Netflix, Trouw en de Kijkwijzer |
|
Gert-Jan Segers (CU) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Kent u het jaarverslag van het NICAM?1
Ja.
Bent u tevreden over de mate van implementatie van de Kijkwijzer in het algemeen?
Jazeker. Zo blijkt uit periodiek onderzoek door onder meer GfK dat zeer veel ouders de Kijkwijzer gebruiken en het een zinvol systeem vinden. Ook de jaarlijkse evaluaties van Nicam/Kijkwijzer door het Commissariaat voor de Media zijn positief. Het Nicam spant zich voortdurend in om ook nieuwe audiovisuele mediaspelers bij Kijkwijzer te betrekken. Een andere indicatie voor het succes van de Kijkwijzer is de internationale interesse en navolging: Pan-European Game Information (PEGI), IJsland, Finland, Turkije.
Deelt u de mening dat het voor een gelijk speelveld niet goed is dat Nederlandse licentiehouders wel aan de kijkwijzer meewerken, maar diensten als Netflix en tv-zenders als TLC niet?
De Europese regelgeving stelt in de Audiovisuele Mediadienstenrichtlijn (AVMS) de minimumnorm voor de bescherming van minderjarigen. Daarmee ontstaat er in heel Europa een gelijk speelveld. De lidstaten dienen op grond van deze regels passende maatregelen te nemen om minderjarigen in het lineaire en non-lineaire domein te beschermen. Deze minimumregels zijn op Europees niveau echter niet gedetailleerd uitgewerkt. Nederland kent het systeem van de Kijkwijzer. Het is een lidstaat echter niet verboden strengere regels te stellen, daarmee ontstaat er per definitie wel een ongelijke situatie (er is minimumharmonisatie). De zender met bijvoorbeeld een Spaanse uitzendlicentie heeft zich daarom aan andere regels te houden dan de Nederlandse, maar kennen wel beiden dezelfde Europese minimumnorm.
De Nederlandse regelgeving maakt een onderscheid naar lineair en non-lineair aanbod. De Nederlandse publieke omroepen moeten de Kijkwijzer zowel in het lineaire als non-lineaire domein toepassen, de Nederlandse commerciële omroepen alleen voor het lineaire aanbod. Daarnaast vallen alle zenders met een buitenlandse licentie niet onder de Nederlandse Kijkwijzer. Zo is Netflix (non-lineair) nog gevestigd in Luxemburg en kent TLC een buitenlandse licentie. Nederland kan op grond van het Europese recht geen regels stellen voor zenders met een buitenlandse licentie. Men zal dus zich vrijwillig moeten conformeren aan de Kijkwijzer, maar die verplichting is er niet.
Ik begrijp goed dat een gelijk speelveld belangrijk en nastrevenswaardig is. Het is belangrijk voor het publiek (ouders, kinderen en andere belanghebbenden) dat audiovisuele producties zoveel mogelijk van dezelfde adequate Kijkwijzer-informatie voorzien zijn. Daarmee ontstaat een consequent en duidelijk systeem waarop de kijkkeuzes kunnen worden gebaseerd. Dit is een belangrijke motivatie voor de deelnemende partijen die nu hun verantwoordelijkheid nemen middels het gebruik van de Kijkwijzer.
Ik heb begrepen dat het Nicam momenteel in goed overleg is met Netflix over aansluiting bij de Kijkwijzer. Netflix heeft mij inmiddels laten weten voor 80% van de catalogus de op de Kijkwijzer gebaseerde leeftijdsindicatie te hanteren. Ook worden er door het Nicam medewerkers van Netflix getraind om de originele Netflix-producties te kunnen classificeren. Netflix zal ook de iconologie van de Kijkwijzer gaan toepassen. Voor de website is deze aanpassing wat eenvoudiger te realiseren dan voor de verschillende Netflix-applicaties op game consoles, tablets, smart tv’s etc. Netflix zegt ernaar te streven eind 2014 de Kijkwijzer volledig te hebben ingevoerd. Dat is een positieve ontwikkeling. Het is ook een belangrijk signaal aan de gehele industrie dat de grootste video-on-demand aanbieder van Nederland, die zich bovendien in 2015 in ons land zal vestigen, zich inspant om de classificatie-informatie van de Kijkwijzer in zijn dienst op te nemen.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat een videodienst als Netflix alleen de leeftijdsclassificatie van Kijkwijzer weergeeft en geen icoontjes met nadere informatie over de inhoud aan haar aanbod toevoegt? Bent u bereid een appel te doen op Netflix om daar verandering in te brengen?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Wat vindt u ervan dat dergelijke diensten ouders de kans ontnemen om op uniforme wijze geïnformeerd te raken over de geschiktheid van hun aanbod voor kinderen en jongeren?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Bent u bereid met het NICAM2 en Netflix in gesprek te gaan om de tussen hen lopende gesprekken over de volledige implementatie van de kijkwijzer in de videodienst van Netflix te bespoedigen? Bent u bereid dit ook te doen met andere spelers op de markt van videostreaming?
Netflix heeft aangegeven de Kijkwijzer te gaan hanteren en is hierover in goed overleg met het Nicam. Het Nicam is overigens niet alleen in overleg met Netflix, maar ook met de onlangs opgerichte brancheorganisatie van Video-on-demand exploitanten VodNed (www.vodned.nl). Het Nicam hoopt ook met VodNed een samenwerkingsovereenkomst aan te kunnen gaan. Intussen hebben Pathé Thuis en ook HBO zich al bij Kijkwijzer aangesloten.
Bent u bereid alle aanbieders die zich bij het Commissariaat van de Media moeten melden voor een registratie van hun commerciële mediadienst op aanvraag (video on demand) onder het regime van de kijkwijzer te brengen, indien dit niet vrijwillig gebeurt?
Nee. In het huidige Nederlandse systeem is er niet voor gekozen om commerciële video-on-demand-diensten die onder Nederlandse jurisdictie vallen wettelijk te verplichten om zich bij de Kijkwijzer van het Nicam aan te sluiten. Voor wat betreft aanbieders met een buitenlandse licentie is dit op grond van Europese regelgeving überhaupt niet mogelijk.
Bent u bereid een wettelijke regeling te treffen die zenders met een buitenlandse licentie die zich richten op Nederland – zoals TLC, 13thStreet of Syfy – verplicht om de kijkwijzer volledig in te voeren, als de sector niet zelf voor het einde van het jaar tot een adequate oplossing komt?
Nee. Zie mijn antwoord op vraag 7.
Bent u ermee bekend dat nog steeds maar weinig kranten de icoontjes en leeftijdsgrenzen bij hun tv-gids en filmrecensies plaatsen? Bent u bereid met de sector en het NICAM in gesprek te gaan om te bespoedigen dat dit snel verandert?
Nee. Krantenredacties gaan over hun eigen inhoud. Zij maken een eigen afweging op welke wijze en in welke mate zij dit type programma-informatie beschikbaar willen stellen aan hun lezers.
Bent u ermee bekend dat onder andere Trouw hierover in gesprek is met het NICAM? Bent u bereid een appel te doen op de hoofdredactie van Trouw om de kijkwijzer snel door te voeren in de krant?
Nee, zie mijn antwoord op vraag 9. Ik weet dat het Nicam in gesprek is met de hoofdredactie van Trouw over mogelijke plaatsing van Kijkwijzer-informatie in die krant. Ik vertrouw erop dat dit overleg tot een positief resultaat gaat leiden.
De berichten ‘Moskee moet plaats bieden aan duizenden’ en ‘Moslims onder druk om bijdrage moskee’ |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Moskee moet plaats bieden aan duizenden»1 en «Moslims onder druk om bijdrage moskee»?2
Ja.
Wilt u meer of minder moskeeën in Nederland?
In Nederland bestaat het recht op vrijheid van godsdienst. Het is niet aan de overheid om een opvatting te hebben over het aantal moskeeën (of gebedshuizen van andere geloofrichtingen) in Nederland.
Bent u bekend met het feit dat de Al Nour-moskee in Gouda eerder betrokken was bij inzamelingsacties ten behoeve van de jihad in Syrië?
Ik ben op de hoogte van berichten dat de Nour-moskee in Gouda is genoemd als plek waar geld is ingezameld door de Stichting World Wide Relief voor Syrische vluchtelingen. Ik heb geen aanwijzingen dat het ingezamelde geld is ingezet voor de jihadistische strijd.
Hoe beoordeelt u de wijze waarop het moskeebestuur mensen onder druk zet om 1.500 Euro in te leggen voor de aankoop van de Goudse kazerne?
Het bestuur is gerechtigd om de bezoekers van de moskee een financiële bijdrage te vragen ten behoeve van de bouw van een nieuwe moskee. Uitgangspunt is dat een dergelijke bijdrage een vrijwillig karakter heeft. Druk in welke vorm dan ook keur ik af.
Bent u bereid alles in het werk te stellen om de geldstromen die met dit project zijn gemoeid in beeld te brengen, om uiteindelijk de vestiging van deze megamoskee te voorkomen?
De bouw van nieuwe moskeeën is in Nederland toegestaan, op voorwaarde dat de Nederlandse regels en wetten niet worden overtreden.
Een islamitische geweldsprediker |
|
Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Al-Haddad leidt vrijdaggebed in moskee»?1
Ja.
Deelt u de visie dat de boodschap van geweldspredikers als Al-Haddad funest is voor de integratie? Zo neen, waarom niet?
Voor succesvolle integratie is het nodig dat wij kunnen bouwen op een fundament van gedeelde kernwaarden. Het is het aan de overheid om (de kernwaarden van) de democratische rechtsstaat te beschermen. Discriminatoire uitlatingen, oproepen tot haat of het aanzetten tot geweld zijn ontoelaatbaar en staan de integratie van in de weg. Iedereen in Nederland dient zich aan de wet te houden. Gedrag dat de kernwaarden van de Nederlandse samenleving bedreigt, wordt niet getolereerd. Net als overtuigingen die op zodanige manier in de publieke ruimte worden uitgedragen, dat anderen hierdoor in hun vrijheid worden beperkt. Het openbaar ministerie beslist per geval over eventuele vervolging.
Op welke wijze worden de activiteiten van de heer Al-Haddad in Almere gemonitord gezien het feit dat deze plaats is aangemerkt als «jihadgemeente»?
Ik kan in het openbaar geen mededelingen doen over de toepassing van maatregelen op individuele basis. Wel kan ik u laten weten dat de burgemeester van Almere mevrouw Jorritsma op 3 april jongstleden via Twitter het volgende heeft laten weten: «Almere behoort niet tot de geprioriteerde gemeenten vanwege jihadgangers en radicalisering». Ook heeft de burgemeester van Almere op donderdag 16 januari 2014 op de Politieke Markt te Almere laten weten het volstrekt oneens te zijn met de door deze imam gedane uitspraken. De uitnodigende partij (Moslimjongeren Almere) is door de burgemeester gewezen op haar verantwoordelijkheden en de risico’s. Daarnaast heeft de gemeente reguliere contacten met verschillende religieuze instellingen in haar stad, waaronder het moskeebestuur.
De vernietiging van 64 kerken in de Chinese provincie Zhejiang |
|
Harry van Bommel (SP), Kees van der Staaij (SGP), Pieter Omtzigt (CDA), Joël Voordewind (CU) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht over de vernietiging van 64 kerken in de Chinese provincie Zhejiang?1 Klopt dit bericht en zo ja, hoe duidt u deze omvangrijke vernietiging?
Ja. Volgens de Amerikaanse organisatie China Aid is een aantal katholieke en protestante kerken gesloopt, anderen zijn ontdaan van kruisbeelden of andere christelijke elementen. Er was ook een aantal kerken dat een waarschuwing heeft gekregen.
Kunt u verklaren waarom de betreffende provinciale overheid met zoveel ijver is overgegaan tot deze brute aanpak van de kerken? Waarom op dit moment?
Volgens de berichten vinden deze acties plaats in het kader van de driejarige beleidscampagne (2013–2015) «three renovates, one demolish», die door het bestuur van de provincie Zhejiang vorig jaar gelanceerd is. Het doel van deze campagne is het renoveren van oude woonwijken, oude fabrieksterreinen en stadsdorpen en het slopen van illegale bouwwerken. Met illegale bouwwerken wordt gedoeld op gebouwen die zonder de benodigde vergunningen en ontheffingen zijn gebouwd.
Heeft u aanwijzingen dat er plannen zijn om nog veel meer kerken in deze provincie te vernietigen, zoals in de berichtgeving wordt gesteld?
Het kabinet heeft geen specifieke aanwijzingen dat meer kerken zullen worden vernietigd, maar dit lijkt niet uitgesloten.
Welke betrokkenheid heeft de centrale Chinese overheid in deze gebeurtenissen en hoe stelt zij zich hierin op? Wordt de provinciale overheid gesteund door de centrale overheid in haar handelwijze?
