Extra voordelige Ster zendtijd voor brancheorganisaties en belangenverenigingen |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() |
Heeft de actiegroep Farmers Defence Force (FDF), die nu dagelijks spotjes op televisie uitzendt, korting gekregen bij de Ster?1 Zo ja, hoeveel en waarom?
Farmers Defence Force heeft zendtijd tegen reguliere condities ingekocht bij de Ster.
Deelt u de mening dat reclameboodschappen die in strijd zijn met de Reclame Code van de Reclame Code Commissie(RCC) niet in aanmerking zouden mogen komen voor extra voordelige zendtijd bij de Ster? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de extra voordelige uitingen aan de Nederlandse Reclame Code te toetsen en de STER op te dragen die te stoppen wanneer er gerede klachten binnenkomen tegen bepaalde uitingen hangende de procedure van de RCC? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Wanneer consumenten of organisaties bezwaar hebben tegen de inhoud van reclame- en telewinkelboodschappen, dan kunnen zij zich wenden tot de Reclame Code Commissie. De Ster is gebonden aan uitspraken van de Reclame Code Commissie. Een reclameboodschap die in strijd is met de Reclame Code zal de Ster niet uitzenden.
Bent u bereid de Ster op te dragen charitatieve instellingen tenminste een gelijkwaardig aandeel te geven in de verdeling van extra voordelige zendtijd ten opzichte van commerciële sectororganisaties? Zo nee, waarom niet?
Het invullen van de Ster-zendtijd is de verantwoordelijkheid van de Ster. Het beleid van de Ster wordt bepaald door directie en bestuur binnen het kader van de Mediawet 2008. Ik kan niet treden in de keuzes die de Ster maakt ten aanzien van de reclamezendtijd. Overigens hanteert de Ster voor charitatieve adverteerders die in het bezit zijn van een CBF keurmerk of een ANBI-status beduidend lagere tarieven.
Bent u bereid om, gelet op de tijdelijkheid van het aanbod, deze vragen binnen tien dagen te beantwoorden?
Het is helaas niet gelukt de vragen binnen tien dagen te beantwoorden.
Gratis Ster zendtijd voor brancheorganisaties en belangenverenigingen |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Heeft u gezien dat er een stormloop is ontstaan op de gratis zendtijd die Ster beschikbaar stelt omdat het de reclameblokken in coronatijd niet vol krijgt?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat alleen brancheorganisaties en belangenverenigingen die opkomen voor de belangen van ondernemers in aanmerking komen voor deze gratis zendtijd en collectieven van charitatieve instellingen zijn uitgesloten? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot de uitgangspunten van pluriformiteit in de Mediawet?2
Kunt u bevestigen dat maatschappelijke organisaties zonder winstoogmerk op dit moment nog altijd moeten betalen wanneer zij in de huidige crisis coronagerelateerde boodschappen willen uitzenden over bijvoorbeeld de oorzaken van deze crisis of over de gevolgen hiervan voor de dieren in de veehouderij nu de stallen overvol dreigen te raken?
Kunt u verklaren waarom verenigingen die belangen van ondernemers vertegenwoordigen wel gratis zendtijd krijgen, maar verenigingen die opkomen voor de belangen van dieren, natuur, het klimaat en de volksgezondheid niet?
Kunt u bevestigen dat de boerenactiegroep Agractie gratis Ster zendtijd ter beschikking heeft gekregen? Geldt dit ook voor de actiegroep Farmers Defence Force die nu dagelijks spotjes op televisie uitzendt?3
Agractie heeft inderdaad gratis zendtijd gekregen. Farmers Defence Force heeft zendtijd tegen reguliere condities ingekocht bij de Ster.
Heeft u gezien dat Farmers Defence Force in een van haar spotjes stelt dat boeren goed zorgen voor onze bodem, dat daarin varkens te zien zijn die buiten lopen en ook geitenlammetjes die bij hun moeder liggen?
Ja.
Wist u dat de Nederlandse bodem juist uitgeput raakt door de landbouw?
Behoud en verbetering van de bodemkwaliteit is van groot belang om een hoogwaardige agrarische productie op de lange termijn te kunnen handhaven en tegelijkertijd diverse maatschappelijke doelen tijdig te kunnen realiseren. Dat is in de Bodembrief d.d. 23 mei 2018 aangegeven en inmiddels is met private en publieke partijen een Nationaal Programma Landbouwbodems gestart waarover uw Kamer op 25 april (Kamerstuk 30 015, nr. 58) vorig jaar nader is geïnformeerd.
Wist u dat minder dan een procent van de varkens in Nederland naar buiten kan?
Het overgrote deel van de varkens in Nederland wordt inderdaad binnen gehuisvest. Aan de stallen zijn eisen gesteld rond dierenwelzijn, diergezondheid en milieu.
Wist u dat geitenlammetjes in de zuivelindustrie vrijwel altijd direct na hun geboorte bij hun moeder worden weggehaald, omdat de melk van de moedergeit wordt gebruikt voor geitenkaas en geitenmelk voor mensen?
Bij het merendeel van de geitenbedrijven is het gebruikelijk dat lammeren niet bij de moeder blijven na de geboorte. De moedergeiten worden gemolken en van deze geitenmelk worden gezonde en waardevolle zuivelproducten gemaakt.
Deelt u de mening dat het verspreiden van desinformatie niet tot de taakopdracht van de Ster behoort, noch tot die van door haar uitverkoren «brancheorganisaties» zou moeten behoren? Zo nee, waarom niet?
Die mening deel ik.
Deelt u de mening dat reclameboodschappen die in strijd zijn met de Reclame Code van de Reclame Code Commissie niet in aanmerking zouden mogen komen voor gratis zendtijd bij de Ster? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de gratis uitingen aan de Nederlandse Reclame Code te toetsen en de Ster op te dragen die te stoppen wanneer er gerede klachten binnenkomen tegen bepaalde uitingen hangende de procedure van de Reclame Code Commissie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
De Ster heeft de wettelijke taak om media-aanbod te verzorgen dat bestaat uit reclame- en telewinkelboodschappen die zijn aangeboden door derden. Wanneer consumenten of organisaties bezwaar hebben tegen de inhoud van reclame- en telewinkelboodschappen, dan kunnen zij zich wenden tot de Reclame Code Commissie. Een reclameboodschap die in strijd is met de Reclame Code zal de Ster niet uitzenden. De Ster is gebonden aan uitspraken van de Reclame Code Commissie.
Bent u bereid de Ster op de dragen charitatieve instellingen tenminste een gelijkwaardig aandeel te geven in de verdeling van gratis zendtijd ten opzichte van commerciële sectororganisaties? Zo nee, waarom niet?
Het beleid van de Ster wordt bepaald door directie en bestuur binnen het kader van de Mediawet 2008. Overigens hanteert de Ster voor charitatieve adverteerders die in het bezit zijn van een CBF keurmerk of een ANBI-status beduidend lagere tarieven.4
Bent u bereid om gelet op de tijdelijkheid van het aanbod deze vragen binnen tien dagen te beantwoorden?
Helaas is beantwoording binnen 10 dagen niet gelukt.
Het bericht dat verenigingen voor jeugd- en jongerenwerk in de problemen komen door de coronacrisis |
|
René Peters (CDA), Maurits von Martels (CDA), Michiel van Nispen (SP) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met de oproep van Scouting Nederland aan de overheid over hulp bij financiële problemen door de coronacrisis?1
Ja.
Bent u bekend met het bericht dat 94% van de beheerde speeltuinen vanwege de coronacrisis in de problemen komen?2
Ja.
Klopt het bericht dat sportverenigingen onder voorwaarden en in tijden van financiële crisis financiële ondersteuning kunnen krijgen?
Sportverenigingen kunnen gebruik maken van de rijksbrede steunmaatregelen die van kracht zijn, waaronder de Tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (TOGS-regeling) van het Ministerie van EZK waar de oproep van Scouting Nederland naar verwijst. Daarvoor gelden dezelfde voorwaarden als voor alle aanvragers van de TOGS, zo moet in ieder geval een hoofd- of nevenactiviteit van deze vereniging bij de Kamer van Koophandel zijn opgenomen op de lijst met vastgestelde SBI-codes.
Daarnaast is voor de sportverenigingen een steunpakket ontwikkeld waarover ik u onlangs geïnformeerd heb (TK2020D16797).
Klopt het beeld dat jeugd- en jongerenwerk als scouting, maar ook kindervakantieorganisaties en speeltuinverenigingen van dergelijke ondersteuning zijn uitgesloten?
Dat verschilt per organisatie. De rijksbrede steunmaatregelen kunnen met voorwaarden ook van toepassing zijn op deze organisaties. Sommige speeltuinen en scoutingverenigingen kunnen wél onder de TOGS vallen omdat ze een nevenactiviteit hebben die daarvoor in aanmerking komt. Daarnaast verschilt het per gemeente of zij scouting al dan niet in aanmerking laten komen voor het steunpakket voor sportverenigingen.
Kunt u aangeven wat daarvan de achterliggende gedachte is?
De rijksbrede steunmaatregelen zijn primair van toepassing op ondernemers en in mindere mate op verenigingen. Voor speeltuinen, jeugdverenigingen en scouting ligt er bovendien een route richting het lokale domein en de gemeenten om in gesprek te gaan voor mogelijke ondersteuning.
Deelt u de mening dat speeltuinen, jeugd- en jongerenwerk voor het gezond opgroeien van onze jeugd van essentieel belang zijn?
Speeltuinen en vormen van jeugdwerk als Scouting zijn zeker van belang bij het gezond kunnen opgroeien van de jeugd.
Deelt u de mening dat deze verenigingen door de huidige crisis in de problemen komen, en dat deze problemen zo groot kunnen worden dat zij het hoofd niet langer boven water kunnen houden?
Op dit moment is nog niet in te schatten wat de effecten zijn van de huidige crisis voor deze verenigingen. De gemeente is de eerstverantwoordelijke overheid voor deze verenigingen en mocht de situatie voor de scouting of jeugdwerk langdurig voortduren dan zullen deze verenigingen dan ook met de gemeente moeten kijken welke mogelijkheden er zijn om het voortbestaan van deze voorzieningen niet in gevaar te laten komen.
Deelt u de mening dat deze essentiële voorzieningen behouden moeten blijven? Hoe gaat u daar voor zorgen?
Zie het antwoord op vraag 7.
Bent u bereid om te bezien op welke manier verenigingen voor jeugd- en jongerenwerk alsnog geholpen kunnen worden?
Zie het antwoord op vraag 7.
Wilt u de Kamer hierover zo spoedig mogelijk informeren?
Ja.
De opschorting van het Wob-verzoek van Pieter Klein. |
|
Joost Sneller (D66), Steven van Weyenberg (D66), Nevin Özütok (GL), Bart Snels (GL) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Op welke grond heeft u het verzoek krachtens de Wet openbaarheid van bestuur (Wob-verzoek) van Pieter Klein opgeschort?1
De behandeling van het Wob-verzoek van Pieter Klein is opgeschort wegens een situatie van overmacht. De Algemene wet bestuursrecht biedt daarvoor een wettelijke grondslag. Op grond van deze wet kan ik de termijn voor het geven van een besluit op een aanvraag, in dit geval een Wob-verzoek, opschorten gedurende de periode dat ik door overmacht niet in staat ben om een beslissing te nemen. Als gevolg van de uitzonderlijke en onvoorziene omstandigheden waarin mijn ministerie verkeert in verband met de bestrijding van de coronacrisis en de in dat kader door het kabinet getroffen maatregelen was het niet mogelijk om tijdig een beslissing te nemen op het verzoek. Het kunnen uitoefenen van de noodzakelijke werkzaamheden met het oog op de crisisbeheersing vereist immers de onverdeelde aandacht van de medewerkers van het RIVM en de betrokken beleidsdirecties van mijn ministerie.
Is het op dit moment feitelijk onmogelijk om Wob-verzoeken te behandelen door uw ministerie?
Om misverstand te voorkomen: uitsluitend de bij mijn ministerie ingediende Wob-verzoeken die verband houden met het coronavirus worden momenteel niet in behandeling genomen. Wob-verzoeken over andere, niet corona gerelateerde, onderwerpen worden gewoon door mijn ministerie behandeld.
Met de Wob-verzoeken over het coronavirus wordt informatie opgevraagd die aanwezig is bij de medewerkers werkzaam bij het RIVM en de betrokken beleidsdirecties van mijn ministerie. Deze medewerkers richten momenteel hun volledige aandacht op hun werkzaamheden in het kader van de bestrijding van het coronavirus. Dit vergt al een uiterste inzet van de betrokken medewerkers. Zij zijn om deze reden niet in staat om de gevraagde informatie te verzamelen zonder dat dit ten koste gaat van hun werkzaamheden ter bestrijding van de crisis. Het verzamelen en aanleveren van de gevraagde informatie over het coronavirus zou op dit moment een onredelijke extra belasting voor de betrokken beleidsdirecties en het RIVM inhouden en bovendien ten koste kunnen gaan van de vereiste inzet voor het uitoefenen van de noodzakelijke werkzaamheden met het oog op de crisisbeheersing.
Tegelijkertijd is de Wob als controlemiddel ten opzichte van de overheid van groot belang. Het is hierom dat er op mijn ministerie momenteel maatregelen worden getroffen voor een efficiënte wijze van afdoening van verzoeken over het coronavirus, waarbij de ambtenaren die werken aan de bestrijding van het coronavirus zoveel als mogelijk kunnen worden ontlast. Een aanzienlijk deel van de gevraagde informatie bevindt zich onder meer in hun e-mailboxen. Om de relevante informatie beschikbaar te maken, zonder dat dit tot extra werklast voor hen leidt, dienen de nodige maatregelen op het gebied van ICT te worden genomen. Voorts zal extra personele capaciteit moeten worden ingezet om de grote hoeveelheid documenten te kunnen beoordelen in het kader van de Wob. Ik verwacht hiervoor tot uiterlijk 1 juni de tijd nodig te hebben. Ik ben daarom voornemens om Wob-verzoeken afkomstig van de media ten aanzien van het coronavirus vanaf die datum weer in behandeling te nemen.
