Zelfverrijking door fondsenwerving kankeronderzoek |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Argos over het Wereld Kanker Onderzoek Fonds?1
Ja.
Wat is uw oordeel over het verwijt dat de oprichters van het Wereld Kanker Onderzoek Fonds zich schuldig maken aan zelfverrijking? Was u bekend met dit verwijt? Acht u het verwijt terecht?
De in Nederland gevestigde stichting Wereld Kanker Onderzoek Fonds is onderdeel van het internationaal samenwerkingsverband World Cancer Research Fund dat in Engeland is gevestigd. Het American Institute for Cancer Research maakt deel uit van dit samenwerkingsverband. Er zijn ook vestigingen in Engeland, Hongkong en Frankrijk.
Ik heb geen kennis kunnen nemen van feiten die wijzen op zelfverrijking van de in Nederland gevestigde stichting Wereld Kanker Onderzoek Fonds of diens bestuursleden. Ik beschik niet over informatie met betrekking tot de oprichters
Heeft u aanwijzingen dat een groot deel van de donaties opgaat aan fondsenwerving die wordt uitbesteed aan bedrijven waar medewerkers van het fonds dan weer eigenaar van blijken te zijn? Wat is uw oordeel daarover?
Nee.
Is het waar dat het stichtingsbestuur voor een deel bestaat uit bestuursleden die door het Amerikaanse Wereld Kanker Onderzoek Fonds zijn benoemd? Is het tevens waar dat deze bestuursleden fors betaald krijgen? Zo ja, deelt u de mening dat dit in strijd is met de Nederlandse regelgeving van het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF)? Zo nee, waarom niet? Hoe wordt het bestuur dan samengesteld en wat zijn de inkomsten van deze bestuursleden?
Het bestuur van de Nederlandse stichting Wereld Kanker Onderzoek Fonds bestaat uit zes leden, waarvan twee worden voorgedragen door het World Cancer Research Fund International. Deze bestuursleden ontvangen geen salaris voor hun werkzaamheden. Zij krijgen hun redelijk gemaakte onkosten vergoed welke in de jaarrekening worden verantwoord.
Ziet u in de Argos-uitzending aanleiding om kritisch naar het Wereld Kanker Onderzoek Fonds te kijken en eventueel te overwegen het CBF-keurmerk in te trekken als daartoe redenen bestaan? Zo nee, waarom niet?
Het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) houdt als onafhankelijk toezichthouder toezicht op goede doeleninstellingen. Het CBF heeft op 25 mei 2012 besloten het keurmerk van het Wereld Kanker Onderzoek Fonds niet te verlengen, omdat de stichting niet langer keurmerkwaardig is.
Het bericht 'Ongeschoold personeel deelt medicijnen uit in verpleeghuizen' |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Ongeschoold personeel deelt medicijnen uit in verpleeghuizen»?1
Ja.
Is het waar dat de cursus medicatieverstrekking, gegeven door het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik, slechts een paar uur duurt? Deelt u de mening dat dit onvoldoende is om veilige medicatieverstrekking te waarborgen? Zo nee, waarom niet?
Allereerst wil ik aangeven dat het veilig verstrekken van geneesmiddelen onderdeel is van een aantal initiële opleidingen in de zorg, bijvoorbeeld de opleiding tot verzorgende individuele gezondheidszorg en verpleegkundige. Wat betreft de bij- en nascholing van beroepsbeoefenaren geldt dat de beroepsgroep zelf aan zet is. Zij bepalen de inhoud en de daarop afgestemde duur van de opleidingen. Dit wordt afgestemd met de vragen en wensen van de werkgevers. Op de vraag of een cursus medicatieverstrekking en een jaarlijkse opfriscursus voldoende is, dienen in eerste instantie de beroepsgroep en de werkgever een antwoord te geven vanuit hun verantwoordelijkheid voor het leveren van verantwoorde zorg.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg ziet toe op de kwaliteit van de zorg op het gebied van de ouderenzorg in het algemeen en de medicatieveiligheid in het bijzonder. De inspectie trof in 2009 bij bijna 200 instellingen in de langdurige zorg en zorg thuis hoge tot zeer hoge risico’s bij medicatie aan. Een vervolgonderzoek in 2011 van de inspectie toont aan dat de bezochte instellingen binnen één jaar tijd forse verbeteringen hebben bereikt. De inspectie heeft na haar bevindingen uit 2011 het veld opgeroepen om het voorbeeld van deze zorgaanbieders te volgen. De komende jaren zal de inspectie in haar regulier toezicht de vorderingen op dit gebied volgen. De risico’s rond medicatieveiligheid zijn in het veld bekend en cliënten-, beroeps- en brancheorganisaties hebben in oktober 2010 de taskforce medicatieveiligheid opgericht om de randvoorwaarden te creëren die de risico’s in de caresector verder kunnen doen afnemen. Onlangs heeft de taskforce de veilige principes uitgebracht. Dit is een compacte handleiding (A3-tje) waarin op eenvoudige en overzichtelijke wijze stap voor stap duidelijk wordt gemaakt wie waar verantwoordelijk voor is in het medicatieproces en waar elke partij op moet letten. Dat is goed voor een patiënt of zijn wettelijke vertegenwoordiger. Zo weten zij precies wanneer ze waar op moeten letten en welke vragen zij moeten stellen als zij medicatie krijgen. Hetzelfde geldt natuurlijk ook voor de medewerkers in de zorg.
Deelt u de mening dat verzorgenden jaarlijks een opfriscursus medicatieverstrekking zouden moeten krijgen? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is het u bekend dat hetInstituut voor Verantwoord Medicijngebruik beweert dat de kans op fouten enorm is, terwijl Actiz beweert dat medicijnen vaak zo geprepareerd worden dat er bijna geen fouten meer mee gemaakt kunnen worden? Is Actiz met deze stellingname niet medeverantwoordelijk voor gemaakte fouten met medicatie?
Het is mij bekend dat het Instituut voor Verantwoord medicijngebruik beweert dat fouten op de loer liggen als personeel dat geen medicijnen mag uitdelen, dat toch doet. Ook is mij bekend dat Actiz aangeeft dat de medicijnen vaak zo geprepareerd worden dat er bijna geen fouten meer mee gemaakt kunnen worden. Zij geven hierbij tevens aan dat mensen die geneesmiddelen uitdelen goed opgeleid dienen te worden.
Het is vreselijk indien er fouten worden gemaakt en er moet ook altijd getracht worden fouten te voorkomen. Partijen dienen ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid hiervoor acties te treffen. Ik zie niet in waarom Actiz met deze stellingname medeverantwoordelijk is voor gemaakte fouten. De inspectie ziet zoals hierboven gemeld toe op medicatieveiligheid, en zal hier op blijven toezien.
Bent u bereid koepelorganisatie Actiz aan te spreken over deze misstand, en te verzoeken hierop actie te ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht dat opnieuw fraude is aangetoond bij SPV |
|
Renske Leijten (SP) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner , Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht «Justitie jaagt op psychiater» en het bericht «Zielenknijper of uitknijper»?1
Ik ben bekend met dit bericht dat Tubantia op vrijdag 13 april jongstleden heeft gepubliceerd.
Bent u op de hoogte gesteld van de «jacht» op de psychiater? Zo ja wanneer? Wilt u uw antwoord toelichten?
Over mogelijke en lopende strafrechtelijke onderzoeken kan ik geen mededelingen doen.
Hoe oordeelt u over de claim dat de genoemde psychiater diagnoses op betaling stelde/verstrekte?
Zie antwoord vraag 2.
Is bekend hoeveel diagnoses te ruim zijn gesteld of zijn aangedikt om via deze wijze geld te incasseren? Zo nee, bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn deze psychiater en zijn collega-arts momenteel actief werkzaam? Zo ja, bent u bereid maatregelen te nemen om de psychiater en de arts te schorsen? Zo nee, waarom niet?
In het algemeen geldt dat zolang er niet is bewezen dat een beroepsbeoefenaar strafbare feiten heeft gepleegd en zolang er geen aanwijzingen zijn dat de veiligheid van hun patiënten in het geding is, er geen aanleiding is om beroepsbeoefenaren te beletten hun werk uit te oefenen.
Kunnen deze artsen voorgelegd worden aan het Medisch Tuchtcollege? Zo ja, op welke termijn zal dit gebeuren?
Is bekend hoeveel geld via het frauduleus handelen van SPV en de psychiater is geïnd? Zo nee, bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo ja, hoeveel? Kan dit worden teruggevorderd?
De IGZ kan een zaak aanhangig maken bij een regionaal tuchtcollege als er sprake is van overtreding van de tuchtnormen uit de Wet BIG. Op grond van het tuchtrecht kan in het zwaarste geval een arts het recht om zijn beroep uit te oefenen worden ontzegd. Een spoedbehandeling kan gevraagd worden als er gevaar dreigt voor de individuele gezondheidszorg van andere patiënten.
Tuchtrecht inzetten uitsluitend op basis van de verdenking van het plegen van een strafbaar feit, en dus vooruitlopend op de beoordeling van die feiten door de strafrechter, met het verstrekkende doel om de volledige beperking van de beroepsuitoefening te bereiken, acht de IGZ niet kansrijk. Als de IGZ kan aantonen dat er sprake is van niet verantwoorde zorgverlening kunnen beroepsbeperkende maatregelen worden opgelegd.
Wat is uw mening over het feit dat 130 van de 430 zorgbehoevenden die voorheen zorg ontvingen van SPV nu hebben laten weten dat zij geen zorg meer nodig hebben? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik u in mijn antwoord bij de vragen 2,3 en 4 heb gemeld, kunnen over mogelijke en lopende strafrechtelijke onderzoeken geen mededelingen worden gedaan.
Kunt u aangeven wat de rol van het Centrum indicatiestelling zorg ( CIZ) is geweest bij het toekennen van de indicaties van deze mensen? Is het mogelijk dat alle aangevraagde indicaties door deze psychiaters worden nagelopen op noodzakelijke zorgbehoefte?
Menzis heeft het contract met SPV opgezegd en ervoor gezorgd dat de cliënten van SPV bij andere zorgaanbieders terecht konden. In dat proces hebben ongeveer 130 cliënten te kennen gegeven niet langer prijs te stellen op zorg. Menzis heeft mij laten weten dat dit komt omdat deze cliënten van SPV zorg kregen die niet tot de AWBZ behoort en dat zij geen prijs stelden op AWBZ verzekerde zorg.
Klopt het dat zorgverzekeraar Menzis ongeveer tussen 1,3 en 2,6 miljoen euro bespaart door het afzien van de zorgindicaties? Zo ja, bent u bereid grootschalig onderzoek te doen naar grote PGB-zorgaanvragers (persoonsgebonden budget) en mogelijke overindicatie bij die aanvragen?
Zoals eerder gemeld, kan ik over mogelijke en lopende strafrechtelijke onderzoeken geen mededelingen doen.
Hoeveel zorgbureaus in Twente staan onder verdenking van fraude en welke zijn dit? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
Menzis heeft mij laten weten dat zij over de jaren 2009 t/m 2011 op basis van onderzoek € 1,3 miljoen niet hebben geaccepteerd als rechtmatig gedeclareerd. Uw idee om een onderzoek te doen naar de indicatiebesluiten van zorgbureaus die veel budgethouders als cliënten hebben, neem ik in overweging.
Welke maatregelen heeft u getroffen of gaat u nog treffen naar de zorgbureaus die onder verdenking van fraude staan? Bent u bereid de Kamer te informeren over de lopende ontwikkelingen van deze zaken?
Zoals eerder gemeld kan ik over mogelijke en lopende strafrechtelijke onderzoeken geen mededelingen doen.
Hoe oordeelt u over de woede van gedupeerden en hun klacht dat onderzoeken te lang duren en verdachten gemakkelijk weer een nieuw zorgbureau opzetten? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om te zorgen dat malafide zorgbestuurders geen nieuw zorgbureau kunnen opstarten of elders in de zorg gaan werken? Zo nee, waarom niet?
Als zorgbureaus onder verdenking van fraude staan en er een strafrechtelijk onderzoek loopt, kan ik u hierover niet informeren. In zijn algemeenheid ben ik van mening dat iedere vorm van misbruik van overheidsgelden conform het Kabinetsbeleid hard moet worden aangepakt.