De gelanceerde campagne door de provincie Zhejiang is in lijn met het beleid van de centrale overheid om fraude en corruptie tegen te gaan. In sommige gevallen komt de illegale bouw tot stand door een vorm van fraude of corruptie. In het beleidsdocument van de provincie Zhejiang wordt ook gerefereerd aan het 18e Partijcongres van november 2012, waarin de centrale overheid aankondigde hard te zullen optreden tegen fraude en corruptie. Of de centrale overheid de provincie specifiek steun heeft uitgesproken voor deze campagne is onbekend, maar aangezien deze campagne in hun ogen een kwestie is van algemene handhaving van de wet- en regelgeving, ligt het voor de hand dat de centrale overheid deze campagne ondersteunt. Het is echter van belang dat een goede balans wordt gevonden tussen de strijd tegen corruptie en wetshandhaving enerzijds en voldoende waarborgen van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging anderzijds.
Hoe ontwikkelt zich in deze Chinese regio de ruimte voor christelijke en andere religieuze minderheden? Wat zijn de trends?
In heel China neemt het aantal christenen toe, zo ook in de provincie Zhejiang. Ondanks de waarborg van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging in de Chinese grondwet zijn er regelmatig berichten over systematische intimidatie en bedreigingen van religieuze groepen in China. Er lijkt een verband te bestaan tussen de omvang van de christelijke gemeenschap en het aantal incidenten waarbij sprake is van repressief optreden door lokale autoriteiten.
In hoeverre constateert u in andere Chinese regio’s soortgelijke zorgelijke ontwikkelingen, die zouden kunnen leiden tot inperking van de ruimte voor christelijke en andere minderheden?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid, waar mogelijk in internationaal verband, om zowel de betreffende provinciale overheid als de centrale overheid in China krachtig aan te spreken op deze grootschalige vernietiging van kerkelijke gebouwen? Op welke wijze en termijn wilt u dit doen?
Tijdens de bilaterale mensenrechtenconsultaties van december 2013 heeft de mensenrechtenambassadeur de Nederlandse zorgen op het gebied van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging overgebracht. Tijdens de EU-China mensenrechtendialogen wordt deze zorg eveneens nadrukkelijk verbaal gemaakt. Tijdens de dialoog in juni 2013 bracht de EU daarbij de «EU guidelines on the promotion and protection of freedom of religion or belief» onder de aandacht. Ook de Speciale Vertegenwoordiger voor Mensenrechten van de EU, Stavros Lambirinidis, heeft tijdens zijn gesprekken met Chinese regeringsvertegenwoordigers de ongerustheid over de ontwikkelingen aan de orde gesteld. Hij heeft benadrukt dat de EU de situatie nauwlettend zal blijven volgen. Nederland zal zowel bilateraal als via de EU aandacht blijven vragen voor deze zorgelijke ontwikkeling. Een eerstvolgende mogelijkheid is de jaarlijkse EU-China mensenrechtendialoog.
De financiële degelijkheid van ontvangers van subsidie uit het Filmfonds |
|
Arno Rutte (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Financieel drama filmcrew Toen was geluk heel gewoon»?1
Ja, dat heb ik.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat de crew die aan deze film heeft meegewerkt niet betaald wordt, terwijl voor de film een grote subsidie uit het Filmfonds is ontvangen?
Ik deel de mening in algemene zin dat het onwenselijk is dat een crew die aan een film heeft meegewerkt niet betaald wordt. Het nakomen van arbeidsovereenkomsten is de verantwoordelijkheid van de producent.
Het Filmfonds was niet betrokken bij de productie van de film waaraan wordt gerefereerd. Het Filmfonds heeft een relatief kleine subsidie verstrekt, voor de afwerking van de film. Een bijdrage voor afwerking is bestemd om een werkkopie van een reeds geproduceerde en gemonteerde film geschikt te maken voor bioscoopvertoning. De kosten voor dit traject zijn, in verhouding tot de productiekosten voor realisering, beperkt. De bijdrage in de afwerking bedroeg met 61.000 euro minder dan 5% van de totale kosten voor de filmproductie en is aangevraagd voor de muziek, muziekrechten en diverse publiciteitskosten.
Wat zegt het feit dat de producent van «Toen was geluk nog heel gewoon» op korte termijn failliet dreigt te gaan over de financiële degelijkheid van deze subsidieontvanger?
Een dreigend faillissement betekent uiteraard dat de financiële positie van de onderneming zorgelijk is. Dat zegt niet direct iets over de degelijkheid van de financiële positie van de onderneming op het moment van het verkrijgen van de subsidie. Op het moment van de subsidieaanvraag heeft het Nederlands Filmfonds geen gegevens ontvangen en evenmin signalen van reeds betrokken partijen of personen ontvangen die duiden op dreigend faillissement.
Zijn er voorwaarden op het gebied van financiële degelijkheid van de aanvrager voor het kunnen toewijzen van een subsidie uit het Filmfonds? Zo ja, wat zijn die voorwaarden? Zo nee, bent u het ermee eens dat de casus «Toen was geluk heel gewoon» aanleiding is om dergelijke voorwaarden in te stellen?
Ja. De belangrijkste vereisten en verplichtingen van het Nederlands Filmfonds die gelden voor alle soorten aanvragen bij het Filmfonds zijn vervat in artikel 10 en 16 van het Algemeen Reglement (www.filmfonds.nl). Deze artikelen regelen nauwgezet dat een subsidie alleen kan worden verstrekt als aannemelijk is dat de aanvraag kan worden gerealiseerd conform de begrote uitgaven en de aanvrager aan zijn verplichtingen zal kunnen voldoen, waaronder de verplichting het Fonds te allen tijde juist en waarheidsgetrouw te informeren.
Verder regelt artikel 14 van het Algemeen Reglement dat een aanvraag voor subsidie kan worden afgewezen indien de aanvrager of de natuurlijke persoon die de aanvrager rechtsgeldig vertegenwoordigt niet aantoonbaar heeft voldaan aan voorschriften gesteld aan eerder door het bestuur toegekende subsidies, dan wel toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van één of meer verplichtingen verbonden aan een eerdere subsidieverlening of een uitvoeringsovereenkomst van het Fonds.
Wanneer er substantiële realiseringssubsidies voor de totstandkoming van een film worden verstrekt (dit was bij Toen was geluk nog heel gewoon niet het geval), stelt het Deelreglement Realisering nog extra voorwaarden.
Daarnaast hanteert het Filmfonds een Financieel & Productioneel Protocol met nadere vereisten en kaders omtrent de begroting, de financiering, uitvoering en verantwoording en worden nadere bepalingen en de definitieve documenten opgenomen in een uitvoeringsovereenkomst. In het geval er bij de financiële eindafrekening een controleverklaring door een accountant vereist is dan volgt deze het Handboek Financiële Verantwoording en bijbehorend Controleprotocol.
Vormt de casus «Toen was geluk heel gewoon» aanleiding om de beslissing over de uitvoering van de «cash rebate»-regeling, in handen gelegd van het Filmfonds, te heroverwegen?
Nee. Het Nederlands Filmfonds heeft zijn organisatie en reglementen, inclusief het reglement Stimuleringsmaatregel Filmproductie in Nederland dat de «cash rebate» regelt, zo ingericht dat er inzicht wordt verkregen in de kosten en financiering van de film en in de financiële positie van de aanvrager op het moment van het indienen van de aanvraag. Het Fonds heeft daarbij als enige organisatie jarenlange ervaring met zowel selectieve als automatische realiseringssteun aan filmproducties en opereert in een internationaal netwerk van nationale, regionale en lokale fondsen met een vergelijkbare verantwoordelijkheid en werkwijze.
Bij het toekennen van relatief kleinere bijdragen heeft het Filmfonds daarnaast ook rekening te houden met het rijksbrede uniform subsidiekader dat beperkingen stelt aan de administratieve lasten die kunnen worden opgelegd aan aanvragers in deze categorie. De bijdrage van het Filmfonds aan Toen was geluk heel gewoon had betrekking op een relatief kleinere bijdrage voor de afwerking van de film en niet op de productie ervan.
Een producent is voorts te allen tijde volledig eindverantwoordelijk voor het nakomen van alle verplichtingen naar zowel diegene aan wie werkzaamheden worden uitbesteed, alsmede naar financiers van wie bijdragen worden betrokken.
De berichten ‘Islamists infiltrating schools in Hamburg en ‘Engelse scholen in greep van moslimradicalen’ |
|
Harm Beertema (PVV), Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de berichten «Islamists infiltrating schools in Hamburg»1 en «Engelse scholen in greep van moslimradicalen»?2
Ja
Is er volgens het kabinet een verschil in de benadering/beïnvloeding vanuit de islam van het onderwijs in Nederland, het Verenigd Koninkrijk en/of Duitsland en zo ja, waar bestaan die verschillen dan uit?
U vraagt mij om de situatie in Nederland te vergelijken met berichten over islamitische beïnvloeding van scholen in Birmingham en Hamburg. Ik doe geen uitspraken over de situatie in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland.
Kunt u garanderen dat genoemde islamitische infiltratie in Nederland niet speelt en zo ja, waar baseert u dat dan op?
Leerlingen, ouders, docenten en anderen kunnen onder meer contact opnemen met de Vertrouwensinspecteurs van de Inspectie van het Onderwijs over vermeende discriminatie en radicalisering. Vanuit de inspectie zijn geen aanwijzingen gekomen dat er in het Nederlandse onderwijs op dit moment sprake is van de door u aangehaalde islamitische infiltratie door radicale moslims wat mogelijk kan leiden tot discriminatie en radicalisering. Wel nemen wij de signalen in de samenleving zeer serieus en tonen we onze betrokkenheid door scholen hierin te ondersteunen met bijvoorbeeld expertise en advies.
Wordt islamisering van het onderwijs sowieso gemonitord in Nederland en zo neen, waarom niet?
Incidenten van radicalisering en religieus extremisme in het onderwijs worden gemonitord door de tweejaarlijkse Monitor sociale veiligheid3. Hierin worden scholen bevraagd of zij te maken hebben gehad met incidenten van religieus extremisme of van ander vormen van extremisme of radicalisering. Op dit moment wordt de Monitor sociale veiligheid 2014 uitgevoerd, waarin deze vragen weer zijn opgenomen. In het najaar wordt deze monitor aan uw Kamer aangeboden.
Bent u bereid uit voorzorg islamitische scholen, madrassa’s, islamitische internaten en scholen die gelieerd zijn aan islamitische instanties te sluiten? Zo neen, waarom niet?
Nee. De onderwijsvrijheid, gewaarborgd in artikel 23 van de Grondwet, houdt in dat een ieder het recht heeft om een school op te richten en in stand te houden, ongeacht de identiteit van de ouders, de inspiratiebronnen van de ouders en de inspiratie of levensbeschouwelijke insteek van de school zelf. Sluiting van een instelling is wel mogelijk als dit voor openbare orde noodzakelijk is, onder de voorwaarden gesteld in artikel 2:20, eerste lid, Burgerlijk Wetboek. Daarnaast houden gemeenten strenger toezicht op jeugdverblijven, waaronder de zogenaamde «Turkse-internaten». Zij baseren zich hierbij op het kwaliteitskader en de vorm van toezicht ontwikkeld voor alle privaatgefinancierde instellingen (ongeacht hun signatuur of grondslag) waar kinderen wonen en toezicht niet van overheidswege is geregeld, zie Kamerstuk 33 400 XV, nr. 105. Het kabinet wil door deze maatregelen de veiligheid en het welzijn van kinderen in de internaten vergroten en voorkomen dat zij opgroeien in afzondering van de rest van de samenleving.
De komst van het Eritrees voetbalelftal naar Nederland |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Is het waar dat het (voormalige) nationale voetbalelftal van Eritrea sinds kort in Nederland verblijft en hier asiel heeft aangevraagd?1 Zo ja: wat is de stand van zaken rond deze aanvragen?
Het is juist dat leden van het voormalige nationale voetbalelftal van Eritrea sinds kort in Nederland verblijven. Zij zijn in 2013 voorgedragen door de VN Vluchtelingenorganisatie (UNHCR) aan Nederland in het kader van hervestiging omdat zij gevaar liepen. Nederland heeft betrokkenen geaccepteerd voor hervestiging.
Deelt u de mening dat deze aanvragen (op grond van de Dublin verordening) moeten worden afgewezen, aangezien de betreffende vreemdelingen (veilig) in Roemenië verbleven voordat ze naar Nederland kwamen? Zo neen, waarom niet?
Ik deel uw mening niet. De betreffende Eritrese vluchtelingen waren door UNHCR eind 2013 verplaatst naar het Emergency Transit Centre (ETC) in Roemenië, waar op tijdelijke basis (maximaal 6 maanden) vluchtelingen verblijven die in veiligheid moeten worden gebracht vanwege levensbedreigende omstandigheden. Vanuit het ETC worden vluchtelingen vervolgens overgebracht naar het land dat de vluchteling zal hervestigen.
Heeft Nederland een actieve rol gespeeld in het naar Nederland halen van deze vreemdelingen? Zo ja, kunt u deze (gelet op bovenstaande vraag) zeer domme actie uitleggen?
Zie het antwoord op vraag 1
Wat doet u teneinde de explosief toegenomen instroom van asielzoekers uit Eritrea in te dammen?