Deelt u de mening dat controle van de macht slechts op zeer uitzonderlijke grond buiten werking kan worden gesteld? Zo ja, in welke situatie is dat dan? Zo nee, waarom niet?
Nee, controle van de macht dient niet buiten werking te zijn. Hiervoor is openbaarheid en transparantie door de overheid van groot belang. De Wet openbaarheid van bestuur dient het belang van openbaarheid en transparantie en vormt een zeer belangrijk instrument voor de burger om het door de overheid gevoerde beleid te kunnen controleren en haar daarvoor ter verantwoording te roepen. Uitsluitend in geval van een zeer uitzonderlijke situatie kan een bestuursorgaan met een beroep op overmacht de beslistermijn voor Wob-verzoeken opschorten. Daarbij geldt dat een dergelijke opschorting niet langer duurt dan strikt noodzakelijk en dat gedurende deze periode de nodige maatregelen worden getroffen om de verzoeken op een zo kort mogelijke termijn alsnog in behandeling te nemen.
Ik hecht eraan te benadrukken dat met het momenteel tijdelijk niet in behandeling kunnen nemen van corona gerelateerde Wob-verzoeken door mijn ministerie geen onaanvaardbare schending wordt gemaakt op het met de Wob gediende belang van openbaarheid en transparantie. Op dit moment wordt immers op andere wijzen recht gedaan aan het belang van openbaarheid en transparantie, opdat het kunnen controleren van de overheid mogelijk blijft. Zie verder mijn antwoord op vraag 4.
Deelt u de mening dat een vitale beroepsgroep als de journalistiek haar werk te allen tijde zou moeten kunnen doen? Zo ja, hoe geeft u hier invulling aan? Zo nee, waarom niet?
Ja. De persvrijheid, als onderdeel van de vrijheid van meningsuiting, is onmisbaar voor een democratische samenleving en van fundamenteel belang voor het voeren van een maatschappelijk en politiek debat. Journalisten hebben, als publieke waakhond, het recht op informatie van de overheid. De Wob is een belangrijk instrument voor journalisten om deze informatie te verkrijgen en enkel bij hoge uitzondering lukt het nu tijdelijk niet om de corona gerelateerde Wob-verzoeken in behandeling te nemen. Gedurende deze periode is door middel van de dagelijkse berichtgeving vanuit het RIVM, het tenminste wekelijks uitvoerig schriftelijk en via technische briefings informeren van de Tweede Kamer, het afleggen van verantwoording aan het parlement in zijn controlerende taak en het houden van persconferenties tevens recht gedaan aan het belang van een goede uitoefening van de journalistiek. Onder meer via deze kanalen wordt de meest recente informatie over het coronavirus en de (maatregelen ter voorkoming van) de verspreiding van het virus met het publiek gedeeld. Tevens wordt veel informatie via de website van de rijksoverheid openbaar gemaakt. Het voorgaande laat evenwel onverlet dat de Wob voor de journalistiek een belangrijk instrument is om haar werk te kunnen uitoefenen.
Op welke wijze staan bezwaar en beroep open tegen bovengenoemd besluit?
Indien de indiener van een Wob-verzoek zich niet kan vinden in mijn besluit tot opschorting van de beslistermijn, staat de mogelijkheid open van het instellen van een beroep bij de rechtbank wegens het niet tijdig nemen van een beslissing op het Wob-verzoek. Daartoe heeft de indiener twee opties. De eerste optie is het indienen van een bezwaarschrift bij mijn ministerie wegens het uitblijven van een beslissing op het Wob-verzoek. Tegen de daarop te nemen beslissing kan vervolgens een beroep bij de rechtbank worden ingesteld. De tweede optie is het indienen van een ingebrekestelling bij mijn ministerie. Bij het uitblijven van een beslissing staat na twee weken eveneens beroep bij de rechtbank open.
Uitblijvende ondersteuning voor de culturele sector |
|
Peter Kwint (SP) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «De cultuursector is wanhopig, waar blijft de hulp?»1
Met mijn brief van 15 april jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de aanvullende ondersteuning die het kabinet biedt om de culturele en creatieve sector door de financieel zware eerste maanden heen te helpen en in staat te stellen om te investeren voor het volgende seizoen.
Het kabinet voegt € 300 miljoen additionele middelen toe aan het bestaande instrumentarium om de vitale onderdelen in de culturele infrastructuur in stand te houden. Zo behouden we niet alleen het unieke Nederlandse artistieke product, maar waarborgen we ook de werkgelegenheid in deze sector. Het doel is om die onderdelen van de keten die onmisbaar zijn en zorgen voor werkgelegenheid overeind te houden. De regeling is gericht op instellingen/organisaties, die de opdrachtenstroom richting zzp’ers en andere instellingen weer op gang kunnen brengen.
De additionele middelen worden ingezet voor het:
Deze middelen zijn aanvullend op de in mijn brief van 27 maart jl. aangegeven generieke maatregelen van het kabinet. Deze generieke maatregelen zijn ook van toepassing op de culturele en creatieve sector, voor zowel zelfstandigen als instellingen. Deze kabinetsbrede maatregelen (vanuit de Ministeries van EZK en SZW) bieden houvast voor bedrijven, instellingen en werkenden in het culturele en creatieve veld. Relevante voorbeelden zijn: de werktijdverkorting voor werknemers en werkgevers, de extra ondersteuning voor zzp’ers, de belastingmaatregelen, verruiming en versoepeling van de borgstelling midden- en kleinbedrijf, financiële ondersteuning via Qredits en de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren Covid-19 (TOGS). Daarmee worden banen behouden, worden zzp’ers en kleine ondernemingen ondersteund en worden lasten verlaagd.
Deelt u de mening dat er nog altijd geen sprake is van een sectorspecifiek ondersteuningspakket? Komt dit er nog wel? Of geeft u geen uitvoering aan de aangenomen motie van het lid Jetten c.s. die u hiertoe verzoekt?2
Nee, zie reactie vraag 1.
Wanneer u zegt dat het culturele seizoen verloren is en u mikt op de sector zo ondersteunen dat de vraag wordt aangejaagd, betekent dat dat u niets extra’s gaat doen om de aanbodkant (de makers) te ondersteunen? Als dit wel zo is, wat gaat u dan extra doen?3 Hoe gaat u voorkomen dat dit voor veel makers, instellingen, festivals, podia en toeleverende diensten überhaupt het laatste seizoen wordt?
Nee, zie reactie vraag 1.
Deelt u de inschatting van vele partijen in de culturele sector dat een volgend seizoen zonder overbruggingsfonds steeds verder uit het zicht komt?
Nee, zie reactie vraag 1.
Een noodfonds voor de culturele sector |
|
Peter Kwint (SP), Niels van den Berge (GL), Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Geen extra coronageld voor redding culturele sector»?1
Ja
Klopt het dat er geen extra geld zal worden vrijgemaakt om de inkomstenderving van de culturele sector (berekend op ruim 1 miljard euro tot 1 juli 2020) als gevolg van de coronacrisis te compenseren? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Nee.
Met mijn brief van 15 april jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de aanvullende ondersteuning die het kabinet biedt om de culturele en creatieve sector door de financieel zware eerste maanden heen te helpen en in staat te stellen om te investeren voor het volgende seizoen.
Het kabinet voegt € 300 miljoen additionele middelen toe aan het bestaande instrumentarium om de vitale onderdelen in de culturele infrastructuur in stand te houden. Zo behouden we niet alleen het unieke Nederlandse artistieke product, maar waarborgen we ook de werkgelegenheid in deze sector. Het doel is om die onderdelen van de keten die onmisbaar zijn en zorgen voor werkgelegenheid overeind te houden. De regeling is gericht op instellingen/organisaties, die de opdrachtenstroom richting zzp’ers en andere instellingen weer op gang kunnen brengen.
De additionele middelen worden ingezet voor het:
Deze middelen zijn aanvullend op de in mijn brief van 27 maart jl. aangegeven generieke maatregelen van het kabinet. Deze generieke maatregelen zijn ook van toepassing op de culturele en creatieve sector, voor zowel zelfstandigen als instellingen. Deze kabinetsbrede maatregelen (vanuit de ministeries van EZK en SZW) bieden houvast voor bedrijven, instellingen en werkenden in het culturele en creatieve veld. Relevante voorbeelden zijn: de werktijdverkorting voor werknemers en werkgevers, de extra ondersteuning voor zzp’ers, de belastingmaatregelen, verruiming en versoepeling van de borgstelling midden- en kleinbedrijf, financiële ondersteuning via Qredits en de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren Covid-19 (TOGS). Daarmee worden banen behouden, worden zzp’ers en kleine ondernemingen ondersteund en worden lasten verlaagd.
Hoe vindt u het dat dat een derde van de podia en een kwart van de musea dreigt om te vallen als er niet voor 1 juni extra overheidssteun komt?
Zie de reactie bij antwoord 2.
Bent u zich bewust van het feit dat de door de overheid afgekondigde maatregel niet goed aansluit op de structuur van de arbeidsmarkt in de cultuur en creatieve sector?
Zie de reactie bij antwoord 2.
Deelt u de mening dat de Kunst- en Cultuursector niet ten onder mag gaan aan de coronacrisis en dat moet worden voorkomen dat de structurele basis van de culturele en creatieve sector wordt aangetast? Zo ja, welke maatregelen bent u van plan te nemen? Kunt u dit toelichten?
Zie de reactie bij antwoord 2.
Welke concrete acties en ideeën zijn ontwikkeld buiten de bestaande en voor deze sector niet toereikende maatregelen? Welke acties vloeien daaruit voort nu u stelt dat het voorjaarsseizoen verloren is2 en welke acties worden ondernomen om te voorkomen dat ook het najaarsseizoen verloren gaat?
Zie de reactie bij antwoord 2.
Bent u bekend met het het pleidooi voor een noodfonds voor de culturele sector?3
Ja.
Hoe oordeelt u over een noodfonds, zoals bepleit door deze partijen?
Zie de reactie bij antwoord 2.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor 21 april 2020?
Ja.
De gevolgen van de coronacrisis voor de archeologie |
|
Frank Futselaar , Sandra Beckerman |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de brief van het Groot Reuvens Overleg d.d. 6 april 2020 over de gevolgen van de coronacrisis voor de archeologiesector?
Ja.
Bent u bekend met het feit dat ondernemers in de archeologie op dit moment geen gebruik kunnen maken van de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS)? Bent u bereid de Standaard Bedrijfsindeling (SBI)-codes waaronder zij werken – 6202, 7112, 7211, 7219, 7220 (onder de code 7220 is een groot deel van de archeologische bedrijven ingeschreven), 7490, 9003 en 70221 – toe te voegen aan de regeling? Zo nee, waarom niet? Bent u voorts bereid te zorgen dat ook wanneer deze ondernemingen geregistreerd staan op een woonadres te zorgen dat de getroffen ondernemers in aanmerking komen voor de genoemde regeling? Zo nee, waarom niet?
Is bij u bekend dat archeologische uitzendbureaus een terugloop zien tot 70% in de aanvragen van inhuur voor tijdelijke medewerkers? Wat gaat u voor deze getroffen medewerkers en bedrijven doen? Kan de oude Werktijdverkortingsregeling toegepast worden ter ondersteuning van thuiswerkende ouders van jonge kinderen?
Werkgevers die als gevolg van het Corona-virus kampen met een substantieel omzetverlies (tenminste 20%) kunnen gebruik maken van de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW). Deze regeling is in de plaats gekomen van regeling Werktijdverkorting.
Bent u bekend met het feit dat archeologische bedrijven een terugloop van hun inkomsten van tenminste 30% verwachten? Welke maatregelen treft u om deze bedrijven te ondersteunen?
Zie antwoord vraag 3.
Bedrijven worden nu ook geraakt doordat opdrachtgevers de betaaltermijnen oprekken, kunt u aangeven of en hoe u zorgt dat de wettelijke betaaltermijnen gehandhaafd worden?
Het Ministerie van EZK heeft vanuit de archeologische sector geen signalen ontvangen over opdrachtgevers die de betaaltermijnen oprekken. De staatsecretaris houdt een vinger aan de pols en zal in geval van signalen van dergelijke praktijken bedrijven hier op aanspreken. Daarnaast is de staatsecretaris van EZK voornemens om, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, de wettelijke betaaltermijn van 60 dagen terug te brengen tot 30 dagen. Uw Kamer wordt hier op korte termijn nader over geïnformeerd.
Heeft u oog voor het feit dat het financieel herstel in de archeologische sector langzamer zal gaan en gelijke tred houdt met de ontwikkelingen in de bouw? Kunt u de archeologische sector meenemen in maatregelen die ter ondersteuning van de bouw worden getroffen? Bent u bereid de periode waarin men financieel steun kan krijgen te verlengen, zodat bedrijfstakken waar het herstel langzamer gaat, voldoende tijd krijgen om weer op krachten te komen?
De inzet van het kabinet is uiteraard om de effecten van de crisis integraal te bezien en bij het nemen van maatregelen verbindingen te leggen tussen sectoren daar waar nodig. Het is nu echter nog te vroeg om te speculeren over de noodzakelijke duur van steunmaatregelen per sector.
Bij de vorige economische crisis zijn de bouw en daarmee de archeologie zwaar getroffen, welke maatregelen neemt u om herhaling te voorkomen? Bent u -samen met andere overheden- bereid direct te starten om projecten naar voren te halen? Zo ja, welke stappen zet u? Zo nee, waarom niet?
Het is een gegeven dat het commerciële deel van de archeologische sector (de archeologische bedrijven) meebeweegt met ontwikkelingen in de bouwsector. De maatregelen die het kabinet nu neemt zijn bedoeld om de eerste effecten van de corona-maatregelen te verzachten. De precieze effecten op middellange en lange termijn zijn uiteraard nog onbekend. Ik zal mij ervoor inspannen om de archeologische projecten en opdrachten die vanuit het rijk worden geïnitieerd zoveel mogelijk doorgang te laten vinden en waar mogelijk vervroegd te laten uitvoeren. Ik roep gemeenten en provincies daar ook toe op.
