Het bericht ‘Afschieten honderden damherten op Haringvreter had voorkomen kunnen worden’ |
|
Tobias van Gent (VVD), André Bosman (VVD), Arne Weverling (VVD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Afschieten honderden damherten op Haringvreter had voorkomen kunnen worden»?1
Ja.
Deelt u de mening dat incidentele afschot van dieren nodig is voor de instandhouding van een zo divers mogelijk natuurgebied?
Of incidenteel afschot nodig is, hangt af van de beheerkeuzen die voor de betreffende natuurgebieden worden gemaakt.
Kunt u bevestigen dat Staatsbosbeheer reeds in 2015 een vergunning had voor het afschieten van de jaarlijkse aanwas damherten op de Haringvreter?
In 2014 heeft Staatsbosbeheer een vergunningaanvraag op grond van de toen nog geldende Flora- en faunawet ingediend om afschot van damherten op de Haringvreter te kunnen realiseren. Gedeputeerde staten oordeelde toentertijd dat het om gehouden dieren ging, waardoor een ontheffing Flora- en faunawet niet aan de orde was. Onderzoek van Alterra (2017) heeft ertoe geleid dat gedeputeerde staten de populatie damherten op de Haringvreter thans als wilde dieren beschouwen, zodat voor afschot een ontheffing is vereist.
Staatsbosbeheer heeft in 2014 tevens een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 gevraagd voor dit afschot in het Natura2000-gebied Veerse Meer. Deze vergunning is door gedeputeerde staten in 2014 verleend.
Kunt u aangeven welke onduidelijkheid er was over de noodzaak van een ontheffing? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u bevestigen dat de te grote populatie damherten ervoor heeft gezorgd dat broedvogels van de Haringvreter zijn verjaagd? Zo ja, kunt u aangeven om wat voor vogels het gaat?
In de Aanvulling Faunabeheerplan Haringvreter 2015 – 2019 wordt gemeld dat als gevolg van de overbegrazing door damherten broedvogels van korte vegetaties (zoals veldleeuwerik) en van struweel (zoals fitis, tjiftjaf, heggemus en zwartkop) in aantallen zijn achteruitgegaan.
Kunt u bevestigen dat de te grote populatie damherten ervoor heeft gezorgd dat zeldzame planten niet meer te vinden zijn? Zo ja, om welke planten gaat het en ligt het in de lijn der verwachting dat deze planten terugkeren op de Haringvreter of zijn deze voorgoed verdwenen?
In de Aanvulling Faunabeheerplan Haringvreter 2015 – 2019 wordt gemeld dat als gevolg van de overbegrazing door damherten diverse orchideeënsoorten op de Haringvreter zijn verdwenen. Terugkeer van deze verdwenen soorten wordt door deskundigen niet uitgesloten.
Kunt u aangeven waarom het niet mogelijk is de populatie in de periode oktober 2019-maart 2020 op peil te brengen en dat hiervoor mogelijk meerdere winters nodig zijn?
Staatsbosbeheer heeft een werkplan opgesteld voor het faunabeheer op de Haringvreter. Uit de berekeningen van het afschot blijkt dat er meerdere winters nodig zijn om het aantal damherten terug te brengen naar het streefpeil.
Betekent dit tegelijkertijd, indien dit het geval is, dat er door de te grote populatie damherten meer schade aangebracht zal worden aan andere elementen van de natuur?
Of er meer schade wordt toegebracht, omdat het afschot over meerdere winters wordt uitgesmeerd, valt thans nog niet te zeggen.
Bent u voornemens situaties zoals die op de Haringvreter mee te nemen in de evaluatie van het faunabeheer, later dit jaar? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Ja, het is mijn voornemen bij de evaluatie van het faunabeheer, zoals gevraagd in de motie-Von Martels2, praktijksituaties als die op de Haringvreter, mede te betrekken.
Kent u de berichten «Minister van Nieuwenhuizen hoort verhalen over vlieglawaai aan» en «Overlast vliegveld Bierset niet eenvoudig op te lossen»?1 2
Ja, die berichten zijn mij bekend.
Erkent u dat het «aanhoren» van klachten van omwonenden niet hetzelfde is als deze klachten daadwerkelijk oplossen?
Ik heb een werkbezoek aan de regio gebracht om de zorgen die er in de regio leven uit eerste hand te horen en begrijp de onvrede zeer goed. Tegelijkertijd blijf ik mij inzetten om een oplossing te vinden voor de ontstane situatie en de negatieve gevolgen van de luchtruimwijziging van 2013 voor de situatie in Eijsden zo veel mogelijk weg te werken. Daarover heb ik uw Kamer per brief van 5 september 20193 ook geïnformeerd.
Erkent u dat deze omwonenden concrete verbeteringen van u mogen verwachten? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik tijdens mijn werkbezoek aan de regio en in mijn brief van 5 september 2019 heb aangegeven blijf ik mij inzetten om de situatie te verbeteren, met als doel om voor wat betreft het luchtverkeer van en naar de luchthaven Luik-Bierset boven Eijsden terug te gaan naar een situatie die vergelijkbaar is met de situatie van vóór de luchtruimwijziging van 2013. Dit mogen omwonenden ook van mij verwachten.
Wat zegt het u dat de zorgen bij diverse omwonenden na uw werkbezoek juist zijn toegenomen, aangezien u hun geen enkele concrete verbetering in het vooruitzicht heeft gesteld?
Ik ben me terdege bewust van de overlast die het vliegverkeer van en naar de luchthaven Luik-Bierset veroorzaakt voor inwoners van Eijsden, met name in de nachtelijke uren, en begrijp de onvrede zeer goed. Het luchtruim in die omgeving is complex, waardoor de situatie niet eenvoudig is op te lossen. Zoals eerder aangegeven blijf ik mij inzetten om met de Belgische autoriteiten te zoeken naar mogelijkheden om de situatie verder te verbeteren. Aan de Belgische zijde is er bereidheid om gezamenlijk verder te werken om de negatieve gevolgen van de luchtruimwijziging van 2013 voor de situatie in Eijsden zo veel mogelijk weg te werken.
Op welke wijze worden uw toekomstige beleidskeuzes in het luchtvaartdossier beïnvloed door uw bezoek aan de gemeente Eijsden-Margraten?
Het doel van mijn werkbezoek aan de gemeente Eijsden-Margraten is geweest om een informeel gesprek te voeren met belanghebbenden uit de regio, zoals een aantal omwonenden, de gemeente, een voormalig luchtverkeersleider, en een aantal vertegenwoordigers van de toeristische sector en ondernemers om zo uit de eerste hand te horen welke hinder zij ondervinden van het vliegverkeer. De reacties en aandachtspunten van deze belanghebbenden betrek ik bij de weging van de uiteindelijke beleidskeuzes voor de Luchtvaartnota en ook bij het vraagstuk rondom het luchtruim Eijsden.
Zijn er sinds uw bezoek aan de gemeente Eijsden-Margraten nog ontmoetingen geweest tussen vertegenwoordigers van uw ministerie en de gemeente Eijsden-Margraten en/of de provincie Limburg? Zo ja, wat was de agenda van deze ontmoeting(en)?
Zoals ik in mijn brief van 5 september 2019 heb aangegeven is op ambtelijk niveau door mijn ministerie met gemeente en provincie doorgesproken over het vervolgproces voor de aanpak van geluidshinder in de omgeving van Eijsden en zijn mogelijke inhoudelijke verbetervoorstellen met elkaar gedeeld.
Zijn er bepaalde afspraken of voornemens uit deze ontmoeting(en) voortgevloeid? Zo ja, welke?
Zoals ik in mijn brief van 5 september 2019 heb aangegeven zijn er met gemeente en provincie afspraken gemaakt over hun verdere betrokkenheid bij de vervolgstappen. Verder zijn er suggesties gedaan voor verbetering van de situatie, om verder te bespreken met de Belgische autoriteiten. Deze suggesties zullen verder verkend en uitgewerkt worden in een gezamenlijke expert groep. Daar zal ook een vertegenwoordiger uit de regio aan deelnemen.
Kent u de kritiek van burgemeester Dieudonné Akkermans van Eijsden-Margraten op de langverwachte detailanalyse naar de afhandeling van het vliegverkeer in de omgeving Maastricht-Luik?3 Zo ja, wat gaat u doen met deze kritiek?
Burgemeester Akkermans heeft zijn zorgen tijdens mijn werkbezoek aan de regio met mij gedeeld. Vervolgens zijn de zorgen uitgebreider met hem besproken in het ambtelijk vervolgoverleg. De signalen worden meegenomen in de vervolgaanpak.
Wat zijn momenteel de concrete instrumenten waarmee de aan vliegveld Luik-Bierset gerelateerde geluidsoverlast en uitstoot van schadelijke stoffen worden gemeten en berekend?
Ik beperk me in het antwoord tot de instrumenten die in Nederland worden ingezet voor de aanpak van geluidshinder als gevolg van het vliegverkeer in het luchtruim boven Eijsden, omdat ik niet verantwoordelijk ben voor eventuele instrumenten in België. In het licht van alle afspraken over de aanpak van de geluidshinder monitoren wij het verkeer dat door het luchtruim boven Eijsden vliegt. Door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat wordt hiervan periodiek een monitoringsrapportage opgesteld en aan de gemeente en provincie toegestuurd.
Een permanente controle op het naleven van de grenswaarden voor luchtkwaliteit vindt plaats zowel op basis van metingen (zie http://www.lml.rivm.nl/meetnet/index.phpen http://www.luchtmeetnet-limburg.nl/) als ook op basis van een combinatie van metingen en berekeningen (zie www.nsl-monitoring.nl). Via het NSL-monitoringsprogramma van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat wordt de luchtkwaliteit jaarlijks gemonitord (zie www.nsl-monitoring.nl).
Welke organisatie of overheid beheert deze meetapparatuur en programma’s?
Zie het antwoord op vraag 9.
Kunt u specifiek uiteenzetten hoe de reacties van Nederlandse belanghebbenden ten opzichte van vliegveld Luik-Bierset precies worden betrokken bij de weging van belangen in de Luchtvaartnota?
Reacties van belanghebbenden betrek ik nadrukkelijk in de besluitvorming over de Luchtvaartnota. Daarvoor heb ik een maatschappelijke klankbordgroep ingericht. Daarnaast is het voor iedereen mogelijk een zienswijze uit te brengen op de Ontwerp Luchtvaartnota. Deze wordt gelijktijdig met het PlanMER ter visie gelegd.
Welk gewicht geeft u de belangen van klimaat, veiligheid en leefomgeving van mens en dier in het volledige afwegingskader?
In het afwegingskader breng ik breed de gevolgen voor people, planet en profit in beeld. Alle door u genoemde aspecten wegen daarin mee.
Gaat u de Belgische overheid informeren over de door u aangekondigde nieuwe Nederlandse werkwijze, waarin het luchtvaartbeleid zich voortaan binnen een brede set aan grenswaarden op het gebied van klimaat, leefomgeving en veiligheid van mens en dier moet afspelen?4 Zo nee, waarom niet?
Ik voer met grote regelmaat overleg met de Belgische overheid, waarbij we elkaar informeren over ontwikkelingen. Waar mogelijk leren we van elkaar. Dit geldt ook voor veranderingen in het Nederlandse luchtvaartbeleid.
Gaat u de Belgische overheid ervan overtuigen om deze werkwijze over te nemen? Zo nee, erkent u dat er dan een spanningsveld ontstaat tussen de verschillende werkwijzen van beide landen? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de Belgische overheid zelf om haar werkwijze te bepalen. Indien er tegengestelde belangen bestaan of ontstaan gaan wij daarover met elkaar in gesprek.
Erkent u dat na ruim zes jaar van vrijblijvende afspraken met de Belgische luchtverkeersleiding er nog geen enkele progressie is geboekt? Zo nee, waaruit blijkt de progressie?
Ik deel uw suggestie dat er geen progressie is geboekt niet. De afgelopen jaren hebben wel degelijk verbetering laten zien, maar die verbetering is nog onvoldoende en vooral te weinig stabiel. Dit is ook te zien in de detailanalyse die ik op 3 juli 20196 aan uw kamer heb toegezonden en de periodieke monitoringsrapportages die periodiek met de gemeente en provincie worden gedeeld. Om de situatie verder te verbeteren is met de Belgische autoriteiten afgesproken om een gezamenlijke expertgroep te starten om concrete mogelijkheden voor verbetering te verkennen en uit te werken.
Erkent u dat uw naar eigen zeggen uiterste inspanning om de geluidshinder in de omgeving Eijsden te verminderen tot nu toe nog niet heeft geleid tot een definitieve oplossing voor de situatie? Zo nee, waaruit blijkt de progressie?
Zie het antwoord op vraag 15.
Wanneer mogen we concrete resultaten verwachten van de gesprekken met de Belgische autoriteiten over het beperken van hinder vanuit vliegveld Luik-Bierset?
De detailanalyse die ik op 3 juli 2019 naar uw Kamer heb toegezonden biedt aanknopingspunten om de situatie structureel te verbeteren. Ook de monitoringresultaten van het afgelopen jaar laten een positieve trend zien. Met de Belgische autoriteiten is afgesproken om een gezamenlijke expertgroep te starten om concrete mogelijkheden voor verbetering te verkennen en uit te werken. Hier wordt momenteel aan gewerkt. Zoals ik in mijn brief van 5 september 2019 heb aangegeven zal ik uw Kamer hierover periodiek blijven informeren.
Welke oplossingen, anders dan het zeer traag en voorzichtig maken van vrijwillige afspraken met de Belgische luchtverkeersleiding, kunt u de getroffen inwoners in het vooruitzicht stellen?
Zoals eerder aangegeven doe ik er alles aan om de situatie te verbeteren. Dit doe ik op een zo transparant mogelijke manier. Een belangrijke stap is het opstarten van de gezamenlijke expertgroep die concrete mogelijkheden voor verbetering gaat verkennen en uitwerken. De monitoringsrapportage van de eerste helft van 2019 heeft bemoedigende resultaten laten zien. In de gezamenlijke expertgroep zal bekeken worden op welke manier deze trend vastgehouden kan worden.
Erkent u dat er nog steeds geen duidelijkheid is over hoe de Nederlandse overheid het destijds heeft kunnen laten gebeuren dat de ongelijke verdeling van het luchtruim zodanig heeft kunnen ontstaan dat de Belgische overheid daar nu al jaren misbruik van kan maken? Zo nee, hoe zit het dan?
De luchtruimwijziging in 2013 is niet zomaar doorgevoerd, maar om een urgent veiligheidsprobleem in het luchtruim aan te pakken. Dankzij de wijziging kan naderend verkeer vanuit het zuiden naar de luchthaven Maastricht op een veilige wijze afgewikkeld worden. Die noodzaak bestaat nog steeds. Ik zie daarom geen aanleiding om dit te laten onderzoeken.
Bent u bereid om dit alsnog te laten onderzoeken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn kunnen we een dergelijk onderzoek verwachten?
Zie antwoord vraag 19.
Erkent u dat nog steeds niet duidelijk is waarom deze situatie nooit is teruggedraaid? Zo nee, waar blijkt dat uit?
Het zomaar terugdraaien van de wijziging is niet mogelijk vanwege de redenen genoemd in het antwoord op vraag 19. Ik zie daarom geen aanleiding om dit te laten onderzoeken.
Bent u bereid om dit alsnog te laten onderzoeken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn kunnen we een dergelijk onderzoek verwachten?
Zie antwoord vraag 21.
Wat zijn de obstakels bij het simpelweg terugdraaien van de ongelijke verdeling van het luchtruim tussen Nederland en België?
Zie het antwoord op vraag 19 t/m 22.
Wat is uw inzet om deze obstakels weg te nemen?
Zoals hierboven aangegeven is het luchtruim in deze regio complex en kan ik de luchtruimwijziging niet zomaar terugdraaien. Ik zal mij blijven inzetten om voor wat betreft het luchtverkeer van en naar de luchthaven Luik-Bierset boven Eijsden terug te gaan naar een situatie die vergelijkbaar is met de situatie van vóór de luchtruimwijziging van 2013. Daarbij kijk ik met name naar de periode tussen 23 uur en 6 uur. Hiervoor is mijn ministerie in gesprek met de Belgische autoriteiten.
Kent u de uitspraken van toenmalig Staatssecretaris Dijksma, die zei dat er drastische maatregelen genomen zouden worden als de situatie niet zou verbeteren?5
Ja, die ken ik.
Deelt u de mening dat het inmiddels de hoogste tijd is om die drastische maatregelen daadwerkelijk te gaan nemen? Zo nee, waarom niet?
Ik begrijp de behoefte in Eijsden aan meer en sneller resultaat als het gaat om het terugdringen van geluidshinder van vliegverkeer. Het zomaar terugdraaien van de luchtruimwijziging is niet mogelijk, vanwege de in de antwoorden op vraag 19 t/m 22 genoemde redenen. Desalniettemin zie ik in de uitgevoerde detailanalyse én in de positieve monitoringresultaten van de eerste helft van dit jaar aanknopingspunten om tot verdere verbetering te komen. Ook de Belgische autoriteiten zijn bereid om daaraan mee te werken. Mijn inzet is en blijft om met concrete maatregelen de overlast boven Eijsden terug te dringen tot een niveau van vóór de luchtruimwijziging in 2013.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Dit heb ik zoveel mogelijk gedaan.
Het bericht 'Massale muizen- en rattenplaag op komst in Nederland' |
|
Arne Weverling (VVD), Erik Ziengs (VVD) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Massale muizen- en rattenplaag op komst in Nederland»?1
Ja.
Deelt u de zorgen van het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD), dat waarschuwt voor een massale muizen- en rattenplaag? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De signalen over een mogelijke toename van het aantal ratten en muizen neem ik serieus. De zachte winters van afgelopen jaren en de ruime aanwezigheid van voedsel, dat bijvoorbeeld voor vogels wordt gestrooid, kunnen zorgen dat de leefomgeving voor knaagdieren gunstiger wordt, waardoor de kans op plagen toeneemt. Om dit tegen te gaan en om ook in de toekomst een effectieve duurzame plaagdierbeheersing te behouden, is meer aandacht voor preventie en een bronaanpak essentieel.
Herkent u zich in de kritiek van het KAD, dat stelt dat de overheid zegt dat er niks aan de hand is en tevreden is met de manier waarop zaken nu lopen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het uitgangspunt bij het professioneel bestrijden van ratten en muizen in en rond gebouwen is dat het systeem van geïntegreerd plaagdiermanagement algemeen toegepast gaat worden. Dit betekent allereerst het toepassen van preventieve maatregelen, zoals het opruimen van voedsel, het weghalen van nestelplaatsen en het monitoren van de populatie. Op het moment dat er toch ratten en muizen gesignaleerd worden, dan kunnen niet-chemische maatregelen worden toegepast, zoals klemmen en vallen. Op het moment dat deze niet-chemische maatregelen geen soelaas blijken te bieden, dan kunnen biociden worden toegepast. Er dient uiteraard wel aan de voorwaarden – zoals het beschikken over een bewijs van vakbekwaamheid en certificering – te worden voldaan.