Ik bericht uw Kamer separaat over de maatregelen die ik heb getroffen en tref met betrekking tot de verhoogde instroom.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat België op dit moment akkoord gaat met het feit dat kranten 0% btw in rekening brengen op hun digitale abonnementen?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat Luxemburg 3% btw in rekening brengt op digitale kranten en boeken sinds 1/1/2012 en daarmee een bedrijf als Amazon binnengetrokken heeft dat al haar digitale boeken in de EU nu via Luxemburg verkoopt?
Ja, ik heb kennis genomen van het feit dat Luxemburg 3% btw in rekening brengt op digitale kranten en boeken sinds 1 januari 2012. Ook is bekend dat bedrijven als Amazon zich in het verleden in Luxemburg hebben gevestigd. Of het verlaagde btw-tarief op digitale kranten en boeken de enige reden is voor die bedrijfsbeslissing kan ik niet beoordelen.
Heeft u er ook kennis van genomen dat de EU Luxemburg wel voor het Hof in Luxemburg gesleept heeft, maar dat Luxemburg ondertussen gewoon doorgaat met het in rekening brengen van 3% btw op e-boeken en e-kranten?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat Frankrijk de btw op e-boeken verlaagde naar 7% en vervolgens naar 5,5%, ondanks een infractieprocedure?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat Frankrijk de btw op alle online media recentelijk zelfs verlaagd heeft tot 2,1%?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat als een uitgever zijn krant of boeken nu vanuit bijvoorbeeld Luxemburg laat uitgeven, hij dan 3% btw in rekening kan brengen aan Nederlandse klanten in plaats van de 21% btw die hij nu in rekening moet brengen op e-kranten?
Ik ga er vanuit dat wordt gedoeld op het aanbieden van een digitale krant vanuit een server in Luxemburg. Het downloaden daarvan kwalificeert voor de btw als een elektronische dienst. Het gegeven voorbeeld klopt onder deze aanname nu nog wel, maar vanaf 1 januari 2015 niet meer.
Waar de elektronische dienst belast wordt, is namelijk afhankelijk van de regels op grond waarvan wordt bepaald waar de dienst voor de heffing van btw wordt geacht te zijn verricht. De plaats van dienst hangt volgens de huidige hoofdregel af van de hoedanigheid van de afnemer. Is de afnemer een ondernemer voor de btw, dan is de plaats van dienst – en dus van btw-heffing – de plaats (de lidstaat) waar de afnemende ondernemer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft. In het gegeven voorbeeld is dit Nederland, zodat in dat geval het Nederlandse btw-tarief van toepassing is. Omdat de btw-richtlijn geen verlaagd btw-tarief op elektronische diensten toestaat, is het algemene Nederlandse btw-tarief van toepassing.
Neemt een ander dan een ondernemer (bijvoorbeeld een particuliere consument) de langs elektronische weg verrichte dienst af, dan is deze dienst belast op de plaats waar de dienstverrichter gevestigd is dan wel een vaste inrichting heeft van waaruit de dienst wordt verricht. In het gegeven voorbeeld is dit Luxemburg, waar vervolgens in strijd met de btw-richtlijn een verlaagd btw-tarief op die dienst wordt toegepast.
Met ingang van 1 januari 2015 kent de Europese btw-regelgeving nog maar één regel voor het bepalen van de plaats van dienst van een telecommunicatie-, omroep- of elektronische dienst. Genoemde diensten zijn dan altijd belast in het land waar de afnemer woont of is gevestigd. Daarbij maakt het niet uit of die afnemer een belastingplichtige btw-ondernemer of niet-belastingplichtige (veelal particuliere consument) is noch waar de dienstverrichter zelf is gevestigd. In het gegeven voorbeeld is dan altijd Nederlandse btw verschuldigd, ondanks dat de onderneming die de dienst verricht in Luxemburg is gevestigd.
Heeft u kennisgenomen van het persbericht van de Duitse regering, waarin deze zich voorstander verklaart van het lage tarief op e-boeken?2
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat er al tijden een prejudiciële vraag bij het Europees Hof in Luxemburg ligt, die zou kunnen leiden tot een gelijkstelling van het btw-tarief op e-boeken met dat op boeken (zaak HvJ EU 22 april 2013, zaak C-219/13 (K Oy)), omdat in die zaak terecht gesteld wordt dat boeken en e-boeken in essentie gelijk zijn maar dat een verschillende informatiedrager gebruikt wordt en dat er dus geen verschil zou moeten zijn in het btw-tarief?
Ik ben bekend met de bij het Europese Hof van Justitie aanhangige procedure. Op 14 mei 2014 heeft de Advocaat-Generaal van het Europese Hof van Justitie geconcludeerd in deze zaak. Het geschilpunt is of een verschillende behandeling is toegestaan van de levering van goederen die deel uitmaken van dezelfde tariefpost in de btw-richtlijn (hier: «de levering van boeken, op alle fysieke dragers,[...]»). Meer specifiek gaat het over luisterboeken en andere boeken, die op andere fysieke dragers dan papier zijn opgeslagen en de geschreven tekst van een gedrukt boek weergeven. In Nederland geldt het verlaagde btw-tarief nu al voor alle boeken, ongeacht de fysieke drager waarop zij zijn opgeslagen. In dat opzicht is de beantwoording van de onderhavige prejudiciële vraag voor de Nederlandse tarieftoepassing dan ook niet van belang. Voor de volledigheid merk ik nog op dat het btw-tarief op het downloaden van e-boeken niet ter discussie staat in de zaak «K Oy».
Heeft u wegen om met andere EU-landen aan te dringen op een snelle beantwoording van die vraag, omdat dat zou kunnen leiden tot een eind in deze lang slepende impasse?
Zie antwoord vraag 8.
Herinnert u zich de aangenomen motie-Peters (Kamerstuk 32 827, nr. 36) die de regering in 2012 opriep om zich in Europa sterk te maken voor een EU-breed laag btw-tarief voor digitale nieuwsproducten en boeken?
Ja.
Welke acties heeft Nederland ondernomen in de EU sinds de motie-Peters, zoals het agenderen op een Ecofin Raad, het organiseren van een conferentie, bilateraal overleg of andere acties?
Zowel vóór als na de motie-Peters heeft Nederland zich ingespannen om de mogelijkheid van een gelijke behandeling van fysieke en digitale producten te bewerkstelligen. Bijvoorbeeld in de Nederlandse reactie op het Groenboek dat de Europese Commissie in 2010 uitbracht over modernisering van de btw.3 In deze reactie is onder andere aangegeven om de discussie over inconsistentie in de tariefindeling, zoals de toepassing van het verlaagde btw-tarief op drukwerk en van het algemene btw-tarief op e-boeken, niet uit de weg te gaan. Op 6 december 2011 volgde op het Groenboek een mededeling van de Europese Commissie waarin onder andere een herziening van de tariefstructuur wordt overwogen.4
Van Nederlandse zijde is richting de Franse overheid herhaaldelijk steun uitgesproken voor de Franse inzet om in de EU een verlaagd btw-tarief mogelijk te maken voor digitale boeken en kranten. Deze steunbetuiging is voorts neergelegd in een brief van de Staatssecretaris van Financiën aan de Europese Commissie. Daarbij is de wens benadrukt om de (tarief)inconsistentie en concurrentieverstoring tussen digitale boeken en kranten, en boeken en kranten op alle soorten fysieke dragers weg te nemen.
Daarnaast heeft Nederland ook in diverse gremia op (hoog) ambtelijk niveau steun gegeven aan het grondbeginsel dat vergelijkbare goederen en diensten onderworpen moeten zijn aan hetzelfde btw-tarief. Deze inspanningen, samen met gelijkgestemde lidstaten, mondden uit in één van de conclusies van de Europese Raad van 24 en 25 oktober 2013 waarin de Europese Commissie wordt aangespoord «in haar lopende btw-evaluatie [....] ook aangelegenheden aan de orde [te] stellen die specifiek zijn voor de digitale economie, zoals gedifferentieerde belastingtarieven voor digitale en fysieke producten.»5
Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat e-boeken, digitaal nieuws en luisterboeken eindelijk onder het verlaagde tarief gaan vallen onder EU-recht en dat iedereen dan ook datzelfde lage btw-percentage hanteert?
Zoals aangegeven is reeds voorzien dat vanaf 1 januari 2015 het leveren van e-boeken en andere langs elektronische weg verrichtte diensten in alle gevallen belast wordt tegen het btw-tarief van de lidstaat van de afnemer. Van een ongelijke behandeling door deze diensten vanuit een andere lidstaat (met een lager btw-tarief) aan te kopen, zal dan niet langer sprake zijn. Dit neemt niet weg dat dan nog steeds geen gelijke behandeling (verlaagd btw-tarief) mogelijk is van fysieke en digitale producten onderling. Daarvoor is nieuwe Europese regelgeving vereist. De komende evaluatie van de Europese Commissie biedt hiervoor het aangrijpingspunt. Nederland zal zich in dat kader er voor inzetten dat, wanneer de Europese Commissie een voorstel voor eventuele aanpassing van de btw-richtlijn met betrekking tot digitale producten doet, een prioritaire behandeling wordt nagestreefd door de lidstaten.
Wat betreft de in deze vraag vervatte wens voor eenzelfde verlaagd btw-taref voor iedereen die e-boeken, digitaal nieuws en luisterboeken levert nog het volgende. Het verlaagde btw-tarief voor boeken, op alle fysieke dragers, kranten en tijdschriften is een zogenoemde kanbepaling in de btw-richtlijn. Dit betekent dat een lidstaat kan kiezen om al dan niet het verlaagde btw-tarief toe te passen. De hoogte van de btw-tarieven is, binnen bepaalde marges, eveneens aan de lidstaten om te bepalen. Het al dan niet dwingend voorschrijven van een verlaagd btw-tarief op een bepaalde categorie goederen of diensten, eventueel gekoppeld aan een minimum- of maximumtarief, is aan de lidstaten om met unanimiteit te beslissen. Alleen in dat geval kan de btw-richtlijn worden aangepast.
Waar het gaat om voorstellen van de Europese Commissie zal uw Kamer daar op gebruikelijke wijze over worden geïnformeerd door middel van een BNC-fiche. Vervolgens is het aan de lidstaten om met unanimiteit de btw-richtlijn al dan niet aan te passen.
Kermisgeweld door allochtone jongeren |
|
Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
|
Bent u bekend met het artikel «Jongeren terroriseren kermis»?1
Ja.
In hoeverre deelt u de afschuw dat vrouwelijke kermisbezoekers bespuugd en uitgescholden werden en winkelend publiek uit de buurt belaagd en bekogeld?
Uit onderzoek van de politie eenheid Noord-Holland is gebleken dat op woensdagavond 30 april 2014 vrouwelijke kermisbezoekers lastig zijn gevallen door een groep jongeren op de kermis in IJmuiden. Hierbij zijn personen bespuugd en zijn kermisexploitanten die te hulp schoten verbaal geïntimideerd.
Ik betreur deze gebeurtenissen.
De politie heeft geen meldingen ontvangen van winkelend publiek of winkeliers die belaagd zijn of overlast hebben ondervonden.
Hoe duidt u het gegeven dat het wederom Marokkaanse jongeren zijn die zorgen voor onrust en ellende in de publieke ruimte?
De afkomst van de groep jongeren die voor overlast heeft gezorgd in IJmuiden was divers. Het merendeel van deze groep heeft de Nederlandse nationaliteit.
Overlastgevend en crimineel gedrag komen bovendien niet exclusief onder Marokkanen voor.
Op welke wijze gaat u zorgen dat niet de ondernemers en consumenten wijken maar dat het intimiderende en gewelddadige tuig wordt opgepakt en vastgezet? Hoeveel overlastgevers zijn er aangehouden na het incident?
De aanpak van overlast en criminaliteit vraagt een stevige inzet van repressieve en preventieve maatregelen. Het lokaal bestuur heeft de nodige instrumenten om op te treden tegen overlast en criminaliteit. Het is aan het lokaal bestuur om te beoordelen welke maatregelen worden ingezet.
Het politieonderzoek naar dit incident is nog niet afgerond. In overleg met het openbaar ministerie wordt bekeken of sprake is van strafbare feiten en welke mogelijkheden er zijn voor opsporing en vervolging.
Wanneer wordt er nu eindelijk werk gemaakt van het zwaarder straffen en vastzetten van dit soort figuren? Op welke wijze wordt voorkomen dat criminelen er vanaf komen met een taakstraf?
Het is aan de rechter om in individuele zaken te beoordelen welke straf passend is. De wet bepaalt dat de rechter een taakstraf alleen in combinatie met een vrijheidsbenemende straf of maatregel mag opleggen, indien de veroordeelde in de vijf jaar voorafgaand aan het strafbare feit voor het plegen van een soortgelijk misdrijf een taakstraf heeft verricht. Indien iemand herhaaldelijk voor overlast zorgt – door het plegen van misdrijven – kan de rechter dus niet volstaan met het opleggen van een taakstraf.
Het bericht “Zeker 10.000 ongelukken door slecht Nederlands” |
|
Sjoerd Potters (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Zeker 10.000 ongelukken door slecht Nederlands»?1
Ja
Onderschrijft u, net als de Stichting van de Arbeid, de stelling dat wetgeving en veiligheidsinstructies weinig zin hebben als er sprake is van een taalbarrière? Zo ja, welke oplossingen ziet u voor dit probleem?