Weet u inmiddels het antwoord of andere zorgkantoren hun contacten met SPV of dochter/zuster bedrijven hebben opgezegd? Zo neen, waarom duurt dit zolang?2
Ik kan mij die woede goed voorstellen, mij bereiken deze geluiden ook. Nu geldt in ons rechtssysteem dat, zolang iemand niet is veroordeeld, er geen gronden zijn waarop hij of zij belet kan worden een zorgbureau op te zetten. Dat betekent overigens niet dat er niet extra op hem of haar gelet wordt. Het CIZ heeft een interne frauderichtlijn waardoor men extra alert is bij aanvragen voor indicatiebesluiten die afkomstig zijn van sommige aanvragers. De zorgkantoren zijn extra alert om geen contracten af te sluiten met malafide ondernemers. De pgb-maatregelen die ik heb genomen, hebben tot doel te voorkomen dat kwetsbare mensen de dupe worden van malafide zorgbureaus.
Is bekend of er meer psychiaters zijn die diagnoses verkopen? Zo nee, bent u bereid hier onderzoek naar toedoen en de Kamer hierover te informeren?
Het contract met SPV is door Achmea en Agis beëindigd op 29 februari 2012. Achmea is gestopt met betalen in periode 9 van 2011 (een periode = 4 weken), omdat ze constateerden dat SPV heeft gedeclareerd voor zorg die in regio’s van andere zorgkantoren is geleverd.
Eno heeft met ingang van 2012 geen nieuw contract met SPV afgesloten.
Tweedeling in de zorg als gevolg van de eigen bijdrage in de tweedelijns ggz (geestelijke gezondheidszorg) |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van het bericht over het rapport van het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (Nivel) over de effecten van de eigen bijdragen in de tweedelijns ggz?1
Ja.
Bent u op de hoogte van de conclusies van het Nivel dat cliënten die het meest aangeven het zorggebruik te gaan verminderen na de invoering van de eigen bijdrage, te vinden zijn in de Jeugd-ggz 18+ en de verslavingszorg, en met name verslavingsproblemen hebben?
Ik ben bekend met de resultaten en conclusies van het onderzoek van NIVEL. Het onderzoek heeft plaatsgevonden vóór de invoering van de eigen bijdrage. Daardoor is de «intentie van cliënten om zorggebruik te veranderen» onderzocht. Zoals de onderzoekers zelf ook stellen hoeft deze intentie niet overeen te komen met daadwerkelijk gedrag. De maatregel is per 1 januari 2012 ingegaan. De resultaten en conclusies van het NIVEL-rapport heb ik evenwel met belangstelling gelezen, maar ik beschouw deze als een signaal van mogelijke effecten. Of deze effecten werkelijkheid worden valt nog te bezien. Zoals ik uw Kamer al heb laten weten ben ik de effecten van de invoering aan het monitoren en zal ik u in september de eerste resultaten kunnen toesturen.
Bent u op de hoogte van de conclusie van het Nivel dat cliënten met een maandinkomen van 0 tot 1 000 euro per maand vaker aangeven te gaan stoppen met hun behandeling dan het zorggebruik te verminderen? Bent u op de hoogte van het feit dat in het onderzoek 70% van de ondervraagden aangeeft een inkomen te hebben tussen 0 en 1 000 euro? Wat vindt u van deze bevindingen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u ervan op de hoogte dat personen met lage inkomen voor deze beslissing de inkomensgevolgen als belangrijkste beweegreden gebruiken, en dat de mate van ervaren ernst van de klachten en de ervaren noodzaak van de zorg over het algemeen vaak nauwelijks een rol lijken te spelen in de overweging om het zorggebruik te veranderen? Wat vindt u van deze bevindingen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u op de hoogte van de conclusie van het Nivel dat mensen met een hoger inkomen vaker naar een vrijgevestigde psycholoog of psychiater gaan en dat daar het aantal cliënten dat aangeeft het zorggebruik te verminderen dan ook het laagst is (met een inkomen hoger dan 2000 euro)?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn dit de effecten die u beoogde met het invoeren van de eigen bijdrage in de tweedelijns ggz? Zo ja, kunt u dit beargumenteren? Zo nee, wat vindt u van deze effecten en wat gaat u doen om deze effecten te voorkomen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de maatregel leidt tot tweedeling in de zorg: zij die het kunnen financieren zoeken en krijgen zorg, en zij die het niet kunnen betalen zien om die financiële reden af van (hard nodige) zorg? Was dit de bedoeling van uw maatregel? Zo nee, wat gaat u doen aan deze tweedeling in de zorg?
Tweedeling in de zorg is niet wat het kabinet beoogt met de invoering van de eigen bijdrage in de GGZ. Wel is het kabinet van mening dat de budgettaire problematiek in de GGZ-sector binnen de GGZ opgelost moet worden. Iedereen moet daar aan bijdragen. Ik heb daarbij, in overleg met uw Kamer, gekozen voor een pakket aan maatregelen waarvan de effecten zo evenwichtig mogelijk neerslaan binnen de sector en bij de patiënt. Aangezien het vorige kabinet de eigen bijdrage in de eerstelijns GGZ heeft ingevoerd, waardoor er in Nederland relatief veel mensen een beroep doen op de gespecialiseerde tweedelijns GGZ, lag een eigen bijdrage in de tweede lijn voor de hand om deze onevenwichtigheid te herstellen.
Iedereen die door cumulatie van diverse maatregelen de eigen bijdrage niet kan opbrengen kan met de innende instantie kijken naar een betalingsregeling, bijvoorbeeld om de eigen bijdrage in termijnen te betalen. Mocht iemand de eigen bijdrage echt niet kunnen betalen, dan kan iemand bijzondere bijstand aanvragen bij de gemeente. Tevens geldt al langer dat mensen die daar recht op hebben bij het CAK terecht kunnen voor een compensatie voor het standaard eigen risico voor de zorgverzekering.
Duidelijke, eenduidige en vindbare informatie over tekortschietende behandelaren |
|
Lea Bouwmeester (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Hebt u kennisgenomen van de berichtgeving door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) over wanpraktijken van een psychotherapeut en de uitspraak van de tuchtrechter in de zaak P. van Steijn?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het feit dat de heer Van Steijn nog steeds ingeschreven staat als gezondheidspsycholoog in het BIG-register (Beroepen Individuele Gezondheidszorg), terwijl hij uit het BIG-register is gehaald op last van de tuchtrechter in verband met zijn andere inschrijving als psychotherapeut?
Ja.
Bent u tevens op de hoogte dat bij de registratie van de heer Van Steijn als gezondheidspsycholoog nergens vermeld staat dat hij als psychotherapeut uit het register gehaald is vanwege wanpraktijken en het tuchtbevel dat hierop volgde?
Ja. Op de lijst met bevoegdheidsbeperkingen op www.bigregister.nl is vermeld dat de heer P. van Steijn per 11 april 2012 is doorgehaald in het register van psychotherapeuten. De doorhaling wordt ook gepubliceerd in een dagblad en in de Staatscourant.
Op 17 augustus 2011 heeft de IGZ de heer Van Steijn een bevel gegeven om zijn praktijken te sluiten en zijn werkzaamheden als psychotherapeut en gezondheidszorgpsycholoog neer te leggen. Dit bevel is openbaar gemaakt op www.igz.nl.
Indien een persoon is ingeschreven in meerdere registers (meerdere beroepen mag uitoefenen) en die persoon de bevoegdheid moet verliezen om al die beroepen uit te oefenen, dan moet het tuchtcollege voor de gezondheidszorg in de uitspraak uitdrukkelijk per beroep een bevoegdheidsbeperkende maatregel opleggen. De klacht die destijds door een patiënt is ingediend bij het tuchtcollege voor de gezondheidszorg had blijkbaar alleen betrekking op de beroepsuitoefening als psychotherapeut.
Deelt u de mening dat deze cruciale informatie wel zichtbaar zou moeten zijn voor patiënten? Zo ja, wat gaat u eraan doen om deze informatie beschikbaar te maken voor het BIG-register? Zo nee, wat zijn uw beweegredenen om deze informatie niet inzichtelijk te maken voor patiënten? Wat is in uw ogen dan het doel van het BIG- register voor patiënten?
Ik deel die mening. De Wet van 7 november 2011, houdende wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg onder andere in verband met de opneming van de mogelijkheid tot taakherschikking (Stb. 2011, 568) regelt dat per 1 juli 2012 bevoegdheidsbeperkende bevelen die de IGZ oplegt worden aangetekend in het BIG-register.
Hoe beoordeelt u de rol van ( IGZ ) in deze casus? Is het waar dat er al ernstige klachten waren in 2008 en dat de IGZ pas op 17 aan augustus 2011 aan beroepsbeoefenaar Van Steijn het bevel heeft gegeven zijn praktijken te sluiten en zijn werkzaamheden als psychotherapeut en gezondheidspsycholoog neer te leggen? Bent u van mening dat de IGZ in dit geval accuraat heeft gehandeld? Op welke datum is de klacht bij de tuchtcommissie ingediend tegen gezondheidspsycholoog Van Steijn? Bent u van mening dat de IGZ op dit punt accuraat gehandeld heeft?
Op 20 april jongstleden is de tuchtklacht van de IGZ jegens Van Steijn, voor zijn nog resterende BIG-titel, ingediend bij het Tuchtcollege. Met betrekking tot de rol van de IGZ in deze casus heb ik u in mijn brief van 16 april, met mijn reactie over de psychotherapeut Pieter van Steijn uit de uitzending van de Vijfde Dag2, aangegeven dat ik mevrouw Sorgdrager heb gevraagd om bij haar dossieronderzoek in ieder geval de zogenaamde 25 complexe zaken te betrekken. Het dossier Van Steijn is één van deze 25 zaken. Ik wacht de resultaten van dit onderzoek af. Die resultaten verwacht ik na de zomer.
Hoe beoordeelt u het feit dat er door twee organisaties, het CIBG (een uitvoeringsorganisatie van het ministerie van VWS, die gegevens verzamelt en verwerkt) en de IGZ, vallende onder uw ministeriële verantwoordelijkheid en voor patiënten duidelijk herkenbaar als overheidsinstantie, over dezelfde zaken geen eenduidige informatie verstrekt wordt? Deelt u de mening dat het handhaven van de inschrijving van beroepsbeoefenaar Van Steijn als gezondheidspsycholoog in het BIG-register de beroepsbeoefenaar ten onrechte de schijn van deskundigheid en veiligheid met zich mee brengt? Wat gaat u eraan doen om de informatieverstrekking door het CIBG en de IGZ, onder uw verantwoordelijkheid, goed te laten gebeuren om dit soort misverstanden, die verregaande gevolgen kunnen hebben, te voorkomen?
Ik verwijs naar de antwoorden op vragen 3 en 4.
Waar kunnen patiënten inzien welke praktijken er op bevel van de IGZ gesloten zijn en welke artsen en hulpverleners het bevel hebben gekregen hun werkzaamheden te staken? Hoe wordt deze informatie gekoppeld aan het BIG-register?
Ik verwijs naar de antwoorden op vragen 3 en 4.
Deelt u de mening dat informatie over het handelen van een behandelaar en medicus toegankelijk, duidelijk en eenduidig vermeld moet worden op uw overheidswebsites, in het belang van patiëntveiligheid? Zo ja, welke verbetermogelijkheden ziet u hierin?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 4.
Wilt u de beantwoording van deze specifieke vragen meenemen in de brief die de Kamer heeft gevraag als reactie op genoemde uitzending?
De door u gevraagde brief met een reactie op het item over de psychotherapeut Pieter van Steijn uit de uitzending van De Vijfde dag op 5 april 20122 heeft u al ontvangen op 16 april.
De zorgen van jonge huisartsen over de toekomst van het vak |
|
Henk van Gerven (SP), Renske Leijten (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het interview met de oprichters van actiegroep Jonge Huisartsen? Trekt u het zich aan dat uw beleid wordt gezien als schadelijk voor de fundamenten van de huisartsgeneeskunde? Wat zijn volgens u de fundamenten van de huisartsenzorg?1
Ik heb van het interview in het ledenblad van de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) kennisgenomen. Hoewel ik het niet eens ben met suggesties in het artikel, vind ik het een goede zaak dat ook jonge artsen betrokken zijn bij het beleid en zich actief mengen in de discussie over de houdbaarheid van ons zorgstelsel. Mede om die reden zal een vertegenwoordiging van de actiegroep Jonge Huisartsen ook worden ontvangen op het ministerie om in gesprek te gaan over hun ideeën.
