de processtappen weer die worden doorlopen voor de versterking van een gebouw.
Bent u het eens met de typering van DvhN dat deze «versterkingsmachinerie» uitgebreider en ingewikkelder is dan de huidige aanpak? Kunt u dat toelichten?
Nee, daar ben ik het niet mee eens. De versterking verliep bijna onwerkbaar complex, waarbij NAM tot voor kort nog deel uitmaakte van de keten. De Nationaal Coördinator Groningen (NCG) en de gemeenten communiceren met de bewoner, de NCG meldt de noodzakelijke versterking aan het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK), die vervolgens instructie geeft aan NAM, die op zijn beurt opdracht geeft aan het Centrum Veilig Wonen (CVW) en die dan weer terugkomt bij dezelfde bewoner. Dit wordt een veel korter proces waarin NAM en EZK geen operationele of besluitvormende rol meer hebben. Bovendien komt de oordeelsvorming over de noodzakelijke versterking van een pand te liggen bij een onafhankelijke veiligheidsexperts zonder enig ander (budgettair) belang.
Klopt het dat er acht beleidsmatige en juridische stappen zijn uitgewerkt die nodig zijn om tot de daadwerkelijke versterking van een dorp of wijk te komen? Kunt u dat toelichten?
Het versterkingsproces bestaat uit diverse informele en formele processtappen.
In deze processtappen wordt enerzijds invulling gegeven aan de noodzaak om onveilige gebouwen te versterken en anderzijds worden de belangen van de diverse betrokken partijen gewaarborgd. Binnen een publieke aansturing moet bovendien aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur worden voldaan hetgeen randvoorwaarden stelt aan het proces. Dit is in het belang van alle betrokken partijen.
Klopt het dat de u – en niet de inwoner of de gemeente – uiteindelijk beslist of de versterking doorgaat? Wat vindt u van de opmerking van wethouder Bé Schollema in DvhN dat dit hem stoort? Bent u bereidt dit aan te passen? Wilt u uw antwoord ook hier toelichten?
Dat klopt niet. De Minister van EZK is er wettelijk verantwoordelijk voor dat de veiligheid wordt geborgd. De feitelijke beoordeling van individuele gebouwen en het vaststellen van de benodigde maatregelen worden op afstand van de Minister gezet en in handen gesteld van onafhankelijke experts zonder enig ander (budgettair) belang.
Zoals afgesproken tussen de betrokken bestuurlijke partijen is het de intentie om bij wet te regelen dat de commissie met onafhankelijke experts onderdeel wordt van hetzelfde zelfstandig bestuursorgaan dat wordt opgericht voor de schadeafhandeling. Tevens is afgesproken dat het vaststellen van het versterkingsbesluit en het opdrachtgeverschap van de uitvoeringsorganisatie in een wettelijke regeling worden ondergebracht bij de gemeenten. De gemeenten krijgen in het besluit zelf het materieel opdrachtgeverschap van de versterking door het opstellen en regulier aanpassen van het lokale plan van aanpak.
De eigenaar van een gebouw heeft uiteindelijk altijd het laatste woord over de versterking van dat gebouw, met uitzondering van acuut onveilige situaties. In dat laatste geval kan de gemeente optreden op basis van de Woningwet.
Klopt het dat in het conceptbesluit staat dat het Rijk het besluit om te versterken zelfs helemaal kan terugdraaien? Kunt u zich vinden in de opmerking van wethouder Bé Schollema in DvhN dat dit conceptbesluit daarom terug moet naar de tekentafel?
Zie mijn antwoord bij vraag 6. Dit klopt niet.
Klopt het dat wanneer eigenaren het niet eens zijn met de gang van zaken er alsnog een besluit wordt genomen over de versterking van zijn/haar huis die de wensen van de eigenaren benadert? Hoe verhoudt zich dit tot uw eerdere opmerking dat het bewoners zeggenschap moeten hebben over hun eigen huis?
Bij de uitwerking van de versterkingsmaatregelen werkt de uitvoeringsorganisatie nauw samen met de eigenaar om de versterkingsmaatregelen in te passen in de woning. Uitgangspunt is dat de uitvoeringsorganisatie en de eigenaar tot overeenstemming komen over de inhoud van het versterkingsbesluit. Als het niet mogelijk blijkt om de wensen van de eigenaar te verwerken binnen de gegeven randvoorwaarden, wordt een versterkingsbesluit vastgesteld dat de wensen van de eigenaar zoveel mogelijk benadert. Hiertegen staat bezwaar en beroep open. De eigenaar heeft ook in dat geval het laatste woord over de versterking. Zonder diens goedkeuring worden geen maatregelen uitgevoerd.
Bent u het met Susan Top eens dat deze beleidsregels nog meer kopzorgen voor Groningers oplevert? Zo nee, waarom niet? Kunt u dan aangeven hoe dit tot ontzorging en minimale belasting van Groningers leidt?2
De onzekerheid over het versterken van gebouwen in Groningen levert veel zorgen op. De aardbeving bij Westerwijtwerd vorige week laat dit weer zien.
Het besluit Versterken is een noodzakelijke voorwaarde om de versterking publiek uit te voeren en zo mogelijk te versnellen. Hiermee wordt een belangrijke stap gezet om op dit punt de zorgen van de Groningers weg te nemen. Het besluit geeft de eigenaar de mogelijkheid om zelf mee te denken over de maatregelen in zijn huis. Ook kan hij afzien van versterken. Er zijn dus diverse keuzemomenten voor de eigenaar die bedoeld zijn om de belangen van de eigenaar centraal te stellen. Hij kan er echter ook voor kiezen om geen gebruik te maken van deze keuzemogelijkheden en de uitvoering over te laten aan de NCG.
Bent u het met de uitspraak van Susan Top eens dat het «slikken of stikken» wordt voor de bewoners en zij in dit proces als sluitstuk worden gezien? Bent u met het Gasberaad van mening dat de bewoners straks worden overgeleverd een de technocratische beoordelingskaders waar ze geen invloed op kunnen uitoefenen? Waarom staat de inwoner weer niet centraal?
De bewoner staat in het hele versterkingsproces centraal. Het proces in het besluit is zodanig ingericht dat de bewoner en de eigenaar vroegtijdig worden betrokken bij de uitwerking van maatregelen. Het besluit maakt inzichtelijk welke stappen worden genomen en welke rechten de eigenaren en bewoners hebben. Hierdoor wordt de positie van de eigenaar en bewoner sterker.
Waarom laat u de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) en Centrum Veilig Wonen (CVW) een rol spelen in de versterking? De NAM zou toch uit het systeem gaan?
NAM is opdrachtgever van CVW op basis van een contract dat eind 2019 afloopt. Alle betrokken partijen zijn het erover eens dat NAM geen rol meer moet spelen in de versterkingsoperatie. Voorzien is dat de NCG-organisatie en het CVW opgaan in één publieke organisatie. Voor het jaar 2019 is afgesproken dat, in afwachting van de formalisering hiervan, de NAM zich al volledig conformeert aan het met de regio afgesproken versterkingsbeleid en dat CVW al wordt aangestuurd door de NCG. Gelijktijdig met het Besluit versterken gebouwen Groningen is een aantal overeenkomsten in werking getreden die hier nadere invulling aan geven. Met de NAM heb ik afspraken gemaakt zodat de NCG het CVW operationeel kan aansturen. NCG en CVW hebben hierover ook onderlinge werkafspraken gemaakt. Deze overeenkomsten heb ik met uw Kamer gedeeld. Hiermee is NAM uit de aansturing van de versterkingsoperatie gehaald.
Klopt het dat de nieuwe regels zijn bedacht om de staat juridisch goed af te dekken tegen mogelijke aansprakelijkheidsclaims?
Nee. Zoals ik hierboven heb aangegeven geef ik met dit besluit invulling aan mijn wettelijke taak om versterkingsmaatregelen te treffen.
Klopt het dat de rol van gemeenten formeel zo weinig mogelijk zal voorstellen? Kunt u dit toelichten?
Nee, dit klopt niet. In het bestuurlijk overleg van 11 maart 2019 is afgesproken dat de gemeenten zelf opdrachtgever worden van de uitvoering van de versterking. Een dergelijk verantwoordelijkheid en bevoegdheid kan alleen door een wet in formele zin bij de gemeentes worden neergelegd. In het besluit krijgen de gemeenten echter wel het materieel opdrachtgeverschap van de versterking door het opstellen en regulier aanpassen van het lokale plan van aanpak. Het besluit legt vast dat de uitvoeringsorganisatie en de commissie volgens de planning van het plan van aanpak van de gemeenten werken. Daarmee hebben de gemeenten een grote rol: zij zijn verantwoordelijk voor de planning en aansturing van de uitvoering van de versterking.
Wordt met de nieuwe aanpak recht gedaan aan de in december 2017 met algemene stemmen aangenomen motie Beckerman-cs (Kamerstuk 34 775 XIII, nr. 86), waarin de kamer uitsprak dat het zeer ongewenst is wanneer het CVW winst maakt? Waarom speelt het CVW als commercieel bedrijf een rol in deze nieuwe aanpak? Kunnen zij met de nieuwe aanpak winst blijven maken? Zo ja, waarom wordt niet gekozen voor een publieke instantie?
Met mijn brief van 17 mei jl. betreffende het Besluit versterken gebouwen Groningen heb ik uw Kamer bericht dat de NCG in staat wordt gesteld het CVW direct aan te sturen. De inrichting van de nieuwe publieke uitvoeringsorganisatie, en de eventuele rol van het CVW daarin, worden op dit moment bezien. Op termijn wil ik de NCG-organisatie en het CVW laten opgaan in één publieke organisatie.
Tegelijkertijd wil ik daarin nu, net als in mijn reactie op deze motie, geen valse verwachtingen scheppen. Ook in een publiek systeem zijn de capaciteit en kennis van private partijen met een winstoogmerk, zoals bijvoorbeeld aannemers en ingenieursbureaus, hard nodig. Mijn prioriteit ligt in die gevallen bij een snelle en zorgvuldige afhandeling van schade en uitvoering van de versterkingsoperatie.
Wat wordt de rol, de taak, de verantwoordelijkheid en de bevoegdheid van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG)? Kunt u dit toelichten?
De NCG is als voorloper van de uitvoeringsorganisatie verantwoordelijk voor de uitvoering van de versterking (opname, beoordeling en uitvoering) conform de plannen van aanpak van de gemeenten en stuurt hiertoe de hele uitvoeringsketen aan. De NCG krijgt een ruim mandaat, zodat zij de versterking slagvaardig kan uitvoeren. Verder ondersteunt de NCG de tijdelijke commissie versterken bij de vaststelling van de risicoprofielen en normbesluiten. Ook ondersteunt de uitvoeringsorganisatie de gemeenten bij het opstellen van de plannen van aanpak.
Hoe verhoudt uw uitspraak dat 2019 het jaar van de uitvoering en witte busjes wordt zich tot de acht stappen die doorlopen moeten worden?
Het besluit geeft het kader waarmee een publieke organisatie de uitvoering in gang kan zetten. De eerste stappen in de uitvoering zijn al gezet. Op basis van de lokale plannen van aanpak van gemeenten worden de eerste opnames en beoordelingen onder publieke aansturing inmiddels uitgevoerd. Ik doe er alles aan om dit proces verder te versnellen, onder andere door in te zetten op vergroting van capaciteit in de uitvoering.
Hoe gaan gemeenten samen met de inwoners zelf aan goede plannen kunnen werken wanneer ze aan deze beleidsregels moeten voldoen? Bent u het met het Gasberaad eens dat gedupeerde bewoners steeds minder invloed kunnen uitoefenen, ook niet via hun bestuurders of belangenbehartigers? Zo nee, waar bestaat die invloed dan uit?
Ik herken dit beeld niet. Dit besluit brengt de gemeenten juist in positie doordat de plannen van aanpak van gemeenten leidend zijn voor de uitvoering (zie ook antwoord op vraag 13).
Bent u bereid de beleidsregels van de versterkingsaanpak te herzien? Zo nee, waarom niet? Zo ja, binnen welke termijn?
In overleg met de NCG en de regionale bestuurders houd ik de vinger aan de pols. Als in de uitvoering blijkt dat het besluit moet worden aangepast, zal ik dat doen. Daarnaast is een wetsvoorstel in voorbereiding waarin ik de nieuwste inzichten zal meenemen. Ik verwacht dat ik dit voorstel in het vierde kwartaal in consultatie zal brengen. Daarnaast is een evaluatiebepaling opgenomen in artikel 23 van het besluit.
Waarom kiest u keer op keer niet voor de inwoners van Groningen? Het moet u toch inmiddels bekend zijn dat het echt niet goed gaat met 10.000 inwoners van het land waar u verantwoordelijk voor bent als Minister? Wanneer gaat u naast de inwoners van Groningen staan?
Het besluit geeft invulling aan de gezamenlijke afspraken van het Rijk en regionale overheden voor de uitvoering van de versterking en daarmee duidelijkheid aan de Groningers. De belangen van de eigenaren en bewoners hebben een grote rol gespeeld bij dit besluit. Ook werk ik hard aan de maatregelen om de gaswinning terug te brengen waardoor het veiliger wordt in Groningen. Ik realiseer mij dat het besluit zelf niet betekent dat de versterking van gebouwen in Groningen meteen voorspoedig verloopt. Daarvoor spelen ook andere zaken een rol, zoals het uitbreiden van de capaciteit en het uitwerken van versnellingsmaatregelen. Hier werk ik aan samen met de NCG en regionale overheden, zodat we op 5 juni nieuwe afspraken kunnen maken. Ik houd u hiervan op de hoogte.
In februari 2018 beloofde u toch dat juist het wegnemen van stressfactoren uw hoogste prioriteit zou hebben? Hoe staat het met het wegnemen van stressfactoren bij mensen? Lukt dat? Gaat het ook beter met mensen? Zo ja, waar baseert u dat op?
De onderzoeken van de RuG in het kader van Gronings Perspectief en GGD Groningen laten de problemen zien in de regio. Mijn inzet is in de eerste plaats gericht op het wegnemen van de oorzaken van de stress. Dit doe ik onder andere door de gaswinning zo snel mogelijk terug te brengen, bijzondere aandacht te besteden aan begeleiding van de schademelders en mij bij de publieke aanpak van de versterking te richten op de meest risicovolle huizen. Tegelijkertijd hecht ik er belang aan de gezondheidsklachten voortvarend aan te pakken. Regio en Rijk zijn in gesprek over het GGD rapport «Aanpak gezondheidsgevolgen aardbevingen» en bekijken gezamenlijk hoe opvolging gegeven kan worden aan de voorgestelde aanbevelingen. Ik zal u daar binnenkort nader over informeren.
Wilt u de vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Lege tank niet beboet’ |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Lege tank niet beboet»?1
Ja.
Is bekend hoe vaak voertuigen met een lege tank komen te staan langs de snelweg of autoweg? Zijn die gegevens bij autobergers of bij Rijkswaterstaat bekend?
Nee, die gegevens zijn niet bekend. Er vindt vanuit Rijkswaterstaat geen aparte registratie plaats van voertuigen, die met een lege tank komen te staan. In dergelijke situaties op het hoofdwegennet registreert Rijkswaterstaat het voertuig onder een bredere definitie als «pechgeval».
Rijkswaterstaat ontvangt vanuit de bergers aanvullende informatie over pechgevallen op het gehele wegennet, inclusief onderliggend wegennet. Deze registratie is echter niet volledig. Bergers kunnen naar eigen inzicht een speciale reden van het pechgeval noteren, waaronder een lege tank. Ook hiermee is echter niet aan te geven hoe vaak dit voorkomt omdat dit alle wegen betreffen en een eigen inzicht van de berger is.
Deelt u de mening dat dit gevaarlijk kan zijn voor overige weggebruikers en kan leiden tot serieuze ongevallen?
Ja, het met een lege tank op de vluchtstrook staan kan gevaarlijk zijn. Bestuurders moeten zich bewust zijn van de gevaren die het op kan leveren voor henzelf, de passagiers, overige weggebruikers en de hulpdiensten als politie, weginspecteurs en/of bergers als ze stil komen te staan op de snelweg en/of moeten uitwijken naar de vluchtstrook.
Er is geen sluitende registratie beschikbaar van ongevallen op het hoofdwegennet op de vluchtstrook. Er wordt geregistreerd waar voertuigen zijn aangetroffen, niet op welke strook het ongeluk heeft plaatsgevonden. De politie registreert niet of een auto op de vluchtstrook of langs de weg is aangereden.
Hoeveel ongevallen zijn u bekend waarbij auto's op de vluchtstrook of langs de weg zijn aangereden?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat een lege tank of accu te vermijden valt, en dus dat het dus de eigen verantwoordelijkheid van de bestuurder hoort te zijn om te voorkomen dat deze stilvalt door een lege tank of accu?
Een lege tank of accu is in principe te voorkomen. Ik ga er vanuit dat een bestuurder niet expres met een lege tank of accu komt te staan. Vrijwel elke auto is immers uitgerust met een waarschuwingslampje en indicator van het brandstofverbruik om de bestuurder daarop attent te maken. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat ook in deze systemen defecten kunnen optreden. Daarnaast is de actieradius, zeker bij elektrische auto’s, mede afhankelijk van files, wind en temperatuur. In die zin is het feit dat je gewaarschuwd wordt niet altijd voldoende: je moet wel de kans hebben (gekregen) om de accu of tank te vullen. Er kan dus niet gesteld worden dat het in alle gevallen te vermijden is.