De Stichting van de Arbeid laat zich niet uit over de zin van wetgeving als sprake is van een taalbarrière. Volgens de Stichting worden belangrijke veiligheidsinstructies en -procedures in bedrijven door de taalbarrière slecht begrepen en in praktijk gebracht. De handreiking van de Stichting biedt daar oplossingen voor.
Zoals in de handreiking wordt vermeld moet een werkgever op basis van een risico-inventarisatie en -evaluatie maatregelen nemen. Zo ook voor taalgerelateerde veiligheidsrisico’s. Een werkgever moet werknemers doeltreffend voorlichten en instrueren over de risico’s en maatregelen, dus op een wijze die de werknemers begrijpen. Werknemers moeten deze volgen en naleven.
De handreiking van de Stichting ondersteunt werkgevers en werknemers op branche- of sectorniveau bij het behandelen van taalgerelateerde risico’s in arbocatalogi.
Deze aanpak past in het stelsel van doelvoorschriften in het publieke domein en de uitwerking daarvan (middelvoorschriften) in het private domein. Met behulp van een handreiking of arbocatalogus kiezen werkgevers en werknemers in sectoren en bedrijven de praktische maatregelen die het best bij hun situatie past.
Bent u het er mee eens dat het de hoogste tijd is dat voor het waarborgen van goede en veilige arbeidsomstandigheden niet langer gegrepen wordt naar meer wet- en regelgeving, maar dat veel meer gekeken wordt naar de praktische uitvoerbaarheid daarvan?
In de kern ben ik het met u eens en is dat ook de lijn in het beleid voor gezond en veilig werk. Met de wijziging van de Arbowet per 2007 is het beleid gericht op een wettelijk kader van doelvoorschriften dat ruimte biedt voor praktische invulling door werkgevers en werknemers. De overheid ondersteunt werkgevers en werknemers bij de invulling van doelvoorschriften, onder meer met kennisontwikkeling, subsidies aan branches voor het opstellen en implementeren van arbocatalogi en aan de Stichting van de Arbeid voor het bevorderen en ondersteunen daarvan.
In het geval aanpassing van arbowetgeving nodig is, wordt ondermeer door het raadplegen van werkgevers en werknemers en door internetconsultatie rekening gehouden met de praktische uitvoerbaarheid.
Wetgeving is vooraleerst een juridisch instrument, waarmee verantwoordelijkheden worden vastgelegd. Om normadressaten, naast eerdergenoemde arbocatalogi, bij te staan bij de naleving gaat wetgeving vergezeld van voorlichting en andere instrumenten. Op het terrein van de arbowetgeving is daarvoor het arboportaal ingericht (www.arboportaal.nl), geeft de Inspectie SZW brochures uit en informatie op haar site (www.inspectieszw.nl), en is veel voorlichtingsmateriaal beschikbaar.
Vindt u dat het feit dat zeker 10.000 mensen een ongeluk krijgen op de werkvloer omdat ze niet goed Nederlands spreken, een indicatie is dat we het doel voorbijgeschoten zijn met alle wet- en regelgeving ten aanzien van arbeidsomstandigheden?
Nee. Zoals in antwoord 2 gemeld laat ook de Stichting van de Arbeid zich niet uit over de zin van wetgeving in relatie tot taal op de werkvloer. De arbowetgeving richt zich hoofdzakelijk tot de werkgever die maatregelen moet nemen ter bescherming van zijn werknemers. In het geval een werknemer de voertaal in het bedrijf niet goed beheerst zal de werkgever dat als risico signaleren en passende maatregelen nemen. De handreiking van de Stichting of een relevante arbocatalogus ondersteunt de werkgever daarbij. Dat desondanks ongelukken gebeuren, betekent niet dat wet- en regelgeving geen effect hebben. De arbowetgeving normeert een basisniveau van arbeidsomstandigheden, creëert een gelijk speelveld en bevordert gezond en veilig werk. De samenleving, maar zeker ook het bedrijfsleven heeft daar baat bij.
Welke mogelijkheden ziet u om de aandacht te verleggen naar de praktische uitvoerbaarheid van dergelijke wet- en regelgeving?
Zoals in het antwoord op vraag 3 aangegeven heeft de praktische uitvoerbaarheid de aandacht.
Daarnaast is er veel overleg met sectoren en ondersteun ik deze met stimuleringsprogramma’s op het terrein van arbeidsveiligheid, zelfregulering en duurzame inzetbaarheid.
Met betrekking tot taal kan ik melden dat ik in het kader van het integratie- en inburgeringsbeleid voornemens ben om met werkgevers afspraken te maken teneinde taal op de werkvloer een impuls te geven.
Op het arboterrein is de aandacht voor wetgeving al enige jaren verlegd naar inzet van andere instrumenten en naar ondersteuning bij naleving. Met genoegen zie ik ook veel initiatieven in sectoren om gezond en veilig werken te bevorderen, waaronder tools om risico’s door taalverschillen of laaggeletterdheid te beheersen die een plek krijgen in de arbocatalogi van werkgevers en werknemers.
Deelt u de mening dat het beheersen van de Nederlandse taal essentieel is voor het kunnen voldoen aan alle veiligheidseisen en instructies op de werkvloer?
Strikt genomen is het antwoord nee. Niet in alle bedrijven is de Nederlandse taal de voertaal. Daarnaast dienen de veiligheidseisen en -instructies in bedrijven aan te sluiten bij de mogelijkheden van de werknemers.
Het verbeteren van de beheersing van de Nederlandse taal van werknemers, zodanig dat zij werk- en veiligheidsinstructies begrijpen zal echter in z’n algemeenheid de veiligheid op de werkvloer vergroten. Een betere beheersing van het Nederlands kan voor werkgevers tevens leiden tot hogere productiviteit en kwaliteit, lager ziekteverzuim, flexibeler inzetbaarheid, betere werksfeer, minder stress, betere omgang met klanten, etc. Een betere beheersing van het Nederlands is dus in meerder opzichten van belang voor werkgevers.
De arrestatie van een Britse politicus wegens het citeren van Winston Churchill |
|
Raymond de Roon (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Paul Weston – Victim of Sharia: Arrested For Quoting Winston Churchill»1 en «Arrested for quoting Winston Churchill: European election candidate accused of religious and racial harassment after he repeats wartime prime minister’s words on Islam during campaign speech»?2
Ja
Deelt u de mening dat de arrestatie van de politicus Paul Weston een grove schending is van de vrijheid van meningsuiting en getuigt van dhimmi-gedrag? Zo nee, waarom niet?
Eenieder heeft het recht op vrijheid van meningsuiting en conform de drieledige toets van artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 19 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten zijn beperkingen aan die vrijheid alleen toegestaan indien deze in de wet zijn opgenomen, een legitiem doel dienen en noodzakelijk zijn in een democratische samenleving. De vrijheid van meningsuiting brengt ook plichten en verantwoordelijkheden met zich mee. Het is aan een onafhankelijke rechter om vast te stellen of de grenzen van de vrijheid van meningsuiting in dit geval zijn overschreden.
De precieze redenen voor de kennelijke arrestatie van dhr. Weston waar de genoemde persberichten melding van maken, zijn het Kabinet niet bekend. In andere perspublicaties wordt gesteld dat de aanleiding gelegen zou zijn in het feit dat dhr. Weston geen vergunning had voor het geven van een speech met een megafoon en niet reageerde op een verzoek van de politie om door te lopen.
Deelt u de mening dat deze gebeurtenis niet op zichzelf staat, maar exemplarisch is voor de staat van belegering waarin de vrijheid van meningsuiting zich bevindt door de opmars van islamcensuur in het Westen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bevestigen dat Paul Weston een tweejarige gevangenisstraf riskeert wegens het simpelweg voorlezen van een gedeelte uit Winston Churchill’s boek «The River War» over het militante en sociale achteruitgang bewerkstelligende karakter van de islam?3
Zie antwoord vraag 2.
Wilt u bij de Britse minister van Justitie aandringen op onmiddellijke buiten vervolging stelling van Paul Weston? Zo ja, wilt u de Kamer op de hoogte stellen van de Britse reactie? Zo nee, waarom niet?
Het Kabinet heeft het volste vertrouwen in het Britse rechtssysteem, en ziet geen aanleiding hierover met de Britse autoriteiten contact op te nemen.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat de vrijheid van meningsuiting zowel nationaal als internationaal op de islamitische slachtbank van moslimintolerantie wordt geofferd?
Vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst of levensovertuiging zijn prioriteiten van het Nederlandse mensenrechtenbeleid. De Nederlandse inzet op dit gebied staat beschreven in de beleidsbrief «Respect en recht voor ieder mens» (Kamerstuk 32 735 nr. 78). Nederland voert op dit punt reeds een actief beleid in internationale gremia zoals de VN, EU en de Raad van Europa.
Bent u bereid in internationale gremia aandacht te vragen voor het gevaar dat antiracismewetten en strafrechtbepalingen over belediging van geloof en/of groepen misbruikt worden om kritiek op de islam de mond te snoeren?
Zie antwoord vraag 6.
Op welke wijze gaat u de strijd voor behoud van de vrijheid van meningsuiting vormgeven, mede in het licht van de voorgenomen toenadering tot de Organisatie Islamitische Samenwerking, die immers streeft naar een internationaal blasfemieverbod en de aanjager is van het knevelen van de vrijheid van meningsuiting in Westerse landen onder het mom van de strijd tegen «islamofobie»?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht 'Hilversumse moskee tart herdenking' |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Hilversumse moskee tart herdenking»?1
Ja.
Deelt u de walging aangaande het feit dat de moord door de nationaal-socialisten op zes miljoen Joden door deze lieden vergeleken wordt met de mislukte poging van de Arabieren om de oprichting van de staat Israël te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op de vragen 2 en 3 van de leden Bisschop en Dijkgraaf van 30 april 2014.
Het verbieden van de rechtspersoon die de moskee in stand houdt is mogelijk als dit voor de openbare orde noodzakelijk is, onder de voorwaarden gesteld in artikel 2:20, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek. Het sluiten van een gebouw als zodanig is mogelijk als er sprake is van niet-naleving van brand- en veiligheidsvoorschriften of van drugshandel.
De bestemming van gronden is een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Gemeenten kunnen ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening bestemmingsplannen vaststellen (en wijzigen). Daarbij geldt in het algemeen dat regels in een bestemmingsplan ruimtelijke relevantie moeten hebben. Geen van deze maatregelen zijn in deze aan de orde.
Bent u van mening dat met deze mohammedaanse provocateurs geen overleg past, maar dat de moskee gesloten dient te worden en de bestemming van de grond moet worden aangepast? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het plan van het platform Bewust moslim om op de dag van dodenherdenking een symposium te houden over een zogenoemde schaduw Holocaust |
|
Roelof Bisschop (SGP), Elbert Dijkgraaf (SGP) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het plan van het platform Bewust moslim om op de dag van dodenherdenking een symposium te houden over een zogenoemde schaduw Holocaust?1
Ja.
Wat is uw oordeel over het feit dat het platform de situatie in Palestina bestempelt als een holocaust, terwijl de erkenning van de werkelijke Holocaust wordt neergezet als een bedenkelijk instrument van de Westerse wereld?
De gemeente Hilversum en de Al Amal moskee hebben een aantal dagen voor de aangekondigde bijeenkomst een verklaring uitgegeven, waarin is gemeld dat na overleg is besloten dat de bijeenkomst geen doorgang zou vinden. Na alle ophef over de bijeenkomst werden teveel bezoekers verwacht. De bijeenkomst heeft uiteindelijk op een andere locatie en in een andere (besloten) vorm plaatsgevonden.
Het is niet aan mij als Minister om in gemeentelijke aangelegenheden te treden noch is het aan mij om de opvattingen te beoordelen van mensen die een bijeenkomst organiseren als door de vragenstellers bedoeld. Dit laatste punt ligt op het terrein van de uitingsvrijheid, een vrijheid die in beginsel door (lokale) overheden dient te worden gerespecteerd.
In het kader van zijn verantwoordelijkheid voor de handhaving van de openbare orde heeft de burgemeester op grond van de Gemeentewet en de Wet openbare manifestaties wel (nood)bevoegdheden om in voorkomende gevallen maatregelen te treffen, maar deze bevoegdheden kan hij niet inzetten (louter) op de grond dat hij het onderwerp of de inhoud van bijeenkomst onwenselijk acht.
Bent u bereid om in overleg met de gemeente Hilversum pogingen te doen deze bijeenkomst af te laten blazen? Welke mogelijkheden heeft de gemeente om een dergelijke bijeenkomst te beletten, mede gezien het feit dat bij deze bijeenkomst de omstreden imam Abdul-Jabbar van de Ven aanwezig zal zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht ‘In Nederland studerende Saoediër opgepakt in Kenia’ |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV), Harm Beertema (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «In Nederland studerende Saoediër opgepakt in Kenia»?1
Ja.