In de archeologie wordt gewerkt met een actor registratiesysteem, op dit moment kunnen mensen geen punten halen en dat brengt hun inschrijving in het register in gevaar, is het mogelijk dat registraties voor een bepaalde periode stilzwijgend worden verlengd? Zo ja, voor welke periode? Zo nee, waarom niet?
Ik ben in overleg met de Stichting Infrastructuur Kwaliteit Bodem (SIKB), het centraal College van Deskundigen in de Archeologie (CCvDA) en de Inspectie voor Overheidsinformatie en Erfgoed (IOeE) over welke coulancemaatregelen nodig zijn om het kwaliteitssysteem in de archeologie te laten blijven functioneren. Als daarvoor door mij uitstel moet worden verleend, dan ben ik bereid daar naar te kijken.
Deelt u de mening dat het bereiken van een breed publiek een essentieel onderdeel van de archeologie is? Bent u bekend met het feit dat personen en bedrijven werkzaam in deze sector nu een forse terugloop in het aantal opdrachten zien mede doordat scholen en musea gesloten zijn en activiteiten zijn afgelast of uitgesteld? Wat kunt u specifiek voor deze groep doen? Bent u bereid mede-overheden, musea en scholen te stimuleren om uitgaven te (blijven) doen in het kader van de educatie en het publieksbereik van archeologie en erfgoed in de brede zin? Bent u bereid Cultuur en Erfgoed te benoemen als essentiële waarden bij herstel?
Ook de komende periode blijf ik inzetten op cultuureducatie. Zo zet ik in de periode 2021–2024 het Programma Cultuureducatie met Kwaliteit voort met extra aandacht én extra middelen voor cultuureducatie. Scholen en culturele instellingen in het hele land werken binnen dit programma samen om kunst, cultuur en erfgoed vast onderdeel van het lesprogramma te maken. Het programma zorgt er voor dat in de samenwerking tussen scholen, cultuursector, gemeenten en provincies voldoende aandacht blijft voor cultuureducatie en is daarmee van belang voor de continuïteit en werkgelegenheid in de cultuursector. Tevens is er via het Fonds voor Cultuurparticipatie een aparte regeling archeologieparticipatie en via het Mondriaanfonds zijn extra middelen beschikbaar voor de presentatie van archeologie aan een breed publiek.
Cultuur is in al zijn uitingsvormen een essentiële waarde, niet alleen bij het herstel, maar ook gedurende de lastige periode waar we nu in zitten.
Duivelsuitdrijving bij kinderen en andere misstanden binnen religieuze gemeenschappen |
|
Vera Bergkamp (D66), Michiel van Nispen (SP), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Kent u de uitzending «De Monitor – Duiveluitdrijving bij kinderen 2» van 23 maart 2020?1
Ja, deze uitzending is bekend binnen de bij de beantwoording van deze vragen betrokken ministeries.
Deelt u de mening dat de in deze uitzending besproken praktijken van duivelsuitdrijving bij kinderen schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid van die kinderen? Zo ja, waarom en waaruit kan die schade voor kinderen bestaan? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel deze meningen. Ik vind het belangrijk dat kinderen gezond en veilig kunnen opgroeien. De schade die kan ontstaan door duiveluitdrijving, is onder meer afhankelijk van de praktijken waar de kinderen aan worden onderworpen en de verdere omstandigheden waarin het kind leeft en opgroeit. Schade die voortvloeit uit uitdrijvingspraktijken waarbij in het strafrecht neergelegde normen worden geschonden, bijvoorbeeld mishandeling, vraagt in beginsel om correctie, afkeuring en herstel van de geleden schade. Het is denkbaar dat hier sprake van kan zijn.
Deelt u de mening dat er bij duivelsuitdrijving bij kinderen tevens sprake kan zijn van strafbare feiten zoals kindermishandeling? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat uit de uitzending blijkt dat er onder het mom van duivelsuitdrijving andere strafbare feiten worden gepleegd waaronder seksueel misbruik en bedreiging? Zo nee, waarom niet?
Ik heb kennis genomen van de beschuldigingen van strafbare feiten die in de door de vragenstellers aangehaalde uitzending zijn gedaan. Het is aan de rechter om de strafbaarheid van specifieke gedragingen vast te stellen.
Deelt u de mening dat het zeer ongewenst is als religieuze gemeenschappen leden van hun gemeenschap trachten af te houden van het doen van aangifte? Wat is de stand van zaken met betrekking tot het verruimen van de aangifteplicht door religieuze gemeenschappen? Op welke wijze kan de aangiftebereidheid worden bevorderd? Hoe kunnen kinderen, die zelf geen aangifte doen, worden beschermd tegen dit soort praktijken?
Ja, die mening deel ik. Van elk bestuur van een organisatie, zo ook religieuze gemeenschappen, verwacht ik dat zij slachtoffers en het doen van aangifte ondersteunen. Dit geldt in het bijzonder waar het kinderen betreft.
Voor de beantwoording van de overige vragen verwijs ik u naar de brief over seksueel misbruik binnen de gemeenschap van Jehova´s Getuigen die ik uw Kamer uiterlijk rond de zomer van 2020 zal sturen.
Deelt u de mening dat, ook omdat al eerder is gebleken dat er binnen gesloten religieuze gemeenschappen sprake was van het structureel begaan van ernstige strafbare feiten waaronder seksueel misbruik, er sprake is van een tekortschietend inzicht in en toezicht op dergelijke gemeenschappen? Zo ja, waarom en hoe gaat u zorgen dat dit inzicht en toezicht er wel komt? Zo nee, waarom niet?
Voor het kabinet geldt het uitgangspunt dat toezicht in eerste instantie een verantwoordelijkheid is voor personen en instanties in de omgeving van het kind, zoals leraren en hulpverleners. Zij dienen scherp te zijn op factoren die mogelijk schadelijk kunnen zijn voor het kind. Bij twijfel hierover en zorgen over de veiligheid van het kind dienen de professionals in het belang van de veiligheid van het kind contact op te nemen met Veilig Thuis volgens de meldcode. In acute situaties kunnen hulpverleners contact opnemen met de politie. Ook zal ik met de ggz-sector in gesprek gaan om aandacht te vragen voor praktijken van demonenuitdrijving binnen kerkelijke kring bij kinderen die psychische hulp ontvangen.
Ik heb het Ministerie van OCW geïnformeerd over de uitzending en zij brengen dit op hun beurt onder de aandacht bij de Inspectie van het Onderwijs en de Stichting School & Veiligheid om de alertheid bij leraren te vergroten.
Bent u bereid onafhankelijk onderzoek te laten verrichten naar de aard en de omvang van duivelsuitdrijvingen in Nederland? Zo ja, op welke termijn gaat u dit onderzoek in gang brengen? Zo nee, waarom niet?
Ik acht het – mede gezien de omvangrijke onderzoeksagenda van het WODC en de hoeveelheid onderzoeken die nog in de wachtrij staan – niet wenselijk om een separaat onderzoek naar de aard en omvang van duivelsuitdrijvingen in Nederland op te starten. Wel ben ik bereid te bezien of deze vraag meegenomen kan worden in andere, reeds lopende of op korte termijn startende, onderzoeken.
Deelt u de mening dat de zinssnede «behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet» in artikel 6 van de Grondwet over de vrijheid van godsdienst het mogelijk maakt om bij wet bepalingen op te nemen die kunnen dienen ter voorkoming van misstanden binnen religieuze gemeenschappen bijvoorbeeld door bepaalde praktijken binnen die gemeenschappen expliciet te verbieden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Artikel 6 Grondwet maakt het mogelijk om de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging te beperken. Daarvoor is een specifiek formeel wettelijke grondslag vereist. Voor zover het gaat om de beperking van deze vrijheid buiten gebouwen en besloten plaatsen is delegatie mogelijk, maar ook daarvoor is een specifiek formeel wettelijke grondslag vereist, die bovendien tot doel heeft de bescherming van een of meer van de in artikel 6, tweede lid, Grondwet genoemde doeleinden. Overigens zal een dergelijke wettelijke bepaling ook dienen te voldoen aan de vereisten van internationaal recht, waaronder artikel 9 EVRM.
Het bericht ‘Lokale en regionale kranten zoeken steun om coronacrisis te overleven’ |
|
Jan de Graaf (CDA), Harry van der Molen (CDA), Joost Sneller (D66), Zohair El Yassini (VVD) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Lokale en regionale kranten zoeken steun om coronacrisis te overleven»?1
Ja.
Bent u op de hoogte van de brandbrief die de Nederlandse Nieuwsbladenpers NNP en anderen (d.d. 25 maart 2020) onder andere aan u hebben gestuurd om aandacht te vragen voor de continuïteit van de 400 huis-aan-huiskranten in Nederland?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u nog steeds van mening, zoals u op eerdere Kamervragen over huis-aan-huiskranten antwoordde, dat: «Binnen het brede journalistieke aanbod spelen huis-aan-huiskranten een belangrijke rol in het geven van informatie of een kritische blik op bijvoorbeeld raadsvergaderingen en initiatieven uit de buurt»?2
Ja. Juist tijdens deze coronacrisis tonen de huis-aan-huiskranten hun toegevoegde waarde.
Welke mogelijkheden biedt het kabinet op dit moment al om de uitgeverijen van huis-aan-huiskranten financieel te ondersteunen?
Zoals aangegeven in mijn Kamerbrief van 7 april jl.3 zie ik aanleiding om naast de kabinetsbrede maatregelen de mediasector te ondersteunen middels coulancemaatregelen en de huis-aan-huiskranten en lokale publieke omroepen middels het Tijdelijk Steunfonds Lokale Informatievoorziening (hierna: het Steunfonds). Voor de onderbouwing bij mijn besluit verwijs ik naar mijn brief.
Bent u bereid een analyse te maken waar generieke maatregelen tekortschieten om aan de teruglopende reclame-inkomsten het hoofd te bieden?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke wijze onderhoudt u momenteel het contact met de diverse partijen in het Nederlandse medialandschap die getroffen worden door de plotselinge daling in de advertentieomzet?
Sinds de eerste aankondiging van kabinetsbrede maatregelen is er op allerlei manieren contact tussen mijn ministerie en verschillende mediaorganisaties over de gevolgen van de coronacrisis voor hen. Ik zal de situatie in de mediasector nauwgezet blijven volgen.
Bent u bereid, zoals de Minister voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dat is voor de culturele sector, om specifieke maatregelen en passende voorwaarden (eventueel rond bonussen of dividenden) te onderzoeken voor de sector media en communicatie?
In mijn Kamerbrief van 7 april tref ik coulancemaatregelen voor de mediasector en kondig ik het Steunfonds aan voor de huis-aan-huiskranten en lokale publieke omroepen. Gezien het type organisaties waar het Steunfonds zich op richt en de omvang van de verleende ondersteuning per organisatie zijn voorwaarden ten aanzien van bonussen of dividenden mijns inziens niet aan de orde.
Om misbruik tegen te gaan, wordt de bijdrage in de vorm van een krediet toegekend. Achteraf zal door het SvdJ beoordeeld worden of het geld op de juiste manier besteed is. Voor zover dit zo is, zal het krediet omgezet worden in een subsidie (en hoeft deze niet terugbetaald te worden).
Ik verwacht daarbij wel van partijen die toegang zoeken tot het Steunfonds dat zij integer handelen in deze uitzonderlijke tijd.
Hoe weegt u het risico dat bij eventuele faillissementen van uitgevers van lokale- en regionale kranten de kans bestaat dat het percentage kranten in eigendom van niet-Nederlandse bedrijven verder toeneemt?
Het Steunfonds heeft tot doel om lokale publieke omroepen en huis-aan-huiskranten tijdelijk te ondersteunen zodat zij hun informatievoorziening kunnen continueren tijdens deze crisis. Deze doelstelling staat los van het percentage kranten in Nederland dat eigendom is van niet-Nederlandse bedrijven.
Bent u bereid om met de uitgevers van huis-aan-huiskranten in overleg te treden over de mogelijkheden om de huidige kritieke financiële situatie te overbruggen? Welke mogelijkheden ziet u daarbij om relevante medeoverheden naar vermogen daaraan te laten bijdragen? Op welke termijn kunt u het gesprek aangaan en bent u bereid de Kamer kort daarop over de uitkomst te informeren?
In mijn Kamerbrief van 7 april jl. kondig ik het Steunfonds voor de huis-aan-huiskranten en lokale publieke omroepen aan. Ik doe dit mede op basis van signalen en informatie van de NLPO, Nederlandse Nieuwsbladpers (NNP), BDUMedia, DPG Media en NDC Mediagroep. Ik ben ervan overtuigd dat het effect van de aanvullende maatregelen die ik voor de mediasector tref nog groter is indien provincies en gemeentes tevens een bijdrage leveren. Ik heb dit daarom met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) besproken. De VNG gaat er vanuit dat gemeenten zich aansluiten bij deze maatregelen. Dat kan op allerlei manieren: van het treffen van coulancemaatregelen tot het regelmatig plaatsen van advertenties of het leveren van een extra incidentele bijdrage. Ik roep ook het Interprovinciaal Overleg (IPO) op om proactief te zijn en waar mogelijk media vanuit de provincies te steunen.
Kunt u bovenstaande vragen beantwoorden binnen de daaraan verbonden termijn?
Ja
Regels voor campings en recreatieparken ten aanzien van coronamaatregelen |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Groningse campings gaan open ondanks coronacrisis: «Maar het zijn onzekere tijden»»?1
Ja, ik heb kennisgenomen van het bericht.
Hoe en door wie kan het voorschrift van het houden van een afstand van tenminste 1,5 meter van elkaar worden gecontroleerd?