Het kabinet wil conform het reageerakkoord het aantal stalbranden verminderen. Ook staat in het regeerakkoord dat afspraken worden gemaakt over de bestrijding van knaagdieren door ondernemers. In het Actieplan brandveilige veestallen 2018 – 2022 zijn afspraken gemaakt met de relevante actoren. De oorzaken van stalbranden zijn divers. Het is bekend dat knaagdieren mogelijk een van oorzaken zijn. De systematiek van geïntegreerd plaagdiermanagement kunnen veehouders ook gebruiken om de aanwezigheid van ratten en muizen in en rond gebouwen (lees: stallen) te voorkomen en te bestrijden. Veehouders hebben daarnaast de mogelijkheid om een professionele plaagdierbestrijder in te huren.
Om plagen van ratten en muizen te voorkomen is een goede uitvoering van geïntegreerd plaagdiermanagement in de praktijk noodzakelijk en wel door alle betrokken partijen. Voor verdere optimalisatie daarvan is evaluatie nodig. Er is daarom in overleg tussen de vier betrokken ministeries2 in 2018 gestart met een verkennend onderzoek dat wordt uitgevoerd door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) waarbij Wageningen University & Research (WUR) en het KAD als kennisinstituten zijn betrokken. Verschillende bij plaagdierbeheersing betrokken partijen nemen deel aan dit verkennende onderzoek, waaronder de agrarische sector, horeca, overheden, inspectiediensten en plaagdierbeheersers. De rapportage van dit verkennende onderzoek verschijnt naar verwachting eind 2019 en zal ik, in afstemming met de betrokken ministeries, met een beleidsreactie aan uw Kamer aanbieden.
Is er bij het verbieden van diverse soorten gif om ratten en muizen te bestrijden rekening gehouden met het voldoende beschikbaar zijn van alternatieven? Zo nee, waarom niet?
Ja, deze afweging vindt plaats door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). Het Ctgb is verantwoordelijk voor de toelating van biociden en voor de gebruiksvoorschriften die aan de toelatingen gekoppeld zijn.
Op dit moment mogen, ten gevolge van Ctgb-besluiten, anticoagulantia (bloedverdunners) binnen gebruikt worden tegen muizen door particulieren en professionals, en tegen ratten alleen door professionals. Buiten mogen deze middelen thans alleen tegen ratten gebruikt worden binnen een gecertificeerd systeem van geïntegreerd plaagdiermanagement. Het Ctgb heeft dat voorgeschreven in de toelating van deze middelen.
De volgende stap is dat het Ctgb voornemens is voor te schrijven dat in 2023 anticoagulantia, tegen ratten èn muizen, binnen èn buiten, uitsluitend door professionele plaagdierbeheersers en agrarische ondernemers die daarvoor gecertificeerd zijn mogen worden gebruikt, als andere maatregelen onvoldoende blijken te werken.
Die andere maatregelen staan beschreven in het systeem voor geïntegreerd plaagdiermanagement: opruimen van voedsel, weghalen van nestelplaatsen, monitoring van de populatie en het gebruik van klemmen en vallen.
De genoemde anticoagulantia zijn de meest gangbare biociden tegen ratten en muizen en zijn voor het milieu zwaar giftige stoffen, onder andere vanwege de risico’s van doorvergiftiging van andere zoogdieren en roofvogels. De enige reden waarom deze middelen op de markt mogen zijn, is vanwege de maatschappelijke noodzaak om ze beschikbaar te hebben voor de beheersing van ratten en muizen in en rond gebouwen. Geïntegreerd plaagdiermanagement, waar preventie aan de basis staat, voorkomt overmatige inzet van deze biociden en hierdoor blijft resistentie bij ratten en muizen hiertegen zo laag mogelijk. Alleen bij een lage resistentie bij ratten en muizen is de inzet van biociden effectief genoeg om een populatie terug te dringen. Onderzoek van WUR heeft al in 2012 aangetoond dat er ook in Nederland meerdere regio’s zijn waar bruine ratten voorkomen met een verhoogde resistentie tegen middelen op basis van anticoagulantia3.
Klopt het dat consumenten vanaf 2023 geen enkele mogelijkheid meer hebben om gif te kopen om muizen en ratten in hun huis te bestrijden en enkel aangewezen zijn op specialistische bedrijven voor bestrijding? Zo nee, waarom niet?
Er zal dan geen sprake zijn van een algemeen verbod, maar van een verbod van het gebruik van bepaalde biociden, de anticoagulantia, door particulieren. Alle middelen blijven wel voor professioneel gebruik beschikbaar, onder de voorwaarde dat de professionele gebruiker hiertoe gecertificeerd is.
Particulieren mogen al sinds 25 jaar geen ratten meer met deze middelen bestrijden. In 2023 zullen de anticoagulantia ook niet meer beschikbaar zijn voor particulieren voor het bestrijden van muizen. Dat heeft te maken met de vakkennis die nodig is om deze zwaar giftige middelen veilig te kunnen gebruiken.
Voor particulieren geldt dat preventie en niet-chemische maatregelen – zoals vallen en klemmen, of een kat – de voorkeur hebben om het probleem aan te pakken. Milieu Centraal geeft hier voorlichting over4. Als dit niet blijkt te werken, dan kan een particulier gebruik maken van chemische alternatieven op basis van een andere werkzame stof, namelijk alfachloralose. Als er echt sprake is van een muizen- of rattenplaag, die vaak meer dan één huishouden zal treffen, is het noodzakelijk om de bestrijding door een professionele plaagdierbeheerser te laten uitvoeren.
Kunt u aangeven welke middelen op dit moment nog verkrijgbaar zijn voor het particulier bestrijden van muizen en ratten, die vanaf 2023 niet meer verkocht kunnen worden?
Op dit moment5 zijn er 25 toelatingen voor de bestrijding van muizen door particulieren binnenshuis. Daarvan zijn er 21 op basis van anticoagulantia en die toelatingen zullen volgens het Ctgb omstreeks 2023 vervallen. De overige vier toelatingen zijn op basis van alfachloralose. Er zijn geen middelen toegelaten tegen ratten voor de particulier.
Zijn er naar uw mening voldoende alternatieven om particulier muizen en ratten te bestrijden indien bepaalde bestrijdingsmiddelen niet meer verkrijgbaar zijn? Zo ja, welke alternatieven zijn dit?
Er zijn naar mijn oordeel voldoende alternatieven. Ik verwijs u hiervoor naar de antwoorden op vragen 3 en 5. Door voorlichting aan particulieren, zoals via eerder genoemde website van Milieu Centraal, kan zoveel mogelijk worden voorkomen dat niet-toegelaten schadelijke middelen worden gebruikt.
Deelt u de zorgen dat indien er geen geschikte alternatieven aanwezig zijn, consumenten overgaan op het gebruiken van andere middelen die in sommige gevallen veel schadelijker zijn voor andere dieren en het milieu? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat doet u er aan om dit soort situaties te voorkomen?
Zie antwoord vraag 7.
Herkent u zich in het beeld dat het KAD schetst inzake onderzoek naar alternatieven voor muizen- en rattenbestrijding, namelijk dat al het onderzoek op dit moment stil ligt? Zo nee, welke onderzoeken worden er op dit moment nog verricht?
Zoals ook bij de beantwoording van vraag 3 is genoemd vindt momenteel door het RIVM een verkennend onderzoek plaats naar de optimalisatie van geïntegreerd plaagdiermanagement, waarbij de WUR en het KAD als kennisinstituten zijn betrokken. Op basis van dit onderzoek zal ik in afstemming met de ministeries LNV, VWS en BZK beoordelen welke vervolgstappen nodig zijn om geïntegreerd plaagdiermanagement bij de beheersing van muizen en ratten te optimaliseren.
Deelt u de mening dat indien muizen en ratten niet meer op een deugdelijke manier bestreden kunnen worden, de gevolgen zeer nadelig kunnen zijn voor het woongenot van Nederlanders, hun gezondheid en het milieu? Zo nee, waarom niet?
In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat het woongenot afneemt en dat de kans op het overdragen van ziekten vanuit de omgeving toeneemt als er een ernstige plaagsituatie ontstaan is. Het Ctgb heeft op basis van deze potentiële nadelige gevolgen besloten dat de middelen op basis van anticoagulantia beschikbaar moeten blijven voor gecertificeerde professionele gebruikers (waaronder gecertificeerde agrarische ondernemers), om deze te kunnen gebruiken wanneer andere maatregelen niet voldoen.
Daarom ook blijft de bronaanpak met preventieve maatregelen om deze plagen te voorkomen zo belangrijk (zie ook Kamerstuk 27 858, nr. 322).
Dode dieren die gedumpt zijn in het buitengebied van Haaren |
|
Arne Weverling (VVD), Antoinette Laan-Geselschap (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Dode dieren gedumpt in buitengebied Haaren» en ««Wie doet nu zo iets?»: Dood zwijn en hazen gedumpt in buitengebied Haaren»?1 2
Ja.
Kunt u aangeven of onderzocht zal worden wat de precieze doodsoorzaak van de gevonden dieren, te weten zeven hazen en een wild zwijn, is? Zo ja, kunt u de uitkomsten van dit onderzoek met de Kamer delen? Zo nee, deelt u de mening van een wildbeheerder in het gebied waarin de dieren gevonden zijn dat deze vermoedelijk zijn gebruikt als prooi voor honden tijdens gokwedstrijden?
De plaatselijke politie heeft geen melding ontvangen over de gevonden dieren en heeft het betreffende bericht in eerste instantie uit de media vernomen. Vooralsnog is er in deze zaak bij de politie geen aangifte gedaan. Er heeft geen schouw van de dieren of ander nader onderzoek plaatsgevonden. Er zijn meerdere oorzaken denkbaar voor het aantreffen van deze dode dieren. Ik kan dus geen uitspraken doen over de doodsoorzaak van de gevonden dieren.
Kunt u aangeven of gokwedstrijden waarin honden een prooi moeten vangen vaker georganiseerd worden in Nederland? Is dit toegestaan volgens de wet? Hebben politie en andere handhavingsorganisaties zicht op het aantal van dit soort wedstrijden dat jaarlijks georganiseerd wordt in Nederland?
Het is mij niet bekend hoeveel gokwedstrijden worden georganiseerd waarin honden een prooi moeten vangen. Wettelijk is dit niet toegestaan. Honden mogen onder bepaalde voorwaarden wel worden ingezet bij uitoefening van de jacht, een en ander is geregeld in de Wet natuurbescherming.
Kunt u aangeven of in het recente verleden vaker dode dieren gevonden zijn die vermoedelijk zijn gebruikt bij gokwedstrijden? Zo ja, op welke plaatsen was dit? Zo nee, waarom niet?
Er zijn mij geen recente gevallen bekend van gevonden dode dieren die mogelijk gebruikt zijn bij gokwedstrijden.
Herkent u het geschetste beeld dat er de afgelopen tijd een toename is van illegale activiteiten in het buitengebied van Haaren? Zo ja, om wat voor activiteiten gaat het? Zo nee, waarom niet?
Op basis van de bij politie en Openbaar Ministerie beschikbare gegevens kunnen geen uitspraken worden gedaan over een eventuele toename van illegale activiteiten in het buitengebied van Haaren en in buitengebieden in het algemeen.
Is in Nederland een toename te zien in het aantal illegale activiteiten in buitengebieden? Zo ja, om wat voor activiteiten gaat het en hoe groot is de toename?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat er meer toezicht moet komen in buitengebieden om illegale activiteiten als stroperij en drugsdumpingen te voorkomen?
Met de verdere uitwerking van het plan van aanpak willen we het toezicht en de handhaving in het buitengebied versterken, de illegale activiteiten in het buitengebied terugdringen en de veiligheid van de groene boa’s vergroten.
Momenteel vindt de uitvoering en verdere uitwerking van het plan van aanpak nog volop plaats onder begeleiding van een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de betrokken ministeries (LNV en JenV), de werkgevers van groene boa’s, de Nationale politie, het Openbaar Ministerie en de provincies.
Ik heb de Kamer toegezegd begin 2020 te rapporteren over de voortgang van de uitwerking van het plan van aanpak. Ik kan hier inhoudelijk verder niet op vooruit lopen.
Kunt u aangeven welke vorderingen u heeft gemaakt op basis van het in oktober 2018 gepresenteerde plan van aanpak inzake versterking van handhaving en toezicht in het buitengebied? Kunt u per in dit plan voorgestelde maatregel (capaciteit, opleiding, uitrusting, samenwerking) aangeven welke vorderingen er zijn gemaakt?
Zie antwoord vraag 7.
Klopt het dat in het in oktober 2018 gepresenteerde plan van aanpak te lezen is dat een aantal voorgestelde maatregelen nog verdere uitwerking behoeft? Om welke maatregelen gaat het hier? Is de uitwerking van deze maatregelen reeds gereed? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht dat INEOS via kindermarketing het draagvlak voor schaliegas probeert te vergroten |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «The Daily Mile: INEOS gebruikt kinderen voor draagvlak schaliegas»?1
Ja.
Kent u het bericht «Fracking, the Daily Mile and INEOS» op de website van de «National Education Union» (NEU), waarin de grootste Engelse onderwijsvakbond ernstig bezwaar maakt tegen de rol van het Britse chemiebedrijf INEOS (International Ethylene Oxyde Specialties) als sponsor van The Daily Mile?2
Ja.
Kent u het recente onderzoek van R.W. Howarth, professor biochemie en ecosystemen aan Cornell University, naar de schadelijke effecten van schaliegas?3 4
Ja.
Erkent u de wetenschappelijke waarde van dit onderzoek?5 Zo nee, waarom niet?
Het is niet aan het kabinet om een oordeel te geven over de wetenschappelijke waarde van dit onderzoek.
Onderschrijft u de conclusie uit dit onderzoek dat: «... shale-gas production in North America over the past decade may have contributed more than half of all of the increased emissions from fossil fuels globally and approximately one-third of the total increased emissions from all sources globally over the past decade»?6 Zo nee, waarom niet?
Het onderzoek laat zien dat de winning en het gebruik van fossiele brandstoffen heeft geleid tot een stijging van de emissies van CO2 en methaan. Het laat ook zien de huidige wijze waarop schaliegas wordt gewonnen in Noord Amerika waarschijnlijk tot extra emissies heeft geleid.
Onderschrijft u tevens dat: «... in addition to contributing to climate change, methane emissions lead to increased ground-level ozone levels, with significant damage to public health and agriculture»?7 Zo nee, waarom niet?
De Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft in het overleg met de Kamer over mijnbouw van 15 februari 2018 (Kamerstukken 32 849 en 33 529 nr. 126) aangegeven dat schaliegas in Nederland niet meer aan de orde zal zijn. Dat betekent dat de opsporing en winning van schaliegas in het gehele plangebied van de Structuurvisie Ondergrond beleidsmatig is uitgesloten, ook na de huidige kabinetsperiode. Dit staat ook zo vermeld in de structuurvisie die op 11 juni 2018, door de staatsecretaris van IenW, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat, aan de Tweede Kamer is aangeboden.
Onderschrijft u de volgende stelling van de «National Education Union» (NEU): «... INEOS holds multiple licences to frack for shale gas and, for the sake of the planet and particularly our children’s futures, we need to move quickly away from a carbon economy»? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet werkt aan een duurzame energiehuishouding conform de (internationale) afspraken die we hierover gemaakt hebben. De stelling komt overeen met het beleid van het kabinet. Zolang onze energiehuishouding niet duurzaam is, zullen we nog gebruik moeten maken van fossiele energiebronnen.
Onderschrijft u de volgende stelling van de NEU: «... we are also concerned about the manufacture of plastics by INEOS; many of the children taught by our members are alarmed at the effect of plastics on marine life»? Zo nee, waarom niet?
Plastic heeft ook in het verleden veel positiefs gebracht. Het is licht, sterk, flexibel en heeft als alternatieve grondstof in plaats van glas, beton en staal veel transport, energie en CO2 bespaard. We gaan er als samenleving, als producent, retailer en consument, echter niet duurzaam mee om. We gebruiken onnodig veel verpakkingen, we gooien het teveel en achteloos weg zonder na te denken over mogelijkheden van niet-gebruik of hergebruik. Het beleid van de Staatssecretaris voor Infrastructuur en Milieu is er op gericht dit gedrag te veranderen. Enerzijds door te bevorderen dat het ontwerp van producten en verpakkingen beter wordt doordacht (ecodesign). Anderzijds door hergebruik te stimuleren en door te bevorderen dat plastics zoveel mogelijk worden ingezameld, hoogwaardig gesorteerd, gerecycled en opnieuw gebruikt in nieuwe producten. De Staatssecretaris van IenM doet dit samen met de meer dan 75 partijen die het Plastic Pact NL hebben ondertekend, maar ook in overleg met de verpakkende industrie in het kader van de Raamovereenkomst Verpakkingen en met partijen die plastics in de rivieren, havens en de zee terugdringen in het kader van diverse Green Deals, zoals die rond Schone Stranden, de Stroomgebieden, Visserij en de Scheepsafvalketen.
Erkent u dat het nogal tegenstrijdig is als een in de kern prachtig initiatief om kinderen meer te laten bewegen gebruikt wordt om draagvlak te creëren voor bedrijven zoals INEOS, waarvan het winstmodel juist uitermate schadelijk uitpakt voor de toekomst van diezelfde kinderen? Zo nee, waarom niet?
INEOS is in Nederland geen sponsor van The Daily Mile. The Daily Mile wordt in Nederland niet gebruikt om bij kinderen draagvlak te creëren voor schaliegas en op alle gedrukte Nederlandse materialen is de naam INEOS dan ook niet aanwezig.
Deelt u de mening dat ouders, kinderen, leraren en schoolbesturen duidelijk en proactief op de hoogte zouden moeten worden gebracht van de schadelijke activiteiten van de sponsor van The Daily Mile? Zo nee, waarom niet?
Jongeren op Gezond Gewicht (JOGG) is initiatiefnemer van The Daily Mile in Nederland. JOGG heeft het initiatief onafhankelijk vertaald naar de Nederlandse praktijk, daarom zie ik geen reden voor actie.
Kunt van alle 372 deelnemende Nederlandse scholen aangeven in welke mate INEOS deze scholen verder nog voorziet in lesmateriaal, folders, excursies, posters, etc?
Bij The Daily Mile in Nederland wordt uitgegaan van samenwerking met partners en niet van sponsoring. The Daily Mile in Nederland houdt zich verre van reclame en/of ondersteuning voor commerciële doeleinden richting scholen of in de klas.
Zijn u verder nog activiteiten bekend van INEOS in het Nederlandse onderwijs?
Die zijn mij niet bekend.
Wat gaat u doen om deze schadelijke vorm van kindermarketing aan te pakken?
De vrijheid van onderwijs legt een grote verantwoordelijkheid voor de keuze van lesmateriaal en het verstrekken van evenwichtige informatie bij de leerkracht en de school. Bij vermoedens van schadelijke kindermarketing kunnen scholen gebruik maken van de richtlijnen uit het sponsorconvenant om deze te weren. Het sponsorconvenant benoemt expliciet dat scholen geen sponsorovereenkomsten moeten aangaan met bedrijven die negatieve effecten hebben op de ontwikkeling van kinderen.