Ik ben van mening dat de Nederlandse zorg is gebaat bij een sterke eerste lijn en dat binnen deze eerste lijn de huisarts een belangrijke positie inneemt. Zie ook mijn beleidsbrief «Zorg en ondersteuning in de buurt» (d.d. 14 oktober 2011).
Wat is uw reactie op de uitspraak dat veel jonge huisartsen overwegen te stoppen als zij in de toekomst vooral bezig zullen zijn om als slimme ondernemer de financiën rond te krijgen? Bent u bereid uw beleid te heroverwegen of mogen deze huisartsen wat u betreft vertrekken? Wilt u uw antwoord toelichten?
De suggestie dat de huisarts bezig zou moeten zijn als slimme ondernemer om de financiën rond te krijgen, is niet gestoeld op mijn beleid. De huisarts wordt grotendeels gefinancierd via het abonnementstarief en heeft patiënten die op naam staan ingeschreven in zijn praktijk.
Kunt u zich voorstellen dat uw uitvoeringsverzoek aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) wordt gezien als een gebrek aan vertrouwen, op basis van zowel de toon als de suggestie om de inschrijving op naam af te schaffen? Bent u bereid dit verzoek in te trekken? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik ben niet bereid om dit verzoek in te trekken. Ik heb de NZa om advies gevraagd omdat ik, naast goede zaken, knelpunten zie in de huidige bekostiging. Dit zijn knelpunten die ook worden herkend door het veld. Als voorbeeld noem ik de complexiteit van het systeem en de administratieve lasten die het systeem met zich meebrengt. Daarnaast werpt het huidige systeem barrières op voor substitutie van zorg en wordt er niet betaald voor gezondheidsuitkomsten en/of resultaten.
Wat betreft de inschrijving op naam kan ik kort zijn. Ik heb nooit gesuggereerd deze af te schaffen en ik ben dat ook niet van plan.
Wat is uw reactie op de kritiek dat het afschaffen van de inschrijving op naam zal leiden tot het in verschillende diagnoses opknippen van de patiënt om deze bij de goedkoopste zorgverlener onder te brengen? Bent u bereid te stoppen met het opknippen van de zorg in te vermarkten producten, zoals eerder is gebeurd met de thuiszorg, zorgzwaartepakketten en diagnose behandel combinaties (DBC's)? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 3. Ik herken het door u geschetste beeld niet.
Deelt u de mening dat de vertrouwensrelatie en poortwachtersfunctie kernwaarden zijn voor goede huisartsenzorg en het beperken van overbodige zorgkosten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom voert u een beleid dat deze kernwaarden ondermijnt? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie tevens mijn eerdere antwoorden. Mijn beleid richt zich juist op het versterken van de eerste lijn om daarmee ook te zorgen dat generalistische basiszorg weer meer in de buurt wordt aangeboden. Een onderdeel daarvan is dat ziekenhuizen sinds dit jaar weer verplicht zijn om te registreren wie de verwijzer van de patiënt is. Wanneer er geen verwijzer bekend is (met uitzondering van acute zorg), zal de zorgverzekeraar de rekening voor de zorg niet ten laste mogen brengen van het zorgverzekeringsfonds. Dit beleid ondersteunt en verstevigt de poortwachtersfunctie van de huisarts. De vertrouwensrelatie is daarnaast geborgd door het behouden van de inschrijving op naam. Mijn beleid versterkt derhalve deze kernwaarden.
Wilt u ingaan op de parallel met het opknippen van de wijkverpleegkundige in de jaren tachtig, waardoor patiënten veel meer verschillende hulpverleners moesten zien? Maakt u in de huisartsenzorg nu niet dezelfde fout? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik zie geen parallel met het afschaffen van de wijkverpleegkundige in de jaren tachtig en mijn beleid ten opzichte van de huisartsenzorg. In mijn brief aan de NZa benoem ik expliciet ook de functie van de wijkverpleegkundige als belangrijk onderdeel van integrale zorgverlening en vraag ik naar advies over de bekostiging, opdat de wijkverpleegkundigen een structurele financiering krijgen. Mijn beleid is gericht op samenwerking en integraliteit en staat dus haaks op het opknippen van zorg.
Bent u bereid productieprikkels in de zorg af te schaffen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, hoe geloofwaardig bent u nog als u zegt de zorgkosten te willen indammen?
De huisartsenzorg wordt voor het grootste deel bekostigd door het abonnementstarief. Dit is geen productiefinanciering. Ik heb de NZa de vraag voorgelegd om te adviseren over een juiste mix tussen het belonen van extra inspanning en preventie, het gezond houden en/of maken van de patiënt en ook het niet behandelen als dat onnodig is.
Waarom mag de tweede lijn groeien, terwijl de eerste lijn wordt gekort? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoorden op de vragen van Kamerlid Kuiken (PVDA) over de korting op het huisartsenbudget na overschrijding bij de geïntegreerde eerstelijnszorg (2011Z16037, zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 3591).
Deelt u de mening dat met het versterken van de eerste lijn bezuinigd kan worden op overbodige zorguitgaven, zoals snotterpoli’s en SOS-artsen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben het zeer eens met de jonge huisartsen dat er goed gekeken moet worden naar de doelmatigheid van zorg. Zorgaanbieders zijn daarvoor als eerste aan zet. Zorgaanbieders hebben de verantwoordelijkheid om gepaste zorg, die zinnig en zuinig is, aan te bieden. Hierover zijn in het Bestuurlijk hoofdlijnenakkoord ook afspraken gemaakt. Ook zorgverzekeraars hebben een belangrijke taak: zinnige en zuinige zorg inkopen en daarover harde afspraken maken in de contracten die worden gesloten met de zorgaanbieders.
Ik denk echter dat nieuwe initiatieven de zorg ook doelmatiger, toegankelijker en service gerichter kunnen maken. Daarom wil ik zorgen dat de toetredingsdrempel voor nieuwe initiatieven zo laag mogelijk is. Dat wil overigens niet zeggen dat ik van mening ben dat deze initiatieven per definitie gecontracteerd moeten worden door de zorgverzekeraars. Zorgverzekeraars hebben daarin een zelfstandige bevoegdheid.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de Jonge Huisartsen en de Kamer te informeren over de uitkomsten? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
De vernietiging van vaccins tegen de Mexicaanse griep door een blunder van het vaccininstituut |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht dat er vele griepvaccins zijn vernietigd door een blunder van het Nederlands Vaccininstituut (NVI)? Hoe verhoudt dit zich tot de informatie die aan de Kamer is verstrekt, namelijk dat de vernietigde vaccins over datum waren? Is de Kamer volledig en juist geïnformeerd?1
Ik verwijs naar mijn brief van 16 april 2012 (Tweede Kamer, 2011–2012, 32 793, nr. 52).
Welke financiële waarde vertegenwoordigden de 1,2 miljoen doses die onterecht buiten de koeling zijn geplaatst?
Zoals ik in mijn brief van 16 april 2012 heb gemeld was er op het moment van het incident geen zicht op verkoop van de resterende doses. De toenmalige minister van VWS heeft uw Kamer op 12 mei 2010 geïnformeerd over de verkoopresultaten op dat moment en de verwachting uitgesproken dat er geen substantiële hoeveelheden vaccin meer zouden worden verkocht (Tweede Kamer, 2009–2010, 22 894 nr. 270). Er zijn na die brief inderdaad geen vaccins meer verkocht. De financiële waarde van de onterecht buiten de koeling geplaatste vaccins is dus nihil. Zelfs als er vanuit andere landen opnieuw vraag zou zijn geweest naar de griepvaccins dan waren er nog voldoende doses voorradig.
Hadden, gelet op de houdbaarheidsdata van deze batches van oktober 2010 tot september 2011, deze doses verkocht kunnen worden als ze niet door de fout van het NVI waren bedorven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat, hoewel het na de vaccinaties overgebleven vaccins betrof, deze onprofessionele gang van zaken in algemene zin een risico oplevert voor de vaccinvoorziening en de volksgezondheid, omdat er evengoed sprake had kunnen zijn van een werkelijk gevaarlijke ziekte of van een fout die had plaatsgevonden vóór de geplande vaccinaties? Welke les wordt uit deze affaire geleerd?
Er is door een medewerker in strijd met de geldende voorschriften en procedures voor het vernietigen van vaccins gehandeld. Die voorschriften en procedures zijn er om de risico’s voor de vaccinvoorziening en de volksgezondheid te beperken. De betreffende medewerker is op het incident aangesproken en uiteraard leidt deze ervaring tot een verhoogde alertheid binnen de organisatie voor het juist toepassen van de voorschriften en procedures. Er is echter geen reden om de geldende voorschriften en procedures aan te passen.
Deelt u de mening dat de Kamer direct de werkelijke toedracht van het vernietigen van een groot aantal vaccins had moeten worden gemeld? Zo nee, waarom niet gelet op de informatieplicht, alsmede het grote gezondheids- en financiële belang? Zo ja, waarom is dit niet gebeurd?
Het NVI heeft toentertijd aan het departement gemeld dat er door een medewerker in strijd met de procedures en voorschriften is gehandeld. Zoals in de vorige antwoorden is aangegeven had het incident geen gevolgen voor de vaccinvoorziening en dus geen betekenis had voor de bescherming van de volksgezondheid. Ook heeft het niet geleid tot extra kosten voor de rijksoverheid. Er zijn dus kortom geen externe effecten. Daarmee is de zaak niet groter dan dat een medewerker van het NVI in strijd met geldende interne procedures heeft gehandeld waarna passende maatregelen zijn genomen. Melding aan de Tweede Kamer ligt in zo’n geval niet voor de hand.
Welke «passende maatregelen» zijn door het NVI genomen, nadat was geconstateerd dat er gehandeld was in strijd met de geldende voorschriften en procedures met betrekking tot de vernietiging van vaccins?2
Het management van het NVI heeft de betreffende medewerker disciplinair bestraft wegens plichtsverzuim.
De Europese richtlijn omtrent de rechten van patïënten bij grensoverschrijdende zorg |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u ervan op de hoogte dat de Europese richtlijn omtrent de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende zorg in april 2011 van kracht is geworden? Wanneer komt u met voorstellen om deze op te nemen in nationale wet- en regelgeving?
Ik ben op de hoogte van het van kracht worden van de betreffende richtlijn. Op 4 maart 2011 heb ik de Tweede Kamer een brief (21 501-31-235) gestuurd over de vaststelling van deze richtlijn en de consequenties daarvan voor Nederland.
Bent u bekend met de belemmeringen bij grensoverschrijdende zorg, zoals verschillen in zorgverzekeringen, wet- en regelgeving en zorgstelsels? Hoe wilt u deze weg gaan nemen?
Ik ben bekend met belemmeringen bij grensoverschrijdende zorg als gevolg van verschillen in zorgverzekeringen, wet- en regelgeving en zorgstelsels van de verschillende EU-lidstaten. Met de Europese Verordening 883/2004, de Patiëntenrichtlijn voor grensoverschrijdende zorg (24/2011/EU) en de implementatie ervan in nationale wetgeving worden een aantal van deze belemmeringen weggenomen.
Nederland heeft al bij de invoering van de Zvw rekening gehouden met alle jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie. Diezelfde jurisprudentie is in de Richtlijn verwerkt.
De Zorgverzekeringswet en de AWBZ voldoen al aan de eisen die worden gesteld in de Patiëntenrichtlijn voor grensoverschrijdende zorg. Verzekerden hebben aanspraak op (vergoeding van kosten van) medische zorg verleend op het grondgebied van de EU en de EER, zowel op grond van de Verordening als op grond van nationale wetgeving. In het laatste geval is de vergoeding gemaximeerd tot de in Nederland gangbare tarieven. Ook dit is conform de Patiëntenrichtlijn. Nederland hoeft daarom op dat terrein geen aanvullende wetgeving te ontwikkelen.
Bij twee elementen van de richtlijn moet Nederland maatregelen nemen: het instellen van nationaal contactpunt voor grensoverschrijdende gezondheidszorg en de erkenning van recepten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg.
Hoe denkt u erover om een grenslandtoets uit te voeren alvorens de richtlijn wordt omgezet in wet- en regelgeving?
Ik ga ervan uit dat hier de toets wordt bedoeld die ertoe strekt de gevolgen van nieuwe wetgeving voor grensarbeiders in kaart te brengen. In dat geval is dat hier niet van toepassing omdat Nederland geen wijzigingen hoeft door te voeren in de Zvw en de AWBZ voor de implementatie van de Patiëntenrichtlijn voor grensoverschrijdende zorg.
