De berichten ‘Slachthuis mocht open blijven ondanks veel coronabesmettingen’ en ‘Dit is waarom slachthuis Vion open mocht blijven ondanks de vele coronabesmettingen’ |
|
Marijke van Beukering-Huijbregts (D66), Tjeerd de Groot (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Slachthuis mocht open blijven ondanks veel coronabesmettingen» en «Dit is waarom slachthuis Vion open mocht blijven ondanks de vele coronabesmettingen»?1, 2
Ja, ik heb de berichten gezien.
Hoe beoo rdeelt u dat slachterij van Rooi Meat in Helmond na de verplichte coronasluiting veel meer mensen liet werken dan afgesproken, namelijk 500 in plaats van 300?
Zoals aangegeven in antwoorden op vragen van het lid Wassenberg3, is Van Rooi Meat na de sluiting weer gefaseerd opgestart met klachtenvrije en negatief geteste medewerkers. Aan de herstart van de werkzaamheden is een test met een testgroep van aanvankelijk 300 personen op verschillende afdelingen vooraf gegaan, in de dagen erna oplopend in omvang. De snelheid van de fasering in deze opstart was afhankelijk van de beschikbaarheid van (commerciële) testcapaciteit en de beoordeling van deze testresultaten door de GGD. De beschikbaarheid van (commerciële) testcapaciteit was ruimer voorhanden dan vooraf ingeschat. De te nemen maatregelen, zowel materieel als procedureel, waren goed en deskundig uitgevoerd.
Het daadwerkelijk starten van het volledige productieproces was afhankelijk van de testresultaten, van ziektebeelden (informatie van bedrijfsartsen) en de te nemen maatregelen door het bedrijf. Hiervoor is in de casus Van Rooi Meat ingestoken op een integrale aanpak van de gezondheidsproblemen; in het bedrijf is vooraf alles op orde gebracht, maar ook het reizen en wonen van de medewerkers moet volgens afspraak uitgevoerd worden.
De voorzitter van de veiligheidsregio heeft een afweging gemaakt en besloten het bedrijf een waarschuwing te geven en geen sanctie op te leggen voor het feit dat er vooraf geen melding is gemaakt van het daadwerkelijk bij de controle aanwezige aantal personen. Aan de overige afspraken werd wel voldaan en de situatie werd als voldoende veilig en verantwoord geacht.
Klopt het dat de veiligheidsregio hiervan af wist, maar geen actie heeft ondernomen? Zo ja, wat is de reden hiervoor?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is de reden dat de veiligheidsregio deze overtreding «niet groot genoeg vond om in te grijpen»?
Zie antwoord vraag 2.
Was u ervan op de hoogte dat de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) van Rooi Meat heeft aangemoedigd om zelf bepaalde mensen naar voren te schuiven voor een steekproef, waarbij van Rooi Meat, tegen de afspraken in, medewerkers naar voren heeft geschoven die op kantoor werkten?
De GGD heeft mij verzekerd dat hier geen sprake van is geweest. De GGD heeft Van Rooi Meat gevraagd om een evenredig aantal medewerkers uit verschillende onderdelen van het bedrijfsproces bij hen aan te melden voor een coronatest. Na het testen en bij de intake ter plaatse werd genoteerd waar deze mensen werkten. Aan het einde van de dag bleek dat de verdeling van werkplekken (slagersgedeelte, inpakgedeelte, kantoor) niet evenredig was en dat de steekpoef niet representatief was. Toen is er een tweede steekproef gedaan op Eerste Pinksterdag (31 mei 2020) waarbij de GGD zelf de selectie van medewerkers heeft gedaan.
Wat vindt u van deze werkwijze?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u dat slachthuis Vion in Boxtel niet dicht moest en van Rooi Meat in Helmond wel, ondanks dat op beide bedrijven sprake was van ongeveer even veel coronabesmettingen?
Het is aan de voorzitter van de veiligheidsregio in het kader van infectieziektenbestrijding om per geval de meest geëigende (beheers)maatregelen te nemen. Dat betekent in de praktijk dat op basis van de geconstateerde situatie in enkele gevallen besloten is een bedrijf tijdelijk stil te leggen, terwijl dat in andere gevallen niet als noodzakelijk werd beoordeeld. In alle gevallen was het belang van de volksgezondheid leidend. De voorzitter van de veiligheidsregio wordt hierover geadviseerd door de GGD. Daarbij wordt ook informatie gebruikt van de rijksinspecties en het bedrijf zelf.
Waarom mocht Vion openblijven van de veiligheidsregio toen bleek dat de meeste positief geteste medewerkers klachten hadden?
Ik verwijs u naar antwoorden op eerdere vragen van de leden Moorlag en Gijs van Dijk4 d.d. 9 juli 2020.
Welke actie is ondernomen toen bleek dat Vion haar afspraken niet na kwam?
De veiligheidsregio geeft desgevraagd aan dat Vion de afspraken wel degelijk is nagekomen.
Was de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op de hoogte van deze problematiek? Zo ja, waarom heeft deze niet ingegrepen door het slachtproces te stoppen? Zo nee, hoe is dit mogelijk?
De NVWA was op de hoogte van het feit dat er getest werd door de GGD. De NVWA is als werkgever verantwoordelijk voor een veilige werkomgeving voor haar medewerkers en de officiële assistenten van de Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS). De NVWA neemt maatregelen als hun veiligheid in het geding is. In deze situatie was er geen aanleiding voor de NVWA om de dienstverlening tijdens het slachtproces op te schorten.
Hoe verhoudt de rol van de NVWA zich in dit soort gevallen tot die van de veiligheidsregio?
Met betrekking tot de veiligheidsregio’s betreft het taken en bevoegdheden van de voorzitter van de veiligheidsregio op grond van de Wet publieke gezondheid. Die taken en bevoegdheden voert de voorzitter uit onder leiding van de Minister van VWS. De NVWA is vanuit haar verantwoordelijkheid als werkgever verantwoordelijk dat haar medewerkers en officiële assistenten van de Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS) gezond en veilig hun werk kunnen doen.
Welke bevoegdheden heeft u om in te grijpen wanneer de veiligheidsregio niet gepast te werk gaat?
Er is geen sprake van dat de veiligheidsregio’s niet gepast te werk gaan.
Hebben de veiligheidsregio, de NVWA en/of de GGD u op de hoogte gebracht? Zo ja, waarom heeft u geen actie ondernomen en bent u van mening dat u had moeten ingrijpen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben geïnformeerd over de situaties op de bedrijven en de contacten tussen de bedrijven en de veiligheidsregio’s, NVWA, de GGD en de Inspectie SZW. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7 is het aan de voorzitter van de veiligheidsregio in het kader van infectieziektenbestrijding om per geval de meest geëigende (beheers)maatregelen te treffen. Dat hebben zij ook gedaan.
In welke situaties is het in de slachthuizen niet mogelijk om 1,5 meter afstand te houden, waardoor is gekozen voor het ter beschikking stellen van mond- en neuskapjes voor dierenartsen?3
Daar waar de keuring of het toezicht binnen 1,5 meter van een medewerker van het bedrijf, een officiële assistent van de Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS) of een andere toezichthouders van de NVWA plaatsvindt, is door de NVWA de werkwijze aangepast om deze specifieke taken op een veilige wijze te kunnen uitvoeren. In die situaties waar het niet mogelijk is om 1,5 meter afstand in acht te nemen, heeft de NVWA ervoor gekozen om haar toezichthouders en de officiële assistenten van KDS te voorzien van mondmaskers en gelaatschermen.
Bent u toch bereid de gang van zaken van afgelopen maanden vroegtijdig te evalueren, in plaats van te wachten tot de coronacrisis in zijn algeheel wordt geëvalueerd? Zo nee, waarom niet?
Op 11 juni jl. heeft het «Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten» onder leiding van Emile Roemer aanbevelingen gepresenteerd om de positie van arbeidsmigranten op de korte termijn te verbeteren. Hierbij is gekeken naar de woon- en werksituatie van arbeidsmigranten. Op basis van hun aanbevelingen is in de Kamerbrief van 3 juli jl., met de kabinetsreactie op de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten6, aangegeven dat de veiligheidsregio’s, samen met de landelijke toezichthouders en de meest betrokken departementen, werken aan de inrichting van een nieuw samenwerkingsplatform bij het Landelijk Operationeel Team Corona (LOT-C).
Inmiddels is dit landelijke samenwerkingsplatform per 1 september operationeel. Het samenwerkingsplatform bereidt – met respect voor de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verschillende partijen – een gecoördineerde inzet voor op het regionale niveau om snel te kunnen optreden bij een uitbraak in een bedrijf of een sector, zoals recent bij slachthuizen en zoals verzocht in motie Smeulders en Bromet7. De leerervaringen uit de eerste maanden van de crisis worden hierbij mee genomen.
Bent u bereid naar aanleiding van deze berichtgeving de motie de Groot (Kamerstuk 28 286, nr. 1106) versneld uit te voeren?
Uw Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd over de resultaten van alle gesprekken met de brancheorganisaties van de varkens- en pluimveeslachterijen en met de primaire sectororganisaties en mogelijke vervolgacties.
Kunt u alle vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ik heb mij ingespannen uw vragen zo goed mogelijk te beantwoorden.
Het anticiperen op de testcapaciteit in Nederland en het plotseling stoppen met testen van reizigers uit oranje gebieden op Schiphol. |
|
Antje Diertens (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Herinnert u zich het advies van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) op 16 maart jl. waarin de directeur-generaal stelt:«Once again, our key message is: test, test, test?»
Ja.
Kunt u een gedetailleerde uitleg geven van hoe de berekeningen in uw brief van 20 mei jl. voor de testcapaciteit in de zomer van 30.000 tests per dag tot stand zijn gekomen? Zo nee, hoe bent u tot deze inschatting gekomen?1
De schatting van de potentiele testvraag is door het RIVM gemaakt, op basis van meerjarige, historische gegevens van het aantal mensen dat met luchtwegklachten bij de huisarts komt, het percentage van de mensen met luchtwegklachten dat de huisarts bezoekt, en het aantal COVID-19 patiënten met klachten. Het specifieke doel van de berekening van de potentiële testvraag, en de specificatie van de doelgroepen voor de testen zijn opgesteld in interactie met de Landelijke Coördinatiestructuur Testcapaciteit (LCT). De berekeningen zijn in de maanden april en mei enkele keren herhaald omdat er nieuwe informatie beschikbaar werd gesteld, omdat de planningshorizon langer werd, en omdat de doelgroepen veranderden. Deze veranderingen hebben geen effect gehad op van grootte van de verwachtte testvraag.
Daarbovenop heeft de LCT steeds rekening gehouden met de vraag naar reguliere, non-Coviddiagnostiek zoals in ziekenhuizen.
Kunt u het document van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) waarin de berekeningen zijn gedaan voor de verwachting van de testcapaciteit zoals u die vermeldt in uw brief van 20 mei jl. de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?2
Het document is toegevoegd als bijlage3.
Zijn er bij de berekeningen van de testcapaciteit, zoals deze in mei zijn gedaan, ook al berekeningen gemaakt voor de maanden september 2020 tot en met februari 2021? Zo ja, kunt u deze berekeningen met de Kamer delen? Zo nee, waarom is er destijds niet ook geanticipeerd op de periode na de zomer?
Ja, het document bevat een uitsplitsing per maand. Onderstaande grafiek geeft deze berekeningen weer. Zoals ook gemeld in mijn brief van 28 augustus hielden
wij rekening met 38.500 testen per dag in september (in de kamerbrief van 28 augustus is abusievelijk 37.500 testen per dag opgenomen i.p.v. 38.500 testen) Er is hierop geanticipeerd door diverse acties te ondernemen:
Is er bij de berekeningen voor de benodigde testcapaciteit, zoals dit in mei is gedaan, ook geleerd van de testcapaciteit en het testbeleid van andere Europese landen, zoals Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland? Zo ja, hoe zijn deze berekeningen hierdoor veranderd? Zo nee, waarom niet?
De LCT heeft het RIVM gevraagd om een schatting te maken van de testvraag, en gevraagd deze periodiek te herijken aan de hand van nieuwe inzichten. De berekeningen zijn in de loop van april en mei veranderd omdat er nieuwe informatie beschikbaar kwam en de specifieke doelgroepen veranderden. Op het totaal van de geschatte testvraag leidde dit niet tot veranderingen. Het RIVM heeft steeds bevestigd dat de berekening van de potentiele testvraag gebaseerd op gegevens over incidentie van luchtweginfecties door het jaar heen een goede basis is voor de testcapaciteit. Dit is niet afhankelijk van nationaal of internationaal testbeleid.
Kunt u zichde berichten van Nieuwsuur van 9 juni jl. («Er kon veel meer getest worden in de zorg en dat had doden kunnen schelen») en 3 september jl. («Testlabs kunnen wél meer aan, maar deze concurrentiestrijd zit in de weg») herinneren waarin werd gesteld dat laboratoria in staat waren om extra testcapaciteit te leveren, ook in de periode maart en april, maar deze niet op grote schaal worden ingezet?3 4
Ja.
Heeft u brieven ontvangen van grote laboratoria – zoals zoals Sanquin, Saltro en Star-SHL, die door Nieuwsuur genoemd worden – met hun aanbod om de testcapaciteit te vergroten? Zo ja, zijn dit alle laboratoria en kunt u deze brieven de Kamer doen toekomen?
Voor zover ik heb kunnen nagaan hebben genoemde laboratoria in maart of april mij niet per brief benaderd. Uit gegevens van het RIVM blijkt dat Star-shl eind maart is gevalideerd voor het uitvoeren van Covid-19 diagnostiek. Eind maart was het laboratorium, evenals een groeiend aantal andere laboratoria in staat testen uit te voeren voor zorginstellingen of GGD’en die dat wilden. Daaraan stond niets meer in de weg. Er zijn contacten geweest in april met de koepel van huisartsenlaboratoria, SAN. Deze hebben ertoe geleid dat de eerstelijnslaboratoria zoals Saltro en Star-SHL maar ook andere steeds meer zijn ingeschakeld door GGD’en.Het ministerie speelde op dat moment geen rol in het sturen op teststromen, zoals momenteel het geval is via het LCDK. Sanquin is door mijn ministerie benaderd op 28 maart met de vraag wat zij zouden kunnen betekenen voor de testcapaciteit. Daarna heb ik Sanquin gevraagd om zich voor te bereiden op het uitvoeren Covid-19 diagnostiek en heb ik het verzocht op te treden als pandemielaboratorium. Vanaf juni is Sanquin steeds meer testen gaan uitvoeren.
Met hoeveel testen per dag en hoe snel zou de capaciteit zijn opgehoogd indien u op al deze verzoeken was ingegaan?
Ik heb in de week nadat ik op 19 maart de verantwoordelijkheid op mij nam om de uitbraak van het coronavirus te bestrijden direct werk gemaakt van het vergroten van de testcapaciteit. Op 26 maart heb ik de heer Feike Sijbesma verzocht op te treden als Speciaal Gezant Corona namens het kabinet om de testcapaciteit te vergroten. Op 27 maart is de Landelijke Coördinatiestructuur Testcapaciteit opgericht. Tot dat moment speelde het ministerie geen rol in het vergroten en toewijzen van de testcapaciteit en beschikte op dat moment niet over inzicht in de testcapaciteit.
Op 29 maart bleek uit een nieuwe inventarisatie van de Taskforce Diagnostiek, die op verzoek van het OMT was begonnen met het verruimen van de testcapaciteit, dat de op dat moment gevalideerde laboratoria in staat waren
veel meer testen uit te voeren dan op dat moment het geval. Op basis daarvan adviseerde het OMT op 30 maart om het restrictieve testbeleid te verlaten en per 6 april ook zorgmedewerkers buiten het ziekenhuis te testen bij klachten.
Kunt u aangeven wat de voornaamste redenen waren om niet in te gaan op het aanbod van deze grotere laboratoria?
Zie antwoord vraag 8.
Welke kwaliteits- en betrouwbaarheidscriteria worden er gehanteerd om als laboratorium in aanmerking te komen voor het verrichten van polymerase chain reaction (PCR)-tests in opdracht van de GGD-teststraten?
Voor het zelfstandig uitvoeren van SARS-CoV-2-diagnostiek wordt van de laboratoria verwacht dat ze voldoen aan een set kwaliteitsvoorwaarden. Deze zijn opgesteld door het RIVM. Het gaat hierbij om het voldoen aan de volgende kwaliteitscriteria:
Uitgebreide informatie over dit onderwerp is te vinden in de Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (LCI) richtlijn COVID-19.
Kunt u een overzicht geven van alle Nederlandse laboratoria met daarbij hun testcapaciteit voor PCR-testen op SARS-COV-2 en kunt u per laboratorium aangeven hoe zij scoren op de kwaliteits- en betrouwbaarheidscriteria en of deze zijn aangesloten bij de teststraten van de GGD?
De lijst van laboratoria die voldoen aan de kwaliteitseisen is te vinden in de Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (LCI) richtlijn Covid-19.6
Kunt u aangeven waarom het nu noodzakelijk is uit te wijken naar buitenlandse laboratoria en dit niet noodzakelijk was op 1 juni, bij aanvang van het bredere testbeleid?
Voor de zomermaanden gingen we uit van 30.000 testen per dag, zoals geschat door het RIVM. Dat konden de op dat moment gevalideerde laboratoria aan, mits de teststromen flexibel naar alle gevalideerde laboratoria konden worden gestuurd. Dit was de rol van het LCDK en het CoronIT-systeem was daarbij behulpzaam. Daarnaast is onder regie van de LCT vanaf mei gewerkt aan de verdere verruiming van de testcapaciteit, ter voorbereiding op het najaar. De volgende acties zijn genomen:
Begin van de zomer is in de LCT ook gesproken over het contracteren van buitenlandse laboratoria als extra optie, maar daarvoor was aan het begin, toen iedereen met klachten zich per 1 juni kon laten testen, nog geen noodzaak. De testvraag bleef nog ver achter bij de beschikbare testcapaciteit. Het RIVM heeft daar destijds ook over bericht in de media.
Er werden ca. 90.000 COVID testen afgenomen in week 24, in week 29 was dit 102.700 testen, in week 30, 135.000 testen. Pas in week 36 steeg dit naar 225.700 en in week 37 naar 259.000 testen. Omdat medio augustus bleek dat bovengenoemde acties vertraging opliepen en de vraag juist snel steeg, is besloten om alsnog buitenlandse laboratoria te contracteren. Daarbij is het feit meegewogen dat het contracteren van buitenlandse laboratoria vanwege de reistijd geen gunstig effect zou hebben voor de doorlooptijden.
Kunt u aangeven hoe deze buitenlandse laboratoria scoren op de kwaliteits- en betrouwbaarheidscriteria?
Alleen buitenlandse laboratoria die voldoen aan de kwaliteitscriteria zoals opgenomen in de Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (LCI) richtlijn Covid-19 worden toegevoegd aan de lijst.
Is er eerder in de periode 1 april tot nu overwogen uit te wijken naar het buitenland? Zo ja, waarom is deze overweging niet uitgevoerd? Zo nee, waarom niet?
Ja, als aanvullende optie. Zie antwoord op vraag 12.
Klopt het dat het huidige tekort aan coronatesten al in mei werd aangekondigd door Speciaal Gezant Feike Sijbesma, zoals gesteld in het Follow the Money artikel van 11 september jl.? Zo ja, kunt u – indien beschikbaar – de correspondentie waarin dit staat met de Kamer delen?5
In de LCT is de vraag aan de orde gesteld, onder andere door de heer Sijbesma, of het nodig was om reeds voorbereidingen te treffen op een hogere testvraag als gevolg van asymptomatisch testen. Hierover is in de zomer het OMT om advies gevraagd op 16 juli. Het OMT heeft geadviseerd om onderzoek te doen naar de meerwaarde van het testen zonder klachten in drie situaties: in het kader van8 het reguliere bron- en contactonderzoek,9 in het kader van de teststraat op Schiphol en10 in het kader van CoronaMelder. Het onderzoek naar asymptomatisch testen in het kader van het reguliere bron- en contactonderzoek stond op het punt om te starten, maar door het gebrek aan testcapaciteit waren RIVM en de GGD’en genoopt om voorrang te geven aan testen van mensen met klachten. Dit onderzoek is daarom nog niet gestart, ik treed hierover in overleg met RIVM. Zodra de testcapaciteit toereikend is kan dit onderzoek worden gestart. De twee overige onderzoeken zijn half september beëindigd, bij het wijzigen van het testbeleid door schaarste. Het onderzoek naar asymptomatisch testen in het kader van de teststraat op Schiphol wordt binnenkort gedeeld met Uw Kamer. Het onderzoek naar asymptomatisch testen in het kader van CoronaMelder heeft gezien de korte periode en de op dat moment nog beperkte adoptiegraad onvoldoende kwalitatieve data opgeleverd om te analyseren.