Er ligt een belangrijke verantwoordelijkheid bij mensen zelf. Van campingeigenaren wordt verwacht dat ze de hygiënemaatregelen en de eis van 1,5 meter communiceren en gasten aanspreken als zij zich niet aan de voorschriften houden. Als mensen zich niet aan de voorschriften houden, kunnen gemeentelijke handhavers handhaven op basis van de noodverordening die elke veiligheidsregio heeft vastgesteld.
Een voorzitter van een veiligheidsregio kan besluiten, als hier reden toe is, om specifieke locaties voor publiek te sluiten. Dus ook campings en vakantieparken. Een reden tot sluiting kan zijn dat er door de locatie onvoldoende maatregelen zijn getroffen om ervoor te zorgen dat gasten 1,5 meter afstand kunnen houden. Afstemming tussen de veiligheidsregio’s vindt plaats op verschillende niveaus, zowel in het wekelijkse veiligheidsberaad waar voorzitters samenkomen als in een wekelijks overleg tussen de operationeel leiders van de 25 veiligheidsregio’s.
Hoe dient er te worden omgegaan met het gebruik van gemeenschappelijke ruimtes, zoals voor sanitaire voorzieningen?
Voor gemeenschappelijke ruimtes gelden de algemene voorschriften van 1,5 meter afstand en geen groepsvorming van meer dan 2 personen. Daarnaast is per 31 maart 2020 besloten dat gemeenschappelijke was-, toilet- en douchevoorzieningen in vakantie- en recreatieparken gesloten dienen te worden.
Kent u signalen dat mensen uit het zuiden en midden van het land uitwijken naar campings en recreatiewoningen in het noorden van het land? Zo ja, wat kunnen de gevolgen daarvan zijn voor de verdere verspreiding van het coronavirus en hoe kunt u deze bewegingen tegengaan?
Zoals in de brief2 van 3 april jl. nogmaals is benadrukt, blijft het devies: blijf zo veel mogelijk binnen. Haal af en toe een frisse neus, maar ga niet reizen. Op de campings gelden algemene maatregelen die in het hele land gelden om verspreiding van het virus te voorkomen. Indien gasten zich niet aan de voorschriften houden. lopen zij risico op een boete. Een voorzitter van een veiligheidsregio kan besluiten, als hier reden toe is, om specifieke locaties voor publiek te sluiten. Dus ook campings en vakantieparken.
Hoe groot is het risico dat het coronavirus zich verder kan verspreiden doordat de bezetting van recreatiewoningen na kort gebruik steeds wisselt?
De belangrijkste besmettingsroutes zijn overdracht via druppels door niezen/hoesten, daarna komt besmetting rechtstreeks via de handen. De kans dat men ziek wordt door overdracht via het aanraken of vastpakken van spullen of oppervlakken is klein. Het grondig reinigen met water en zeep en het grondig luchten van recreatiewoningen gaat verdere verspreiding van het virus tegen. Schoonmakers kunnen dit doen met handschoenen aan of door regelmatig handen te wassen en niet met de handen het gezicht aan te raken.
Zijn de richtlijnen ten aanzien van de preventie van corona voor de camping- en recreatiewoningbranche helder? Zo ja, is deze branche daarvan voldoende op de hoogte? Zo nee, hoe gaat u ervoor zorgen dat hier verbetering in komt?
De adviezen en maatregelen worden breed gecommuniceerd via verschillende overheidskanalen, zoals via rijksoverheid.nl en de publiekscampagne, «Alleen samen krijgen we corona onder controle», die op 25 maart jl. is gestart. De brancheverenigingen heb ik op de hoogte gesteld van de voorschriften.
Het bericht dat lokale en regionale kranten steun zoeken om de coronacrisis te overleven |
|
Peter Kwint (SP) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() |
Hoe duidt u de huidige economische omstandigheden voor lokale en regionale kranten die geraakt worden door de coronacrisis?1
Ik constateer op basis van brieven van en gesprekken met meerdere mediaorganisaties dat organisaties in de mediasector sinds medio maart een grote terugval van advertentie-inkomsten ervaren. Deze terugval vindt plaats bij publieke en private partijen, van televisie tot dagblad en van landelijk tot regionaal en lokaal niveau. Tegelijkertijd zien mediaorganisaties – en zeker nieuwsmedia – hun bereik vaak groeien. De inkomsten lopen dus terug, terwijl de vraag en kosten veelal toenemen.
Dit raakt met name huis-aan-huiskranten en lokale publieke omroepen hard. Deze mediaorganisaties hebben vaak (zeer) beperkte reserves en zijn grotendeels direct afhankelijk van reclame-inkomsten. De continuïteit van de nieuwsvoorziening door deze organisaties komt hierdoor direct in gevaar.
Daarom kondig ik in mijn Kamerbrief van 7 april jl.2 het Tijdelijk Steunfonds Lokale Informatievoorziening (hierna: het Steunfonds) aan voor de huis-aan-huiskranten en lokale publieke omroepen. Voor de nadere beschrijving en onderbouwing van het Steunfonds verwijs ik naar de genoemde Kamerbrief.
Hoeveel lokale en regionale kranten hebben zich sinds de uitbraak van het coronavirus al gemeld bij het ministerie?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de inschatting van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) dat voor sommige krantenbedrijven 10% omzetverlies al de nekslag kan zijn?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om lokale en regionale kranten indien nodig te ondersteunen om faillissementen van deze belangrijke controleurs van de lokale en regionale democratie te redden?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om hier voorwaarden aan te stellen, zoals het niet aan de dijk zetten van freelancers, zoals de NDC Mediagroep wel heeft gedaan?2
In mijn Kamerbrief van 7 april tref ik coulancemaatregelen voor de mediasector en kondig ik het Steunfonds aan voor de huis-aan-huiskranten en lokale publieke omroepen. Met deze aanpak kan een groot aantal kleinere organisaties snel toegang krijgen tot steun opdat zij hun werkzaamheden kunnen continueren. Gezien het type organisaties waar het Steunfonds zich op richt en de omvang van de verleende ondersteuning per organisatie zijn voorwaarden ten aanzien van winstuitkeringen mijns inziens niet aan de orde.
Om misbruik tegen te gaan, wordt de bijdrage in de vorm van een krediet toegekend. Achteraf zal door het SvdJ beoordeeld worden of het geld op de juiste manier besteed is. Voor zover dit zo is, zal het krediet omgezet worden in een subsidie (en hoeft deze niet terugbetaald te worden).
Ik verwacht daarbij wel van partijen die toegang zoeken tot het Steunfonds dat zij integer handelen in deze uitzonderlijke tijd.
Bent u bereid om met de eigenaars van lokale en regionale kranten afspraken te maken over eventuele toekomstige winstuitkeringen aan aandeelhouders wanneer zij voor steun aankloppen? Deelt u de mening dat het geen pas geeft wanneer media aankloppen voor financiële steun, wanneer zij mensen ontslaan, freelancers aan de dijk zetten of in de nabije toekomst weer winst uitkeren aan hun aandeelhouders?
Zie antwoord vraag 5.
Hebben u ook al berichten bereikt over financiële problemen bij regionale, lokale en streekomroepen?
Juist tijdens deze coronacrisis is goede, betrouwbare en toegankelijke informatie van levensbelang. Regionale omroepen, lokale omroepen en streekomroepen voorzien daar in. Ik constateer in mijn Kamerbrief van 7 april jl. dat de continuïteit van de informatievoorziening door lokale publieke omroepen (waaronder streekomroepen) direct onder druk staat door de huidige krimp van de advertentiemarkt als gevolg van de coronacrisis. Daarom kunnen lokale publieke omroepen (waaronder streekomroepen) straks terecht bij het Steunfonds dat ik in die Kamerbrief aankondig. Op basis van de huidige beschikbare informatie heb ik geen reden om aan te nemen dat de continuïteit van de informatievoorziening door regionale publieke omroepen onder druk staat als gevolg van de coronacrisis.
Deelt u de mening dat deze omroepen eenzelfde cruciale functie vervullen als de lokale en regionale kranten en dus ook ondersteuning van de overheid verdienen?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid om samen met deze omroepen afspraken te maken voor benodigde ondersteuning, met inachtneming van dezelfde voorwaarden, zoals geformuleerd in vraag 5 en 6?
Zie antwoord vraag 7.
De beknotting van de persvrijheid op Aruba |
|
Ronald van Raak (SP), Nevin Özütok (GL) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Deelt u de opvatting dat zeker in tijden van coronacrisis journalisten hun werk moeten kunnen blijven doen en de bevolking moeten kunnen informeren?
Met het oog op het tegengaan van het COVID-19 virus heeft de Arubaanse regering maatregelen getroffen waaronder het instellen van een avondklok. De wettelijke basis hiervoor is een ministeriële regeling ter uitvoering van artikel 16, eerste lid, van de Calamiteitenverordening (AB 1989 no. 51). In deze ministeriële regeling is bepaald dat alleen mensen die in deze ministeriële regeling vastgelegde uitzonderinggrond hebben zich tijdens deze avondklok buiten mogen begeven. Voor journalisten is er geen uitzonderingsgrond opgenomen.
Het is juist in een moeilijke periode als deze van belang dat burgers zowel door de overheid als door onafhankelijke journalisten geïnformeerd kunnen worden over ontwikkelingen in hun omgeving. Deze zorgen zijn daarom begrijpelijk. Ik kan u inmiddels melden dat de autoriteiten op Aruba een werkwijze hanteren waarbij tijdens de avondklok drie journalisten toestemming krijgen om op straat te zijn.
Hoe beoordeelt u in dit verband dat journalisten op Aruba als gevolg van een avondklok hun werk niet meer kunnen doen? Kunt u aangeven op basis van welke regelgeving deze beperking van de persvrijheid heeft plaatsgevonden?1
Zie antwoord vraag 1.
Begrijpt u de zorgen van journalisten op Aruba, die in hun protest steun krijgen van de Nederlandse Vereniging van journalisten (NVJ)?2
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat de Arubaanse journaliste Sharina Henriquez op 22 maart 2020 tijdens haar werk in de boeien werd geslagen en een boete kreeg van zo’n 500 euro? Hoe verklaart u dat «werkbriefjes» die in Aruba aan journalisten worden verstrekt door de politie niet worden erkend?
Mij is bekend dat mevrouw Henriquez op 22 maart na 21.00 uur lokale tijd ten tijde van de avondklok is gearresteerd. De werkbriefjes werden niet erkend omdat journalisten niet onder de uitzonderingsgrond vallen, zoals beschreven in voorgaand antwoord. Dit incident vond plaats voordat er overeenstemming was over de werkwijze waarbij drie journalisten tijdens de avondklok op straat mogen zijn.
Bent u bereid in de voorwaarden voor hulp aan Aruba op te nemen dat journalisten een vitaal beroep hebben en ook nu in vrijheid hun werk moeten kunnen doen?
Ik zie, gelet op de antwoorden op de vragen 1 tot en met 3, geen reden om de gevraagde voorwaarden als voorwaarden voor hulp op te nemen.
De gevolgen van het coronavirus voor de culturele sector |
|
Salima Belhaj (D66), Antje Diertens (D66) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Welke maatregelen en scenario’s zijn er beschikbaar om de gevolgen van de coronacrisis voor de culturele sector op te vangen?1 Kunt u schetsen wat deze maatregelen en scenario’s precies inhouden, op basis waarvan wordt besloten of ze worden ingezet en in hoeverre ze al in werking zijn getreden?
De maatregelen en scenario’s voor de cultuursector voor de korte termijn zijn als volgt. U heeft inmiddels de brief van het kabinet ontvangen met maatregelen om de economische effecten op te vangen voor ondernemingen en werkenden van Nederland2. Van deze generieke maatregelen kan de culturele en creatieve sector gebruik maken, ook de zelfstandigen. Samen met hen wordt inzichtelijk gemaakt hoe deze maatregelen uitwerken in die sectoren. In de kabinetsbrief is aangegeven hoe en wanneer deze maatregelen in werking zullen treden.
Daarnaast wordt er ruimte gemaakt voor liquiditeit bij gesubsidieerde instellingen en makers door een aantal zogeheten coulancemaatregelen te nemen. Zo is met het Rijksvastgoedbedrijf overeengekomen om de musea die hun panden huren van het Rijksvastgoedbedrijf desgewenst een huuropschorting van drie maanden te geven. Met de coulance maatregelen is beoogd de door het rijk gesubsidieerde instellingen en makers financiële ruimte te geven om zich te richten op de zaken die nu belangrijk zijn voor de voortzetting van hun praktijk. Dit geldt niet alleen voor instellingen gesubsidieerd in de basisinfrastructuur maar ook voor instellingen en makers ondersteund door de zes rijkscultuurfondsen. Gemeenten, provincies en private fondsen hebben toegezegd ook coulant om te gaan met de subsidiëring en ondersteuning van instellingen, makers en projecten in de culturele en creatieve sector.
Met dit noodpakket aan maatregelen doen we het maximale om banen te behouden en gevolgen voor de economie te beperken. De maatregelen die we nu nemen zijn fors en nadrukkelijk voor de komende weken en maanden. Het kabinet is volledig doordrongen van de moeilijke periode waar we nu in zitten. Afhankelijk van de ontwikkelingen, zal het kabinet noodzakelijke en passende vervolgmaatregelen treffen indien de situatie daartoe noopt. Uiteraard zal daarbij zeker ook aandacht zijn voor de culturele sector.
Deelt u de mening dat de culturele sector extra kwetsbaar is voor de economische gevolgen van het coronavirus, gelet op het hoge aantal zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) en freelancers dat werkzaam is in de sector? Welke mogelijkheden ziet u zelf om de sector op dit punt te ondersteunen en dan met name de kunstenaars die plots zonder inkomen zitten?
Wij zijn ons zeer bewust van de kwetsbaarheid van zzp’ers in het algemeen en in de culturele en creatieve sector in het bijzonder. Voor de rest verwijzen wij naar ons antwoord op vraag 1.
