Het gifterrein in Krimpen aan den IJssel |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Gifterrein EMK Krimpen aan den IJssel baart Provincie grote zorgen»1 en «Nieuw leven voor het EMK- terrein»?2
Ja.
Klopt het dat er in de jaren zeventig minimaal 73.000 ton chemisch afval van het EMK-terrein (Exploitatie Maatschappij Krimpen) is verdwenen? Is er bekend hoeveel daarvan in de grond is gelopen op het voormalige terrein van EMK? Waarom is er in de jaren tachtig voor gekozen om het EMK-terrein niet te reinigen en werd er gekozen voor een IBC-maatregel (Isoleren, Beheersen en Controleren)?
Het is ons niet bekend waarop de in de publicaties genoemde 73.000 ton verdwenen chemisch afval van het bedrijf EMK is gebaseerd. Het EMK-terrein terrein heeft een lange industriële geschiedenis. Als laatste was hier de B.V. Exploitatie Maatschappij Krimpen (EMK) gevestigd. Na de sluiting van het bedrijf EMK heeft de ingestelde projectgroep EMK in november 1982 een werkbeschrijving laten opstellen voor de sanering van de boven- en ondergrondse opslag. Dit was nodig vanwege de slechte conditie waarin de onder- en bovengrondse opslag van chemische afvalstoffen op het terrein zich bevonden en ter voorkoming van verdere verontreiniging van de bodem en het grondwater.
Bij het slopen en opruimen van de bovengrondse tanks in 1984 is circa 4.000 m3 aan afvalstoffen van de locatie afgevoerd. In het saneringsonderzoek uit 1984 wordt gesproken over 350.000 m3 te saneren grond en in het raamsaneringsplan van 2016 is sprake van het afvoeren van circa 90.000 m3 verontreinigde grond ter verwerking. Op basis van deze getallen kan wel geconcludeerd worden dat grote hoeveelheden afvalstoffen in de bodem ter plaatse terecht moeten zijn gekomen.
Op basis van het saneringsonderzoek in 1984 is door het adviesbureau IWACO b.v. in opdracht van het toenmalig Openbaar Lichaam Rijnmond een saneringsonderzoek uitgevoerd, waarbij meerdere saneringsvarianten zijn afgewogen. Hierop is uiteindelijk besloten om de locatie te saneren door middel van een IBC-aanpak (Isoleren, Beheren, Controleren) met een zo sober en doelmatig mogelijke isolatie.
In de jaren tachtig kon bij bodemsaneringen, in het kader van de Interimwet Bodemsanering, de afweging worden gemaakt tussen multifunctioneel saneren, waarbij alle verontreiniging verwijderd werd of IBC. Op basis van locatie-specifieke, technische, milieuhygiënische en/of financiële omstandigheden kon afgeweken worden van multifunctioneel saneren. Dit laatste was ook het geval bij het EMK-terrein. De variant waarbij alle verontreiniging werd ontgraven en vervolgens gestort werd toen geraamd op meer dan 100 miljoen gulden. De haalbaarheid van deze IBC-saneringsvariant is nader uitgewerkt in de haalbaarheidsstudie isolatie EMK-terrein te Krimpen aan den IJssel van november 1986 opgesteld in opdracht van de Provincie Zuid-Holland Dienst Rijnmond.
Hoe beoordeelt u het feit dat 5,3 hectare staatsterrein dat tot grote diepte vol zit met allerlei soorten chemisch afval, en dat daarmee de grootste gifbelt van Nederland is, na veertig jaar nog steeds niet gesaneerd is?
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 2 is voor het EMK-terrein een IBC-sanering toegepast waarbij er bewust voor is gekozen om de milieuhygiënische risico’s en verspreidingsrisico’s ter plekke te beheersen. Het volledig multifunctioneel saneren door het verwijderen van alle verontreiniging werd niet haalbaar geacht. Dat geldt nog steeds.
Onderdeel van de IBC-sanering is de afdekking met een bijna 6 hectare grote asfaltplaat en is het terrein afgesloten van de omgeving. Het terrein heeft daarmee geen maatschappelijke waarde. Om die reden heeft de gemeente Krimpen aan den IJssel in 2012 verzocht om na te gaan of met een aanvullende, functionele hersanering het terrein alsnog geschikt gemaakt kan worden voor industrieel gebruik. Uit onderzoek is eind 2014 gebleken dat een aanvullende functionele hersanering mogelijk is. De onderzoeken zijn in opdracht van de DCMR uitgevoerd.