Welke rol speelde de Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM) in het wel of niet opschalen van de testcapaciteit bij meer laboratoria?
De voorzitter van de NVMM heeft samen met enkele deskundigen in maart op verzoek van het OMT het initiatief genomen tot oprichting van de taskforce diagnostiek met als doel de testcapaciteit te vergroten. De Taskforce zou aanvankelijk ook een coördinerende rol krijgen, maar deze werd uiteindelijk overgenomen door de LCT. Als voorzitter van de Taskforce is zij gevraagd deel te nemen aan de LCT, in een adviserende rol.
Kunt u de correspondentie tussen uw ministerie en de NVMM in de periode 1 maart jl. tot nu delen met de Kamer?
Voor zover ik heb kunnen nagaan is er geen sprake geweest van formele correspondentie tussen de NVMM en het ministerie. Zoals in antwoord 16 uitgelegd kreeg de Taskforce Diagnostiek een adviserende rol, niet de NVMM.
Kunt u een gedetailleerde uitleg geven hoe de berekening tot stand is gekomen dat in september 37.500, in november 55.000, in december 70.000 en in februari 85.000 testen per dag nodig zijn voor COVID-19 diagnostiek, zoals u meldt in uw brief van 28 augustus jl?6
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 2.
Waarom verwacht u in uw brief van 11 september jl. dat de testcapaciteit eind september al op 50.000 en eind oktober op 70.000 testen per dag zal zijn, terwijl deze verwachting afwijkt van uw verwachting zoals u die stelde in uw brief van 28 augustus jl.?7 8
In korte tijd zijn er contracten gesloten met buitenlandse laboratoria. Dit zorgt voor een verhoging van de testcapaciteit. Of dit voldoende is, is afhankelijk van de testvraag en of de momenteel ingeschakelde laboratoria testen kunnen blijven leveren. Per begin oktober was er laboratorium capaciteit voor ca. 56.500 COVID19 testen.
Kunt u de documenten van het RIVM waarin de berekeningen zijn gedaan voor de verwachting van de testcapaciteit zoals u die vermeldt in uw brieven van 11 september jl. en 28 augustus jl. de Kamer doen toekomen?9 10
Ja, zie bijlage.
Kunt u een overzicht geven van de verschillen tussen de berekeningen van de verwachte testcapaciteit zoals u die vermeldde in uw brieven van 11 september jl., van 28 augustus jl. en van 20 mei jl.?11 12 13
Aan alle gemelde schattingen van de testvraag in alle Kamerbrieven ligt dezelfde schatting van het RIVM ten grondslag. Om aan deze testvraag te kunnen voldoen, heb ik mij ingezet om de testcapaciteit op te schalen. Deze ontwikkelt zich dankzij recente en reeds eerder gestarte inspanningen opwaarts. Het is gelukt om eind september de verwachtte 50.000 COVID19 laboratorium capaciteit te hebben en eind oktober van 70.000 COVID19 testen beschikbaar te hebben.
Is er bij de berekeningen voor de benodigde testcapaciteit in uw brief van 28 augustus jl. en 11 september jl. ook geleerd van de testcapaciteit en het testbeleid van andere Europese landen, zoals Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland? Zo ja, hoe zijn deze berekeningen hierdoor veranderd? Zo nee, waarom niet?14 15
Zie antwoord op vraag 5.
Kunt u het op- en afschalen van het testbeleid vanaf 16 maart tot nu in een tijdslijn onder elkaar zetten waarbij u onder andere, maar niet uitputtend, de prioritering van beroepen, doelgroepen en de start van de teststraat op Schiphol betrekt?
12 maart
Aantal beschikbare testen zo optimaal mogelijk in zetten. Zorgmedewerkers richten zich op het vroeg opsporen van patiënten die een verhoogd risico hebben op ernstige ziekte. Het gaat hier met name om ouderen, patiënten die horen tot een van de risicogroepen en ernstig zieke patiënten met luchtwegklachten.
17 maart
Alleen zieke mensen en kwetsbare mensen testen. Niet personeel testen op advies van het OMT. Ook testen bij huisartsen.
6 april
Niet uitsluitend zorgmedewerkers met patiëntencontact en risicogroepen van patiënten binnen het ziekenhuis, maar ook zorgverleners en specifieke groepen buiten het ziekenhuis worden nu getest als ze klachten hebben (huisartsen, verpleeghuizen, gehandicaptenzorg, thuiszorg, jeugdzorg en ggz.).
6 mei
Personeel in het primair onderwijs en de kinderopvang kan door GGD getest worden bij (milde) klachten.
18 mei
Mantelzorgers, medewerkers in het OV en medewerkers van politie DJI, marechaussee en BOA’s kunnen ook getest worden.
1 juni
Iedereen met (milde) klachten kan zich laten testen. Er is capaciteit voor 30.000 testen per dag.
13 augustus
Reizigers op Schiphol kunnen zich laten testen in het kader van een proef.
17 augustus
De praktijktest van de Coronamelder is gestart. Deze loopt tot de landelijke introductie. Mensen kunnen zich na notificatie ook zonder klachten laten testen. Dat geldt alleen gedurende de testperiode in de 5 testregio’s.
11 september
Vanwege de druk op de labcapaciteit moet de teststraat op Schiphol tijdelijk worden gepauzeerd.
Daarnaast kunnen mensen uit de CoronaMelder zich alleen laten testen wanneer zij een melding hebben gekregen, als zij ook (milde) klachten hebben/ontwikkelingen.
18 september
Onderwijspersoneel en zorgmedewerkers met (milde)klachten kunnen zich met voorrang laten testen.
Kinderen van 0–12 jaar mogen zich wel, maar hoeven zich niet te laten testen bij milde verkoudheidsklachten.
Kunt u de tijdslijnen van het op- en afschalen van het testbeleid van andere Europese landen, waarvan minimaal Denemarken, Verenigd Koninkrijk en Duitsland, naast de tijdslijn van het op- en afschalen van het testbeleid in Nederland leggen?
De exacte momenten heb ik niet beschikbaar. Maar uit een verkenning blijkt dat de tijdslijn van het opschalen van het testbeleid veelal samenvalt met de mate waarin het aantal besmettingen toenam. In de tijd zien we dat Denemarken voorliep op het aantal besmettingen ten opzichte van Nederland, Denemarken is
dan ook eerder op gaan schalen. Het Verenigd Koninkrijk zat qua oplopend aantal besmettingen later in de tijd dan Nederland, daarmee zijn zij later gestart met het opschalen van het testbeleid.
Wat is het aantal tests in Nederland per dag per 1000 mensen ten opzichte van landen als Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland en indien er verschillen zitten in het aantal tests per 1000 mensen tussen Nederland en andere landen, hoe is dit verschil te verklaren?
In week 36 was het percentage positieve testen in België 2,25, in Duitsland 0,78, in Denemarken 0,38 en in het Verenigd Koninkrijk 0,86. Nederland had in week 36 een percentage positieve testen van 2,30, dit is iets hoger dan België. Uit ervaring weten we dat het aantal positief geteste personen toeneemt, wanneer het aantal geteste personen stijgt. Tegelijk is het zo dat het percentage positief geteste personen daalt, wanneer je meer test.
Wat is het aantal tests per bevestigde besmetting in Nederland ten opzichte van landen als Denemarken, Verenigd Koninkrijk en Duitsland en indien er verschillen zitten in het aantal tests per bevestigde besmetting tussen Nederland en andere landen, hoe is dit verschil te verklaren?
Denemarken is een vergelijkbaar land ten aanzien van sociaaleconomische ontwikkeling, culturele achtergrond en geografie. Denemarken liep voor in het aantal besmettingen en is er geslaagd deze met een restrictief beleid onder controle te krijgen. Dat maakt Denemarken voor Nederland een interessant land om ons mee te vergelijken. Tegelijk zijn er grote institutionele verschillen tussen Denemarken en Nederland in de wijze waarop de zorg is georganiseerd.
Wanneer zijn de inzichten gekomen waaraan u refereert in uw brief van 1 september jl. – betreffende de lessons learned – dat Denemarken een goed voorbeeld is aangaande het testbeleid en waarin u vier geleerde lessen geeft?16
Ja.
Herinnert u zich uw uitspraak in uw brief van 1 september jl. betreffende de lessons learned:«In de voorbije weken zijn wij aanvullend intensief in contact geweest met collega’s in Denemarken, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en België. Wij hebben vooral met deze landen contact omdat buitenlandse ervaringen vertaalbaar moeten zijn naar de Nederlandse context. Het is daarom vooral nuttig om te leren van vergelijkbare landen»?17
Nederland is op diverse terreinen continu in contact met andere landen, zowel in bilateraal als Europees verband. In de zomerperiode hebben mijn ambtenaren in het kader van de genoemde lessons learned veelvuldig contact gehad met genoemde landen in dat kader.
Zelf heb ik op 20 augustus gesproken met mijn Deense collega en op 31 augustus met mijn Duitse collega.
Wanneer zijn deze contacten met de betreffende landen geweest?
Naast de bilaterale contacten spreek ik mijn Europese collega’s regelmatig tijdens de informele Europese Gezondheidsraden. Hier worden diverse onderwerpen besproken. Ik informeer de Kamer hier altijd na afloop over. Zo is er onder andere op ministerieel niveau op 19 maart gesproken over teststrategieën. Ik heb uw Kamer hierover op 25 maart jl. geïnformeerd. Daarnaast vindt er op ambtelijk niveau regelmatig overleg in EU-verband plaats, ook over testbeleid en testcapaciteit.
Heeft u in de periode van 16 maart jl. tot nu ook andere gesprekken gevoerd met uw collega’s in Denemarken, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en België aangaande het testbeleid en de testcapaciteit? Zo ja wanneer vonden deze gesprekken plaats?
Hiervoor verwijs ik u graag naar de lessons learned brief, die ik recent aan uw Kamer stuurde23.
Uiteraard kijk ik altijd goed naar het beleid in de landen om ons heen, ten einde ons eigen beleid steeds te verbeteren.
Indien u in de periode van 16 maart jl. tot nu contact had met uw collega’s in Denemarken, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en België, welke lessen konden er volgens u worden getrokken tijdens deze gesprekken en had u deze kunnen toepassen op het vergroten van de Nederlandse testcapaciteit?
In de gesprekken ging het om de aanpak van de Covid-pandemie in brede zin. Ten tijde van deze gesprekken lag het besmettingscijfer relatief laag en was er geen aanleiding om heel specifiek te spreken over het prioriteren van onderwijspersoneel bij het testbeleid.
Is de prioritering van testen in zorg en onderwijs ter sprake gekomen tijdens deze gesprekken?
In Duitsland krijgt onderwijspersoneel niet generiek voorrang bij het testen. Wel is het zo dat onderwijspersoneel voorrang krijgt bij het testen wanneer hun scholengemeenschap is getroffen door een uitbraak. Bijvoorbeeld in Noordrijn-Westfalen kunnen leraren tot 9 oktober elke 14 dagen een gratis test krijgen. In Nederland kunnen docenten vanaf aanstaande maandag zich met voorrang laten testen. Dit was eerder in Nederland niet nodig omdat ik vind dat iedereen zich
snel moet kunnen laten testen. Maar vanwege de toename in de doorlooptijden bij de GGD’en vanwege de druk op de labcapaciteit, is deze voorrang voor docenten nodig.
Kunt u aangeven of Duitse deelstaten, zoals Noordrijn-Westfalen en Beieren, wel in staat zijn geweest om, in aanloop naar de start van het schooljaar, personeel in het onderwijs voorrang te geven en frequenter te testen? Zo ja, hoe verschilt dit met Nederland?
Hiervoor verwijs ik u naar twee Kamerbrieven, die ik recent aan uw Kamer stuurde over de tijdelijke aanpassing testbeleid covid-1924 en het OMT advies van 14 september.25 Voor de ontwikkeling van de testcapaciteit wil ik u ook verwijzen naar mijn brief van 13 oktober. De afgelopen weken lag de vraag naar testen hoger dan het aanbod. Dat lag met name aan de schaarse laboratoriumcapaciteit. Ik heb inmiddels extra capaciteit weten te organiseren, onder andere door met drie buitenlandse laboratoria contracten af te sluiten en ik zet in op het gepoold analyseren van testen. Ik verwacht komende tijd veel van de validatie en inzet van sneltesten en andere innovatieve testmethoden. En ik verwacht dat deze in november stapsgewijs ingezet kunnen worden.
Voor de iets langere termijn verwacht ik ook veel van innovatieve testmethoden. Deze zijn nu nog niet beschikbaar op de markt, maar wel in ontwikkeling. Deze testen zijn deels aanvullend, deels potentieel vervangend voor de huidige PCR-testen. Ik stimuleer dat ook financieel. Voorbeelden van dit soort testen zijn ademtesten en isotherme PCR testen.
Ik verwacht eind dit jaar meer te kunnen melden over de voortgang van de ontwikkeling en de bruikbaarheid van dit soort innovatieve testmethoden.
Schematisch ziet de ontwikkeling van vraag en aanbod de komende periode er als volgt uit:
Kunt u op basis van de lessons learned een tijdslijn maken voor de komende zes maanden met daarin de verwachte testcapaciteit, het daaraan gekoppelde testbeleid, de prioritering van doelgroepen en op welke wijze het testbeleid wordt aangepast wanneer eventueel besmettingen en de druk op de testcapaciteit toenemen of andere kritische indicatoren zoals vermeld in het coronadashboard worden bereikt?
Ja.
Herinnert u zich dat u bij uw persconferentie van 6 augustus jl. het beleid ten aanzien van vluchten uit oranje gebieden als volgt omschreef:«Eind volgende week hopen we een teststraat op Schiphol in te richten. En daarna ook op andere luchthavens. [...] Vliegtuig landt. Je stapt het vliegtuig uit. En daar staat een clubje mensen klaar die zegt: «Joh, je komt uit een oranje land. Dat betekent sowieso dat je twee weken in quarantaine moet gaan. Dus die voorlichting wordt al meteen bij de gate gedaan. En overigens: dáár moet je je even laten testen. Want áls je onverhoopt het virus hebt meegenomen dan moet je niet zomaar in quarantaine, dan moet je ook in isolatie. [...] Kortom, we gaan wel zorgen dat op Schiphol de «guidance» ook wel zo is, dat áls je uit een oranje land komt, dát je dan ook langs die teststraat gaat.»?18
Ik verwijs u naar het antwoord op de vragen 44 t/m 46.
Deelt u de mening dat reizigers terecht de redelijke verwachting hadden enkele weken na uw persconferentie een test te kunnen doen op Schiphol na aankomst uit een risicogebied?19
Dat klopt, dit formele verzoek was 5 dagen voor de aankondiging. Aangezien het vliegverkeer pas laat van start is gegaan, leek het eerder niet nodig om passagiers te testen. Daarnaast adviseerde het OMT dat het alleen nuttig is om mensen zonder klachten testen in een proefsetting. Het OMT was dus niet direct voorstander van een teststraat op Schiphol.
Herkent u zich in de uitspraken van de GGD bij Nieuwsuur, waarin gemeld werd dat zij pas op 1 augustus het verzoek kregen op Schiphol een teststraat voor te bereiden? Zo ja, kunt u toelichten waarom dit verzoek pas daags voor uw aankondiging kwam?20
Bijgaand vindt u de officiële brief aan GGD Kennemerland. Deze is wel later verzonden dan het contact daarvoor is geweest.
Kunt u de communicatie omtrent het verzoek aan de GGD de teststraat op Schiphol in te stellen met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u naar de antwoorden op vragen 44 t/m 46
Kunt u aangeven wanneer de voorbereidingen voor het inrichten van de teststraat in gang zijn gezet? Kunt u stap voor stap aangeven hoe u heeft toegewerkt naar het inrichten van de teststraat conform uw aankondiging op de persconferentie van 6 augustus?
De teststraat is door GGD Kennemerland in een enorm korte periode opgezet. Er was afgesproken dat de teststraat beheerst opgeschaald zou worden. Op dat moment zat de GGD nog in de opstartfase, en was het onnodig om nogmaals een verzoek te doen om de teststraat verder op te schalen. Het testen van mensen zonder klachten is bovendien volgens het OMT minder belangrijk voor de bestrijding van de pandemie dan het testen van mensen mét klachten.
Herkent u zich in de uitspraak van de GGD op 18 augustus dat er op dat moment geen verzoek lag vanuit het Ministerie van VWS om de teststraat verder uit te breiden?21
Het voornemen was dat er – vanwege de ambitie om dit instrument breder in te zetten- opgeschaald kon worden. Echter, de labcapaciteit kwam zodanig onder druk te staan dat het testen van mensen zonder klachten, zoals op Schiphol, minder prioriteit kreeg. Opschaling was dus helaas geen optie.
Zo ja, hoe verenigt u die uitspraak met uw uitspraken op 26 augustus en aankondiging in uw Kamerbrief van 28 augustus waarin u zegt de teststraat beheerst te willen opschalen?22
Mijn verwachting was dat het testen van reizigers op Schiphol door kon gaan met opschalen, maar afhankelijk was van het beschikbaar komen van voldoende testcapaciteit en afhankelijk van de resultaten uit het onderzoek naar de effectiviteit van het testen van mensen zonder klachten. Dat bleek medio augustus helaas geen optie vanwege de druk op de labcapaciteit. De druk op de labcapaciteit was een voorname reden om te besluiten dat er voorlopig verder niet opgeschaald kon worden. Het testen van mensen zonder klachten is volgens het OMT minder belangrijk voor de bestrijding van de pandemie dan het testen van mensen mét klachten. De testcapaciteit dient immers zo efficiënt mogelijk te worden ingezet: welk gebruik van de testcapaciteit levert het meest op voor de bestrijding?
Kunt u de Kamer uw verzoek c.q. instructie tot opschalen vanaf 600 geteste reizigers (het niveau van 18 augustus) toesturen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 41.
Kunt u aangeven wanneer u voor het eerst besloot het testen bij aankomst op Schiphol niet voor iedereen open te willen stellen? Kunt u ook de afwegingen delen die tot dit besluit hebben geleid?
Zie antwoord vraag 41.
Wanneer, en op basis van welke ontwikkelingen, besloot u om uw voornemen uit uw aankondiging op 6 augustus, waarin u stelde dat iedere reiziger uit een oranje gebied getest zou worden, juist naar beneden bij te stellen?
Op 31 juli adviseerde het OMT om in het kader van lopend onderzoek naar testen van mensen zonder klachten ook studie te doen naar reizigers uit risicogebieden en na te gaan in hoeverre asymptomatisch testen een mogelijkheid is voor reizigers die uit een gebied waarvoor vanwege coronarisico’s een «oranje» reisadvies geldt komen. Dit onderzoek moest duidelijk maken of testen van asymptomatische reizigers in risicogebieden meteen bij binnenkomst een effectieve maatregel is om de import van het COVID-19 uit deze gebieden te voorkomen. Een overweging daarbij was dat dit eventueel kon bijdragen om de quarantaineperiode te verkorten en daarmee de naleving te verbeteren. De reden voor dit nader onderzoek is dat het risico op vals negatieven in de tests tot schijnzekerheid kan leiden.
Het kabinet heeft uw Kamer op 31 juli laten weten dat gelet op dit advies een aantal stappen gezet zouden worden, waaronder testen in een vrijwillige steekproefsgewijze testsetting, bijvoorbeeld op Schiphol of andere luchthavens. Daarbij heeft het kabinet nadrukkelijk gezegd te zullen kijken naar de implicaties voor de personele- en testcapaciteit van de GGD’en alsmede naar de gevolgen voor de verschillende uitvoeringsprocessen op luchthavens. Vanaf dat moment is gestart om deze mogelijkheid te verkennen, in samenspraak met GGD Kennemerland.
In de brief van 6 augustus heb ik u gemeld dat met deze teststraat er ook een kans lag om nader onderzoek te doen naar de effectiviteit van asymptomatisch testen, en dat het daardoor ook begeleid zou worden door het RIVM. In latere brieven en tijdens de persconferentie had ik nogmaals kunnen benadrukken dat de teststraat op Schiphol nog steeds onderdeel uitmaakte van een proef waarbij de meerwaarde van testen zonder klachten werd onderzocht.