Welk gevolg verbindt u aan de uitspraak van het Gerechtshof in Leeuwarden waarin brandstofgebrek is aangeduid als een noodgeval? Kunt u daarbij ingaan op de omstandigheid dat vrijwel iedere auto is voorzien van diverse waarschuwingslampjes en digitale brandstofverbruiksindicatoren?
Zoals ik bij het antwoord op vraag 5 heb aangegeven, kunnen waarschuwingslampjes en digitale brandstofindicatoren niet altijd voorkomen dat iemand met een lege tank komt te staan. De uitspraak van het Hof was dat er in de casus die voorlag sprake was van een objectief waarneembare noodsituatie waarbij de (verkeers-)veiligheid in het geding was. Op het moment dat de betrokkene zonder benzine kwam te staan en hij om die reden niet meer verder kon rijden bleef voor hem geen andere mogelijkheid over dan op de vluchtstrook te gaan staan. Derhalve was er volgens het hof geen sprake van overtreding van artikel 43, derde lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV) 1990. Als gevolg van deze uitspraak zal er normaal gesproken geen boete meer volgen voor het stilstaan op de vluchtstrook met een brandstofprobleem op grond van artikel 43, derde lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV) 1990.
Hoe denkt u erover in de wetgeving een onderscheid te gaan maken tussen technische mankementen die onvermijdelijk zijn en dit soort nalatigheid die te voorkomen is door als automobilist tijdig een pomp- of oplaadstation op te zoeken?
Dit is in de praktijk lastig uitvoerbaar. De politie zal dan aan moeten tonen dat er sprake is van nalatigheid. Wat daarbij van belang is, is dat ook technische mankementen het gevolg kunnen zijn van gebrekkig onderhoud. De politie moet dan telkens vaststellen of er sprake is van verwijtbaarheid. Ik verwacht dat dit lastig te bewijzen zal zijn.
Wat denkt u ervan om de oude boete te herintroduceren voor mensen die vanwege een vermijdbaar brandstof- of acculaadtekort stil komen te vallen op snelwegen en autowegen en daarmee zichzelf en anderen in groot gevaar brengen? Of wat zijn uw alternatieven?
Het ligt niet voor de hand een boete te (her)introduceren voor vermijdbaar stil komen te staan. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 7 zal dit lastig te bewijzen zijn. Als er echt sprake is van gevaarlijk gedrag kan op grond van artikel 5 van de Wegenverkeerswet worden opgetreden.
Een aangenomen resolutie door de VN-Mensenrechtenraad |
|
Wim-Jan Renkema (GL) |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Three resolutions with an impact on children’s rights adopted by Human Rights Council»?1
Ja.
Bent u bekend met het feit dat de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties (VN) een resolutie heeft aangenomen die oproept tot volledige implementatie van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK) door alle partijen («It calls on States to renew efforts towards the full implementation of the UNCRC by all parties and ratification by non-party States and to raise awareness of the UNCRC as well as to increase action with respect to the right of the child»)?
Ja.
Wat gaat u doen om deze resolutie uit te voeren? Welke hernieuwde inzet gaat u plegen om het verdrag volledig te implementeren?
De resolutie is niet-bindend en wijzigt de bestaande verdragsverplichtingen niet. Het is wel een goede herinnering voor staten dat de rechten van het kind belangrijk zijn.
Zoals aangegeven in de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 29 mei 2019, vindt er in VN-verband op dit moment een uitgebreide evaluatie plaats over het functioneren van de VN-verdragscomités. Het kabinet wacht deze evaluatie af alvorens een besluit te nemen over ondertekening en ratificatie van de facultatieve protocollen bij het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten, het VN-Verdrag Handicap en het VN-Kinderrechtenverdrag.
Bent u bereid om naar aanleiding van deze resolutie het voorbehoud op artikel 26 het IRVK op te heffen?
Artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) erkent het recht van elk kind op sociale zekerheid. Nederland heeft het gehele Verdrag ondertekend en geratificeerd. Het voorbehoud bij artikel 26 ontkent het recht op sociale zekerheid van het kind niet. Het voorbehoud beoogt enkel te voorkomen dat Nederlandse rechters een rechtstreeks werkend zelfstandig recht op sociale zekerheid van het kind in deze bepaling lezen. Dit is nodig omdat de Nederlandse rechter aan het verdrag zelf toetst en niet aan de Grondwet. Het voorbehoud staat de naleving van het verdrag niet in de weg noch de verplichting om een adequate levenstandaard voor het kind te waarborgen (artikel 27). Het recht van een kind op voorzieningen voor sociale zekerheid is een afgeleid recht op voldoende voorzieningen voor sociale zekerheid van de ouders. De kinderbijslag en het kindgebonden budget zijn voorzieningen voor ouders, waar kinderen in Nederland geen zelfstandig recht op hebben. Ik zie derhalve geen reden om het voorbehoud op te heffen.
Het bericht 'De yezidi’s zijn hun familie en cultuur kwijt' |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Joël Voordewind (CU), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht 'De yezidi’s zijn hun familie en cultuur kwijt»?1
Ja.
Is het u bekend dat veel van de yezidi vrouwen en kinderen nog steeds onvindbaar zijn of gevangen? Zo ja, kunt u een inschatting maken van het aantal dat nog onvindbaar is of gevangen?
De meest recente cijfers uit een VN-rapport van februari 2019 geven aan dat er op 29 november 2018 nog 3,083 jezidi’s in gevangenschap zitten of vermist worden, waarvan 1,427 vrouwen en meisjes en 1,656 mannen en jongens. De VN heeft geen recentere cijfers, maar verwacht dat deze cijfers nu lager zullen zijn na de val van Baghouz. Het VN-onderzoeksteam naar de misdaden van ISIS in Irak (UNITAD) – waaraan Nederland ook bijdraagt – is momenteel bezig met het onderzoeken van massagraven waar vermoedelijk jezidi-slachtoffers zijn begraven. Er zijn nog geen gegevens beschikbaar over deze opgravingen, maar mogelijk zullen de bevindingen ook effect hebben op het aantal vermisten.
Bent u bekend met het werk van Yazidi House? Zo ja, heeft u contact opgenomen met deze organisatie om te bezien of en hoe, de internationale gemeenschap deze organisatie zou kunnen ondersteunen?
Er zijn zowel in Irak als Syrië als in Nederland diverse organisaties die zich inzetten voor de jezidi’s. Naast Yazidi House zijn er verschillende organisaties die zich specifiek met de positie van jezidi’s bezig houden, zoals Yazda, de stichting waarbij Nobelprijswinnares Nadia Murad is betrokken. Ook zijn er verschillende organisaties die zich inzetten voor de rechten van minderheden in Irak, zoals de Ma’asarat Foundation en zijn er verschillende hulporganisaties die onder andere jezidi’s ondersteunen (zie ook het antwoord op vraag 10 en 11).
Zowel de Minister van Buitenlandse Zaken als de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hebben bij hun bezoeken aan Irak jezidi-vertegenwoordigers gesproken. Medewerkers van de ambassade in Bagdad en het consulaat-generaal in Erbil ontmoeten regelmatig vertegenwoordigers van diverse jezidi-organisaties, waaronder bovengenoemde organisaties. Daarnaast wordt de situatie van jezidi’s regelmatig in bilateraal en multilateraal verband opgebracht. Bij die gesprekken komt uiteraard ook aan de orde hoe de jezidi-gemeenschap en de betrokken organisaties het beste ondersteund kunnen worden.
Kunt u aangeven of er meer vergelijkbare organisaties zijn die zich op deze manier inzetten voor de Yazidi’s? Zo ja, heeft u contact opgenomen met deze organisaties om te bezien of en hoe de internationale gemeenschap deze organisaties zou kunnen ondersteunen?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u zeggen hoeveel IS-enclaves onder controle van het Syrische regime zijn?
In het regimegebied ten oosten van Palmyra richting Der-Ezzor bevinden zich nog een aantal actieve IS-enclaves. Het is voor het kabinet niet mogelijk om vast te stellen of (voormalige) tot slaaf gemaakte jezidi’s zich daar bevinden. Nederland onderhoudt geen diplomatieke betrekkingen met het Assad-regime en het kabinet heeft geen eigenstandige informatie over regime-acties om mogelijke tot slaaf gemaakte jezidi’s te bevrijden. Het kabinet is niet bekend met NGOs of andere organisaties die toegang hebben tot ISIS-enclaves.
Weet u of het Syrische regime onderzoekt of er zich onder de IS-families yezidi-slaven bevinden? Zo ja, weet u of het Syrische regime actie onderneemt om deze yezidi-slaven weg te halen uit de IS-enclaves? Zo nee, zijn er mogelijk NGO’s die toegang hebben tot de IS-enclaves en hier informatie over zouden kunnen verschaffen?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u geschokt over de voortdurende slavernij van en de handel in yezidi’s? Zo ja, heeft u hierover contact gehad met uw internationale collega’s? Zo nee, waarom niet?
Ondanks de val van het kalifaat, blijft de situatie van de jezidi-gemeenschap zorgelijk. Het kabinet is zich bewust van de voortdurende problematiek en blijft zich inzetten voor de bescherming van kwetsbare minderheden. De positie van minderheden wordt in verschillende fora besproken, onder anderen laatst in de VN-Veiligheidsraad bij het debat over seksueel geweld in conflict, waarbij de jezidische Nobelprijs-winnares Nadia Murad aanwezig was.
Op welke wijze zou de internationale gemeenschap kunnen bijdragen aan het bevrijden van de tot slaaf gemaakt yezidi’s en het tegengaan van de handel in yezidi’s?
Verschillende landen uit de internationale gemeenschap maken zich hard voor het lot van de jezidi’s, waaronder Nederland. In de gebieden die heroverd zijn op ISIS, zoals het recent bevrijde Baghouz, wordt er aandacht besteed aan de jezidi’s die zich daar bevinden. Bij het verlaten van Baghouz zijn bij screenings de jezidi’s separaat opgevangen zodat ze zo snel mogelijk terug gebracht konden worden naar Irak. In Irak wordt er ondersteuning geboden aan de jezidi-slachtoffers, onder andere door het door Nederland gesteunde programma van Norwegian Peoples Aid (zie ook antwoord op vraag 10).
Is het u bekend hoeveel humanitaire organisaties zich nog bevinden in Duhouk en omgeving en waarom humanitaire organisaties daar wegtrekken? Is er iets dat u kunt doen om te bevorderen dat organisaties zich blijven inzetten in deze regio?
De humanitaire situatie in Irak heeft in 2018 en begin 2019 een lichte verbetering doorgemaakt en zodoende is het geen zgn. «L3 crisis» (hoogste status crisis) meer volgens de VN. Hierdoor zijn er minder fondsen beschikbaar voor humanitaire organisaties in Irak. Er zijn echter nog wel degelijk humanitaire organisaties ter plekke. De precieze hoeveelheid fluctueert van gebied tot gebied. Tegenwoordig wordt het overgrote deel van humanitaire hulp (80%) door de Iraakse regering gegeven. Er wordt daarnaast ingezet op een transitie van humanitaire hulp naar stabilisatie, wederopbouw en ontwikkelingshulp. Ondanks het wegtrekken van een deel van de humanitaire organisaties blijft Nederland zich actief inzetten, onder anderen via opvang in de regio-middelen. Deze richten zich op onderwijs, werkgelegenheid en bescherming in onder anderen Nineva en Dohuk.
Steunt u, met het belang dat u hecht aan psychosociale programma’s in opvangkampen, hulporganisaties als SEED? Zo ja, hoeveel organisaties die psychosociale programma’s verzorgen ondersteunt Nederland? Is er in EU-verband steun voor deze organisaties? Zo nee, bent u bereid in EU-verband steun te vergaren?
Nederland steunt verschillende programma’s op het gebied van geestelijke gezondheidszorg en psychosociale steun, zowel op mondiaal niveau als in specifieke gebieden in Irak. Zo steunt Nederland bijvoorbeeld een programma van Terre des Hommes in Tel Afar dat geestelijke gezondheidszorg en psychosociale steun biedt aan teruggekeerde jongeren. Dit programma zal lopen tot april 2021. Daarnaast steunt Nederland een programma van Norwegian People’s Aid dat tracht de dienstverlening op gebied van ondersteuning bij seksueel en gender gerelateerd geweld (waaronder psychosociale hulp, case management en life skills) aan, en re-integratie van met name jezidi-ontheemden (vrouwen en meisjes in het bijzonder) te verbeteren.
Ook in Europees verband zet Nederland zich in. Via Nederlandse bijdragen aan het Madad-fonds (European Union Regional Trust Fund in response to the Syrian crisis) zet Nederland zich ook in voor psychosociale zorg in Irak. Het Madad-fonds draagt onder andere bij aan een project voor psychosociale hulp van het Iraakse Rode Halve Maan. Daarbij doet Nederland beleidsbeïnvloeding op hoog niveau voor een betere integratie van geestelijke gezondheid en psychosociale steun bij humanitaire coördinatie en responsmechanismen en spreekt partners aan tot het oppakken van mental health and psychosocial support(MHPSS). Tevens organiseert Nederland in oktober 2019 een internationale bijeenkomst over geestelijke gezondheid en psychosociale steun.
Wat kunt u aanvullend doen om de opvang van de yezidi’s in veilige regio te ondersteunen, gezinshereniging te bevorderen en medische en psychosociale hulp te verbeteren?
Het kabinet zet zich in voor stabilisatie en (waar het Irak betreft) wederopbouw van de gebieden die heroverd zijn op ISIS zodat uiteindelijk ontheemden weer terug kunnen keren naar hun plek van herkomst. Zo steunt Nederland het Funding Facility for Stabilisation(FFS) van de VN met een totaal van 57 mln Euro sinds 2014. Het FFS zet zich in voor het herstellen van de basisvoorzieningen in onder andere Sinjar. Ook draagt Nederland bij aan het verminderen van slachtoffers door landmijnen en explosieve oorlogsresten in het gebied via steun aan partners United Nations Mine action Service (UNMAS) en ontmijnings-NGO Mines Advisory Group (MAG). Nederland heeft nieuwe bijdrage aan UNMAS Irak in overweging ook met het oog op Sinjar. Via UNICEF steunt Nederland het bieden van onderwijs in bevrijde gebieden, waaronder in Sinjar. Door middel van het bovengenoemde opvang in de regio partnerschap gaat Nederland bijdragen aan juridische hulp, toegang tot documentatie, onderwijs en toegang tot de arbeidsmarkt. De precieze invulling en doelgroepen worden momenteel uitgewerkt. Daarnaast steunt Nederland het VN onderzoek mechanisme voor de misdaden van ISIS in Irak (UNITAD) met 500.000 Euro voor bescherming van getuigen en ondersteuning van slachtoffers.
Het bericht ‘VN: 1.500 migranten in levensgevaar in Libië’ |
|
Joël Voordewind (CU), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Maarten Groothuizen (D66), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Mark Harbers (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Kent u het bericht «VN: 1.500 migranten in levensgevaar in Libië»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het bericht dat ongeveer 1.500 migranten die vastzitten in detentiecentra ten zuiden van Tripoli in levensgevaar verkeren door geweld?2
Hoe beoordeelt u het bericht dat de VN tot nu toe slechts 400 vluchtelingen en migranten heeft kunnen verplaatsen uit de detentiecentra in het zuiden van Tripoli, Ain Zara en Abu Selim, waar de gevechten plaatsvinden?3
Kunt u bevestigen dat er nog zeker 3.000 migranten zijn gedetineerd op plaatsen waar wordt gevochten?4
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat het leger en de politie in Tripoli de gedetineerde migranten dwingen deel te nemen aan het conflict?5 Kunt u dit bericht bevestigen? Zo ja, hoe beoordeelt u dit bericht?
Deze berichten zijn tot op heden niet bevestigd door de internationale gemeenschap. Het kabinet geeft steun aan de VN die actief bemiddelt tussen de Libische partijen. Het is van groot belang om zo snel mogelijk te komen tot de-escalatie, een staakt-het-vuren in conflictgebieden en een nieuwe politieke dialoog. Daarbij vraagt het kabinet samen met onze partners blijvend aandacht voor respect voor het internationaal humanitair recht en het afleggen van verantwoording, zodat mogelijke oorlogsmisdaden niet ongestraft blijven. Het moge duidelijk zijn dat de gedwongen inzet van burgers in gevechten te allen tijde een schending is van het internationaal humanitair recht.
Op welke wijze volgt Nederland de ontwikkelingen in Libië? Welke bevindingen zijn daarbij gedaan? Welke maatregelen worden internationaal genomen teneinde migranten die klem zitten door de gevechten te assisteren? Is daarbij speciaal oog voor de positie van kinderen? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat het gedwongen inzetten van migranten bij de strijd mogelijk een misdaad is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen kunt u zetten teneinde deze misdaden te laten onderzoeken en te laten berechten?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u van plan in de Europese Unie te pleiten voor de evacuatie van deze vluchtelingen en migranten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe beoordeelt u de steun voor een dergelijk plan?