Wat is de reden dat Nederland bijdraagt aan de kennis van studenten uit islamitische landen? Bestaan er afspraken met deze landen over de hoeveelheid studenten die in Nederland mogen studeren en zo ja, waarom en wat is de tegenprestatie van die landen?
Het internationaliseringbeleid in het hoger onderwijs richt zich op het aantrekken van talentvolle studenten ten behoeve van de Nederlandse kenniseconomie. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt naar religie of achtergrond van studenten. Uit het advies van de Sociaal-Economische Raad (SER) «Make it in the Netherlands» van 19 april 2013 blijkt dat de komst van internationale studenten positief is voor de welvaartsgroei in Nederland.
Het is aan de Nederlandse hoger onderwijsinstellingen zelf om eventuele afspraken te maken met andere instellingen of landen over het aantrekken van talentvolle studenten. Als het om Saoedi Arabië specifiek gaat, bestaan er afspraken tussen de Universiteit Maastricht, de Rijksuniversiteit Groningen en de Saoedische overheid ten behoeve van het opleiden van Saoedische studenten. Deze studenten betalen kostendekkend collegegeld.
In welke taal studeerde de opgepakte student in Nederland, aangezien hij volgens het bericht slecht Engels spreekt?
Ik doe geen mededelingen over individuele gevallen.
Bent u bereid voortaan studenten uit islamitische landen, zoals het wahabistische sharialand Saoedi-Arabië, te weren, aangezien het knettergek is dat wij bijdragen aan de kennis van dergelijke barbaarse sharialanden? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik zal studenten uit islamitische landen niet weren. Het internationaliseringsbeleid richt zich op het aantrekken van talentvolle studenten en daarbij speelt religie of achtergrond geen rol.2
Bent u bereid om studenten uit islamitische landen, die nu nog in Nederland studeren, het land uit te sturen? Zo nee, waarom niet?
Nee, daartoe ben ik niet bereid. Religie is geen onderscheidende factor in het internationaliserings- en visumbeleid.
Garanties in het kader van het bid voor het Europees Kampioenschap voetbal in 2020 |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Heeft u de berichten «UEFA-bobo’s betalen geen taks»1, «Geen vrijstelling belasting in Nederland met EK»2 en «Kosten EK voetbal hoger, baten nog niet duidelijk»3 gelezen?
Ik heb kennisgenomen van deze berichtgeving.
Waarom tekende u op 5 maart 2014 een stapel modelovereenkomsten en lichtte u de Kamer pas op 23 april, twee dagen voor het definitieve bid, in over dit bid, terwijl u eerder aan de Kamer had beloofd dat «Mocht de organisatie van of het indienen van een bid voor zeer grootschalige evenementen zich aandienen, zoals de Olympische/ Paralympische Spelen en WK en EK voetbal die van de buitencategorie zijn, dan spreekt het vanzelf dat bij de dan te nemen substantiële besluiten over ondersteuning de Kamer nauwgezet en tijdig geïnformeerd zal worden»?4 Kunt u hierbij ook aangeven waarom u niet voldaan heeft aan uw belofte in uw brief van 20 september 2013, waarin u aangeeft de Kamer te informeren over de gevraagde garanties en de mogelijkheden van de Rijksoverheid om hieraan tegemoet te komen?5 Bent u van mening dat de Kamer op deze manier nog voldoende gelegenheid heeft gehad om op de gevraagde garanties te reageren voordat deze formeel ingediend zijn?
De reden dat ik de door mij op 5 maart 2014 al getekende overheidsgaranties niet eerder naar de Tweede Kamer heb gestuurd, was het wachten op de beslissing van de Gemeenteraad van Amsterdam om in te stemmen met de aan de gemeente gevraagde financiële bijdrage.
Op 23 april is hierover positief door de Gemeenteraad besloten. Ik heb vervolgens de Kamer die dag terstond geïnformeerd over het uitbrengen van het bid en de overheidsgaranties die ik namens het Rijk heb ondertekend en onderdeel uitmaken van het bid.
Door de leden Bruins Slot en Omtzigt wordt gerefereerd aan mijn brief van 20 september 2013 waarin ik heb aangegeven de Kamer tijdig te informeren bij te nemen substantiële besluiten inzake grootschalige sportevenementen (TK 30 234, nr. 62), de zogenaamde motie Klaver cs.
In deze brief heb ik de Kamer geïnformeerd over het voornemen van de KNVB om een bid uit te brengen op een viertal wedstrijden van het EK voetbal 2020, alsmede over de gewijzigde opzet van dat toernooi. Die gewijzigde opzet maakt dat het gaat om een evenement dat qua omvang beperkter en overzichtelijker is dan in de vroegere opzet en daarmee ook aantrekkelijk is voor Nederland. Daarbij heb ik aangegeven de Kamer later, na uitwerking van het bid, te informeren over de gevraagde financiële bijdrage en garanties van de Rijksoverheid en de mogelijkheden van de Rijksoverheid om hieraan tegemoet te komen.
Alle garanties, inclusief de fiscale, passen binnen de bestaande wettelijke kaders, c.q. zijn in overeenstemming gebracht met de modelgaranties voor sportevenementen die sinds 5 juli 2012 bij de Tweede Kamer bekend zijn. De garanties die ik namens het Rijk aan de UEFA heb verstrekt, alsmede de financiële bijdrage van het Ministerie van VWS aan dit evenement beschouw ik dan ook niet als «substantiële besluiten over ondersteuning» waar ik de Kamer al vooraf over zou hebben moeten informeren. Dat had ik alleen moeten doen als met de verleende garanties en financiële bijdrage de kaders van staand beleid en/of bestaande wet- en regelgeving overschreden worden en dat is hier niet aan de orde.
Kunt u de laatste modelovereenkomst (in Nederlands, Engels en Duits) aan de Kamer doen toekomen, zoals toegezegd aan de Kamer?6
De laatste versie van de modelgaranties (Nederlands en Engels) is opgenomen op Rijksoverheid.nl (www.rijksoverheid.nl/ministeries/vws/documenten-en-publicaties/publicaties/2014/04/30/modelgaranties-voor-grote-internationale-sportevenementen.html).
De aanpassingen ten opzichte van de versie die u op 5 juli 2012 heeft ontvangen, zijn beperkt en met name tekstueel van aard.
Kunt u aangeven waarom u de UEFA-eisen (UEFA= Union of European Football Associations) als uitgangspunt genomen hebt en niet de Nederlandse modelovereenkomst? Kunt u het definitieve bid aan de Kamer doen toekomen?
Kunt u alle andere overeenkomsten, die op basis van deze overeenkomst gesloten zijn of in voorbereiding zijn, aan de Kamer doen toekomen?
Er zijn door het Rijk geen andere overeenkomsten gesloten of in voorbereiding, die onderliggend zijn aan de aan de UEFA verstrekte garanties.
In mijn brief van 23 april heb ik wel gesproken over een samenwerkingsovereenkomst, waaraan gewerkt is met betrokken partijen (KNVB, gemeente Amsterdam, Amsterdam Arena en VWS). Hierin wordt afgesproken in partnerschap op te trekken door gezamenlijk een kansrijk bid in te dienen bij de UEFA. Zodra deze overeenkomst door alle partijen is ondertekend, zal ik deze aan de Kamer sturen.
Klopt het, zoals in het bericht van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) staat vermeld, dat in de garanties is opgenomen dat alles binnen de Nederlandse wettelijke kaders moet blijven? Zo ja, waarom heeft u dan in de garanties opgenomen dat tot het eind van 2020 nieuwe wetgeving geen negatieve invloed op de UEFA en de organisatie van EURO2020 zal hebben?7 Kunt u tevens aangeven waar in de templates van de UEFA staat opgenomen dat een dergelijke garantie gegeven moet worden?
Ja, het klopt zoals in het persbericht van de KNVB is aangegeven dat alle afgegeven garanties, inclusief de fiscale, binnen de wettelijke kaders blijven. De specifieke bepaling, waarnaar de vragenstellers verwijzen, ziet op de aan de UEFA gegeven garantie dat er tot 2020 geen nieuwe (fiscale) wetgeving komt die specifiek is gericht op de UEFA of de organisatie van EURO 2020 met als doel vrijstellingen die nu gelden en aan de UEFA zijn bekendgemaakt ongedaan te maken. De tekst van de guarantee template spreekt doelbewust dat het om wetgeving moet gaan die specifiek is gericht op de UEFA of de organisatie van EURO2020, om ervoor te zorgen dat de afgegeven garantie aan de UEFA niet ziet op algemene wijzigingen van (fiscale) wet- en regelgeving.
Kunt u aangeven op welke punten de modelovereenkomst verschilt met de overeenkomst van de UEFA op het belastinggebied en daarbij in ieder geval ingaan op de volgende aspecten: de reikwijdte van de vrijstelling (alleen de atleten, zoals in de modelovereenkomst of alle «designated persons», inclusief een definitie en schatting van de omvang van die laatste categorie); de vrijstelling die de UEFA (en haar bedrijven) krijgt in de voorbereiding en uitvoering voor alle belastingen, zoals ook omzetbelasting, inkomstenbelasting, winstbelasting en btw; de garantie dat wetten niet aangepast worden voor 2020?
Zoals hiervoor al aangegeven zijn de aan de UEFA verleende garanties op het terrein van de belastingheffing in overeenstemming met de modelgaranties, ik verwijs hiervoor met name naar onderdeel h) van de garantie. Op de reikwijdte van de afgegeven garantie over het niet aanpassen van (fiscale) wetten tot 2020 is in het antwoord op de vorige vraag al ingegaan.
Wie is er op basis van de garanties vrijgesteld van belastingen indien Nederland wedstrijden van het EK 2020 organiseert? Van welke belastingen zijn die (rechts)personen vrijgesteld?
Het gaat bij de afgegeven garanties om reguliere toepassing van bestaande fiscale wet- en regelgeving door de Belastingdienst, op basis van voorgestelde feiten en omstandigheden in een concreet geval, die bepalen of sprake is van vrijstelling van het betalen van belasting. De garanties leiden dus niet tot specifieke fiscale vrijstellingen.
Op basis van welke wettelijke grondslag (wet en artikel) kunt u als minister van VWS belastingvrijstellingen beloven, die buiten de wet omgaan?
Er zijn en worden aan de UEFA geen belastingvrijstellingen beloofd die buiten de wet omgaan.
Klopt het dat u in uw brief van 5 juli 2012 over modelgaranties onder andere vermeldt dat de Nederlandse overheid geen autonome bevoegdheid heeft om producten en diensten vrij te stellen van btw?8 Hoe verklaart u dan dat u nu toch garanties doet voor vrijstelling van btw? In hoeverre botst dit met de Europese btw-richtlijn? Kunt u uitleggen waar het verschil zit tussen wat u in 2012 schreef over het ontbreken van ruimte om vrijstellingen van btw te geven en de garanties die u nu geeft om de UEFA van alle btw vrij te stellen?
Er is geen sprake van vrijstelling van btw anders dan die op grond van de bestaande wet- en regelgeving in algemene zin bestaat.
Op welke wijze is de brief met garanties tot stand gekomen?
Zie mijn brief van 23 april jl. en het hiervoor gegeven antwoord op vraag 4.
Is de brief met garanties op het gebied van belastingen rechtsgeldig? Zo ja, waarom dan?
Ja, het betreft garanties die passen binnen de Nederlandse en de EU wet- en regelgeving.
Kunt u de rapportages van accountants- en adviesbureau PriceWaterhouseCoopers (PWC) en de second opinion van Sport2B waar u de nettobaten en -kosten op hebt gebaseerd naar de Kamer sturen?
Deze onderzoeken zijn in opdracht van de KNVB uitgevoerd en staan vermeld op de website van de KNVB (www.knvb.nl/nieuws/34753/economische-impuls-nederland-bij-organisatie-ek2020).
Handhaving van de Drank- en Horecawet op Nederlandse campings |
|
Marith Volp (PvdA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de website van Camping De Appelhof op Terschelling waarop wordt uitgelegd wat zijn beleid is ten aanzien van alcoholgebruik op de camping?1
Ja
Deelt u de mening dat door deze manier van informatieverstrekking de suggestie wordt gewekt dat alcoholgebruik onder de 18 jaar mogelijk is? Deelt u de mening dat het signaal dat er vanuit gaat vanwege de schadelijke effecten van alcohol zeer onwenselijk is en handhaving van de nieuwe minimumleeftijd voor de verkoop en het bezit van alcohol ondermijnt? Zo nee, waarom niet?
De bewering op de website van Camping De Appelhof dat jongeren in en om de tent alcoholhoudende drank mogen drinken is niet juist. Met uitzondering van de besloten ruimte binnen de tent en de aangehechte luifel is een campingterrein publieke ruimte. Dit geldt ook voor de ruimte om de tent wanneer deze door bezoekers in de praktijk als looppad wordt gebruikt. In de publieke ruimte mogen jongeren onder de 18 geen alcohol voor handen hebben. De foto op de website toont een groep jongeren die op een looppad bij elkaar zitten en hierbij alcohol gebruiken, een dergelijke situatie is voor jongeren onder de 18 jaar strijdig met de wet. Ik deel uw mening dat het onwenselijk is dat jongeren op deze manier misleid worden.