Hoe verlopen de gesprekken die u met de sector voert over het opvangen van de gevolgen van het coronavirus?
De gesprekken met de sector onder aanvoering van de taskforce die is ingesteld door Kunsten ’92 zijn constructief, en zijn maandag 16 maart jl. gestart. Ook de komende tijd zal er veelvuldig overleg plaatsvinden in dit verband, waarbij ook de zes rijkscultuurfondsen, private fondsen, gemeenten en provincies worden betrokken.
Wat vindt u van de mogelijkheid om het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz), (tijdelijk) te verruimen voor zzp'ers in de cultuursector, zoals geopperd door de Kunstenbond?2 In hoeverre is dit een mogelijkheid die u onderzoekt om de culturele sector tijdelijk tegemoet te komen? Welke andere mogelijkheden ziet u nog?
Het kabinet zet voor zelfstandigen een nieuwe regeling op, die een uitkering verstrekt ter hoogte van de bedragen uit de Participatiewet (max. ongeveer 1.500 euro) zonder de toets op vermogen en partnerinkomen die gebruikelijk zijn in de BBZ. Tevens kent deze regeling geen toets op levensvatbaarheid. Binnen deze regeling hebben zelfstandigen ook toegang tot bedrijfskrediet. Hiervan kunnen ook zelfstandigen in de cultuursector gebruik maken.
Voor wat betreft de andere mogelijkheden verwijzen wij u naar ons antwoord op vraag 1.
Wanneer verwacht u meer duidelijkheid te hebben over het steunpakket om de culturele sector tegemoet te komen, zoals het kabinet gevraagd is in de aangenomen motie-Jetten c.s.?3 In hoeverre is de sector zelf ook een gesprekspartner bij de uitwerking van dit steunpakket?
Zie voor het antwoord de antwoorden op vraag 1 en op vraag 3.
Op welke wijze en door wie kunnen freelancers in de sector zich het beste laten informeren over de consequenties van alle annuleringen en de gevolgen daarvan voor hun persoonlijke situatie?
De informatie en maatregelen zoals kabinetsbreed worden getroffen worden gecommuniceerd via rijksoverheid.nl en de betreffende uitvoeringsorganisaties die de uitvoering van de maatregelen ter hand nemen. Daarnaast wordt de sector afzonderlijk geïnformeerd, zodat Kunsten ’92, de Kunstenbond, de brancheorganisaties en Platform ACCT ook een rol kunnen vervullen richting hun leden of aangeslotenen.
De uitzending ‘WNL op Zaterdag’ d.d. 7 maart 2020 |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending WNL op zaterdag 7 maart 2020 van 16:00 tot 16:30 uur?1 Zo nee, bent u bereid het terug te luisteren?
Ja.
Herkent u de zorgen van de schrijfster van het boek Het vergeten volk, dat nog altijd veel verklaringen van Jezidi-vrouwen worden gemist?
Accountability is een van de prioriteiten binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Bewijs is essentieel om er voor te zorgen dat daders van schendingen ook daadwerkelijk kunnen worden berecht voor de misdrijven die zij hebben gepleegd. (Getuigen)verklaringen zijn van groot belang om inzicht te krijgen in wat de Jezidi gemeenschap is aangedaan. Nederland hecht er aan dat Jezidi-vrouwen deze verklaringen kunnen geven. Het is hierbij van belang dat zoveel mogelijk verklaringen van slachtoffers op verantwoorde wijze en volgens internationale standaarden worden opgenomen, zodat deze eventueel als bewijs kunnen dienen bij (internationale) berechting. Nederland hecht er tegelijkertijd aan dat slachtoffers zelf de keuze kunnen maken of zij hun verhaal willen delen of niet. Om die reden benaderen organisaties met wie Nederland samenwerkt, zoals bijvoorbeeld Yazda, en die informatie en bewijs verzamelen, slachtoffers niet individueel, maar dragen zij actief uit dat slachtoffers bij hen terecht kunnen voor een verklaring zodra ze zelf besloten hebben dat te willen doen.
Deelt u de mening dat het van het grootste belang is dat actief wordt gezocht naar slachtoffers, zodat hun verklaringen kunnen worden opgenomen die vervolgens als bewijs kunnen dienen in strafzaken tegen IS-verdachten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het heel zorgelijk is dat er blijkbaar nog diverse vrouwen zijn die notitieblokken hebben met namen van IS-strijders door wie zij zijn verkocht en verkracht, maar die nog nooit door iemand zijn gehoord?
Zie antwoord vraag 2.
Schort het inderdaad nog altijd aan een effectieve (internationale) databank waarin de verklaringen worden opgenomen zodat die beschikbaar zijn zodra berechting kan plaatsvinden?
Er bestaan twee VN-mechanismen die zich richten op de misdrijven van ISIS en rechtsmacht hebben om bewijs te verzamelen en op te slaan, over misdrijven die gepleegd zijn tegen de Yezidi’s: het International, Impartial and Independent Mechanism to Assist in the Investigation and Prosecution of Persons Responsible for the Most Serious Crimes under International Law Committed in the Syrian Arab Republic since March 2011 (IIIM) voor Syrië en het UN Investigative Team to Promote Accountability for Crimes Committed by Da'esh (UNITAD) in Irak. Nederland heeft vertrouwen in, en steunt beide organisaties. Beide organisaties hebben, gezien de complexe situatie in de regio, echter ook te maken met uitdagingen in hun werk, waaronder het verzamelen en bewaren van bewijs.
De VN Veiligheidsraad heeft in 2017 de VN Secretaris-Generaal verzocht UNITAD op te richten. UNITAD heeft als doel het «ondersteunen van lokale inspanningen bij het berechten van ISIS voor internationale misdrijven, onder andere door het verzamelen, bewaren en opslaan van bewijs». Het werkt hierbij ook samen met organisaties als de International Commission on Missing Persons (ICMP) bij het opgraven van massagraven. UNITAD kan echter (nog) geen bewijs delen met Irak omdat het land nog niet aan internationale standaarden omtrent berechting voldoet, door onder andere de doodstraf die Irak nog uitvoert. Nederland heeft onlangs de bijdrage aan UNITAD verlengd. Deze bijdrage is geoormerkt voor getuigenbescherming en slachtofferondersteuning.
Het IIIM is in december 2016 opgericht. Nederland droeg als eerste land bij aan het mechanisme met een bijdrage van 1 miljoen euro en is inmiddels de grootste donor met een bijdrage van 5 miljoen euro. Het IIIM vordert gestaag met zijn werk. Het heeft grote hoeveelheden bewijs verzameld: op dit moment ongeveer 49 terabyte met meer dan een miljoen bestanden. Dit zal de komende tijd naar verwachting verdubbelen. Daarnaast bereidt het IIIM een aantal strafdossiers voor en werkt het aan ongeveer 145 samenwerkingsverzoeken van Europese nationale jurisdicties.
Het IIIM richt zich op alle partijen bij het conflict, en dus niet alleen op misdrijven gepleegd door ISIS. Hierbij moet worden opgemerkt dat Syrië het IIIM geen toegang tot het land verleend. Het IIIM ontvangt echter bewijs en informatie van organisaties die wel werkzaam zijn in Syrië.
Deelt u de stelling van de schrijfster dat het ongeloofwaardig is dat de IS-vrouwen niet van de slavernij van Jezidi-vrouwen hebben geweten nu het zichtbaar was in het straatbeeld aangezien de Jezidi-vrouwen werden vervoerd in bussen, zonder niqab (want dat hoefde niet als je een slaaf was)? Zo nee, waarom niet?
De specifieke omstandigheden van Jezidi-vrouwen die slachtoffer zijn geweest van ISIS zijn onderdeel van de informatie die zowel Jezidi-NGO’s, zoals onze partnerorganisatie Yazda, als UNITAD verzamelen.
Het is aan de rechter om te beoordelen of en in welke mate ISIS-vrouwen betrokken waren bij slavernij en andere misdrijven. Ook hiervoor is bewijs, waaronder verklaringen, van belang.
Hoe en door wie wordt onderzocht in welke huizen de Jezidi-vrouwen werden geplaatst, nu ook dat een aanwijzing kan zijn dat de IS-vrouwen heel goed wisten wat er speelde en hoe de Jezidi-vrouwen werden behandeld?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening van de advocaat die ook in de WNL-uitzending aan het woord kwam, dat Nederland veel actiever moet zijn om de Jezidi-gemeenschap te helpen? Bent u het met hem eens dat het belangrijk is dat verklaringen worden verzameld over alle gedragingen, omdat juist dan kan worden vervolgd wegens genocide en niet alleen voor geringere strafwaardige gedragingen omdat de bewijzen dan ook meer context bieden?
Alle informatie die kan worden gebruikt voor toekomstige berechting, moet waar mogelijk worden verzameld. Hierbij moet worden opgemerkt dat de bewijslast voor (medeplichtigheid aan) internationale misdrijven, zoals genocide en oorlogsmisdrijven bijzonder hoog is.
Nederland zet zich op verschillende manieren in om te zorgen dat bewijs en informatie wordt verzameld en dat wordt gewerkt aan vervolging en berechting van de daders. Het registreren van verklaringen moet zorgvuldig gebeuren, om zeker te stellen dat deze bruikbaar zijn in eventuele toekomstige rechtszaken en om te voorkomen dat het afleggen van een verklaring de getuige mogelijk in gevaar brengt, bestaande trauma’s verergert of dat de mogelijkheid tot getuigen in een rechtszaak wordt beperkt vanwege het feit dat zij al meerdere keren zijn gehoord en verschillende verklaringen van hen zijn afgenomen. Dat kost tijd en vereist goed getraind personeel.
Nederland steunt sinds eind 2019 de NGO Yazda voor het bieden van psychologische hulp aan overlevenden van seksueel geweld en voor het registreren van getuigenverklaringen van Jezidi’s. Yazda is een van door de Jezidi’s opgerichte NGO’s die actief contact zoeken met de Jezidi-gemeenschap en werkt daarbij nauw samen met het VN-onderzoeksteam UNITAD, dat geldt als verzamelpunt voor al het bewijs tegen ISIS in Irak. Daarnaast financiert Nederland een project van de Free Yezidi Foundation gericht op het bieden van psychologische steun en hulp in levensonderhoud voor Jezidi-vrouwen en kinderen in de vluchtelingenkampen. Ook steunt Nederland de internationale NGO Norwegian People’s Aid, die zich ook inzet voor het bieden van psychosociale steun aan Jezidi-vrouwen en het tegengaan van seksueel- en gendergelateerd geweld.
Daarnaast geeft Nederland een specifieke bijdrage voor het team van onderzoekers en vertalers binnen UNITAD dat bewijs verzamelt over misdaden tegen de Jezidi-gemeenschap. Een aantal Iraakse Jezidi’s maakt deel uit van dit team om de betrokkenheid van de Jezidi-gemeenschap hierbij te bevorderen.
De Jezidi-gemeenschap in Irak wordt ook bereikt via bredere Nederlandse programma’s in Irak. Hierbij wordt onder andere steun verleend aan de opvang en herintegratie van ontheemden, ontmijning, onderwijs, psychosociale steun aan kwetsbare groepen en verbetering van de kansen op werk.
Wordt de opdracht uit het regeerakkoord dat «(o)mdat de bewijsvoering in dezen bijzonder moeilijk is, zal worden bezien of en hoe de samenwerking met onafhankelijke internationale organisaties (die zich bezighouden met het verzamelen van bewijzen) kan worden bevorderd», wel optimaal uitgevoerd, nu blijkt dat zoveel verklaringen mogelijk worden gemist? Hoe gaat actiever worden gezocht naar slachtoffers die kunnen verklaren over de gruweldaden van (ook de vrouwen van) IS?
Nederland zet concreet in op het actief benaderen van de Jezidi-gemeenschap door onder meer bovengenoemde steun aan Yazda, UNITAD en het IIIM. Het doel blijft om zo veel mogelijk bewijs en informatie te verzamelen. Daarnaast dienen de enorme hoeveelheden informatie en bewijs ook nog te worden onderzocht en geanalyseerd. Zoals gesteld kost dit proces echter tijd en mankracht en moet het nauwkeurig worden uitgevoerd om daadwerkelijk een bijdrage te kunnen leveren aan de vervolging en berechting van ISIS-strijders.
Hoe wordt samengewerkt met onder meer het Yezidi Legal Netwerk, dat probeert bewijst te verzamelen?
Het kabinet hecht er belang aan dat bewijsverzameling gebeurt op een manier die de bruikbaarheid voor rechtbanken waarborgt en getuigen op de juiste wijze beschermt en ondersteunt. Dit is in oorlogssituaties extra complex. De organisaties die het kabinet ondersteunt hebben hier ervaring mee. Het kabinet pleit voor optimale samenwerking tussen alle betrokken partijen.
Wordt overwogen om met universiteiten en internationale teams van deskundigen samen te werken om bewijs te vergaren over de misdrijven van IS, zoals na de Balkanoorlog ook werd gedaan over de gruweldaden daar?
Er zijn veel internationale deskundigen betrokken bij bewijsvergaring in Irak, bijvoorbeeld bij het werk van UNITAD, het IIIM en ICMP. Zo heeft UNITAD een samenwerkingsverband met de Stanford-universiteit en heeft een groot deel van het IIIM-personeel ervaring bij de internationale hoven en tribunalen.
De nazorg aan slachtoffers van misbruik in de sport |
|
Antje Diertens (D66) |
|
Bruno Bruins (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Slachtoffers «misbruikcoach» waterpolo: «Het ging in De Doofpot»»?1
Ja.
Hoe duidt u deze berichtgeving?
Ik betreur dat misbruik in de sport nog steeds voorkomt. Desondanks vind ik
het een goede ontwikkeling dat er meer aandacht is voor slachtoffers en dat er steeds meer wordt gemeld. Alleen dan kan grensoverschrijdend gedrag worden aangepakt en slachtoffers worden geholpen.