Welke mogelijkheden ziet u om het stimuleren van meer beweging door kinderen te laten plaatsvinden, zonder dat daarbij gebruikt wordt gemaakt van sponsoring door bedrijven die de toekomst van diezelfde kinderen om zeep helpen?
De mogelijkheden hiertoe zijn talrijk. Het krijgt nu onder andere vorm via JOGG, die zich inzet voor gezondere buurten en via de Gezonde School aanpak, waarbij scholen het vignet «Sport en Bewegen» kunnen aanvragen. In beide gevallen is er geen sprake van sponsoring.
Welke mogelijkheden ziet u, eventueel in internationaal verband, om The Daily Mile voortaan vanuit overheidsbudgetten te financieren, zodat fossiele multinationals kunnen worden weggehouden uit onze scholen?
Een gezonde jeugd in een gezonde omgeving is een gedeelde maatschappelijke verantwoordelijkheid. In Nederland zetten JOGG en Gezonde School, dankzij publieke middelen, zich op een verantwoorde manier in voor het stimuleren van een gezonde levensstijl en een gezonde schoolomgeving.
Het bericht dat Schiphol deals sluit met omliggende gemeenten |
|
Cem Laçin |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Buurgemeenten maken snel nieuwe afspraken met Schiphol», waaruit blijkt dat Schiphol samen met een paar gemeenten al afspraken aan het maken is over het terugdringen van geluids- en milieuhinder?1
In de kabinetsbrief van 5 juli2 over de ontwikkeling van Schiphol op de middellange termijn zijn de ambities neergezet over het kunnen verdienen van groei door aantoonbare hinderbeperking met aanvullende maatregelen ter verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Daarin is ook aangegeven dat ik met betrokken partijen in gesprek ga over deze aanpak. Ook worden het komende half jaar de onafhankelijke veiligheidsanalyses uitgevoerd. Schiphol is gevraagd om samen met andere partijen uit de sector en de omgeving te werken aan een uitvoeringsplan hinderreductie en om een voorstel uit te werken voor een Omgevingsfonds. Het kan zijn dat voorstellen die door Schiphol met de gemeenten worden besproken input zijn hiervoor.
Als het gehele pakket gereed is zal ik hierover besluiten en zal ik dat voorleggen aan uw Kamer. Er is geen sprake van «wie het eerst komt wie het eerst maalt», of van «achter het net vissen bij het terugdringen van milieu en geluidshinder».
Ik vind het een goede zaak dat Schiphol, ook los van bovenstaande uitwerkingen, in gesprek is met haar buren over het terugdringen van de hinder van de luchthaven. Mijn ministerie is niet betrokken bij toezeggingen die Schiphol in dat kader al dan niet doet aan de gemeenten in de omgeving. Ik kan derhalve geen oordeel geven over de juridische houdbaarheid van betreffende afspraken.
Dit najaar zal ik uw Kamer nader informeren over de ontwikkeling van Schiphol op de middellange termijn inclusief het uitvoeringsplan hinderreductie en omgevingsfonds.
Wat vindt u van de verdeel- en heersstrategie die Schiphol lijkt te willen voeren?
Zie antwoord vraag 1.
Zijn er al gemeenten die nu afspraken hebben gemaakt? Zo ja, wat zijn deze afspraken dan?
Zie antwoord vraag 1.
Is het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat betrokken bij deze gesprekken? Zo ja, welke waarde hebben de gesprekken dan die u na de zomer gaat voeren met de omliggende gemeenten? Zo nee, wat is juridische houdbaarheid van de afspraken dan die gemeenten nu gemaakt hebben?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u garanderen dat gemeenten die niet voortijdig zijn begonnen met het voeren van gesprekken nu niet «achter het net» vissen bij het terugdringen van geluids- en milieuhinder?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u deze vragen voor het algemeen overleg Luchtvaart van 11 september aanstaande beantwoorden?
Ja.
De ontbossing van het Braziliaanse Amazonegebied |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Ontbossing onder Bolsonaro met 88 procent toegenomen» en «Duitsland stopt deels met bijdrage aan Braziliaanse milieuprogramma’s»?1
Ja.
Deelt u de zorgen over de toenemende ontbossing van het Braziliaanse Amazonegebied sinds president Jair Bolsonaro aan de macht is? Kunt u een toelichting geven?
Ja, zie ook de antwoorden op de overige vragen.
Heeft Nederland zich al uitgesproken over de toegenomen ontbossing van het Amazonegebied in de afgelopen maanden? Zo ja, kunt u uw antwoord toelichten? Zo nee, waarom niet?
Nederland uit bij alle in aanmerking komende gelegenheden zijn zorgen over de toenemende ontbossing, zowel wanneer dit in het nieuws is, als wanneer dit niet in het nieuws is. Zo heeft Minister Kaag via verschillende media haar zorg uitgesproken over de ontbossing in de Amazone. Daarnaast heeft de DG Politieke Zaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken dit onderwerp opgebracht tijdens politieke consultaties met zijn Braziliaanse ambtgenoot in Brasilia in mei 2019. Ook de Nederlandse ambassadeur in Brasilia kaart ontbossing aan in zijn gesprekken met de Braziliaanse overheid. De aanloop naar de besluitvorming over het EU-Mercosur-Associatieverdrag biedt mogelijkheden voor Nederland om, samen met de EU-partners, druk uit te oefenen op Brazilië, gericht op beter beleid en sterkere implementatie en naleving van wetgeving t.b.v. duurzaam bosbeheer.
Is de ontbossing van het Amazonegebied aan bod gekomen tijdens het gesprek dat de Minister-President heeft gehad met president Bolsonaro in Davos? Kunt u een toelichting geven?
De Minister-President heeft tijdens zijn kennismakingsgesprek met president Bolsonaro in januari 2019 in algemene zin gesproken over het belang dat Brazilië actief betrokken blijft bij het Klimaatakkoord van Parijs. Het tegengaan van ontbossing en landdegradatie is daarbij van groot belang.
Bent u bereid om op korte termijn uw zorgen over de ontbossing van het Amazonegebied aan Brazilië over te brengen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Ja, Nederland zal zijn zorgen blijven overbrengen, zeker in het licht van de recente informatie over de toenemende ontbossing van de Amazone. Wij zullen hier de komende maanden prioriteit aan geven. Daarbij streven wij naar samenwerking met de EU en Europese landen om meer gewicht in de schaal te leggen. Daarnaast zetten wij ook de dialoog met de Braziliaanse overheid en andere belanghebbenden voort, ter bevordering van betere samenwerking en nieuwe initiatieven om de productie van agrarische grondstoffen te verduurzamen en ontbossing tegen te gaan.
Hoe kijkt u aan tegen het opschorten van de Duitse bijdrage aan Braziliaanse milieuprogramma’s en de Noorse dreiging om donaties te korten of stop te zetten?
De Nederlandse regering treedt niet in de afwegingen die beide regeringen ertoe hebben gebracht de bijdragen aan bepaalde milieuprogramma’s te bevriezen, nadat Brazilië o.a. had ingegrepen in de beheerstructuur van het grote Amazonefonds. Het is zorgwekkend dat de aanzienlijke financiële middelen van beide landen nu niet meer ten goede komen aan duurzaam bosbeheer en de bestrijding van ontbossing in de Amazone.
Hoeveel draagt Nederland bij aan milieuprogramma’s ter bescherming van het Braziliaanse Amazonegebied? Overweegt Nederland soortgelijke maatregelen te nemen?
Nederland draagt direct bij aan milieuprogramma’s ter bescherming van het Braziliaanse Amazonegebied ter waarde van ongeveer € 3,5 miljoen. Dit geld gaat echter niet naar het Amazonefonds. Er is voor Nederland geen directe aanleiding om soortgelijke maatregelen als Duitsland en Noorwegen te nemen. Zie verder ook het antwoord op vraag 6.
Overweegt u andere maatregelen te nemen om uw zorgen met betrekking tot de ontbossing van het Amazonegebied kracht bij te zetten? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Het Kabinet beraadt zich momenteel op eventuele nadere stappen. Die zijn ook afhankelijk van verdere ontwikkelingen t.a.v. de Amazone, zowel in Brazilië als daarbuiten.
Het bericht Hoofdpijn in je milieuhuis |
|
Alexander Kops (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Hoofdpijn in je milieuhuis»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat bewoners van aardgasvrij gemaakte woningen in de wijk Palenstein in Zoetermeer last hebben van hoofdpijn, benauwdheid, slapeloosheid en andere gezondheidsklachten, omdat er niet genoeg frisse lucht in de woning komt? Deelt u de conclusie dat de verduurzamings- en klimaatwaanzin niet alleen rampzalig voor de portemonnee en bovendien nergens goed voor is, maar nu óók de gezondheid van de bewoners schaadt?
Het is uiteraard zeer vervelend en onwenselijk als bewoners van gerenoveerde woningen gezondheidsklachten ervaren. Dan is er iets niet goed gegaan, want verduurzaming gaat juist goed samen met verhoging van het wooncomfort en een gezond binnenklimaat. Van de gemeente Zoetermeer, de betrokken woningcorporatie en ontwikkelaar heb ik begrepen dat de ventilatieproblemen (die er inderdaad waren) inmiddels zijn opgelost. De ontwikkelaar heeft de installaties in de woningen opnieuw ingeregeld. Vervolgens heeft GGD Haaglanden nieuwe metingen in de woningen verricht. Op basis van deze metingen classificeert GGD Haaglanden de ventilatie (CO2-waarden) in de gemeten woningen als goed. Op korte termijn worden ook de installaties in de overige woningen opnieuw ingesteld. Komende winter zal GGD Haaglanden in enkele woningen een controlemeting uitvoeren.
Waar (in welke wijken) spelen deze problemen nog meer? Wat gaat u, verantwoordelijk voor de verduurzamings- en klimaatellende, hieraan doen?
Ik heb op dit moment geen signalen dat deze problemen zich ook elders voordoen.
Deelt u de mening dat het ongehoord is dat woningcorporatie De Goede Woning de bewoners verwijt dat hun klachten «tussen de oren» zouden zitten, terwijl uit metingen van de GGD is gebleken dat het CO2-gehalte in de woningen wel degelijk te hoog is? Deelt u de mening dat de «noodzaak» tot het aardgasvrij maken van woningen tussen de oren van de klimaathysterici zit?
Volgens het betreffende artikel zou de ontwikkelaar gezegd hebben dat de klachten van bewoners «tussen de oren» zitten. De ontwikkelaar spreekt tegen deze uitspraken zo gedaan te hebben. De ontwikkelaar heeft aangegeven klachten van bewoners altijd serieus te nemen.
De noodzaak tot het aardgasvrij maken van woningen volgt uit de ambitie om als Nederland onze bijdrage te willen leveren aan het beperken van de opwarming van de aarde, en de wens om iedereen die woont en werkt in het aardbevingsgebied in Groningen nieuw perspectief te geven op een veilige leefomgeving.
Vindt u dat de nadelen van het aardgasvrij maken van woningen – zoals de gigantische kosten, de lasten voor de huurders, een afzichtelijke metershoge warmtepomp in de voortuin die bovendien lawaai maakt én nu dus ook gezondheidsklachten – werkelijk opwegen tegen een verwaarloosbaar «klimaateffect»?
Met de energietransitie in de gebouwde omgeving evenals de ambities in de andere sectoren wordt een effect van 49% CO2-reductie in 2030 beoogd voor Nederland. Dit is geen verwaarloosbaar klimaateffect. Hiermee wordt een belangrijke stap gezet in de energietransitie die samen met de bijdragen van andere landen de gewenste beperking van de opwarming van de aarde kan realiseren. De mogelijke nadelen van de energietransitie worden zoveel als mogelijk beperkt en de voordelen zoals een beter wooncomfort en binnenklimaat, en een lagere energierekening zoveel als mogelijk bevorderd. De energiebelasting wordt voor huishoudens verlaagd en financieringsmogelijkheden, zoals o.a. via het warmtefonds, worden verbeterd. Er wordt gewerkt aan een kostenreductie van 20–40% en er worden via innovatieprogramma’s kleinere, stillere en goedkopere warmtepompen ontwikkeld.
Het bereiken van een significant klimaateffect kan dus ook samengaan met voordelen voor eigenaar-bewoners en huurders. Bij de verduurzaming van sociale huurwoningen is het noodzakelijk dat de instemming van minimaal 70% van de bewoners nodig is om tot een renovatie te komen. Hiermee wordt geborgd dat er voldoende aandacht is voor de mogelijke nadelen in individuele gevallen en hoe daarmee om te gaan bij verduurzaming en renovatie.
Deelt u de mening dat warmtepompen ondingen zijn en er niets gaat boven een vertrouwde gasaansluiting? Bent u ertoe bereid het vervallen van de gasaansluitingsplicht terug te draaien en het aardgasvrij maken van de bestaande woningvoorraad te stoppen?
Nee, ik deel de mening niet dat warmtepompen ondingen zijn. Warmtepompen kunnen verwarmen in de winter en bieden ook mogelijkheden om te koelen in de zomer, en bieden een duurzaam alternatief voor aardgas. Ik bevorder via innovatieprogramma’s de ontwikkeling van warmtepompen die kleiner, zuiniger en stiller zijn, en stel ook wettelijke eisen aan het geluid dat warmtepompen mogen produceren.
De Tweede Kamer heeft per amendement de aansluitplicht voor nieuwbouw in de Gaswet geschrapt. Ik ben niet bereid dit terug te draaien, noch ben ik bereid te stoppen met het aardgasvrij maken van de bestaande woningvoorraad.
Deelt u de conclusie dat uw project «proeftuinen aardgasvrije wijken», waar de wijk Palenstein in Zoetermeer onderdeel van is, nu al heeft gefaald? Bent u ertoe bereid de bewoners niet langer als proefkonijnen voor uw duurzaamheids- en klimaatagenda te gebruiken en hier direct mee te stoppen?
Nee, ik deel deze conclusie niet en ik ben niet bereid te stoppen met de proeftuinen aardgasvrije wijken. De wijk Palenstein in Zoetermeer is één van de 27 geselecteerde proeftuinen aardgasvrije wijken. Belangrijk onderdeel hiervan is de leervraag hoe bewoners betrokken kunnen worden bij de wijkgerichte aanpak. De ervaringen en lessen van de NOM-renovatie in Palenstein zijn waardevol in het kader van de proeftuin. Deze lessen zullen door de gemeente Zoetermeer worden gedeeld met andere gemeenten in het bijbehorende Kennis- en Leerprogramma onder regie van de VNG. Zodoende kan de transitie naar aardgasvrije wijken steeds beter en (kosten)effectiever worden gerealiseerd en het draagvlak voor de energietransitie worden vergroot.
De gevolgen van lachgasgebruik voor het klimaat |
|
William Moorlag (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Milieudefensie waarschuwt lachgasgebruikers: denk aan het klimaat»?1
Ja.
Zijn de gevolgen van lachgasgebruik op het klimaat bekend bij gebruikers?
Besef over de gevolgen van oneigenlijk lachgasgebruik op het klimaat komt niet direct terug in de risicoperceptie van gebruikers.2 Het Trimbos-instituut heeft in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een handreiking gemaakt om gemeenten, preventieprofessionals en ouders te ondersteunen in hun preventieaanpak van oneigenlijk lachgasgebruik. De handreiking besteedt wel aandacht aan milieuschade (met name door rondslingerende lachgaspatronen) maar niet in het bijzonder aan de gevolgen van lachgasgebruik op het klimaat.3
Kunt u een inschatting maken van de hoeveelheid lachgaspatronen die het afgelopen jaar voor consumptie is gebruikt? En kunt u een inschatting maken van de impact die het gebruik van lachgas hiermee heeft gehad op het klimaat?
De uitstoot van 1 kilogram lachgas (N20) is vergelijkbaar met de uitstoot van circa 298 kilogram4 CO2. Lachgas is dus een krachtiger broeikasgas dan CO2. Omdat de uitgestoten hoeveelheden van lachgas kleiner zijn dan die van CO2is de bijdrage van lachgas aan de totale uitstoot van broeikasgassen echter beperkt5.
Eén lachgaspatroon bevat gemiddeld 8 gram lachgas. De uitstoot van één lachgaspatroon staat daarmee ongeveer gelijk aan de uitstoot van 2,38 kilogram CO2. Uitgaande van gemiddeld recreatief gebruik (2–5 patronen per maand over de periode van een jaar6) is de totale uitstoot ongeveer 85 kilogram CO2 per persoon op jaarbasis. Op basis van deze berekening zou de bijdrage van oneigenlijk lachgasgebruik aan de ecologische voetafdruk per individu reëel zijn: deze is te vergelijken met de uitstoot die wordt vermeden als uitsluitend ledlampen in huis worden gebruikt.
Uitgaande van cijfers van het Trimbos Instituut7 bestaat de groep mensen die lachgas op maandelijkse basis oneigenlijk gebruikt uit ca. 70.000 mensen. Op jaarbasis zou hun gezamenlijke uitstoot uitkomen op ca. 0,06 megaton CO2-equivalenten. Bij het maken van deze inschatting is geen rekening gehouden met het oneigenlijke gebruik van lachgas uit gasflessen en is nadrukkelijk gewerkt met gemiddelden. Hierbij moet worden benadrukt dat de bijdrage van het oneigenlijk lachgasgebruik aan de totale emissies van Nederland, ook als de precieze uitstoot hoger uitvalt, verhoudingsgewijs beperkt is.
Bent u van plan om het gebruik van lachgas voor consumptie in te perken c.q. te ontmoedigen? Zo ja, welke maatregelen bent u van plan te nemen? Zo nee, waarom niet?
Het oneigenlijke gebruik van lachgas heeft de aandacht van het kabinet. Door de toename van oneigenlijk lachgasgebruik is het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs om een risicobeoordeling van lachgas gevraagd. De risicobeoordeling wordt in november dit jaar verwacht en vormt de grondslag voor eventueel te treffen landelijke gezondheidsmaatregelen. In afwachting van het advies worden door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport diverse beleidsopties bekeken zodat wanneer de beoordeling definitief is, snel passende landelijke maatregelen kunnen worden getroffen. Hoewel het stijgende gebruik van lachgas kan leiden tot een verhoogde uitstoot van broeikasgassen, is dit probleem op basis van nu beschikbare gegevens beperkt (zie antwoord op vraag 3) en daarom voor het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat geen reden voor specifieke inzet binnen het klimaatbeleid.
Bent u bereid om de invloed van lachgasgebruik op het klimaat bij jongeren en gebruikers onder de aandacht te brengen? Zo ja, welke maatregelen bent u van plan te nemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u deze vragen voor 3 september 2019 beantwoorden?
Ja.
Het bericht 'Rijksvastgoedbedrijf biedt 825 hectare pachtgrond aan' |
|
Tjeerd de Groot (D66) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Klopt het bericht dat het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) 825 hectare grond voor geliberaliseerde pacht gaat aanbieden?1 Zo ja, waarom is er gekozen voor deze pachtvorm? Zo nee, wat voor soort pacht wordt er aangeboden?
Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) biedt momenteel, via een openbare inschrijving, 42 kavels aan met een totale oppervlakte van 825 hectare grond. Alle kavels worden uitgegeven door middel van een geliberaliseerde pachtovereenkomst met een looptijd van twee tot maximaal zes jaar. Dit is conform het huidige beleid.
Daarnaast zal het RVB een deel van de niet-strategische agrarische gronden van de Staat in erfpacht uitgeven via een openbare inschrijving, zoals ik uw Kamer op 12 oktober 2018 reeds heb medegedeeld (Kamerstuk 24 490, nr. 25). De voorbereiding hiervoor is gestart. De eerste erfpachtcontracten zullen begin 2020 worden afgesloten.
Welke voorwaarden worden gesteld aan de pachter omtrent de bodemkwaliteit, de biodiversiteit en het klimaat?
Voor de gronden, die het RVB in geliberaliseerde pacht uitgeeft dan wel in erfpacht zal gaan uitgeven, worden voorschriften opgenomen in het pachtcontract, zoals een specifiek bouwplan. Daarnaast schrijft het RVB ook een analyse van de bodemkwaliteit voor, zowel aan het begin van de contractperiode als aan het einde. Bij erfpachtcontracten zal ook een tussentijdse inventarisatie van de bodemkwaliteit mogelijk worden. Met deze maatregelen beoogt het RVB een duurzaam gebruik van de grond te borgen.
Bij de herziening van het pachtstelsel speelt duurzaam bodembeheer een sleutelrol zoals aangegeven in de brief van de Minister van LNV aan uw Kamer van 23 mei 2018 (Kamerstuk 30 015, nr. 54). Zo wordt bezien hoe de uitgangspunten van duurzaam bodembeheer kunnen worden verankerd in het beleid voor uitgifte van rijksgronden door het RVB. Het RVB is daarnaast met brancheorganisaties en wetenschappelijke instanties in gesprek of de systematiek van uitgifte verder verbeterd kan worden. De verwachting is dat begin 2020 de eerste uitkomsten kunnen worden gepresenteerd.
Op welke manier gaat het RVB toezicht houden op de verpachte grond met het oog op de bodemkwaliteit, de biodiversiteit en de invloed van maatregelen op het klimaat?
Het RVB is privaatrechtelijk beheerder van de grond van de Staat en neemt in die hoedanigheid in de diverse pachtcontracten bepalingen op waaraan de pachter moet voldoen (zie ook mijn antwoord op vraag 2). De agrarische bedrijfsvoering dient verder te voldoen aan de relevante geldende wet- en regelgeving, het RVB ziet hierop toe. Indien het RVB constateert dat geldende wet- en regelgeving en/of de bepalingen in het specifieke pachtcontract niet worden nageleefd, wordt de betreffende partij in gebreke gesteld en wordt privaatrechtelijk gehandhaafd.
Hoe wordt de biodiversiteitsmonitor en de data uit de publiek-private samenwerking (PPS) Beter Bodembeheer meegenomen in de kwaliteitsbeoordeling?
De biodiversiteitsmonitor en de data uit de publiek-private samenwerking (PPS) Beter Bodembeheer zijn nieuwe ontwikkelingen die nog niet zijn meegenomen in de huidige kwaliteitsbeoordeling van het RVB. Het RVB is op dit moment een traject gestart (zie ook mijn antwoord op vraag 2) om de systematiek van uitgifte van de agrarische grond te verbeteren. Bezien zal worden of en wanneer de biodiversiteitsmonitor en de data uit de publiek-private samenwerking (PPS) Beter Bodembeheer ver genoeg ontwikkeld zijn om te worden meegenomen in de kwaliteitsbeoordeling.
In hoeverre past geliberaliseerde pacht binnen uw voornemen om kringlooplandbouw en bodemkwaliteit binnen het pachtbeleid te plaatsen?
Zoals aangegeven in de brief van de Minister van LNV van 23 mei 2018 aan uw Kamer (Kamerstuk 30 015, nr. 54) spelen kringlooplandbouw en bodemkwaliteit een rol in de herziening van het pachtstelsel, ook in het licht van de klimaatopgave. In de regel streeft de Minister van LNV het uitgeven van langlopende contracten na. Indien geliberaliseerde pachtcontracten toch worden uitgegeven, worden voorschriften opgenomen in het pachtcontract (zie ook het antwoord op vraag 2).
Op welke manier draagt deze geliberaliseerde pacht bij aan uw voornemen om met langdurige pacht de bodemgesteldheid te verbeteren, ook in het licht van de klimaatopgave?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht Paula (79) en Wiggert (82) in stress door ‘gedwongen’ verduurzaming |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Paula (79) en Wiggert (82) in stress door «gedwongen» verduurzaming»?1
Ja
Hoe reageert u op het trieste verhaal van deze ouderen, wier appartement in de Haagse wijk Leyenburg volgend jaar door woningcorporatie Vestia volledig van het gas wordt afgekoppeld? Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is dat daardoor hun appartement – waarin zij zélf in overleg met Vestia veel hebben geïnvesteerd – wekenlang in een bouwput zal veranderen, dat zij géén vervangende woonruimte krijgen aangeboden, dat hun huurprijs zal stijgen én dat zij door deze gedwongen verduurzaming nu al compleet in de stress zitten?
Ik vind het zeer vervelend voor deze bewoners dat zij stress ervaren door de voorgenomen renovatie van hun woning. Renovaties kunnen uiteraard overlast met zich meebrengen voor zittende bewoners. Dat geldt in het bijzonder oudere bewoners omdat zij veelal vaker thuis zijn.
Uit informatie van de verhuurder blijkt dat de woningen momenteel al zijn aangesloten op het warmtenet van Den Haag. De woningen zijn dus al geruime tijd aardgasloos voor wat betreft de verwarming. Nu is het voornemen ook het gas voor koken en warm tapwater af te koppelen, en daarnaast de gevels en de plafonds van de bergingen te isoleren en de ventilatie in de woningen te verbeteren. De huurder kan zijn instemming aan deze ingrepen mede afhankelijk maken van de huurverhoging die de verhuurder aan deze woningverbetering wil verbinden. Huurders kunnen hun instemming ook afhankelijk stellen van aspecten zoals eventuele overlast gedurende de werkzaamheden en de verwachte lagere energierekening na voltooiing van de werkzaamheden. Uit het bericht maak ik op, dat de verhuurder van plan is om hierover in gesprek te gaan met de huurders.
In veel gevallen leidt de bespreking met de huurders ertoe dat de verhuurder bewoners de ondersteuning biedt die zij nodig hebben, zoals hulp voor oudere bewoners bij het verplaatsen van spullen of het beschikbaar stellen van een logeeradres voor wie door persoonlijke omstandigheden (zoals gezondheid) een korte periode niet in zijn of haar eigen woning kan slapen.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat ouderen – die hun hele leven keihard hebben gewerkt en nu van hun rustige oude dag willen genieten – als «proefkonijn» voor uw duurzaamheids- en klimaatagenda worden ingezet, daarnaast worden afgescheept met een niet-afdoende luttele vergoeding van een paar honderd euro en het vervolgens kunnen uitzoeken?
Ik herken het beeld niet dat ouderen als «proefkonijn» voor de duurzaamheids- en klimaatagenda, worden afgescheept met een niet-afdoende luttele vergoeding van een paar honderd euro en het vervolgens kunnen uitzoeken.
De woningen uit het bericht zijn al op een warmtenet aangesloten en worden nu voor het koken en warm tapwater ook aardgasloos gemaakt. Dat gebeurt op veel plaatsen in Nederland. De bewoners in dit complex worden daarbij niet aan hun lot overgelaten. Uit informatie van de verhuurder maak ik op dat bewoners een ongeriefsvergoeding ontvangen voor het ongemak tijdens de werkzaamheden. Daarnaast zal de verhuurder met de bewoners afspraken maken over de keuken die zij zelf hebben geplaatst. Desgewenst krijgen alle bewoners een nieuwe elektrische kookvoorziening en een pannenset. Wie liever zelf een nieuwe kookplaat kiest, ontvangt een vergoeding hiervoor als tegemoetkoming voor de vervangingskosten.
Hoe garandeert u dat deze «proefkonijnen» niet – net als bewoners van recent aardgasvrij gemaakte woningen in Zoetermeer2 – in een praktisch luchtdicht gemaakte woning zullen terugkeren met gezondheidsklachten tot gevolg?
De situatie in Zoetermeer is niet vergelijkbaar met die in Leyenburg. De desbetreffende woningen in Zoetermeer zijn Nul-op-de-meter-woningen. De ventilatieproblemen in deze woningen zijn inmiddels opgelost. De genoemde woningen in Leyenburg gaan weliswaar van het aardgas af en de gevels worden beter geïsoleerd, maar dat levert geen energieneutrale woningen op. Gezondheidsklachten als gevolg van onvoldoende ventilatie zijn hier niet te verwachten. De ventilatie wordt juist verbeterd.
Deelt u de mening dat het compleet openbreken van een appartement, waarin door de bewoners zélf veel geld is gestoken, allesbehalve «duurzaam» is?
Er is geen sprake van het compleet openbreken van het appartement. Het is op zichzelf niet duurzaam als recent aangebrachte voorzieningen ongedaan worden gemaakt. Het is wél mogelijk dat door deze ingrepen, waarbij sprake is van een beperkte desinvestering, een woning weer voor tientallen jaren op duurzame wijze geëxploiteerd kan worden.
Bent u ertoe bereid woningcorporatie Vestia tot de orde te roepen en ervoor te zorgen dat deze hele verduurzamingsellende niet doorgaat?
Nee. De toegepaste verbouwing past in de uitvoering van afspraken die met de huursector zijn gemaakt, zoals het Convenant energiebesparing huursector.
De uitvoering van renovaties in huurwoningen is een zaak van verhuurders, in dit geval van Vestia. Het Rijk stelt aan de hand van de bouwregelgeving kaders ten aanzien van ventilatie en isolatie. Het ligt niet in mijn rol om corporaties hierover tot de orde te roepen, noch is daar aanleiding toe.
Zijn er andere, vergelijkbare complexen waar ouderen als duurzaamheidsproefkonijn worden ingezet? Hoeveel ouderen zitten momenteel in de duurzaamheidsstress?
Het is duidelijk dat ook oudere bewoners zijn betrokken bij projecten waarin energiebesparende maatregelen worden genomen. Over het aantal daarvan heb ik geen gegevens. Er zijn mij geen andere gevallen bekend van ouderen die vanwege een renovatie in de duurzaamheidsstress zitten.
Het bericht 'Honingcowboys die de wilde bij bedreigen in de Biesbosch' |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Honingcowboys bedreigen de wilde bij in de Biesbosch»?1
Ja.
Kunt u toelichten hoe het kan dat er net buiten de grenzen van de Biesbosch ongehinderd honderden (ongeregistreerde) bijenkasten staan?
In Nederland geldt geen registratieplicht van bijenkasten. Afhankelijk van de lokale regelgeving (zoals Algemene Plaatselijke Verordeningen) kunnen bijenkasten op eigen terreinen worden geplaatst of op terreinen waar een afspraak met de eigenaar is gemaakt. Binnen de natuurgebieden van Staatsbosbeheer zijn er richtlijnen om verdringing van wilde bijen te voorkomen. Buiten de grenzen van de natuurgebieden is er geen regelgeving voor het plaatsen van bijenkasten.
Kunt u toelichten welke risico’s dit oplevert voor wilde bijensoorten, waarvan in Nederland meer dan de helft op de Rode Lijst van met uitsterven bedreigde diersoorten staat?2
Mogelijke risico’s hangen af van het seizoen, de lokale situatie en de interacties tussen het aantal honingbijen, soorten wilde bijen en voedselaanbod (plantensoorten en hoeveelheid). Rodelijstsoorten kunnen mogelijk last hebben van verdringing door honingbijen, wanneer de honingbijen dezelfde bloemen gebruiken als wilde bijen. Natuurbeheerders gaan vaak uit van een voorzorgsprincipe ten aanzien van wilde bijen, wat leidt tot beperkingen van het aantal bijenkasten in natuurgebieden.
Het is wetenschappelijk vastgesteld dat een grootschalige plaatsing van bijenkasten op een gelimiteerde voedselbron een negatieve impact op wilde bijen kan hebben. Dat kan gebeuren in situaties, waarin veel bijenkasten worden geplaatst in een gebied met weinig voedsel en/of aanwezigheid van kwetsbare wilde bijensoorten. Er komt steeds meer kennis uit lopend (landelijk) onderzoek beschikbaar, zodat het inschatten van de situatie per locatie door de natuurbeheerders in de nabije toekomst beter mogelijk wordt.
Zijn er meer natuurgebieden bekend waar dergelijke problemen spelen? Zo ja, om welke natuurgebieden gaat het? Zo nee, waarom bent u hiervan niet op de hoogte?
Uit een inventarisatie binnen Staatsbosbeheer blijkt dat in meerdere natuurgebieden gesproken wordt met imkers over het plaatsen van honingbijenkasten. Voorbeelden hiervan zijn: Dwingelderveld, Oost-Brabant (Sint Athonis), Buitenplaats Elswout, Bargerveen (Oost-Drenthe) en op Texel. Volgens Staatsbosbeheer is in deze gebieden echter geen sprake van dezelfde problematiek als in de Biesbosch.
Kunt u de opmerking van de boswachter dat er «totaal geen regulering is» duiden in het kader van uw wettelijke verplichting het behoud en herstel van de Nederlandse natuur te bevorderen en de door u onderschreven doelstellingen uit de Nationale Bijenstrategie om in 2030 weer populaties van bijen (en andere bestuivers) te hebben die stabiel zijn en/of zich positief ontwikkelen?3
Het klopt dat er rondom de Biesbosch geen regulering is. Mocht regulering noodzakelijk zijn, dan zijn de betreffende terreinbeherende organisaties, provincies en gemeenten daarvoor verantwoordelijk.
In de Nationale Bijenstrategie4 zet ik samen met maatschappelijke partners in op 1) het bevorderen van de biodiversiteit, 2) het verbeteren van de wisselwerking tussen landbouw en natuur en 3) het helpen van imkers om de gezondheid van de honingbij te verbeteren.
Kunt u uitleggen waarom het huidige vergunnings- en handhavingssysteem, binnen en buiten de grenzen van de Biesbosch, kennelijk niet werkt?
Binnen de Biesbosch gelden de richtlijnen zoals door Staatsbosbeheer voorgeschreven. Plaatsing van honingbijenkasten buiten de grenzen van het natuurgebied valt onder de verantwoordelijkheid van de provincies en gemeenten. Gemeenten kunnen in gemeentelijke algemene plaatselijke verordeningen (APV’s) richtlijnen opnemen, zodat per gebied kan worden bezien welke aanpak het beste is.
Maakt u zich zorgen over de verdringing van kwetsbare wilde bijensoorten door de commerciële honingbij?
De mogelijke verdringing van wilde bijensoorten door plaatsing van honingbijenkasten, zoals in het krantenbericht over de Biesbosch, is een punt van aandacht. Uit wetenschappelijke studies blijkt dat afhankelijk van de landschappelijke context in sommige gevallen een negatief effect op lokale populaties van bestuivers wordt gevonden.
Deelt u de mening dat deze verdringing ontwrichtend kan werken voor de natuur en natuurlijke ecosystemen? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, waarom niet?
Een grote hoeveelheid honingbijen kan in sommige gevallen de natuurlijke soortenrijkdom van wilde bijen negatief beïnvloeden. Zoals ik in de Nationale Bijenstrategie heb onderschreven, moeten we toe naar een integrale oplossing voor het voedselprobleem voor bestuivers. Meer voedsel voor insecten in het algemeen is de oplossing. De oplossing ligt niet alleen in de natuurgebieden, maar ook daarbuiten.
Deelt u de mening van de boswachter dat de situatie zo niet langer houdbaar is?
In dit specifieke geval begrijp ik de mening dat de situatie zorgwekkend is. Het is aan de provincie en gemeenten om een eventuele oplossingsrichting te bepalen.
Bent u bereid om in te grijpen? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij provincies, gemeentes (in bijvoorbeeld APV’s) en bij de terreinbeherende organisaties. We zullen de partijen wijzen op deze problematiek.
Bent u bereid in overleg met decentrale overheden, waaronder de provincies Noord-Brabant en Zuid-Holland, beleid in te richten om het aantal bijenkasten in en om natuurgebieden drastisch te beperken en een effectief registratie- en handhavingssysteem op te zetten, om zo de wilde bijensoorten te beschermen?
Ik heb regelmatig overleg met decentrale overheden over het biodiversiteitsbeleid (zoals het Natuurpact en de Nationale Bijenstrategie). De decentrale overheden werken met veel ambitie aan het verbeteren van onze leefomgeving. Juist omdat het probleem regionaal verschilt, is het van belang om dit regionaal op te pakken. Ik zie geen aanleiding tot het formuleren van nieuw overheidsbeleid. Wel zet ik in op kennisontwikkeling, zodat er meer inzicht komt om vergelijkbare situaties lokaal goed in te kunnen schatten. Verder wordt binnen de imkerij momenteel gesproken over zelfregulering, een ontwikkeling die ik graag een kans wil geven.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden, zonder naar eerdere antwoorden te verwijzen?
Ja.
Het ‘Special Report on Climate Change and Land’ van het IPCC |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Onderschrijft u de stelling dat het rapport van het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) zowel zeer zorgwekkend als hoopgevend is?
Het rapport onderstreept de noodzaak om de mondiale emissies zo snel mogelijk terug te dringen. Het maakt ook duidelijk dat er een grote samenhang bestaat tussen het klimaatbeleid, land- en bosbouwbeleid, biodiversiteitsbeleid en armoedebestrijding en dat een integrale beleidsaanpak rond die terreinen van belang is. Het rapport geeft aan dat er veel effectieve strategieën beschikbaar zijn die tegelijkertijd klimaatverandering, landdegradatie en voedselonzekerheid tegengaan. Tegelijkertijd geeft het rapport ook aan dat er spanningen tussen beleidsdoelstellingen kunnen bestaan, in het bijzonder tussen klimaatmitigatie enerzijds en klimaatadaptatie, voedselzekerheid en duurzaam landbeheer anderzijds.
Deelt u de ernstige zorgen van het IPCC dat wanneer we niet in staat zijn ons landgebruik en voedselsysteem aan te passen het niet mogelijk is om de temperatuurstijging tot een betrekkelijk veilig niveau te beperken? Zo nee, waarom niet?
Land maakt een belangrijk onderdeel uit van het klimaatsysteem. IPCC concludeert dat de landbouw, bosbouw en ander landgebruik (AFOLU) wereldwijd verantwoordelijk zijn voor 23% van de totale netto uitstoot van broeikasgasemissies door menselijke activiteiten wereldwijd gedurende 2007–2016. Ook op dit terrein zijn dus maatregelen nodig om de mondiale emissies zo snel mogelijk terug te dringen.