De EU steunt op verschillende manieren de inspanningen om te zorgen dat de situatie van deze groep vluchtelingen en migranten verbetert en zij Libië kunnen verlaten. Naar aanleiding van de oproep van UNHCR aan de gehele internationale gemeenschap zijn meerdere landen, waaronder ook EU lidstaten, in actie gekomen. Naar aanleiding van eerdere oproepen, is bekend dat meerdere EU lidstaten, waaronder ook Nederland, maatregelen hebben getroffen om geplande hervestigingen van vluchtelingen via het Emergency Transit Mechanisme te versnellen. Ook buiten de Europese Unie bekijken meerdere landen hoe zij hier aan kunnen bijdragen. Verder heeft de EU aanvullende steun beschikbaar gesteld aan UNHCR, IOM, en andere VN-organisaties om hun belangrijk werk in Libië voort te kunnen zetten en steunt de EU, de inspanningen van de VN om bij de strijdende partijen aan te dringen op een staakt het vuren c.q. humanitaire pauze.
Bent u bereid politieke en diplomatieke middelen in te zetten teneinde deze migranten bij te staan? Zo ja, welke politieke en diplomatieke middelen ziet u voor zich? Zo nee, kunt u uitleggen waarom u kiest deze middelen niet in te zetten?
Zoals hierboven aangegeven vraagt het kabinet in verschillende internationale overleggen aandacht voor de verslechterde humanitaire situatie in Libië en die van de vluchtelingen en migranten in de detentiecentra in het bijzonder. Op dit moment beziet het kabinet de mogelijkheid om aanvullend financiële steun te geven aan organisaties die deze groep in Libië op dit moment bijstaan, als ook initiatieven in andere landen om deze groep mogelijk op te vangen. De organisaties moeten daarvoor wel voldoende capaciteit hebben. Ook zal het kabinet bij belangrijke herkomstlanden aandringen op de (consulaire) evacuatie van hun onderdanen zoals vaak gebruikelijk is in conflictsituaties. Waar mogelijk zal Nederland deze steunen. Het kabinet volgt de ontwikkelingen rondom de recente oproep van UNHCR en de lopende hervestigingsinspanningen via het ETM nauwgezet, mede met het oog op de mogelijkheden om landen in de regio die geëvacueerde migranten uit Libië opvangen te ondersteunen.
De pilot van Legal Guard en de overeenkomst met de Raad voor Rechtsbijstand |
|
Michiel van Nispen |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw eerdere antwoorden op Kamervragen over de start van de pilot consumentenzaken met Legal Guard?1
Ja
Bent u bekend met het WOB-verzoek waarmee een kopie van de overeenkomst tussen Achmea en de Raad voor Rechtsbijstand is verkregen waarover «@strafarresten» informatie op Twitter publiceerde?2
Ja, hier ben ik van op de hoogte.
Wat kost deze pilot in totaal en door wie worden deze kosten betaald?
De kosten worden door de Raad voor Rechtsbijstand betaald. De totale kosten van de pilot zijn nog niet bekend, aangezien deze net is gestart. Wel heeft de Raad voor Rechtsbijstand in de door haar gesloten overeenkomst Pilot Consumentenrecht 2019–2020 (zie https://www.rvr.org/binaries/content/assets/rvrorg/informatie-over-de-raad/besluit-wob-verzoek-d.d.-12-april-2019.pdf) een vergoedingensystematiek met Legal Guard afgesproken, die er als volgt uit ziet:
De kosten per zaak zijn als volgt:
indien de diensten in maximaal 200 zaken worden verleend: € 929,– per zaak;
indien de diensten in minimaal 201 tot ten hoogste 400 zaken worden verleend: € 703,– per zaak;
indien de diensten in minimaal 401 tot ten hoogste 600 zaken worden verleend: € 667,– per zaak;
indien de diensten in meer dan 600 zaken worden verleend: € 626,– per zaak.
Kunt u uw antwoord nuanceren dat de klankbordgroep, die de pilot begeleidt, bestaat uit vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties in de consumentensector en de Nederlandse Orde van Advocaten, gelet op het feit dat de Nederlandse Orde van Advocaten zich haastte publiekelijk te melden geen deelnemer te zijn aan deze pilot (en slechts 1 beleidsmedewerker als waarnemer in de klankbordgroep te hebben), en de Consumentenbond heeft geweigerd zitting te nemen omdat zij de pilot ziet als bezuinigingsmaatregel waarvan onduidelijk is of die leidt tot een betere toegang tot het recht? Wat zegt dit volgens u?
De Raad voor Rechtsbijstand heeft verschillende maatschappelijke organisaties benaderd voor deelname aan de klankbordgroep. De Nederlandse Orde van Advocaten heeft aan de bestuurder van de Raad voor Rechtsbijstand laten weten als waarnemer aan de klankbordgroep deel te willen nemen. De Raad heeft ingestemd met deze waarnemersrol.
De Raad voor Rechtsbijstand betreurt het dat de Consumentenbond heeft geweigerd zitting te nemen in de klankbordgroep. Deelname aan de klankbordgroep biedt immers de mogelijkheid om in detail mee te kijken naar de pilot en deze te begeleiden. Daarnaast vraagt het lidmaatschap geen commitment van de leden ten aanzien van de uitkomsten van de pilot of mijn beleidsvoornemens. De Consumentenbond ziet dit anders. De Raad voor Rechtsbijstand respecteert de keuze van de Consumentenbond.
Is bewust gekozen voor een maximum van 750 zaken vanwege het feit dat de pilot daarmee onder de aanbestedingsgrenzen zou vallen? Waarom wilde u deze pilot per se niet aanbesteden?
De besluitvorming over het wel of niet aanbesteden van de pilot valt buiten mijn verantwoordelijkheid. De pilot is tot stand gekomen op initiatief van de Raad voor Rechtsbijstand en wordt onder de verantwoordelijkheid van de Raad voor Rechtsbijstand uitgevoerd. Het is echter juist dat de Raad voor Rechtsbijstand bewust heeft gekozen voor een maximum van 750 zaken. Het doel van de pilot is leerervaring opdoen met een aanbieder van juridische dienstverlening – in casu een rechtsbijstandverzekeraar – die geen deel uitmaakt van het huidige stelsel van rechtsbijstand. Om voldoende, significante data over de werkwijze van deze aanbieder te kunnen genereren, heeft de Raad voor Rechtsbijstand gekozen voor deze omvang van zaken in de pilot.
Weet u zeker dat het initiatief voor deze pilot bij de Raad voor Rechtsbijstand lag en dit geen idee van Achmea was?
Het contact tussen de Raad voor Rechtsbijstand en Achmea loopt al sinds 2016 toen de Raad voor Rechtsbijstand voornemens was om in hun Rechtwijzerapplicatie een platform te bouwen voor huurgeschillen. Dit is toen om diverse redenen niet doorgegaan. De Raad voor Rechtsbijstand heeft het contact met Achmea gehouden om te onderzoeken of er op een andere wijze samengewerkt kan worden rond gestandaardiseerde hulp. Gaandeweg is het idee voor een pilot op het gebied van het consumentenrecht ontstaan.
Waarom vindt u het moeilijk een vergelijking te maken tussen de vergoeding die in deze pilot per zaak is afgesproken en de vergoeding die bij een vergelijkbare zaak aan een sociaal advocaat toekomt? Het klopt toch dat een bedrag van minimaal 626 euro per zaak wordt betaald, ook voor de zaken waarin heel weinig werk verricht hoeft te worden? Ook klopt het toch dat Legal Guard geen aanvullende proceshandelingen hoeft te verrichten en juristen in mag zetten die niet aan dezelfde opleidings- en kwaliteitseisen als sociaal advocaten hoeven te voldoen? Het is toch zo dat Legal Guard de proceskosten wederpartij en buitengerechtelijke incassokosten mag houden terwijl advocaten die procederen op toevoeging die af moeten dragen, en dat Legal Guard het voordeel heeft dat het geld aan het begin van de zaak wordt uitgekeerd terwijl sociaal advocaten daar vaak heel lang op moeten wachten? Erkent u inmiddels dat de vergoedingen aan Legal Guard hoger zijn en dat daarnaast betere voorwaarden gelden dan voor sociaal advocaten in vergelijkbare zaken?
De Raad voor Rechtsbijstand betaalt geen forfaitaire vergoeding, maar een tarief op basis van de eerder genoemde staffel (zie antwoord vraag 3). Hierdoor kan ervaring worden opgedaan met een andere manier van bekostigen. De aanname is dat de meeste zaken via module 1 en 2 van het arrangement kunnen worden afgehandeld waardoor de kosten voor een groter volume (van 750 zaken) in beeld kunnen worden gebracht. Dat is een ander uitgangspunt dan de forfaitaire vergoeding en daardoor niet vergelijkbaar. Voor het nieuwe stelsel wil ik onderzoeken hoe er meer voor oplossingsrichtingen kan worden betaald in plaats van forfaitaire uren, zodat de oplossing meer centraal staat. Deze pilot doet daarmee een eerste ervaring op.
Voor wat betreft de opleidingseisen geldt dat de juristen van Legal Guard geen advocaat zijn; zij voldoen dan ook niet aan dezelfde opleidings-en kwaliteitseisen als sociale advocaten. De juristen van Legal Guard moeten voldoen aan de Kwaliteitscode Rechtsbijstand en de door de werkgever gestelde eisen.
Bij het nieuwe stelsel wil ik kwaliteitscriteria stellen aan pakketten/oplossingsrichtingen die voor de rechtshulp gelden ongeacht of die wordt verleend door een advocaat.
Wat betreft de proceskosten en buitengerechtelijke incassokosten is het inderdaad zo dat Legal Guard deze kosten mag houden. Het is eveneens juist dat het geld aan het begin van de zaak wordt uitgekeerd. Deze afspraken zijn door de Raad voor Rechtsbijstand in het kader van deze specifieke pilot gemaakt.
Wat moet een rechtszoekende doen als het werk voor Legal Guard erop zit na het opstellen van één processtuk en één zitting, maar de zaak nog niet is afgerond? Moet dan alsnog een advocaat worden ingeschakeld en wat betekent dat dan voor de vergoeding voor de rest van het werk?
De Raad voor Rechtsbijstand stelt zich op het standpunt dat burgers die aan de pilot deelnemen geen nadeel mogen ondervinden door deelname aan de pilot. Mocht een zaak niet kunnen worden afgerond binnen de dienstverlening van Legal Guard, dan kan de burger zich tot de Raad voor Rechtsbijstand wenden voor een reguliere toevoeging.
Waarom vindt u het gerechtvaardigd dat rechtszoekenden bij sociaal advocaten hogere eigen bijdragen moeten betalen dan in deze pilot? Begrijpt u de opmerking dat dit een vorm van «concurrentievervalsing» is?
De Raad voor Rechtsbijstand heeft deze lagere bijdrage bepaald om deelname aan de pilot te stimuleren. De werkwijze in de pilot is ook voor rechtzoekenden iets nieuws en daarmee minder vertrouwd. De lagere eigen bijdrage is bedoeld om mensen te prikkelen om mee te doen met de pilot. Een dergelijke bepaling is mogelijk in de Wet op de rechtsbijstand. Ik verwijs u naar artikel 4 van het Besluit toevoeging mediation waarin ook voor mediation een dergelijke prikkel bestaat. De lagere bijdrage geldt in dit geval specifiek voor deze pilot en is daarom geen «concurrentievervalsing». Het staat de rechtszoekende in een consumentengeschil vrij om deel te nemen aan de pilot of voor een reguliere toevoeging te kiezen.
Kunt u uw antwoord op vraag 7 (1) nog eens bekijken, waarin u stelt dat de normen en eisen aan de juristen van Legal Guard gelijk zijn aan die voor advocaten werkzaam in de sociale advocatuur? Erkent u dat advocaten onder tuchtrecht staan en aan veel meer opleidings- en kwaliteitseisen gebonden zijn? Zo ja, waarom schrijft u dat dan niet op? Zo nee, kunt u aantonen dat de normen en eisen voor de juristen van Legal Guard hieraan gelijk zijn?
U heeft gelijk dat advocaten onder tuchtrecht staan en de juristen bij Legal Guard die geen advocaat zijn, niet. Voor advocaten die in dienst zijn van Achmea gelden de Advocatenwet en tuchtrechtelijke gedragsregels.
De juristen van Legal Guard voldoen, voorzover van toepassing, aan de Kwaliteitscode Rechtsbijstand. Daarnaast heeft de Raad voor Rechtsbijstand in haar overeenkomst met Achmea serviceafspraken opgenomen over de dienstverlening van Legal Guard. Wat betreft klachten, klantsignalen en geschillen wordt de interne procedure van Achmea gehanteerd. De klachtenprocedure voldoet tenminste aan de Kifid-richtlijnen interne klachtprocedure. De Tuchtraad Assurantiën toetst bij klachten het handelen en/of nalaten van de rechtsbijstandsverzekeraar onder meer aan de Kwaliteitscode Rechtsbijstand.
Waarom heeft de Raad voor Rechtsbijstand in deze overeenkomst de inspanningsverplichting op zich genomen om deze pilot zichtbaar te ondersteunen, te promoten en waar mogelijk van alle vormen van aandacht te voorzien? Waarom kan Achmea niet voor zichzelf reclame maken?
Om voldoende significante data voor een evaluatie te genereren, is het van belang dat er voldoende zaken in de pilot worden behandeld. De Raad voor Rechtsbijstand heeft daarom de inspanningsverplichting op zich genomen om de pilot zichtbaar te ondersteunen. De Raad voor Rechtsbijstand wil via het Juridisch Loket, Rechtwijzer.nl en door het informeren van ketenpartners bekendheid voor de pilot genereren. Afhankelijk van de instroom van zaken behoudt de Raad voor Rechtsbijstand zich het recht voor om andere middelen in te zetten. Daarbij laat de Raad voor Rechtsbijstand weten dat niet gedacht moet worden aan commerciële reclamecampagnes.
Waarover is precies geheimhouding tussen Legal Guard en de Raad voor Rechtsbijstand afgesproken?
Er is geheimhouding afgesproken over de vaste projectkosten en gegevens die herleidbaar zijn tot personen werkzaam bij de Raad voor Rechtsbijstand en Legal Guard, of betrokken bij de pilot.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Omstreden kliniek opnieuw in de fout met verlof patiënten’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Omstreden kliniek opnieuw in de fout met verlof patiënten»?1 Klopt hetgeen hierin vermeld wordt?
Ik heb het bericht gelezen. In het betreffende artikel wordt geput uit een intern verslag. Het betreft notulen van een veiligheidsoverleg van begin maart 2019.
De kliniek heeft de afgelopen periode diverse verbeteringen doorgevoerd, mede naar aanleiding van eerder onderzoek door de inspecties. Bij die aanpak is veel meer aandacht voor intern overleg en evaluatie van situaties die zich voordoen in de kliniek, hetgeen onderdeel is geworden van het reguliere werkproces. Zo creëert de kliniek bewust ruimte om elkaar aan te spreken en elkaar scherp te houden hoe om te gaan met bepaalde situaties.
Het incident waarover het AD schreef, ging overigens om twee patiënten die, los van elkaar, met een begeleider op het terrein (150 meter van de kliniek) naar de geitjes gingen.2
Hoeveel «patiënten» met en zonder strafrechtelijke titel worden op dit moment vanuit de kliniek in Den Dolder met verlof gestuurd?
Ik kan dit alleen aangeven voor de patiënten die daar in het kader van een strafrechtelijke titel verblijven. Zij vallen onder mijn verantwoordelijkheid. Op 8 mei 2019 ging het om 61 patiënten bij FPA Utrecht te Den Dolder.
Kunt u uitleggen hoe het mogelijk is dat na de zaak Michael P. blijkbaar nog steeds rapportages van behandelaars verkeerd worden geïnterpreteerd? Hoe vaak zijn sinds de moord op Anne Faber tot op heden in de kliniek in Den Dolder rapportages van een behandelaar verkeerd geïnterpreteerd?
Zoals ik hiervoor al heb aangegeven betreft het genoemde voorval twee GGZ-patiënten. Vrijheden aan GGZ-patiënten die met een rechterlijke machtiging in de kliniek zijn geplaatst, worden toegekend door een BOPZ-arts van de kliniek. Ten aanzien van forensische patiënten in de FPA Utrecht zijn bij DJI geen voorvallen bekend waarbij vrijheden aan deze patiënten toegekend zijn zonder akkoord van de behandelaar.
Kunt u tevens uitleggen hoe het mogelijk is dat na de zaak Michael P. terecht vrijheden zijn ingetrokken maar, zo blijkt nu, zonder akkoord van de behandelaar die vrijheden weer zijn teruggegeven? Hoe vaak zijn sinds de moord op Anne Faber tot op heden in de kliniek in Den Dolder eerst vrijheden ingetrokken en daarna weer zonder akkoord van de behandelaar teruggegeven?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat de kliniek in Den Dolder blijkbaar helemaal niets heeft geleerd van de zaak Michael P.? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zoals ik hiervoor al heb aangegeven, vind ik dat de kliniek wel degelijk lering heeft getrokken uit de zaak Michael P. De kliniek organiseert een proces van evalueren en leren. De inspecties houden op mijn verzoek goed vinger aan de pols om erop toe te zien dat de ingezette verbeteringen ook beklijven.