In de loop van de maand augustus bleek door de toegenomen druk op de testcapaciteit het niet mogelijk om verder op te schalen, zoals aanvankelijk wel de intentie was. Daarom heb ik in mijn brief van 11 september besloten om het testen van mensen zonder klachten tijdelijk te stoppen, waaronder bij reizigers op Schiphol. Op basis van de resultaten van het onderzoek en de labcapaciteit, en de ontwikkelingen m.b.t. innovatieve testmethoden, zal worden bezien of de Schiphol teststraat weer wordt geopend en of reizigers wederom getest gaan worden. Op 14 september heeft het OMT geadviseerd over de prioritering van doelgroepen vanwege een dringend tekort aan test capaciteit waardoor (tijdelijk) prioritering van testen noodzakelijk is. Daarin heeft zij geadviseerd om bij schaarste in de testcapaciteit inkomende reizigers op Schiphol niet meer routinematig te testen, omdat het testen van personen zonder klachten niet als prioriteit wordt beschouwd door het OMT. Dit zie ik als een ondersteuning van mijn besluit op 11 september om de Schiphol teststraat tijdelijk te stoppen. Deze prioritering is opgesteld vanuit het oogpunt van infectieziektebestrijding.
Kunt u aangeven wanneer u voor het eerst het testen bij aankomst op Schiphol niet als algemeen geldend beleid omschreef, maar als een «proef»? Wanneer is besloten de teststraat op Schiphol enkel in te zetten als «proef»? Was dit voor of na de uitspraak van GGD-directeur Publieke Gezondheid Sjaak de Gouw in het programma Op1 van 26 augustus dat het louter om een proef zou gaan, en de intentie er helemaal niet was om op te schalen?23
Zie antwoord vraag 44.
Klopt het dat in uw Kamerbrief van 11 september jl. waarin u aankondigde dat de «proef» met testen op Schiphol per direct gestopt wordt, tevens de eerste keer is dat u in Kamerbrieven, antwoorden op schriftelijke vragen of andere communicatie met de Kamer duidelijk maakt dat de teststraat op Schiphol als proef bedoeld is? Zo nee, kunt u aangeven wanneer u de Kamer eerder informeerde over het feit dat de teststraat op Schiphol slechts als proef bedoeld is?24
Zie antwoord vraag 44.
Indien de intentie altijd was om de teststraat enkel als proef voor een klein deel van de reizigers aan te merken, waarom is er dan voor gekozen om dit tijdens de persconferentie op 6 augustus niet te vermelden?
Dit was een besluit vanwege de druk op de testcapaciteit, en het feit dat we de testcapaciteit op de meest zinvolle manier moeten inzetten. Het testen van mensen zonder klachten mag er niet toe leiden dat mensen mét klachten zich niet kunnen laten testen. Maar ook omdat hiermee de opgehaalde gegevens geanalyseerd kunnen worden.
Is uw besluit van afgelopen weekend om de teststraat op Schiphol tijdelijk te sluiten een gevolg van een gebrek aan testcapaciteit, of is de «proef» over het asymptomatisch testen afgerond? Indien het laatste het geval is, waarom is er niet eerder gecommuniceerd tot wanneer de proef zou duren?
Er is zijn twee vragen aan het RIVM gesteld; 1. Wat is de meerwaarde van het testen van binnenkomende reizigers, mensen zonder klachten, die uit een oranje/rood risicogebied komen? 2; Wat is de invloed op de quarantaine bereidheid van mensen van de teststraat op Schiphol? Beiden vragen vergen eigenlijk langer onderzoek dan één maand. We hebben wel een analyse ontvangen van het RIVM over de resultaten uit de teststraat op Schiphol en van de reishistorie bij nieuw gediagnosticeerde patiënten in Nederland. Deze ontvangt u bij de kamerbrief van 13 oktober. Het onderzoek op vraag 2 heeft nog niet kunnen starten, omdat de teststraat alweer gesloten is.
Kunt u de precieze onderzoeksopzet van de proef delen met de Kamer? Kunt u bovendien de gestelde hypotheses, de verwachte looptijd, de gehanteerde variabelen en de (tussentijdse) conclusies hiervan delen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben het met dhr. Rouvoet eens dat een proef inderdaad deze afspraken vergt. Deze afspraken zijn ook gemaakt met GGD Kennemerland en het RIVM. Echter, de teststraat op Schiphol moest erg snel opgezet worden, er zijn afspraken gemaakt met GGD Kennemerland waarmee de GGD zeer snel aan de slag is gegaan. De onderzoeksopzet is pas gaandeweg ontwikkeld.
Deelt u de mening van GGD GHOR-voorzitter André Rouvoet dat een proef goede afspraken vereist over omvang, duur en de vraag wanneer men de test als geslaagd beschouwt? Zo ja, kunt u verklaren waarom de GGD GHOR, blijkens de uitspraken van de heer Rouvoet, niet op de hoogte was van dergelijke afspraken?25
Nee, deze contacten zijn mondeling gebeurd, vanwege het vereiste tempo. Deze exacte opzet en aanpak is ontwikkeld en uitgewerkt door de GGD Kennemerland mede in overleg met het RIVM.
Kunt u deze afspraken – over omvang, duur en doel van de proef met asymptomatisch testen op Schiphol – met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Deze vraag kan ik niet plaatsen. Ik kan u vertellen dat 1,7% van de geteste reizigers op Schiphol positief bleek. Er zijn 19.119 mensen getest.
Hoeveel mensen die positief testten bleken achteraf niet besmet en andersom?
Dat is afhankelijk van of de druk op testcapaciteit afgenomen is, en van de conclusies uit het onderzoek naar de teststraat. Aangezien het testen van reizigers niet de hoogste prioriteit heeft, vind ik het belangrijk dat eerst de mensen die wel klachten hebben zich weer laagdrempeliger kunnen laten testen, met kortere doorlooptijden. Daarnaast moeten reizigers uit oranje en rode reisgebieden gewoon nog 10 dagen in quarantaine, daarmee zijn zij dus geen directe bedreiging voor de verspreiding van het virus. Over het opnieuw openen kan ik dus vooralsnog geen uitspraken doen.
Wanneer gaat u de teststraat op Schiphol weer openstellen? En wanneer is een test bij aankomst uit een oranje gebied beschikbaar voor elke reiziger?
Het aantal testen afgenomen op internationale luchthavens in Duitsland is mij niet bekend. Wel is bekend dat vanaf begin oktober het plan is dat alle reizigers vanuit risicogebieden verplicht vijf dagen in quarantaine moeten, welke alleen kan worden opgeheven door een negatieve test. Ook zijn in Duitsland de gratis tests voor alle reizigers uit het buitenland sinds 15 september afgeschaft. Deze veranderingen zijn doorgevoerd omdat te veel laboratoriumcapaciteit werd verbruikt.
Hoeveel testen zijn in Duitsland op internationale luchthavens afgenomen sinds het instellen van een algemene testverplichting voor reizigers uit oranje gebieden in dat land?26
Het is mij niet bekend dat er op Frankfurt Airport 300 testen per uur werden uitgevoerd. Wel lees ik in het door u verwezen artikel dat er 2.000 testen per dag werden uitgevoerd. Op Schiphol waren dit er ca. 600–1.000 per dag. Daarnaast heb ik begrepen dat de gratis testen op de Duitse luchthavens sinds 15 september weer zijn afgeschaft, omdat er te veel laboratoriumcapaciteit werd verbruikt.
Kunt u specifiek aangeven waarom Frankfurt Airport, in omvang vrijwel gelijk aan Schiphol, sinds 29 juni in staat is 300 tests per uur aan te bieden en op Schiphol dit maanden later niet mogelijk is geweest?27
Ik heb contact gehad met Duitsland over testcapaciteit in algemene zin, niet specifiek over testfaciliteiten op luchthavens. Zodra het mogelijk zou zijn om weer op te starten, ben ik bereid contact op te nemen met de Duitse collega’s.
Heeft u met Duitsland contact gehad voor samenwerking of advies ten aanzien van de testfaciliteiten op luchthavens? Zo nee, waarom niet en bent u bereid dit alsnog te doen?
Op Eindhoven Airport zijn dat bij grove benadering 60.000 reizigers. Dat komt dus neer op ongeveer 1.500 per dag. In Rotterdam/The Hague Airport kwamen er ca. 300 reizigers per dag aan uit oranje reisgebieden. Deze cijfers zeggen niets over de aard en het doel van de reis. Het is mij niet bekend of het om een noodzakelijke of niet-noodzakelijk reis ging en of de reiziger uit een risicogebied kwam
Hoeveel reizigers zijn uit oranje gebieden in Nederland sinds 6 augustus aangekomen op Eindhoven Airport? En hoeveel reizigers op Rotterdam The Hague Airport?
Omdat we op dat moment signalen kregen dat de laboratorium capaciteit onder druk kwam te staan én de proef op Schiphol nog liep. Verder opschalen in Nederland was op dat moment niet verstandig, dat zou dan immers ten koste gaan van testen van mensen met (milde) klachten.
Waarom is op de andere luchthavens van nationale betekenis geen corona-aanpak met informeren van reizigers en testen tot stand gekomen?
De GGD bepaalde vooraf welke vluchten langs de teststraten moesten gaan. Dit werd gedaan onder andere op basis van landen waar zij van verwachtten dat de risico’s het grootst waren. Gedurende de hele periode is getracht op basis van de beschikbare capaciteit op de teststraat reizigers te wijzen op de quarantaineregel en de teststraat. Vuistregel was dat er evenveel reizigers werden benaderd als dat er getest konden worden.
Hoe moet uw uitspraak op 6 augustus jl. worden geduid dat iedere reiziger uit een oranje gebied bij de gate een clubje mensen aan zou treffen die zouden wijzen op de quarantaineregel en de teststraat? Herkent u het beeld dat bij verreweg de meeste vluchten uit oranje gebieden er helemaal niemand bij de gate stond om hierop te wijzen? Zo nee, in welk percentage van de aangekomen vluchten uit oranje gebieden stond «een clubje mensen» bij het uiteinde van de gate om reizigers te wijzen op quarantaine en teststraat?28
Ja.
Herinnert u zich dat u op 31 juli jl. de Kamer meldde dat reizigers nadrukkelijker gewezen zouden worden op het belang de quarantaine in acht te nemen, en tevens aankondigde dat steekproefsgewijs gecontroleerd zou gaan worden of dit ook daadwerkelijk gebeurde?29
Alle passagiers uit hoog risico gebieden ontvangen in het vliegtuig een brief waarin zij geïnformeerd worden over de quarantainemaatregelen.
Kunt u aangeven waaruit blijkt dat reizigers nadrukkelijker geïnformeerd zijn over de quarantaine?
Passagiers zijn sinds 1 juli verplicht een gezondheidsverklaring in te vullen. Sinds 1 juli wordt op de luchthavens steekproefsgewijs gecontroleerd of passagiers de gezondheidsverklaring hebben ingevuld en of zij op de hoogte zijn van de in Nederland geldende maatregelen.
Ik heb ik uw Kamer eerder geïnformeerd over mijn voornemen te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om reizigers uit risicogebieden te registreren en na te bellen. Het onderzoek hiernaar loopt, er zijn verschillende mogelijkheden onderzocht. Er zijn echter diverse juridische obstakels ten aanzien van privacywetgeving die het registreren en nabellen compliceren. Inmiddels loopt er ook een verkenning naar een digitaal systeem voor registratie.38 U zult op korte termijn nader geïnformeerd worden over de voortgang hieromtrent.
In de voortgangsbrief van deze week aan de Tweede Kamer wordt u hierover nader geïnformeerd.
Kunt u aangeven of dit steekproefsgewijs controleren van de naleving van quarantaine ook daadwerkelijk gebeurd is? Zo ja, kunt u aangeven in hoeverre de quarantaine inderdaad in acht wordt genomen door terugkeerders uit oranje gebieden?
Gezondheidsverklaringen worden niet verzameld, maar slechts gecontroleerd door verschillende betrokken partijen, zoals de luchtvaartmaatschappijen in verband met privacy. Zeer binnenkort zullen reizigers de mogelijkheid hebben om bij het online inchecken hun gezondheidsverklaring digitaal in te vullen. Bij de organisatie van dit proces wordt ervoor gezorgd dat dit in overeenkomst is met alle geldende wet- en regelgeving op het gebied van gegevensbescherming.
Kunt u aangeven op welke wijze de afgelopen zomer de gezondheidsverklaring reizigers is gehandhaafd op Nederlandse luchthavens? Zijn deze verklaringen ingenomen bij reizigers bij het boarden en bij aankomst, zoals gemeld op de website van de rijksoverheid? Zo nee, waarom niet?30
Zie antwoord vraag 62.
Indien gezondheidsverklaringen worden verzameld, wat gebeurt er dan met de gegevens op ingenomen gezondheidsverklaringen?
Voor alle reizigers per vliegtuig (dus ongeacht welk reisadvies voor plaats van vertrek van kracht is) geldt dat zij bij vertrek en aankomst in Nederland moeten beschikken over een ingevulde gezondheidsverklaring. Dus 2 formulieren voor een retourvlucht. Reizigers kunnen worden gecontroleerd bij aankomst op de luchthaven, op de luchthaven zelf en bij het inchecken en boarden. Ook vinden bij het boarden op Schiphol visuele inspecties plaats door een ruime steekproef. Daarnaast geldt een intensief regime voor reizigers die aankomen op Schiphol uit regio’s waarvoor vanwege de verspreiding van het coronavirus een oranje reisadvies (hierna: risicogebied) geldt. Zo wordt aan alle reizigers die uit een risicogebied komen een brief uitgedeeld die hen wijst op het feit dat voor hen de 10-daagse thuisquarantainemaatregel geldt en informeert over de testmogelijkheden bij het ontwikkelen van klachten verwant aan COVID-19. Ook voeren aanwezige medewerkers van de GGD op Schiphol willekeurige en steekproefsgewijze visuele waarnemingen uit om reizigers extra te controleren. Luchtvaartmaatschappijen worden aangesproken als zij onvoldoende controles uitvoeren op het bezit van een gezondheidsverklaring. Zeer binnenkort zullen reizigers vliegend met Nederlandse luchtvaartmaatschappijen hun gezondheidsverklaring digitaal bij het inchecken moeten invullen. Daarmee is het voor Nederlandse luchtvaartmaatschappijen automatisch geregeld dat een passagier een gezondheidsverklaring heeft.
Het is dus niet zo dat reizigers in zijn geheel niets merken van de coronamaatregelen en nergens een gezondheidsverklaring moeten tonen. Dit verschilt van reiziger tot reiziger. In deze zin is dit vergelijkbaar met iedere andere maatregel.
Herkent u zich in het beeld uit meerdere journalistieke reportages waarin reizigers aangeven zogenaamd niets te merken van coronamaatregelen en bijvoorbeeld nergens een gezondheidsverklaring hebben hoeven te tonen?31 32
De gezondheidsverklaring vervult een goede rol in het veilig en gezond mogelijk maken van een vliegreis. Er wordt in voldoende mate gezorgd dat de gezondheidsverklaring het beoogde effect heeft. De digitalisering van de gezondheidsverklaring zal het effect in positieve mate beïnvloeden. Zie verder het antwoord op vraag 64.
In hoeverre verwacht u effect van de gezondheidsverklaring reizigers indien deze in de praktijk zelden aan reizigers gevraagd wordt?
Ja.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk en zo spoedig als mogelijk beantwoorden, maar in ieder geval voorafgaand aan het debat over corona en internationaal reizigersvervoer op 22 september aanstaande?
De besmettingen met COVID 19 in het Caribisch deel van het Koninkrijk |
|
Attje Kuiken (PvdA), Antje Diertens (D66) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Protest tegen «dubbele standaard» NL-bestuur Sint-Eustatius» d.d. 11 september jl.?1
Ja.
Bent u op de hoogte van de uitzonderingen die het bestuur van Sint-Eustatius maakt op de verplichte veertien dagen quarantaine voor mensen uit niet-veilige landen? Zo ja, vindt u dit een goede zaak?
Ja, ik ben op de hoogte van het beleid dat Sint-Eustatius voert voor essential workers in de medische, publieke en private sector uit medium- en high-risk-landen.
Het reis- en quarantainebeleid van Sint Eustatius is gebaseerd op een risico-classificatie van landen in low-, medium- en high-risk. Het classificatiesysteem is gezamenlijk vastgesteld door de diensten publieke gezondheid in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Het beleid van Sint Eustatius biedt de mogelijkheid om binnen de quarantaine-verplichting essentiële werknemers uit medium- en high-risk-landen toch werkzaamheden te laten verrichten, zodat vitale functies, zoals de drinkwatervoorziening, op het eiland gedurende de crisis gecontinueerd kunnen worden. Zij doen dit onder een strikt protocol dat vooraf met alle betrokkenen is vastgelegd. Gedurende de quarantaineperiode van 14 dagen mogen deze werknemers hun quarantainelocatie verlaten voor het verrichten van deze vitale werkzaamheden. Tijdens het werk zijn deze werknemers zoveel mogelijk gescheiden van andere werknemers en dragen zij gezichtsmaskers. Anderen die mogelijk in de nabijheid van deze werknemers komen dienen aan strenge hygiëne-eisen te voldoen.
De mogelijkheid om onder strikte voorwaarden tijdens de quarantaineperiode essentieel werk uit te voeren, is er sinds 12 augustus 2020 en is sindsdien ten behoeve van 35 personen toegepast.
Het is van groot belang dat vitale functies van een samenleving ook in tijden van crisis gecontinueerd worden. Op Sint Eustatius is het niet altijd mogelijk om het geschikte personeel hiervoor lokaal of in de regio te vinden. Deze crisis laat zien dat risico-classificaties snel kunnen veranderen. Omdat het ingewikkeld is om gekwalificeerd personeel te vinden, moeten de snel wisselende risico-classificaties geen barrière vormen in het aantrekken van geschikt personeel. Ik stel vast dat het openbaar lichaam bij het aantrekken van personeel uit de regio hier in samenspraak met de lokale GGD zorgvuldige en weloverwogen keuzes in maakt.
Heeft u contact opgenomen met het bestuur van Sint-Eustatius om te vragen hoe vaak, voor wie en waarom er vrijstelling is verleend? Zo ja, kunt u die informatie delen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is het u bekend waar en wanneer de inspecteur van coronatesten die positief bleek te zijn en vorige week landde op Sint-Eustatius met vrijstelling voor quarantaine is getest op corona?
In mijn antwoord ga ik ervan uit dat de Kamerleden doelen op de microbioloog die op 3 september 2020 op Sint Eustatius arriveerde. De dag voor aankomst (2 september) was zijn testuitslag negatief. De dag na aankomst (4 september) is hij opnieuw getest met opnieuw een negatief resultaat. De testuitslag van de test op 6 september was uiteindelijk positief.
Deelt u de mening dat de vrijstelling van quarantaine zonder voorafgaande test ongewenste gezondheidsrisico’s meebrengt en door de strengere maatregelen en een ingestelde avondklok andere ongewenste nevengevolgen heeft op Sint-Eustatius? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om het gebruik van vrijstelling van quarantaine door het bestuur van Sint-Eustatius te beperken?
Zoals toegelicht in het antwoord op de vragen 2 en 3 geeft het openbaar lichaam geen vrijstellingen af, maar kunnen er binnen de quarantaineperiode onder strikte afspraken essentiële werkzaamheden verricht worden. Bovendien laat de praktijk zien dat bijna alle personen die aankomen op het eiland een testresultaat overleggen.
Natuurlijk brengt het toelaten van personen risico’s met zich mee en het openbaar lichaam zal stringent blijven optreden bij het toestaan van het verrichten van werkzaamheden door mensen in quarantaine. Tegelijkertijd wordt hiermee voorkomen dat de samenleving niet geheel tot stilstand komt met alle gevolgen van dien.
Heeft u eveneens kennisgenomen van het bericht: «Ziekenhuis Aruba kan coronazorg niet aan» d.d. 11 september jl.2, alsmede het bericht: «Coronagolf overspoelt Aruba» d.d. 13 september jl.3?
Ja.
Heeft u contact gehad met de Arubaanse overheid over de problemen met betrekking tot de coronabesmettingen en de coronazorg? Zo nee, waarom niet?
Samen met het RIVM heb ik sinds het begin van deze crisis frequent overleg met de Arubaanse overheid en het lokale ziekenhuis over de crisisaanpak. Om de coronazorg te versterken is de IC-capaciteit met beademingsapparatuur uit Nederland uitgebreid tot twaalf bedden, met de mogelijkheid om verder op te schalen. Het benodigde personeel is via een internationaal medisch uitzendbureau door VWS ingehuurd. Het RIVM heeft in september een arts en twee verpleegkundigen gestuurd om de dienst publieke gezondheid te versterken. Een bijstandsverzoek om het bron- en contactonderzoek te versterken met acht verpleegkundigen is door VWS gehonoreerd. En tenslotte worden er structureel persoonlijke beschermingsmiddelen naar Aruba gestuurd. De situatie wordt nauwlettend in gaten gehouden, zodat in samenspraak met de Arubaanse overheid meer ondersteuning geleverd kan worden wanneer dat nodig is.