Er zijn volgens het rapport veel effectieve strategieën beschikbaar die tegelijkertijd klimaatverandering, landdegradatie en voedselonzekerheid tegengaan. Daarbij gaat het om beter landgebruik (incl. natuurbehoud- en herstel), duurzame landbouwpraktijken en aanpassingen in het voedselsysteem.
Deelt u de optimistische kant van het rapport dat het in onze eigen handen ligt om hier iets aan te doen?
Er zijn volgens het rapport veel effectieve strategieën beschikbaar tegen lage tot beperkte kosten die tegelijkertijd klimaatverandering, landdegradatie en voedselonzekerheid tegengaan. Daarbij gaat het om beter landgebruik (inclusief natuurbehoud- en herstel), duurzame landbouwpraktijken en aanpassingen in het voedselsysteem. De meeste van deze strategieën kunnen volgens het rapport worden toegepast zonder te leiden tot concurrentie om land en kunnen meerdere nevenvoordelen opleveren. Zo biedt «Climate Smart Agriculture» kansen om de uitdagingen inzake landgebruik, klimaat en voedselzekerheid aan te gaan. Dit is ook een speerpunt in het huidig Nederlandse beleid.
Erkent u dat één van de belangrijkste conclusies van dit IPCC-rapport een urgente oproep is om het huidige voedselsysteem te hervormen? Zo nee, waarom niet?
Het IPCC doet nooit concrete beleidsaanbevelingen. Het rapport geeft inzicht in de bijdrage van het voedselsysteem aan klimaatverandering, welke effecten klimaatverandering op het voedselsysteem en voedselzekerheid heeft en kan hebben en hoe aanpassingen in het voedselsysteem kunnen bijdragen aan mitigatie en adaptatie. Er zijn volgens het rapport veel effectieve strategieën beschikbaar die tegelijkertijd klimaatverandering, landdegradatie en voedselonzekerheid tegengaan. Daaronder valt ook het voedselsysteem. Het rapport geeft aan dat veranderingen in het hele voedselsysteem, van productie tot consumptie, kunnen bijdragen aan de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en klimaatadaptatie en daarnaast bijvoorbeeld de druk op het land verminderen en bijdragen aan het tegengaan van armoede en verbetering van de gezondheid.
Onderschrijft u één van de belangrijkste conclusies van dit IPCC-rapport dat een forse krimp van de wereldwijde veestapel onvermijdelijk is? Zo nee, waarom niet?
Het IPCC-rapport bevat geen conclusie in die bewoordingen. Het rapport kent vele conclusies en aspecten waarvoor nadere bestudering noodzakelijk is. Een uitgebreide appreciatie van het IPCC-rapport ontvangt u in november (tezamen met die van het nog te verschijnen speciale rapport over Oceanen en IJs).
Onderschrijft u de conclusie uit dit IPCC-rapport dat het grootschalig aanleggen van bossen, dat wil zeggen het creëren van zogenaamde «natuurlijke buffers», een van onze belangrijkste wapens tegen klimaatverandering is? Zo nee, waarom niet?
Het IPCC-rapport bevat geen conclusie in die bewoordingen. Het rapport kent vele conclusies en aspecten waarvoor nadere bestudering noodzakelijk is. Een uitgebreide appreciatie van het IPCC-rapport ontvangt u in november (tezamen met die van het nog te verschijnen speciale rapport over Oceanen en IJs).
Onderschrijft u de conclusie van het IPCC dat het landgebruik door de veehouderij een van de grootste veroorzakers van ontbossing en daarmee van klimaatverandering is? Zo nee, waarom niet?
De veehouderij en ontbossing dragen in belangrijke mate bij aan klimaatverandering, maar het IPCC concludeert niet dat ze de belangrijkste veroorzakers zijn van klimaatverandering. Feitelijk komt de grootste bijdrage aan klimaatverandering van het gebruik van fossiele energiedragers.
IPCC concludeert dat de landbouw, bosbouw en ander landgebruik (AFOLU) wereldwijd verantwoordelijk zijn voor 23% van de totale netto uitstoot van broeikasgasemissies door menselijke activiteiten wereldwijd gedurende 2007–2016.
Onderschrijft u de conclusie van het IPCC dat de veehouderij een dermate grote claim op het landgebruik doet dat het daarmee een enorme sta-in-de-weg kan worden van effectief klimaatbeleid? Zo nee, waarom niet?
Het IPCC-rapport bevat geen conclusie in die bewoordingen. Het rapport kent vele conclusies en aspecten waarvoor nadere bestudering noodzakelijk is. Een uitgebreide appreciatie van het IPCC-rapport ontvangt u in november (tezamen met die van het nog te verschijnen speciale rapport over Oceanen en IJs).
Wat zijn de vijf belangrijkste conclusies die u trekt uit dit IPCC-rapport voorover ze betrekking hebben op het Nederlandse kabinetsbeleid, of kunt u deze conclusies niet trekken? Zo nee, waarom niet?
Het rapport kent vele conclusies en aspecten waarvoor nadere bestudering noodzakelijk is. Een uitgebreide appreciatie van het IPCC-rapport ontvangt u in november (tezamen met die van het nog te verschijnen speciale rapport over Oceanen en IJs).
Bent u van plan om uw inzet – als het gaat om het stimuleren van vegetarische en volledig plantaardige diëten – te vergroten, omdat een verschuiving naar deze diëten volgens het IPCC enorme kansen biedt om de uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft in zijn reactie op het advies «Duurzaam en gezond, samen naar een houdbaar voedselsysteem» van de Raad voor Leefomgeving en Infrastructuur (Kamerstuk 31 352, nr. 217) aangegeven de analyse van de Raad te delen dat de productie en consumptie van dierlijke producten in belangrijke mate bijdragen aan de uitstoot van broeikasgassen en emissies met negatieve impact op natuur en biodiversiteit.
De aangrijpingspunten voor een consumptiepatroon dat het klimaat minder belast zijn minder voedselverspilling, meer consumptie van groenten en fruit en een groter aandeel consumptie van eiwitten op plantaardige basis. Het kabinet streeft naar een gezonde balans in de verhouding van eiwitten in het eetpatroon van de consument gebaseerd op de Schijf van Vijf, zonder de keuzevrijheid van de burger te beperken.
In 2018 is de LNV-visie «Landbouw, Natuur en Voedsel: Waardevol en Verbonden» verschenen, gevolgd door het «Realisatieplan Visie LNV: Op weg met nieuw perspectief» in 2019. De visie en de realisatie van de visie dragen bij aan de toenemende aandacht voor een meer plantaardige voedselvoorziening. De kern van de visie is de omschakeling naar een kringlooplandbouw. Volgend op het eiwitrapport van de Europese Commissie1 ontwikkelt het kabinet een nationale eiwitstrategie om de productie van plantaardige eiwitten en de benutting van eiwitten uit reststromen en andere bronnen te vergroten.
Vindt u het niet getuigen van struisvogelpolitiek om wel in te zetten op het tegengaan van voedselverspilling, maar niet in te zetten op de eiwittransitie (van dierlijke naar plantaardige eiwitten), omdat uit het IPCC-rapport immers blijkt dat de consumptie van dierlijke producten een veel grotere milieu en klimaatimpact heeft dan het voedsel dat we weggooien?
Zie antwoord vraag 10.
Op welke manier bent u bereid om in het licht van de conclusies van het IPCC u ervoor in de te zetten dat de «Schijf van Vijf» zodanig herzien wordt dat de «Schijf van Vijf» ook de gevolgen van een bepaald eetpatroon voor het klimaat meeneemt?
Het rapport kent vele conclusies en aspecten waarvoor nadere bestudering noodzakelijk is. Een uitgebreide appreciatie van het IPCC-rapport ontvangt u in november (tezamen met die van het nog te verschijnen speciale rapport over Oceanen en IJs).
Erkent u in het licht van dit IPCC-rapport dat de «Schijf van Vijf» onvoldoende rekening houdt met de gevolgen voor het klimaat van ons voedselsysteem? Zo nee, waarom niet?
Het Voedingscentrum stimuleert consumenten vanuit het huidige voedingspatroon stapsgewijs te verschuiven naar een meer plantaardig voedingspatroon. Door de Nederlandse consument te bewegen meer volgens de Schijf van Vijf te eten wordt een gezonder, maar ook een duurzamer voedingspatroon gestimuleerd.
Kunt u deze vragen één voor één en zonder te verwijzen naar andere antwoorden beantwoorden?
Ja.
De dreigende hakbijl voor bomen in de middenberm van de A28 tussen Wezep en Nunspeet |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Dreigt de hakbijl voor bomen in middenberm van A28 tussen Wezep en Nunspeet»?1
Ja, ik heb kennisgenomen van dit bericht.
Kunt u aangeven of het de verwachting is dat extra maatregelen zullen moeten worden genomen om de verkeersveiligheid te verbeteren op de A28 tussen Wezep en Harderwijk?
Het is niet de verwachting dat er extra maatregelen zullen moeten worden genomen aanvullend op de huidige werkzaamheden.
Bent u op de hoogte van het beleid van de provincie Gelderland waarbij veiligheid en bomenbehoud rond provinciale wegen voortdurend zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen? Vindt u dat het gemak waarmee gepraat wordt over het kappen van kilometers aan bomen en struiken in de middenberm van de snelweg hier haaks op staat?
Ja, ik ben hiervan op de hoogte.
Een zorgvuldige afweging is ook mijn uitgangspunt bij het veiliger maken van de bermen. Zoals eerder aangegeven gaat het om het vinden van de juiste balans: het maken van een afweging tussen verschillende factoren zoals veiligheid, natuurwaarde en cultuurhistorische waarde. Helaas is het daarbij in sommige gevallen onvermijdelijk om grotere aantallen bomen te moeten verwijderen dan je zou wensen. Primair dienen op dit traject van de A28 alle naaldbomen verwijderd te worden, ter breedte van 80 meter, in verband met het grote risico op brandoverslag. Door gericht de naaldbomen te verwijderen vermindert het risico op brandoverslag sterk.
Deze maatregelen zijn tot stand gekomen op verzoek van en in samenwerking met de Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland. De aanpak op de A28 komt voort uit de vier doelstellingen voor de herinrichting van bermen van de provinciale en rijkswegen over de Veluwe zoals afgesproken in de Gebiedsgerichte Aanpak Veluwe tussen Veiligheidsregio’s, Provincie Gelderland en Rijkswaterstaat.
Naast het primaire doel van brandveiligheid verbetert Rijkswaterstaat met de huidige werkzaamheden als wegbeheerder de veiligheid van de berm door het verwijderen van risicovolle bomen (oud en/ of risicovol door omvang). In de middenberm worden de kleinere loofbomen behouden en wordt de veiligheid gegarandeerd door waar nodig een geleiderail te plaatsen.
Het terug brengen van de berm in de oorspronkelijke staat door het lokaal verwijderen van de huidige begroeiing maakt dat de oorspronkelijke biotoop zich weer kan ontwikkelen en geeft ruimte voor flora- en faunasoorten die de afgelopen jaren door het spontane opschot in de bermen sterk waren teruggedrongen. Voor deze flora- en faunasoorten, zoals de zandhagedis, is de oorspronkelijk staat van de berm een ideale bodem. De verwachting is dan ook dat de biodiversiteit in het gebied na de herinrichting aanzienlijk zal toenemen.
Rijkswaterstaat houdt het aantal verwijderde bomen nauwkeurig bij en zorgt voor een verantwoorde invulling van de compensatieplicht die volgt uit de Wet Natuurbescherming. De compensatie zal binnen 3 jaar plaatsvinden, zowel binnen het eigen beheersgebied als daarbuiten, afhankelijk van de mogelijkheden.
Kunt u aangeven, indien er extra maatregelen zullen moeten worden genomen, welke alternatieve maatregelen in deze situatie denkbaar zijn om de verkeersveiligheid te vergroten in plaats van het kappen van bomen en het weghalen van struiken in de middenberm? Kunt u aangeven in hoeverre er naar deze alternatieve maatregelen zal worden gekeken?
Er is geen noodzaak tot extra maatregelen aanvullend op de huidige werkzaamheden. De maatregelen voortvloeiend uit de doelstellingen zoals genoemd in antwoord 3 zijn onderling zorgvuldig afgewogen.
Bent u van mening dat een natuurlijk zichtscherm, zoals een begroeide middenberm, een positieve bijdrage kan leveren aan de verkeersveiligheid, omdat het in het donker op een onverlichte weg kan helpen tegen verblinding van tegenliggers? Kunt u aangeven in hoeverre een vangrail dit kan vervangen en of u dit in de overweging tot kappen meeneemt?
Voor de verkeersveiligheid is het beter om goede zichtlijnen en een overzichtelijke weg te hebben om verwarring van automobilisten, zoals het idee dat je op de verkeerde weghelft rijdt, te voorkomen. Om de juiste balans te vinden tussen het verwijderen van bomen en het vergroten van de verkeersveiligheid, worden de kleinere loofbomen behouden en wordt de veiligheid gegarandeerd door waar nodig een geleiderail te plaatsen.
Heeft Rijkswaterstaat contact gehad met de provincie Gelderland over de mogelijke maatregel om de middenberm van de A28 tussen Wezep en Harderwijk geheel of gedeeltelijk te kappen? Zo ja, wat kwam uit dit contact? Zo nee, wanneer gaat contact hierover plaatsvinden?
De maatregelen vloeien, zoals bij het antwoord op vraag 3 al aangegeven, voort uit de Gebiedsgerichte Aanpak Veluwe. In dat verband is contact geweest met de provincie Gelderland en zijn er in het recente verleden zowel bij meerdere provinciale als rijkswegen soortgelijke maatregelen uitgevoerd. Specifiek voor de maatregelen op dit traject van de A28 staat het informeren over en afstemmen met de andere omgevingspartijen (zoals de omliggende gemeentes) gepland om vanaf begin september 2019 plaats te vinden.
Kunt u aangeven met welke andere betrokkenen contact is geweest of contact zal gaan plaatsvinden en wat uit deze gesprekken naar voren is gekomen?
Naast de contacten met provincie Gelderland heeft voor de totstandkoming van de huidige opdracht afstemming plaatsgevonden met de Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland. Uit deze gesprekken is naar voren gekomen dat de naaldbomen in de middenberm verwijderd moeten worden in verband met het grote risico op brandoverslag. Tevens is contact geweest met gemeente Nunspeet. De gemeente Nunspeet heeft in het gesprek aangeheven belang te hechten aan het zo veel mogelijk in stand houden van de groene corridor gezien het karakter van deze gemeente. De diversiteit van zowel de berm als de middenberm dragen hieraan bij. In de belangenafweging met betrekking tot het onderhoud zal dit worden meegenomen. Na het afronden van het voorbereidingstraject van het project, inclusief bijbehorend gunningstraject, zal met de overige stakeholders begin september contact plaatsvinden. Het gaat dan bijvoorbeeld om terreinbeheerders en perceeleigenaren zoals gemeentes.
Kunt u aangeven wat hierbij onder «de komende periode» wordt verstaan en op welke elementen zal worden gecontroleerd?
De werkzaamheden zullen in het 4e kwartaal 2019 en het 1e kwartaal 2020 plaatsvinden. Bij het bepalen op welke locatie bomen kunnen blijven staan of verwijderd moeten worden en op welke locatie geleiderail moet komen, wordt gekeken naar verschillende elementen zoals de soort boom (naaldhout of loofhout), de gezondheid en natuurwaarde van de boom, de locatie van de boom (afstand tot de weg) en de fysieke situatie in de berm (in potentie gevaarlijk hoogteverschil met de weg, bijvoorbeeld een geul of hobbel op korte afstand van de weg). Het is kortom maatwerk en Rijkswaterstaat zal hierbij zoveel mogelijk rekening houden met de wens van de stakeholders.
Het ontslag van de directeur van het Braziliaanse instituut dat versnelde ontbossing van Amazone aantoonde |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat de Braziliaanse president Bolsonaro de directeur van het National Space Research Institute (INPE), dat de versnelde ontbossing van het Amazonewoud aantoonde, daadwerkelijk ontslagen heeft?1 2 Wat vindt u ervan dat de Braziliaanse regering zich op deze wijze gericht heeft tegen de wetenschappelijke boodschapper van slecht nieuws?
President Bolsonaro lijkt, blijkens persberichten, druk te hebben uitgeoefend op de directeur van de overheidsorganisatie INPE die o.a. ontbossingscijfers bijhoudt. De verantwoordelijke Minister van wetenschap, technologie, innovatie en communicatie, Marcos Pontes, heeft Ricardo Galvão ontslagen als directeur van INPE. Voor zover dit ontslag verband zou houden met de publicatie van de ontbossingscijfers, zou dit een zorgwekkende ontwikkeling zijn, temeer omdat de Braziliaanse regering nog geen antwoord heeft gevonden op de toenemende illegale ontbossing.
Vindt u dit acceptabel gedrag van een handelspartner? Zo nee, welke consequenties verbindt u hieraan? Zo ja, waarom?
Zoals in antwoord 1 aangegeven, zou het zorgwekkend zijn indien het ontslag van dhr. Galvão gemotiveerd zou zijn door de publicatie van onwelgevallige ontbossingscijfers. Het Kabinet blijft het bredere thema ontbossing aankaarten bij de Braziliaanse autoriteiten.
Bent u bereid uw steun uit te spreken voor de werknemers van het INPE die de straat op zijn gegaan om tegen het ontslag van hun directeur te protesteren? Zo nee, waarom niet?
Ik heb begrip voor de reactie van de werknemers. Nederland spreekt Brazilië reeds consequent aan op het belang de Amazone te beschermen en zal dit blijven doen. Ik zie daarom geen aanleiding steun uit te spreken voor deze specifieke demonstratie.
Bent u bereid er bij de Europese Commissie op aan te dringen dat de EU zich aan de zijde van de werknemers van het INPE schaart? Zo nee, waarom niet? Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden zonder naar eerdere antwoorden te verwijzen?
Ook de EU spreekt Brazilië consequent aan op het belang de Amazone te beschermen. Het kabinet ziet er daarom geen aanleiding toe bij de Europese Commissie aan te dringen zich achter de INPE-werknemers te scharen.
Uitspraken van de minister inzake het vrijhandelsverdrag met de Mercosur-landen |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Klopt het dat u op 8 juli in de Financial Times heeft gezegd dat in het vrijhandelsverdrag van de Europese Unie (EU) met de landen van de Zuid-Amerikaanse Gemeenschappelijke Markt (Mercosur) is opgenomen dat bedrijven in de Mercosur-landen zich aan onze productiestandaarden moeten houden en dat dit strikt gemonitord zal worden?1 Zo nee, hoe zit het dan?