Bent u bereid de maatschappij maximaal te beschermen en de kliniek in Den Dolder per direct te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht dat oud-minister Opstelten het ‘minder Marokkanen-proces heeft beïnvloed’ |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u voor 100% uitsluiten dat er op enig moment door de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie, de heer Opstelten, een mening is gegeven aan het openbaar ministerie (OM) dan wel aan (de voorzitter van) het College van procureurs-generaal over de eventuele vervolging van Geert Wilders? Kunt u dit keer wel specifiek op deze vraag in gaan en deze apart beantwoorden?
Zoals in de antwoorden op Kamervragen van het lid Wilders van 12 november 2018 is aangegeven1, is bij onderzoek in de mij ter beschikking staande documenten en bij navraag van de toenmalige betrokkenen niet gebleken van een (formele) aanwijzing van de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie ex artikel 127 en 128 Wet RO, noch anderszins van een verzoek tot vervolging van de heer Wilders. Ook van het geven van een mening door de toenmalig Minister aan het OM in het algemeen of (de voorzitter van) het College van procureurs-generaal in het bijzonder, over de eventuele vervolging van de heer Wilders, voorafgaande aan het moment dat de beslissing over de vervolging bekend werd gemaakt, is uit dit onderzoek niet gebleken. Bij het onderzoek is een ambtsbericht van 10 september 2014 aangetroffen waarin mijn ambtsvoorganger door het College van procureurs-generaal is geïnformeerd over de door het OM genomen beslissing over de vervolging.
Kunt u voor 100% uitsluiten dat er op enig moment door de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie, de heer Opstelten, een persoonlijke opvatting kenbaar is aan het OM dan wel aan (de voorzitter van) het College van procureurs-generaal over de eventuele vervolging van Geert Wilders? Kunt u dit keer wel specifiek op deze vraag in gaan en apart beantwoorden?
In het onderzoek, zoals genoemd in het antwoord op vraag 1, is uit de mij ter beschikking staande documenten en bij navraag van de toenmalig betrokkenen niet gebleken dat de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie een persoonlijke opvatting heeft kenbaar gemaakt aan het OM in het algemeen dan wel aan (de voorzitter van) het College van procureurs-generaal in het bijzonder, voorafgaande aan het moment dat de vervolgingsbeslissing bekend werd gemaakt, over de eventuele vervolging van de heer Wilders.
Kunt u voor 100% uitsluiten dat er op enig moment door de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie, de heer Opstelten, een oordeel is gegeven aan het OM dan wel aan (de voorzitter van) het College van procureurs-generaal over de eventuele vervolging van Geert Wilders? Kunt u dit keer wel specifiek op deze vraag in gaan en apart beantwoorden?
In het onderzoek, zoals genoemd in het antwoord op vraag 1, is uit de mij ter beschikking staande documenten en bij navraag van de toenmalig betrokkenen niet gebleken dat de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie een oordeel heeft gegeven aan het OM in het algemeen dan wel aan (de voorzitter van) het College van procureurs-generaal in het bijzonder over de eventuele vervolging van de heer Wilders.
Wat verstaat u onder «persoonlijke opvatting» en «miscommunicatie» in het antwoord op vraag 9?1 Heeft u aanwijzingen dat dergelijke opvattingen door ambtenaren zijn doorgegeven aan het OM, dan wel dat er «miscommunicatie» over is ontstaan? Kunt u concrete voorbeelden noemen?
Ik heb geen aanwijzingen dat er persoonlijke opvattingen ten aanzien van de vervolgingsbeslissing zijn doorgegeven aan het OM danwel dat er sprake is geweest van miscommunicatie. Met een «persoonlijke opvatting» heb ik bedoeld een persoonlijke mening die niet noodzakelijkerwijs het beleid van de Minister van Justitie en Veiligheid reflecteert. Met «miscommunicatie» heb ik bedoeld dat de ontvanger een boodschap anders ontvangt dan dat de zender van de boodschap deze heeft bedoeld. Aangezien ik geen enkele aanwijzing heb aangetroffen dat hiervan sprake zou zijn, kan ik evenmin concrete voorbeelden noemen.
Welke onderzoeksvraag is gesteld in het kader van de zoekslag in de digitale systemen van het bestuursdepartement en het OM? Wie heeft het onderzoek naar deze documenten uitgevoerd? Aan wie is verslag uitbracht van dit onderzoek? Kunt u de Kamer een afschrift doen toekomen van dit onderzoek en alle documenten die hierbij horen? Zo nee, kunt u het afschrift dan toezenden aan het Hof belast met de behandeling van de zaak Wilders?
Het onderzoek binnen mijn departement is uitgevoerd door de betrokken ambtenaren bij de behandeling van het Wob-verzoek over deze zaak en bij de Kamervragen van het lid Wilders van 12 november 2018. Voor het onderzoek is gezocht naar documenten die betrekking hebben op correspondentie over de vervolgingsbeslissing van het OM. Daarnaast is navraag gedaan bij de toenmalig betrokkenen.
Ik ben zowel over het Wob-verzoek als over de zoekslag voor de Kamervragen van 12 november 2018 geïnformeerd.
In het antwoord op vraag 3 van de Kamervragen van het lid Wilders van 12 november 2018 heb ik uiteengezet welke documenten zijn aangetroffen.3 Het betreft het ambtsbericht van 10 september 2014 middels welke de Minister door het Openbaar Ministerie werd geïnformeerd over de door het OM zelfstandig genomen vervolgingsbeslissing. In de beantwoording van de eerdere Kamervragen heb ik eveneens melding gemaakt van interne correspondentie waarmee dit ambtsbericht aan mijn voorganger is aangeboden. Dat betreft een nota en enkele e-mails ter voorbereiding van die nota tussen ambtenaren van het departement. Verder betreft het twee ambtsberichten van oktober en december 2014 van het College van procureurs-generaal van na de vervolgingsbeslissing, een korte aantekening van een regulier periodiek overleg van 2 april 2014 tussen de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie en de toenmalig voorzitter van het College, een memo inzake de beveiliging rondom een eventuele rechtszaak en een persbericht.
Ik zal deze stukken niet aan het Hof sturen, aangezien het aan het Hof is om stukken aan het strafdossier toe te voegen, al dan niet op verzoek van het OM dan/wel de verdediging.
In het antwoord op de Kamervragen van 12 november 2018 is de tekst van de korte aantekening openbaar gemaakt. De ambtsberichten, de memo van het OM inzake de beveiliging en de intern ambtelijke correspondentie maak ik niet openbaar.
In ambtsberichten en memo’s van het OM informeert het College de Minister van Justitie en Veiligheid, gelet op de ministeriële verantwoordelijkheid, in alle vertrouwelijkheid over bepaalde gevoelige zaken en onderwerpen. Ook de nota en de daarbij behorende e-mailberichten maak ik niet openbaar. Ambtenaren moeten zich veilig weten om onbelast informatie met elkaar en met de politieke leiding van het departement te delen. Dit uitgangspunt is wezenlijk voor de functievervulling van ambtenaren. De verstrekking van ambtelijk notaverkeer is niet verenigbaar met het wezenlijke belang dat is gemoeid met een goede besluitvorming die wordt gediend door de vertrouwelijkheid van een vrije en open gedachtewisseling. Daarnaast bevat de nota grotendeels informatie die afkomstig is uit het ambtsbericht van 10 september 2014. Openbaarmaking van dergelijke gegevens kan de strafrechtelijke opsporing en vervolging frustreren. Daarom verstrek ik in het algemeen geen informatie over een strafrechtelijke procedure die nog loopt. Voorkomen moet worden dat informatieverstrekking buiten de strafrechtketen om, zoals aan uw Kamer, gevolgen heeft – gelet op het vereiste van een eerlijke procesgang in het algemeen en het vermoeden van onschuld in het bijzonder – voor een (in dit geval nog lopende) zaak.4
Met welke (voormalig) ambtenaren van het toenmalige Ministerie van Veiligheid en Justitie (V&J) dan wel het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) dan wel een ander departement en/of het OM is contact opgenomen ter gelegenheid van de beantwoording van de Kamervragen en waarom?
Voor de beantwoording van de Kamervragen van 12 november 2018 is op mijn departement en op het departement van BZK naast een zoektocht in de (digitale) systemen navraag gedaan bij medewerkers die betrokken waren bij het Wob-verzoek en bij (oud-) medewerkers die ten tijde van de ambtsberichten in de parafeerlijn zaten of contactpersoon waren voor het ontvangen van de ambtsberichten.
Met welke (voormalig) ambtenaren van het toenmalige Ministerie van V&J, dan wel BZK dan wel een ander departement en/ of het OM is contact opgenomen naar aanleiding van het WOB-verzoek van RTL en waarom?
Voorafgaand aan het Wob-verzoek zijn door RTL persvragen gesteld. Voor het beantwoorden van deze vragen zijn de betrokken (oud-) medewerkers waaronder de toenmalig SG en dgRR, bevraagd. Overigens is ook mijn toenmalige ambtsvoorganger bevraagd. Voor de behandeling van het Wob-verzoek zijn deze personen niet opnieuw bevraagd maar is wederom in de (digitale) systemen gezocht.
Is het gebruikelijk dat voormalig ambtenaren van het toenmalige Ministerie van V&J en het Ministerie van BZK rechtsbijstand wordt geboden in het geval ze moeten getuigen in een rechtszaak? Zo ja, wat is de wettelijke basis hiervoor?
Een getuige heeft het recht zich voor te bereiden op een getuigengehoor bij de rechter. Dat is niet anders voor mensen die werkzaam zijn (geweest) bij een van de twee ministeries. Het is inderdaad binnen deze ministeries gebruikelijk dat op grond van goed werkgeverschap (artikel 125ter Ambtenarenwet) in dergelijke gevallen bijstand wordt aangeboden. Onderdeel daarvan is dat de persoon die werkzaam is (geweest) gevraagd wordt of hij/zij behoefte heeft aan juridische bijstand (zie in dit verband ook artikel 69 ARAR). Het gaat dan om de vergoeding van redelijkerwijs te maken kosten van rechtsbijstand en alleen voor zover de aangelegenheid verband houdt met de toenmalige functie en verantwoordelijkheid.
Is het gebruikelijk dat voormalig ambtenaren en bewindspersonen van het toenmalige Ministerie van V&J een dossier met relevante stukken wordt aangeboden ter voorbereiding? Wat is de wettelijke basis hiervoor?
Ja, voormalige ambtenaren en bewindspersonen wordt gevraagd of men ter voorbereiding relevante stukken wil inzien. Dat kan betrekking hebben op openbare stukken of ambtelijke stukken waar men destijds persoonlijk kennis van heeft genomen. Ik verwijs naar het antwoord op vraag 8 voor de wettelijke basis.
Kunt u aangeven welke kosten er tot nu toe gemaakt zijn door het Ministerie van Justitie en Veiligheid (J&V) en/of BZK aan de verleende rechtsbijstand voor getuigen in de zaak Wilders?
In het kader van de onderhavige rechtszaak zijn getuigen die werkzaam zijn (geweest) voor één van de ministeries door verschillende advocatenkantoren bijgestaan. Ik verwijs hierbij naar het antwoord op vraag 8. Deze rechtsbijstand heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – bij elkaar opgeteld – in totaal 8.193,15 euro (incl. btw) gekost.
Wat vindt u van het feit dat het Ministerie van J&V getuigen in de zaak Wilders actief heeft benaderd met het oog op hun aankomende verhoor?
Zoals hierboven beschreven vind ik het van goed werkgeverschap getuigen als (voormalig) ambtenaren en bewindslieden worden benaderd door hun (voormalig) werkgever indien zij zich geconfronteerd zien met aangelegenheden die verband houden met hun (toenmalige) functie.
Kunt u uitsluiten dat er op enige manier vanuit het Ministerie van J&V dan wel het Ministerie van BZK of een ander ministerie regie dan wel sturing heeft plaatsgevonden op de voorbereiding van de getuigenverhoren in de zaak Wilders?
Voor de betrokkenheid van de genoemde departementen verwijs ik u naar mijn antwoorden op de vragen 8 en 9. Het is zo nodig aan het gerechtshof om de betrouwbaarheid van getuigen in een specifieke rechtszaak te beoordelen.
Kunt u toelichten hoe uw ambtsvoorganger, de heer Opstelten en de toenmalige voorzitter van het College van procureurs-generaal het periodieke overleg voorbereidden? Middels welke documenten gebeurde dit, welke functionarissen waren betrokken bij dit overleg en wie werden er over de uitkomsten van dit overleg geïnformeerd?
Op 10 januari jl. heeft het gerechtshof besloten getuigen te horen aangaande de gestelde inmenging van de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie bij de vervolgingsbeslissing in de zaak waar deze Kamervragen op zien. Ik ga er vanuit dat het periodieke overleg onderwerp is geweest tijdens deze verhoren en daarmee onderwerp is in de lopende strafzaak. Ik kan hierdoor niet specifiek op het periodieke overleg ingaan bij deze vraag en de vragen 14, 15 en 16.
In zijn algemeenheid kan ik aangeven dat ter voorbereiding van het overleg een agenda werd en wordt opgesteld. Aan de hand van deze agenda inclusief eventueel onderliggende stukken als een ambtsbericht en begeleidende nota, wordt het overleg gevoerd. Het is een overleg tussen de Minister van Justitie en Veiligheid en de voorzitter van het College waarbij deze twee functionarissen ambtelijk worden ondersteund en waarbij er wordt teruggekoppeld aan betrokken ambtenaren voor zover relevant.
Is het voorgekomen dat deze gevoelige zaak van de heer Wilders in het periodiek overleg met de voorzitter van het College procureurs-generaal met iemand anders van de zijde van het voormalige Ministerie van V&J is besproken dan de (toenmaligd) Minister, secretaris-generaal of directeur-generaal? Zo ja, met wie?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 13.
Welke personen waren er aanwezig bij het periodiek overleg van 2 april 2014 waar de korte aantekening werd gemaakt die is opgedoken «Wilders – procedure besproken – 1.000 aangiften» waaraan u refereerde in de beantwoording van vraag 3?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 13.
Komt het voor dat er tijdens het periodiek overleg sprake is van een gedachtewisseling in plaats van alleen informatievoorziening?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 13.
Wat is er exact besproken tijdens het periodiek overleg op 2 april 2014? Welke aspecten van de «procedure» zijn besproken? Is het aangifteproces aan de orde geweest? Was het aan de (toenmalige) Minister van V&J om te kijken of dit aangifteproces goed liep?
Op 10 januari jl. heeft het gerechtshof besloten getuigen te horen aangaande de gestelde inmenging van de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie bij de vervolgingsbeslissing in de zaak waar deze Kamervragen op zien. Nu deze zaak onder de rechter is, kan ik hier niet op ingaan.
Hoe kan het dat er tijdens het bovengenoemde periodieke overleg op 2 april 2014, blijkens de korte aantekening, is gesproken van 1000 aangiften terwijl het OM een dag later, op 3 april 2014, met een persbericht bekend maakte dat de politie-eenheid Den Haag die de aangiftestroom uit het hele land coördineerde, tot en met woensdag 2 april 2014 ruim 5000 aangiften tegen Geert Wilders had verwerkt? Is de toenmalige Minister van V&J indertijd verkeerd ingelicht door de toenmalige voorzitter van het College van procureurs-generaal?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 17.
Zijn er nog andere periodieke overleggen geweest waarop deze kwestie, in welke vorm dan ook, is besproken? Zo ja, wanneer, wat is er besproken en wie waren er aanwezig?
Uit het onderzoek, zoals genoemd in het antwoord op vraag 1, is niet gebleken dat er, voor de beslissing over de vervolging, hierover is gesproken tijdens andere periodieke overleggen.
Op 25 sept 2014, dus na de beslissing over vervolging, is over de zaak gesproken. Zie verder het antwoord op vraag 26.
Klopt het dat er in de begeleidende nota bij het ambtsbericht van 10 september 2014 een (korte) samenvatting staat van het bijbehorende ambtsbericht?
Ja.
Klopt het dat er in deze nota een ambtelijk advies staat over hoe om te gaan met het ambtsbericht?
Ja. Het doel van de nota is het ambtsbericht te duiden voor de Minister.
Klopt het dat in de betreffende nota positief is geoordeeld over het ambtsbericht van het OM?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 maak ik deze nota niet openbaar. Ik kan dan ook niet ingaan op deze vraag.
Klopt het dat er in de betreffende nota melding wordt gemaakt van het aantal aangiften en klachten?
Ja.
Klopt het dat de nota een advies geeft om wel of niet met de toenmalige Minister van V&J nader over het ambtsbericht te spreken?
Zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven maak ik deze nota niet openbaar. Ik kan dan ook niet ingaan op deze vraag.
Klopt het dat de nota bij het ambtsbericht van 10 september 2014 is opgesteld door ambtenaren vallend onder het Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving? Zo nee, door wie dan wel? Zo ja, hoe verhoudt dat zich dan tot uw antwoord op vraag 18 van de Kamervragen waarin u stelt dat «uit de onder vraag 3 beschreven onderzoeken is mij niet gebleken van dergelijke notities»?
Dat klopt. De nota is in het antwoord op vraag 3 van de hiervoor genoemde vragen vermeld, middels de zin «Het genoemde ambtsbericht is middels interne correspondentie aan mijn ambtsvoorganger aangeboden».