Bent u bekend met het aantal toegenomen meldingen van misbruik in de sport? Zo ja, bent u bereid zowel het aantal meldingen als de procentuele stijging van deze meldingen met de Kamer te delen?
Ja, in de tabel hieronder worden het aantal contacten bij het Centrum Veilige Sport (voorheen Vertrouwenspunt Sport) opgesomd. Deze contacten betreffen grensoverschrijdend gedrag in de breedste zin, waaronder meldingen van seksuele intimidatie en misbruik, maar ook discriminatie, bedreiging, pesten
en geweld.
Jaar
Aantal contacten
Procentuele stijging
2019
467
7,6%
2018
434
13,1%
2017
377
40,7%
2016
268
-0,3%
2015
269
44,6%
2014
186
28,3%
2013
145
57,6%
2012
92
37,3%
2011
67
Welke verklaring kunt u de Kamer geven voor deze stijging?
De toename van het aantal meldingen is een logisch gevolg van de toegenomen maatschappelijke aandacht voor seksueel misbruik. Alsmede de inspanningen die zijn gedaan naar aanleiding van het rapport van commissie De Vries, zoals de ingevoerde meldplicht in de sport. De verwachting is dat dit de komende jaren zal blijven stijgen, mede door een binnenkort te starten communicatiecampagne door de sportsector om de meldingsbereidheid te verhogen. Ik ben in nauw contact met het Centrum Veilige Sport over adequate opvolging van de meldingen.
Zijn er meer gevallen van misbruik in de sport bekend waarbij slachtoffers zich in onvoldoende mate gehoord en gesteund voelen? Indien uw antwoord bevestigend luidt, over welke aantallen spreken we dan?
Het Centrum Veilige Sport (CVS) geeft aan dat er meer gevallen zijn waarbij slachtoffers zich in onvoldoende mate gehoord en gesteund voelen. Het CVS geeft aan dat aantallen niet bekend zijn, mede doordat deze slachtoffers zich niet altijd melden om alsnog gehoord te worden. Bij het CVS worden mensen die zich alsnog melden te woord gestaan met als doel om alsnog de gewenste nazorg te organiseren. Zo is in een aantal van deze gevallen een traject met Perspectief Herstelbemiddeling gestart.
Herinnert u zich de eerdere hoorzitting en het daaropvolgende debat over misbruik in de sport van respectievelijk 12 maart en 16 mei 2018?
Ja.
Heeft u zicht op de informatie-uitwisseling tussen het Centrum Seksueel Geweld en het Centrum voor Veilige Sport, zoals verzocht in de motie-Diertens?2
Ja, mede naar aanleiding van deze motie zijn er afspraken gemaakt tussen het Centrum Seksueel Geweld en het Centrum Veilige Sport over de doorgeleiding van meldingen3. Momenteel verwijst het CVS slachtoffers actief door naar het Centrum Seksueel Geweld.
Waartoe wordt deze uitwisseling van kennis benut?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat er onvoldoende aandacht is voor nazorg van de slachtoffers van misbruik in sport?
Nee, er is voldoende nazorg voor slachtoffers beschikbaar. Sinds de komst van het Centrum Veilige Sport worden slachtoffers actief begeleid en doorverwezen naar bijvoorbeeld Perspectief Herstelbemiddeling, Schadefonds geweldsmisdrijven, Slachtofferhulp Nederland, Veilig Thuis alsmede de eigen huisarts. Met al deze organisaties heeft het CVS hierover afspraken gemaakt.
Welke maatregelen zijn wel ondernomen ter ondersteuning van slachtoffers van misbruik?
De sportsector heeft sinds 2018 stappen ondernomen om slachtoffers adequaat te helpen en ondersteuning te bieden. Allereerst is het proces van melden zo laagdrempelig mogelijk gemaakt en zijn er verschillende manieren van melden, bijvoorbeeld rechtsreeks bij het CVS, of via de vertrouwenscontactpersoon van de sportvereniging of -bond. En is er een chatfunctie beschikbaar om slachtoffers in de avond en nacht te woord te staan. Daarnaast werkt het CVS met een poule van vertrouwenspersonen om slachtoffers bij te staan en casemanagers voor opvolging en monitoring van de melding. Tenslotte werkt de sportsector samen met deskundige organisaties op dit gebied, zoals genoemd in antwoord 9.
Daarnaast ondersteun ik de activiteiten van de Stichting de Stilte Verbroken om bewustwording over misbruik in de (top)sport te vergroten en voor het opzetten van een platform voor lotgenotencontact. Bovendien heb ik bij het Instituut voor Sportrechtspraak een fonds opgezet waaruit de proceskosten betaald kunnen worden zodat de kosten geen belemmering vormen voor slachtoffers om een tuchtzaak te starten.
Acht u deze maatregelen voldoende toereikend?
Ja. Ik heb geen recente signalen ontvangen dat meldingen van slachtoffers ontoereikend zijn opgepakt.
Bent u bereid deze maatregelen te intensiveren dan wel tot nieuwe maatregelen over te gaan?
Ik ben met NOC*NSF voor het Centrum Veilige Sport en het Instituut voor Sportrechtspraak in overleg over de benodigde investeringen om de groei in het aantal meldingen, ook in de toekomst, aan te kunnen.
Op welke wijze zou professionele hulp, hetgeen door NOC*NSF wordt aanbevolen, toegankelijker kunnen worden gemaakt voor slachtoffers van misbruik in de sport?
Vanuit het CVS wordt actief doorverwezen naar alle beschikbare professionele hulp. De beschikbaarheid van deze hulp zal ook onderdeel vormen van de communicatiecampagne die CVS dit jaar start en daarmee bijdragen aan het toegankelijker maken van de hulp. Daarnaast zijn er veel slachtoffers die geen hulp zoeken omdat ze de ernst van een situatie niet herkennen of erkennen. Daar gaat de campagne ook aandacht aan besteden.
Ziet u een taak weggelegd voor NOC*NSF in de nazorg voor slachtoffers van misbruik in sport? Zo ja, bent u bereid om samen met NOC*NSF, sportverenigingen, gemeenten en het Centrum Seksueel Geweld tot een plan van aanpak te komen teneinde slachtoffers van misbruik in sport op een actieve, duurzame en structurele wijze ondersteuning te bieden?
Nee. Slachtoffers hebben recht op professionele hulp. Daarom stimuleer ik juist dat de sportsector gebruik maakt van de beschikbare expertise waar landelijke slachtofferhulporganisaties in gespecialiseerd zijn en niet zelf het wiel opnieuw gaat uitvinden.
De Beleidsregels exploitatievergunning speelautomatenhallen Heerlen 2020 |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de Beleidsregels exploitatievergunning speelautomatenhallen Heerlen 2020?1
Ja.
Klopt het dat de vergunningen voor het vestigen en exploiteren van een speelautomatenhal worden verdeeld middels loting? Wat vindt u daarvan? Komt dat vaker voor?
Gemeenten moeten bij het verdelen van schaarse exploitatievergunningen potentiële gegadigden de mogelijkheid bieden om naar de beschikbare vergunningen mee te dingen. Als daarbij aan het formele gelijkheidsbeginsel wordt voldaan en dus aan alle gegadigden gelijke kansen worden geboden, is geen enkele verdelingsprocedure uitgesloten. Zoals uitgewerkt in de Handreiking van de VNG «Schaarse rechten» (november 2018, p. 24) zijn zowel een vergelijkende toets als een loting toegestaan.
Het is mij niet bekend of loting vaker voorkomt als het gaat om verlening van dergelijke vergunningen.
Hoe kan een gemeente als Heerlen waarborgen dat de burger daadwerkelijk effectief beschermd wordt tegen kansspelverslaving als de vergunning voor het vestigen en exploiteren van een speelautomatenhal simpelweg wordt verloot? Een vergunning zou toch moeten worden verleend aan de exploitant die op inhoudelijke gronden de beste partij is om het aanbod te doen? De drempel voor toetreding is middels een lotingssysteem toch per definitie een minimum vereiste?
De Wet op de kansspelen formuleert vereisten waar de houder van een vergunning aan moet voldoen. Om de beleidsdoelen van het kansspelbeleid zo veel mogelijk te realiseren is het wenselijk dat deze vereisten zo goed mogelijk worden ingevuld. Het is mogelijk en voor de hand liggend om die invulling mee te wegen bij de beoordeling van de vergunningaanvraag.
In het kader van medebewind is het aan gemeenten om de Wet op de kansspelen uit te voeren. Binnen de grenzen van de wet- en regelgeving zijn gemeenten vrij om te bepalen hoe zij de verlening van vergunningen vormgeven.
De gemeente Heerlen heeft voor de weg van de loting gekozen. In de Beleidsregels exploitatievergunningen speelautomaten Heerlen 2020 vindt de verdeling van de beschikbare vergunningen plaats door middel van loting van de ontvankelijke aanvragen. De getrokken aanvragen komen in volgorde van de uitkomst van de loting in aanmerking voor een inhoudelijke toets aan de hand van de bepalingen in de beleidsregels over het voorkomen van gokverslaving, het beschermen van de openbare orde, veiligheid, het woon- en leefklimaat, gezondheid en toegangscontrole en over de passendheid binnen de omgeving. Bij een positieve uitkomst van deze toets volgt een vergunningverlening. Als de vergunning (definitief) is afgewezen, komt de volgende getrokken aanvraag voor toetsing in aanmerking
Zou het niet veel beter zijn als de gemeente Heerlen de vergunning zou gunnen aan de partij die de burger, aantoonbaar, het beste kan beschermen tegen kansspelverslaving en die de beste papieren heeft waar het gaat om het tegengaan van criminaliteit en witwassen?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht ‘KNLTB in beroep tegen uitspraak AP’ en ‘Boete voor tennisbond vanwege verkoop van persoonsgegevens’ |
|
Tobias van Gent (VVD), Rudmer Heerema (VVD) |
|
Bruno Bruins (VVD), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «KNLTB in beroep tegen uitspraak AP» en «Boete voor tennisbond vanwege verkoop van persoonsgegevens»?1 en2
Ja.
Deelt u de mening dat de uitgangspunten van het Verenigingsrecht en de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) strijdig zijn als het gaat om de interpretatie van het «gerechtvaardigd belang»? Zo nee, waarop baseert u die vaststelling?
De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) is een Europese verordening die voor de gehele EU bindend is, dus ook voor de (sport)verenigingen in Nederland. Als er sprake is van strijdigheid tussen het nationale recht en de Verordening gaat de Verordening voor op het nationale recht. De verwerkingsgrondslag «Gerechtvaardigd belang» volgt uit artikel 6 AVG. Ik kan niet treden in de interpretatie van deze grondslag uit de AVG. Wel wijs ik op de nadere duiding in de guideline van de European Data board, uitleg van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en jurisprudentie alsmede op een recente normuitleg van de AP over het gerechtvaardigd belang die te vinden is op haar website. 3
Bent u zich ervan bewust dat er binnen de sportsector onduidelijkheid bestaat over de interpretatie van het «gerechtvaardigd belang»? Hebben vertegenwoordigers van de sportsector deze problematiek bij u aangekaart? Welke stappen zijn genomen om de sport hierin te ondersteunen? Hebben vertegenwoordigers van de sportsector deze problematiek bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) aangekaart? Welke stappen heeft de AP genomen om de sport hierin te ondersteunen?
Ja, daar ben ik mij van bewust.
Vertegenwoordigers uit de sportsector hebben dit bij mij en bij de AP aangekaart.
De AP heeft met vertegenwoordigers van de sportsector goede en constructieve gesprekken gevoerd ten aanzien van de KNLTB-zaak en óók met betrekking tot het verwerken van persoonsgegevens in de sportsector in bredere zin. Afgesproken is dat de sportsector aan de slag gaat met het opstellen van nieuwe richtsnoeren voor het verwerken van persoonsgegevens in de sportsector, in lijn met de AVG zodat de sportsector weet wat mogelijk is en wat niet. De AP steunt dit en zal de sportsector bij het opstellen van de richtsnoeren van toelichting voorzien ten aanzien van de relevante aspecten van de AVG. In dat licht zal ook een volgend overleg plaatsvinden tussen de AP en de vertegenwoordigers van de sportsector.
Bent u zich ervan bewust dat de door de AP gehanteerde interpretatie van de AVG sporten in Nederland duurder maakt? Hoe interpreteren andere Europese toezichthouders de AVG op dit gebied? Wijkt de interpretatie van de AP af van de zienswijze van andere Europese Toezichthouders? Klopt het dat de Europese Commissie zich duidelijk heeft uitgesproken voor harmonisatie van AVG-regels in de verschillende lidstaten, onder meer omdat anders een ongelijk speelveld voor organisaties ontstaat?
Ik ben me er van bewust dat de uitspraak mogelijk consequenties kan hebben voor de inkomsten van verschillende sportbonden waaronder die van de KNLTB. Hoe groot de impact is, verschilt van bond tot bond evenals of de wegvallende inkomsten doorberekend worden in een hogere contributie.
Ik heb geen volledig beeld van hoe toezichthouders in andere lidstaten de AVG op dit gebied interpreteren. In dit verband wijs ik er op dat de interpretatie van de AVG regels voorbehouden is aan de nationale toezichthouder. Dit houdt in dat er in de praktijk verschillende interpretaties van de AVG regels kunnen zijn.
Hoewel de Europese Commissie inderdaad heeft aangegeven dat de harmonisatie van de AVG regels wenselijk is, kunnen verschillende feiten en omstandigheden een rol spelen in de uiteindelijke interpretatie van de regels. Zo beschikken we in Nederland over een unieke sportverenigingsinfrastructuur die de vergelijking met andere landen lastig maakt.
Deelt u de mening dat het noodzakelijk is om, gezien de unieke maatschappelijke rol van (sport)verenigingen en de noodzaak om de sport betaalbaar en toegankelijk te houden, onder aanvoering van NOC*NSF gezocht moet worden naar uitzonderingsmogelijkheden, dan wel een specifieke richtlijn, zoals die ook voor andere sectoren gelden? Bent u bereid daarin het initiatief te nemen? Zo nee, waarom niet?