Ziet u mogelijkheden waarmee u Aruba zou kunnen ondersteunen om deze crisis door te komen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Welke gevolgen heeft de situatie op Aruba voor de gezondheidszorg op Bonaire, dat nog steeds geen actieve Intensive Care Units (ICU’s) heeft voor corona, noch zelf kan over testcapaciteit beschikt?
Anders dan de vraag veronderstelt, zijn er wel IC-beademingsplekken op Bonaire beschikbaar. In het ziekenhuis van Bonaire zijn zes extra IC-beademingsplekken gerealiseerd waardoor er nu in totaal zeven IC-beademingsplekken beschikbaar zijn. Hier bovenop kan het ziekenhuis 26 bedden vrijmaken voor covid-zorg. De personele medische capaciteit is versterkt via Nederlandse uitzendbureaus. Wat betreft de testcapaciteit is deze op Bonaire voor urgente gevallen in beperkte mate beschikbaar: bij twee verschillende labs is er apparatuur beschikbaar met een klein volume. De rest van het testmateriaal wordt naar Curaçao gestuurd.
Is de inzet van de Zr. Ms. Karel Doorman ter ondersteuning van de medische zorg op Bonaire en de andere landen van het Koninkrijk overwogen? Zo ja, wat is hiervan de uitkomst? Zo nee, waarom niet?
Zoals benoemd in de brief aan uw Kamer van 9 april jl.4 is Zr.Ms. Karel Doorman vanaf eind april voor een periode van ongeveer drie maanden ingezet in het Caribisch gebied om ondersteuning te kunnen bieden aan de lokale civiele autoriteiten bij het bestrijden van het coronavirus. Het schip is flexibel inzetbaar en kan afhankelijk van de behoeften voorzien in een breed scala aan ondersteuningsactiviteiten op het gebied van zee- en luchttransport (zoals goederen en voedsel), versterking van de maritieme grensbewaking ter ondersteuning van de Kustwacht Caribisch Gebied en versterking van de ondersteuning bij het handhaven van openbare ordemaatregelen. Ook beschikt het schip over de medische faciliteiten om de lokale gezondheidszorg te ondersteunen bij spoedeisende zorg, die geen betrekking heeft op covid-19. Zr.Ms. Karel Doorman heeft daarmee een waardevolle aanvulling gevormd op de ondersteuning, die het Ministerie van Defensie in het kader van covid-19 reeds in het Caribisch gebied heeft geleverd.
Vooralsnog ziet het Ministerie van Defensie in samenspraak met Bonaire en de Landen geen noodzaak tot hernieuwde inzet van Zr.Ms. Karel Doorman. Wel is op aanvraag van Curaçao haar medische testcapaciteit voor drie maanden ondersteund middels de inzet van verpleegkundigen. De ontwikkelingen worden nauwlettend in de gaten gehouden, waarbij er voortdurend een dialoog is met de Landen om te ondersteunen waar nodig.
Ziet u mogelijkheden om de medische capaciteit op Bonaire dusdanig te versterken dat Bonaire zelf in de intensieve medische (corona)zorg kan voorzien? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
In de beantwoording van vraag 9 ben in ingegaan op de wijze waarop de medische capaciteit op Bonaire tot nu toe is versterkt. Vanwege de kleine schaal van het eiland is het niet realistisch om in te zetten op zelfvoorzienendheid in intensieve medische zorg. Kansrijker acht ik het verbeteren van de samenwerking van de ziekenhuizen op de verschillende eilanden onderling. Daar wordt nu ook aan gewerkt. Het doel is om daarmee de kwaliteit en beschikbaarheid van zorg binnen het Caribisch deel van het Koninkrijk te vergroten en de afhankelijkheid van zorg (medische uitzendingen) buiten het Koninkrijk te verkleinen.
Ziet u mogelijkheden om Bonaire te voorzien van een zelfstandige testcapaciteit zodat zij zelf haar bewoners volledig kan testen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn denkt u dit gerealiseerd te hebben?
Zie het antwoord op vraag 9.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de aangenomen motie Jetten c.s. die het mogelijk maakt dat Bonaire een negatieve coronatest verplicht mag stellen als voorwaarde voor bezoek aan het eiland?4
Op grond van de Wet publieke gezondheid (hierna: Wpg) kan een negatieve coronatest als voorwaarde bij inreizen nu niet verplicht worden gesteld. De Wpg geldt zowel in Caribisch Nederland als in Europees Nederland. Invoering van de mogelijkheid tot het afdwingen van een test vergt een wijziging van de Wpg. De bij de Tweede Kamer aanhangige wijziging van de Wpg voorziet hier niet in. Ik beraad mij nu over de wenselijkheid om alleen voor Caribisch Nederland te voorzien in een wettelijke basis voor het verplicht overleggen van een testresultaat aan bezoekers van de eilanden.
Deelt u de mening dat Bonaire zich beter kan beschermen tegen het risico op import van besmettingen als aan alle reizigers een negatieve coronatest verplicht kan worden gesteld als voorwaarde voor bezoek aan het eiland? Zo ja, bent u bereid om ook mogelijk te maken dat Bonaire deze voorwaarde kan stellen aan bezoekers uit landen buiten het Koninkrijk?
Een negatieve testuitslag helpt bij het verminderen van het risico op introductie. Maar enkel de testuitslag is onvoldoende om Bonaire te beschermen tegen introductie van het virus. Een testuitslag is slechts een momentopname. Een negatieve testuitslag brengt het risico met zich mee schijnveiligheid te geven. Daarom moet een testuitslag altijd gepaard gaan met aanvullende maatregelen, zoals een quarantaine-verplichting.
Kunt u een overzicht geven van de stand van zaken in het Caribisch deel van het Koninkrijk m.b.t. de ontwikkelingen ten aanzien van besmettingen met COVID-19?
De laatste gegevens van het Caribisch deel van het Koninkrijk laten het volgende besmettingsbeeld zien:
Bonaire
St. Eustatius
Saba
Curaçao
Aruba
Sint Maarten
Aantal actieve COVID patiënten (cumulatief)
57 (113)
8 (13)
0 (5)
220 (452)
517 (4079)
85 (679)
Aantal actuele ziekenhuisopnamen (op de IC)
2 (0)
0
0 (1)
2 (1)
33 (10)
2 (0)
Aantal patiënten overleden
2
0
0
1
30
22
Het bericht dat de coronatestlocatie op Schiphol alweer gesloten wordt wegens gebrek aan testcapaciteit. |
|
Geert Wilders (PVV), Fleur Agema (PVV) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de sluiting van de coronatestlocatie op Schiphol?1
Ja daarmee ben ik bekend.
Sinds wanneer was deze testlocatie open?
De testlocatie was open vanaf 13 augustus.
Hoeveel reizigers uit risicogebieden (code oranje en rood) zijn er sindsdien via Schiphol ons land binnengekomen?
Het ging hier om een proefsetting waar onderzoek werd gedaan naar het effect van het testen van mensen zonder klachten, zoals het OMT had geadviseerd. Het OMT heeft geadviseerd om dit te onderzoeken, omdat de aanname tot nu toe is dat het testen van mensen zonder klachten niet veel bijdraagt aan het bestrijden van de pandemie. Daarnaast moesten alle mensen uit oranje en rode gebieden alsnog 10 dagen in quarantaine. Uit de cijfers bleek dat het aantal positieven laag was op de teststraat, namelijk rond de 1,6% van de 19.012 mensen die zijn getest. Het aantal reizigers dat uit risicogebieden aankwam in diezelfde periode is ca 5.000 per dag.
Hoeveel reizigers lieten zich testen op deze testlocatie?
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel van hen werden «positief» getest?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe staat het met uw toezegging, gedaan in het coronadebat van 12 augustus, waarbij u aangaf dat u zou uitzoeken of u kunt bewerkstelligen dat reizigers uit risicogebieden getest worden vóórdat ze op het vliegtuig stappen?2
Ik heb eerder aangegeven dat dit verder verkend wordt, ook in Europees verband. Momenteel wordt er binnen Europa gekeken naar een meer gecoördineerde aanpak van de COVID-19 pandemie, hierover is ook gesproken tijdens de informele gezondheidsraad van afgelopen vrijdag.
De geannoteerde agenda van deze Raad met hierin de Nederlandse inzet, heeft u op 3 september jl. ontvangen. Nederland is voorstander van een meer gecoördineerde aanpak van de crisis. Het al dan niet instellen van maatregelen is uiteindelijk aan de lidstaten zelf en afhankelijk van de nationale context, zoals beschikbare testcapaciteit. In de meeste Europese landen, waaronder Nederland, is het wettelijk niet mogelijk om testen te verplichten voor aankomst in of bij vertrek uit een land. Alleen in Duitsland geldt sinds 8 augustus een testplicht bij aankomst uit een risicogebied. Dit wordt echter per 1 oktober afgeschaft omdat het te veel testcapaciteit kost en op andere plekken dan luchthavens lastig te handhaven is.
Bent u bekend met het onderzoek naar de vlucht met de Severe Acute Respiratory Syndrome (SARS)-patiënt waarbij twintig medereizigers besmet raakten (drie overleden) en dat dit niet was gebeurd als de besmette meneer niet op het vliegtuig was gestapt?3
We zijn bekend met deze studie en deze publicatie. Het lijkt er op dat transmissie van SARS-CoV-1 mogelijk is in vliegtuigen, maar van de gevallen die in deze studie beschreven worden is het niet aangetoond dat de besmetting ook echt in het vliegtuig heeft plaatsgevonden. Dit is echter maar één van meerdere onderzoeken naar dit onderwerp. Andere onderzoeken lieten kleinere aantallen mogelijke besmettingen met SARS-CoV-1 zien.
SARS-CoV-1 is echter niet gelijk aan SARS-CoV-2. Deze resultaten kunnen dan ook niet zomaar vertaald worden naar risico op transmissie van SARS-Cov-2 in vliegtuigen. Er is inmiddels meer onderzoek verricht en gepubliceerd over SARS-CoV-2 transmissie in vliegtuigen. Onderzoeken naar de risico’s op transmissie van SARS-CoV-2 in vliegtuigen laten tot nu toe kleine risico’s zien.
In Nederland werden tot recent 4 infecties gevonden onder 282 gemonitorde contacten van mensen die met COVID-19 in het vliegtuig zaten. Het is niet zeker of deze mensen de infectie ook daadwerkelijk aan boord van het vliegtuig hebben opgelopen. Risico’s lijken dan ook beperkt.
Begrijpt u daarom dat het van groot belang is dat iemand met covid-19 niet op het vliegtuig stapt?
Daar ben ik het mee eens. En daarom is het ook zo belangrijk dat mensen die klachten hebben thuisblijven, en zich thuis laten testen, en niet op vakantie gaan waardoor ze anderen in gevaar kunnen brengen. En is het zo belangrijk dat mensen die wel met het vliegtuig uit een oranje/rood reisgebied naar Nederland komen ook 10 dagen in quarantaine gaan en zich laten testen bij klachten.
Waarom lukt het u niet om voor voldoende testcapaciteit te zorgen?
Ik wil u graag verwijzen naar mijn brieven van respectievelijk 28 augustus en 11 september voor het antwoord op deze vraag. Zoals daarin aangegeven is het de verwachting dat met alle ingezette acties er begin oktober voldoende testcapaciteit kan worden gerealiseerd. Dat er nu te weinig testcapaciteit is heeft te maken met tegenvallers wat betreft bijvoorbeeld krapte in materialen en met een sterker stijgende testvraag dan dat we hadden geanticipeerd.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór aanvang van de Algemene Politieke Beschouwingen d.d. 16 september 2020?
Helaas is dat niet gelukt. Ik heb de vragen zo snel al mogelijk beantwoord.
Fout-positieve uitslagen van de PCR-testen. |
|
Wybren van Haga (Lid-Haga) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
|
Bent u bekend met het artikel «Geen corona, toch in quarantaine: mogelijk honderden fout-positieve uitslagen per week»?1
Kunt u bevestigen dat het aantal fout-positieven dat gemeld wordt, klopt? Zo nee, waarom niet?
Welk gevolg heeft bovenstaande voor de cijfers en statistieken in de afgelopen maanden?
Gaat u, nu deze cijfers een veel te hoog aantal besmettingen laten zien, deze cijfers alsnog aanpassen? Zo nee, waarom niet?
Welke consequentie heeft dit voor de huidige maatregelen in verband met het coronavirus?
Bent u bereid de maatregelen te versoepelen of zelfs helemaal op te heffen?
Gaat u verder onderzoeken of het percentage fout-positieven niet nog hoger is dan in het voornoemde artikel wordt gesteld?
Kunt u zich herinneren dat ik tijdens een technische briefing aan de directeur van het Centrum Infectieziektebestrijding van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), de heer Van Dissel, de vraag heb gesteld wat de totale foutenmarge is bij de PCR-testen en dat hij hierop aangaf dat hij het antwoord niet wist, maar hier later op terug zou komen?
Kunt u mij alsnog antwoord geven op voornoemde vraag?
Het centraal inkopen van griepvaccins voor zorgverleners |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Bent u van mening dat een voldoende groot aanbod van het griepvaccin juist in tijden van COVID-19 van belang is?
Een griepgolf naast een tweede golf van covid besmettingen kan impact hebben op de kwetsbare mensen in onze samenleving en daarnaast een risico vormen voor de patiëntveiligheid en de zorgcontinuïteit, zowel vanwege de extra instroom van patiënten als vanwege de extra uitval van zorgpersoneel. Om die reden is het extra belangrijk dat we ons goed voorbereiden en dat mensen de griepprik dit jaar gaan halen. Daarom heb ik ook 520.000 extra griepvaccins aangeschaft, waarmee we nu op een totaal van 3,88 miljoen vaccins komen. Daarmee kan een zo groot mogelijk deel van de kwetsbare doelgroep van het Nationaal Programma Grieppreventie (NPG) gevaccineerd worden en is ongeveer 60% opkomst mogelijk, ten opzichte van de opkomst rond de 50% in eerdere jaren.
Bent u van mening dat een voldoende grote beschikbaarheid van het griepvaccin specifiek voor zorgverleners juist in tijden van COVID-19 van belang is?
Jazeker. Griepvaccinatie bij zorgverleners is belangrijk omdat zij werken met kwetsbare patiënten. Als een medewerker griep krijgt, kan deze het griepvirus overdragen aan kwetsbare patiënten. Zij lopen hierdoor risico op complicaties, of zelfs sterfte. Vaccinatie van zorgpersoneel helpt om deze overdacht te voorkomen. Daarnaast kan de griepvaccinatie onnodige uitval door griep voorkomen. Dit is belangrijk voor de continuïteit van zorg. Ik heb uw Kamer afgelopen januari al geïnformeerd over het belang van verhoging van de griepvaccinatiegraad in zorginstellingen en de gesprekken die ik daartoe met zorgkoepels heb gevoerd1. Ook heb ik de koepels in de curatieve en de langdurige zorg er in mei op gewezen dat er wereldwijd sprake is van schaarste en dat het wenselijk is dat ze tijdig bestellen. Dit advies heb ik herhaald tijdens een overleg dat ik in juni had met de koepels in de zorg over het verhogen van de griepvaccinatiegraad onder zorgverleners. Tijdens dat overleg ontving ik geen signalen dat er sprake was van problemen met inkoop. Zorginstellingen gaven aan dat ze gemiddeld 10 procentpunt extra griepvaccins inkochten voor hun personeel.
Zijn er voldoende griepvaccins beschikbaar voor zorgverleners?
Zorginstellingen zijn als werkgever zelf verantwoordelijk voor de gezondheid en veiligheid van hun personeel en voor het leveren van een goede kwaliteit van zorg voor hun patiënten. Ze zijn ook zelf verantwoordelijk voor de inkoop van griepvaccins en het stimuleren van de griepvaccinatiegraad onder zorgpersoneel. De doorlooptijden van de productie en levering van griepvaccins zijn lang en de wereldwijde vraag naar griepvaccins is vanwege covid gestegen. Dit was voor de vaccinproducenten niet te voorzien en het is niet mogelijk om snel extra vaccins te produceren. Daardoor is er sprake van schaarste op de markt van griepvaccins.
Uit gesprekken met de ziekenhuizen blijkt dat zij tijdig voldoende vaccins hebben kunnen bestellen voor hun zorgpersoneel. De koepels uit de langdurige zorg geven aan dat er bij hun wel signalen zijn van problemen met het bestellen bij zorginstellingen in de langdurige zorg en dat organisaties vanwege tekorten op wachtlijsten komen te staan. In mijn antwoord op vragen 6 en 7 geef ik aan wat voor mogelijke oplossingsrichting ik hiervoor bekijk.
Wat was destijds de reden van voormalig Minister Schippers om de centrale inkoop van griepvaccins weg te halen bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)?
De centrale inkoop van griepvaccins wordt nog steeds door het RIVM gedaan, als het gaat om inkoop voor het NPG. Via het NPG kunnen 60-plussers en risicogroepen via hun huisarts de jaarlijkse griepvaccinatie ontvangen. Ik herken dus niet dat de centrale inkoop van griepvaccins weggehaald is bij het RIVM.
Is het waar dat het RIVM bereid is de centrale inkoop van griepvaccins voor zorgpersoneel weer ter hand te nemen als de politiek daarom vraagt?
Het RIVM heeft een coördinerende rol als het gaat om de uitvoering van het NPG. Daarnaast koopt het RIVM in opdracht van VWS vaccins in die vanuit de rijksoverheid aangeboden worden. Griepvaccins voor zorgverleners worden op dit moment niet vanuit de rijksoverheid aangeboden. In het antwoord op vraag 6 en 7 licht ik toe waarom ik denk dat we dat ook zo moeten handhaven.
Wat vindt u van het voorstel van de Influenza Stichting, gedaan bij Omroep Max, om griepvaccins voor zorgverleners weer centraal te laten inkopen door het RIVM?
Het is de vraag voor welk probleem de centrale inkoop een oplossing is. De huidige schaarste was, zoals ik aangeef bij mijn antwoord op vraag 3, niet te voorzien en centrale inkoop kan deze schaarste niet oplossen. Eerdere jaren is er ook nooit sprake geweest van een dergelijke schaarste en ik acht het aannemelijk dat de vaccinproducenten volgend jaar hun productie zullen verhogen. Het is ook niet duidelijk of en hoe centrale inkoop een oplossing zal zijn voor de griepvaccinatiegraad bij zorgpersoneel.
Op dit moment heb ik ook geen aanleiding om te denken dat er sterke behoefte is aan centrale inkoop bij zorginstellingen. Ditzelfde geldt voor andere sectoren, zoals bijvoorbeeld het onderwijs. Het aanbieden van griepvaccinatie in publieke sectoren als het onderwijs dient ook allereerst het een doel van bedrijfscontinuïteit en/of verzuimreductie. De inkoop is een taak en verantwoordelijkheid van de werkgever. De werkgever kent de organisatie het beste en kan de beste afwegingen maken over hoeveel, waar en wanneer griepvaccinatie te bestellen. En ook hoe hij de griepvaccinatiegraad onder het personeel het beste kan verhogen.
De bedrijfsarts en arbodienstverlener kunnen een werkgever hierbij adviseren. Ik acht het daarom op dit moment onnodig en onwenselijk om me op dit punt in de werkgeversverantwoordelijkheid te mengen.
Wel wil ik verkennen of er mogelijkheden zijn om eenmalig, in deze bijzondere situatie van schaarste, eventueel overgebleven vaccins vanuit zorginstellingen en wellicht vanuit NPG beschikbaar te stellen aan zorginstellingen met tekorten. Dit zou dan pas laat in het vaccinatieseizoen kunnen (december), omdat dan pas duidelijk is of er vaccins overblijven. Dit vergt daarmee nog het nodige uitzoekwerk. Ik houd uw Kamer op de hoogte van de verkenning. Ik zie dit ook als een invulling van de motie van het lid Van Brenk (50Plus), waarin de regering wordt verzocht te borgen dat de voorraad griepvaccins zoveel als mogelijk gebruikt wordt voor kwetsbare groepen en daarna voor zorgmedewerkers die gevaccineerd willen worden tegen het griepvirus.
Meent u dat deze centrale inkoop van het griepvaccin uitgebreid moet worden naar andere partijen binnen de publieke sector zoals bijvoorbeeld het onderwijs? Zo ja, gaat u dit realiseren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Wilt u deze vragen ieder afzonderlijk beantwoorden?
Ja. Vanwege de onderlinge samenhang heb ik vraag 6 en 7 wel samen beantwoord.