Hoe gaat u uitvoering geven aan het invullen van een nationaal informatiepunt voor zorgvragers, zorgaanbieders en zorgverzekeraars?
Ik ben op dit moment in overleg met de Europese Commissie om te bezien op welke wijze en waar het nationaal informatiepunt kan worden ingericht. Overleg met andere lidstaten vind ik hierbij van belang. De Europese Commissie heeft aangegeven dat nog geen enkele EU-lidstaat een nationaal informatiepunt heeft gerealiseerd, dan wel dat hiertoe concrete voorstellen toe zijn.
Bent u ermee bekend dat het streekziekenhuis Koningin Beatrix in Winterswijk en het Sankt Agnes Hospital in Bocholt al de mogelijkheden onderzoeken tot grensoverschrijdende samenwerking? Zou het mogelijk zijn in dit verband een pilot uit te voeren met deze ziekenhuizen?
Het is mij bekend dat verschillende Nederlandse grensziekenhuizen de mogelijkheden bekijken om intensiever samen te werken met Belgische en Duitse ziekenhuizen. Ook over de hierboven beschreven casus heb ik signalen ontvangen, hoewel de details van deze plannen mij niet bekend zijn. Ik juich echter een verbeterde samenwerking tussen grensziekenhuizen van harte toe en het staat ziekenhuizen vrij om, binnen de geldende wet- en regelgeving, pilots te starten op dit gebied.
Kunt u ons informeren over de planning van implementatie van de Europese richtlijn?
De implementatie van de richtlijn dient uiterlijk op 25 oktober 2013 gerealiseerd te zijn.
Kunt u deze vragen beantwoorden in de door u in het debat op 7 maart jl. naar aanleiding van het verslag van het algemeen overleg Zorglandschap toegezegde brief over grensoverschrijdende samenwerking in de ziekenhuissector?
Ik heb ervoor gekozen om deze vragen via de reguliere weg te beantwoorden.
De aanwezigheid van pathogenen in kippenvlees |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van de Physicians Committee for Responsible Medicine in de Verenigde Staten, waaruit blijkt dat bijna de helft van de kippen in Amerikaanse supermarkten besmet is met de e-coli bacterie?1 Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
Ja.
De pluimveehouderijsystemen en wetgeving op het terrein van voedselveiligheid in de Verenigde Staten zijn niet te vergelijken met die van de Europese Unie. In de EU richt de wetgeving op het terrein van voedselveiligheid zich, in tegenstelling tot de VS, op de gehele productieketen.
Ook in de EU is al lang bekend dat bij het slachten van vleeskuikens een zekere mate van besmetting met darmbacteriën (fecale besmetting) optreedt. Of dit leidt tot een gezondheidsrisico voor de consument hangt enerzijds af van de aanwezigheid van ziekteverwekkers in de darmen van levende dieren en anderzijds van de mate waarin de karkassen tijdens het slachten met deze pathogenen worden besmet. In het genoemde persbericht wordt uitsluitend over de aanwezigheid van de E-coli bacterie als indicator van fecale besmetting gesproken. De meeste E-coli’s zijn niet ziekteverwekkend. Zonder gegevens over gevonden aantallen en de ziekteverwekkende eigenschappen van de betreffende bacterie is geen interpretatie mogelijk.
Kunt u aangeven hoeveel van de in Nederland aangeboden kipproducten besmet zijn met pathogenen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u ook aangeven wanneer het laatste onderzoek daarnaar heeft plaatsgevonden en wat de resultaten daarvan waren?
De NVWA monitort al jaren de aanwezigheid van pathogenen op kippenvlees, waarbij voornamelijk naar Salmonella spp. en Campylobacter spp. wordt gekeken. Uit dit onderzoek blijkt dat de besmetting van kippenvlees met voor de mens gevaarlijk Salmonella spp. een sterk dalende trend laat zien. Sinds 1 december 2011 is een nieuwe Europese regelgeving van kracht die bepaalt dat de voor de mens gevaarlijke Salmonella serovars Typhimurium en Enteritidis niet meer op kippenvlees mogen voorkomen. Campylobacter spp. wordt op 20% van het kippenvlees aangetroffen. Om dit percentage verder omlaag te brengen heb ik onlangs, in overleg met mijn collega van EL&I, een Convenant met de Nederlandse pluimveeslachterijen afgesloten. Momenteel beraad ik mij op aanvullende maatregelen ten aanzien van Campylobacter op pluimveevlees (zie antwoord vraag 4 (ah-tk-20112012-1867).
Deelt u de mening dat alle producten die in het consumentenkanaal worden aangeboden geheel vrij zouden moeten zijn van pathogenen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en via welke weg wilt u dit resultaat bereiken?
Ik ben met u eens dat het een ongewenste situatie is als in producten pathogenen voorkomen die voor de mens een reële bedreiging vormen. Om dit te voorkomen zijn er in de wetgeving criteria opgenomen waaraan producten moeten voldoen voordat zij op de markt mogen worden gebracht. De producent moet er voor zorgen dat aan deze eisen wordt voldaan. Deze criteria zijn risicogebaseerd opgesteld.
Het geheel pathogeen-vrij krijgen van alle producten is niet nodig noch reëel.
Lage hoeveelheden pathogenen op een product veroorzaken over het algemeen geen problemen en zouden wellicht een rol kunnen spelen bij de weerstandsopbouw.
Mijn doel is het risico op voedselinfecties waar nodig verder terug te dringen. Zoals bij vraag 2 aangegeven beraad ik me momenteel op aanvullende maatregelen ten aanzien van Campylobacter op kippenvlees.
Bij wie berust volgens u de aansprakelijkheid wanneer consumenten ziek worden van voedingsmiddelen die besmet zijn met pathogenen? Welke rol speelt de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) hierin?
Conform de Europese levensmiddelenwetgeving is de levensmiddelenproducent zelf verantwoordelijk voor de (voedsel)veiligheid van zijn producten. Voor wat betreft de aansprakelijkheid wil ik verwijzen naar de artikelen 6:185 en verder van het Burgerlijk wetboek, waarin de kaders zijn opgenomen omtrent aansprakelijkheid voor producten.
Als uit de controles van de NVWA blijkt dat er zich een besmet product in de handel bevindt, zal de NVWA ervoor zorg dragen dat de producent dit levensmiddel uit de handel haalt. De NVWA zal, indien nodig, passende maatregelen nemen om een herhaling hiervan zoveel mogelijk te voorkomen.
Bent u bereid de juridische bewijslast voor consumenten die besmet zijn geraakt door het eten van besmette voedingsmiddelen te verlichten?
Ik heb niet het voornemen om hierover specifieke regels te ontwikkelen. Verder verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 4.
Welke rol speelt de overheid in het opsporen van besmettingsbronnen in geval van een individuele besmetting van een consument?
Consumenten die vermoedelijk ziek zijn geworden van een levensmiddel zullen, indien dit tot ernstige ziekteverschijnselen leidt, meestal contact opnemen met hun (huis)arts. Met betrekking tot voedselinfecties bestaat er in de wet Publieke Gezondheid alleen een meldingsplicht van (huis)artsen aan de GGD wanneer er sprake is van een cluster van patiënten. Een behandelend (huis)arts of hoofd van een microbiologisch laboratorium dient een melding bij de GGD te doen indien er sprake van 2 of meer patiënten met dezelfde ziekteverschijnselen of verwekkers en een onderlinge epidemiologische of microbiologische relatie wijzend op voedsel als bron. In dat geval zal de GGD, in nauw overleg met de NVWA, een bron- & contactonderzoek opstarten. De NVWA zal zo nodig maatregelen nemen met betrekking tot (potentieel) besmette voedselproducten (tracering en van de markt halen van (mogelijk) besmette producten).
Voor een aantal voedselgerelateerde ziekteverwekkers geldt een meldingsplicht bij een individuele patiënt. Dit is het geval voor listeriose, EHEC en botulisme.
Naast de route via (huis)arts en GGD kunnen consumenten ook zelf contact opnemen met de NVWA indien zij vermoeden voedselgerelateerde ziekteverschijnselen, bijvoorbeeld gastro-enteritis, te hebben opgelopen. De NVWA heeft hiervoor een Meldkamer welke 7 dagen per week 24 uur per dag te bereiken is. De NVWA beoordeelt de melding en zal zo nodig onderzoek uitvoeren naar de vermoedelijke voedselbron. Indien van toepassing neemt zij tevens contact op met de GGD en vindt er afhankelijk van de situatie verder onderzoek plaats.
Schizofrenie bij Marokkaanse jongeren en het taboe dat daarop rust |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Heb u kennisgenomen van het bericht over het vaker voorkomen van schizofrenie onder Marokkaanse jongens en het taboe dat daarop rust?1
Ja.
Hoeveel hoger is het risico op schizofrenie bij Marokkaanse jongeren in vergelijking tot autochtone jongeren? Heeft u zicht op de omvang van deze groep? Zo neen, waarom niet?
Schizofrenie komt onder Marokkaanse mannen van de tweede generatie vijf tot zeven keer meer voor dan bij autochtonen2. Ik heb geen zicht op de precieze omvang van de doelgroep. Uit het u reeds toegezonden rapport «Psychische problemen en stoornissen bij Marokkaans Nederlandse kinderen en jongeren» blijkt verder dat:
De Gezondheidsraad doet in het kader van de adviesaanvraag «migrantenjeugd en jeugd-ggz» onderzoek naar hetgeen in de wetenschap bekend is over deze problematiek in het bijzonder ten aanzien van jongeren. Zie ook mijn antwoord op vraag 4.
Is het waar dat deze groep jongeren vaak nauwelijks hulp krijgt? Zo ja, wat zijn de redenen hiervan?
Het is bekend dat de hulp niet altijd op tijd deze groep jongeren bereikt. Zie ook mijn antwoord op vraag 2. Het probleem ligt hierbij niet uitsluitend bij het zorgaanbod vanuit de ggz, maar ook in de wijze waarop in de Marokkaanse gemeenschap naar psychische problemen en de ggz wordt gekeken. Bij een deel van de Marokkaanse gezinnen en families schaamt men zich voor de psychiatrische problematiek van familieleden. Dit taboe op de psychiatrie werkt drempelverhogend. Ook onbekendheid met psychiatrische stoornissen, onbekendheid over het bestaan van ggz-instellingen, over de vraag of men er voor verzekerd is en welke eigen bijdrage men is verschuldigd en over wat de behandeling precies inhoudt, spelen een rol bij het niet op tijd inschakelen van professionele hulp. Bovendien worden sommige psychische stoornissen gekenmerkt door een gebrek aan ziekte-inzicht waardoor de patiënt, uit de aard van de stoornis, niet of minder geneigd is om zelf hulp te zoeken.
Deelt u de mening dat het hier om een kwetsbare groep gaat die adequaat geholpen en begeleid dient te worden? Deelt u de mening dat de geestelijke gezondheidszorg (ggz) hier een belangrijke taak in heeft? Zo ja, wat heeft de ggz tot nu toe ondernomen om deze groep te bereiken? Vindt u de inspanningen van de ggz richting deze groep voldoende? Zo neen, wat moet er volgens u gebeuren om de geestelijke hulpverlening aan deze jongeren te verbeteren?
Ja, ik deel de mening dat het hier om een kwetsbare groep gaat die adequaat geholpen en begeleid dient te worden. Verder ben ik ook van mening dat de ggz hier een belangrijke taak in heeft. Patiënten moeten tijdig de hulp krijgen die zij nodig hebben, ongeacht de etnische achtergrond.
Binnen de GGZ-sector lopen verschillende initiatieven om migranten beter te bereiken. Hiervoor verwijs ik u graag naar de brief over de stand van zaken van het programma Diversiteit in het Jeugdbeleid (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 31 001, nr. 96. Deze brief gaat ook in op de ondervertegenwoordiging van migrantenjongeren in de ggz.
Daarnaast is de Gezondheidsraad bij brief van 30 maart 2010 gevraagd advies uit te brengen over de wijze waarop de ggz voor de migrantenjeugd verbeterd kan worden alsook de geestelijke gezondheid van deze jeugdigen. De Gezondheidsraad is gevraagd om inzicht te verschaffen in het vóórkomen van psychische problematiek onder migrantenjeugdigen, in de signalering, doorverwijzing en in de zorg houden van migrantenjeugdigen en in de eventuele knelpunten en mogelijke oplossingsrichtingen daarbij. Het advies van de Gezondheidsraad zal waarschijnlijk na de zomer gereed zijn. Op dit advies zal een kabinetsreactie komen. Naar aanleiding van de aanbevelingen in dit advies zal ik mij beraden op eventuele, concrete maatregelen. In afwachting van dit advies wil ik hier nog niet op vooruit lopen.