Het is niet aan de orde om een specifieke uitzondering voor sport te maken. De AVG is een Europese verordening die rechtstreeks van toepassing is in Nederland en daarmee ook van toepassing is op (sport)verenigingen. Daar waar de AVG ruimte laat voor nationale keuzes bij de uitvoering van de AVG, zijn deze ingevuld in de Uitvoeringswet AVG (UAVG). Binnen de AVG zijn er diverse mogelijkheden
om persoonsgegevens voor verschillende doeleinden op een rechtmatige manier te verwerken. De sportsector gaat aan de slag met het opstellen van nieuwe richtsnoeren. Deze zullen halverwege 2020 gereed zijn.
Kunt u aangeven hoeveel klachten er bij de AP, dan wel andere organisaties, over de Koninklijke Nederlandse Lawn Tennis Bond (KNLTB) zijn ontvangen inzake mogelijke privacyschending? Acht u de opgelegde boete proportioneel gezien de omvang van de klachten en de verwarring binnen de sportsector over de interpretatie van de AVG?
De KNLTB geeft aan dat het om vijf klachten gaat. Omdat er nog een bezwaarprocedure tegen het besluit loopt en de KNLTB nog meer rechtsmiddelen kan inzetten, kan de AP geen nadere toelichting of aantallen geven.
Het aantal en de inhoud van de klachten en de media-aandacht hebben een rol gespeeld bij de overweging van de AP om een onderzoek te starten.
Het is aan de AP om een proportionele sanctie op te leggen, zij maakt hierin onafhankelijk haar eigen afweging. Daar kan ik niet in treden.
Deelt u de mening dat de AP, zoals vastgesteld in de Kamer (bij aangenomen motie) «zich zo hulpvaardig mogelijk moet opstellen en zich dus primair behoort te richten op voorlichting en hulp bij de interpretatie en uitvoering van de regelgeving»?3
Op basis van artikel 52, eerste lid, van de AVG treedt de AP als toezichthouder volledig onafhankelijk op bij de uitvoering van haar taken en de uitoefening van haar bevoegdheden. In gevolge het tweede lid van dat artikel blijven de leden van de AP bij de uitvoering van die taken en uitoefening van die bevoegdheden vrij van al dan niet rechtstreekse externe invloed en vragen noch aanvaarden zij instructies van wie dan ook. Tegen die achtergrond onthoud ik mij van een oordeel over de wijze waarop de AP zich zou (hebben) dienen op te stellen.
Kunt u verklaren waarom de AP de mogelijkheid van de Alternatieve Interventie destijds (2018) niet heeft toegepast (conform beleidsregels klachtenprioritering AP), maar gekozen heeft voor een traject met een, voor een non-profit organisatie, zeer hoge boete van € 525.000,–? Kunt u verklaren waarom in het geval van de KNLTB geen enkele begeleiding en voorlichting heeft plaatsgevonden, maar er direct is overgegaan tot beboeting? Kunt u verklaren waarom de AP elk verzoek tot contact en hulp vanuit de KNLTB heeft geweigerd?
De AP heeft als privacy toezichthouder een wettelijke onafhankelijkheid.
Dit geldt ook voor de wijze van interveniëren. De AP legt in haar boetebesluit zelf uit waarom zij geen Alternatieve Interventie heeft toegepast.
Deelt u de mening dat hier ook sprake is van een publicitaire misser? Bent u op de hoogte van de procedurele fouten die zijn gemaakt door de AP tijdens het proces? Wat is de aard van deze fouten? Wat doet u om te voorkomen dat deze fouten in de toekomst opnieuw worden gemaakt?
De AP heeft als privacy toezichthouder een wettelijke onafhankelijkheid. Tegen die achtergrond ga ik er vanuit dat zij een gedegen afweging heeft gemaakt in de procesgang.
De KNLTB heeft op 21 december 2018 bij de AP een klacht ingediend over uitlatingen van de voorzitter van de AP in televisieprogramma Nieuwsuur.
De AP heeft deze klacht gegrond verklaard. De AP heeft hierin onder andere erkend dat zij in haar uitlatingen tijdens dit programma op een aantal punten genuanceerder en zorgvuldiger had kunnen en moeten zijn.
Bent u van mening dat de KNLTB in dit proces onnodig en onbehoorlijk in diens imago is aangetast en recht heeft op enigerlei vorm van rehabilitatie? Zo ja, welke actie onderneemt u hiertoe? Zo nee, waarom niet? Is de regeling van NOC*NSF voor ondersteuning van topsporters bij complexe juridische zaken hiervoor te gebruiken? Is deze faciliteit uit te breiden zodat ook sportbonden gebruik kunnen maken van ondersteuning?
Zoals uit mijn antwoord op de vragen 7, 8 en 9 blijkt, treed ik niet in de beoordeling van het besluit van de AP. In het verlengde daarvan past het ook niet dat ik actie zou ondernemen. De KNLTB kan bij de AP om een schadevergoeding vragen of een procedure starten bij de rechter.
Aansluiting bij de ondersteuning voor topsporters ligt niet voor de hand. Deze faciliteit is ingericht voor natuurlijke personen en niet voor rechtspersonen en dient een ander doel.
Deelt u de zorg van NOC*NSF over de gevolgen van de interpretatie en handelwijze van de AP zoals toegepast ten aanzien van de KNLTB voor de sport in zijn totaliteit?
Met NOC*NSF ben ik van mening dat de sport toegankelijk moet zijn voor iedereen waarbij de contributies op aanvaardbare hoogte liggen en tegelijkertijd het voorzieningenpeil van de bonden en de steun aan haar verenigingen op voldoende niveau is. Ik vind het echter ook belangrijk dat de privacy van alle Nederlanders, inclusief de leden van sportbonden wordt gewaarborgd.
Heeft er tussen u en uw ministeries omtrent deze casus, dan wel de brede sportbelangen, afstemming plaatsgevonden en bent u bereid gezamenlijk naar een oplossing te zoeken?
Tussen de Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Justitie en Veiligheid is er overleg geweest omtrent deze casus en de samenhangende sportbelangen. Op dit moment kunnen er geen uitspraken worden gedaan over eventuele oplossingen en ligt het in de rede de aangespannen procedure door de KNLTB te volgen.
Is het door middel van sectorale wetgeving mogelijk om in dergelijke gevallen van gegevensuitwisseling een uitzondering aan te brengen op de AVG? Bent u bereid dit te verkennen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe lang zal het traject duren tot de invoering?
Zie het antwoord op vraag 5.
De toegankelijkheid van gemeentelijke websites voor slechtzienden en slechthorenden |
|
Attje Kuiken (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Gemeentelijke websites vaak beperkt toegankelijk»1 en herinnert u zich de antwoorden op de eerdere schriftelijke vragen van de leden Oosenbrug en Fokke (beiden PvdA) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over hetzelfde onderwerp? (antwoorden ontvangen 12 juni 2015)?2
Ja.
Deelt u de mening dat uit het feit dat er al vele jaren zorgen zijn over de gebrekkige toegankelijkheid van gemeentelijke websites en uit het feit dat nog steeds tweederde deel van de gemeentelijke websites niet toegankelijk is, blijkt dat deze toegankelijkheid voor veel gemeenten onvoldoende prioriteit heeft? Zo ja, waarom deelt u die mening en waarom heeft dit voor veel gemeenten onvoldoende prioriteit? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
De aandacht voor digitale toegankelijkheid, ook bij gemeenten, is toegenomen. De wettelijke verplichting bestaat uit twee delen: het eerste deel betreft het toepassen van de Europese toegankelijkheidsstandaard3 en het tweede deel betreft het publiceren van toegankelijkheidsverklaringen, waarin gedetailleerd verantwoording wordt afgelegd over de toegankelijkheid van de websites. Ik verwacht dat overheden op 23 september aan de gestelde verplichting voldoen door het publiceren van verklaringen waarin ze laten zien hoever ze gevorderd zijn met het optimaliseren van de toegankelijkheid van hun websites. En welke concrete maatregelen ze hebben genomen om de toegankelijkheid verder te verbeteren. Het inzicht dat hierdoor ontstaat stelt de overheden zelf en ook toezichthouders in staat om veel doelgerichter te sturen op verbetering dan tot dusverre mogelijk is.
Het onderzoek van Nu.nl waaraan in het bericht wordt gerefereerd bevestigt het eigen beeld dat de aandacht voor de toegankelijkheid van websites, ook die van gemeenten, sterk is gestegen. Dat vertaalt zich echter niet op korte termijn naar een forse toename van het aantal websites dat volledig toegankelijk is, omdat de nieuwe wettelijke verplichting ruimte biedt voor stapsgewijze verbetering.
De nieuwe wettelijke verplichting is op een belangrijk punt anders dan de vorige. Voorheen was de eis dat overheidswebsites volledig aan de toegankelijkheids-standaard moesten voldoen. In die standaard zelf is vastgelegd dat er voor wat betreft «voldoen» maar twee opties zijn: een website voldoet volledig of voldoet niet. Al het andere, dus ook voldoet bijna, wordt beoordeeld als voldoet niet. Ruimte om wel behaalde resultaten positief te waarderen was er niet.
Om de haalbaarheid van de toegankelijkheidoelstelling te vergroten heeft de Europese Commissie de verplichting in de Europese richtlijn4 zodanig geformuleerd dat behaalde resultaten wel positief kunnen worden gewaardeerd en dat het inzicht wordt vergroot. Nederland heeft actief bijgedragen aan de ontwikkeling van deze andere aanpak. In het kort komt de verandering er op neer dat overheden nu verplicht zijn om de standaard toe te passen en de toegankelijkheid van hun websites en apps te optimaliseren. Aan de hand van toegankelijkheiderklaringen moeten zij laten zien wat de overgebleven toegankelijkheidsissues zijn en welke maatregelen zij nemen om ze op te lossen.
Wat zijn in juridische zin de gevolgen voor de gemeenten die op 23 september 2020 nog steeds niet voldoen aan toegankelijkheidseisen voor slechtzienden en slechthorenden?
Gemeenteraden zijn bevoegd om controle uit te oefenen op de toegankelijkheid van websites van gemeenten; het verticale, interbestuurlijke toezicht wordt belegd bij de provincies. De juridische middelen waarover deze toezichthouders kunnen beschikken zijn ontleend aan de Wet revitalisering generiek toezicht en omvatten schorsing, vernietiging en – als uiterste sanctie – indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing. Deze middelen staan in de gemeentewet5 artikel 124 en artikel 273a. Gemeenteraden en provincies krijgen een rol bij het (interbestuurlijke) toezicht op de naleving. In het ontwerp van de Wet digitale overheid (Wdo)6, dat onlangs door uw Kamer is goedgekeurd, wordt nader ingegaan op de rol- en taakverdeling bij toezicht en handhaving.
Wat gaat u doen om gemeenten ertoe aan te zetten dat zij hun websites op zo kort mogelijke termijn wel toegankelijk maken? Wilt u daarover in overleg treden met de gemeenten en/of de VNG?
Ik zal gemeenten en andere overheden aanspreken op hun verantwoordelijkheid. Refererend aan de uitkomst van het onderzoek van Nu.nl zal ik hen aansporen om zich maximaal in te spannen om de toegankelijkheid te verbeteren. De huidige coronacrisis maakt eens temeer duidelijk hoe belangrijk het is dat de informatie en diensten van de overheid voor iedereen toegankelijk dienen te zijn.
Voor vragen en hulp kunnen gemeenten terecht bij de DigiToegankelijk.nl helpdesk van de dienst Logius van mijn ministerie. Sinds 2017 brengt de helpdesk de aanstaande wettelijke verplichting onder de aandacht van gemeenten en andere overheidsinstanties. Niet enkel via de websites www.digitoegankelijk.nl en www.digitaleoverheid.nl, maar ook op speciaal daarvoor georganiseerde bijeenkomsten verspreid door het land en tijdens door derden georganiseerde workshops, seminars, congressen en andere bijeenkomsten.
In juni 2020 organiseert Logius wederom een serie bijeenkomsten verspreid door het land en tevens komt het onderwerp aan bod tijdens de elf bijeenkomsten in het kader van de Direct Duidelijk Tour 2020. Als gevolg van de huidige situatie worden deze bijeenkomsten op aangepaste wijze georganiseerd.
Gemeenten zijn eerder al schriftelijk geïnformeerd, onder meer met een ledenbrief van de VNG7 in de zomer van 2018. In juli 2019 heb ik aan alle overheidsinstanties een brief gestuurd waarin zij geïnformeerd werden over de aanstaande verplichting[] en waarin ik hen opriep om prioriteit te geven aan het in kaart brengen van de noodzakelijke maatregelen, om tijdig aan de wettelijke verplichting te kunnen voldoen.
Met de VNG vindt regulier ambtelijk overleg plaats in het kader van digitale inclusie. In dat overleg wordt ook de aanstaande wettelijke webtoegankelijkheiderplichting besproken.
Het bericht ‘Einde voor Strandrups Noordwijk: Het is te gek voor woorden’ |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Einde voor Strandrups Noordwijk nabij: Het is te gek voor woorden»?1
Ja.
Klopt het bericht dat komend strandseizoen een einde lijkt te komen aan de zogenaamde Strandrups van Noordwijk? Wat vindt u daarvan?
De Nieuwe Strandrups, die gebouwd is in de periode 2017/2018, is een mooi en goedbedoeld initiatief van een groep bevlogen vrijwilligers. De veiligheid van alle betrokkenen en andere verkeersdeelnemers staat echter altijd voorop. Het voertuig is in de huidige vorm niet toegelaten tot de weg omdat het niet voldoet aan de veiligheidseisen voor voertuigen. Dat betekent dat de Nieuwe Strandrups ook niet op het strand is toegestaan omdat de regels van de Wegenverkeerswet 1994 ook van toepassing zijn op het strand.