Het artikel 'Hoe 'testen, testen, testen' stukliep op een muur van eigenbelang' |
|
Maarten Hijink , Henk van Gerven (SP) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het artikel «Hoe «testen, testen, testen» stukliep op een muur van eigenbelang»?1
In het begin van de pandemie is de diagnostiek in Nederland uitgerold volgens een reeds bestaand netwerk van opschalingslaboratoria. Dit was onder andere vanwege de bestaande relaties tussen GGD’en en bepaalde laboratoria, en vanwege dat er snel gebruik gemaakt kon worden van beschikbare en ingeregelde laboratorium capaciteit. Daarnaast hebben regionale laboratoria als voordeel dat deze kortere doorlooptijden hebben. De opschaling (uitrol van diagnostiek) gebeurde in verschillende fasen, waarbij de mate van opschaling afhankelijk is van het verwachtte beloop van een uitbraak:2 implementatie, validatie diagnostiek bij RIVM en een tweede centraal expertise centrum (Erasmus MC);3 uitrol naar de eerste ring, de zogenaamde opschalingslaboratoria. Dit waren er 13 begin maart 2020;4 uitrol naar overige medisch microbiologische laboratoria. Eind maart bleken er ca 40 laboratoria beschikbaar te zijn met een forse capaciteit, het lag dus voor de hand om deze labs eerst aan het werk te zetten. Om die reden is gestart met het inzetten van testen bij medisch-microbiologische laboratoria en zijn later ook veterinaire laboratoria en Sanquin aangesloten als pandemielab. In de zomer heb ik ingezet op meer materialen, meer machines en meer testcapaciteit via pooling. Nu de testvraag steeds sneller oploopt, heb ik de stap gezet om buitenlandse laboratoria te contracteren. Inmiddels zet ik stappen op weg naar een ander testlandschap waarin hoogvolumelaboratoria de bulkstroom aan monsters kunnen verwerken en regionale laboratoria worden ingezet voor diagnostiek waar korte doorlooptijden en expertise een rol speelt of in uitbraaksituaties. De opdracht ligt bij de LCT en de Dienst Testen i.o. Voor mijn actuele teststrategie verwijs ik u naar de Kamerbrief van 27 oktober en 17 november jl.
Vanaf wanneer voorzag u de tekorten van 70.000 tests per dag?
Er is geen sprake geweest van een tekort van 70.000 testen per dag.
De inschatting van de benodigde testcapaciteit is steeds gebaseerd geweest op de prognose van het RIVM, waarin werd uitgegaan van een testvraag van 70.000 COVID-19 testen in december. Tot en met juli lag de vraag naar testen ongeveer de helft lager dan de verwachte 30.000 testen/dag. Partijen in de LCT hebben vanaf begin van de zomer desalniettemin acties in gang gezet om de testcapaciteit op te schalen, zoals aanschaf van nieuwe machines en materialen, een aanbesteding voor grootschalige pooling, en onderhandelingen met leveranciers van testmaterialen. Begin augustus begon de testvraag snel te stijgen en ontving ik de waarschuwing dat ondanks de ingezette acties de opschaling van de testcapaciteit niet voldoende snel verliep om deze vraagontwikkeling bij te houden.
Wat is uw reactie op de uitspraak van een arts-microbioloog dat er meer doden zijn gevallen vanwege het beperkte testen?
Het is niet eenvoudig om met terugwerkende kracht aan te geven wat de precieze impact is van het wel of niet nemen van een specifieke maatregel. Uiteindelijk zijn we voor het succes bij het indammen van het virus en het beperken van het aantal slachtoffers afhankelijk van een pakket aan o.a. maatregelen, capaciteit en de mate waarin mensen zich aan de regels houden en hun gedrag aanpassen. Samen met partijen in de LCT werk ik hard aan het vergroten van de testcapaciteit en zie ik dit als belangrijk onderdeel van de aanpak van dit kabinet.
Hoe voortvarend bent u te werk gegaan met het inventariseren van de inzet van apparaten en/of laboratoria van bedrijven en onderzoeksinstellingen als u deze inzet tegelijkertijd als «niet urgent» kenmerkte?
Zie antwoord op vraag 1.
Wat vindt u ervan dat de Taskforce Diagnostiek het opschalen van testen heeft tegengewerkt en de voorzitter van de Taskforce, arts-microbioloog en OMT-lid Vossen telkens bezwaren bleef maken tegen grootschalig testen?
Zie antwoord op vraag 1.
Klopt de volgende constatering van Follow the Money: «Het OMT (waar Vossen lid van is) vraagt de Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (met Vossen als voorzitter) om de Taskforce Diagnostiek (met Vossen aan het hoofd) op te richten. Vanaf dat moment adviseert Vossen vanuit het subcomité het OMT, waarna het OMT haar adviezen overneemt»?
Mevrouw Vossen heeft als voorzitter van de NVMM samen met enkele deskundigen in maart het initiatief genomen tot oprichting van de taskforce diagnostiek met als doel de testcapaciteit te vergroten. De Taskforce zou aanvankelijk ook een coördinerende rol krijgen, maar deze werd uiteindelijk uitgevoerd door het LCT. Als voorzitter van de Taskforce adviseert mevrouw Vossen vanuit die functie het LCT. Daarnaast is mevrouw Vossen lid van het OMT. Zowel het LCT als OMT nemen zorgvuldig afgewogen en onderbouwde besluiten en adviseren op hun beurt het kabinet.
Wat vindt u ervan dat door dubbele petten Vossen zichzelf adviseert?
Zie antwoord op vraag 6.
Wat vindt u van de door Vossen gestelde tegenstelling tussen kwaliteit van diagnostiek en meer testen?
Zie antwoord vraag 1. Ik wil goede COVID-19 diagnostiek, zodat mensen met klachten getest kunnen worden. De COVID-19 diagnostiek hoeft niet perse bij een MML gedaan worden en kan ook via grootschalige laboratoria.
Wat is uw reactie op de stelling van een arts-microbioloog en OMT-lid dat de grootschalige testfabrieken de kwaliteit van medische zorg bedreigen? Waarom zou dit het geval zijn, los van de belangen van de beroepsgroep?2
Zoals ook uit voorgaande antwoorden blijkt denk ik niet dat COVID-19 diagnostiek bij een MML hoeft te gebeuren en kan dit ook via grootschalige laboratoria. Mits deze laboratoria zijn gevalideerd en voldoen aan kwaliteitseisen doet dit niet af aan de kwaliteit en is geen sprake van een bedreiging voor de kwaliteit van medische zorg.
Waarom duurde het tot eind augustus voordat U-diagnostics, het Duitse lab dat in april al bereid was om bij te springen, werd aangesloten op het benodigde IT-systeem, ondanks verzoeken en goedkeuring van het RIVM?
Zie ook mijn antwoorden op de vorige vragen. Dat kwam omdat er pas op een later moment een overeenkomst is afgesloten met U-diagnostics. Pas toen er een overeenkomst was, was het ook nodig om hen aan te sluiten op Coron-IT.
Waarom werd voorrang gegeven aan Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM)-labs en moest U-diagnostics zelfs via een gang naar de rechter gelijke behandeling afdwingen?
In het begin van de pandemie is de diagnostiek in Nederland uitgerold volgens een reeds bestaand netwerk van opschalingslaboratoria. Dit was onder andere vanwege de bestaande relaties tussen GGD’en en bepaalde laboratoria, en hier is voor gekozen vanwege het benutten van snel beschikbare en ingeregelde laboratorium capaciteit. Tot en met juli bleef de vraag naar testen sterk achter bij de beschikbare capaciteit: tot half augustus werden er maximaal ca. 20.000 COVID-19 testen per dag afgenomen. In de context van dat moment was het dus geen heel waarschijnlijke keuze om contracten te sluiten met Duitse laboratoria. Daarnaast is uit de rechtszaak met Udiagnostics in augustus gebleken dat er geen beperkingen door VWS zijn gesteld die gelijke behandeling in de weg stonden: eiser is volledig in het ongelijk gesteld. Zie verder mijn antwoord op de vorige vragen.
In hoeverre is het Nederlandse Sanquin bij het opschalen van de testcapaciteit betrokken geweest? Is daar vanaf het begin maximaal gebruik van gemaakt? Gebeurt dat thans wel maximaal?3
Sanquin is door mijn ministerie benaderd op 28 maart met de vraag wat zij zouden kunnen betekenen voor de testcapaciteit. Daarna heb ik Sanquin gevraagd om zich voor te bereiden op het uitvoeren Covid-19 diagnostiek en heb ik het verzocht op te treden als pandemielaboratorium. Vanaf juni is Sanquin steeds meer testen gaan uitvoeren. Het inzetten van hun maximale capaciteit wordt belemmerd doordat hun machines gebruik maken van schaarse materialen, die ook nodig zijn voor andere MML’s.
Erkent u dat Vossen haar rol als OMT-lid niet goed vervult als zij het bewaken van de «kwaliteit» van de kleine Nederlandse diagnostiek prioriteert boven snel veel testen, en hiermee de belangen van de beroepsgroep die zij vertegenwoordigt prioriteert boven een adequate bestrijding van het virus? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord op vraag 1.
Wat vindt u ervan dat het één op één koppelen van het honorarium van vrijgevestigde artsen aan de testomzet uit het Openbare Gezondheidszorg (OGZ)-budget, afwijkt van het akkoord over de financiering van de extra kosten die zijn gemaakt ten behoeve van de coronazorg, en arts-microbiologen dus flink kunnen verdienen? Deelt u de mening dat dit onacceptabel is?
De NVMM heeft op 16 juli een brief gestuurd naar haar beroepsgroep waarin zij een dringend beroep doen op de vrijgevestigde artsen om vrijwillig tot matiging van hun inkomen te komen. Ik sta achter die oproep.
Hoe gaat u dit corrigeren?
Zie antwoord vraag 14.
Kunt u een inschatting maken van de hoeveelheid gemeenschapsgeld die is verdwenen in de zakken van vrijgevestigde artsen die zijn verbonden aan ziekenhuizen en vrijstaande labs?
In zijn algemeenheid is niet te zeggen hoeveel inkomen vrijgevestigde medisch specialisten zichzelf individueel toebedelen. Zij nemen op verschillende manieren deel in het medisch specialistisch bedrijf, bijvoorbeeld via een eigen B.V. of als maat in een maatschap. Afhankelijk van deze structuur zijn er verschillen in de hoogte en de samenstelling (winstdeling, salaris, dividend) van hetgeen een specialist ontvangt. CBS-cijfers over 2017 laten qua inkomen een bedrag zien tussen de € 131.400 en € 179.200, afhankelijk van welke structuur sprake is. Er zijn in Nederland zo’n 6.600 vrijgevestigde medisch specialisten.
Deelt u de mening dat deze episode het belang aantoont van het stoppen met betalen per verrichting en het in loondienst treden van artsen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Deze episode toont de uitwerking van ongewenste prikkels die er in het huidige zorgsysteem kunnen zijn. Helaas is geen enkel systeem perfect en dienen de juiste randvoorwaarden te worden gecreëerd om zorg in ziekenhuizen op de juiste manier te bekostigen. Ik vind het belangrijk dat daar afspraken over worden gemaakt met zorgaanbieders en verzekeraars en dat die afspraken ook doorwerken op het niveau van de medisch specialist. Overigens is in het huidige Hoofdlijnenakkoord Medisch Specialistische Zorg wel afgesproken dat de vrije keuze van medisch specialisten om te werken als vrijgevestigde of in loondienst gehandhaafd blijft.
Erkent u dat het gebrek aan voldoende opschaling van testen aantoont dat er nog altijd onvoldoende wordt gedaan om het virus in te dammen?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Wat is ervoor nodig dat u als eindverantwoordelijke deze deelbelangen opzij zet en de regie voert over de virusbestrijding? Waarom gebeurt dit niet?
Ik heb al stappen ondernomen om de regie te verstevigen. De LCT is steviger gepositioneerd en er is inmiddels een nieuwe voorzitter, André van der Zande, aangesteld. Het LCDK wordt een dienst van het Ministerie van VWS, Dienst Testen en daarmee dus dienstonderdeel van de rijksoverheid. Dienst Testen krijgt mandaat om te sturen op de teststromen en ik heb de heer Mark Frequin bereid gevonden om de komende maanden de rol van bestuurder op zich te nemen. Samen zullen zij de regie op de testketen versterken. Daarnaast wordt het testlandschap heringericht. Door het inschakelen van hoog volume labs kan de bulk van de PCR testen daar worden uitgevoerd, en worden regionale labs ingezet voor korte doorlooptijden, expertise en in uitbraaksituaties. Tenslotte neem ik meer regie op de implementatie van sneltesten en innovatieve testmethoden. Door deze en andere stappen te zetten wil ik steviger regie kunnen voeren op de testketen. Hierover heb ik u ook geïnformeerd via mijn brief van 13 oktober en 27 oktober jl.
Het bericht dat een meneer na 123 dagen op de IC overleed aan corona. |
|
Fleur Agema (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht over het overlijden van een meneer met covid-19 die 123 dagen op de intensive care lag1
Ja.
Hoeveel mensen liggen er op dit moment met covid-19 op de IC?
Op 16 september lagen er 54 COVID-patiënten op de IC (Bron: LCPS)
Hoeveel van hen liggen langer dan 21 dagen op de IC?
Het totale aantal COVID-patiënten met een opnameduur langer dan 21 dagen is hieronder te zien. De bron van deze cijfers is NICE.
Opgenomen in
Aantal COVID opnamen
Aantal COVID opnamen met een behandelduur van >21 dagen
Percentage COVID opnamen met een behandelduur van >21 dagen
Maart–April
2.662
962
36.1
Mei–Juni
200
51
25.5
Juli–15 augustus1
74
12
16.2
van patiënten opgenomen later in augustus is nog niet bekend of ze langer dan drie weken op de IC moeten worden behandeld.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor aanvang van de Algemene Politieke Beschouwingen woensdag d.d. 16 september 2020?
Dat is tot mijn spijt niet gelukt.
Testmethodes voor COVID-19 |
|
Wybren van Haga (Lid-Haga) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
|
Kunt u aangeven wat de huidige stand van zaken is met betrekking tot antigeen testen? Hoe vaak wordt er gebruik gemaakt van deze testmethode en hoe verhoudt deze testmethode zich tot de polymerase chain reaction (PCR)-test?
Wat is het percentage «false positives» en «false negatives» van de antigeen test in Nederland en wat betekent dit voor de cijfers en statistieken inzake het aantal besmettingen?
Kunt u aangeven welke stappen u zet om antigeen tests te bemachtigen voor ziekenhuizen, verzorgingshuizen, vliegvelden, cruiseterminals, universiteiten, scholen, kantoren, fabrieken et cetera, zodat de economie snel weer kan opstarten?
Kunt u aangeven wat de huidige stand van zaken is met betrekking tot de serologische test? Hoe vaak wordt er gebruik gemaakt van deze testmethode en hoe verhoudt deze testmethode zich tot de PCR-test?
Wat is het percentage «false positives» en «false negatives» van de serologische test in Nederland en wat betekent dit voor de cijfers en statistieken inzake het aantal besmettingen?
Kunt u aangeven wat het nut is van het gebruik van serologische testen in het licht van de aanbevelingen van de Infectious Diseases Society of America (IDSA)?1
Kunt u – gelet op het feit dat u nog geen antwoord hebt gegeven op eerder gestelde schriftelijke vragen met betrekking tot de PCR-test, aangeven wat in Nederland het percentage «false positives» en «false negatives» van de PCR-test betreft en wat dit betekent voor de cijfers en statistieken inzake het aantal besmettingen?2
Kunt u aangeven wat het verschil in sensitiviteit is tussen antigeen testen en PCR-testen?
Kunt u aangeven wat de kosten zijn van één PCR-test, de kosten van het onderzoek naar aanleiding van één PCR-test en de totale kosten van het gebruik van de PCR-test en nader onderzoek tot op heden? Hoe rechtvaardigt u deze kosten in het licht van de kosten van gebruik van de andere testmethodes, zoals antigeen testen?
Het bericht dat de opschaling van ic’s bij een nieuwe coronagolf in gevaar is |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Personeelstekort op ic’s dreigt: «Opschaling bij tweede coronagolf in gevaar»»?1
Ja.
Deelt u de mening van Chief Nursing Officer dat het vanzelfsprekend behoort te zijn dat verpleegkundigen in voldoende mate, en dus meer dan nu, bij besluitvorming moeten worden betrokken?
Ja, die deel ik. Dat is ook de reden geweest waarom ik de Chief Nursing Officer (CNO) heb gevraagd om een advies uit te brengen over de positionering van verpleegkundigen en verzorgenden. In de brief van 15 september 2020 is een eerste reactie gegeven op het advies. Zoals in die brief beschreven staat herkent het kabinet zich in de bevinding dat meer nodig is om regie en zeggenschap onder zorgprofessionals te vergroten. Het idee van een onafhankelijke commissie, met daarin ook verpleegkundigen, spreekt het kabinet aan. Over de wijze waarop dit concreet vorm kan krijgen, wordt u, als onderdeel van een uitgebreide inhoudelijke reactie, na het herfstreces geïnformeerd. Dit zal ook in samenhang met de voorgenomen verkenning van de SER ten aanzien van de specifieke arbeidsknelpunten worden bezien en in de komende weken met de beroepsgroep en sociale partners worden besproken. 4
Hoe kan het dat, ondanks de gemaakte afspraken over betere betrokkenheid door het Landelijk Netwerk Acute Zorg, in de praktijk nog steeds geen sprake is van deze betrokkenheid volgens zeventig procent van de IC-verpleegkundigen?
Ik vind het jammer te lezen dat uit de peiling, zoals verricht onder 588 IC-verpleegkundigen, is gekomen dat zij niet altijd goed zijn betrokken bij de opschalingsplannen, althans dit zo niet hebben ervaren. Die signalen bereiken mij breder en daarom hecht ik ook waarde aan het CNO-advies. Aanvullend heb ik in gesprek met de NVZ, de NFU, V&VN en NVIC onder de aandacht gebracht dat ik verwacht dat het verpleegkundig perspectief goed betrokken wordt.
Dit is bevestigd door de bestuurders van deze organisaties.
Verder is ook aan de ROAZ’en gevraagd om inzichtelijk te maken op welke manier zij spreken met verpleegkundigen over de plannen ten behoeve van de IC-opschaling en hoe zij alle verpleegkundigen binnen de instelling daarover op de hoogte stellen.
Bent u van mening dat voor een goede opvang van een mogelijke tweede coronagolf het van belang is om gehoor te geven aan de eisen die verpleegkundigen stellen om goed werk te kunnen verrichten?
In voornoemd gesprek met de NVZ, de NFU, V&VN en NVIC zijn zaken zoals meer uren kunnen werken, kinderopvang en flexibel roosteren, besproken. De partijen zijn het erover eens dat deze zaken op korte termijn aandacht behoeven.
Daarnaast heb ik de ziekenhuizen gevraagd een opleidingsplan op te stellen dat specifiek ziet op het opleiden van voldoende personeel ten behoeve van de IC-opschaling en de opschaling van de klinische covid-bedden. Door deze plannen hebben we inzicht in de opleidingsbehoefte van ziekenhuizen en het personeel dat daarvoor reeds beschikbaar is en bekijken we welke rol extra handen voor de zorg hierbij kan spelen.
Daarbij heeft het thema mijn aandacht. Over hoe we vervolg gaan geven aan het advies van de CNO wordt uw Kamer zoals gezegd geïnformeerd na het herfstreces.
Bent u zich ervan bewust dat ruim driekwart van de IC-verpleegkundigen niet bereid is om meer uren te maken als er straks weer een toename ontstaat in het aantal coronapatiënten? Bent u bereid om actie te ondernemen nu blijkt dat het huidige beleid onvoldoende verbetering op dit gebied teweeg brengt? Zo ja, op welke wijze gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u ervan op de hoogte dat in de praktijk de afspraken uit de opschalingsplannen van het Landelijk Netwerk Acute Zorg niet voldoende worden gerealiseerd? Waarom zijn deze afspraken niet of onvoldoende nagekomen?
Ik heb regelmatig afstemming met de ROAZ-voorzitters. Zij hebben mij laten weten dat er hard wordt gewerkt om de opschalingsplannen te realiseren. De grootste uitdaging hierbij is de beschikbaarheid en het opleiden van personeel. De ROAZ-voorzitters geven namens de ziekenhuizen in hun regio’s aan dat de uitvoering van de opschaling naar 1350 IC-bedden, die afgerond moet zijn per 1 oktober 2020, goed verloopt.
Op welke manier gaat u – tevens met het oog op het voorkomen van extra uitstroom onder zorgpersoneel – realiseren dat de afspraken uit de opschalingsplannen nu daadwerkelijk worden uitgevoerd?
Zie het antwoord op vraag 6.