Ja, dat klopt. In het interview heb ik aangegeven dat de producten die uit Mercosur de EU binnenkomen moeten voldoen aan de EU-standaarden op het gebied van plant- en diergezondheid, voedselveiligheid en etikettering en dat de handhaving ervan gemonitord zal worden. In de ondertussen door de Europese Commissie gepubliceerde geconsolideerde teksten van het handelsdeel van het Associatieverdrag, in het hoofdstuk Sanitaire en Phytosanitaire (SPS) maatregelen, bevestigen beide partijen hun rechten en plichten onder de WTO-SPS overeenkomst (bepaling 4). Tevens zijn in dit hoofdstuk afspraken opgenomen over pre-listing van bedrijven die mogen exporteren en is verificatie ter plekke mogelijk (bepaling 15). Ook is in het hoofdstuk Handel en Duurzame Ontwikkeling (bepaling 2) de afspraak opgenomen dat wederzijds de milieustandaarden niet verlaagd mogen worden om handel te bevorderen. Daarnaast bevat deze geconsolideerde tekst het EU-voorzorgsprincipe: bij imminente dreigingen voor milieu mogen de Europese Commissie en de EU lidstaten eenzijdig ingrijpen ook als er (nog) geen sluitend wetenschappelijk bewijs voorhanden is (hoofdstuk Handel en Duurzame Ontwikkeling, bepaling 10). Indien goedgekeurd, gaat het EU-Mercosur Associatieakkoord met deze afspraken verder dan de eerder door de EU gesloten associatieakkoorden.
De door de Europese Commissie gepubliceerde geconsolideerde teksten worden momenteel juridisch «opgeschoond» en vertaald in de talen van de Europese Unie. De Europese Commissie verwacht dat dit in de zomer van 2020 gereed zal zijn en verwacht de hieruit resulterende formele tekst ter goedkeuring aan de Raad voor te leggen in november 2020.
Kunt u bevestigen dat uit de op 12 juli volledig gepubliceerde tekst van het akkoord blijkt dat onder andere op de terreinen dierenwelzijn, gentech en antibioticaresistentie is afgesproken dat de twee handelsblokken alleen maar dialogen aangaan?
In het hoofdstuk Dialogen is voorzien in de oprichting van een sub-comité voor dialogen m.b.t. dierenwelzijn, gentechnologie, antimicrobiële resistentie (AMR) en wetenschappelijke zaken gerelateerd aan voedselveiligheid en dier- en plantgezondheid (bepalingen 1 en 2). Het sub-comité kan adhoc-werkgroepen instellen. De werkgroep dierenwelzijn heeft als doel kennisdeling te bevorderen, best practices te delen, de onderzoekssamenwerking te versterken, en de samenwerking in internationale fora te intensiveren met als doel de verdere ontwikkeling van OIE-standaarden, inclusief dierenwelzijnspraktijken en hun implementatie. Erkend wordt dat dieren «wezens met gevoel» zijn (bepaling 3). Verder is afgesproken dat er intensiever zal worden samengewerkt op AMR en gentechologie (bepalingen 5 resp. 4). Voor AMR zal een werkgroep worden opgericht. Voor gentechnologie bestaat die mogelijkheid eveneens.
Kunt u bevestigen dat de teksten van het akkoord stellen dat onder andere op die gebieden de verdragslanden hun volledige beleidsautonomie houden?
De soevereiniteit van beide verdragspartners over hun eigen interne regelgeving wordt bevestigd in het Hoofdstuk Dialogen, bepaling 7.
Kunt u bevestigen dat dit betekent dat de EU hierdoor niet in staat is om af te dwingen dat de Mercosur-landen zich aan de Europese standaarden houden op deze terreinen? Zo nee, kunt u de precieze bepalingen in het akkoord aanwijzen waaruit blijkt dat de EU dit wel zou kunnen?
De EU kan de Mercosur-landen niet dwingen de EU-regelgeving of het equivalent daarvan over te nemen. Voor toelating op de interne EU-markt geldt dat alle geïmporteerde producten wel moeten voldoen aan de EU-standaarden op het gebied van plant- en diergezondheid, voedselveiligheid, ook voor producten die afkomstig zijn uit Mercosur-landen. Om optimaal gebruik te maken van EU-markttoegang kunnen de Mercosur-landen besluiten de interne regelgeving en standaarden te richten op de EU-regelgeving en standaarden.
Kunt u bevestigen dat op het gebied van de handel en duurzame ontwikkeling, waar ook de bescherming van het Amazoneregenwoud onder valt, er geen afdwingbare afspraken zijn gemaakt?
In het verdrag respecteren beide partijen met het «right to regulate» de mogelijkheid hun eigen wet- en regelgeving vast te stellen.
Kunt u bevestigen dat de EU derhalve geen middel heeft om bescherming van het regenwoud af te dwingen? Zo nee, kunt u de precieze bepalingen in het akkoord aanwijzen waaruit blijkt dat de EU dit wel zou kunnen?
In bepaling 5 van het hoofdstuk over Handel en Duurzame Ontwikkeling bevestigen de EU en Mercosur hun verplichtingen onder multilaterale milieuakkoorden, zoals de Overeenkomst van Parijs en het Verdrag inzake Biologische Diversiteit (CBD), effectief te implementeren en waar mogelijk samen te werken binnen deze internationale fora. In bepaling 8 van hetzelfde hoofdstuk zijn afspraken opgenomen over het belang van duurzaam bosbeheer, over de handel in duurzame producten en over het bevorderen van de betrokkenheid van inheemse bevolkingsgroepen hierbij, en over maatregelen om illegale houtkap en daaraan gerelateerde handel tegen te gaan. Er bestaan echter geen afdwingbare, internationale afspraken voor de bescherming van de Amazone of het voorkomen van illegale ontbossing waar het EU-Mercosur-Associatieakkoord naar kan verwijzen.
Kunt u bevestigen dat er geen afdwingbare afspraken in het verdrag zijn opgenomen die het gebruik van landbouwgif in de Mercosur-landen zodanig aan banden gaan leggen dat die landen in ieder geval geen pesticiden zullen gebruiken die verboden zijn in de EU? Zo nee, kunt u de precieze bepalingen in het akkoord aanwijzen waaruit blijkt dat de EU zou kunnen afdwingen dat de Mercosur-landen dezelfde verboden op pesticiden gaan hanteren bij de teelt van producten die ze naar de EU onder dit akkoord zullen exporteren?
In de Mededeling van de EU van 23 juli jl. «Stepping up EU Action to Protect and Restore the World’s Forests»2 worden opties genoemd hoe de EU haar marktmacht nog verder kan inzetten voor het voorkomen van ontbossing3. Deze opties zullen de komende maanden verder worden uitgewerkt.
Kunt u bevestigen dat EU-landen vanuit het voorzorgsbeginsel alleen maar handelsbeperkingen kunnen opleggen wanneer het milieu binnen de eigen landsgrenzen in gevaar is, maar niet op basis van de positie die lidstaten wellicht willen innemen dat zij geen vrije markttoegang willen bieden aan producten die gepaard gaan met het in gevaar brengen van het milieu in de Mercosur-landen?
Het nog goed te keuren EU-Mercosur Associatieakkoord bevestigt in het hoofdstuk over Handel en Duurzame Ontwikkeling de verplichtingen voor beide partijen die zijn vastgelegd in internationale verdragen. De geconsolideerde tekst voorziet in een sub-comité inzake handel en duurzame ontwikkeling waarin partijen toezien op de implementatie van afspraken. In het geval een partij zich niet houdt aan de afspraken, kan een geschillenbeslechtingsprocedure gestart worden door het inroepen van een deskundigenpanel voor advies (hoofdstuk Handel en Duurzame Ontwikkeling, bepalingen 16–18). Onafhankelijke milieuorganisaties, vakbonden en bedrijfsorganisaties kunnen via nationale adviesgroepen aanbevelingen doen aan dit sub-comité (Hoofdstuk Handel en Duurzame Ontwikkeling, bepalingen 14 t/m 17).
Gezien het feit dat de geconsolideerde teksten beschikbaar zijn, wanneer gaat de regering «de balans opmaken» van de brede voor- en nadelen van het handelsakkoord, inclusief voor de land- en tuinbouwsector, en dit standpunt naar de Kamer sturen?
Dergelijke afspraken zijn inderdaad niet in het verdrag opgenomen. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de verdragslanden valt onder de soevereiniteit over de eigen interne regelgeving die wederzijds wordt gerespecteerd.
Herinnert u uw uitspraken in de Kamer van 4 juli jl., toen u zei dat de standpuntbepaling van de regering pas zal plaatsvinden nadat de geconsolideerde teksten beschikbaar zijn?
De hiervoor relevante regels staan niet in het nog goed te keuren EU-Mercosur Associatieakkoord, maar in de Europese regels voor het vaststellen van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen, Verordening (EG) nr. 396/2005. Deze verordening garandeert dat alleen producten op de Europese markt worden toegelaten (in de EU geproduceerd of ingevoerd) die voldoen aan de vastgestelde Maximale Residu Limieten (MRL’s) en daarmee voldoende veilig zijn. Gewasbeschermingsmiddelen die in de EU uit overwegingen van volksgezondheid zijn verboden, mogen ook in producten uit derde landen niet aanwezig zijn. Als de middelen in de EU uit andere dan volksgezondheidsoverwegingen zijn verboden, kan wel een MRL (invoertolerantie, IT) worden aangevraagd. Deze IT wordt toegekend als uit een beoordeling van de European Food Safety Authority (EFSA) blijkt dat die voldoende veilig is. De toetsing hiervan is gelijk aan die van middelen die wel in de EU zijn toegelaten.
Hoe vallen uw stellige uitspraken over wat in het Mercosur-vrijhandelsverdrag zou zijn opgenomen en uw duidelijke positieve appreciatie van het akkoord in de Financial Times op 8 juli te rijmen met wat u gezegd heeft in de Kamer, gelet op het feit dat de geconsolideerde teksten pas op 12 juli beschikbaar kwamen?
Het voorzorgsprincipe wordt ingeroepen ter bescherming van het milieu in de EU. De Europese Commissie en EU-lidstaten mogen beleidsmaatregelen nemen om het milieu te beschermen, voor zover daar behoefte aan is. Alle maatregelen die invloed hebben op de markttoegang van derde landen tot de EU moeten in lijn zijn met de WTO-regels en de afspraken die gemaakt zijn in een bilateraal handelsakkoord.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden zonder te verwijzen naar eerdere antwoorden?
De door de Europese Commissie gepubliceerde geconsolideerde teksten zijn voorlopige teksten. In deze teksten zijn de tariefcontingenten en het politieke deel van het akkoord nog niet opgenomen. De gepubliceerde geconsolideerde teksten worden momenteel juridisch «opgeschoond» en vertaald in de talen van de Europese Unie. De Europese Commissie verwacht dat dit in de zomer van 2020 gereed zal zijn en verwacht de hieruit resulterende formele tekst ter goedkeuring aan de Raad voor te leggen in november 2020. De Europese Commissie voert momenteel een Sustainability Impact Assessment uit die naar verwachting eind dit jaar wordt gepubliceerd.
De regering zal de balans opmaken van de voor- en nadelen van het nog goed te keuren EU-Mercosur Associatieakkoord als alle daartoe noodzakelijke stukken beschikbaar zijn. De Kamer zal over het standpunt van het Kabinet worden geïnformeerd voordat de Raad besluit over het akkoord.
Bent u bekend met de berichten in de internationale media «Bolsonaro declares «the Amazon is ours»»1, «Bolsonaros «alternative Fakten»»2, «Amazon deforestation accelerating towards unrecoverable «tipping point»»3, «Braziliaanse goudzoekers vallen Wajãpi-reservaat binnen en vermoorden leider»4 en «Amazon gold miners invade indigenous village in Brazil after its leader is killed»?5
Ja.
Kunt u bevestigen dat vijftig illegale goudzoekers vorige week het gebied van de Wajãpi-stam in het Amazonegebied zijn binnengevallen en dat een van de leiders van de Wajãpi-stam vermoord is? Kunt u bevestigen dat de rest van de stam vervolgens gevlucht is? Zo nee, wat is er dan gebeurd?
De Fundação Nacional do Índio (FUNAI), de Braziliaanse overheidsorganisatie voor de inheemse bevolking, heeft bevestigd dat een inheemse leider dood is gevonden. Volgens de Waiãpi-gemeenschap is een groep illegale mijnbouwers hun gebied ingetrokken en heeft deze groep hun leider vermoord. FUNAI, het federale Openbaar Ministerie en de politie zijn kort na het incident gestart met een onderzoek naar de doodsoorzaak. Inmiddels heeft de politie vastgesteld dat de leider geen verwondingen had die tot zijn dood hebben geleid en suggereert dat de leider door verdrinking om het leven is gekomen. De inheemse groep betwist deze conclusie.
Heeft u gelezen dat stamlid Kureni Wajãpi in een gesprek met The Guardian liet weten te vinden dat Bolsonaro de aanval heeft aangemoedigd, en zei: «Dit komt door de president. Hij bedreigt de inheemse volken van Brazilië.»?
Ja.
Sinds wanneer is u bekend dat president Bolsonaro de mensen die al vele generaties lang in het Amazonegebied leven «parasieten» noemt?
Deze uitspraken zijn tijdens Bolsonaro’s verkiezingscampagne in 2018 bekend geworden. Bolsonaro deed de uitspraak over de Braziliaanse cavalerie overigens al in 1998. De retoriek van President Bolsonaro over de inheemse bevolking gaat in tegen de VN Verklaring over de Rechten van Inheemse Groepen uit 2007 (waar Brazilië destijds vóór stemde) en is zorgwekkend, zeker als die zich in concrete stappen zou vertalen. Tot op heden is dat echter nog niet gebeurd. De rechten van de inheemse bevolking zijn in de Braziliaanse constitutie beschermd. In Brazilie lijkt wel een klimaat te ontstaan waarin illegale ontbossing, illegale activiteiten in de Amazone en acties tegen de inheemse bevolking zich in toenemende mate in een tendens van straffeloosheid kunnen voltrekken.
Sinds wanneer is u bekend dat president Bolsonaro in een interview het volgende heeft gezegd: «Het is jammer dat de Braziliaanse cavalerie niet zo efficiënt was als de Amerikaanse, die de indianen heeft uitgeroeid.»?
Zie antwoord vraag 4.
Wat vindt u van deze uitspraken?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u bevestigen dat in het Yanomami-gebied en in de plaatsen Espigão d’Oeste en Placas er gewelddadigheden hebben plaatsgevonden, vermoedelijk uitgevoerd door illegale mijnbouwers en houthakkers? Kunt u bevestigen dat de Braziliaanse Minister van milieu Ricardo Salles in een toespraak juist zijn steun heeft uitgesproken voor de activiteiten van deze mijnbouwers en houthakkers? Zo ja, wat vindt u ervan dat de Minister die hoofdverantwoordelijk is voor de bescherming van het Amazoneregenwoud zich op deze wijze uitlaat? Zo nee, wat is er dan gebeurd?
Er hebben inderdaad recent incidenten plaatsgevonden, waaronder acties tegen Ibama (het Braziliaanse Instituut voor Milieu en Hernieuwbare Natuurlijke Hulpbronnen) in Espigão d’Oeste en in Placas. Deze zijn vermoedelijk door personen gelinkt aan de (illegale) houtkap uitgevoerd. Inheemse groepen in het Yanomami-gebied hebben daarnaast aangegeven een toename van illegale mijnbouwers in hun gebied te hebben gezien. Dit is niet bevestigd door de Braziliaanse autoriteiten.
Minister Salles van milieu is na de eerste actie tegen Ibama in Espigão d’Oeste naar de plaats afgereisd, om met de lokale bevolking en autoriteiten te praten. Nadat een vrachtwagen met brandstof voor helikopters van Ibama in brand was gestoken, had Ibama de activiteiten van ruim 70 houtbedrijven stilgelegd, waar deze bedrijven het niet mee eens waren. Minister Salles heeft tijdens zijn bezoek zijn steun voor deze bedrijven uitgesproken (niet voor de illegale activiteiten).
De incidenten tegen Ibama zijn verontrustend, temeer omdat Ibama al te kampen heeft met te weinig capaciteit en middelen, en illegale ontbossing de laatste jaren weer aan het toenemen is. Hoewel het bosbeleid zelf inhoudelijk weinig is gewijzigd onder de regering-Bolsonaro, is het duidelijk dat de huidige middelen tekort schieten om de stijgende ontbossingstrend een halt toe te roepen.
Welke consequenties verbindt u aan de uitspraken van Bolsonaro, gelet op de handelsdeal tussen de EU en de Mercosur-landen, waaronder Brazilië, waarover u tot nu toe nog altijd enthousiast lijkt te zijn?
Nederland en de EU blijven in de dialoog met Brazilië aandringen op adequate bescherming van mensenrechten en van de Amazone. De Europese Commissie heeft aangegeven het Associatieakkoord tussen de EU en Mercosur op zijn vroegst in november 2020 ter besluitvorming voor te kunnen leggen aan de Raad, als de tekst eenmaal juridisch opgeschoond en vertaald is. De Kamer zal vooraf worden geïnformeerd over het standpunt van het Kabinet. Zie verder ook het antwoord op vragen 10, 18 en 21.
Kunt u bevestigen dat Brazilië met het voorliggende EU-Mercosur-handelsakkoord een groot afzetgebied krijgt voor producten die gepaard gaan met (deze) mensenrechtenschendingen?
Het akkoord voorziet in wederzijdse vergroting van de markttoegang door ruim 90% tariefliberalisatie. In het Associatieakkoord bevestigen de EU en Mercosur daarbij hun verplichtingen onder multilaterale verdragen zoals het Mensenrechtenverdrag en de ILO-Conventies, deze afspraken effectief te implementeren en waar mogelijk samen te werken binnen internationale fora. Partijen erkennen tevens het belang van duurzaam bosbeheer en zullen handel in duurzame producten en betrokkenheid van inheemse bevolkingsgroepen hierbij bevorderen. In het EU-Mercosur Associatieakkoord zijn verder afspraken opgenomen over maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Het Associatieakoord voorziet daarbij ook dat het maatschappelijk middenveld een rol heeft in het monitoren van de uitvoering van het Associatieakkoord.
Ziet u niet dat wanneer de EU een afzetmarkt biedt voor deze producten, de EU deze mensenrechtenschendingen in Brazilië stimuleert en/of mede op haar geweten heeft?
Tariefliberalisatie binnen het ontwerphandelsakkoord tussen de EU en Mercosur heeft betrekking op producten en diensten. Een deel van de tariefliberalisatie heeft betrekking op landbouwproducten. De mogelijke effecten op het milieu van toegenomen exportproductie uit de Mercosur-regio worden door de Europese Commissie in een «Sustainability Impact Assessment» in kaart gebracht. Het is de verwachting dat deze studie eind 2019 wordt gepubliceerd. Los van de tariefliberalisatie onder het handelsakkoord moeten de lidstaten van de Mercosur en de EU zich aan hun verplichtingen onder het Parijs Akkoord en andere klimaatdoelstellingen houden. Dat wordt in het handelsakkoord nogmaals bevestigd. In het hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling zijn artikelen over het tegengaan van illegale ontbossing opgenomen. Hierin zijn ook afspraken te vinden over biodiversiteit, milieu en klimaat. Het Kabinet onderkent het brede belang van het EU-Mercosur-verdrag en zal hierover een standpunt innemen als de hiertoe benodigde documenten beschikbaar zijn. Hierbij zal het genoemde «Sustainability Impact Assessment» worden meegenomen.