Deelt u de veronderstelling dat het voertuig veilig zal zijn nu in de praktijk gebleken is dat het al vele jaren meer dan 20.000 mensen naar het strand heeft gebracht? Deelt u ook de gedachte dat het juist voor de bedoelde kwetsbare groep zo waardevol kan zijn als ze een dagje naar zee kunnen?
Ik deel uiteraard de gedachte dat het voor de bedoelde kwetsbare groep erg waardevol kan zijn om een dagje naar zee te gaan. Hun veiligheid en die van de overige strandgangers staan echter altijd voorop. Die veiligheid kan niet worden afgeleid uit een aantal jaren gebruik van een eerdere versie van dit voertuigen of uit het aantal daarmee vervoerde mensen. Het gaat hier om een nieuw voertuig dat de Stichting Outdoor4disabled pas sinds het strandseizoen van 2018 in gebruik heeft. Deze Nieuwe Strandrups wijkt behoorlijk af van het eerdere model. Zo is het voertuig aanzienlijk groter dan de eerste Strandrups en heeft ook meer zitplaatsen. Voor het beoordelen van de veiligheid van voertuigen geldt een toelatingskeuring die de RDW uitvoert, aan de hand van veiligheidskaders. Daar voldoet dit voertuig niet aan. Dat brengt risico’s met zich mee voor de passagiers en voor andere weggebruikers en in dit geval strandgangers.
Klopt het dat er juridisch wel een mogelijkheid is om dit voertuig toe te laten op de openbare weg?
Los van het feit dat deze juridische mogelijkheid er niet is, acht ik het ook niet wenselijk om een uitzondering te maken voor een voertuig dat niet voldoet aan de veiligheidseisen. Als gezegd staat de veiligheid van alle verkeersdeelnemers op de eerste plek. Op het strand gaat het dan bijvoorbeeld om spelende kinderen. Rondom hun veiligheid sluiten we geen compromissen.
Daarbij komt als gezegd dat er geen juridische mogelijkheden zijn om dit voertuig alsnog toe te laten. Een voertuig moet in beginsel zijn goedgekeurd voor toelating tot het verkeer op de weg, om de veiligheid van de inzittenden en de omstanders te waarborgen. Voor de beoordeling of een voertuig veilig is, wordt gebruik gemaakt van een set Europese toelatings- en veiligheidseisen.
Naast de individuele toelating als voertuig heeft de RDW ook gekeken naar alternatieve mogelijkheden om de Nieuwe Strandrups toe te kunnen laten. De mogelijkheden die zijn bekeken zijn het ZZ-kenteken en de Strandrups laten kwalificeren als motorrijtuig met beperkte snelheid (MMBS) of landbouwvoertuig. Ook die alternatieven blijken in juridische zin geen mogelijkheden te bieden.
Is het juist dat de gemeente Noordwijk het strand als openbare weg ziet? Is dat bij alle stranden zo? Zo nee, waarom neemt Noordwijk hier een afwijkend standpunt in? Deelt u de conclusie dat de strandrups kennelijk op veel stranden mag rijden, als die stranden maar niet als openbare weg zijn aangewezen?
Het strand van Noordwijk wordt net als alle andere stranden die feitelijk toegankelijk zijn voor het openbaar verkeer zoals voor wandelaars, juridisch gezien als weg in de zin van de wegenverkeerswet 1994. Deze stranden zijn immers voor deze verkeersdeelnemers te bereiken en te gebruiken. Daarmee zijn de regels die volgen uit de wegenverkeerswet 1994 van toepassing, zoals de verkeersregels, voertuigeisen en de rijbewijseisen. Dit betekent dus dat alleen met een toegelaten voertuig mag worden gereden op het strand.
Is het bericht juist dat er al drie jaar overleg gevoerd wordt tussen de initiatiefnemers en uw ministerie? Kunt u aangeven waarom dit zoveel tijd kost?
Nee. Zoals ik heb geschreven in antwoord op vraag 4 moet een voertuig in beginsel zijn goedgekeurd voor toelating tot het verkeer op de weg, om de veiligheid van de inzittenden en de omstanders te waarborgen. Begin 2018 is de RDW benaderd door de Stichting met de vraag om toelating tot de weg. In de contacten die de Stichting met de RDW heeft gehad, heeft de RDW duidelijk gemaakt dat de RDW geen kenteken kan verlenen zonder goedkeuring van het voertuig en ook dat een aanduiding als motorrijtuig met beperkte snelheid niet mogelijk was.
Nadien heeft de RDW aangeboden om kosteloos de Nieuwe Strandrups te schouwen in een «quick scan» (geen toelatingskeuring), om een beeld te kunnen schetsen van de noodzakelijke aanpassingen om een kenteken voor een bus mogelijk te maken. De conclusie is dat de Nieuwe Strandrups niet zal kunnen voldoen aan de toelatingseisen van de bus of ander kentekenplichtige voertuigcategorie en daardoor ook niet in aanmerking komt voor een (ZZ-) kenteken. Daarnaast valt de Nieuwe Strandrups niet onder de definitie van een motorrijtuig met beperkte snelheid. Deze conclusie is gedeeld met de initiatiefnemers.
Bent u bereid te bewerkstelligen dat de Strandrups inzetbaar blijft (voor het strandseizoen), hetzij door verstrekking van een kenteken, hetzij door een besluit van de gemeente Noordwijk, zodat er met mensen gereden kan worden op het strand? Zo nee, waarom niet?
Vanuit mijn ministerie en de RDW is aan de Stichting Outdoor4Disabled aangeboden om nogmaals rond de tafel te gaan om toe te lichten hoe een voertuig kan voldoen aan de eisen voor toelating tot het verkeer op de weg. Hoewel ik bereid ben mee te denken met de Stichting Outdoor4disabled in het zoeken naar een oplossing, wil ik benadrukken dat ik niet bereid ben om de RDW te verzoeken om voertuigen die niet voldoen aan de toelatingsregels toch toe te laten. De veiligheid staat altijd voorop, zeker als het gaat om het vervoer van een kwetsbare doelgroep op een locatie met veel recreanten, waaronder ook veel kinderen.
Heeft u de bijzondere Europese uitgave van de Donald Duck gelezen die over de Europese Unie (EU) gaat?
Ja.
Deelt u de mening dat het bizar is dat de vertegenwoordiging van de Europese Commissie in Nederland zich tegen deze special aan heeft bemoeid waardoor meerdere stukken tekst onder druk zijn aangepast, zoals uit het artikel van Follow the Money blijkt?1
De Europa-Special van de Donald Duck is gemaakt in samenwerking tussen de uitgever en de vertegenwoordiging van de Europese Commissie in Nederland, waarbij de laatste opdrachtgever voor deze special is. In dit kader is er blijkbaar overleg geweest tussen de uitgever en de vertegenwoordiging over de inhoud van de Europa-Special.
Hoe beoordeelt u de e-mailwisseling tussen de uitgever en de Europese Commissie, waarbij de Europese Commissie aangaf dat het ontevreden was met een aantal verhalen omdat zij een te negatief beeld zouden schetsen van de EU?
Een duiding van correspondentie van twee derde partijen over hun samenwerking in een gezamenlijk project is niet aan het kabinet. Voor de doelen van het communicatiebeleid van de Commissie verwijs ik u naar het antwoord op de volgende vraag.
Hoe beoordeelt u de tekstuele wijzigingen van de Europese Commissie, die daarmee hoopte te voorkomen dat er te veel nadruk zou liggen op de macht van multinationals en de voordelen van open grenzen voor criminelen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het eens met de verdediging van deze actie door de Europese Commissie zelf, die aangeeft dat zij dit deed om mensen, vooral kinderen, met deze «nuances» meer aan het denken te zetten?
Zie antwoord vraag 3.
Wat vindt u van het feit dat dit project is gefinancierd vanuit de Europese Commissie, en daarmee mede betaald is door het geld van de Nederlandse belastingbetaler?
Communicatieactiviteiten vallen onder de prerogatieven van de Europese Commissie op institutioneel vlak (artikel 58, lid 2, onder d, van Verordening 2018/1046 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie). Deze communicatieactiviteiten dienen ertoe burgers duidelijke, consistente en transparante informatie te bieden over de werkzaamheden van de Commissie. Zij legt hierover verantwoording af aan het Europees parlement. Voor verdere informatie over het communicatiebeleid van de Commissie verwijs ik u naar het verslag van de RAZ van 25 februari jl.2
Wat vindt u van het feit dat de Europese Commissie de kosten niet wilde prijsgeven, maar dat het met het beroep op de Wet Openbaarheid Bestuur via het Ministerie van Binnenlandse Zaken moest worden opgevraagd?
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksaangelegenheden heeft na een wob-verzoek de kosten bekend gemaakt van de special over online burgerrechten, niet de kosten van de Europa-Special. Hiervoor is een eurowob-verzoek aan de Commissie nodig. Toegang van het publiek tot documenten in het bezit van het Europees parlement, de Raad en de Europese Commissie is geregeld in Verordening (EC) No. 1049/2001. Bij het al dan niet openbaar maken van informatie is de Europese Commissie gehouden aan deze Verordening en de hierin opgenomen uitzonderingsgronden.
In Nederland is de toegang tot informatie in het bezit van de Nederlandse overheid geregeld in de Web openbaarheid van bestuur (Wob). Bij het al dan niet openbaar maken van informatie is het Nederlandse Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gehouden aan de Nederlandse Wet openbaarheid van bestuur en de hierin opgenomen uitzonderingsgronden.
Aangezien de inhoud en de uitzonderingsgronden van de Nederlandse Wet openbaarheid van bestuur en de Europese Verordening (EC) No. 1049/2001 niet één op één overeenkomen, is het mogelijk dat de Europese Commissie bij het al dan niet openbaar maken van informatie tot een ander besluit komt dan een Nederlandse overheidsinstantie.
Hoe beoordeelt u dat deze reclamecampagne 431.646 euro heeft gekost?
De special over online burgerrechten «Donald Duck duikt in de digitale wereld» gemaakt in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksaangelegenheden kostte EUR 431.646,-. Het artikel noemt de kosten van de EU-special gemaakt in opdracht van de vertegenwoordiging van de Europese Commissie in Nederland niet en deze kosten zijn niet bij het kabinet bekend.
Hoe beoordeelt u de mogelijke schendingen van de reclamecode, aangezien het wel degelijk een vorm van reclame behelst maar er geen «advertentie» boven de bijzondere uitgave stond?
Het kabinet heeft begrepen dat er een klacht over de betreffende uiting is ingediend bij de Reclame Code Commissie en dat deze momenteel wordt onderzocht. Het is niet aan het kabinet om te beoordelen of de Nederlandse Reclame Code is overtreden.
De Nederlandse Reclame Code bevat regels waaraan alle reclame-uitingen moeten voldoen. Zo mag reclame niet misleiden en moet reclame als zodanig herkenbaar zijn. Voor reclame-uitingen die zijn gericht op kinderen gelden nadere regels die zijn uitgewerkt in de Kinder- en Jeugdreclamecode. Wat betreft reclame in (jeugd)bladen of andere drukwerken met een bereik van meer dan 25% bij kinderen dient boven iedere reclame het woord «advertentie» in 12-puntsletters te worden gezet. Of dat ook bij deze uiting had moeten gebeuren is aan de Reclame Code Commissie.
Iedereen kan een klacht indienen bij de Stichting Reclame Code, waar de onafhankelijke Reclame Code Commissie dan een uitspraak over zal doen. Als een reclame-uiting wordt beoordeeld als misleidend, in strijd met de waarheid of niet voldoende herkenbaar, dan zal de Reclame Code Commissie een aanbeveling doen om voortaan geen reclame meer te maken op deze manier. Als een adverteerder, die zowel een commerciële partij als een publieke instantie kan zijn, geen gevolg geeft aan deze aanbeveling, wordt hij op de website van de Stichting Reclame Code op de non-compliant-lijst gepubliceerd, bij wijze van «naming and shaming» en als waarschuwing naar het publiek. Jaarlijks volgt 96 tot 97% van de adverteerders een aanbeveling van de Reclame Code Commissie op.
Deelt u de mening dat hier sprake is van een betaalde politieke boodschap die niet als dusdanig is aangeduid en dat een overheid ten allen tijde moet vermelden dat sprake is van overheidscommunicatie?
Voor de Nederlandse rijksoverheid geldt dat zij de zogeheten Uitgangspunten overheidscommunicatie hanteert. Deze uitgangspunten zijn criteria die bedoeld zijn om houvast te bieden bij de beoordeling van concrete communicatievraagstukken in concrete situaties.
Het tweede van de elf uitgangspunten gaat over «herkenbaarheid»: «De rijksoverheid is altijd, ongeacht het kanaal of medium, herkenbaar als deelnemer aan de communicatie, respectievelijk als (mede) afzender en/of anderszins als belanghebbend of betrokken bij de informatie. Om verkapte beïnvloeding te voorkomen dient de communicatie te allen tijde herkenbaar te zijn als afkomstig van de overheid. Transparantie, vertrouwen wekken vindt plaats als de afzender bekend is. De burger heeft derhalve recht op deze informatie.»
In lijn hiermee ben ik het met u eens dat de Nederlandse rijksoverheid zich te allen tijde kenbaar moet maken in haar communicatie-uitingen. In dit geval is sprake van een uiting van de Europese Commissie, die gecontroleerd wordt door het Europees parlement. Overigens staat op de omslag van de Europa-Special van de Donald Duck dat deze is gemaakt in samenwerking met de Europese Commissie, hier verbeeld met een EU-vlag. Op de eerste pagina staat in de colofon: «Deze speciale uitgave van Donald Duck is gemaakt in opdracht van de Europese Commissie.»
Gaat u de vertegenwoordiging van de Europese Commissie en andere verantwoordelijken van de Europese Commissie aanspreken op deze vorm van indoctrinatie van de EU?
Gezien het communicatiebeleid binnen de prerogatieven Commissie valt en zij hierover verantwoording aflegt tegenover het Europees parlement, is het niet aan het kabinet de Europese Commissie hierop aan te spreken.