Bent u bekend met het artikel «Gommers: motivatie verpleegkundigen is geknakt»? Erkent u ook het signaal van de heer Gommers? Zo ja, wat gaat u naar aanleiding daarvan doen? Zo nee, waarom heeft de heer Gommers het dan volgens u bij het verkeerde eind?2
Ja, ik ben bekend met dat artikel. Dat geldt ook voor de uitkomst van peiling van de V&VN waarin een groot deel van de IC-verpleegkundigen aangeeft niet extra te willen werken bij het doorzetten van de tweede golf. Het afgelopen voorjaar was werken in de zorg buitengewoon inspannend en belastend, zowel fysiek als emotioneel.
Ik begrijp heel goed dat IC-verpleegkundigen aangeven het nodig hebben om zich te kunnen opladen voor het geval deze tweede golf echt doorzet. Zeker in een context, waarin het ook zonder corona – al heel druk is op de IC. Als je het gevoel hebt dat daar niets aan verandert, is dat frustrerend. Ik begrijp ook dat verpleegkundigen met lede ogen zien dat de coronarichtlijnen in de samenleving niet altijd worden opgevolgd. De verpleegkundigen zullen immers de zorg moeten gaan leveren. Dit is niet goed voor de motivatie om ook bij het doorzetten van deze tweede golf weer zo hard te willen werken.
Wij moeten er met elkaar alles aan doen om te voorkomen dat zij weer door zo’n periode heen moeten als wij hebben gezien in maart en april. Daarom blijft onze inzet gericht op het voorkomen van het doorzetten van die tweede golf. Naast de algemene gedragsregels betekent dat nu ook inzetten op regionale maatregelen als de infectiedruk in de regio oploopt. De inzet is en blijft ook om ervoor te zorgen dat zorgmedewerkers veilig aan het werk kunnen met voldoende beschermingsmiddelen en testen.
Tenslotte wil ik nogmaals de waardering benadrukken voor het werken van zorgprofessionals. Daarom komt er in 2021 een tweede bonus als onderdeel van een brede aanpak voor het werken in de zorg. Met die aanpak willen we ons blijvend richten op het verminderen van werkdruk, meer loopbaanmogelijkheden en meer zeggenschap voor zorgprofessionals6.
Bent u van mening dat ook andere medewerkers in de zorg nauwer betrokken dienen te worden bij zaken die voor hen van groot belang zijn? Welke mogelijkheden ziet u om die betrokkenheid (ook van andere medewerkers dan verpleegkundigen) te vergroten?
Zeggenschap van verpleegkundigen, maar ook van andere zorgprofessionals (inspraak, samenspraak en tegenspraak) dient altijd een belangrijk aandachtspunt te zijn voor zorginstellingen. In een tijd waarin veel van ons zorgpersoneel wordt gevraagd is dit des te belangrijker. In deze bijzondere tijd is een goede samenwerking tussen bestuurders en werknemers immers essentieel.
Het vergroten van inspraak in de zorg heeft dan ook zeker mijn aandacht en hierop wordt ook reeds ingezet. Een aantal initiatieven binnen de zorg die hieraan bijdragen zijn bijvoorbeeld de representatieve steekproef waarmee zorgmedewerkers in het kader van het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn twee maal per jaar worden bevraagd, de intrede van de Verpleegkundige Advies Raad (VAR) of een vergelijkbare vorm, zoals de Zorg Advies Raad, de afspraken die in cao’s zijn gemaakt over inspraak van zorgprofessionals en tot slot de toets van de commissie Werken in de Zorg op de RAAT’s of medewerkers voldoende worden betrokken bij de regionale aanpakken.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het eerstvolgende Kamerdebat over de bestrijding van het coronavirus?
Ik streef ernaar Kamervragen te beantwoorden binnen de daarvoor geldende termijnen.
Het bericht ‘Is de voorraad aan mondkapjes voldoende om een volgende besmettingspiek door te komen?’ |
|
Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Is de voorraad aan mondkapjes voldoende om een volgende besmettingspiek door te komen?»1
Ik vind het belangrijk dat zorgmedewerkers moeten kunnen rekenen op de persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) die zij nodig hebben om hun werk veilig te kunnen doen. Het is belangrijk om voldoende PBM voorraden te hebben, zowel bij zorgaanbieders en aanvullend bij het LCH als noodvoorziening.
In eerdere Kamerbrieven heb ik u geïnformeerd dat het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) voorbereid is op een piekverbruik zoals in de periode maart en april van dit jaar. In de Kamerbrief van 12 oktober2 heb ik u geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek of de voorraden PBM in Nederland toereikend zijn voor een tweede golf en bij een verhoogd gebruik. Het gaat hier bijvoorbeeld om preventief gebruik van PBM in verpleeghuizen of andere sectoren in de zorg als het aantal besmettingen in regio’s sterk stijgt. De uitkomsten van de stress test hebben laten zien dat het LCH voldoende voorraden heeft, in verschillende scenario’s, om een tweede en voor de meeste producten zelfs een derde golf aan te kunnen. Dit betreft een langere periode dan 10 weken.
Bent u nog steeds van mening dat er een voorraad van mondkapjes moet zijn voor tien weken? Waarom is eigenlijk gekozen voor een periode van tien weken?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat er meer ingezet gaat worden op preventief gebruik van mondkapjes, onder andere in verpleeghuizen, maar ook in andere sectoren?
Graag verwijs ik u naar de Kamerbrief van 12 oktober waarin meer toelichting staat omtrent preventief gebruik van mondneusmaskers. De strekking van het OMT advies is om mondneusmaskers meer preventief in te zetten – in het bijzonder in de langdurige zorg, inclusief zorg thuis – als het besmettingsniveau in de omgeving en de aard van de cliënten/patiënten daarom vragen, waarbij altijd sprake is voor een professionele afweging om mondneusmasker al dan niet te gebruiken.
Wat is uw reactie op de conclusie van het artikel: «Dan komt Nederland tekort»?
Zie reactie op vraag 2.
Zal in het aangekondigde onderzoek naar «wat vraag en aanbod onder de verschillende scenario’s doet – zoals ook het preventief gebruik in verpleeghuizen of andere instellingen – en of daar acties voor zowel zorginstellingen zelf als het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) aan verbonden moeten zijn», rekening gehouden worden met het feit dat de benodigde voorraad in ieder geval genoeg moet zijn voor tien weken?2
Zie antwoord vraag 4.
Op welke termijn kan de voorraad voldoende aangevuld worden als uit het onderzoek blijkt dat Nederland inderdaad tekort komt?
Zoals ik in de Kamerbrief van 21 september jongstleden4 heb genoemd zien we dat zorginstellingen steeds beter in staat zijn PBM in te kopen bij hun eigen leveranciers. Dit geldt zeker voor de grote zorginstellingen. Met uitzondering van onderzoekshandschoenen lijken de meest gebruikte PBM goed leverbaar. Het onderzoek van Accenture laat zien dat de beschikbaarheid onderzoekshandschoenen mogelijk ook in de toekomst onder druk komt te staan. Leveranciers en inkopers zijn zich hier terdege van bewust en kopen ook meer in. Ook heb ik het LCH eerder opdracht gegeven om de inkoop van onderzoekshandschoenen en voor de zekerheid ook isolatiejassen (disposable) verder op te schalen om ervoor te zorgen dat zorgverleners nu en in de toekomst over voldoende PBM kunnen beschikken. Ook kijken we naar de mogelijkheden van alternatieven bij de inkoop en het gebruik.
Wanneer komt er meer duidelijkheid over bij welke besmettingsgraad het mondkapjesadvies in zal gaan, waarbij personeel preventief mondkapjes gaat dragen?
Zie antwoord vraag 3.
Kent u het bericht «Ruim-1000-schipholmedewerkers-tekenen-petitie-voor-openstelling-teststraat»?1
Bent u het eens dat de werknemers op Schiphol bijdragen aan enkele vitale processen, zoals de toevoer van belangrijke goederen, onder andere voor de aanpak van corona?
Kunt u toelichten door wie en waarom ervoor is gekozen geen testfaciliteiten beschikbaar te maken voor werknemers die klachten ontwikkelen op Schiphol?
Begrijpt u de zorgen van Schipholwerknemers, die dagelijks in aanraking komen met passagiers uit risicogebieden en zich zorgen maken over hun gezondheid en die van hun gezinnen?
Vindt u dat werknemers, die klachten ontwikkelen terwijl zij hun werkzaamheden verrichten op Schiphol zich moeten kunnen laten testen op Schiphol, ook omdat de capaciteit bij verschillende Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD'en) in het land tekort schiet?
Zo ja, bent u bereid om met de GGD en Schiphol in gesprek te gaan om testfaciliteiten op Schiphol mogelijk te maken voor Schipholwerknemers die klachten ontwikkelen terwijl ze aan het werk zijn? Zo nee, waarom niet?
Hoe vaak controleert de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) op de naleving van de coronamaatregelen op Schiphol?
Kunt u deze vragen uiterlijk 21 september 2020 beantwoorden?
Het bericht ‘Tv-spotje voor anti-abortusweek; critici noemen wervingsactie ‘misleidend' |
|
Corinne Ellemeet (GL) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Tv-spotje voor anti-abortusweek; critici noemen wervingsactie «misleidend»»?1
Ja.
Bent u het ermee eens dat het tv-spotje voor «De Week van het Leven», een anti-abortus week, op basis van misleidende informatie donaties vergaart?
Het is niet aan mij een oordeel te geven over de inhoud van de betreffende tv-spotjes. Vrijheid van meningsuiting is het grondrecht om denkbeelden en gevoelens te mogen openbaren en verspreiden. Deze vrijheid is een groot goed en zorgt ervoor dat maatschappelijke discussies blijvend gevoerd kunnen worden.
Het laten uitzenden van een tv-spotje waarin uitdrukking wordt gegeven aan bepaalde denkbeelden en gevoelens, ook als deze choqueren of als storend worden ervaren, valt onder deze vrijheid van meningsuiting. Het betreffende tv-spotje past in een patroon dat tegenstanders van abortus zich meer manifesteren.
Ik ben van mening dat het bij elk maatschappelijk debat van belang is dat zowel voor- als tegenstanders voldoende betrokken kunnen zijn en dat er ruimte en respect is voor elkaars standpunten.
Het recht om je mening te uiten is niet onbegrensd. Bij strafbare gedragingen of uitingen kan worden ingegrepen. Ik ga er dan ook vanuit dat Stichting Platform Zorg voor Leven zich ook dit jaar houdt aan de regels. Het is niet aan mij een oordeel te geven over de inhoud van de betreffende tv-spotjes.
Deelt u de opvatting dat misleidende tv-spotjes niet thuishoren op de publieke omroep?
Op grond van de Nederlandse Reclame Code van de Stichting Reclame Code is misleidende reclame niet toegestaan. Dat geldt zowel voor reclame bij de publieke omroep via de Ster als reclame bij de commerciële omroepen. De Ster is aangesloten bij de Stichting Reclame Code. Wanneer consumenten of organisaties bezwaar hebben tegen de inhoud van reclame- en telewinkelboodschappen, dan kunnen zij zich wenden tot de Reclame Code Commissie. De Ster is gebonden aan uitspraken van de Reclame Code Commissie. Een reclameboodschap die in strijd is met de Reclame Code zal de Ster niet uitzenden.
Zijn er bestuurlijke dan wel juridische mogelijkheden om op te treden tegen dit spotje? Zo ja, gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Zou volgens u wetgeving zoals in Frankrijk bestaat, waarbij misleidende informatie over abortus verboden is, een optie zijn om dergelijke spotjes te verbieden?
Nee. De weg via de Nederlandse Reclame Code en het toezicht daarop door de Reclame Code Commissie biedt voldoende mogelijkheden om op te treden tegen misleidende reclame-uitingen. Daarnaast acht ik aanvullende wetgeving, zoals in Frankrijk, niet nodig en wenselijk. In de eerste plaats vind ik criminalisering van informatieverstrekking die een of meerdere partijen mogelijk onwelgevallig is ongewenst. In de tweede plaats zou een verbod op mogelijke grondwettelijke bezwaren stuiten.
Verder wijs ik erop dat de Franse wetgeving negatieve informatie over abortus niet verbiedt, maar eist dat de afzender zich als «pro-life» bekendmaakt. Duidelijke criteria daarvoor ontbreken echter in de Franse wet, waardoor de invulling is overgelaten aan de rechter. Dat draagt naar mijn mening niet bij aan de rechtszekerheid.
Het bericht 'Gehandicaptenzorg in gevaar door tekort aan testcapaciteit' |
|
Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Gehandicaptenzorg in gevaar door tekort aan testcapaciteit»?1
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat zorgmedewerkers soms wel vijf dagen moeten wachten op de uitslag van hun test? Kunt u uw antwoord toelichten?
Deelt u de mening dat het niet wenselijk is dat zorgmedewerkers soms moeten uitwijken naar testlocaties aan de andere kant van het land? Kunt u uw antwoord toelichten?
Hoe staat het met het mogelijk voorrang verlenen aan zorgverleners bij testen?
Wilt u uw reactie op de brandbrief van de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) delen met de Kamer?
Het bericht ‘Testlabs kunnen wél meer aan, maar deze concurrentiestrijd zit in de weg’ |
|
Henk van Gerven (SP), Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Testlabs kunnen wél meer aan, maar deze concurrentiestrijd zit in de weg»?1
In het begin van de pandemie is de diagnostiek in Nederland uitgerold volgens een reeds bestaand netwerk van opschalingslaboratoria. Dit was onder andere vanwege de bestaande relaties tussen GGD’en en bepaalde laboratoria, en hier is voor gekozen vanwege het benutten van snel beschikbare en ingeregelde laboratorium capaciteit. De opschaling (uitrol van diagnostiek) gebeurde in verschillende fasen, waarbij de mate van opschaling afhankelijk is van het verwachtte beloop van een uitbraak: 1) implementatie, validatie diagnostiek bij RIVM en een tweede centraal expertise centrum (Erasmus MC); 2) uitrol naar de eerste ring, de zogenaamde opschalingslaboratoria. Dit waren er 13 begin maart 2020; 3) uitrol naar overige medisch microbiologische laboratoria. Eind maart bleken er ca 40 laboratoria beschikbaar te zijn met een forse capaciteit, het lag dus voor de hand om deze labs eerst aan het werk te zetten. Om die reden is gestart met het inzetten van testen bij medisch-microbiologische laboratoria en zijn later ook veterinaire laboratoria en Sanquin aangesloten als pandemielab. In de zomer heb ik ingezet op meer materialen, meer machines en meer testcapaciteit via pooling. Nu de testvraag steeds sneller oploopt, heb ik de stap gezet om buitenlandse laboratoria te contracteren.
Wat vindt u ervan dat testen wordt belemmerd doordat gevestigde ziekenhuislaboratoria voor hun positie en inkomsten vrezen vanwege concurrentie met grote zelfstandige labs?
Het is voor deze ziekenhuis laboratoria niet nodig om te vrezen voor hun positie en inkomsten. De reguliere diagnostiek zal altijd naar dit type laboratoria gaan, en COVID-19 testen die worden afgenomen in ziekenhuizen, voor groepen die vanwege prioriteit voorrang hebben en gebieden waar de prevalentie erg hoog is, zal naar alle waarschijnlijkheid bij deze laboratoria blijven.
Wat vindt u ervan dat moet worden uitgeweken naar Duitsland terwijl er nog onbenutte capaciteit bij grote Nederlandse labs aanwezig is?
Er wordt gekeken naar een optimale verdeling van de materialen over de laboratoria. De genoemde laboratoria hebben weliswaar machinecapaciteit, maar maken gebruik van materialen die schaars zijn in Nederland.
Wat vindt u van de tegenstelling die door de Nederlandse Vereniging van Medisch Microbiologen (NVMM) wordt geschetst tussen «zoveel mogelijk diagnostiek voor een zo laag mogelijke prijs vs. maximaliseren van de meerwaarde van diagnostische dienstverlening door goede ketenzorg»?
Ik wil goede COVID-19 diagnostiek, zodat mensen met klachten getest kunnen worden. De COVID-19 diagnostiek hoeft niet perse bij een MML gedaan worden en kan ook via grootschalige laboratoria.
Op welke manier heeft de NVMM het Landelijk Coördinatieteam Diagnostische Keten (LCDK) ervan overtuigd toch af te zien van het verdelen van de tests volgens de grootte van het lab, waarbij mogelijk bestaande afspraken tussen GGD’en en labs overruled zouden worden?
VWS en GGD’en zijn met elkaar in overleg gegaan over de verdeling van de teststromen, zoals beschreven bij vraag 1. De NVMM heeft hierin geen rol gespeeld.
Wat is uw reactie op de stelling van een zorgeconoom dat grotere laboratoria een groter deel van de markt moeten krijgen en dat het onlogisch is dat dit wordt voorkomen door het huidige verdeelsysteem?2
Daar kan ik mij als richting voor de nabije toekomst veel bij voorstellen. Inmiddels is het zo dat er naast MML’s ook contracten met grootschalige buitenlandse laboratoria zijn. We hebben nu nog te maken met de situatie waar we vandaan komen. In het begin van de crisis wilden we snel beschikbare testcapaciteit die al was ingeregeld. Daarnaast heeft een verdeling per regio ook als voordeel dat de doorlooptijden kort zijn. Daarnaast leek het niet mogelijk, maar op dat moment ook niet wenselijk, om de bestaande afspraken tussen GGD en lab’s zomaar te doorbreken. Er waren op dat moment in Nederland ook nog geen laboratoria die vergelijkbare volumes konden verwerken als de grote buitenlandse laboratoria waarmee wij nu contracten hebben afgesloten. Voor de komende maanden wil ik kijken naar een andere verdeling van de teststromen.
Deelt u de mening dat ook hier centrale regie juist heel belangrijk is? Wat gaat u doen om te voorkomen dat deze centrale regie wordt ondermijnd door deelbelangen?
Ik wil de LCT steviger positioneren en heb een nieuwe voorzitter benoemd. Het LCDK wordt een dienst van het Ministerie van VWS. Hierdoor zal de regie meer centraal worden.
Spelen aanbestedingskwesties nog een rol? Zo ja, op welke wijze?
Vanwege de huidige druk op de testcapaciteit spelen aanbestedingskwesties minder een rol, omdat op dit moment een beroep gedaan kan worden op «dringende spoed». Echter, in situaties waarin de druk minder groot is, zoals vlak voor de zomer, kan minder snel een beroep gedaan worden op dwingende spoed. Ook al bestaande afspraken tussen GGD’en en regionale laboratoria kunnen een probleem vormen.
Hoe kan worden bevorderd dat er wordt samengewerkt, zodat we de maximale testcapaciteit in eigen land benutten zonder dat onze publieke testvoorzieningen in het gedrang komen?
Recentelijk heeft het Ministerie van VWS de Nederlandse laboratoria uitgenodigd voor overleg. Aanwezig waren vertegenwoordigers van de branchevereniging voor geaccrediteerde laboratoria in Nederland (Fenelab), de Vereniging Medisch Microbiologische Laboratoria (VMML), de Samenwerkende Artsenlaboratoria Nederland (SAN), de Vereniging van Raadgevende Scheikundige laboratoria (VRS) en de pandemie laboratoria Sanquin, Royal GD en Wageningen Bioveterinary Research (WBVR). Deze organisaties hebben met het ministerie afgesproken samen op te blijven trekken om de innovatiekracht, capaciteit en beschikbaarheid van testmaterialen om de SARS-Cov-2 diagnostiek in Nederland optimaal te benutten. Alle partijen hebben de overtuiging dat het innovatieve en diverse Nederlandse laboratoriumlandschap zowel op de korte als op de lange termijn kan bijdragen aan de oplossing van de Corona pandemie. Zie ook het bericht op https://fenelab.nl/site/media/upload/files/nederlandse-laboratoria-leveren-bijdrage-aan-sars-diagnostiek.pdf
Wat is de gemiddelde prijs die voor een test betaald wordt op dit moment? Is dit een eerlijke prijs naar uw inzicht, of maken laboratoria overwinsten op deze test?
Voor een PCR test is een maximumtarief van € 65 vastgesteld. Voor een test die wordt geanalyseerd middels «pooling» is de prijs vastgesteld op € 30 per monster/sample. De prijs van € 65 is vastgesteld op basis van consultatie bij de GGD’en en nadere analyse door de NZa van laboratorium tarieven. Dit tarief is exclusief de door de GGD gemaakte kosten voor de testafname.
Heeft u inzicht in de prijzen die bijvoorbeeld in landen als Duitsland, België en Frankrijk worden betaald voor een Polymerase Chain Reaction (PCR)-coronatest? Kunt u een overzicht van de prijzen in deze landen geven?
In Frankrijk is de prijs voor een PCR test vastgesteld op 54 euro. De prijs is vastgesteld door de ziektekostenverzekering (Assurance Maladie) en wordt voor 100% vergoed. Dit is echter enkel het bedrag voor de test zelf. Hieraan moet de prijs voor de afname van de test (9,60 euro) en andere vergoedingen aan laboratoria worden toegevoegd. In totaal zou een all-inclusive test ongeveer 74 euro kosten.