Nederland zal voorts actief aandacht blijven vragen voor het belang van het tegengaan van ontbossing in de Mercosur regio. Er is een toenemende internationale consensus dat bossen van grote waarde zijn voor het afremmen van klimaatverandering, het behoud van biodiversiteit, duurzaam land- en waterbeheer en het behoud van landbouwproductiviteit op de lange termijn. Mede om die redenen is onder duurzaam ontwikkelingsdoel 15 van de VN Agenda voor Duurzame Ontwikkeling een subdoelstelling voor bossen opgenomen6. Het is daarmee in het belang van zowel de EU- als de Mercosur-regio om de voortschrijdende ontbossing terug te dringen. In lijn daarmee heeft de Europese Commissie op 23 juli j.l. de Mededeling Stepping up EU Action to Protect and Restore the World’s Forests gepubliceerd waarin acties worden voorgesteld die de ontbossing door de Europese marktvraag naar agrarische grondstoffen moet terugdringen. Het akkoord tussen de EU en Mercosur, en de Mededeling van de Europese Commissie met betrekking tot versterkte EU-actie tegen ontbossing, bieden kansen om de samenwerking en de dialoog met de Mercosur-regio verder vorm te geven.
Daarnaast verwacht het kabinet van Nederlandse bedrijven dat zij ondernemen volgens de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen (OESO-richtlijnen). Bedrijven dienen de daadwerkelijke en mogelijk negatieve impact van hun handelen te identificeren, mitigeren, voorkomen en rekenschap af te leggen over dit proces. De toepassing van de OESO-richtlijnen geldt ook voor bedrijven waarvan de waardeketens zich uitstrekken tot in Brazilië en omvat het thema ontbossing. Het is de verantwoordelijkheid van een bedrijf zelf om risico’s in kaart te brengen en maatregelen te treffen bij eventuele betrokkenheid bij misstanden, zoals ontbossing. Het uitgangspunt hierbij is dat een onderneming invloed aanwendt om verbeteringen in de keten te bewerkstelligen. Als uiterste redmiddel kan beëindiging van de zakelijke betrekkingen passend zijn.
Waar ligt voor u de grens als het gaat om (beoogde) handelspartners die zich schuldig maken aan grove mensenrechtenschendingen?
Het Kabinet stelt waar mogelijk mensenrechtenschendingen zelfstandig of in EU-verband aan de orde en gebruikt hiervoor de beschikbare kanalen. Een Associatieverdrag kan de EU daarbij additionele handvatten bieden om een dialoog aan te gaan over het belang van het respecteren van mensenrechten. Zolang er sprake is van mensenrechtenschendingen zal Nederland aandacht vragen voor het respecteren van mensenrechten.
Kunt u bevestigen dat er door menselijk handelen veroorzaakte verwoestijning van het Amazoneregenwoud plaatsvindt?
Over het grote belang van (tropische) bossen en in het bijzonder het Amazonewoud voor het beperken van klimaatverandering (en het behoud van kostbare biodiversiteit) wordt regelmatig gepubliceerd door gezaghebbende instanties en kennisinstellingen, waaronder het International Panel on Climate Change (IPCC), het Intergovernmental Science-Policy Platform on Biodiversity and Ecosystem Services (IPBES) en het World Resources Institute (WRI). Volgens het WRI is ontbossing in tropische gebieden verantwoordelijk voor circa 8 procent van de mondiale emissies. Hieruit wordt duidelijk dat het wegvallen van het Amazonewoud, het grootste tropische bosgebied ter wereld, grote consequenties zou hebben voor het klimaat wereldwijd. Er zijn ook onderzoeken die erop wijzen dat bij teveel boskap in de Amazone een omslagpunt zou kunnen worden bereikt, waarna klimaat- en regenpatronen onherstelbaar zouden wijzigen, met serieuze consequenties voor onder andere de landbouw in de regio.
Heeft u gelezen dat president Bolsonaro de wetenschappelijke bevindingen van het Braziliaanse National Institute of Space Research (INPE) over de dramatische versnelling van de ontbossing van het Amazonewoud een «leugen» heeft genoemd?
Ja.
Kunt u bevestigen dat president Bolsonaro grote druk uitoefent op de directeur van het INPE over deze kwestie? Zo ja, wat vindt u ervan dat de regeringsleider van een land druk uitoefent op de directeur van een onafhankelijk wetenschappelijk instituut?
President Bolsonaro lijkt inderdaad, blijkens persberichten, druk te hebben uitgeoefend op de directeur van de overheidsorganisatie die o.a. ontbossingscijfers bijhoudt. De verantwoordelijke Minister van wetenschap, technologie, innovatie en communicatie, Marcos Pontes, heeft Ricardo Galvão ontslagen als directeur van INPE. Voor zover dit ontslag verband zou houden met de publicatie van de ontbossingscijfers, zou dit een zorgwekkende ontwikkeling zijn, temeer omdat de Braziliaanse regering nog geen antwoord heeft gevonden op de toenemende illegale ontbossing.
Kunt u bevestigen dat president Bolsonaro heeft gezegd dat geen enkel ander land invloed zal kunnen uitoefenen op wat er met het regenwoud gebeurt, omdat het regenwoud «van Brazilië is»?
Ja.
Kunt u bevestigen dat president Bolsonaro met name Duitsland heeft genoemd als land waar hij niet naar wil luisteren, omdat Duitsland grote hoeveelheden steenkolen bij de energieproductie gebruikt? Kunt u aangeven wat de reactie van de Duitse regering hierop is?
Dat heeft President Bolsonaro inderdaad gezegd. Dit was in reactie op Bondskanselier Merkel, die zei met Bolsonaro te willen spreken over zijn beleid, n.a.v. de toenemende ontbossing. Voor zover bekend heeft de Duitse regering niet op de opmerkingen van president Bolsonaro gereageerd.
Kunt u bevestigen dat president Bolsonaro toestemming heeft gegeven voor zeer schadelijke mijnbouwactiviteiten in het Amazoneregenwoud? Hoe vallen deze activiteiten te rijmen met het implementeren van het Klimaatverdrag van Parijs door Brazilië?
Nee. President Bolsonaro heeft vaak gezegd nieuwe gebieden in de Amazone open te willen stellen voor mijnbouwactiviteiten, maar tot op heden is het beleid niet aangepast.
Wat moeten we ervan denken dat de Europese Commissie oproept tot het tegengaan van ontbossing en erkent dat de belangrijkste veroorzaker van die ontbossing de vraag naar voedsel en veevoer is, terwijl diezelfde Europese Commissie het gigantische EU-Mercosur-vrijhandelsverdrag, dat aantoonbaar tot meer landbouwactiviteit in het Amazonewoud en nog meer ontbossing leidt, heeft afgesloten en door de Raad wil krijgen?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u zich voorstellen dat burgers weinig vertrouwen hebben in mooie Europese woorden over het tegengaan van ontbossing als de Europese Commissie handelsdeals die ontbossing in de hand werken belangrijker vindt? Steunt u de oproep van de Europese Commissie om ontbossing tegen te gaan?6 Zo ja, bent u bereid dan ook de positie in te nemen die daar bijhoort en in verzet te komen tegen het Mercosur-vrijhandelsverdrag?
Zie antwoord op vraag 8.
Waar ligt voor u de grens met handelspartners die zich schuldig maken aan het vernietigen van de natuur in hun eigen land?
Handelspolitiek is een exclusieve Europese bevoegdheid. Daarbinnen zal Nederland altijd, in bilateraal en in EU-verband, actief aandacht vragen voor het voldoen aan milieuverplichtingen die deze handelspartners zijn aangegaan in het kader van bijvoorbeeld het Klimaatakkoord van Parijs en het Biodiversiteitsverdrag (CBD). Het EU-Mercosur Associatieakkoord biedt handvatten om de dialoog en intensievere samenwerking op dit gebied verder vorm te geven.
Bent u bereid om zelf harde maatregelen te treffen en daar in Europa ook voor te pleiten, zoals bijvoorbeeld het stopzetten van de import van grote hoeveelheden landbouwproducten als rundvlees, kippenvlees en suiker die op dit moment vanuit Brazilië geïmporteerd worden en waarvan de productie een direct en bewezen verband heeft met de ontbossing van het Amazoneregenwoud? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Een onderzoek naar kernenergie als vermeend klimaatvriendelijke energievoorziening |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht ««Duur en gevaarlijk: elke kerncentrale maakt tijdens leven 5 miljard euro verlies»1 en het artikel «Zu teuer und gefährlich: Atomkraft ist keine Option für eine klimafreundliche Energieversorgung»?2
Ja, ik ben bekend met dit bericht en het artikel.
Deelt u de mening van het genoemde Duitse onderzoek, dat gebaseerd is op een analyse van de historische, huidige en toekomstige kosteneffectiviteit van kerncentrales over de wereld, dat kernenergie te duur was, is en zal blijven? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet en waaruit blijkt dat kernenergie wel economisch rendabel was, is of kan worden? Zo nee, welke redenen heeft u om te twijfelen aan de uitkomsten van het onderzoek, in het bijzonder de conclusie dat het saldo van de opbrengsten van de opgewekte energie versus de kosten van ontwerp, bouw, exploitatie en ontmanteling negatief is en zal blijven?
Nee, ik deel de mening van het artikel niet. Alhoewel er op dit moment inderdaad sprake is van kostenstijgingen bij de bouw van een aantal kerncentrales in Europa, wil dat niet zeggen dat dit mondiaal ook opgaat of dat dit ook in de toekomst zo zal zijn gelet op recente ontwikkelingen in de sector.
De Europese Commissie moedigt in een recent rapport juist aan om het ontwerp voor kerncentrales te standaardiseren waardoor de kosteneffectiviteit en veiligheid worden verhoogd.3 Recente ontwikkelingen4 waaronder standaardisatie worden in het artikel niet in beschouwing genomen.
Hiernaast zijn er vraagtekens te stellen bij enkele uitgangspunten in de studie. Het artikel gaat bijvoorbeeld uit van de duurste in aanbouw zijnde kerncentrales in Europa en gebruikt daarbovenop in de berekening relatief ongunstige economische inschattingen, zoals een relatief korte levensduur van 40 jaar. De negatieve uitkomst van deze simulatie wordt vervolgens van toepassing verklaard op alle kerncentrales die sinds de jaren »50 wereldwijd zijn gebouwd. Dat lijkt me niet correct.
Met het oog op de klimaatverandering hecht ik naast de kosten per kilowattuur (kWh) ook veel waarde aan het naar beneden brengen in Nederland van de hoeveelheid CO2 per geproduceerde kWh en aan leveringszekerheid. Het PBL hanteert in de notitie «Kosten Energie- en Klimaattransitie in 2030 – update 2018» een andere benadering dan het artikel van DIW. Het PBL kijkt naar de rol van kernenergie in de energiemix en naar de kosteneffectiviteit om CO2-emissies tegen te gaan. Volgens het PBL is potentieel extra kernenergie wat betreft kosteneffectiviteit in euro’s per ton CO2-emissiereductie naast «grootschalig zon-PV» en «extra wind op land» een zeer gunstige vorm van elektriciteitsopwekking.
Recente studies tonen aan, dat zonder kernenergie de kosten aanzienlijk toenemen als we de economie koolstofarm willen maken. Voor een economie, die weinig tot geen CO2-uitstoot, hebben de scenario’s met de laagste kosten een belangrijk aandeel kernenergie. Daarbij neemt het aandeel kernenergie aanzienlijk toe, als de kosten ervan dalen.4 5 6
Deelt u de constatering in het onderzoek dat de kosten van het ontwerp en de realisatie van de in aanbouw zijnde kerncentrales in het Verenigd Koninkrijk en Finland te kampen hebben met ernstige overschrijdingen ten opzichte van de ramingen? Zo nee, waarom niet?
Ja, die constatering deel ik.
Is het waar wat in het onderzoek wordt gesteld, namelijk dat de tussen 1951 en 2017 in de wereld gebouwde 674 kerncentrales alleen gebouwd konden worden dankzij publieke (co-)financiering? Zo nee, waar blijkt het tegendeel uit?
Of alle 674 kerncentrales alleen gebouwd konden worden dankzij publieke (co)financiering is mij niet bekend. Ongetwijfeld zijn en worden er bij de bouw van kerncentrales in het verleden in sommige landen publieke middelen aangewend, zoals dat in het (recente) verleden ook is gebeurd bij andere vormen van energieopwekking zoals gas en kolencentrales, biomassa, zonne-energie en windenergie.
In de EU vindt de productie van elektriciteit plaats op een commerciële markt en ziet de Europese Commissie er op toe, dat er geen oneigenlijke subsidie van energiebronnen plaatsvindt.
Zijn u particuliere ondernemingen bekend die concrete plannen hebben om in Nederland een kerncentrale te bouwen? Zo ja, welke plannen betreffen dat?
Nee, er zijn mij geen particuliere ondernemingen bekend die concrete plannen hebben om in Nederland een kerncentrale te bouwen.
Laat uw beleid ruimte om bij te dragen in de kosten van het ontwerp, de realisatie, exploitatie en ontmanteling van nieuwe kerncentrales? Zo ja, waaruit bestaat die ruimte?
Mijn beleid kent geen speciale voorzieningen om bij te dragen in de kosten van het ontwerp, de realisatie, exploitatie en ontmanteling van nieuwe kerncentrales, anders dan de regelingen die ook gelden voor andere technologische investeringen en vormen van onderzoek.
Deelt u de conclusie uit het genoemde onderzoek dat de politiek kernenergie als een optie voor een duurzame energieverzorging moet verwerpen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Nee, de conclusie uit het onderzoek, dat kernenergie te duur en gevaarlijk is en daarom geen deel zou moeten uitmaken van de klimaatvriendelijke energiemix van de toekomst, deel ik niet. Zie bijvoorbeeld het antwoord op vraag 2 en de daarin genoemde referenties.
Ik verwijs u tevens naar mijn recente antwoorden op vragen van het lid Yeşilgöz-Zegerius (VVD) waarin ik aangeef, dat de overgang naar een CO2-arme energieproductie internationaal tot een grote opgave leidt. Deze grote opgave staat niet toe dat in een verkenning alternatieven voor fossiele CO2-emitterende energiebronnen worden uitgesloten. Als we toekomstige generaties zo min mogelijk willen belasten met de gevolgen van klimaatverandering, zullen we voor de energiemix alle ons ter beschikking staande energiebronnen in beschouwing moeten nemen.
Uitgedeelde boetes op grond van de Meststoffenwet |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kunt u aangeven hoeveel boetes in het kader van de Meststoffenwet op basis van controles van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) onderscheidenlijk administratieve controles van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) in 2017 onderscheidenlijk 2018 uitgedeeld zijn?
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) is belast met het fysieke toezicht op de naleving van de mestregelgeving. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) ontvangt en controleert als uitvoerder van die wetgeving de gegevens en voert namens de rijksoverheid de bestuursrechtelijke handhaving uit. RVO.nl kan maatregelen nemen, zoals het opleggen van een bestuurlijke boete, opleggen van een last onder dwangsom of geven van een waarschuwing.
In 2017 heeft RVO.nl 2.662 boetes, lasten onder dwangsom (LOD) of waarschuwingen opgelegd, met een totaal bedrag van € 2.105.405. In 2018 waren dat 3.674 boetes, lasten onder dwangsom (LOD) of waarschuwingen, met een totaalbedrag van € 11.398.215. Het bedrag aan boetes verschilt per jaar en is sterk afhankelijk van de aanwezigheid van grote zaken met hoge boetes. In 2018 was sprake van een aantal grote zaken, met name bij de controles van de gebruiksnormen en van de verantwoordingsplicht.
RVO.nl
Jaar
Aantallen boetes, LOD’s en waarschuwingen
Totaalbedrag, in euro’s
2017
2.662
€ 2,1 mln
2018
3.674
€ 11,4 mln
Dit is nader uitgesplitst in onderstaande tabel.
2017
2018
Administratieve verplichtingen intermediairs
65
€ 17.400
173
€ 45.040
Administratieve verplichtingen landbouwers
852
€ 231.970
885
€ 234.415
Administratieve verplichtingen overige leveranciers en afnemers bedrijven
9
€ 5.300
8
€ 0
Gebruiksnormen
625
€ 1.261.078
412
€ 6.173.157
Grensoverschrijdende overbrenging
124
€ 24.670
158
€ 38.115
Hoeveelheidsbepaling
118
€ 35.545
269
€ 136.171
Mestverwerking
31
€ 227.548
89
€ 1.978.610
Overige bepalingen
2
€ 0
3
€ 900
Verantwoorde groei melkveehouderij
17
€ 57.358
42
€ 231.266
Verantwoordingsplicht dierlijke meststoffen
5
€ 73.060
17
€ 2.091.588
Vervoer van dierlijke meststoffen
232
€ 59.135
164
€ 119.530
Vervoer van zuiveringsslib en compost
7
€ 2.100
9
€ 2.430
Vervoersbewijs dierlijke meststoffen
575
€ 110.240
1.445
€ 346.993
Wat was het totaalbedrag van deze boetes in 2017 onderscheidenlijk 2018?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u daarbij aangeven wat de boetebedragen (totaal) en aantallen beschikkingen waren voor de verschillende soorten overtredingen (gebruiksnormen, verantwoordingsplicht, mestverwerkingsplicht, hoeveelheidsbepaling, etc.)?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u voor de in 2017 en 2018 opgelegde beschikkingen een verdeling geven van de hoogte van de opgelegde boetes (<2.000 euro, 2.000–15.000 euro, 15.000–50.000 euro, >100.000 euro)?
De boetes en LOD’s in 2017 en 2018 zijn als volgt te verdelen:
<2.000 euro
2.000 – 15.000 euro
15.000 – 50.000 euro
50.000 – 100.000 euro
>100.000 euro
2017
886
90
28
3
1
2018
659
193
122
33
18
Kunt u aangeven in hoeverre in 2017 en 2018 opgelegde boetes zijn gematigd door toepassing van het matigingsbeleid naar aanleiding van ingediende zienswijzen onderscheidenlijk naar aanleiding van ingediende bezwaren (met uitzondering van matiging vanwege overschrijding van termijnen)?
Matiging van boetes kan plaatsvinden op basis van ontvangen zienswijzen op voornemens, door toepassing van het matigingsbeleid bijvoorbeeld wegens overschrijding van termijnen door de overheid, en op basis van (gedeeltelijk) gegronde bezwaren. In het matigingsbeleid wordt rekening gehouden met de individuele omstandigheden van de ondernemer. De mate waarin een boete verlaagd wordt is dus maatwerk. Een gemiddeld percentage waarmee boetes verlaagd zijn, geeft in dat licht geen relevante informatie. Om hoeveel gevallen van matiging en om welke bedragen het gaat wordt door RVO.nl niet in haar totaliteit bijgehouden. Een meer specifieke beantwoording zou een individuele doorlichting van alle zaken vragen. Hiervoor is thans geen capaciteit bij RVO.nl beschikbaar.