Heeft de toenmalige Minister van V&J, formeel dan wel informeel, overleg gevoerd met zijn ambtenaren of anderen over het ambtsbericht van 10 september 2014 met bijbehorende nota na ontvangst van deze stukken? Zo ja, wanneer, waarom en met wie?
Naar aanleiding van het ambtsbericht en de begeleidende nota heeft er een overleg plaatsgevonden op 25 september 2014 tussen de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie en de voorzitter van het College waarbij deze twee functionarissen ambtelijk worden ondersteund.
Bent u bereid de begeleidende nota van 3,5 pagina bij het ambtsbericht van 10 september 2014 in afschrift bij de beantwoording van deze Kamervragen toe te voegen? Zo nee, kunt u deze nota dan aan het Hof belast met de behandeling van deze zaak zenden? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ambtenaren moeten zich veilig weten om onbelast informatie met elkaar en met de politieke leiding van het departement te delen. Dit uitgangspunt is wezenlijk voor de functievervulling van ambtenaren. De verstrekking van ambtelijk notaverkeer is niet verenigbaar met het wezenlijke belang dat is gemoeid met een goede besluitvorming die wordt gediend door de vertrouwelijkheid van een vrije en open gedachtewisseling. Daarnaast bevat de nota grotendeels informatie die afkomstig is uit het ambtsbericht van 10 september 2014. Openbaarmaking van dergelijke gegevens kan de strafrechtelijke opsporing en vervolging frustreren. Daarom verstrek ik in het algemeen geen informatie over een strafrechtelijke procedure die nog loopt. Voorkomen moet worden dat informatieverstrekking buiten de strafrechtketen om, zoals aan uw Kamer, gevolgen heeft – gelet op het vereiste van een eerlijke procesgang in het algemeen en het vermoeden van onschuld in het bijzonder – voor een (in dit geval nog lopende) zaak.5
Ik zal deze stukken ook niet aan het Hof sturen waar de zaak wordt behandeld. Het is aan het Hof om stukken aan het strafdossier toe te voegen, al dan niet op verzoek van het OM dan wel de verdediging.
Behelst het ambtsbericht van 10 september 2014 de vervolgingsbeslissing of een voornemen tot vervolging? In geval het een voornemen betreft, waar hing dat voornemen vanaf?
Nadat het besluit door het OM was genomen, informeerde het OM door middel van het ambtsbericht mijn ambtsvoorganger over het genomen besluit tot vervolging.
Bedoelde u met «interne correspondentie» in antwoord op vraag drie van de Kamervragen de begeleidende nota die door ambtenaren werd opgesteld bij het ambtsbericht?
Ja.
Wat is de status van een dergelijke nota? Hoe wordt deze geclassificeerd in termen van geheim / vertrouwelijk etc.? Wat is de wettelijke basis hiervoor?
In het algemeen zijn nota’s interne stukken die worden opgesteld ten behoeve van intern beraad tussen ambtenaren en tussen ambtenaren en de politieke leiding. Nota’s bij ambtsberichten bevatten een samenvatting van het betreffende ambtsbericht en, indien van toepassing, een uitzetting van het eerdere verloop van een zaak of casus en achtergronden. Ambtsberichten zijn vertrouwelijk, de nota’s bij deze ambtsberichten zijn vanwege de inhoud ook vertrouwelijk. Dit volgt uit artikel 4 onder d van het Besluit Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie 2013.
Hoeveel ambtsberichten zijn er door het OM uitgebracht aan de toenmalige Minister van V&J over (welke aspect dan ook) van de onderhavige kwestie Wilders?
Zoals in het antwoord op vraag 3 van de Kamervragen van het lid Wilders van 12 november 2018 staat vermeld, heeft het College naast het ambtsbericht van 10 september 2014 ook een ambtsbericht aan mijn ambtsvoorganger gestuurd op 7 oktober 2014 en één op 17 december 2014.
Hoeveel begeleidende nota’s bij deze ambtsberichten zijn er opgesteld door ambtenaren (van welk departement dan ook) over deze kwestie Wilders?
Er zijn twee nota’s opgesteld.
Kunt u daarnaast per nota aangeven uit hoeveel pagina’s deze bestaat?
Er is een nota van vier pagina’s en een nota van twee pagina’s.
Wie hebben er momenteel inzage in de begeleidende nota’s bij de ambtsberichten die over, welke aspect dan ook, van de onderhavige zaak Wilders aan de toenmalig Minister van V&J zijn verzonden?
Vanwege de vertrouwelijkheid van de inhoud van deze nota’s heeft slechts een beperkt aantal ambtenaren van mijn departement toegang tot deze nota’s.
Mogen getuigen vrijelijk verklaren uit een dergelijke ambtelijke nota bij een ambtsbericht? Zo nee, waarom niet?
Getuigen zijn verplicht te verklaren, tenzij er sprake is van een verschoningsrecht (artikelen 217–219b Sv). Ook heeft de rechter de mogelijkheid om vragen te beletten (artikelen 187b en 293 SV) en heeft de raadsheer-commissaris de mogelijkheid te voorkomen dat antwoorden op vragen ter kennis komen van de advocaat-generaal of de verdachte en zijn raadsman op de in artikel 187d Sv genoemde gronden. Het is aan de rechter in de desbetreffende zaak om hierover te beslissen.
Bent u bereid alle ambtsberichten / begeleidende nota’s / memo’s / interne correspondentie / notities over onderhavige kwestie Wilders als bijlage voegen bij de beantwoording van deze Kamervragen? Zo nee, bent u dan bereid deze aan het Hof belast met de behandeling van deze zaak te zenden? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 27.
Is er tijdens of en marge van de ministerraad van 21 maart 2014, twee dagen na de uitspraken van de heer Wilders, formeel dan wel informeel gesproken over deze uitspraken? Zo ja, wat is er besproken?
Op grond van het reglement van orde van de ministerraad is hetgeen besproken is tijdens de ministerraad vertrouwelijk. Ik kan dan ook geen mededelingen doen van hetgeen daar al dan niet besproken is. Van wat er en marge van de ministerraad is besproken draag ik geen wetenschap noch worden daar verslagen van gemaakt.
Heeft de toenmalige vicepremier, de heer Asscher, die zich negatief uitsprak over de uitspraken van de heer Wilders tijdens de persconferentie na afloop van deze ministerraad waar hij – naar eigen zeggen – namens het voltallige kabinet sprak, indertijd daadwerkelijk namens het voltallige kabinet gesproken? Zo ja, met wie en wanneer is dit kabinetsstandpunt besproken, formeel dan wel informeel? Is dit ook vastgelegd?
Ja. Zie verder het antwoord op vraag 37.
Is de onderhavige kwestie, formeel dan wel informeel, op een ander moment aan de orde geweest tijdens of en marge van een ministerraad?
Zie het antwoord op vraag 37.
Is er ooit een zogenaamde «blauwe brief» verzonden over onderhavige kwestie Wilders? Zo ja, door welke bewindspersoon, wie was de ontvanger, wanneer en waarover ging deze «blauwe brief»?
Uit het in antwoord 1 genoemde onderzoek in de mij ter beschikking staande documenten is niet gebleken dat er vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid een blauwe brief is gestuurd.
Heeft u op enig moment, met wie dan ook, formeel dan wel informeel overleg gehad over de zaak Pechtold (uitspraak over Russen)? Zo ja, met wie, wanneer en wat was de strekking van dat overleg?
Deze zaak heeft niet als formeel agendapunt geagendeerd gestaan tijdens een overleg maar het OM heeft mij bij wijze van mededeling wel geïnformeerd over deze zaak.
Is de kwestie Pechtold, formeel dan wel informeel, aan de orde gekomen tijdens een periodiek overleg tussen de Minister van J&V en de voorzitter van het College van procureurs-generaal? Zo ja, wanneer en wat is er besproken?
De zaak zoals genoemd in vraag 41 is niet als formeel agendapunt besproken tijdens een regulier periodiek overleg tussen mij en de voorzitter van het College. Zoals in het antwoord op vraag 41 aangegeven, heeft het OM mij wel bij wijze van mededeling geïnformeerd dat deze zaak aan de orde was.
Is de kwestie Pechtold aan de orde gekomen op het bewindspersonenoverleg van het CDA, formeel dan wel informeel?
Nee.
Werd de kwestie Pechtold beschouwd als een zogenaamde «gevoelige zaak»?
Ja, in navolging van het OM is deze zaak als gevoelige zaak beschouwd.
Zijn er ambtsberichten door het OM aan u uitgebracht over de zaak Pechtold? Zo ja, wanneer en werd dat ambtsbericht vergezeld van een begeleidende nota? Zo ja, wat was het ambtelijk advies?
Ja, ik ben door het College bij ambtsbericht van 29 maart 2018 geïnformeerd over deze zaak. Er is bij dit ambtsbericht geen nota opgesteld maar in het digitale systeem van mijn departement waarmee ik dit ambtsbericht heb ontvangen, is een korte samenvatting van het ambtsbericht opgenomen. Deze tekst bevat geen ambtelijk advies.
Kunt u een limitatieve opsomming maken van alle ambtsberichten / begeleidende nota’s, memo, notities, notulen of welke vorm van schriftelijke vastlegging dan ook over de kwestie Pechtold?
Over de zaak van de heer Pechtold, naar aanleiding van diens uitspraken over Russen, heb ik, zoals in het antwoord op vraag 45 aangegeven, een ambtsbericht ontvangen van het College. Daarnaast bevindt zich op mijn departement een e-mail d.d. 4 april 2018 tussen een medewerker van het OM en een ambtenaar van mijn departement met in de bijlage een e-mail d.d. 4 april 2018 van het OM aan de voorlichter van D66 van de Tweede Kamer met als bijlage de sepotbeslissing van de officier van justitie. Onder deze mail bevindt zich een e-mail van 28 maart 2018 tussen medewerkers van het OM. Tot slot een e-mail d.d. 30 maart 2018 tussen ambtenaren van mijn departement.
Bent u bereid de aangetroffen stukken als bijlage voegen bij de beantwoording van deze Kamervragen? Zo nee, bent u bereid deze stukken toe te zenden aan het Hof belast met de behandeling van de zaak Wilders? Zo nee, waarom niet?
Voor het ambtsbericht verwijs ik naar het antwoord op vraag 27. Voor wat betreft de e-mails kan ik u melden dat deze gaan over het bekendmaken van de sepotbeslissing aan de woordvoerder van D66, de aangevers en over het bekendmaken van deze beslissing in een persbericht.
Bent u bereid voorts alle formele dan wel informele contacten over de kwestie Pechtold met bewindspersonen of anderen op een rijtje zetten?
In het antwoord op vraag 46 treft u aan welke (digitale) contacten er hebben plaatsgevonden in deze zaak.
Bent u bereid deze vragen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen de gestelde termijn van drie weken beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Het bericht 'Schuldhulpverlening lastig voor studenten met schulden' |
|
Anne Kuik (CDA), René Peters (CDA), Harry van der Molen (CDA) |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat het aantal jongeren dat een beroep doet op schuldhulpverlening de afgelopen jaren sterk is gestegen tot ruim 10.000 jongeren in 2018?1
Ja.
Klopt deze berichtgeving en kunt u in aantallen en procenten aangeven hoeveel jongeren een beroep doen op schuldhulpverlening gedurende de afgelopen 10 jaar?
We kunnen u geen exacte aantallen en procenten geven. Gemeentelijke schuldhulpverlening wordt op verschillende manieren gemonitord. De Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK) brengt als branchevereniging jaarverslagen uit waarin zij laten zien hoeveel mensen hun leden en op welke manier hebben geholpen.2 Het jaarverslag NVVK 2017 liet al een stijging zien van jongeren die bij de schuldhulpverlening aankloppen. De verwachting is dat deze ontwikkeling zich doorzet.
In hoeverre heeft u een beeld van de maatregelen die lokaal genomen worden door gemeenten en instellingen om schulden bij jongeren tegen te gaan? Kunt u een overzicht geven van de maatregelen die genomen worden en hoe succesvol die zijn?
We zien dat er veel goede initiatieven zijn om schulden bij jongeren tegen te gaan. Wij willen deze ontwikkeling faciliteren. Dit doen we onder andere door subsidies te verstrekken aan Vakkundig aan het Werk3, Schouders Eronder4 en aan het SchuldenlabNL5. Het SchuldenlabNL werkt met private en publieke partners om verschillende projecten op te schalen, waaronder het Jongeren Perspectief Fonds dat zich op jongeren richt. Met de Benchmark Armoede & Schulden6 die SZW subsidieert kunnen gemeenten daarnaast de resultaten van het armoede- en schuldenbeleid meten en vergelijken. Wat werkt hangt immers af van de lokale en individuele context.
Kunt u aangeven in welke steden waar een mbo-, hbo- of wo-instelling gevestigd is studenten al geholpen worden door schuldhulpverleners zonder dat ze hun studie verplicht moeten stoppen?
De gemeenteraad controleert de lokale invulling en uitvoering van de verantwoordelijkheid die gemeenten hebben voor de integrale schuldhulpverlening aan hun inwoners. De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) biedt gemeenten geen mogelijkheid om groepen, zoals studerende jongeren, categoriaal uit te sluiten. Wij hebben geen landelijk overzicht van de lokale voorwaarden die gemeenten stellen voor toegang tot de schuldhulpverlening of voor het treffen van een schuldregeling. Wel zien we dat gemeenten als Groningen en Den Haag innovatieve oplossingen bieden, zodat studenten hun studie kunnen afmaken en hun schulden naar vermogen kunnen aflossen.
Bent u bereid om met gemeenten in gesprek te gaan waar studenten nog wel verplicht moeten stoppen met hun opleiding omdat ze, volgens schuldhulpverleners, beschikbaar moeten zijn voor de arbeidsmarkt?
We zijn bereid om in gesprek te gaan met gemeenten. Iedere jongere zou tenminste over een startkwalificatie moeten beschikken. Met een startkwalificatie heb je immers meer kans op de arbeidsmarkt en een grotere aflossingscapaciteit. Het uitgangspunt zou dan ook moeten zijn dat een jongere blijft studeren en daarnaast geholpen wordt bij het oplossen van de financiële problemen.
Studenten met schulden kunnen op verschillende manieren geholpen worden, waar een schuldregeling en de inzet van budgetcoaches voorbeelden van zijn. Gemeenten moeten per individueel geval integraal afwegen wat jongeren het beste perspectief geeft op zowel een schuldenvrije toekomst als een startkwalificatie. De achterliggende reden waarom studenten soms gevraagd worden te stoppen met hun opleiding is dat iemand enige aflossingscapaciteit moet hebben om een goed aanbod te kunnen doen aan de schuldeisers. Schuldeisers kunnen zo een deel van hun geld terug krijgen. De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening stelt het hebben van aflossingscapaciteit echter niet als voorwaarde om te worden toegelaten tot de schuldhulpverlening.
Kunt u zich herinneren dat, tijdens de begrotingsbehandeling, is gepleit voor het plaatsen van een banner op de website van DUO met de tekst «geld lenen kost geld», maar dat dit pleidooi bij u toen geen gehoor vond?
Ja, ik heb toen aangegeven dat het plaatsen van de waarschuwing «Let op! Geld lenen kost geld» op de website van DUO naar verwachting niet zal bijdragen aan bewuster leengedrag. De Minister van Financiën heeft de Kamer eerder gemeld dat deze waarschuwing geen onmiddellijk effect heeft op leengedrag en op hoe consumenten denken over lenen. Hij onderzoekt op dit moment samen met de AFM een alternatieve interventie om consumenten op de consumptief kredietmarkt beter te beschermen. Een studielening is een investering in de toekomst en kent bovendien sociale terugbetaalvoorwaarden. Daarmee verschilt de studielening van een consumptief krediet. De resultaten van het onderzoek van de Minister van Financiën zijn mogelijk ook bruikbaar om (aankomend) studenten te stimuleren om bewuster na te denken over het aangaan van een studielening.
Bent u bereid dit standpunt te herzien nu ook de branchevereniging voor schuldhulpverleners en sociale kredietbanken (NVVK) pleit voor een banner op de website van DUO?
Zoals ik eerder heb aangegeven wacht ik bovengenoemd onderzoek van de Minister van Financiën af.
Kunt u per instelling inzichtelijk maken hoeveel studenten met schulden moesten stoppen met hun studie doordat ze hun collegegeld niet op tijd betaald hadden?
Er bestaat geen overzicht van het aantal studenten dat is uitgeschreven vanwege het niet betalen van het collegegeld. Een uitvraag onder een aantal instellingen leert dat het aantal studenten dat vanwege financiële redenen is uitgeschreven beperkt is. Gemiddeld zou dit tussen 0,1% en 0,6% van het totaal aantal ingeschreven studenten per collegejaar betreffen.
Steunt u het voorstel om Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) het collegegeld voortaan rechtstreeks aan de instelling te laten uitbetalen, zodat jongeren dit geld niet aan andere zaken kunnen uitgeven en het maken van schulden hierdoor kan worden verminderd? Zo ja, wanneer gaat u deze maatregel uitvoeren? Zo nee, waarom niet?