Hoeveel alcoholgerelateerde incidenten deden zich de afgelopen jaren voor op Nederlandse campings? In hoeveel gevallen was sprake van overmatig alcoholgebruik door jongeren onder de 18 jaar?
In het Letsel Informatie Systeem van VeiligheidNL wordt door een representatieve steekproef van Spoedeisende Hulpafdelingen (SEH) in Nederland bijgehouden wat de oorzaak is van verwondingen en vergiftigingen waarmee patiënten zich melden. Voor de gevallen waarvoor geregistreerd is waar een alcoholvergiftiging is opgelopen, betreft dat in 1% van de gevallen een camping. Van de verwondingen waarbij op de SEH is geregistreerd dat alcohol een rol heeft gespeeld als (mede)oorzaak, is minder dan 1% opgelopen op een camping. Deze aantallen zijn te klein om een betrouwbare uitspraak te kunnen doen over het aantal alcoholincidenten op campings in Nederland die op SEH-afdelingen worden behandeld.
Welke bevoegdheden hebben toezichthouders momenteel om te handhaven op kampeerterreinen? Acht u deze mogelijkheden voldoende? Zo nee, wat is nodig en mogelijk om het handhavingsinstrumentarium op de kortst mogelijke termijn uit te breiden? Deelt u de mening van RECRON (Vereniging van Recreatieondernemers Nederland) dat kampeerterreinen niet worden gerekend tot publiek toegankelijke plekken en zijn vrijgesteld van de nieuwe regels?2 Zo nee, waarom niet?
Het verbod op het voor handen hebben voor alcohol door minderjarigen in de publieke ruimte heeft betrekking op zowel de openbare weg (ruim opgevat) als op alle plaatsen die voor publiek toegankelijk zijn, zelfs als dat tegen betaling is of op bepaalde tijdstippen of voor een beperkt publiek. Kampeerterreinen vallen, met uitzondering van de besloten ruimte binnen de tent en de aangehechte luifel, onder «voor publiek toegankelijke plaatsen». Ik deel de mening van RECRON niet. Toezichthouders mogen elke plaats betreden voor controle, ook campings. Enige uitzondering zijn privéruimten die dienen als slaapplaats, tenzij hier alcohol verkocht wordt.
Welke mogelijkheden ziet u om nog voor het aanbreken van de zomervakantie campings te wijzen op hun verantwoordelijkheid voor de gezondheid van jongeren en de handhaving op campings te intensiveren? Hoe gaat u voorkomen dat jongeren massaal naar campings trekken die zowel de geest als de letter van de wet aan hun laars lappen?
Op zeer korte termijn ga ik in gesprek met burgemeester Bats van Terschelling. In zijn gemeente liggen drie van de acht «jongerencampings» die de grootste groep jongeren trekt. Ook het OM schuift aan bij dit overleg. Het doel van dit gesprek zal zijn te bespreken hoe de burgemeester het toezicht op naleving van de leeftijdsgrenzen kan verstevigen. Op basis van de uitkomsten van dit gesprek zal ik bezien welke vervolgstappen nodig zijn.
Bent u in dit licht bereid burgemeesters op te roepen met beheerders van kampeerterreinen in hun gemeenten het gesprek aan te gaan en onderlinge afspraken te maken zodat op een verantwoorde wijze aankoop en bezit van alcohol wordt beperkt tot de groep vanaf 18 jaar, en best practices worden uitgewisseld tussen gemeenten? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht dat UEFA-bobo’s geen taks betalen |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Kunt u uitleggen waarom de voetbalbond UEFA (Union of European Football Associations) en zijn officials geen enkele belasting hoeven te betalen, indien Nederland in 2020 wedstrijden krijgt toegewezen in verband met het Europees kampioenschap? Kunt u uw antwoord toelichten?1 2
De fiscale garanties die in het kader van het bid voor wedstrijden van het EK voetbal 2020 aan de UEFA zijn afgegeven passen geheel binnen de bestaande kaders van de Nederlandse fiscale wet- en regelgeving. Er is op geen enkele manier sprake van specifieke vrijstellingen. De UEFA zal – bij toewijzing van het bid – net als andere in ons land actieve internationale organisaties, gewoon onder het geldende Nederlandse belastingregime vallen. Ook zijn de afgegeven garanties volledig in overeenstemming met de daarvoor opgestelde modelgaranties voor grote internationale sportevenementen die op 5 juli 2012 naar uw Kamer zijn gestuurd. Het is dus niet zo dat de UEFA bij toewijzing van het bid is vrijgesteld van het betalen van belastingen. Wel kan door de UEFA, indien aan de geldende voorwaarden in de Nederlandse wetgeving wordt voldaan, een beroep worden gedaan op bestaande, reguliere vrijstellingsregelingen. Voor de voorwaarden die daarvoor gelden kan verwezen worden naar onderdeel 3 van de modelgaranties voor grote internationale sportevenementen («Heffing en inning van belastingen») en de daarbij behorende bijlagen 1a en 1b.
Kunt u uitleggen waarom u toestaat dat kapitaal ongelimiteerd in en uit Nederland kan stromen zonder dat de fiscus erbij kan, indien Nederland deze wedstrijden krijgt toegewezen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Daarvan is geen sprake, zie het antwoord op vraag 1.
Wat gaat de belastingvrijstelling de Nederlandse staat kosten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals aangegeven passen de aan de UEFA verleende fiscale garanties binnen de bestaande kaders van wet- en regelgeving. Indien en voor zover er van de UEFA geen belasting door de Nederlandse fiscus wordt geheven, betreft het toepassen door de Belastingdienst van geldende wet- en regelgeving die ook nu al op iedereen van toepassing is. Van het mislopen van inkomsten voor de staat als gevolg van het afgeven van deze fiscale garanties aan de UEFA is dan ook geen sprake.
Wat is het standpunt van de minister van Financiën in dezen? Betekent dit dat fiscale wetgeving hiervoor veranderd zou moeten worden als de UEFA het bid accepteert? Zo ja, om welke regelgeving gaat het dan precies?
De garanties aan de UEFA, inclusief die op het terrein van de belastingen zijn door mij ondertekend namens het gehele kabinet. Aangezien de fiscale garanties die aan de UEFA zijn verstrekt passen binnen het bestaande wettelijke kader, is er geen wijziging van fiscale wet- en regelgeving nodig om de garanties aan de UEFA na te komen als wedstrijden van het EK voetbal 2020 aan Nederland worden toegewezen.
Kunt u een kostenraming van de belastingvrijstelling aangaande het Europees kampioenschap aan de Kamer sturen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 3.
Kunt u alle gestelde voorwaarden van de UEFA toelichten met de redenen waarom u hiermee heeft ingestemd? Kunt u hier een overzicht van samenstellen? Zo nee, waarom niet?
De voorwaarden die ook voor de UEFA gelden om een beroep te kunnen doen op de bestaande reguliere vrijstellingsregelingen binnen de Nederlandse fiscale wet- en regelgeving staan beschreven in de aan de UEFA verleende garanties. Het betreft dezelfde voorwaarden zoals die beschreven worden in de modelgaranties voor grote internationale sportevenementen (zie antwoord op vraag3. Daar waar nodig zijn in de garantieteksten van de UEFA («Guarantee templates») wijzigingen en toevoegingen aangebracht om de garanties zoals die door de minister van VWS zijn ondertekend volledig te laten vallen binnen de bestaande wet- en regelgeving.
Bent u voornemens om te heronderhandelen over de voorwaarden die de UEFA stelt? Zo ja, wanneer gaat u dat doen? Zo nee, waarom keurt u deze eenzijdig oplegde voorwaarden van de UEFA goed?
Nee. De verleende garanties aan de UEFA, inclusief de fiscale, passen binnen de bestaande wettelijke kaders, c.q. zijn in overeenstemming met de modelgaranties voor grote internationale sportevenementen die bij de Tweede Kamer sinds 5 juli 2012 bekend zijn. Er bestaat voor mij dus geen aanleiding tot heronderhandelen.
Zijn er meer UEFA-eisen gesteld, en vervolgens afgewezen, waarvan de Kamer het bestaan (nog) niet kent? Zo ja, welke?
Zoals ik in mijn brief van 23 april jl. heb aangegeven, zijn de geformuleerde garantieteksten voor EURO 2020 zo dicht mogelijk gebleven bij de tekst van de «templates», zoals die door de UEFA zijn opgesteld. Op sommige plaatsen waren wijzigingen noodzakelijk, omdat de wet- en regelgeving, zoals onder andere neergelegd in de modelgaranties voor grote internationale sportevenementen, dat vereist. De meeste wijzigingen hebben tot doel gehad de nogal strikt geformuleerde wensen van de UEFA te nuanceren en te refereren naar bestaand EU/NL beleid. Dat geldt bijvoorbeeld ten aanzien van de visa en werkvergunningen waarbij de Schengen-afspraken leidend zijn (garantie 5.23) en de gevraagde bescherming van commerciële rechten die zijn genuanceerd (garanties 5.05, 5.06 en 5.19). In het bidbook zijn verder voorstellen aan de UEFA opgenomen van respectievelijk de gemeente Amsterdam, Arena en de KNVB waar deze partijen zelf de verantwoordelijkheid voor dragen.
Herinnert u zich nog de puinhopen rondom het WK-bid? Hoe gaat u voorkomen dat dezelfde toestanden gaan voorkomen? Bent u bereid de Kamer over alle details te informeren aangaande het Europees kampioenschap? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik herinner mij de ophef die in 2010 is ontstaan rond het bid van Nederland en België op de eindronde van het WK-voetbal 2018/2022. Die ophef is mede de aanleiding geweest voor het opstellen van de modelgaranties voor grote internationale sportevenementen die ik op 5 juli 2012 naar de Tweede Kamer heb gestuurd. Zoals ik in mijn brief van 23 april jl. heb aangegeven, zijn deze modelgaranties vertrek- en ijkpunt geweest voor de verleende garanties aan de UEFA in het kader van het bid van de KNVB op wedstrijden van het EK voetbal in 2020. Ik heb richting uw Kamer volledige transparantie betracht door de overheidsgaranties die ik namens het kabinet aan de UEFA heb verstrekt integraal naar uw Kamer te sturen.
Het bericht ‘Chinese horeca onder druk door gebrek aan koks’ |
|
Anne-Wil Lucas-Smeerdijk (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Erik Ziengs (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Chinese horeca onder druk door gebrek aan koks»?1
Ja.
Deelt u de mening dat ook binnen de Aziatische horeca zoveel mogelijk geprobeerd moet worden vacatures op te vullen met werkloze koks uit de kaartenbak van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) of uit de Europese Unie, maar dat dit niet ten koste mag gaan van de kwaliteit die de ondernemer zijn klant wil leveren? Zo ja, hoe wilt u dit evenwicht zien te bewaren?
Op grond van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav), kan alleen een tewerkstellingsvergunning (twv) of gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA) worden verleend voor een werknemer van buiten de EER indien er voor de betreffende functie geen aanbod aanwezig is binnen Nederland of de EER-landen of Zwitserland (prioriteitgenietend aanbod). Hieronder valt ook aanbod dat pas na een inwerkperiode of na enige scholing aan de functie-eisen voldoet. Het is de verantwoordelijkheid van werkgevers om te voorzien in voldoende personeel en dit personeel indien nodig op te leiden of in te werken. Werkgevers kunnen gebruik maken van het personeelsaanbod van het UWV, maar kunnen ook zelf op zoek gaan naar geschikt personeel.
Conform mijn toezegging tijdens het AO van 13 maart jl., is er de afgelopen maanden intensief overleg gevoerd tussen mijn ministerie en een brede delegatie van de Aziatische horecasector over de personeelsproblematiek in de sector. Er wordt gezocht naar een oplossing waardoor de sector in staat wordt gesteld het acute personeelstekort op te lossen en tegelijkertijd belangrijke stappen te zetten op weg naar een duurzame personeelsvoorziening in de toekomst. Opleidingen (op de werkvloer of andere vormen) kunnen daar een belangrijke rol bij spelen. Het overleg met de sector verloopt constructief en ik verwacht dat er op korte termijn overeenstemming wordt bereikt. Ik zal u hierover informeren.
Kunt u uitleggen hoe het komt dat er werkloze koks in de kaartenbak van het UWV zitten, maar dat de Aziatische horeca nauwelijks sollicitanten krijgt als zij vacatures openstelt? Ligt dit aan de functie-eisen die gesteld worden, of worden werklozen onvoldoende aangespoord te solliciteren? In hoeverre worden uitkeringen stopgezet als werkloze koks weigeren te solliciteren dan wel zich onvoldoende inspannen om voor vacatures in aanmerking te komen? Hoe vaak is er al gekort op een uitkering om deze reden?
UWV selecteert vanuit het bestand van ingeschreven werkzoekenden kandidaten die voldoen aan de eisen zoals beschreven in de functieprofielen die in overleg met de sectororganisaties VCHO en KHN in het najaar van 2012 zijn opgesteld. Alleen werkzoekenden die hieraan voldoen worden verwezen. Er wordt gecontroleerd of de verwezen werkzoekenden daadwerkelijk gaan solliciteren.