Op 18 december 2018 heeft het College van beroep voor het bedrijfsleven (CBb) drie uitspraken gedaan over een aantal categorieën mestboetes. Als gevolg hiervan heeft RVO.nl in 2019 138 boetebeschikkingen waartegen bezwaar liep geheel of gedeeltelijk ingetrokken, 9 uit 2017 en 129 uit 2018. Een boetebeschikking kan uit meerdere administratieve bevindingen bestaan.
Als dergelijke matiging werd toegepast, wat was dan gemiddeld genomen het percentage waarmee de boete verlaagd werd?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u inmiddels meer inzicht ingeven in de mogelijke oorzaken van de door RVO.nl geconstateerde stijgende trend in het aantal mestboetes dat opgelegd wordt?1
De handhaving van het mestbeleid bij RVO.nl wordt programmatisch aangepakt in nauwe samenwerking met de NVWA. Programmatisch handhaven is een aanpak waarbij op basis van de risico’s van niet-naleving van de regelgeving periodiek prioriteiten worden vastgesteld en met behulp van een doelgroep-analyse een interventiestrategie wordt bepaald.
De toename van het totale boetebedrag en het aantal mestboetes in 2018 is het gevolg van het gebruik van steeds geavanceerdere data-analyses, waardoor administratieve onderzoeken bij geselecteerde bedrijven vaker leiden tot een bestuurlijke sanctie ten opzichte van een steekproefsgewijze aanpak. In mijn brief van 28 september 2018 heb ik uw Kamer mijn aanpak (versterkte handhavingsstrategie mest) toegezonden (Kamerstuk 33 037, nr. 311).
Verder waren er in 2018 een aantal grotere strafrechtelijke onderzoeken. Daarbij gaat het met name om onderzoeken naar overtreding van de gebruiksnormen en/of verantwoordingsplicht.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het aangekondigde onderzoek van de Commissie Deskundigen Meststoffenwet naar behaalde economische voordelen door fraude, de verhouding tot de boetehoogte en de regio’s waar economische voordelen relatief hoog zijn?2
Dit onderzoek is afgerond en ik heb uw Kamer hier inmiddels over geïnformeerd. Ik verwijs naar mijn brief van 24 oktober jl. (Kamerstuk 33 037, nr. 365)
Wordt in het genoemde onderzoek, zoals geadviseerd door de Auditdienst Rijk, ook gekeken naar eventuele differentiatie naar soort mest of soort grond?
In het onderzoek van de CDM wordt ingegaan op varkens-, rundvee- en pluimveemest. Er wordt niet ingegaan op de soort grond, wel op verschillen tussen regio’s. Voor meer achtergrondinformatie verwijs ik naar mijn brief van 24 oktober jl. (Kamerstuk 33 037, nr. 365)
De gezondheidssituatie van veel Groningers in het aardbevingsgebied |
|
Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het rapport van Gronings Perspectief over de directe gevolgen van de beving in Westerwijtwerd op 22 mei jl? Wat is uw reactie hierop?1
Ik ben bekend met het rapport. Het rapport beschrijft de impact van de recente aardbeving in Westerwijtwerd en de behoeften van bewoners na een aardbeving. De aanbevelingen richten zich primair op heldere communicatie en inspectie van schade en veiligheid na een beving. Na een beving communiceert de TCMG transparant en uitgebreid op haar website over de effecten van de aardbeving. Deze informatie is voor een ieder beschikbaar. De eigenaar van een pand (de verhuurder) kan vervolgens een aanvraag om vergoeding van schade in dienen bij de TCMG en zijn huurders informeren over het herstel van de schade aan de door hen gehuurde woning.
Als gedupeerden het gevoel hebben dat de woning na een beving onveilig is, dan bestaat bij de TCMG de procedure omtrent Acuut Onveilige Situaties (AOS). Een melding van een AOS wordt altijd binnen 48 uur opgevolgd. Een kleinere groep bewoners geeft aan behoefte te hebben aan een goed gesprek na een beving. Ik kan deze behoefte goed begrijpen en moedig gemeenten en andere instanties dan ook aan om dit mogelijk te maken.
Erkent u de menselijke en de maatschappelijke impact van de bevingen, zeker van de zwaardere? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. De aardbevingen en de lange procedures bij versterking en schadeafhandeling zorgen voor onzekerheid, maatschappelijke onrust en gezondheidsklachten bij bewoners. Dat is niet alleen de belangrijkste reden waarom het kabinet besloten heeft de gaswinning zo snel mogelijk volledig te beëindigen, maar ook waarom ik vanaf dit jaar het criterium «maatschappelijke ontwrichting als gevolg van bodembeweging veroorzaakt door de winning van gas uit het Groningenveld» gebruik als één van de afwegingscriteria bij mijn jaarlijkse vaststellingsbesluit (Mijnbouwwet art 52d, onder 2e). Het kabinet zet zich onverminderd in om de gaswinning uit het Groningenveld zo snel als mogelijk naar nul te brengen, de schade te vergoeden en de huizen te versterken.
Kent u de adviezen van de professoren van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) van de afgelopen jaren? Welke aanbevelingen van deze professoren heeft u overgenomen? Wat heeft u met die aanbevelingen gedaan? Wat hebben mensen daar tot nu toe van gemerkt?
De onderzoeken van de RuG in het kader van Gronings Perspectief en GGD Groningen laten de problemen zien in de regio. Ik hecht eraan dat gezondheidsklachten worden opgelost. Regio en Rijk hebben besloten om prioriteit te geven aan het organiseren van sociale en emotionele ondersteuning. De aardbevingsgemeenten krijgen middelen om de komende twee jaar extra capaciteit in te zetten voor de sociale en emotionele ondersteuning van inwoners. De kosten (5,4 miljoen euro voor een periode van twee jaar) worden 50/50 verdeeld tussen het Nationaal Programma Groningen en het Rijk. Daarnaast is voor enkele gemeenten er bijvoorbeeld een aardbevingscoach aangesteld die vinger aan de pols houdt.
Daarnaast is mijn inzet erop gericht om de oorzaken van de gezondheidsproblemen weg te nemen. Dit doe ik door:
De onderzoekers constateren dat de inwoners van Groningen nog weinig merken van de besluiten die zijn genomen. Het komt nu aan op de uitvoering waarbij zorgvuldigheid en snelheid van belang zijn.
Welke van de aanbevelingen uit het rapport over Westerwijtwerd van Gronings Perspectief gaat u overnemen? Hoe en op welke termijn gaat u dat doen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Wat gaat u doen met de behoefte aan informatie die veel mensen hebben direct na een beving? Wat gaat u doen voor huurders die betere informatie wensen van de woningcorporatie waarvan zij hun woning huren?
Zie antwoord vraag 1.
Wat gaat u doen aan de wens van mensen die willen dat er een snelle schadeafhandeling is? Bent u bereid een voorziening te treffen om de veiligheid van woningen direct na een beving te inspecteren, zoals men aanbeveelt?
De TCMG is continu bezig met het versnellen van de schadeafhandelingsprocedure. Recentelijk hebben de TCMG en ik besloten tot de stuwmeerregeling. Deze onorthodoxe maatregel levert een significante bijdrage aan het versnellen van de schadeafhandeling. Als gedupeerden het gevoel hebben dat de woning na een beving onveilig is, dan kunnen zij bij TCMG melden dat zij vrezen dat er sprake is van een Acuut Onveilige Situaties (AOS). Een melding van een AOS wordt altijd binnen 48 uur opgevolgd.
Wat gaat u doen voor mensen die behoefte hebben aan concrete bijstand en hulp? En welke maatregelen gaat u treffen voor gedupeerden die door gezondheidsproblemen hogere zorgkosten hebben gekregen, omdat ze hun eigen risico moesten betalen of bepaalde delen van de zorg niet betaald werd?
De aardbevingsgemeenten krijgen middelen om de komende twee jaar extra capaciteit in te zetten voor de sociale en emotionele ondersteuning van inwoners.
Extra zorgkosten die een gedupeerde moet maken ten gevolge van de gaswinning zijn daarnaast ook een vorm van schade waar vergoeding voor aangevraagd kan worden. Om mogelijk te maken dat een aanvraag om vergoeding van deze vorm van schade ook door de overheid kan worden afgehandeld stel ik in het wetsvoorstel Tijdelijke Wet Groningen, dat ik onlangs aan uw Kamer heb aangeboden, voor om de afhandeling van alle vormen van schade bij een op te richten Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) neer te leggen.
Bent u bereid de problematiek minder technocratisch te benaderen, maar juist meer met menselijke en maatschappelijke maat? Kunt u uw antwoord toelichten?
Onder andere met de hierboven geschetste stappen ten behoeve van sociale en emotionele ondersteuning van bewoners sta ik een menselijke aanpak voor. Zoals aangegeven, heb ik dit in goed overleg met de regio gedaan. Tegelijkertijd benadruk ik het belang van versnelling van versterking en schadeafhandeling. Trage procedures en onzekerheid zijn voor veel bewoners een bron van stress-gerelateerde klachten. De maatregelen die ik daarvoor geïnitieerd heb staan in mijn brief aan uw Kamer van 3 juni 2019 beschreven.
Bent u bereid om de afhandeling van de schademeldingen en de versterkingsoperatie in het Groningse aardbevingsgebied, die zoals u het in een artikel van het Financieele Dagblad beschrijft is verzand in een bureaucratisch moeras, uit dat moeras te halen en de regie bij de Groningser inwoners en bestuurders neer te leggen?2
Ik heb aangegeven dat wat de Groningers de afgelopen tientallen jaren is aangedaan, iets is dat ik nooit meer goed kan maken. En dat noopt tot een enorme bescheidenheid. 55 jaar gaswinning in Groningen repareer ik niet in anderhalf jaar. We hebben deze kabinetsperiode wel grotere stappen gezet dan in de afgelopen vijftig jaar bij elkaar. Mijn inzet is erop gericht om de gaswinning zo snel mogelijk volledig te beëindigen.
Bij de versterkingsaanpak heeft de regio (de gemeenten) de regie door middel van het opdrachtgeverschap van de uitvoeringsorganisatie. Daarnaast beleg ik de afhandeling van schade en de uitvoering van de versterkingsoperatie bij de overheid, dus zonder betrokkenheid van de NAM, waarbij zowel het versnellen van zowel schadeafhandeling en de uitvoering van de versterkingsoperatie als de begeleiding van de schademelders mijn bijzondere aandacht heeft. Daarbij werk ik nauw samen met de betrokken regionale en maatschappelijke partijen.
Bent u het ermee eens dat u juist wel goed kan maken wat er in Groningen de afgelopen tientallen jaren is aangedaan en dat u werkelijk de held van Groningen kan worden door het uit de juridische en technische sfeer te halen en het op menselijke wijze aan te pakken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 9.
Erkent u dat de strijd die veel Groningers al jaren voeren, gezondheidsklachten voor 10.000 Groningers tot gevolg heeft? Kunt u zich voorstellen dat wanneer mensen in het verleden al wat meer ellende hebben meegemaakt, dit het risico op gezondheidsklachten verhoogt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Onderzoek vanuit onder meer de Rijksuniversiteit Groningen (Gronings Perspectief) geeft niet alleen een beeld van de symptomen en de mogelijke gevolgen, maar ook van de oorzaken en biedt daarmee een aanknopingspunt voor acties om dit specifieke negatieve effect te verminderen. Het onderzoek laat zien dat er 10.000 inwoners lijden aan de problematiek veroorzaakt door de gaswinning, met negatieve gevolgen voor gezondheid en welzijn.
Ik heb steeds aangegeven dat financiële overwegingen niet leidend zijn bij het oplossen van de brede aardbevingsproblematiek. Ik zie dat de aardbevingen, de bijbehorende schadeafhandeling en de veelheid aan instanties soms in combinatie met financiële problematiek voor individuele bewoners, grote impact kan hebben op de (mentale) gezondheid. Tegelijkertijd weten we dat de veerkracht van mensen en de mate waarin personen gezondheidsklachten ontwikkelen van veel verschillende factoren afhankelijk is. Daarom kan ik geen conclusies trekken over de verschillende risico’s op gezondheidsproblemen in Groningen ten opzichte van de rest van Nederland.
Ik zie, ook in mijn werkbezoeken, dat er bijzondere individuele situaties zijn waarbij de gaswinning een rol speelt. Deze bewoners moeten geholpen worden. Het gaat dan om een stapeling van problemen (medische, psychische en/of sociale problemen, soms ook economische problemen), waardoor de schade- of versterkingsproblemen van het huis de druppel worden die de emmer doet overlopen. Hiervoor bestaat de Commissie Bijzondere Situaties (CBS). In overleg met de gedupeerde wordt door de CBS gezocht naar een oplossing die in die specifieke situatie het meest constructief is. Dat kan zijn in de vorm van bijvoorbeeld hulp bij de verkoop van de woning, het regelen van vervangende woonruimte of het inschakelen van een financieel coach. Deze CBS biedt een antwoord voor de beschreven problematiek, waarbij de kosten voor de gekozen oplossing voor de CBS geen doorslaggevende rol spelen. Alle kosten worden gedragen door NAM.
Erkent u dat mensen uit Groningen met veel verdriet in het verleden een hoger risico op gezondheidsproblemen hebben dan mensen uit de rest van Nederland met veel verdriet in het verleden? Of mensen die al een andere lichamelijke ziekte of aandoening hebben, en dat daarmee de gezondheidsveiligheid, naast de fysieke veiligheid, van Groningers ook minder is dan die in de rest van Nederland? Wat is daarop uw reactie?
Zie antwoord vraag 11.
Kent u het artikel over Henk en Alison uit Trouw? Wat is daarop uw reactie?3
Ik ben bekend met het schrijnende verhaal van Henk en Alison. Het onderstreept het belang en de urgentie van mijn inzet op dit dossier zoals ik die geformuleerd heb in antwoord op vraag 3. In het wetsvoorstel Tijdelijke Wet Groningen, dat ik onlangs aan uw Kamer heb aangeboden, stel ik voor om de publiekrechtelijke afhandeling van alle vormen van schade bij een op te richten IMG neer te leggen. Ook de vermogensschade die is ontstaan ten gevolge van de gaswinning is een schadesoort waarvoor gedupeerden bij het IMG terecht kunnen. Afhankelijk van de snelheid van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel, kan het IMG in 2020 haar deuren openen en kunnen gedupeerden zich hier melden. Zolang dit niet is geregeld, is een verzoek aan NAM of een procedure bij de burgerlijke rechter de enige weg om vergoeding te ontvangen.
Er is professionele hulp geregeld voor mensen met complexe problematiek, te denken valt aan de TCMG en de Onafhankelijk Raadsman. Bovendien is er speciaal voor schrijnende gevallen de Commissie Bijzondere Situaties. De bevingsgemeenten zijn daarnaast bezig om hulp te regelen. Zo is voor enkele gemeenten bijvoorbeeld een aardbevingscoach aangesteld die vinger aan de pols houdt. Ik bezoek regelmatig bewoners in het gebied. De mensen die worden bezocht worden doorgaans aangedragen door TCMG, NCG, gemeenten of zij melden zichzelf. Ook ambtelijk is er uiteraard constant veel contact met gemeenten, de professionals uit de praktijk van de uitvoeringsorganisaties en met bewoners.
Wat gaat u doen om ondernemers die hun bedrijf door de gevolgen van de gaswinning kwijt zijn, zoals de gezinnen in het genoemde artikel, financieel te compenseren?
Zie antwoord vraag 13.
Bent u bereid deze en andere mensen met vergelijkbare problematiek, wanneer wij u namen aanleveren, te bezoeken om te kijken wat uw beleid doet met deze mensen? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 13.
Waarom laat u mensen in schrijnende gevallen toch nog vechten voor het geld waar ze recht op hebben? Waarom wordt dat niet gewoon uitgekeerd zodat zij verder kunnen met hun leven?
Het doel van de TCMG nu en het IMG straks is om burgers te ontzorgen bij het afhandelen van aardbevingsschade. Daarmee wil ik het zo eenvoudig mogelijk maken voor burgers om geld te ontvangen voor schade waar ze recht op hebben.
Hoe komt het dat de uitkoopregeling op ongelijke wijze wordt toegepast? Vindt u het terecht dat verschillende hypotheekvormen ook verschillende bedragen tot gevolg hebben? Bent u bereid de uitkoopregeling zo toe te laten passen dat het voor iedereen gelijk en ruimhartig wordt?
De huidige regeling is beschikbaar voor iedere eigenaar-bewoner (of erfenis) in het aardbevingsgebied die de woning tenminste twaalf maanden openbaar te koop heeft staan. Na selectie voor het Koopinstrument wordt de woning door twee onafhankelijke taxateurs op marktwaarde getaxeerd. De aanbieding die de bewoner vervolgens ontvangt bedraagt 95% van de getaxeerde marktwaarde. De voorwaarden zijn voor iedereen gelijk en worden ook zo toegepast.
In overleg met de regio bekijk ik of en zo ja op welke wijze het Koopinstrument voor de komende jaren moet worden aangepast. Ik heb daarvoor 20 miljoen euro beschikbaar gesteld.
Wat betekenen uw woorden «Geld speelt geen rol» direct voor inwoners in een schrijnende situatie? Wat is uw definitie van ruimhartig?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u bereid mensen voor wie de gevolgen dusdanig groot zijn dat ze suïcidaal zijn, of onder behandeling zijn van een arts vanwege lichamelijke gevolgen door stress, volledig te ontzorgen en ze dat te geven wat nodig is om te gaan herstellen en weer te kunnen leven?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u bereid meer ruchtbaarheid te geven aan uw meldpunt voor mensen die ondanks een uitspraak van de arbiter nog in gevecht zijn met de Nederlandse Aardoliemaatschappij (NAM)? Kan het oproepje, geplaatst in de papieren versie van het Dagblad van het Noorden (DvhN), editie Groningen, uitgebreid worden met lokale kranten en andere edities van het DvhN? Zou een spotje van u en de commissaris van de Koning van de provincie Groningen, de heer Paas, op RTV Noord tot de mogelijkheden behoren? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Het meldpunt is uitgebreid belicht in verschillende media. Niet alleen via de krant, maar ook via andere kanalen zoals sociale media is het bericht verspreid. Ik zie op dit moment geen noodzaak om nogmaals een oproep te doen. Er zal serieus naar alle gevallen gekeken worden die zich bij de commissaris van de Koning of mij melden naar aanleiding van de advertentie.
Tot nu toe hebben de commissaris van de Koning de heer Paas en ik 28 reacties ontvangen. Acht reacties betreffen de arbiterprocedure.
Bent u bereid om dit meldpunt langer te laten bestaan en niet alleen in de vakantieperiode?
Zie antwoord vraag 20.
Bent u bereid om het meldpunt uit te breiden voor mensen met schrijnende situaties, zoals hierboven genoemd?
Zie antwoord vraag 20.
Wilt u de vragen separaat beantwoorden voor 5 september 2019?
Vanwege interdepartementale afstemming en de samenhang met de vragen van het lid Beckerman over de Verenigde Naties is de deadline van vijf september niet haalbaar gebleken.