In Duitsland geldt een vast tarief van 50,50 Euro voor deze laboratoriumdiagnostiek. Dit omvat de PCR-test inclusief algemene, in het bijzonder medische laboratoriumdiensten, verzendmateriaal en transportkosten. Dit vaste tarief geldt in de wettelijke ziektekostenverzekering (gesetzliche Krankenversicherung, die ongeveer 90% van alle patiënten in Duitsland dekt). In de private ziektekostenverzekering zijn de kosten hoger, ongeveer 170 Euro.
In België zijn de kosten (inclusief materiaal, personeel, reagentia, swabs etc.) voor een PCR test 46,81 euro. Dit wordt 100% vergoed. Alleen wanneer reizigers een test nodig hebben om een land te mogen betreden, dan zijn de kosten voor de reiziger3.
Compensatie van mutatiedagen. |
|
Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Klopt het dat de compensatie van mutatiedagen alleen kan worden aangevraagd door zorgaanbieders met zorg in natura en dat deze compensatie dus niet geldt voor zorgaanbieders met een pgb-indicatie (met 24-uurs verblijf)?1
Het klopt dat in de sector Verpleging en Verzorging (VV) de compensatie van mutatiedagen alleen kan worden aangevraagd door zorgaanbieders die verblijfszorg leveren via zorg in natura. Zorgaanbieders die via het pgb zorg leveren aan cliënten met een Wlz indicatie kunnen dat niet.
Kan precies toegelicht worden wie voor een dergelijke compensatie in aanmerking komen en welke uitzonderingssituaties er zijn?
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) stelt vast op welke wijze naturazorg bekostigd wordt. De hoofdlijn is daarbij dat zorgaanbieders alleen voor geleverde verblijfszorg kunnen declareren. De NZa stelt vast welke uitzonderingen daarop zijn. Zo bestaan er uitzonderingen voor het geval van tijdelijke afwezigheid van een bewoner van een natura instelling. Zorginstellingen in de VV sector kunnen gebruik maken van een mutatieregeling die dient om de bekostiging te regelen indien een plaats voor verblijf leeg is achtergelaten ten gevolge van overlijden of verhuizen van een bewoner.
Voorwaarden om voor deze regeling in aanmerking te komen zijn:
Zou het niet logisch zijn als ook de zorgaanbieders met een pgb (met 24-uurs verblijf) recht zouden hebben op mutatiedagen? Zo nee, waarom niet?
Het is met een pgb niet mogelijk verblijf in te kopen. Wel zijn er instellingen waar cliënten met een pgb samenwonen. Het verblijf wordt dan uit eigen middelen bekostigd. Uit een pgb kan alleen daadwerkelijk geleverde zorg worden betaald. Dit betekent dat wanneer een persoon overlijdt het pgb niet langer kan worden ingezet. Wanneer iemand verhuist en geen zorg meer ontvangt van de instelling kan het pgb ook niet langer worden ingezet.
Daarbij komt dat de NZa geen regels kan stellen over pgb-zorg. De budgethouder is verantwoordelijk voor het afsluiten van een zorgovereenkomst met de zorgverlener. Op basis van deze overeenkomst kan daadwerkelijk geleverde zorg worden gedeclareerd. De NZa regels omtrent mutatiedagen passen bij instellingsbekostiging waarbij de instelling door het zorgkantoor is gecontracteerd, niet bij pgb-gefinancierde zorg. Bij naturazorg via het modulair pakket thuis (MPT) en volledig pakket thuis (VPT) is ook geen sprake van mutatiedagen.
Wel zijn er dit jaar in verband met de gevolgen van de coronapandemie maatregelen getroffen om budgethouders tegemoet te komen. Zo hebben budgethouders van maart tot en met juli (en in uitzonderingsgevallen tot en met augustus) niet-geleverde zorg kunnen declareren. Tot en met 31 december 2020 bestaat daarnaast de mogelijkheid extra budget aan te vragen bij het zorgkantoor via de regeling «Extra Kosten Corona». Wanneer er in een pgb-wooninitiatief in de periode maart tot en met augustus sprake is geweest van leegstand en een wooninitiatief hierdoor in financiële nood is geraakt is er ook de mogelijkheid gecreëerd om via het zorgkantoor voor extra budget in aanmerking te komen.
De effecten van de Coronacrisis op het voortgezet speciaal onderwijs |
|
Lisa Westerveld (GL), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() ![]() |
Kunt u aangeven wat de effecten zijn van de coronacrisis op leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs (vso)? Hoeveel leerlingen zijn afgelopen schooljaar opgegaan voor hun diploma? Hoeveel zijn er geslaagd en gezakt? Kunt u een overzicht geven van de afgelopen tien jaar?
Net als voor leerlingen in het regulier voortgezet onderwijs (vo) heeft de coronacrisis ook gevolgen voor de leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs (vso). De coronacrisis lijkt daarentegen geen gevolgen te hebben gehad voor de leerlingen uit het vso die in 2020 opgingen voor het diploma. Uit de gegevens van DUO die in januari 2021 beschikbaar zijn gekomen blijkt dat van de 881 vso leerlingen die als extraneus in het regulier vo examen deden 98% geslaagd is, waarvan 20 zelfs cum laude. Het aantal geslaagde vso leerlingen is daarmee hoger dan in het schooljaar 2018/2019, toen slaagde 95% van de leerlingen. Het aantal vso leerlingen dat staatsexamen doet, stijgt al jaren. Waren er in 2016 1169 diplomakandidaten in het vso, in 2020 waren dat er 1653. In 2020 is het gemiddelde slagingspercentage van vso-leerlingen gestegen met 5,9 procentpunt ten opzichte van het jaar daarvoor. De stijging is het grootst in vmbo-kb (ruim 8 procentpunt) en vmbo-gt (bijna 8 procentpunt). Op de drie aangewezen vso-scholen met een eigen examenlicentie zijn alle leerlingen geslaagd. Hieronder ziet u een overzicht van de examenuitslagen van leerlingen die als extraneus examen deden over de afgelopen 10 jaar. Voor de gegevens over de staatsexamens verwijs ik naar de bijlage bij de brief over de staatsexamens die 12 januari aan uw Kamer is verzonden.1
Welke signalen heeft de Minister ontvangen over de specifieke problematiek die de coronacrisis heeft veroorzaakt voor leerlingen in het vso? Hoe verschillen die van leerlingen in het voortgezet onderwijs? Op welke manier heeft de Minister extra ingezet op het vso om rekening te houden met deze leerlingen?
Mij bereiken signalen over de invloed die de coronamaatregelen hebben op het sociaal-emotioneel welbevinden van leerlingen in het v(s)o en de achterstanden die leerlingen in het hele funderend onderwijs hebben opgelopen. Leerlingen in het vso hebben net als leerlingen in het vo te maken met geheel of gedeeltelijk onderwijs op afstand. In het vo en het vso geldt daarbij een uitzondering voor examenleerlingen, leerlingen in een kwetsbare thuissituatie of met ouders met een cruciaal beroep en voor praktijklessen. Vso-scholen hebben daarnaast de ruimte gekregen om volledig fysiek onderwijs te geven.
Kunt u de signalen bevestigen dat het aantal leerlingen dat van school ging zonder diploma of zakten voor hun diploma vijfmaal hoger is dan in eerdere jaren, terwijl in het voortgezet onderwijs vijfmaal minder leerlingen gezakt is? Zo ja, hoe verklaart u dit?1
Nee die klopt niet, zie verder het antwoord op vraag 1.
Is er een beeld van de klassengrootte in het vso en wat is de ontwikkeling in de afgelopen jaren? Klopt het dat het aantal leerlingen in veel klassen is toegenomen omdat meer leerlingen een jaar moeten overdoen vanwege het niet behalen van certificaten?
De zogenaamde N-factor op basis waarvan de scholen bekostigd worden is voor het vso gemiddeld 7 leerlingen per groep. Voor het speciaal onderwijs (so) is dat gemiddeld 12 leerlingen per groep. Dat scholen er voor kiezen met grotere groepen te werken is een eigen keuze van de school. Zij gebruiken de beschikbare middelen dan bijvoorbeeld om extra ondersteuning in de klas te bieden. De leerling-leraarratio is het aantal fte bevoegde leraren gedeeld door het aantal leerlingen. De resultaten van deze deling zijn als volgt:
Het aantal leerlingen in het vso is niet gestegen, maar zelfs gedaald van 37.750 in 2019 naar 37.621 in 2020. Het aantal leerlingen in leerjaar 4 (vmbo) van het uitstroomprofiel vervolgonderwijs is ten opzichte van 2019 wel gestegen, het aantal leerlingen in leerjaar 5 is daarentegen iets gedaald. Fluctuaties in de leerlingaantallen per leerjaar zijn niet ongebruikelijk en niet toe te schrijven aan de veronderstelling dat meer leerlingen een jaar moeten over doen vanwege het niet behalen van certificaten (staatsexamen). De leerlingen die opkwamen voor een certificaat in plaats van een diploma moesten namelijk sowieso nog in het vso blijven om de resterende certificaten te behalen. Het is zeker niet toe te schrijven aan de leerlingen die opkwamen voor een diploma via het staatsexamen of als extraneus in een reguliere school. Voor beide categorieën geldt dat de slagingspercentages in de coronacrisis zelfs hoger waren dan daarvoor.
Bent u van mening dat de inzet op het zo goed mogelijk ondersteunen van het vso gedurende deze crisis afdoende is geweest? Zo ja, wat is uw boodschap voor leerlingen in het vso die vanwege de zware omstandigheden helaas zakten voor hun diploma?
De Coronamaatregelen zijn voor alle leerlingen ingrijpend geweest. Dat geldt zeker ook voor leerlingen in het vso, die per definitie in een kwetsbare doelgroep vallen. Daarom heb ik verschillende maatregelen genomen, zoals het beschikbaar stellen van extra middelen, de mogelijkheid voor bepaalde groepen leerlingen om fysiek les te krijgen en verschillende aanpassingen rondom de examens. Ook werk ik aan een meerjarig programma om de achterstanden in het onderwijs weg te werken. Dat programma is er ook voor het vso. Minister de Jonge heeft aangeven dat er een ondersteuningsplan komt voor meer mentale steun aan jongeren.
Uit de slagingspercentages blijkt dat deze inzet voor vso-leerlingen afdoende is geweest.
Deelt u de mening dat deze en meer signalen over de examenprestaties van leerlingen in het vso erg zorgwekkend zijn? Worden er extra maatregelen genomen ter ondersteuning van vso-scholen, leerlingen en leraren? Zo ja, welke?
Op basis van de slagingspercentages van 2020 zie ik geen reden om aan te nemen dat de examenprestaties van leerlingen in het vso zorgwekkend zijn. Extra maatregelen anders dan de maatregelen die nu getroffen worden, zijn niet aan de orde.
Bent u bereid in gesprek te treden met de vso-leerling die dit onderzoek heeft uitgevoerd en binnen korte termijn de Kamer te informeren over de vervolgstappen die u voornemens bent te zetten?
Er wordt door mijn ambtenaren regelmatig overleg gevoerd met de leerling in kwestie. Voor informatie over de stappen die ik dit jaar met betrekking tot de examens neem, verwijs ik kortheidshalve naar mijn brief van 12 februari over de examens in het voortgezet onderwijs.
Het bericht ‘Onrust over geheime vaccinonderhandelingen’ |
|
Corinne Ellemeet (GL) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Onrust over geheime vaccinonderhandelingen»?1
Ja.
Wat is uw oordeel over het lobbyen van COVID-19 vaccinontwikkelaars voor een vrijstelling van schadeclaims?
Het staat de farmaceutische industrie vrij om aandacht te vragen voor onderwerpen die voor de industrie van belang zijn, bijvoorbeeld dit onderwerp. De farmaceutische industrie toont haar commitment door veel geld en energie te stoppen in het ontwikkelen van een veilig en effectief vaccin dat mogelijk zal bijdragen aan een einde van de pandemie. Bij sommige van de vaccins tegen Covid-19 die de bedrijven ontwikkelen, bestaan hoge verwachtingen. Tegelijkertijd kent het ontwikkelen van vaccins veel onzekerheden. De farmaceutische bedrijven werken er hard aan om te voldoen aan de strenge eisen die binnen de Europese Unie gelden voor de veiligheid, werkzaamheid en kwaliteit van de vaccins, zoals ook blijkt uit het gezamenlijke persbericht dat negen grote farmaceutische bedrijven op 8 september 2020 hebben uitgebracht.2
Voor de Europese Commissie is het van belang dat er recht wordt gedaan aan de geldende Europese wetgeving. De Europese wetgeving inzake productaansprakelijkheid blijft in de contracten volledig gerespecteerd. De rechten van burgers blijven volledig onaangetast. In zoverre bieden de overeenkomsten de bedrijven dus geen bescherming voor eventuele rechtszaken. Wel worden in de overeenkomsten afspraken gemaakt over een vrijwaring door de Lidstaten van de farmaceutische bedrijven ten aanzien van claims van derden. Voor deze vrijwaringssituatie gelden specifieke en strikte voorwaarden.
Deelt u de mening dat de onderhandelingen omtrent de afspraken voor het COVID-19 vaccin transparant moeten zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom zijn de huidige onderhandelingen dan uiterst intransparant?
Laat ik voorop stellen dat zowel de Europese Commissie, blijkens een hoorzitting in het Europees parlement op 7 september jl., als ikzelf graag zo transparant mogelijk zijn over de inhoud van de gemaakte afspraken. Daarom informeer ik de Kamer over het afsluiten van contracten door de Europese Commissie met producenten en over succesvol afgesloten verkennende gesprekken die naar verwachting tot contracten zullen leiden. Ik verwijs hierbij naar mijn brieven van 17 augustus en 18 september jl. Ook de Europese Commissie verstrekt veel informatie over de EU vaccins strategie en het sluiten van contracten met producenten.3 Zolang de onderhandelingen met een specifiek bedrijf lopen, kan ik daar weinig over kwijt. De Nederlandse vertegenwoordigers zijn, net als de vertegenwoordigers van de andere deelnemende lidstaten, immers gebonden aan een geheimhoudingsplicht. De bedoeling van deze geheimhoudingsplicht is tweeërlei: enerzijds dient deze om beïnvloeding van de onderhandelingen met andere producenten te voorkomen. Anderzijds wordt tijdens de onderhandelingen bedrijfsvertrouwelijke en beursgevoelige informatie van de producent gewisseld die niet openbaar kan worden.
Kunt u aangeven waarom de identiteit van de zeven onderhandelaars die namens de Europese Commissie met de farmaceutische industrie onderhandelen, onbekend is?
De Europese Commissie sluit contracten (Advance Purchase Agreements, APA’s) af met producenten van een kansrijk kandidaat-vaccin en draagt de volledige verantwoordelijkheid voor het aanbestedingstraject. De Commissie wordt daarin bijgestaan door vertegenwoordigers van zeven lidstaten waaronder Nederland. Deze vertegenwoordigers onderhandelen niet namens de Europese Commissie maar ondersteunen de Commissie in de onderhandelingen. De lidstaten zullen immers uiteindelijk de vaccins afnemen. De onderhandelaars van de zeven lidstaten zijn zonder uitzondering in dienst van hun eigen regering en hebben allen verklaringen getekend waarmee hun integriteit gewaarborgd is. De Nederlandse vertegenwoordiger in het Joint Negotiation Team is een directeur die in dienst is van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Zijn identiteit is niet bewust geheim gehouden. Andere landen maken daar een andere afweging in.
Kunt u toelichten of Nederland zal bijspringen in het dekken van schadeclaims als een vaccin directe of indirecte negatieve bijeffecten heeft of wanneer er fout wordt geïnstrueerd of gewaarschuwd voor deze effecten door de fabrikant?
In algemene zin geldt dat de contracten die getekend worden door de Europese Commissie voorzien in een geheimhoudingsverklaring voor alle betrokken partijen inclusief de vertegenwoordigers van de 27 lidstaten. Hierdoor kan niet ingegaan worden op specifiek gemaakte afspraken in die contracten. In algemene zin wil ik graag opmerken dat voorop staat dat de Europese wetgeving inzake productaansprakelijkheid blijkens uitspraken van de Commissie in de contracten volledig gerespecteerd wordt. Dat ziet dus op productiefouten door de producent. Wel worden in de overeenkomsten afspraken gemaakt over een vrijwaring door de Lidstaten van de farmaceutische bedrijven ten aanzien van claims van derden. Voor deze vrijwaringssituatie gelden specifieke en strikte voorwaarden. Dat betekent dat lidstaten financiële compensatie bieden bij claims die zien op bijvoorbeeld een verborgen gebrek van een vaccin dat niet bekend was op het moment van toelating.
Deelt u de mening dat het aannemelijk is dat de overeenkomst met AstraZeneca als voorbeeld zal dienen voor eventuele toekomstige vaccinproductie overeenkomsten?
Inmiddels heeft de Europese Commissie twee contracten getekend, met AstraZeneca en met Sanofi/GSK. Ook wordt gewerkt aan contracten met vier andere producenten. Alle contracten bevatten min of meer dezelfde thema’s maar elk contract bevat vanzelfsprekend individuele afspraken met de betreffende producent waarbij het totale pakket aan voorwaarden in balans moet zijn.
Klopt het dat de eventuele vrijstelling van schadeclaims van AstraZeneca als een gevaarlijke precedent kan dienen voor toekomstige farmaceutische productie overeenkomsten? Zo nee, waarom niet?
Zoals eerder aangegeven wordt in de contracten de Europese wetgeving inzake productaansprakelijkheid gerespecteerd. Ik zie dan ook niet in op welke wijze er sprake is van een gevaarlijk precedent.
Kunt u toelichting geven over de hoogte van de winstmarges die AstraZeneca onder de door de Europese Commissie onderhandelde overeenkomst zal maken bij levering van de COVID-19 vaccins?
De informatie die betrekking heeft op financiële aspecten van elk contract zoals prijsafspraken, valt onder de geheimhoudingsplicht. Blijkens een persbericht van 13 juni 2020 heeft AstraZeneca het commitment om de toegang tot het vaccins gedurende de pandemische periode mogelijk te maken zonder winstoogmerk.4 In algemene zin kan ik de Kamer verder informeren dat toegankelijkheid en betaalbaarheid van een kandidaat-vaccins blijkens de EU Vaccins Strategie van de Europese Commissie een belangrijk onderdeel is van de onderhandelingen.
Deelt u de opvatting dat AstraZeneca financieel en juridisch verantwoordelijk gehouden dient te worden als de vaccines schadelijke bijwerkingen blijken te hebben? Zo nee, waarom niet?
Met de Europese Commissie ben ik van mening dat de geldende Europese regelgeving inzake productaansprakelijkheid in de contracten gerespecteerd dient te worden.
Neemt het kabinet de verantwoordelijkheid voor reeds onvoorziene bijwerkingen die het COVID-19 vaccin van AstraZeneca kan hebben op de volksgezondheid?
Bijwerkingen van kandidaat-vaccins zoals die blijken uit klinische tests, zullen betrokken worden bij de analyse en beoordelingsprocedure van het Europees Geneesmiddelenagentschap (EMA) om te komen tot al dan niet toelating tot de Europese markt. Dergelijke bijwerkingen zijn niet onvoorzien.
Bijwerkingen die zijn oorsprong vinden in het niet naleven van de regels van de Europese wetgeving inzake productaansprakelijkheid, behoren tot de aansprakelijkheid van de producent.
In de overeenkomsten worden daarnaast afspraken gemaakt over een vrijwaring door de Lidstaten van de farmaceutische bedrijven ten aanzien van claims van derden. Voor deze vrijwaringssituatie gelden specifieke en strikte voorwaarden. Dat betekent dat lidstaten financiële compensatie bieden bij claims die zien op bijvoorbeeld een verborgen gebrek van een vaccin dat niet bekend was op het moment van toelating.
Het verband tussen luchtvervuiling en het infectierisico van COVID-19 |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Waarom schrijft u in uw beantwoording op mijn vragen over het verband tussen luchtvervuiling en het infectierisico van COVID-191 dat het onderzoek van de World Bank Group2 vanuit epidemiologisch onderzoeksperspectief niet afdoende is, maar zegt u nog niet direct toe dat u het verband tussen luchtvervuiling en het infectierisico van COVID-19 nader zal onderzoeken?