Gezien de beperkte ruimte op de begroting en beschikbare capaciteit bij DUO geef ik er niet de voorkeur aan dit voorstel uit te voeren. Deze maatregel zorgt naar verwachting ook voor hoge administratieve lasten bij DUO en instellingen. Bovendien is het zeer de vraag of studenten die worden uitgeschreven, omdat ze het collegegeld niet hebben betaald, zijn geholpen als DUO het collegegeldkrediet direct aan de instelling uitbetaalt. Zeker als zij financiële problemen ervaren zijn deze studenten meer gebaat bij goede begeleiding. Gemeenten kunnen deze studenten helpen, bijvoorbeeld door budgetcoaches in te zetten.
Welke andere maatregelen gaat u nemen om een verdere toename van schulden bij studerende jongeren te voorkomen en tegen te gaan?
Ik neem hiertoe verschillende maatregelen. DUO voert momenteel een experiment uit om lenende studenten bewuster te maken van de gevolgen van hun leengedrag. Na de zomer zijn de resultaten hiervan bekend. Daarnaast heb ik maatregelen genomen om het aantal boetes voor het niet tijdig stopzetten van het studentenreisproduct fors te verminderen. Verder gebruikt DUO met succes gedragswetenschappelijke inzichten om te zorgen dat oud-studenten op tijd beginnen met het aflossen van hun studieschuld en actie ondernemen bij het ontvangen van betalingsherinneringen. Als laatste is DUO voortdurend in gesprek met studenten om te kijken hoe de voorlichting over studiefinanciering kan worden verbeterd.
Het declaratiegedrag van de voorzitter van het College van Bestuur van de Universiteit Utrecht |
|
Zihni Özdil (GL) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de voorzitter van het college van bestuur van de Universiteit Utrecht (UU) bovenop zijn salaris van € 229.974 ook nog eens € 124.343 aan binnenlandse vervoerskosten heeft gedeclareerd over het jaar 2018?1
Ja.
Hoe verklaart u dat de collegevoorzitter van de UU in 2018 € 124.343 aan binnenlandse vervoerskosten heeft gedeclareerd, terwijl de collegevoorzitters van andere universiteiten in 2017 bedragen van € 4.256 (Universiteit van Amsterdam) tot € 31.432 (Rijksuniversiteit Groningen) hebben gedeclareerd?
De verklaring hiervoor is dat de raad van toezicht van de UU met de voorzitter van het college van bestuur in zijn arbeidsovereenkomst heeft vastgelegd dat hij gebruik mag maken van een auto met chauffeur voor woon-werkverkeer en dienstreizen. De af te leggen afstand woon-werkverkeer was in die tijd aanzienlijk. De UU beschikte over lopende leasecontracten voor voertuigen en had chauffeurs in loondienst. De kosten voor deze voorziening zijn naar rato van het gebruik toegerekend aan de leden van het college van bestuur.
Inmiddels is bekend dat de voorzitter naar de regio Utrecht verhuist waardoor de afstand woon-werkverkeer zal afnemen. De inspectie roept de raad van toezicht daarom op om de huidige vervoersregeling verder te herzien zodat de bestuurskosten in de toekomst afnemen. 2
Kunt u de Kamer uitgebreid informeren over de bestemming van elke door de collegevoorzitter van de UU gedeclareerde binnenlandse reis in 2018, met name de zwartgelakte bestemmingen van de vele VIP taxiritten? Waarom zijn die zwartgelakt? Welke reizen betroffen woon-werkverkeer en welke reizen niet?
De Inspectie heeft in haar onderzoek geconstateerd dat de dienstauto’s en de taxiritten niet voor privédoeleinden zijn ingezet. De inspectie heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar de reiskosten woon-werkverkeer en de dienstreizen van de voorzitter van het college van bestuur van de universiteit en daarbij geen onrechtmatigheden geconstateerd.
Kunt u een overzicht geven van alle binnenlandse reiskostendeclaraties die door collegevoorzitters en -vicevoorzitters zijn gedaan sinds het jaar 2013, gespecificeerd per universiteit?
Een dergelijk centraal overzicht is niet beschikbaar. De jaarverslagen van individuele instellingen bevatten sinds 2012 informatie over de kosten die instellingen verantwoorden als binnenlandse reiskosten van individuele leden van colleges van bestuur. In 2017 en 2018 zijn nieuwe normen hierover afgesproken door respectievelijk de VSNU en VH. De inspectie zal eind 2019 op basis van de jaarverslagen 2018 een thematisch onderzoek uitvoeren naar de naleving van deze regelingen.
Bent u bekend met het feit dat gewone medewerkers van universiteiten, zoals docenten en promovendi, een maximumbedrag aan reiskosten vergoed krijgen?
Ja.
Weet u dat die reiskostenvergoeding voor gewone medewerkers van de Universiteit Utrecht 6 cent per kilometer, tot een maximumreisafstand van 25 kilometer enkele reis bedraagt?2
Ja.
Bent u bereid om ervoor te zorgen dat er ook een maximumbedrag komt voor binnenlandse reiskostendeclaraties door voorzitters en vicevoorzitters van colleges van bestuur, bijvoorbeeld 10 cent per kilometer tot een maximumafstand van 25 kilometer? Zo niet, waarom niet?
Op dit moment gelden voor dienstreizen de uniforme regels die de VSNU in 2017 heeft vastgesteld. Deze zijn in lijn met de regels die gelden voor de rijksoverheid.
Mocht het eerder genoemde inspectie-onderzoek daartoe aanleiding geven, dan zal ik nieuwe of aanvullende maatregelen overwegen.
Zijn er vanuit uw ministerie voorschriften waar gedeclareerde reiskosten door colleges van bestuur aan moeten voldoen? Zo ja, welke?
Alle uitgaven van instellingen dienen rechtmatig en doelmatig te zijn. De instellingsaccountant en de inspectie zien hier op toe. Mijn ambtsvoorganger heeft in 2012 vastgelegd dat de instellingen transparant moeten zijn over de declaraties van bestuurders. Vervolgens zijn de VSNU en de VH overgegaan tot eenduidige afspraken voor alle bestuurders in de twee sectoren. Ik heb de aangescherpte regelingen van de VSNU en de VH in 2018 aangewezen als kader voor de bestuurskosten van instellingen.
Bent u bereid om een duidelijke doelmatigheidstoets op te stellen voor reiskostendeclaraties door colleges van bestuur? Zo niet, waarom niet?
De inspectie zal eind 2019 op basis van de jaarverslagen 2018 een thematisch onderzoek uitvoeren naar de naleving van de declaratieregelingen. Naar aanleiding van dat onderzoek zal ik bezien of aanscherping van de voorschriften nodig is. Daarbij staat het uitganspunt dat publieke middelen doelmatig besteed dienen te worden voor mij voorop.
Als er wordt vastgesteld dat (een deel van) de binnenlandse reiskostendeclaraties van de collegevoorzitter van de Universiteit Utrecht over 2018 ondoelmatig waren, bent u dan bereid een doelmatigheidskorting in te houden op zijn salaris en dat bedrag over te maken aan de studentenmedezeggenschap van de UU die het dan naar eigen inzicht kan besteden aan onderwijskwaliteit? Zo niet, waarom niet?
Wanneer uit onderzoek door de inspectie blijkt dat besteding van rijksbijdragen ondoelmatig is geweest, wordt altijd teruggevorderd. De terugvordering vindt plaats bij de instelling die de rijksbijdrage heeft ontvangen. Zoals ik onder andere in mijn antwoord op vraag 3 heb aangegeven, zijn er door de inspectie geen onregelmatigheden geconstateerd. Van een terugvordering is nu dan ook geen sprake.
De arrestatie en mogelijke uitlevering van WikiLeaks oprichter Julian Assange |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kunt u aangeven waarom WikiLeaks oprichter Julian Assange onlangs in Groot-Brittannië is gearresteerd? Kunt u bevestigen dat dit onder meer is vanwege een uitleveringsverzoek van de Verenigde Staten (VS)?
Ik heb kennisgenomen van het intrekken van het asielrecht en het opschorten van het Ecuadoraans staatsburgerschap van de heer Assange door Ecuador en de daaropvolgende arrestatie van de heer Assange door de Britse autoriteiten. Ecuador heeft de Britse autoriteiten toestemming gegeven om de heer Assange in de ambassade te arresteren. De Britse autoriteiten hebben aangegeven dat de arrestatie van de heer Assange geschiedde op grond van het ontwijken van een uitleveringsverzoek (het niet verschijnen voor een rechtbank inzake een Zweeds uitleveringsverzoek). Na zijn arrestatie is de heer Assange in het VK schuldig bevonden aan «failing to surrender to court», voor het niet verschijnen voor de rechtbank in 2012. Hiervoor kan de heer Assagne tot 12 maanden celstraf krijgen. Na zijn arrestatie is door de VS een voorlopig uitleveringsverzoek ingediend inzake computervredebreuk. Zodra het definitieve uitleveringsverzoek van de VS is ontvangen zal dit door de Britse rechter beoordeeld worden.
Lopen er ook nog andere zaken tegen Assange, bijvoorbeeld in Zweden?
Verdere uitleveringsverzoeken zijn mij niet bekend. In 2010 werd Julian Assange in Zweden verdacht van verkrachting. Het gerechtelijk vooronderzoek tegen hem werd echter gestopt in mei 2017 en het arrestatiebevel tegen hem werd ingetrokken. Op de dag van Assange’s arrestatie (in Londen op 11 april 2019), heeft de advocaat van het vermeende slachtoffer de Openbare Aanklager in Zweden formeel verzocht het vooronderzoek te hervatten. Dit kan gedaan worden zolang de verjaringstermijn niet is verstreken, in dit geval midden augustus 2020. Momenteel is nog niet bekend hoe de Zweedse Openbare Aanklager op dit verzoek zal reageren.
Bent u bekend met de Amerikaanse aanklacht tegen Assange? Deelt u de opvatting dat deze aanklacht vooral ingaat op werk wat journalisten gewoon zijn om te doen, namelijk het publiceren over staatsgeheimen die maatschappelijk relevant zijn, en deze aanklacht daarom als een bedreiging van de persvrijheid gezien moet worden, zoals journalistenorganisaties doen?1 Zo nee, waarom niet?
Ik heb kennisgenomen via de media van een voorlopig uitleveringsverzoek van de VS voor computervredebreuk.
Vrijheid van meningsuiting, zowel offline als online, is een voorwaarde voor een goed functionerende democratie en een vrije samenleving. Een vrije pers is essentieel voor transparantie en goed bestuur.
Hoewel het recht op vrijheid van meningsuiting gerespecteerd moet worden vloeien hier ook beperkingen uit voort (in het geval van strafbaarstelling). In veel landen is het strafbaar indien welbewust Staatsgeheime informatie openbaar wordt gemaakt.
Vindt u het goed dat WikiLeaks in het verleden heeft gepubliceerd over marteling en oorlogsmisdaden begaan door de VS in Afghanistan en Irak of had u liever gezien dat de VS deze informatie geheim kon blijven houden?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven hoeveel van de verantwoordelijken voor de door WikiLeaks onthulde oorlogsmisdaden in Irak en Afghanistan zich inmiddels voor een rechter hebben moeten verantwoorden? Deelt u de mening dat dit, in plaats van het vervolgen van degene die de misdaden aan het licht heeft gebracht, prioriteit zou moeten zijn?
Het kabinet beschikt niet over een overzicht van rechtszaken naar aanleiding van de publicaties van WikiLeaks. Nederland mengt zich niet in de overwegingen van andere landen omtrent het vervolgingsbeleid.
Bent u bekend met de zorgen die onder meer Amnesty International uit aangaande de mogelijkheid van een eerlijk proces zonder mensenrechtenschendingen voor Assange in de VS?2 Deelt u de opvatting van deze mensenrechtenorganisatie dat voorkomen moet worden dat Assange uitgeleverd wordt aan de VS? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is bekend met de zorgen van Amnesty International. Het kabinet kan geen verwachting uitspreken over de inwilliging van het Amerikaanse uitleveringsverzoek aan het VK of de rechtsgang in het Verenigd Koninkrijk. Het rechtssysteem in het VK zal zich volgens de geldende procedures over de zaak moeten uitspreken. Het betreft een EU en Raad van Europa lidstaat en er zijn legio waarborgen die een goede rechtsgang garanderen waarbij de Britse rechter ook de eventuele waarborgen ten aanzien van mensenrechtenschendingen bij de Amerikaans rechtsgang zal meenemen.
Bent u bereid zich uit te spreken tegen uitlevering van Assange naar de VS, dit over te brengen aan uw Britse ambtsgenoot en in EU-verband steun voor dit standpunt te verwerven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
De berichten rond Rinus Otte |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Klopt het dat drie maanden voordat Rinus Otte Michael P. in hoger beroep strafkorting gaf, er anders dan hij zelf beweert, wel degelijk een rapport over Michael P. was geschreven waarin stond dat Michael P. een hoog recidiverisico vormde?1 2 3
De reclassering heeft op een aantal momenten gedurende de strafrechtelijke procedure adviezen uitgebracht, waaronder een advies ten behoeve van de behandeling in hoger beroep. Dit advies is uitgebracht op 5 juli 2012. In dit advies werd het recidiverisico ingeschat als hoog-gemiddeld. Deze feiten conflicteren niet met de uitspraken van de heer Otte, die zien op het voorhanden zijn van gedragsdeskundige rapportages waarin geconcludeerd wordt dat er sprake is van een stoornis.
Wat vindt u van het feit dat Rinus Otte in een interview heeft laten weten dat bij hem als rechter de inhoudelijke prikkel was verdwenen en hij zich niks aantrok van gedragsdeskundigen?
In de bovenstaande vraagstelling herken ik de uitspraken van de heer Otte zoals hij die binnen een bredere context in het NRC-interview heeft gedaan niet.
Deelt u de conclusie dat als de raadskamer het rapport van de reclassering wel had meegewogen, de straf van de rechtbank in eerste aanleg in stand was gebleven en TBS was opgelegd, Michael P. in 2017 nog vast had gezeten en Anne Faber nog geleefd had? Zo nee, waarom niet?
De rechtspraak in Nederland is onafhankelijk. Het past mij als Minister niet om te oordelen over een vonnis of de beraadslaging die in dat kader heeft plaatsgevonden.
Bent u bekend met het feit dat Rinus Otte niet met de familie van Anne Faber in gesprek wil gaan omdat volgens hem de zaak besmet is geraakt? Deelt u mening dat niet zozeer de zaak besmet is maar eerder Rinus Otte zelf?
Ik heb daar kennis van genomen. Uit het interview in de NRC maak ik op dat het niet alleen een gesprek zou zijn tussen de heer Otte en de familie maar ook met twee journalisten en dat dit laatste de reden is dat het gesprek niet heeft plaatsgevonden.
Overigens heeft er wel een gesprek plaatsgevonden met de president van het gerechtshof.
Kunt u uitleggen waarom u zo’n arrogante, kwaadaardige en/of luie rechter niet heeft ontslagen maar in plaats daarvan heeft gepromoveerd tot het College van procureurs-generaal? Bent u bereid Rinus Otte alsnog te ontslaan?
Bij uitspraken in strafzaken in hoger beroep zijn drie raadsheren betrokken. Zij komen gezamenlijk tot een oordeel. Dat oordeel kan niet aan één van de drie rechters worden toegerekend. Rechters kunnen ook niet persoonlijk aangesproken worden op uitspraken in zaken.
Hoe kan deze man, die totaal geen gevaar zag in Michael P, die Michael P. een strafkorting gaf van maar liefst 5 jaar en nu als lid van het College van procureurs-generaal zelfs het hele openbaar ministerie aanstuurt, in staat zijn Nederland adequaat te beschermen tegen toekomstige moordenaars en verkrachters zoals Michael P.?
Zie antwoord vraag 5.
De bombardementen van Turkije op christenen in Irak |
|
Kees van der Staaij (SGP), Martijn van Helvert (CDA), Joël Voordewind (CU) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Hoe beoordeelt u de berichtgeving over herhaaldelijke bombardementen van Turkije op christelijke dorpen in Noord-Irak, die de bevolking op de vlucht doen slaan?1
Het kabinet heeft kennisgenomen van de betreffende berichtgeving, maar kan de juistheid daarvan niet verifiëren.
In algemene zin kan gesteld worden dat Turkije regelmatig bombardementen uitvoert in de Koerdische Regio van Irak, met name in de provincies Erbil en Duhok. Volgens Turkije zijn de aanvallen gericht op de PKK, een organisatie die door onder andere de EU en Nederland als terroristische organisatie is bestempeld. De PKK is aanwezig in het grensgebied tussen Irak en Turkije, en Irak en Iran. Het komt voor dat de PKK intrek neemt in dorpen in noord-Irak (vaak tegen de wens van de lokale bevolking) waardoor het dorp een doelwit wordt van Turkse bombardementen en er kans is op burgerslachtoffers. Koerdische dorpen waar de PKK intrek heeft genomen, zijn daarom vaak door burgers verlaten uit angst voor bombardementen. Het gaat hierbij overigens niet om uitsluitend christelijke dorpen. Het conflict speelt tussen Turkije en de PKK en er zijn geen aanwijzingen dat dit is gericht op enige religieuze minderheid.