Deelt u de mening dat er sprake is van een taboe op psychische aandoeningen binnen allochtone gemeenschappen en dat ook het gebrek aan kennis daarbij een rol speelt? Zo ja, op welke manier zou er voor gezorgd kunnen worden dat de kennis wordt vergroot en het taboe wordt opgeheven? Welke maatregelen hiertoe gaat u nemen?
Ja, er zijn signalen uit de gemeenschap en de hulpverleningssector om aan te nemen dat taboes een rol spelen bij het naar verhouding lagere ggz-gebruik van migranten. Zie verder mijn antwoord op vraag 4.
Deelt u de mening dat de sociale positie van Marokkaanse jongeren stress oplevert en dat dit bij sommige jongeren psychoses kan uitlokken? Op welke wijze zou er meer alert gereageerd kunnen worden op het voorkomen van het ontstaan van psychosen bij Marokkaanse jongeren?
Ja, uit onderzoek komt naar voren dat er een verband is tussen de migratieachtergrond en het voorkomen van psychiatrische stoornissen2. Zie verder mijn antwoord op vraag 4.
Deelt u de mening dat dit niet de eerste keer is dat naar buiten wordt gebracht dat het met de psychische gezondheidstoestand van allochtone jongeren, en in het bijzonder Marokkaanse jongeren, niet goed gaat? Herinnert u zich de eerdere vragen over de toename van depressie en het aantal zelfmoorden onder allochtone jongeren en over het vaker voorkomen van schizofrenie bij Marokkaanse jongens?2 Vormen deze ernstige signalen voor u aanleiding met een plan van aanpak te komen om de geestelijke hulpverlening aan allochtone jongeren te verbeteren? Zo neen, waarom niet?
Ondanks de aandacht die reeds aan deze problematiek geschonken wordt – zie mijn antwoord op vraag 4 – zal deze niet in korte tijd verdwenen zijn en kan daarom publiciteit blijven generen. De psychische gezondheidstoestand van allochtone jongeren, en in het bijzonder Marokkaanse jongeren, is dientengevolge vaker onderwerp van discussie en kamervragen geweest. Zoals reeds vermeld in mijn antwoord op vraag 4 is de Gezondheidsraad gevraagd advies uit te brengen over de wijze waarop de geestelijke gezondheidszorg voor de migrantenjeugd verbeterd kan worden alsook de geestelijke gezondheid van deze jeugdigen. Het advies van de Gezondheidsraad zal waarschijnlijk na de zomer gereed zijn. Op dit advies zal een kabinetsreactie komen. Vooralsnog vind ik het niet opportuun om hierop vooruit te lopen.
Het feit dat tandartspatiënten te veel hebbeb betaald voor implantaten |
|
Eeke van der Veen (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van het feit dat tandartspatiënten jaren lang te veel hebben betaald voor implantaten, en dat een aanzienlijk aantal tandartsen hoge kortingen van fabrikanten niet door heeft berekend aan de patiënt?1 Wat is uw mening hierover?
Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik u naar de antwoorden op de vragen terzake van de leden Van Gerven en Leijten (beiden SP), ingezonden 4 april 2012 (vraagnummer 2012Z06937, zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 2577) en de vragen van het lid Kuiken (PvdA), ingezonden 4 april 2012 (vraagnummer 2012Z06939, zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 2578).
Bent u het eens met de zorgverzekeraars die stellen dat hier sprake is van een economisch delict?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw mening over het feit dat tandartsen ten gevolge van invoering van marktwerking de implantaten, kronen en bruggen nu wel met winst mogen doorverkopen aan hun patiënten? Vindt u het een juiste ontwikkeling dat tandartsen nu bovenop de al bestaande kortings- en sponsorregelingen zelf nog een extra winstmarge leggen?
Zie antwoord vraag 1.
Wat zijn de prijzen voor behandeling en voor materialen in Nederland ten opzichte van andere landen? Is het waar dat in andere landen de prijzen voor tandtechniek en producten altijd lager zijn dan voor behandeling?
In mijn brief van 17 april 20122 inzake hulpmiddelenbeleid in de gezondheidszorg heb ik u mijn reactie op het rapport «Sectorstudie medische hulpmiddelen; onderzoek naar de structuur en werking van de markt voor medische hulpmiddelen» doen toekomen. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat een vergelijking van prijzen van medische hulpmiddelen in Nederland en andere Europese landen complex is vanwege onder andere de verschillen in de zorgsystemen van landen en de zeer beperkte publieke beschikbaarheid van prijzen. In vergelijking met andere Europese landen als België, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk lijken de prijzen voor medische hulpmiddelen in Nederland niet hoger te liggen. In vergelijking met Duitsland worden wel prijsverschillen gevonden. Ondanks dat er geen specifiek onderzoek op dit punt, of een prijsvergelijking op productniveau is uitgevoerd werd geconstateerd dat er economische factoren zijn die een deel van het prijsverschil met Duitsland zouden kunnen verklaren.
De prijzen voor tandtechniek zijn in andere landen dus niet altijd lager dan in Nederland.
Deelt u de mening dat deze gang van zaken betekent dat dit tot hogere kosten in de zorg leidt, omdat geld dat bespaard kan worden blijft hangen bij fabrikanten, handelaren en bij tandartsen? Om welk bedrag gaat het? Deelt u de mening dat dit ook betekent dat dit tot hogere kosten leidt voor verzekerden omdat veel mensen met een verzekering hun rekeningen voor de tandarts grotendeels zelf betalen? Wat is uw mening?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg ooit meldingen ontvangen over valse mondproducten of andere medische hulpmiddelen?
Desgevraagd heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg mij laten weten dat er bij haar geen formele meldingen zijn gedaan over valse mondzorg producten of andere medische hulpmiddelen met een toepassingsbereik binnen de mondzorg.
Is er naar uw mening sprake van wurgcontracten en intimidatie door fabrikanten van mondproducten? Is er sprake van het beperken van parallelle import en het afschermen van markten?
Van geen van dergelijke zaken ben ik op de hoogte. Het inkopen van tandheelkundige materialen acht ik primair een zaak van de tandarts. Als minister treed ik niet in de vrije handelsrelatie van deze partijen. Overigens acht ik vanwege het ruime aanbod binnen de tandheelkundige groothandel (dental depots) de kans gering dat tandartsen zich zouden laten intimideren tot het aangaan van wurgcontracten. Van de invoering van de vrije prijsvorming verwacht ik tevens een versterking van de onderhandelingspositie van de tandarts. Door het vrijgeven van de tarieven heeft de tandarts een prikkel om scherp in te kopen. Ofwel om hiermee zijn omzet te verhogen ofwel om door een gunstige prijsstelling meer consumenten aan te trekken. Als gevolg van dit hogere kostenbewustzijn bij de tandarts verwacht ik dat de dentale toeleverindustrie onder een verhoogde marktdruk komt te staan.
Bent u van plan de toezichthouder, de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), te vragen zo snel mogelijk een onderzoek te verrichten naar de gang van zaken in de mondzorg? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
De contacten met de alcohol- en tabakslobby |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Herinnert u zich uw toezegging over openbaarheid van alle contacten van uw ministerie met de alcohol- en tabakslobby?1 Wanneer mag de Kamer het overzicht van alle contacten met de alcohol- en tabakslobby verwachten?
De contacten van de tabakslobby heb ik gemeld in de beantwoording op Kamervragen van de leden Van Gerven en Leijten (beiden SP) van 1 december 2011. Hiermee heb ik invulling gegeven aan mijn toezegging om inzicht te geven in de contacten met de tabaksindustrie. Ik zie dit ook als invulling van het FCTC-verdrag.
Ik heb geen toezegging gedaan om inzicht te geven in de contacten met de alcoholindustrie, en ik vind het ook onwenselijk om dit te doen. Zoals ik eerder heb aangegeven, kunt u mij afrekenen op het resultaat van mijn beleid. Om dit beleid te ontwikkelen, is het noodzakelijk dat mijn ambtenaren contact hebben met alle partijen die een belang hebben. Alleen op deze manier is een goede afweging van alle relevante informatie mogelijk. Ik heb het volste vertrouwen in de professionaliteit en integriteit waarmee mijn ambtenaren zich in contacten met maatschappelijke partijen opstellen. Als ik bij uiteenlopende beleidsonderwerpen alle tussenstappen die worden gemaakt in de ontwikkeling van het beleid (telefoongesprekken, vergaderingen, briefwisselingen, emails, concept-notities enz.) aan de Tweede Kamer moet melden, wordt het functioneren van mijn ambtenaren en daarmee van mij als minister ernstig belemmerd.
Bent u het nog steeds eens met uw voorganger, minister Klink, dat de notulen van het overleg met directeuren uit de alcoholindustrie openbaar gemaakt moeten worden?2 Zo nee, waarom niet?
Mijn voorganger minister Klink heeft in het AO Alcoholbeleid d.d. 19 juni 2008 aangegeven dat de verslagen van het directeuren overleg alcohol via de Wob zijn opgevraagd en ook zijn verstrekt. Er is dus helemaal geen sprake van geheimzinnigheid. Deze situatie is niet gewijzigd. Dit directeurenoverleg bestaat overigens niet alleen uit vertegenwoordigers van de alcoholindustrie, maar ook van de retail, de horeca, de GGD, de gemeenten en het Trimbos-instituut.
Wanneer krijgt de Kamer de notulen van het onlangs gehouden overleg met directeuren uit de alcoholindustrie?
Van het onlangs gehouden overleg is geen verslag gemaakt. Dit betrof een strategische sessie. De uitkomsten hiervan worden meegenomen in een werkplan dat ook de Tweede Kamer wordt toegestuurd.
Wat is de status van het overleg met directeuren uit de alcoholindustrie?
Het overleg met de partijen zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, is een informeel overleg.
De dreigende ontmanteling van het Gemini Ziekenhuis inn Den Helder |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Wat is uw oordeel over de dreigende ontmanteling van het Gemini Ziekenhuis in Den Helder, gezien de plannen van de directie?1
Het bestuur van het Gemini Ziekenhuis in Den Helder beraadt zich al enige tijd over de toekomst van het ziekenhuis. Het ziekenhuis ziet zich genoodzaakt om de zorg in de toekomst houdbaar te organiseren. Het ziekenhuis heeft mij laten weten dat er een voorgenomen besluit is over het toekomstige functieprofiel van het ziekenhuis. Op grond van de informatie die ik heb ontvangen, kan ik niet concluderen dat het gaat om een ontmanteling van het ziekenhuis.
Is het waar dat van alle klinische functies slechts verloskunde overblijft? Zo nee, welke klinische functies zullen verdwijnen? Bent u van mening dat er nog goede, volwaardige ziekenhuiszorg resteert voor de Kop van Noord-Holland en Texel? Wilt u uw antwoord toelichten?
Volgens de informatie die ik van het ziekenhuis heb ontvangen voorziet het toekomstige functieprofiel in 7x24 uur acute zorg, geboortezorg, planbare zorg, chronische zorg en poliklinische zorg. De spoedeisende zorg wordt conform de kwaliteitseisen voor een basis-SEH ingericht en heeft de beschikbaarheid van alle primaire medische specialismen. De aanpassing voor de toekomst zit in de klinische functie bij een ingewikkelde operatieve ingreep, die intensieve gespecialiseerde zorg vereist voor de patiënt. Deze patiënten zullen worden doorverwezen naar het Medisch Centrum Alkmaar.
Gelet op dit toekomstige functieprofiel ben ik van mening dat er goede ziekenhuiszorg resteert voor de Kop van Noord-Holland en Texel.
Is het waar dat de plannen van de directie, evenals bij de ziekenhuizen in Dokkum en Meppel, wederom zijn gebaseerd op een sloopscenario van KPMG/Plexus onder leiding van voormalig minister Bos?
Het ziekenhuis heeft laten weten uit oogpunt van betere kwaliteit en betaalbaarheid van de zorg tot concentratie en verdeling van het zorgaanbod in de regio te moeten komen. Ik begrijp dat ziekenhuizen bezig zijn met de toekomst en samen met de zorgverzekeraar en zorgaanbieders in de omgeving kijken hoe de zorg in de regio houdbaar georganiseerd kan worden. Het is aan de ziekenhuizen zelf door wie men zich laat adviseren.