Onderdeel van de standaard werkprocessen van UWV is dat werkzoekenden die zich onvoldoende inspannen om een passende functie te vinden, worden gesanctioneerd. Werkzoekenden aan wie het verweten kan worden dat zij niet worden aangenomen op de openstaande vacatures krijgen een sanctie. In 2013 zijn 100 werkzoekenden onderzocht op verwijtbaarheid, dit heeft geleid tot het opleggen van 1 maatregel. De werkzoekende werd gekort op zijn uitkering.
Is het externe onderzoek dat door de UWV als leidraad wordt gebruikt, waaruit zou blijken dat een kok binnen 3 tot 12 maanden getraind zou kunnen worden tot het niveau van een Chinese chef, met de sector besproken en deelt de sector deze conclusie? Wat vindt u zelf van deze conclusie? Klopt het dat dit rapport is gebaseerd op slechts 5 interviews met bedrijven? Klopt het dat het rapport ook adviseert om een reële overgangstermijn in het beleid te hanteren en dat juist die aanbeveling niet door het UWV wordt opgevolgd? Bent u bereid in overleg met de sector een nieuw rapport over reële functie-eisen op te laten stellen, die op steun van zowel de sector als het UWV kan rekenen?
UWV heeft eind 2012 EVZ verzocht om een onderzoek te doen naar de functies in de Aziatische horeca. EVZ is een onafhankelijke organisatie die meer activiteiten heeft verricht voor de horecasector, waaronder het opstellen van het «Handboek referentiefuncties bedrijfstak horeca». Met de sector is het starten van het onderzoek besproken. De sector heeft restaurants aangedragen waarmee gesproken is in het kader van het onderzoek. Voor het opstellen van het onderzoek is gebruik gemaakt van de aanwezige kennis, is een vijftal – in presentatie diverse – Aziatische restaurants betrokken en zijn gesprekken gevoerd met het ROC Amsterdam en de Stichting Vakbekwaamheid Horeca. Uit het EVZ onderzoek is gebleken dat Nederlandse koks met een MBO-2 opleiding of twee jaar ervaring in een professionele keuken, binnen een redelijke termijn (drie tot twaalf maanden) geschikt te maken zijn als frituurkok in een Chinees restaurant.
In het rapport wordt gesproken van een weg der geleidelijkheid om ondernemingen voor te bereiden op ondernemerschap zonder twv. Toen begin 2012 het aanbod binnen Nederland en de EER als gevolg van de toenemende werkloosheid toenam, is UWV (binnen de kaders van de toen geldende Wet arbeid vreemdelingen) overgegaan tot het verlenen van tewerkstellingsvergunningen voor de duur van 18 maanden, in plaats van 36 maanden. De vergunningen werden verleend onder voorwaarde dat werkgevers prioriteitgenietend aanbod zouden werven en opleiden. UWV heeft door tijdelijke vergunningen te verlenen werkgevers de kans gegeven in de tussentijd het aanwezig aanbod aan te nemen en op te leiden.
In het onderzoek zijn taal- en cultuuraspecten buiten beschouwing gelaten omdat dergelijke eisen op grond van de Wav worden beschouwd als belemmeringen om de vacatures te vervullen met prioriteitgenietend aanbod. Om deze reden deelt de sector de conclusies van het EVZ rapport niet, de sector is van mening dat deze eisen wel meegewogen moeten worden. Zoals aangegeven, verwacht ik dat er op korte termijn overeenstemming wordt bereikt met de Aziatische horecasector over een tijdelijke oplossing voor de personeelsproblematiek. Dit heeft nu mijn prioriteit. Of het wenselijk is om een nieuw onderzoek te laten doen, zal ik beoordelen in het licht van de uitkomsten van het verdere overleg met de Aziatische Horecasector.
Op welke wijze heeft u invulling gegeven aan de toezegging die u tijdens het debat in de Eerste Kamer heeft gedaan om te kijken naar de reële functie-eisen, waarbij ook culturele functie-eisen die betrekking hebben op het kernproduct van een onderneming een rol kunnen spelen in de toets die het UWV doet?
Tijdens het debat in de Tweede Kamer heb ik aangegeven dat bij de toetsing op de aanwezigheid van prioriteitgenietend arbeidsaanbod wordt gekeken naar de reële functie-eisen. Het UWV bekijkt in individuele gevallen steeds of de door de werkgever gestelde functie-eisen reëel en proportioneel zijn. De door een werkgever gestelde eisen mogen de kansen op de inzet van het prioriteitgenietend aanbod niet belemmeren tenzij een werkgever goed kan motiveren waarom de gestelde eisen noodzakelijk zijn voor het goed kunnen vervullen van de vacature. Specifieke culturele functie-eisen kunnen in individuele gevallen als reëel verondersteld worden, maar dit is niet automatisch het geval voor alle culturele en etnische functie-eisen. In het eerder genoemde overleg met de sector wordt gesproken over de verschillende functies binnen de Aziatische keuken en de daarbij door de sector gehanteerde functie-eisen.
Bent u bekend met de werkwijze van het UWV en de administratieve rompslomp die gepaard gaat met de aanvraag van een tewerkstellingsvergunning? Klopt het dat het UWV, bij de behandeling van een aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning, in een gegevensuitvraag naar de ondernemer kan vragen naar foto’s van het interieur, de keuken en de buitenzijde van het restaurant; originele menukaarten; een overzicht van het voltallige personeel; informatie over het aantal couverts en het aantal zitplaatsen; een kopie van een geldige drank- en horecavergunning; een kopie van de laatst vastgestelde jaarrekening; kopieën van het kokcertificaat en onderliggend diploma inclusief beëdigde vertalingen, en andere documenten? Bent u bereid om met het UWV in gesprek te gaan om deze uitvraag te vereenvoudigen, bijvoorbeeld middels een controle op locatie? Heeft u overwogen om deze gang van zaken te vereenvoudigen met behulp van het ondernemingsdossier?
In 2012 ontving het UWV een aantal signalen van onjuiste of onterechte twv-aanvragen in de Aziatische horeca sector. Uit signalen van de Inspectie SZW bleken twv’s te zijn verleend aan werkgevers die geen specialiteitenrestaurant hadden en/of voor vreemdelingen die niet feitelijk werden tewerkgesteld als kok maar bijvoorbeeld als afwashulp. Ook uit eigen onderzoek van het UWV bleek het voor te komen dat twv’s werden aangevraagd door ondernemers die deden voorkomen dat zij een (Chinees) Specialiteitenrestaurant hadden, maar in werkelijkheid snackbareigenaar bleken te zijn en/of geen specialiteitengerechten aanbieden. Voor werkzaamheden in een snackbar is in ieder geval voldoende aanbod in Nederland aanwezig en zou gelet op de Wav dus nooit een vergunning worden verleend.
Deze signalen vormden voor het UWV aanleiding om bij twv-aanvragen aanvullende stukken op te vragen die onder andere betrekking hebben op de (aard van) het restaurant en het al aanwezige personeel. In het voorjaar van 2012 en in het voorjaar van 2013 zijn werkgeversorganisaties en de UWV bekende tussenpersonen geïnformeerd over de stukken die moeten worden overgelegd bij een aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning.
Ik ben van mening dat gelet op de toets die UWV moet uitvoeren op basis van de uitgangspunten van de herziene Wet arbeid vreemdelingen, deze stukken nodig zijn om een zorgvuldig besluit te kunnen nemen op een individuele aanvraag. Ik wil wel met UWV in gesprek gaan om te onderzoeken of op een aantal aspecten de aanvraag kan worden vereenvoudigd, mits deze informatie dan wel op een andere wijze vooraf verkregen kan worden.
Kunt u inzichtelijk maken hoe vaak deze aanvullende informatie-uitvraag leidt tot overschrijding van de wettelijk vastgestelde termijn van 5 weken waarin een besluit moet worden genomen? Ziet u aanleiding om maatregelen te nemen om snelle besluitvorming door het UWV te garanderen?
Zoals bij het antwoord op vraag 6 weergegeven zijn werkgevers(organisaties) tijdig geïnformeerd over de aanvullende stukken die bij een aanvraag moeten worden bijgevoegd. Deze informatie is ook opgenomen op www.werk.nl. Indien er toch een onvolledige aanvraag wordt ingediend dan krijgt de werkgever de gelegenheid de aanvraag aan te vullen met de ontbrekende stukken. Na afloop van een daarvoor gestelde termijn wordt de aanvraag vervolgens inhoudelijk in behandeling genomen. De termijn van 5 weken gaat dan pas lopen. Ook tijdens de inhoudelijke behandeling krijgt de werkgever de gelegenheid nadere informatie te verstrekken indien UWV onvoldoende informatie heeft om een besluit te nemen op de aanvraag.
Ervaring van UWV is dat ondanks de uitgebreide voorlichting er veel onvolledige aanvragen worden ingediend en (gemachtigden van) werkgevers, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, niet dan wel niet tijdig de aanvullende stukken insturen. Dit leidt er toe dat UWV dan niet binnen de daarvoor geldende wettelijke termijn een besluit kan nemen.
Uit de jaarcijfers van UWV over 2013 blijkt dat 94% van het totale aantal tewerkstellingsvergunningen binnen de wettelijke norm van vijf weken is afgegeven.
Klopt het dat er € 1 mln. is geïnvesteerd in de UWV projectgroep Aziatische horeca en dat hiermee slechts 6 vacatures zijn ingevuld? Hoe beoordeelt u de doelmatigheid van dit project?
In 2013 is UWV het project Aziatische Horeca gestart. In 2013 zijn na een uitgebreide screening 1.000 werkzoekenden geselecteerd (die voldoen aan de functieprofielen zoals deze zijn vastgesteld in overleg met de sector) voor de vacatures zoals deze door werkgevers worden aangemeld bij UWV. Door werkgevers zijn 780 vacante arbeidsplaatsen gemeld bij het project. Er hebben vervolgens meer dan 3.100 verwijzingen plaatsgevonden (werkzoekenden zijn op meerdere vacatures verwezen). Door werkgevers zijn 27 werkzoekenden aangenomen. De reden van afwijzing door werkgevers wordt door het project geregistreerd. Voorbeelden van afwijzing door werkgevers:
Deze redenen van afwijzing worden meegenomen bij de beoordeling op het moment dat een aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning wordt ingediend. In de regel zal dat leiden tot het niet verlenen van een tewerkstellingsvergunning.
Als het gaat om het aan het werk helpen van werkzoekenden, zijn de resultaten teleurstellend. Het doel om het toenemende aantal werkzoekenden te plaatsen op vacatures in de Aziatische Horeca wordt niet gehaald. Wel stelt UWV vast dat werkzoekenden uitstromen naar andere vacatures in deelsectoren van de horeca.
Bent u bekend met het initiatief van de Aziatische horeca om in samenwerking met ROC’s een koksopleiding voor de Aziatische keuken op te starten?2
Ik ben bekend met het initiatief van de Aziatische horeca om in samenwerking met ROC’s een opleiding op te starten. Dit initiatief is in het overleg met de sector aan bod gekomen.
Hoe lang denkt u dat het duurt voordat de Aziatische koksopleiding op mbo-scholen voldoet aan de vraag van de Aziatische horeca? Bent u bereid mee te werken aan een tussentijdse oplossing?
In mijn ogen zijn er meerdere varianten denkbaar als het gaat om opleiding van koks voor de Aziatische keuken. Een koksopleiding in samenwerking met een ROC is één van de mogelijkheden, daarnaast kan bijvoorbeeld gedacht worden aan training op de werkvloer en cursussen, afhankelijk van het soort functie. In het eerder genoemde overleg met de sector, worden verschillende varianten besproken.
Het Grondwetfestival en de openstelling van overheidsgebouwen |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat het Grondwetfestival en de openstelling van overheidsgebouwen zoals de parlementsgebouwen, enkele ministeries, het Catshuis en de Trêveszaal op 29 maart jl. als een groot succes mag worden gezien?
Ja.
Zo ja, deelt u ook de mening dat deze overheidsgebouwen de publieke belangstelling voor de werking van de democratische rechtstaat aanzienlijk vergroten en daarom eigenlijk vaker voor het publiek toegankelijk zouden moeten zijn, en dat ook Het Torentje minimaal eenmaal per jaar voor het publiek te bezichtigen zou moeten zijn? Zo nee, waarom niet?
De publieke belangstelling voor de opengestelde overheidsgebouwen was groot. Mede naar aanleiding van de bevindingen van het Nationaal Comité 200 jaar Koninkrijk over het Grondwet Festival zal het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het initiatief nemen om in overleg met de gemeente Den Haag en andere partners te bezien op welke wijze een passend vervolg kan worden gegeven aan de aandacht voor de Grondwet en de openstelling van daaraan gerelateerde gebouwen.
Bent u bereid om het initiatief te nemen dat markante overheidsgebouwen ten minste eenmaal per jaar voor het publiek toegankelijk zullen zijn, liefst als onderdeel van een groter programma dat erop gericht is de bekendheid van en het draagvlak voor de Nederlandse democratische rechtsstaat te vergroten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen bent u van plan te nemen?