Klopt het dat het de dorpen Belmand, Ribatka and Meruk betreft in het Amêdîyê district in de Koerdische Autonome Regio?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel andere dorpen in de regio zijn geëvacueerd? Hoeveel mensen zijn gevlucht?
Er is geen sprake van officiële evacuatie van dorpen in deze regio door (lokale) overheden. Wel is het zo dat dorpen zijn verlaten op het moment dat de PKK intrek nam in deze dorpen. Dit uit angst van de lokale bevolking voor bombardementen tegen de PKK.
Is het waar dat de Turkse luchtmacht de afgelopen maanden herhaaldelijk het noorden van Irak gebombardeerd heeft, waaronder nota bene de regio Sinjar, waar ISIS genocide gepleegd heeft op de yezidi’s?
In Turkse berichtgeving wordt herhaaldelijk melding gemaakt van bombardementen van de Turkse strijdkrachten in het noorden van Irak. Het kabinet heeft geen precieze informatie over de exacte tijd en precieze locaties van deze bombardementen. Uit berichtgeving blijkt wel dat er in tegenstelling tot de provincies Duhok en Erbil, niet regelmatig wordt gebombardeerd in de regio Sinjar.
Zijn daarbij veel burgerslachtoffers gevallen? Hoe groot is de schade aan civiele infrastructuur?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe verhoudt dit zich tot het humanitair oorlogsrecht?
Het kabinet heeft onvoldoende informatie om een oordeel te kunnen geven over hoe het optreden waarnaar in de berichtgeving wordt verwezen zich verhoudt tot het humanitair oorlogsrecht. In het algemeen kan worden opgemerkt dat strijdende partijen het humanitair oorlogsrecht dienen te respecteren. Het gaat daarbij onder andere om de beginselen van proportionaliteit, het maken van onderscheid tussen burgers en strijders, en de plicht tot het nemen van alle mogelijke voorzorgsmaatregelen ter bescherming van de burgerbevolking. Uit het laatste vloeit onder andere voort dat partijen militaire doelen zoveel mogelijk buiten dichtbevolkte gebieden, zoals dorpen, zouden moeten plaatsen. In dit geval betekent dat met name dat de terroristische organisatie PKK zoveel mogelijk moet afzien van schuilen in dichtbevolkte gebieden. Het kabinet roept Turkije daarnaast regelmatig op om proportionaliteit en grote terughoudendheid te betrachten.
Heeft u begrip voor het protest dat de Iraakse regering enkele maanden geleden heeft aangetekend bij Turkije tegen de bombardementen in het noorden van Irak?2 Wat vindt u van de reactie van Turkije om gewoon door te gaan met bombarderen?
Het kabinet is van mening dat Turkije met zijn militaire optreden in de regio conform het internationaal recht dient te handelen en derhalve de beginselen van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht dient te nemen. Verdere onrust in een al zeer complexe en fragiele regio moet zoveel als mogelijk worden vermeden. Het kabinet maakt zich zorgen over de gevolgen van de Turkse acties voor de burgerbevolking en roept Turkije op om hier aandacht aan te besteden.
Het protest van de Iraakse regering tegen de Turkse acties is een bilaterale aangelegenheid. Het kabinet roept beide partijen op om in onderlinge dialoog tot een oplossing te komen.
Wat vindt u ervan dat christenen en yezidi’s die ISIS overleefd hebben en een kwetsbare minderheid in Irak vormen, nu geconfronteerd worden met bombardementen door Turkije in hun leefgebieden? Hoe draagt dit bij aan de wederopbouw van het noorden van Irak?
Het kabinet maakt zich in het algemeen zorgen over de positie van kwetsbare minderheden in Irak, waaronder christenen en yezidi’s. Ik heb deze zorgen bij al mijn gesprekspartners in Irak overgebracht tijdens mijn bezoek aan Irak in december 2018. Wederopbouw van de gebieden waar de meest kwetsbare groepen wonen is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse inzet in Irak. Zo draagt Nederland bij aan het Funding Facility for Stabilisation en zet Nederland zich in voor het verbeteren van de positie van ontheemden via een partnerschap met UNHCR, UNICEF, ILO, de Wereldbank en IFC. Zie ook de Voortgangsrapportage over de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie en de brede veiligheidsinzet in Irak in 2019 die u op 18 april jl. is toegegaan.
Bent u bereid Turkije op te roepen te stoppen met deze bombardementen en de veilige terugkeer van gevluchte bewoners mogelijk te maken? Zo nee, waarom niet en wat bent u dan bereid te doen?
Het bericht ‘Gratis wonen. Als je mee laat kijken in je bed’ |
|
Femke Merel Arissen (PvdD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Gratis wonen. Als je mee laat kijken in je bed»?1
Ja.
Wat vindt u van het initiatief dat mensen korting op hun woonlasten krijgen in ruil voor het opgeven van hun privacy?
In Helmond wordt een slimme woonwijk gebouwd: – Brainport Smart District – waarin zal worden geëxperimenteerd met nieuwe technologieën en manieren van wonen. Zo wordt er bijvoorbeeld gekeken hoe een wijk duurzaam en circulair kan worden gemaakt. Ook wordt er gekeken naar nieuwe manieren om data daarvoor in te zetten. Data is daarbij breder dan persoonsgegevens. Het uitgangspunt is om deze ontwikkeling samen met de bewoners van de wijk vorm te geven.
Het initiatief is een samenwerking tussen overheden, universiteiten en bewoners. Het initiatief is niet privaat gefinancierd. In een later stadium zijn marktpartijen uitgenodigd om te bezien of zij specifieke diensten aan zouden kunnen bieden, op één van de geselecteerde thema’s zoals duurzaamheid en fysiek en sociaal welzijn.
Van de initiatiefnemers begrijp ik dat er nog geen concrete afspraken zijn vastgelegd over het delen van data. Ook dient nader onderzocht te worden of c.q. in hoeverre die data tot op personen herleidbare gegevens kunnen bevatten. Wel geldt bij dit initiatief dat de betrokkenheid van de aanstaande bewoners een belangrijke voorwaarde zal zijn.
Eén van de voorgestelde projecten, die nog nader wordt uitgewerkt, is erop gericht onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor bewoners om hun persoonsgegevens commercieel uit te baten. Ook wordt onderzocht of de inzet van data in gemeenschappelijk beheer van de bewoners kan plaatsvinden.
Ik vind het een positieve ontwikkeling dat er geëxperimenteerd wordt met de mogelijkheden die data bieden om te werken aan maatschappelijke opgaven en aan de kwaliteit van leven, bijvoorbeeld om wijken duurzamer en circulair te maken. Ik vind het ook positief dat er kleinschalig wordt geëxperimenteerd met nieuwe manieren om burgers te betrekken bij dergelijke ontwikkelingen en het sluit aan bij de kabinetsambitie om burgers meer controle te geven over het gebruik van hun gegevens.
Wel begrijp ik de zorg van de vragensteller. Privacy is een grondrecht. Het spreekt dan ook voor zich dat, waar sprake is van verwerking van persoonsgegevens, als uitgangspunt dient te gelden dat de toepasselijke wettelijke kaders inzake gegevensbescherming, in het bijzonder de AVG, in acht worden genomen.
Vanuit NL DIGITAAL: Data Agenda Overheid lopen daarnaast verschillende initiatieven op het terrein van behoorlijk datagebruik in de openbare ruimte. We hebben Brainport Smart District onder andere uitgenodigd om zich aan te sluiten bij een traject waar BZK al samen met de gemeentes Eindhoven, Amsterdam en Groningen, met de VNG, met burgers, en met academische partners onderzoekt welke ethische dilemma’s zich voor kunnen doen, en welke wettelijke kaders van toepassing zijn.
Vindt u het wenselijk dat (tech-)bedrijven in ruil voor zeer gedetailleerde persoonsgegevens woonruimte gaan aanbieden?
Is het toegestaan om het opgeven van privégegevens als vereiste op te nemen bij het aanbieden van woonruimte?
Hoe verhoudt naar uw mening een initiatief zoals dit zich tot de groeiende consensus dat (tech-)bedrijven te veel macht hebben?
Kunt u garanderen dat de mensen die besluiten hier aan mee te doen dat op volledig vrijwillige basis doen en zij in hun beslissing niet gestuurd worden door andere factoren zoals bijvoorbeeld woningnood in de regio?
Kunt u zich voorstellen dat dit kan leiden tot een situatie waarin mensen vanwege hun financiële situatie verleid of gedwongen worden hun privégegevens te «verkopen» in ruil voor een dak boven hun hoofd? Acht u dat wenselijk?
Vooropgesteld: in dit project bieden tech-bedrijven geen woonruimte aan in ruil voor persoonsgegevens.
De situatie die de vragensteller in vraag 3 en 4 schetst zou ook niet wenselijk zijn. De keuze om persoonsgegevens af te staan moet altijd zorgvuldig en behoorlijk plaats vinden en gestoeld zijn op een rechtmatige grondslag, zoals vrije toestemming. Als woonruimte alleen mogelijk is in ruil voor het afstaan van persoonsgegevens, is van zo’n vrije keuze geen sprake.
Het project omtrent de mogelijke huurverlaging in ruil voor persoonsgegevens verkeert nog in de haalbaarheidsfase. Er staat op dit moment nog niets vast.
Mocht het experiment wel worden uitgevoerd, dan ga ik de uitwerking en de uitvoering daarvan nauwlettend volgen. Er moet voorkomen worden dat alleen mensen die zich dat kunnen veroorloven hun persoonsgegevens kunnen beschermen of dat bewoners in de positie komen te staan dat zij bij de beslissing om hun gegevens al dan niet af te staan geen vrije keuze hebben. Ik beraad mij op de wenselijkheid van initiatieven waar gebruik van een eerste levensbehoefte, zoals wonen, in ruil voor data zou worden aangeboden.
Kunt u garanderen dat mensen die geen toestemming hebben gegeven om zich aan zo’n gedetailleerd niveau van surveillance te committeren gevrijwaard blijven? Zo ja, hoe? Zo nee, blijft publieke ruimte hiermee dan wel publiek?
Kunt u aangeven hoe u staat tegenover de in het artikel genoemde sensorhotels die mobiele telefoons gaan volgen en hun interne gegevens gaan uitlezen?
Kunt u aangeven welke informatie men voornemens is te verzamelen met deze sensorhotels en welke informatie men overweegt te gaan verzamelen?
Kunt u aangeven hoe u staat tegenover de in het artikel genoemde verregaande plannen om te gaan werken met sensoren in het afvalwater?
Klopt het dat daarmee in principe per individu de eet- en drinkgewoontes nauwkeurig in beeld kunnen worden gebracht, evenals het medicijngebruik, de gezondheid en de consumptie in bredere zin? Acht u dat wenselijk?
Wat moet er verstaan worden onder het voornemen om te komen tot interventies op individueel niveau?2 Hoe wenselijk acht u dat?
Hoe gaat de datavoorziening ingericht worden? Krijgen inwoners ook inzage in hun eigen gegevens of is die uitsluitend voor de bedrijven? Kan het bijvoorbeeld zo zijn dat ouders straks genotificeerd worden dat hun dochter zwanger is nog voordat zij dat zelf weet simpelweg omdat zij naar het toilet is geweest? Acht u zulke situaties wenselijk?
Hoe verhoudt dit initiatief zich tot de aangenomen motie-Hijink (Kamerstuk 27 529, nr. 178) waarin de Kamer zich uitspreekt tegen het commercieel uitbaten van medische data? Bent u met de indiener van mening dat data die verzameld zullen worden om een gezondheidsbeeld op te stellen daarmee eigenlijk medische data zijn?
De initiatiefnemers hebben benadrukt dat er geen afspraken zijn gemaakt over het verzamelen van data, laat staan medische data en dat het verzamelen van medische data nadrukkelijk niet de bedoeling is.
Het verwerken van medische gegevens is aan strenge eisen gebonden. De partijen moeten zich daarbij aan de gegevensbeschermingswetgeving houden. Als dat niet gebeurt, is het aan de Autoriteit Persoonsgegevens om daartegen op te treden.
Welke actie gaat u ondernemen om dit initiatief, dat in strijd is met de wens van de Kamer, tegen te houden?
Zie antwoord vraag 15.
In hoeverre acht u het wenselijk dat provincies en waterschappen zich aansluiten bij dit soort initiatieven?
Het is aan provincies en waterschappen zelf om te bezien of en op welk moment zij zich aansluiten bij dergelijke innovatieve initiatieven. Provincies en waterschappen maken hun eigen financiële en beleidsmatige afwegingen binnen hun wettelijke takenpakket. Ik heb hier geen oordeel over.
Is u al bekend hoe de voorgenomen Ethische Commissie ingericht gaat worden? Wat wordt de positie van deze commissie ten opzichte van bestaande instanties belast met toezicht op privacy zoals bijvoorbeeld de Autoriteit Persoonsgegevens?
Het is nog niet bekend hoe de Ethische Commissie ingericht gaat worden. Op basis van de informatie en de gevoerde gesprekken heb ik geen reden om te veronderstellen dat de initiatieven onwenselijk zijn en overheidsingrijpen gerechtvaardigd is.
Wat zou er gebeuren als de Ethische Commissie zou besluiten dat (alle) initiatieven van de ontwikkelaars onwenselijk zijn? Hoe wordt een «wij-van-WC-eend» scenario voorkomen?
Zie antwoord vraag 18.
Kunt u aangeven wat de huidige situatie is in Toronto (Canada) waar eerder een soortgelijk initiatief werd opgezet? Ziet u daarin aanleiding dit initiatief een halt toe te roepen?
Sidewalks labs in Toronto is een privaat gefinancierd en georganiseerd project, zonder inspraak van bewoners, in tegenstelling tot het project in Helmond. Ik zie op dit moment geen aanleiding om het initiatief in Helmond een halt toe te roepen.
Kunt u reflecteren op de uitspraak: «We doen hier niet alleen veilige dingen. Anders krijg je nooit disruptie»? Geeft u dat vertrouwen dat bestaande wetgeving gerespecteerd zal worden en dat persoonsgegevens veilig zijn?
Kunt u reflecteren op de uitspraak: «We gaan hier aanklooien»? Geeft u dat vertrouwen dat bestaande wetgeving gerespecteerd zal worden en dat persoonsgegevens veilig zijn?
Kunt u reflecteren op de uitspraak: «We doen hier iets op het snijvlak van wat kan en wat wenselijk is»? Geeft u dat vertrouwen dat bestaande wetgeving gerespecteerd zal worden en dat persoonsgegevens veilig zijn?
Is dit een initiatief dat u wenselijk acht? Zo nee, hoe gaat u dit initiatief en soortgelijke initiatieven in de toekomst voorkomen? Zo ja, waarom?
Bent u bereid de Autoriteit Persoonsgegevens te vragen om onderzoek te doen naar dit initiatief? Zo nee, waarom niet?
De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) is een onafhankelijke toezichthouder en besluit zelfstandig over de te verrichten onderzoeken. Het staat de initiatiefnemers vrij om de AP te vragen om mee te denken over deze nieuwe ontwikkeling.
Het datalek bij Jeugdzorg waardoor dossiers van duizenden kwetsbare kinderen zijn gelekt |
|
René Peters (CDA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat dat door een fout van Bureau Jeugdzorg Utrecht in totaal 3278 dossiers van 2702 kinderen zijn gelekt?1
Datalekken zoals deze laten zien dat aandacht voor informatieveiligheid in de zorgsector steeds belangrijker wordt. Het datalek bij Samen Veilig Midden-Nederland is ontstaan door het gebruik van oude e-mailadressen met een oude domeinnaam. Deze domeinnaam was vanaf december 2017 niet meer bij Samen Veilig Midden-Nederland in beheer. Naar nu blijkt zijn de consequenties hiervan onvoldoende ingeschat en afgedekt. Samen Veilig Midden-Nederland heeft mij laten weten dat zij de oude domeinnaam weer hebben overgenomen en dat daarmee het lek gedicht is. Samen Veilig Midden-Nederland heeft mij gemeld direct na geïnformeerd te zijn over het datalek een onderzoek te zijn gestart om uit te zoeken hoe dit heeft kunnen gebeuren.
Waarom is de oude website van Jeugdzorg Utrecht niet beveiligd afgesloten nadat deze offline is gehaald?
Zie antwoord vraag 1.
Is het gebruikelijk dat binnen de jeugdzorg dossiers van patiënten onbeveiligd en geautomatiseerd doorgestuurd worden naar e-mailadressen van werknemers?
Ik deel de mening dat alle zorginstellingen passende maatregelen moeten nemen om patiëntdossiers en communicatie over patiënten maximaal te beveiligen. Ze moeten zorgen dat binnen hun organisaties goed met persoonsgegevens wordt omgegaan om datalekken zoals deze te voorkomen maar ook om weerbaar te zijn tegen bijvoorbeeld cyberaanvallen. Daarbij hoort onder anderen het gebruik van beveiligde e-mail voor het uitwisselen van persoonsgegevens. Alle zorg- en jeugdhulpinstellingen zouden daarom gebruik moeten maken van beveiligde e-mail verbindingen, waarvoor ook een NEN2-norm beschikbaar komt.