Hoe beoordeelt u de rol van KPMG/Plexus bij de ontwikkeling van de schaalvergroting in de ziekenhuiszorg? Vindt u het in een democratie passen dat private bureaus meer invloed hebben op een cruciale regionale voorziening dan de bewoners van de regio? Wilt u uw antwoord toelichten?
De opdracht voor het onderzoek door KPMG-Plexus is verstrekt door het Gemini Ziekenhuis en is daarmee een interne aangelegenheid van het ziekenhuis zelf. Het is niet aan mij om informatie over de inhoudelijke strekking, de kosten en betrokkenheid van onderzoekers aangaande dit onderzoek te verstrekken . Een eventuele verstrekking van deze informatie omtrent het onderzoek valt binnen de verantwoordelijkheid van de opdrachtgever, in dit geval het Gemini Ziekenhuis.
Hoeveel kosten de adviezen van KPMG/Plexus een ziekenhuis per uur en klopt het dat de heer Bos ruim 400 000 euro per jaar ontvangt voor vier dagen werk in de week? Vindt u dure adviesbureaus en topsalarissen een juiste besteding van zorgpremiegelden? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Wat zijn tot op heden de kosten van de aan het Gemini Ziekenhuis en Medisch Centrum Alkmaar verstrekte adviezen?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is het nut van deze adviezen als de uitkomst van een dergelijk onderzoek bij voorbaat vast staat, namelijk dat na een fusie het kleinere ziekenhuis wordt uitgekleed? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Houdt u uw mening staande dat de voortdurende schaalvergroting in de zorg onwenselijk is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, ligt met het oog op de kleinschaligheid en bereikbaarheid het niet meer voor de hand dat de fusie tussen het Medisch Centrum Alkmaar en het Gemini Ziekenhuis ongedaan wordt gemaakt? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik ben geen voorstander van schaalvergroting als hier geen noodzaak toe is. Ik wil dat er genoeg mogelijkheden voor de patiënt zijn om te kunnen kiezen. Schaalvergroting kan de keuzemogelijkheden van patiënten beperken. Ik zie echter wel dat met oog op de houdbaarheid van het zorgaanbod in de toekomst ziekenhuizen goed moeten kijken of de kwaliteit voldoende gegarandeerd kan worden.
Ten aanzien van fusies in de zorg is het nu al zo dat de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) op basis van de Mededingingswet toetst of een fusie de mededinging tussen zorginstellingen niet teveel beperkt. In aanvulling daarop wil ik de fusietoetsing in de zorg aanscherpen met andere aspecten, Hiertoe zal de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de bevoegdheid krijgen om, voorafgaand aan de NMa-toets, fusies te toetsen op kwaliteits- en bereikbaarheidsaspecten.
Overigens is het relevant om in deze casus te constateren dat de bereikbaarheid van spoedeisende hulp binnen 45 minuten niet in gevaar is. Het Gemini Ziekenhuis blijft ook in de toekomst de spoedeisende hulp in Den Helder aanbieden.
Heeft u begrip voor de grote onrust onder de bevolking van Den Helder en Texel waar in enkele weken tijd al 21 000 handtekeningen zijn gezet tegen de afbraak van het Gemini Ziekenhuis? Zo nee, waarom niet?2
Ik begrijp dat de bevolking van Den Helder en Texel zich zorgen maakt over de toekomst van het ziekenhuis. Uit de informatie die ik heb ontvangen, kan ik niet opmaken dat het gaat om een afbraak van het Gemini Ziekenhuis. Ik vind het van belang dat het ziekenhuis actief alle betrokkenen en dus ook de bevolking duidelijke informatie verschaft over de toekomst van het ziekenhuis.
Bent u bereid om u in te spannen om de afbraak van het Gemini Ziekenhuis tegen te gaan? Zo ja, welke actie gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
De contractering van zorg in 2012 |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Erkent u dat de Tweede Kamer onlangs bij de regeling van werkzaamheden vroeg naar de gevolgen voor patiënten van de mogelijkheid dat zij de rekening van het ziekenhuis meekrijgen vanwege de problemen tussen ziekenhuizen en verzekeraars inzake de contractering van zorg in 2012? Kunt u antwoorden op deze vraag? Vindt u dat niet te allen tijde moet worden voorkomen dat de rekening bij de patiënt wordt neergelegd?1
In mijn brief van 5 april en in mijn beantwoording van vragen van de leden Wolbert en Van der Veen over de contractering op 10 april heb ik aangegeven dat ik verwacht dat partijen in staat zullen zijn de contractering van ziekenhuiszorg in 2012 op een goede manier af te ronden. Ik ben die mening nog altijd toegedaan; in de afgelopen weken zijn forse stappen gezet. Ik heb daarbij ook aangegeven dat dit niet wegneemt dat in een individueel geval een zorgverzekeraar en/of een ziekenhuis kunnen/kan besluiten geen contract aan te gaan. Dit betekent dat zorgverzekeraars hun verzekerden, gelet op hun zorgplicht, goed moeten informeren over de gevolgen daarvan voor de vergoeding van kosten. Ook de ziekenhuizen moeten hun patiënten adequaat informeren.
De Nederlandse Zorgautoriteit heeft eind maart in een brief de ziekenhuizen en zorgverzekeraars nog eens gewezen op deze reeds bestaande informatieverplichting. In het overleg dat is gevoerd hebben zorgverzekeraars en ziekenhuizen bevestigd zich bewust te zijn van het belang hun verzekerden respectievelijk patiënten tijdig te informeren. Naast deze informatieverplichting is van belang dat bij al lopende behandelingen bij niet meer gecontracteerde aanbieders volledige vergoeding uitgangspunt is. Ook voor acute zorg is dat het geval. De vergoeding in andere gevallen is afhankelijk van de voorwaarden in de afgesloten polissen, en die kunnen onderling verschillen. Hierbij is ook van belang hoe verzekeraars over de polisvoorwaarden en de invulling daarvan hebben gecommuniceerd. Ik heb verder met partijen afgesproken dat zij in de komende periode zullen uitwerken hoe zij tot een goede afwikkeling van het contracteren komen en op welke wijze vergoeding van productie in het eerste kwartaal van 2012 en de (gedeeltelijke) vergoeding na eventuele beëindiging van een contract zal plaatsvinden.
Vindt u het terecht dat ziekenhuizen moeten aangeven met welke zorgverzekeraar zij een contract hebben, zoals de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft opgedragen? Zou het niet beter zijn als de zorgverzekeraar hierover zijn verzekerden informeert? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u de vragen gezien de actualiteit zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ik heb getracht deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
de kostenstijging in de zorg ten gevolge van het huidige systeem |
|
Eeke van der Veen (PvdA) |
|
|
|
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van het onderzoek van het instituut Nyfer dat stelt dat de oorzaak voor de explosieve kostenstijging in de zorg vooral veroorzaakt wordt door het feit dat het huidige zorgstelsel zorgaanbieders aanzet tot het maximaliseren van omzet en productie?1 Wat is uw reactie?
Bent u het eens met de stelling dat er op dit moment sprake is van verkeerde prikkels en dat zorgaanbieders nu te weinig belang hebben bij doelmatigheid, omdat de inkomsten afhangen van de zorg die zij leveren? Zo nee, waarom niet? Welke onderzoeken bevestigen het tegendeel? Zo ja, welke maatregelen zou u kunnen nemen om de prikkel meer op doelmatigheid en minder op omzet en productie te richten?
Welke andere onderzoeken bevestigen de uitkomst van het onderzoek van Nyfer dat het huidige zorgstelsel gericht is op het maximaliseren van omzet en productie?
Zijn dit onderzoek, en andere onderzoeken die wijzen op de kostenstijging ten gevolge van het huidige systeem, voor u aanleiding wijzigingen in het huidige systeem aan te brengen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke?
Wat zou er naar uw mening moeten gebeuren om investeringen in preventie, verbetering van de leefstijl en ondersteuning van mensen om zelf hun gezondheid te managen, te stimuleren? Is dit mogelijk binnen het huidige systeem, waarbij marktwerking als sturingsinstument wordt gebruikt? Zo ja, hoe?
Op welke wijze wilt u werknemers in de zorg meer invloed geven op lokale zorgprocessen en hen verantwoordelijk maken voor resultaten in plaats van voor verrichtingen? Deelt u de mening dat een regionale organisatie van de zorg dit proces zou stimuleren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze gaat u dit vormgeven?
Onrust rondom de contractering tussen verzekeraars en ziekenhuizen |
|
Eeke van der Veen (PvdA), Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kent het bericht «Chronisch zieke de dupe», waaruit blijkt dat veel ziekenhuizen nog geen contract afgesloten hebben met een verzekeraar, waardoor patiënten zelf hun behandeling dreigen te moeten gaan betalen?1
Ja.
Wat is uw oordeel over de uitspraak van de voorzitter van de Raad van Bestuur van het Martini Ziekenhuis in Groningen dat voor veel ziekenhuizen in het noorden geldt dat zij voor verzekerden van de zorgverzekeraars VGZ en Achmea passantenprijzen gaan hanteren waarvan de prijs 10 procent hoger ligt? In hoeverre acht u deze opstelling gewenst en constructief?
Ik heb geen opvatting over deze opstelling. Voor wat betreft het al dan niet hanteren van passantenprijzen verwijs ik naar mijn brief van 5 april jongstleden.
Is het waar dat de kans reëel is dat verzekerden, die gewoon hun premie hebben betaald, toch deels of in het geheel zelf de rekening voor verzekerde zorg moeten betalen omdat hun verzekeraar nog geen contract heeft afgesloten met het betreffende ziekenhuis? Zo ja, wat is uw oordeel hierover?
In mijn brief van 5 april ben ik ingegaan op de geschetste situatie en heb ik aangegeven dat ik verwacht dat partijen in staat zullen zijn de contractering voor 2012 op een goede manier af te ronden. Dit neemt niet weg dat in een individueel geval een zorgverzekeraar en/of een ziekenhuis kunnen/kan besluiten geen contract aan te gaan. Dit betekent dat zorgverzekeraars hun verzekerden, gelet op hun zorgplicht, goed moeten informeren over de gevolgen daarvan voor de vergoeding van kosten. Ook de ziekenhuizen moeten hun patiënten adequaat informeren. De Nederlandse Zorgautoriteit heeft afgelopen week in een brief de ziekenhuizen en zorgverzekeraars nog eens gewezen op deze reeds bestaande informatieverplichting. In het overleg dat is gevoerd hebben zorgverzekeraars en ziekenhuizen bevestigd zich bewust te zijn van het belang hun verzekerden respectievelijk patiënten tijdig te informeren. Naast deze informatieverplichting is van belang dat bij al lopende behandelingen bij niet meer gecontracteerde aanbieders volledige vergoeding uitgangspunt is. Ook voor acute zorg is dat het geval.
Wat vindt u van de uitspraak van een woordvoerder van VGZ in het genoemde artikel: «We streven er nog steeds naar met alle ziekenhuizen een contract af te sluiten. Mocht dat toch niet lukken, dan zullen we onze verzekerden ruim van te voren informeren», en dat acute zorg en »lopende behandelingen» sowieso wel worden vergoed? Deelt u de mening dat dit op zijn minst de indruk wekt dat voor nieuwe behandelingen geen of onvoldoende vergoeding zal plaatsvinden?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u de stelling van de voorzitter van de Raad van Bestuur van het Martini Ziekenhuis, de heer Feenstra, bevestigen dat verzekeraars bij de onderhandelingen prijs en efficiëncy voorop zetten en niet kwaliteit van de zorg? Is dit een beeld dat u herkent?
Ik ben geen partij in deze onderhandelingen; ik kan deze stelling daarom bevestigen noch ontkennen. Wel stel ik vast dat de uitvoering van het hoofdlijnenakkoord in volle gang is. Mijn indruk is dat de ziekenhuizen en zorgverzekeraars hier serieus werk van maken. Ik verneem dat er stevig maar op constructieve wijze wordt onderhandeld.
Bent u bereid de Kamer uiterlijk 6 april a.s. te informeren over de stand van zaken van alle onderhandelingen tussen verzekeraars en ziekenhuizen? Kunt u daarbij tevens een overzicht geven van de reeds afgesloten en nog niet afgesloten schaduw-fb’s?