Zie antwoord vraag 2.
De plannen rond ArtEZ en het functioneren van de Raad van Toezicht en het College van Bestuur |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Jasper van Dijk (SP) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Wat is uw reactie op de artikelen «Stafafdelingen ArtEZ kraken plan Eggink en komen met suggesties»1, «Oud-topman wil graag gratis en voor niets ArtEZ leiden»2 en «Meneer Eggink, laat ArtEZ niet het kind van de kille efficiencyrekening worden»?3
Ik heb kennisgenomen van de artikelen.
Deelt u de zorgen van betrokken stafhoofden, (hoofd)docenten en studenten ten aanzien van de nog niet geconcretiseerde maar wel meegedeelde plannen over verplaatsing en/of sluiting van vele opleidingen in de drie steden waar ArtEZ is gehuisvest, waarin onder meer wordt gesteld dat de synergie van de diverse faculteiten van belang is voor de kwaliteit van het instituut? Is het volgens u waardevol dat de academies op dit moment alle multidisciplinair zijn en dat in bijvoorbeeld Arnhem zelfs het breedst mogelijke aanbod van kunstopleidingen bestaat, te weten bachelor- en masteropleidingen in muziek, dans, toneel, creative writing, architectuur, kunsteducatie, beeldende kunst en mode?
De voorgenomen plannen van ArtEZ ken ik niet. Voor mij staat voorop dat de voorgenomen reorganisatieplannen, met verplaatsing of sluiting van opleidingen, in ieder geval moeten leiden tot verbetering van de kwaliteit van onderwijs. Ik heb met ArtEZ prestatieafspraken gemaakt over onder andere verbetering van de onderwijskwaliteit, scherpere profilering en minder overhead. Daarnaast zijn met alle hbo-kunstopleidingen afspraken gemaakt over het sectorplan «Focus op talent». Ik ga ervan uit dat de voorgenomen plannen binnen de bestaande afspraken vallen en ten goede komen van de kwaliteit van het onderwijs. Dit neemt niet weg dat ArtEZ de verantwoordelijkheid heeft om de betrokkenen, zoals stafhoofden, docenten en studenten, maar ook de maatschappelijke omgeving zoals de gemeenten en het werkveld zo goed mogelijk te informeren over de voorgenomen plannen en probeert hiervoor draagvlak te creëren. ArtEZ heeft de verantwoordelijkheid om dit met de nodige zorgvuldigheid te doen. Daarnaast kunnen stafhoofden, docenten en studenten hun zorgen kenbaar maken en hun belangen laten behartigen door gebruik te maken van bestaande gremia zoals de medezeggenschap.
Wat is uw reactie op de stelling van docenten van ArtEZ dat studenten profiteren van dit brede aanbod aan opleidingen buiten hun eigen opleiding, bijvoorbeeld doordat zij gebruik kunnen maken van de werkplaatsen van de andere opleidingen?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Bent u bekend met het feit dat de oprichtster van de inmiddels zeer succesvolle, internationale faam genietende modeopleiding van Arnhem, Elly Lamaker, juist tot doel had gesteld dat de modeopleiding onderdeel zou zijn van een brede kunstacademie en niet een separate modeschool zou vormen? Zou het in uw ogen niet heel erg spijtig zijn als het succes van de modeopleiding in Arnhem4, die intussen haar stempel drukt op de gehele stad Arnhem, in gevaar zou komen door het vertrek van vele andere opleidingen uit de stad?
Hiermee ben ik niet bekend. Zie mijn antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat aan een kunstacademie waardevol onderzoek wordt gedaan en dat de eigenheid en identiteit van het instituut, alsook de traditie van de opleidingen hiervoor van belang zijn? Deelt u de mening dat zulk onderzoek, alsmede het onderwijs dat hiermee samenhangt, niet eenvoudigweg op dezelfde wijze kan worden voortgezet aan een andere academie en dat bij sluiting van een opleiding aan een bepaald instituut waardevolle zaken verloren zouden kunnen gaan?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Is het u duidelijk welke problemen de College van Bestuur-voorzitter van ArtEZ wenst op te lossen? Deelt u de mening dat de stelling van deze voorzitter dat met het verplaatsen en sluiten van opleidingslocatie de door hem benoemde problemen van ArtEZ opgelost zouden worden, op weinig tot niets is gebaseerd? Deelt u de mening dat een zorgvuldige analyse van ArtEZ de basis zou moeten zijn waarop besloten kan worden of een ingrijpende reorganisatie dan wel transitie moet worden doorgevoerd? Deelt u de mening dat de brief van de stafhoofden welke aan de Raad van Toezicht is gezonden waardevolle informatie bevat, waaraan bij het maken van plannen voor een reorganisatie van ArtEZ niet voorbij mag worden gegaan?
Ik ga ervan uit dat de voorgenomen plannen leiden tot verbetering van de onderwijskwaliteit en binnen de bestaande afspraken passen, zie ook mijn antwoord op vraag 2. Ik deel uw mening dat een zorgvuldige procedure wenselijk is, waarbij de belanghebbenden zo goed mogelijk worden geïnformeerd worden en zoveel mogelijk draagvlak voor plannen wordt gecreëerd.
Is het u bekend dat de bezoldiging van de voorzitter van het College van Bestuur niet voldoet aan de Wet normering topinkomens? Zo ja, hebt u naar aanleiding hiervan al actie ondernomen? Zo ja, wilt u de Kamer daarover zo volledig mogelijk informeren? Zo nee, bent u van plan dit alsnog te doen?
Dat is mij bekend en ik heb dit punt actief opgepakt. Eind 2013 heb ik ArtEZ laten weten dat ik het betreur dat de bezoldiging van de interim-voorzitter van het College van Bestuur (CvB) de norm mogelijk overschrijdt. Maximering van topinkomens is een belangrijk speerpunt in mijn beleid, zoals moge blijken uit de door mij vastgestelde sectorale maxima onder de Wnt-norm en mijn moreel appel op bestuurders om hun bezoldiging boven de voor hen toepasselijke norm te matigen. Overschrijding van genoemde regeling vind ik maatschappelijk onaanvaardbaar.
Het is voor mij de aanleiding geweest om de Inspectie van het Onderwijs te vragen een onderzoek te starten naar de naleving van de Wet Normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (Wnt) bij ArtEZ. De Inspectie heeft dit opgepakt, maar een zorgvuldige procedure is vereist en dit kost de nodige tijd. Het onderzoek wordt uitgevoerd conform de gebruikelijke werkwijze en bijbehorende procedures. Dat betekent onder andere ook dat de uitkomsten van het onderzoek openbaar gemaakt worden en aan uw Kamer worden toegestuurd.
Hoe kan het dat de Raad van Toezicht van ArtEZ toelaat dat de voorzitter van het College van Bestuur teveel verdient?
De Inspectie onderzoekt in hoeverre de Wnt is overtreden, zie ook mijn antwoord op vraag 7.
Bent u bekend met het feit dat één van de leden van de Raad van Toezicht van ArtEZ associé is van Boer & Croon Business Creators? Betekent dit dat sprake zou kunnen zijn van belangenverstrengeling ten aanzien van de aanstelling van huidige interim-voorzitter van het College van Bestuur, die tevens associé is van Boer & Croon Business Creators? Zo nee, hoe meent u dat dit dan wordt voorkomen?
Dat is mij bekend. Ik betreur het dat tot voor kort ArtEZ onvolledige informatie heeft gegeven over het feit dat één van de leden associé is van Boer & Croon Business Creators. In december 2013 heeft de Inspectie van het Onderwijs de RvT daarop bevraagd. De RvT heeft vervolgens schriftelijk aan de Inspectie laten weten op welke wijze hij bij de aanstelling van de interim voorzitter van het CvB belangenverstrengeling heeft trachten te voorkomen. Op basis daarvan heeft de Inspectie besloten op dit punt geen nader onderzoek te doen. Om de schijn van belangenverstrengeling in de toekomst te voorkomen heeft de Inspectie van het Onderwijs de Raad van Toezicht bovendien conform de Branchecode goed bestuur hogescholen 2013en de Richtlijn Jaarverslaggeving Onderwijs aangesproken op transparantie op dit punt. Door ArtEZ is toegezegd dat de desbetreffende functie van dit lid wordt vermeld op de website (inmiddels gerealiseerd) en in het jaarverslag 2013.
Klopt het dat de voorzitter van het College van Bestuur van ArtEZ een buitenproportioneel budget uitgeeft aan externe onderzoeksbureaus? Zo ja, hebt u reeds gevraagd om opheldering over die uitgaven?
Mijn beleid met de prestatieafspraken en de sectorplannen is erop gericht dat middelen zoveel mogelijk worden ingezet om het primaire proces te verbeteren en moeten worden ingezet voor goed onderwijs. De vraag of hierbij sprake is van buitenproportionaliteit kan ik echter niet beantwoorden. Een hogeschool bepaalt zelf de allocatie van de middelen binnen de grenzen van doel- en rechtmatigheid. ArtEZ moet aangeven of de middelen doelmatig zijn besteed. Het geven van een oordeel over de doel- en rechtmatigheid is een aandachtspunt voor het interne toezicht van de instelling. Ik verwacht van ArtEZ dat zij verantwoorde keuzes maakt bij de besteding van de financiële middelen.
Klopt het dat de Raad van Toezicht van ArtEZ tot een paar jaar terug slechts een onkostenvergoeding kreeg, maar nu maximaal wordt bezoldigd? Wat is volgens u de verklaring voor deze rappe stijging van de vergoeding die haar leden ten deel is gevallen?
Tot en met 2010 waren de RvT-leden onbezoldigd. De huidige bezoldiging die de leden van de Raad van Toezicht ontvangen valt binnen de grenzen van de WNT. Het is de aan de instelling om binnen de wettelijke kaders de omvang van de bezoldiging voor de RvT-leden vast te stellen.
Bent u tevreden over het functioneren van de Raad van Toezicht van ArtEZ? Klopt het dat per 1 april 2014 opnieuw een interim-voorzitter van het College van Bestuur wordt aangesteld door de Raad van Toezicht? Meent u dat de Raad van Toezicht voldoende werk maakt van het zoeken naar een nieuwe voorzitter, welke niet als interim-voorzitter maar als vaste voorzitter aan de slag kan?
De Raad heeft de taak om de leden van het College van Bestuur (CvB) te benoemen. De kwaliteit van bestuurders van onderwijsinstellingen is cruciaal voor goed onderwijs. Daarom moeten zij voldoende deskundig zijn op de terreinen van financiën, onderwijskundige kennis, en leiderschap. Bovendien vind ik het van belang dat de benoemingsprocedure open en transparant is. In het wetsvoorstel versterking bestuurskracht – dat binnenkort in internetconsultatie gaat – heb ik opgenomen dat werving en selectie van bestuurders plaats moeten vinden op basis van (openbare) profielschetsen.
Volgens ArtEZ zijn er drie wervingsrondes voor een nieuwe voorzitter CvB geweest, maar hebben deze nog geen geschikte kandidaat opgeleverd. De Raad van Toezicht zal daarom 1 mei 2014 een nieuwe interim-voorzitter van het College van Bestuur aanstellen. Uiteraard betreur ik het dat nog altijd niet is voorzien in definitieve opvolging.
Klopt het dat het financieringstekort van een afdeling van ArtEZ in Enschede, namelijk de AKI5, verhindert dat er voldoende budget beschikbaar is voor innovatie ArtEZ-breed? Zo ja, hebt u de Raad van Toezicht reeds gevraagd om hierover verantwoording af te leggen? Zo nee, gaat u dit alsnog doen?
Op de vraag of het financieringstekort van een afdeling in Enschede verhindert dat er voldoende budget beschikbaar is voor innovatie ArtEZ breed kan ik geen antwoord geven. De bevraging van OCW wat betreft jaarrekeninggegevens is niet op afdelings- of faculteitsniveau, maar op instellingsniveau. Instellingen leggen op basis van het BW en de Regeling Jaarverslag Onderwijs immers verantwoording af op kostensoortniveau en niet op kostenplaatsniveau. Een hogeschool is autonoom in de allocatie van de middelen. Dat geldt ook voor de wijze waarop zij interne tekorten verrekent.
Bent u bereid met het College van Bestuur, de Raad van Toezicht, stafhoofden, (hoofd)docenten en studenten het gesprek aan te gaan over de toekomst van ArtEZ, de eventuele problemen en mogelijke oplossingen daarvoor? Zo ja, wilt u de Kamer over uw inzet en de uitkomsten daarvan informeren? Zo nee, waarom niet?
Het is niet aan mij om deze gesprekken te voeren, maar ik hecht zeer aan goede communicatie binnen de instelling. ArtEZ is zelf verantwoordelijk voor het voeren van gesprekken met betrokkenen over toekomstige plannen en zoveel mogelijk draagvlak te creëren. Ik ga ervan uit dat ArtEZ hiermee zorgvuldig omgaat. Ook docenten en studenten kunnen bestaande gremia zoals medezeggenschap benutten om hun belangen kenbaar te maken en te laten behartigen.