Deelt u de mening dat het niet zo kan zijn dat zorginstellingen patiëntendossiers onbeveiligd en zonder authenticatie worden rondgestuurd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze denkt u te kunnen waarborgen dat dit in het vervolg wel goed wordt gedaan?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat Bureau Jeugdzorg Utrecht niet voldeed aan de concrete normen ten aanzien van informatieveiligheid zoals door Z-CERT geformuleerd? Bent u van mening dat deelname aan Z-CERT door (jeugd)zorgaanbieders verplicht gesteld moet worden? Zo nee, waarom niet?
Zorginstellingen moeten onder meer voldoen aan de AVG. Ook de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg stelt eisen aan informatieveiligheid voor het zorgveld. Deze eisen zijn neergelegd in normen ontwikkeld door het Nederlands Normalisatie-instituut (NEN).
Het Computer Emergency Response Team voor de Zorg (Z-CERT) ontwikkelt geen normen waaraan zorginstellingen dienen te voldoen. Z-CERT is wel belast met monitoring, preventie en reparatie van ICT-incidenten in de zorg. Bij datalekken zoals deze kunnen aangesloten zorginstellingen rekenen op de hulp van Z-CERT. Deze organisatie fungeert ook als «brandweer» bij informatieveiligheidsincidenten in de zorg. Alle zorg- en jeugdhulpinstellingen zouden wat mij betreft aangesloten moeten zijn bij een organisatie als Z-CERT. Zoals toegezegd in reactie op de motie Ellemeet (TK 270529, nr 179) zal VWS in 2019 het verplichtstellen van de deelname van zorg- en jeugdhulpinstellingen aan Z-CERT onderzoeken.
Welke verplichtingen hebben (jeugd)zorginstellingen voor wat het securitybeleid betreft? Welke standaardnormen zijn hieraan verbonden waar in ieder geval aan voldaan moeten worden?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is uw reactie op de bewering van de klokkenluiders dat er nog tientallen soortgelijke zorgorganisaties zijn waarvan de oude domeinnaam is verlopen, en die door kwaadwillenden zijn over te nemen of reeds zijn overgenomen?
Ik heb Z-CERT gevraagd om passende actie te ondernemen. Z-CERT meldt mij dat er inderdaad domeinnamen circuleren die eerder door zorginstellingen zijn gebruikt en daarna zijn vrijgegeven. Op mijn verzoek heeft Z-CERT deze domeinnamen zelf geregistreerd zodat deze niet meer voor anderen beschikbaar zijn.
Bent u bereid te inventariseren welke websites dit betreft om hier zo spoedig mogelijk actie op te zetten om deze beveiligd af te (laten) sluiten?
Zie antwoord vraag 7.
Zijn alle betrokken personen waarvan de dossiers gelekt zijn inmiddels ingelicht over dit datalek?
Samen Veilig Midden-Nederland heeft mij gemeld dat zij niet weten welke dossiers precies gelekt zijn, dit is door de klokkenluiders en RTL niet gedeeld. Samen Veilig Midden-Nederland heeft mij laten weten direct alle cliënten te hebben geïnformeerd en ook een speciale telefoonlijn geopend te hebben voor vragen van bezorgde burgers.
Op welke wijze wordt dit datalek van Bureau Jeugdzorg Utrecht gedicht en op welke wijze wilt u er op inzetten dat dit soort fouten in de toekomst niet meer worden gemaakt?
Samen Veilig Midden-Nederland heeft mij laten weten direct nadat ze op de hoogte werden gesteld van het datalek een crisisteam te hebben gevormd en een Functionaris Gegevensbescherming te hebben aangesteld. De oude domeinnaam is direct weer overgenomen waardoor het lek inmiddels gedicht is. De instelling is een onderzoek gestart om uit te zoeken hoe dit heeft kunnen gebeuren. Ook is er direct melding gemaakt bij de Autoriteit Persoonsgegevens. De beveiliging van medische gegevens valt onder de verantwoordelijkheid van de zorginstellingen zelf. De Autoriteit Persoonsgegevens ziet hierop toe.
Het bericht ‘Tien jaar cel en tbs voor doodsteken therapeut tbs-kliniek Kijvelanden’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Tien jaar cel en tbs voor doodsteken therapeut tbs-kliniek Kijvelanden»?1
Deelt u de mening dat tien jaar celstraf een onacceptabel lage straf is voor deze moordenaar die nota bene al onder behandeling was voor poging tot doodslag in een tbs-kliniek?
Kwam deze tbs'er ook in aanmerking voor (on)begeleid verlof? Zo ja, hoe vaak is hij op verlof gestuurd?
Deelt u de mening dat een persoon die nota bene door de rechtbank als «buitengewoon gevaarlijke man» is bestempeld, nooit in een gewone tbs-kliniek had mogen zitten met alle vrijheden van dien, maar op een long stay-afdeling? Zo ja, hoe heeft het kunnen gebeuren dat deze man totaal verkeerd is ingeschat? Zo nee, waarom niet? Wat heeft u nu eigenlijk geleerd van de zaak Michael P.?
Deelt u de mening dat alle intensieve behandelingen in de tbs-kliniek voor deze gevaarlijke idioot blijkbaar geen enkele zin hebben gehad, anders had hij toch niet opnieuw kunnen toeslaan?
Deelt u de mening dat het opnieuw opleggen van tbs zinloos is, aangezien dit soort idioten levenslang achter slot en grendel opgesloten zouden moeten zitten? Kunt u aangeven in welk opzicht deze zaak verschilt van Michael P.? Waarom denkt u dat deze «buitengewoon gevaarlijke man» uiteindelijk wel weer losgelaten zou moeten worden op de samenleving?
Kunt u aangeven hoeveel personen er op dit moment in tbs-klinieken zitten, en als «buitengewoon gevaarlijk» kunnen worden beschouwd en derhalve een bijzonder risico vormen voor de maatschappij en iedereen in de directe omgeven van deze personen? Zo nee, waarom niet?
Het bericht ‘It Wasn’t Just Khashoggi: A Saudi Prince’s Brutal Drive to Crush Dissent’ |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Sadet Karabulut , Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Op welke termijn kan de Kamer een reactie verwachten op de berichtgeving over het (mogelijke) bestaan van het genoemde interventieteam dat dissidenten surveilleert, arresteert, ontvoert, gevangen houdt en martelt?1
Zoals gesteld in eerdere antwoorden op schriftelijke vragen over deze berichtgeving (Kamerstuk nr. 2162, vergaderjaar 2018–2019) kan het Ministerie van Buitenlandse Zaken de berichtgeving over het bestaan van het genoemde interventieteam niet bevestigen. Indien een dergelijk team bestaat is dat uiteraard zorgelijk. Nederland spreekt regelmatig met Saoedi-Arabië over zorgen die Nederland heeft met betrekking tot de mensenrechtensituatie en de vrijheid van meningsuiting en positie van critici en andersdenkenden in het bijzonder.
Heeft u inmiddels contact gehad met de Verenigde Staten over de berichtgeving inzake (mogelijke) betrokkenheid van Mohammed bin Salman bij het inzetten van het genoemde interventieteam? Zo nee, op welke termijn verwacht u dat te doen? Zo ja, kunt u de Kamer hierover informeren?
Nederland onderhoudt regelmatig contact met EU partners en andere gelijkgezinde landen over de mensenrechtensituatie in Saoedi-Arabië. Er wordt daarbij ook gesproken over de lastige positie van critici en andersdenkenden. Over de exacte inhoud van deze contacten met partners kan ik geen mededelingen doen. Uiteraard zal de Kamer op de hoogte worden gehouden van relevante ontwikkelingen op het gebied van de mensenrechtensituatie in Saoedi-Arabië.
Heeft u in andere internationaal verbanden contact gehad over de berichtgeving inzake (mogelijke) betrokkenheid van Mohammed bin Salman bij het inzetten van het genoemde interventieteam? Zo nee, op welke termijn verwacht u dat te doen? En zo ja, kunt u de Kamer hierover informeren?
Zie antwoord vraag 2.
Wijst u bij het benadrukken van het belang van vrijheid van meningsuiting, een breed maatschappelijk middenveld en open publiek debat, evenals het belang van eerlijke en transparante rechtsgang met proportionele strafbepalingen, ook op de verplichting van de Saoedisch overheid tot het naleven van mensenrechten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is de reactie?
Ja, dit vormt een onderdeel van de dialoog die Nederland met Saoedi-Arabië voert over deze onderwerpen. Zoals eerder met uw Kamer gedeeld wordt hierover waar mogelijk en op alle niveaus besproken. Over de inhoud van diplomatieke gesprekken kan niet alles openbaar worden gemaakt, maar doorgaans is de reactie van Saoedi-Arabië op dit onderwerp afhoudend. Saoedi-Arabië ziet dergelijke kwesties als een binnenlandse aangelegenheid, en beschouwt de juridische actie tegen genoemde personen gerechtvaardigd. Dit neemt niet weg dat Nederland, net als veel gelijkgezinde landen, Saoedi-Arabië op het belang van het naleven van mensenrechten blijft aanspreken.
Is er na 24 februari 2019 nog contact geweest met de Saoedische overheid over mensenrechtenschendingen?
Ja. Er is onder meer gesproken met de Saoedische ambassadeur in Den Haag. Ook de Nederlandse ambassade in Riyad spreekt geregeld over mensenrechten met Saoedische instanties. Ambassademedewerkers hebben getracht aanwezig te zijn bij de recente rechtszaken tegen vrouwenrechtenactivisten, maar toegang tot de zittingen werd hen reeds vier maal ontzegd.
Heeft u inmiddels kennisgenomen van het artikel dat na voorlopige vrijlating van drie van de vrouwenrechtenactivisten is verschenen in The Guardian waarin wordt verwezen naar een gelekt rapport over de erbarmelijke omstandigheden waaronder mensen in Saoedi-Arabië worden vastgehouden?2 Zo ja, wat is uw reactie op dit artikel?
Ja. Er zijn meerdere berichten geweest over de omstandigheden waarin mensen in Saoedi-Arabië worden vastgehouden, en specifiek over de omstandigheden van de groep vrouwenactivisten die in mei 2018 werden gearresteerd. De Saoedische autoriteiten ontkennen deze berichtgeving. De berichten zijn evenwel zorgwekkend en Nederland heeft zorgen hier omtrent meerdere malen uitgesproken in bilaterale contacten met de Saoedische autoriteiten.
Bent u bereid in bilateraal of in multilateraal verband de Saoedische overheid te vragen om een reactie op deze berichtgeving? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Heeft u of gaat u contact opnemen met uw collega’s, onder meer die uit Zweden en Canada, over een gezamenlijke inzet richting Saoedi-Arabië door de aanhoudende berichtgeving over de omstandigheden waaronder mensen mogelijk worden vastgehouden ondanks het feit dat Saoedi Arabië verdragspartij is bij het VN-antifolterverdrag? Zo nee, waarom niet?
Nederland onderhoudt regelmatig contact met EU-partners en andere gelijkgezinde landen zoals Canada over de mensenrechtensituatie in Saoedi-Arabië. Dit heeft onlangs onder meer geresulteerd in de eerste gemeenschappelijke verklaring over Saoedi-Arabië tijdens de VN Mensenrechtenraad. In deze verklaring roept Nederland met een groep van 34 landen Saoedi-Arabië op ervoor te zorgen dat alle burgers, inclusief mensenrechtenactivisten en journalisten, hun recht op vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging volledig kunnen uitoefenen, zonder angst voor represailles. Daarnaast werd Saoedi-Arabië opgeroepen om de vrouwenactivisten die sinds mei 2018 werden vastgehouden vrij te laten. Ook heeft Nederland in EU-verband meerdere malen om toestemming gevraagd om detentiecentra te bezoeken. Helaas zijn deze verzoeken tot nu toe niet gehonoreerd.
Bent u bereid om in Europees en internationaal verband steun te vergaren om de oproep van Human Rights Watch tot onmiddellijke vrijlating van alle mensenrechtenactivisten kracht bij te zetten?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid om in Europees en internationaal verband steun te vergaren voor een oproep aan de Saoedische overheid tot het toelaten van onafhankelijke internationale waarnemers voor het laten uitvoeren van een objectief onderzoek naar de omstandigheden waaronder mensen in Saoedi-Arabië vastgehouden worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Heeft u of gaat u contact opnemen met het Comité ter Bescherming van Journalisten om de situatie in Saoedi-Arabië te verifiëren? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft contacten met derde landen, internationale organisaties en ngo’s over de situatie in Saoedi-Arabië. Op dit moment heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken geen specifieke contacten met het Comité der Bescherming van Journalisten. Uiteraard staat het Ministerie van Buitenlandse Zaken wel open voor een gesprek met het Comité.
Kunt u bevestigen dat er na de tijdelijke vrijlating van de drie vrouwelijke activisten er een nieuwe arrestatiegolf heeft plaatsgevonden?3 Zo ja, heeft u daarover in bilateraal en in multilateraal verband uw bezwaren bij de Saoedische overheid kenbaar gemaakt?
Op 4 april zijn in elk geval zeven mensen gearresteerd die in contact waren met of zich uit hebben gesproken over de vrouwenactivisten die vorig jaar in mei werden gearresteerd. Voor zover bekend is er nog geen aanklacht tegen deze zeven mensen gedaan. Nederland volgt de zaak rondom de vrouwenrechtenactivisten nauwgezet en heeft meerdere malen geprobeerd aanwezig te zijn bij de rechtszaken die hebben plaatsgevonden. Hiermee maakt Nederland duidelijk de zaak op de voet te volgen en blijven we onze oproep om de vrouwenrechtenactivisten vrij te laten onderstrepen.
Deelt u de mening dat doodsbedreigingen onaanvaardbaar zijn?1 Deelt u voorts de mening dat het niet aanvaardbaar is dat doodsbedreigingen aan politici, in dit geval tegen de leider van een oppositiepartij, in een diepe la verdwijnen en er dus niets mee gebeurt?
Ja, die meningen deel ik. Ik wijs er hierbij op dat deze bedreigingen zijn opgepakt en niet in een la zijn beland. Verder verwijs ik u hieromtrent naar hetgeen ik daarover op de mondelinge vragen van het lid Wilders van uw Kamer heb geantwoord op 16 april jongstleden.
Kunt u zich nog de Pakistaan herinneren die vorig jaar vanuit het buitenland Geert Wilders bedreigde en al reeds in Den Haag was om daad bij zijn woord te voegen? Zo ja, waar zijn de concrete aanwijzingen van het OM op gebaseerd dat de bedreigers die het OM nu niet wilt vervolgen, vanuit het buitenland zich niet naar Nederland zullen begeven?
Ja, dat kan ik mij herinneren. Het Openbaar Ministerie heeft laten weten dat uit het onderzoek is gekomen dat er op dit moment geen aanwijzingen zijn dat de afzenders van de bedreigingen naar Nederland zullen komen.
Deelt u de mening dat het OM hiermee het signaal afgeeft dat doodsbedreigingen, die mogelijk uit het buitenland komen, worden getolereerd? Zo nee, waarom niet?
Die mening deel ik zeker niet. Ik verwijs naar hetgeen ik tijdens de mondelinge beantwoording op 16 april jongstleden hierover heb aangegeven. In dit soort zaken wordt gevolg gegeven aan opsporingsindicaties. Dat geldt voor zaken die in Nederland spelen, in Europa, maar ook buiten Europa. Per zaak wordt gekeken wat kan en moet gebeuren om verdachten op te sporen.
Waarom doet het OM er wel alles aan om bijvoorbeeld georganiseerde misdaad internationaal te vervolgen maar laat zij het afweten ten aanzien van de doodsbedreigingen tegen een Nederlandse politicus zoals in de noot bij deze vragen staat vermeld? Heeft het er iets mee te maken dat de onderhavige politicus tot de oppositie behoort?
Ik werp de suggestie die uw vraag behelst verre van mij. Onderhavige zaken zijn zeer ernstig en worden zeer serieus genomen. Ik verwijs u naar hetgeen ik daarover op 16 april jongstleden al heb aangegeven.
Beseft u dat u verantwoordelijk bent voor de veiligheid van alle Nederlanders, ook van bedreigde politici en dat u met dit laakbare optreden van het OM er niet alles aan doet de veiligheid te waarborgen? Zo nee, waarom niet?
Zoals gezegd vind ik deze bedreigingen onacceptabel. Als centraal bevoegd gezag heb ik een bijzondere verantwoordelijkheid voor de veiligheid van personen die in het zogenaamde Rijksdomein vallen. Dit zijn personen met een bijzondere functie in de democratische rechtsorde, waaronder nationale politici. Er worden beveiligingsmaatregelen getroffen als dreiging en risico daartoe aanleiding geven.
Bent u bereid het OM met de grootste spoed te instrueren alsnog deze verdachten op te sporen en te vervolgen? Zo nee, beseft u dat als deze doodsbedreigers eenmaal de grens over zijn, het dan al te laat kan zijn, en dat u hier dan mede verantwoordelijkheid voor draagt?Zo nee, waarom niet?
Zoals ik mondeling tijdens het vragenuur op 16 april jongsteleden al aangaf is er door het Team Bedreigde Politici van de politie-eenheid Den Haag en het Openbaar Ministerie onderzoek gedaan naar de meldingen van de bedreigingen. Per zaak bekijken het Openbaar Ministerie en de politie wat kan en moet gebeuren. Daarbij worden alle mogelijkheden benut. Het maakt daarbij niet uit of zaken in het buitenland spelen.