Ik verwijs hiervoor naar genoemde brief van 5 april. Overigens merk ik daarbij aanvullend op dat het niet mogelijk is om (bedrijfsgevoelige) gegevens over individuele contractsafspraken te verstrekken.
Bent u bereid deze vragen uiterlijk 6 april a.s. te beantwoorden in verband met de mogelijke onrust die onder verzekerden kan ontstaan naar aanleiding van de uitlatingen van de voorzitter van de Raad van Bestuur van het Martini Ziekenhuis?
Dit is helaas niet gelukt.
Fraude met implantaten door tandartsen |
|
Henk van Gerven (SP), Renske Leijten (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht dat «een aanzienlijk aantal» tandartsen jarenlang kortingen van fabrikanten niet heeft doorberekend aan patiënten? Deelt u de mening van de zorgverzekeraars dat hier sprake is van een economisch delict? Zo nee, waarom niet?1
Van een economisch delict is sprake indien betrokken tandartsen in afwijking van de tariefbeschikkingen van de NZa zoals die golden in de jaren voorafgaand aan 2012 (start experiment vrije prijzen mondzorg) hebben gehandeld. Volgens de tariefbeschikkingen mocht een tandarts aan een patiënt maximaal doorberekenen wat de tandarts zelf voor de inkoop van dat implantaat had betaald. Het is aan de NZa om te beoordelen of de geldende regels worden nageleefd.
Klopt de indruk die in het bericht wordt gewekt dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) aarzelt om onderzoek te doen? Zo nee, gaat de NZa daadwerkelijk onderzoek doen? Zo ja, waarom twijfelt de NZa?
De NZa treedt wel degelijk actief op op het gebied van tandtechniek. Zo is eind 2011 nog een aanwijzing opgelegd aan een tandkliniek die ten onrechte techniekkosten in rekening bracht. De NZa heeft mij bericht dat het boeteonderzoek in deze zaak nog gaande is. Het is wel zo dat de regels van de NZa op grond waarvan tandartsen verplicht waren om maximaal de betaalde en verschuldigde kosten voor tandtechniek bij hun patiënten in rekening te brengen, golden tot 31-12-2011. Sinds 1 januari van dit jaar is het experiment met vrije prijsvorming gestart. Daarnaast richtten deze regels zich tot aanbieders van mondzorg, zoals tandartsen en orthodontisten. Zij waren niet van toepassing op de relatie tussen fabrikanten van implantaten en groothandels voor tandtechniek, waarover in het artikel van NRC wordt gerept. De NZa heeft aangegeven op basis van de nu bekende informatie geen aanleiding te zien om een nader onderzoek in te stellen naar de situatie zoals geschetst in het NRC artikel van 31 maart jl.
Hoeveel van de 1,1 miljoen Nederlanders met tandheelkundige implantaten zijn naar schatting gedupeerd? Om welk bedrag gaat het? Indien u niet over deze gegevens beschikt, bent u dan bereid dit te (laten) onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Het is mij niet bekend hoeveel Nederlanders met implantaten zijn benadeeld en om welk bedrag het zou gaan. Ik ben niet van plan hier onderzoek naar te gaan doen, omdat ik van mening ben dat het doen van dit soort onderzoek het probleem, ook met terugwerkende kracht, niet oplost. Ik kijk liever naar de toekomst en richt me op mogelijkheden om te voorkomen dat consumenten worden benadeeld, ik verwijs u wat dit betreft kortheidshalve naar mijn antwoorden op de volgende vragen.
Is het waar dat fabrikanten tandartsen jarenlang hebben gepaaid met cadeau’s, zoals een CT-scanner t.w.v. 200 000 euro, chirurgische sets of 10 000 euro voor scholing? Bent u bereid onderzoek te doen naar het fêteren en beïnvloeden van tandartsen door de industrie? Zo nee, waarom niet?
Het is mij niet bekend dat tandartsen jarenlang «gepaaid zijn met cadeaus», anders dan de suggesties uit NRC heb ik daar geen signalen voor gekregen. In het algemeen vind ik het goed dat er samenwerking is tussen tandartsen en fabrikanten. Die samenwerking is namelijk van belang voor de continue verbetering van de zorg. Het is echter niet de bedoeling dat die samenwerking doorslaat naar oneigenlijke beïnvloeding. Er is door verschillende onderzoeksbureaus onderzoek uitgevoerd om oneigenlijke beïnvloeding, of gunstbetoon, in de medische hulpmiddelensector in beeld te krijgen. Ik heb de resultaten van die verschillende onderzoeken op dit onderwerp in een brief van 25 november 2011 (TK 2011–2012, 32 805, nr. 4) voor u op een rij gezet. Ik heb daarbij geconcludeerd dat gunstbetoon een weerbarstig onderwerp is dat moeilijk in beeld is te krijgen.
Ik heb in mijn brief van 25 november 2011 ook aangegeven dat ik inzet op zelfregulering door de sector op dit onderwerp. Op 1 januari 2012 is de Gedragscode Medische Hulpmiddelen (GMH) in werking getreden, die daar invulling aan geeft. Het is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de sector om te zorgen dat deze markt op een behoorlijke wijze functioneert en om eventueel wangedrag van de bedrijven die aan de GMH of voorgaande gedragscodes gebonden zijn (zoals Nobel Biocare) te onderzoeken. Ik ga daarom zelf geen nieuw onderzoek uitzetten naar beïnvloeding van artsen door fabrikanten in de medische hulpmiddelensector.
Wat gaat u ondernemen tegen implantatenfabrikanten zoals Nobel Biocare die tandartsen belobbyen en fêteren? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel tandartsen leggen sinds de invoering van vrije prijzen begin dit jaar een extra winstmarge bovenop bestaande kortings- en sponsorregelingen? Indien u niet over deze gegevens beschikt, bent u dan bereid dit uit te zoeken? Zo nee, waarom niet?
Het is mij niet bekend of en zo ja hoeveel tandartsen een extra winstmarge bovenop bestaande kortings- en sponsorregelingen leggen. De NZa houdt de ontwikkelingen rondom het experiment in de mondzorg nauwlettend voor mij in de gaten en let hierbij ook op prijseffecten. Zoals ik uw Kamer meerdere malen heb geïnformeerd, zal de NZa in juni met haar marktscan Mondzorg komen.
Kunt u een opsomming geven van de verschillende gedragscodes van de industrie die raken aan de contacten met tandartsen en kunt u voor elk van deze codes aangeven in welke mate en op welke wijze zij bindend en afdwingbaar zijn? Zo nee, waarom niet?
Wettelijke regels voor contacten tussen artsen en industrie vind ik niet nodig omdat ik, zoals aangegeven in mijn brief van 25 november 2011 (TK 2011–2012, 32 805, nr. 4) inzet op zelfregulering. In 2011 is door zes koepels van medische hulpmiddelenbedrijven gewerkt aan de GMH2. De GMH is ondergebracht in een stichting, waarbinnen een codecommissie zorg draagt voor advisering en klachtenafhandeling. De klachtenprocedure is zo ingericht dat die openstaat voor iedereen. De GMH wordt onderschreven door deze zes brancheverenigingen, waarmee een groot deel van de Nederlandse medische hulpmiddelenbedrijven, waaronder ook fabrikanten van tandimplantaten als Nobel Biocare, gebonden is aan de normen die in de GMH gesteld zijn. Dit is een flinke stap voorwaarts voor de sector. Voorheen waren er vele verschillende gedragscodes, elk met eigen accenten. Nu er sprake is van één gedragscode voor de medische hulpmiddelenbedrijven is helder welke regels er gelden voor de samenwerking met zorgprofessionals.
Deze code moet nu doorontwikkeld worden door de sector. Belangrijkste punten zijn daarbij dat de code gaat leven, dat de regels wederkerig worden en dat er transparantie wordt betracht over de onderlinge relaties. De door de Leden Van Gerven en Leijten aangehaalde berichten uit NRC laten mijns inziens duidelijk het belang van wederkerigheid zien. Het is belangrijk dat voor alle betrokken partijen helder is welke regels er gelden voor de onderlinge samenwerking. Dat geldt niet alleen voor fabrikanten maar zeker ook voor zorgprofessionals, in dit voorbeeld de tandartsen, en andere zorginkopende partijen als ziekenhuizen en zorgverzekeraars. Ik vind het daarom van groot belang dat ook zij de regels in de GMH onderschrijven. Ik heb dat ook benadrukt tijdens het AO PIP-implantaten op 12 april 2012. Ik vind het daarom wenselijk dat de NMT, samen met andere artsenorganisaties, de gedragscode onderschrijft. Zoals ik tijdens het AO ook aangaf zal ik deze organisaties aanspreken op het onderschrijven van de GMH.
Wat is uw oordeel over het feit dat de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT) geen gedragscode heeft voor contacten van tandartsen met de industrie? Deelt u de mening dat voor tandartsen en andere medische beroepen bindende regels zouden moeten bestaan, eventueel wettelijke? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Waarom kiest u ervoor om zakkenvullerij onder tandartsen te legaliseren en te bevorderen door middel van vrije tarieven, in plaats van deze verborgen zorgkosten aan te pakken? Hoe geloofwaardig bent u nog in uw pleidooi voor beheersing van de zorgkosten als u ruim baan geeft aan winstbejag?
Mijn beleid om vrije tarieven voor tandartsen in te stellen heeft geenszins tot doel ruim baan te geven aan winstbejag. Integendeel. Het stelsel is zo ingericht dat transparantie wordt verhoogd waardoor partijen in staat zijn hun rollen op te pakken. Daarvoor is wél nodig dat de diverse partijen hun verantwoordelijkheid nemen. Dit verwacht ik zowel van de patiënten, als van de tandartsen zelf en vooral ook van de verzekeraars. Ik ben er van overtuigd dat dit een betere manier is om uiteindelijk tot een betaalbare gezondheidszorg te komen, dan alleen via overheidsregulering. Om uit de spiraal van steeds meer regels en controle te geraken, is het aanspreken van de verschillende partijen op hun verantwoordelijkheden essentieel. Dit zal ik dan ook blijven doen.
De nadelige gevolgen van het vrijgeven van de tarieven en over de fraude met kosten van implanten |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
|
|
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Minder naar tandarts»1 waarin staat dat een derde van de Nederlanders zegt minder vaak naar de tandarts te gaan, nu de verwachting is dat de tandartskosten flink zullen stijgen?
Hoe beoordeelt u dit bericht? Deelt u de mening dat dit een zeer ongewenste ontwikkeling is? Zo ja, wat gaat u doen om deze ontwikkeling tegen te gaan?
Bent u bereid onderzoek te doen naar de relatie tussen het vrijgeven van de tarieven en de frequentie waarin Nederlanders naar de tandarts gaan? Deelt u de mening dat deze kennis noodzakelijk is bij het beoordelen van de tariefmaatregel? Zo nee, waarom niet?
Heeft u kennisgenomen van de artikelen «Fraude met kosten implantaten»2 en «De tandarts en zijn schroeven van 300 euro»?3 Hoe beoordeelt u deze artikelen?
Deelt u de mening dat tandartsen de hoge kortingen van fabrikanten wel hadden moeten doorberekenen? Welke gevolgen verbindt u aan deze conclusies? Welke rol ziet u voor uzelf?
Wordt er onderzoek door de toezichthouder Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) gedaan naar het niet doorberekenen van kortingen door een aantal tandartsen? Bent u met de zorgverzekeraars van mening dat onderzoek door de NZa wenselijk is? Ziet u een rol voor uzelf? Zo nee, waarom niet?
Op welke wijze gaat u er zorg voor dragen dat de grote prijsvoordelen van voor 1 januari 2012, die de tandartsen onterecht niet doorberekenden, alsnog met terugwerkende kracht bij patiënten en zorgverzekeraars terecht komen?
Op welke wijze gaat u er zorg voor dragen dat patiënten en zorgverzekeraars, in het licht van het gegeven dat vanaf januari 2012 tandartsen bruggen, kronen en implantaten wél met winst mogen doorverkopen, inzicht krijgen in deze tot op heden vaak verborgen gebleven zorgkosten? Deelt u de mening dat er volledige openheid van zaken moet worden gegeven over de korting- en sponsorregelingen? Zo ja, op welke wijze gaat u deze openheid vorm geven en zo nodig afdwingen? Zo nee, waarom niet?