Ik vind het van belang dat het eventuele onderzoek naar de relatie tussen luchtverontreiniging en COVID -19 nieuwe kennis oplevert en binnen afzienbare termijn leidt tot beleidsopties (handelingsperspectief). Daarom heb ik samen met mijn collega’s van LNV en VWS het RIVM verzocht een verkenning uit te voeren naar de onderzoeksmogelijkheden aangaande de relatie luchtkwaliteit en (de ernst van) COVID-19, waarbij ook is gevraagd naar de relatieve bijdrage van veehouderij. Het RIVM is gevraagd alle opgedane kennis bij eerdere onderzoeken mee te nemen in deze verkenning en ook de internationale ontwikkelingen in dit onderzoeksveld mee te nemen. We zijn met het RIVM in gesprek over de onderzoeksmogelijkheden. Nadat de onderzoeksmogelijkheden in kaart zijn gebracht zullen mijn collega’s van LNV en VWS en ikzelf besluiten of en zo ja, welke onderzoeken we willen uitzetten bij het RIVM. Uw Kamer wordt hierover geïnformeerd in het najaar.
Deelt u de mening dat het zeer belangrijk is dat dit verband nader onderzocht wordt zolang er onzekerheid over bestaat? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom geeft u daar niet gelijk opdracht toe en wordt er eerst een verkenning naar de onderzoeksmogelijkheden afgewacht?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom wordt in verkenning naar de onderzoeksmogelijkheden naar de relatie tussen COVID-19 en luchtkwaliteit alleen gekeken naar de veehouderij en niet naar de twee andere grote bronnen van luchtvervuiling: de industrie en transport/wegen? En waarom wordt er niet gekeken naar de reacties tussen de stoffen die afkomstig zijn uit die grote bronnen, die gezamenlijk smog en secundair fijnstof vormen? Wordt dit nog nader meegenomen? Zo nee, waarom niet?
Centraal in het verzoek aan RIVM aangaande de verkenning naar onderzoeksmogelijkheden is het antwoord op de vraag of het mogelijk is om de relatie tussen luchtkwaliteit in algemene zin, en de ernst van de gevolgen van infectie COVID-19 te onderzoeken. Daarbij wordt ook gekeken of het mogelijk is om de relatieve bijdrage van de veehouderij hierin te onderzoeken.
Erkent u dat het in het belang van de volksgezondheid noodzakelijk is om rekening te houden met het vermeende verband tussen luchtvervuiling en het infectierisico van COVID-19? Deelt u de mening dat het beleid daarop zou moeten worden aangepast zolang er nog geen uitsluitsel bestaat over het verband? Zo nee, waarom niet?
Luchtverontreiniging in het algemeen kan leiden tot een verhoogd risico op ziekte en sterfte. Daarbij gaat het gemiddeld in Nederland om 11.000 vroegtijdige sterfgevallen en een aanzienlijke ziektelast. Het mogelijke effect van luchtverontreiniging op de gezondheidseffecten van COVID-19 onderstreept het belang van het verder verbeteren van de luchtkwaliteit. Daarom werkt het kabinet samen met decentrale overheden om voor alle inwoners van Nederland de luchtkwaliteit permanent te verbeteren zodat de gezondheidsschade door luchtverontreiniging minder wordt.
De inzet op verbeteren van de luchtkwaliteit gebeurt nu al in het Schone Lucht Akkoord, en zet ik onverminderd voort. Concreet is afgesproken de gezondheidseffecten van luchtverontreiniging uit Nederlandse bronnen met minimaal 50% te reduceren in 2030 ten opzichte van 2016. De maatregelen in het kader van de stikstofaanpak, de verduurzaming van de veehouderij, de kringlooplandbouw en het Klimaatakkoord zullen eveneens bijdragen aan de verbetering van de luchtkwaliteit en gezondheid in Nederland. Ik wil benadrukken dat overdracht van mens-op-mens de stuwende kracht is achter de snelle verspreiding van het virus en de huidige uitbraak. Het is daarom in de eerste plaats zaak dat overal, ook in gebieden met hogere luchtverontreiniging, mensen zich goed aan de vigerende COVID-19 maatregelen houden en mogelijke risico’s mijden.
Wat zijn sinds de uitbraak van de corona-epidemie in Nederland de percentages besmettingen, ziekenhuisopnamen en doden per provincie? Is het nog steeds zo dat daarin één of meerdere provincies negatief opvallen? Zo ja, welke verklaring(en) heeft u daarvoor en is dit voor u reden voor aanvullend beleid?
De verspreiding van de COVID-19 infecties over de provincies is zoals u in de media en in de politieke debatten rondom COVID heeft gehoord, continue aan verandering onderhevig. Voor de actuele cijfers per provincie publiceert het RIVM een wekelijks gedetailleerd epidemiologisch rapport met aantallen meldingen, ziekenhuisopnamen en sterfgevallen per provincie. Voor informatie per regio en gemeente verwijs ik u naar deinformatie op het coronadashboard van de rijksoverheid: https://coronadashboard.rijksoverheid.nl/ en de RIVM website:
Investeert het Rijk in mobiele meetstations, sensornetwerken en lokaal aanvullende metingen als mogelijkheden voor het registreren van luchtvervuiling in regio’s en provincies, waarnaar u verwijst in uw beantwoording? Zo nee, waarom niet? Zo ja, in welke mate? Hebben provincies toezeggingen gedaan voor investeringen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke? Betreft het hier metingen die juridische en beleidsmatige zeggingskracht kunnen hebben, zoals dat geldt voor de metingen van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML-metingen) door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) voortkomend uit de Europese Richtlijn? Zo ja, welke LML-meetpalen komen erbij in Nederland, en waar? Zo nee, wat ziet u dan als meerwaarde van dergelijke «tandeloze» metingen?
Ja, het Rijk zal in het kader van het Schone Lucht Akkoord participeren in een pilot voor meerdere mobiele ankerstations met daaromheen een sensornetwerk. De ankerstations worden beheerd door het RIVM en zullen daarmee voldoen aan de kwaliteitsvereisten die aan het LML worden gesteld, en de bijbehorende zeggingskracht hebben. De pilot wordt uitgevoerd met maximaal 5 ankerstations, welke beschikbaar komen binnen het huidige LML. Diverse gemeenten hebben aangegeven interesse te hebben in deelname en daarbij ook financieel bij te willen dragen. Na afronding van de inventariserende fase zal bepaald worden waar de ankerstations exact geplaatst worden. Daarbij zal primair rekening gehouden worden met het creëren van zoveel mogelijk kennis en ervaring met sensormetingen om te bepalen of deze in de toekomst gebruikt zouden kunnen worden voor de formele monitoring van luchtkwaliteit. Daarnaast zal bij de verdeling van de ankerstations ook gekeken worden naar het verder optimaliseren van de landelijke dekking van het LML.
Op welke manier houdt u zicht op de cumulatie van luchtvervuiling vanuit de door u genoemde belangrijke bronnen verkeer, landbouw, houtskool en industrie? Doet u dat via metingen of berekeningen?
Luchtvervuiling wordt veroorzaakt door veel verschillende bronnen, en de cumulatie daarvan wordt zowel door metingen als door modelberekeningen gemonitord. Metingen geven altijd een cumulatief beeld voor een bepaalde stof, omdat de gemeten waarde niet te herleiden is naar een specifieke bron. Met modelberekeningen daarentegen is het wel mogelijk om inzicht te krijgen in de specifieke bronbijdrage op specifieke locaties. Het RIVM draagt daarbij zorg voor het verzamelen van de vereiste brongegevens via de emissieregistratie, buitenlandse bronbijdragen en het beheer van verspreidingsmodellen, welke weer gekalibreerd worden aan de hand van metingen onder andere gericht langs wegen en industrie.
Zijn er in Nederland voldoende meetpunten en worden er voldoende vervuilende componenten (afzonderlijk en in combinatie) gemeten? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zo nee, bent u bereid om de metingen en meetpunten uit te breiden? Zo ja, hoe en waar? Zo nee, waarom niet?»
Ja, de luchtkwaliteit in Nederland wordt gemonitord door het RIVM conform de vereisten die daar aan gesteld worden vanuit van de Richtlijn Luchtkwaliteit. Het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (bestaande uit 46 RIVM meetstations en 6 GGD partnerstations) voldoet daarmee aan de vereiste dekkingsgraad voor alle afzonderlijk te meten stoffen. In aanvulling daarop vinden er voor NO2 extra metingen plaats d.m.v. Palmesmetingen (buisjesmetingen) en zijn er nog enkele regionale meetnetwerken actief.
Heeft u contact met andere landen waarin bepaalde regio’s veel sterker zijn geraakt door COVID-19, afgemeten aan ziekenhuisopnamen en doden, over mogelijke oorzaken hiervoor? Zo ja, kunt u de Kamer hierover informeren? Zo nee, waarom niet?
In het buitenland is de situatie in bepaalde gebieden gedurende de beginperiode van de pandemie ernstig tot zeer ernstig geweest, zoals bijvoorbeeld in Italië. Hier is in internationaal verband (EU, WHO) uiteraard veel contact over geweest. De oorzaken van de plaatselijke ernstige uitbraken zijn divers, maar hebben vooral te maken met de sterke onverwachte of onopgemerkte stijging van het aantal infecties in een regio, en op dat moment nog onvoldoende maatregelen om verspreiding tegen te gaan. Momenteel zijn er ook veel gebieden waar de infectiegraad sterk toeneemt. Over deze veranderende epidemiologische situaties, de reacties daarop en de overwegingen die daaraan ten grondslag liggen wordt, zowel bilateraal als in verschillende internationale gremia, voortdurend gesproken. Per land bestaan dashboards of landelijke websites met informatie hierover; voor een overzicht van Europa kunt u de rapportage van de ECDC (https://www.ecdc.europa.eu/en/geographical-distribution-2019-ncov-cases) raadplegen en wereldwijd de website van de WHO raadplegen: WHO coronavirus Disease (COVID-19) dashboard
De noodzaak tot investeren in wonen voor senioren |
|
Vera Bergkamp (D66), Sandra Beckerman (SP), Henk Nijboer (PvdA), Julius Terpstra (CDA), Antoinette Laan-Geselschap (VVD), Carla Dik-Faber (CU), Lenny Geluk-Poortvliet (CDA), Jessica van Eijs (D66), Léonie Sazias (50PLUS) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met de bijeenkomst van 1 september jl. over de inzet op seniorenhuisvesting en woonvormen, georganiseerd door de ledenvereniging voor ouderen ANBO, de branchevereniging voor zorgorganisaties ActiZ en Stichting Knarrenhof?
Ja.
Klopt het dat er nu al een tekort is van 80.000 seniorenwoningen en hoe ontwikkelt dat tekort zich tot en met 2040?
Om de opgave beter in beeld te krijgen hebben wij de opdracht gegeven een monitor ouderenhuisvesting te ontwikkelen waarin op landelijk niveau zowel het aanbod, de vraag en het mogelijke tekort wordt aangegeven. Tevens zal de monitor informatie bevatten voor het lokale niveau omdat op dat niveau de opgave het beste in kaart gebracht kan worden. Wij zenden de monitor ouderenhuisvesting aan het einde van dit jaar aan Uw Kamer.
Daarbij dient al wel te worden aangegeven dat het vaststellen van zowel het aanbod als van de vraag naar seniorenwoningen zeer lastig is, zeker voor de toekomst. Voor de aanbodzijde geldt dat er veel soorten woningen voor senioren bestaan en daardoor geen eenduidige definitie bestaat van een «senioren- of ouderenwoning». Bovendien wonen de meeste ouderen in een reguliere woning. Voor de vraagzijde geldt eveneens dat het lastig is deze vast te stellen omdat de groep zeer divers is en de woonwensen daardoor ook.
Het tekort van 80.000 seniorenwoningen wordt in verschillende publicaties genoemd. Het is ons, ook na navraag, niet duidelijk wat de bron is van dit aantal.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met ANBO, ActiZ en Stichting Knarrenhof over dit tekort aan seniorenwoningen en hun 5-puntenplan om dit op te lossen1 en de Kamer te informeren over de resultaten daarvan voor het einde van 2020?
Ja.
Wat zijn de concrete resultaten van de gesprekken die de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport met de taskforce Wonen en Zorg heeft gevoerd en komt er een meerjarige agenda voor wonen en zorg?
Met het programma Langer thuis hebben wij een meerjarig programma opgestart de woon- en zorgopgave voor ouderen op te pakken. De Taskforce Wonen en Zorg, die door de VNG, Aedes, Actiz en de ministeries van VWS en BZK is opgericht, heeft zich tot doel gesteld dat in 2021 alle gemeenten hun opgave ouderenhuisvesting in kaart hebben gebracht en daarover prestatieafspraken maken met woningcorporaties en zorgaanbieders.
De Minister van VWS en de voorzitter van de Taskforce hebben in maart 2020 onder meer gesproken over de werkzaamheden van de Taskforce en de verbinding van de opgave met betrekking tot zelfstandig wonen met de opgave van de verpleeghuiszorg. Tijdens het overleg is besloten te streven naar een bestuurlijk overleg met alle partijen die bij de opgave van wonen en zorg voor zelfstandig wonende ouderen en verpleeghuiszorg zijn betrokken.
Hoeveel gemeenten hebben inzicht in de kwantitatieve opgave op het gebied van huisvesting van senioren?
De Taskforce heeft in het voorjaar een nulmeting gedaan om in kaart te brengen waar gemeenten samen met woningcorporaties en zorgorganisaties staan in het maken van een woonzorganalyse, een woonzorgvisie en prestatieafspraken over wonen, welzijn en zorg. Aan de nulmeting hebben 218 gemeenten (respons 61%) en 152 (respons 55%) woningcorporaties deelgenomen. Een woonzorganalyse is volgens de definitie van de Taskforce een document dat kwantitatief en kwalitatief inzicht geeft in de huidige situatie (demografie, zorg, ondersteuning, woningmarkt, voorzieningen), behoeften, trends en ontwikkelingen. Daarbij gaat de Taskforce uit van een bredere opgave dan alleen huisvesting. Bijna de helft van de gemeenten die hebben gereageerd op de nulmeting beschikt over een woonzorganalyse (109 gemeenten). Eén op de zes gemeenten (39 in totaal) werkt aan de totstandkoming van zo’n analyse.
Hoeveel gemeenten hebben op dit moment een kwalitatieve woonvisie en hoeveel daarvan hebben ook een leefvisie die ingaat op de organisatie van welzijn binnen de woonopgave?
In tweederde van de gemeenten die deelnamen aan de nulmeting van de Taskforce (150 in totaal) zijn tussen de gemeenten en de woningcorporaties afspraken gemaakt over wonen, welzijn en zorg. In minder dan de helft van deze gemeenten ligt aan deze prestatieafspraken een woonzorgvisie ten grondslag. Een derde van de gemeenten (76 in totaal) maakt (nog) geen specifieke prestatieafspraken over wonen, welzijn en zorg met de woningcorporaties.
Bent u bereid te stimuleren of op te leggen dat alle gemeenten inzicht verwerven in de hoeveelheid en de soort woningen die voor de groeiende groep senioren moet worden gebouwd?
Er bestaat een zeer grote diversiteit aan soorten woningen die specifiek geschikt zijn voor senioren. Sommige richten zich op fysieke beperkingen, zoals rolstoeltoegankelijk woningen. Andere hebben extra functies die gericht zijn op sociale interactie, zoals bij de Knarrenhof het geval is. Niet alleen een geschikte woning is belangrijk voor ouderen. Ook de woon- en leefomgeving en de (bereikbaarheid van) voorzieningen bepalen of iemand tot op hoge leeftijd zelfstandig kan blijven wonen. De diversiteit en het daarmee samenhangende maatwerk maakt het lastig om vanuit de landelijke overheid verplichtingen op te leggen.
Vanuit het Rijk zetten wij in op:
We ondersteunen en stimuleren het lokale niveau door de inzet van het ondersteuningsteam Wonen en Zorg, het Innovatieprogramma Inclusieve Wijk Langer Thuis en de stimuleringsregeling Wonen en Zorg. Daarnaast nemen onze ministeries samen met de VNG, Ades en Actiz deel aan de Taskforce Wonen en Zorg. De Taskforce streeft ernaar dat alle gemeenten hun opgave medio 2021 kaart hebben gebracht en in 2021 hiertoe prestatieafspraken met woningcorporaties en zorgaanbieders maken. Daarbij hebben we in de brief «Stand van zaken programma langer thuis» van juni 2020 aangegeven te streven naar een bestuurlijke afspraak begin 2021 met VNG, IPO, Aedes, Actiz, ZN en de rijksoverheid. De kern van de beoogde afspraken zal zijn hoe de opgaven lokaal en in de regio in samenhang worden vertaald in lokale prestatieafspraken voor wonen, welzijn en zorg. Deze bestuurlijke afspraken volgen op de werkzaamheden die hiervoor reeds zijn verricht door de Taskforce Wonen en Zorg en de zorgkantoren.
Bent u van mening dat er een taakstellende opdracht voor gemeenten moet komen ten aanzien van het aantal seniorenwoningen?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid een onderzoek te starten naar de relatie tussen welzijn, wonen en zorgkosten? Zo ja, hoe en wanneer? Zo nee, waarom niet?
De relatie tussen welzijn, wonen en zorgkosten is een erg breed onderwerp voor een gedegen onderzoek. Zowel de maatschappelijke kosten als de baten van zowel welzijn als wonen is van zoveel factoren afhankelijk dat het zeer lastig is dit in harde betrouwbare cijfers weer te geven. Het is echter aannemelijk dat woningen of woonvormen voor ouderen, de kwaliteit van leven van de ouderen zal verhogen en dat dit invloed kan hebben op de ondersteunings- en/of zorgvraag. Wij focussen in de onderzoeksactiviteiten die we financieren daarom op praktische kennis die kan worden gebruikt door de verschillende partijen die bezig zijn met woonvormen of met de opgave van wonen en zorg, zoals in het innovatieprogramma Inclusieve wijk en het kennisprogramma Woonvormen voor senioren.
Bent u bereid de noodzaak tot samenhang tussen het ruimtelijk en het sociaal domein onder de aandacht te brengen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)? Zo ja, hoe en wanneer? Zo nee, waarom niet?
De VNG is zich volgens ons zeer bewust van de samenhang van het ruimtelijk en het sociaal domein. Zij is samen met Actiz, Aedes en de ministeries van BZK en VWS één van de initiatiefnemers van de Taskforce Wonen en zorg. De voorzitter van de Taskforce, de heer Adriani, is lid van de VNG commissie Wonen, ruimte en mobiliteit.
Gaat u in gesprek met gemeenten over de vraag hoe zij geclusterde woonvormen gaan faciliteren, gelet op het feit dat de Monitor Geclusterd Wonen laat zien dat in een derde van de gemeenten nog geen geclusterde woonvormen aanwezig zijn?
De Taskforce gaat de komende periode in alle regio’s bijeenkomsten organiseren over het belang van het maken van de woonzorganalyse en een woonzorgvisie om daarmee te komen tot afspraken om de woonzorgopgave in te vullen. De opgave zal daarbij deels bestaan uit de vraag naar geclusterde woonvormen. Daarbij ondersteunen we op verschillende wijzen de realisatie van meer geclusterde woonvormen, waaronder de stimuleringsregeling Wonen en Zorg, het Innovatieprogramma Inclusieve wijk, het kennisprogramma Woonvarianten senioren en het ondersteuningsteam wonen en zorg.
Welke gevolgen voor uw beleid heeft de verwachte vraagstijging naar Wlz-zorg (Wet langdurige zorg) van 30.000 personen in 2025 en 100.000 personen in 2040 ten aanzien van voldoende seniorenwoningen?2
De verwachte vraagstijging betekent dat het aantal plaatsen voor ouderen met een zorgbehoefte moet worden uitgebreid. Dit kan via een toename van het aantal verpleeghuisplaatsen en deels via toename van het aantal plekken in seniorenwoningen. Zorgkantoren zijn nu bezig met het opstellen van en regionale woonzorgvisie. Zij betrekken daar vaak gemeenten en andere lokale partners bij. Beide activiteiten worden op elkaar afgestemd. Wij willen over dit onderwerp begin 2021 bestuurlijke afspraken over maken met de VNG, IPO, Aedes, ActiZ en ZN.
Heeft de verbreding van de Stimuleringsregeling Wonen en Zorg per 4 april jl. daadwerkelijk geleid tot een hoger gebruik van de regeling?
Ja. In 2019 zijn 19 aanvragen voor de initiatieffase ingediend, waarvan er 12 zijn toegekend. In 2020 zijn tot 1 september 38 aanvragen ingediend voor de initiatieffase, waarvan 27 zijn toegekend en nog 8 in behandeling zijn. Er is in 2020 totaal voor een bedrag van 478.000 euro aan subsidie verleend. Er zijn daarnaast 3 leningen voor de planontwikkelfase ingediend. Hiervan is één afgewezen en zijn twee leningen voor een bedrag van in totaal 286.000 euro nog in behandeling. Daarnaast is een lening van bijna 600.000 euro geborgd. We gaan ervan uit dat de komende tijd meerdere aanvragen zullen worden ingediend.