Het bericht dat in de zorg miljoenen aan juridische adviezen worden betaald |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht dat ziekenhuizen, huisartsen en thuiszorgorganisaties bij elkaar miljoenen euro’s kwijt zijn aan juridische adviezen over mededinging? Is dit de door u gewenste uitkomst van uw beleid van marktwerking in de zorg? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?1
Net als andere sectoren dient de zorgsector te functioneren binnen de kaders van de wet- en regelgeving. De mededingingsregels horen daar bij, net zoals bijvoorbeeld regelgeving op fiscaal of ondernemingsrechtelijk vlak. Vanuit de overheid wordt voorlichting gegeven over de wet- en regelgeving, waar het de mededingingsregels betreft wordt dit gedaan door de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa).
Deelt u de mening dat de bemoeienis van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) met de zorgsector de samenwerking in de zorg frustreert als zorgverleners eerst juridische adviezen moeten inwinnen uit angst voor overtreding van mededingingsregels? Zo nee, waarom niet?
Ik heb geen zicht op de adviezen die worden ingewonnen, maar ik ben van mening dat er in het belang van de kwaliteit van zorg en in het belang van de patiënt veel vormen van samenwerking mogelijk én nodig zijn. Voorbeelden hiervan zijn afspraken over behandelprotocollen, overdracht en informatie-uitwisseling over de patiënt. Wat niet mag is – kort gezegd – het samen maken van prijsafspraken, het samen tegenwerken van nieuwe toetreders, het samen verdelen van patiënten en samen afspreken een bepaald product of dienst niet langer te leveren. Dergelijke vormen van samenwerking gaan per definitie ten koste van de patiënt. Daarom vind ik het juist van belang dat zorgaanbieders goed kennis nemen van de mededingingsregels en deze in acht nemen.
Houdt u uw uitspraken staande dat er geen sprake is van marktwerking in de zorg? Zo ja, als de zorg inderdaad geen markt is, waarom zondert u deze sector dan niet uit van knellende mededingingsregels, gehandhaafd door marktwaakhonden? Wilt u uw antwoord toelichten?2
De toepassing van de mededingingsregels is het gevolg van de keuze voor een vraaggestuurd zorgstelsel waarin de patiënt centraal staat. Daar houd ik aan vast. De NMa houdt in dat kader toezicht en beschermt de patiënt zo tegen de negatieve gevolgen van mededingingsbeperkende afspraken zoals prijsafspraken, een opgelegde artsenkeuze (marktverdelingsafspraken) en zittende aanbieders die samen nieuwe, innovatieve toetreders tegenwerken.
Vallen Academische Ziekenhuizen, die geen winstoogmerk hebben en uitsluitend worden gefinancierd vanuit de zorgverzekeraars en de rijksoverheid, onder de gereguleerde marktwerking in de zorg? Zo ja, op grond waarvan? Zo nee, hoe is het mogelijk dat het Academisch Medisch Centrum (AMC) de afgelopen jaren vele tonnen heeft besteed aan mededingingsadvocaten, het Universitair Medisch Centrum Utrecht een voltijds mededingingsjurist heeft aangesteld en het academisch ziekenhuis in Groningen vorig jaar 17 000 euro kwijt was aan externe mededingingsadviezen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Op dit moment hebben academische ziekenhuizen noch algemene ziekenhuizen een winstoogmerk. Net als algemene ziekenhuizen, maken academische ziekenhuizen voor een groot deel van hun activiteiten afspraken over volume en prijzen met de verschillende zorgverzekeraars. Het maken van afspraken tussen aanbieders en zorgverzekeraars is vastgelegd in de Zorgverzekeringswet die ervoor zorgt dat de patiënt een centrale positie heeft in het zorgstelsel. Een belangrijk aspect daarbij is de keuzevrijheid van de patiënt. Hij moet kunnen kiezen voor een zorgverzekeraar naar keuze en een aanbieder naar keuze. Ten behoeve van de borging van die keuzevrijheid is er onafhankelijk toezicht op mededingingsbeperkende afspraken die de patiënt en verzekerde benadelen, zoals prijsafspraken en marktverdelingsafspraken. Ziekenhuizen willen zeker weten dat ze de mededinging niet beperken en nemen om die reden (fulltime of parttime) deskundigen aan.
Hoeveel geld wordt er jaarlijks vanaf 2006 besteed door zorginstellingen aan mededingingsadviezen, uitgesplitst naar de verschillende zorgsectoren? Indien u niet over deze gegevens beschikt, bent u bereid dit te onderzoeken? Zo nee, welke betekenis heeft dan nog uw wens om de zorgkosten te beheersen?
Zorginstellingen zijn geen publieke organisaties, zodat zij zelf de keuze kunnen maken waaraan zij hun financiële middelen besteden. In hun jaarrekeningen leggen zij hier verantwoording over af. Ik acht het niet nodig uit te zoeken welk deel zij gebruiken voor de naleving van regels, waaronder mededingingsregels. Voor het beheersen van het totaal aan zorgkosten is het belangrijk dat er geen mededingingsbeperkende afspraken worden gemaakt, zoals premieafspraken tussen zorgverzekeraars en prijs- of marktverdelingsafspraken tussen zorgaanbieders. Het zijn juist dergelijke afspraken die de prikkel om doelmatig en innovatief te werken verminderen en leiden tot een verhoging van de totale zorgkosten.
Hoeveel geld wordt er jaarlijks vanaf 2006 besteed door zorginstellingen aan adviezen over aanbestedingen, uitgesplitst naar de verschillende zorgsectoren? Indien u niet over deze gegevens beschikt, bent u dan bereid dit te onderzoeken? Zo nee, welke betekenis heeft dan nog uw wens om de zorgkosten te beheersen?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is uw reactie op de uitspraak van Alexander Rinnooy Kan dat een inval van de NMa bij het AMC, twee jaar geleden, goed het «veranderende landschap» onderstreept waarin de zorg functioneert? Vindt u het wenselijk dat het zorglandschap in deze zin verandert? Wilt u uw antwoord toelichten?
De verandering van het zorglandschap van een centraal op aanbod gestuurd stelsel naar een decentraal vraaggestuurd stelsel waarin de patiënt centraal staat, is een proces dat reeds jaren loopt. Bij de verandering in de verantwoordelijkheden van veldpartijen die de stelselwijziging met zich heeft gebracht, hoort ook een verandering in de wijze waarin op de invulling van die verantwoordelijkheden wordt toegezien. Ik interpreteer de uitspraak van de voorzitter van de Raad van Toezicht van het AMC derhalve als een feitelijke observatie van dit gegeven.
Deelt u de mening dat, hoe meer risico zorgaanbieders en zorgverzekeraars gaan lopen, hoe groter de behoefte aan juridische en beleidsmatige adviezen zal worden, met alle gevolgen van dien voor de kosten? Zo ja, is dit wat u beoogt met uw beleid en hoe verhoudt zich dit tot de wens van doelmatige en goedkope zorg? Zo nee, waarom niet?
Voor zorgaanbieders en zorgverzekeraars geldt dat dit private organisaties/ondernemingen zijn, die als ze onvoldoende juridische of beleidsmatige kennis op een bepaald rechtsgebied in huis hebben, deze kunnen inhuren. Elke onderneming zal daarbij zelf een keuze maken of er personeel wordt ingehuurd of in dienst wordt genomen. Mijn beleidsprioriteit ligt bij doelmatige en kwalitatief goede zorg. Het neerleggen van risico bij zorgaanbieders en zorgverzekeraars draagt in belangrijke mate bij aan het verbeteren van de doelmatigheid en kwaliteit van de zorg. Het waar nodig inwinnen van juridische en beleidsmatige adviezen staat hier niet aan in de weg. Het inwinnen van advies kan immers, ondanks de kosten ervan, per saldo ook leiden tot goedkopere zorg.
Worden bij voornemens van het kabinet ten aanzien van het uitbreiden van de marktwerking in de zorg (bijvoorbeeld uitbreiding B-segment, invoering winstuitkeringen, vergroten risicodragendheid) de toenemende administratieve en bureaucratische lasten meegerekend, zoals mededingings- en aanbestedingsadviezen? Zo ja, kunt u de verwachte effecten inzichtelijk maken? Zo nee, waarom niet?
Regeldruk, waaronder administratieve lasten, wordt sedert het eerste kabinet Balkenende via een uniforme definitie en een daaraan gekoppeld model inzichtelijk gemaakt. Sindsdien heeft ieder kabinet in het Regeerakkoord een kwantitatieve doelstelling geformuleerd, die bestaat uit een saldo van alle toe- en afnames. Voor zover beleidsvoornemens ten aanzien van de zorgsector leiden tot een toename van de regeldruk, maken deze, mits binnen de afgesproken definitie, onderdeel uit van dit saldo zoals dat voor het ministerie van VWS van toepassing is. Voorts wordt ook bij de concrete uitwerking van beleidsvoornemens uitdrukkelijk toegelicht wat de verwachte effecten zijn ten aanzien van de regeldruk, opdat dit onderwerp kan zijn van de parlementaire behandeling van deze voornemens.
Welke (wettelijke) maatregelen of besluiten zouden noodzakelijk zijn om de zorg te vrijwaren van de mededingingsregels waarop de NMa handhaaft, los van uw opvattingen hierover?
Het terugkeren naar een centraal aanbod gestuurd stelsel, waarin de patiënt niet langer centraal staat en zorgaanbieders vrijwel geen ruimte meer hebben om zich van elkaar te onderscheiden, zou met zich brengen dat ook de mededingingsregels niet langer van toepassing zullen zijn. Ten aanzien van de ziekenhuiszorg en de langdurige zorg is daarbij relevant dat beleidswijzigingen die vanaf 2003 zijn ingevoerd, met zich hebben gebracht dat de mededingingsregels hierop van toepassing zijn geworden. Concreet zou dit dus betekenen dat waar het de ziekenhuiszorg en de langdurige zorg betreft, ten minste de beleidswijzigingen die sinds 2003 zijn doorgevoerd en gericht waren op het direct of indirect creëren of vergroten van het onderscheidingsvermogen van zorgaanbieders en de keuzevrijheid van patiënten, teruggedraaid zouden moeten worden.
Het bericht dat voor diefstal veroordeelde bejaardenverzorgers zonder problemen terecht kunnen in anderen tehuizen |
|
Karen Gerbrands (PVV), Fleur Agema (PVV) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Vrij spel berovers bejaarden/politie traceert honderden sieraden»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het van groot belang is per direct een landelijk registratiepunt op te richten, helemaal nu blijkt dat het ontbreken van zo’n lijst tot grote frustraties leidt bij rechercheurs? Zo neen, waarom niet?
Zoals ik heb aangegeven in antwoord op eerdere vragen van mw. Agema (van 2 april jl., kenmerk 2012Z06736, zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 2453) ben ik samen met brancheorganisaties en de Inspectie voor de Gezondheidszorg aan het nagaan of een «landelijk registratiepunt» of «zwarte lijst», waarom het Nationaal Ouderenfonds heeft gevraagd, wenselijk en mogelijk is. Hierbij komen nadrukkelijk ook de juridische aspecten van een dergelijk registratiepunt of een dergelijke lijst aan bod.
Deelt u de mening dat het van de zotte is dat er nog steeds managers van verzorgingshuizen bestaan die geen aangifte doen omdat zij bang zijn dat hun instelling daardoor in een kwaad daglicht komt te staan? Is het management van deze instellingen daardoor niet medeplichtig? Zo neen, waarom niet?
Het is primair de cliënt die verantwoordelijk is voor het doen van aangifte. Het is de dader die verantwoordelijk is voor zijn/haar daden, de zorginstelling acht ik niet medeplichtig. De zorginstelling is wel verantwoordelijk voor het creëren van een veilig klimaat. Dit betekent dat er sprake moet zijn van een adequaat beleid rondom diefstal in de zorginstelling, waaronder goede diefstalpreventie en voorlichting. Ik pleit er – vanuit dat perspectief – dan ook voor dat zorginstellingen getroffen cliënten stimuleren tot en/of ondersteunen bij het doen van aangifte. Ten slotte kan de zorginstelling zelf aangifte doen namens de cliënt.
Deelt u de mening dat deze daders zo snel mogelijk en voor langere tijd achter slot en grendel opgeborgen moeten worden? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen? Zo neen, waarom niet?
Ik ben het zeker eens dat deze daders gestraft dienen te worden. Er zijn algemene kaders voor het opsporen en straffen van plegers van diefstal. In de rechtsregels binnen het strafrecht is vastgelegd welke straf hiervoor wordt gesteld. Dit valt onder de verantwoordelijkheid van de minister van Veiligheid en Justitie.