Om te komen tot de hersanering en herontwikkeling van het EMK-terrein hebben het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, de Provincie Zuid-Holland, de gemeente Krimpen aan den IJssel en het Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard op 13 mei 2015 een bestuurlijke overeenkomst gesloten. Het doel van de overeenkomst is het eeuwigdurende beheer van het EMK-terrein te beëindigen en de herontwikkeling van het EMK-terrein tot bedrijfsterrein op milieuhygiënische en waterstaatkundig verantwoorde en kosteneffectieve wijze mogelijk te maken.
Kunt u aangeven welke kosten tot op heden zijn gemaakt om sterk verontreinigd grondwater vanuit het geïsoleerde gebied op te pompen en te reinigen alvorens te worden geloosd om de druk op de damwand te verminderen? Kunt u toelichten of dit aanvankelijk was voorzien? Kunt u een uitsplitsing maken welke andere vaste en variabele kosten bij deze IBC-maatregel zijn gemaakt?
Direct na afronding van de IBC-sanering is in opdracht van de provincie Zuid-Holland in mei 1991 een nazorgprogramma opgesteld. Hierin is rekening gehouden met nazorg en daarmee ook met nazorgkosten. Door een hogere grondwaterstand en als gevolg daarvan een te grote belasting van de damwanden is in 1994 een aanvullende ondiepe grondwaterbeheersing geplaatst. De nazorgkosten bedragen gemiddeld circa € 250.000 per jaar (exclusief herinvesteringen). In deze nazorgkosten zijn opgenomen:
Het instandhouden van het onttrekkingssysteem en zuivering
Inspectie en onderhoud onttrekkingssysteem en zuivering
Monitoring grondwater in peilbuizen
Terreinonderhoud
Inkoop/aanbesteding werkzaamheden nazorg
Apparaatskosten
Kunt u bevestigen dat de huidige staat van de stalen damwand langs de Sliksloot een veilige diepere ontgraving tijdens de bodemsanering belemmert? Wat zegt dit over de huidige kwaliteit van deze damwand? Wat is de staat van de damwand aan de kant van de Hollandsche IJssel?
De aannemer heeft in het najaar van 2019 ten behoeve van de uitvoering onderzoeken laten uitvoeren naar de kwaliteit van de damwanden. Uit de inspectie is gebleken dat de damwanden langs de Hollandse IJssel en Sliksloot in redelijke staat verkeren. Er zijn geen substantiële beschadigingen aangetroffen en de damwanden voldoen op dit moment aan zijn functie om de verontreiniging te isoleren en om de milieuhygiënische risico’s en de risico’s voor verspreiding weg te nemen. De damwand is in de huidige vorm niet geschikt om een diepe ontgraving mogelijk te maken. De damwand langs de Hollandsche IJssel kan middels versteviging wel geschikt gemaakt worden ten behoeve van een ontgraving van de verontreiniging.
Bestaat het risico dat er giftige stoffen kunnen weglekken als er niet wordt ingegrepen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat zou dit betekenen voor de omgeving aangezien dit stukje grond nabij grote rivieren ligt?
Onderdeel van de IBC-sanering is het grondwaterbeheerssysteem. Dit systeem wordt voortgezet totdat de hersanering is uitgevoerd. Zolang de huidige beheeronttrekking aan de binnenzijde van de damwand in stand wordt gehouden is er geen risico op verspreiding van de verontreiniging. Het systeem wordt conform het nazorgplan regelmatig gecontroleerd en indien nodig worden maatregelen genomen. Het toezicht op de werking van de IBC-maatregelen wordt jaarlijks gerapporteerd aan het bevoegd gezag de DCMR.
Klopt het dat het ministerie recentelijk opdracht heeft gegeven tot sanering, maar dat dit deze zomer weer is stilgelegd? Wat zijn hiervan de redenen? Spelen hoge kosten hier een rol?
De gemeente Krimpen aan den IJssel heeft in 2012 het Ministerie, namens de Staat eigenaar van het terrein, verzocht om na te gaan of met een aanvullende, functionele hersanering het terrein alsnog geschikt gemaakt kon worden voor industrieel gebruik. Uit onderzoek is eind 2014 gebleken dat een aanvullende functionele hersanering mogelijk is waarbij het EMK-terrein weer een maatschappelijke functie krijgt. De uitgangspunten voor de hersanering en herontwikkeling zijn vastgelegd in de Bestuurlijke Overeenkomst hersanering en herontwikkeling EMK-terrein. Deze overeenkomst is op 13 mei 2015 overeengekomen met de Provincie Zuid-Holland, de gemeente Krimpen aan den IJssel en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Op basis van deze afspraken heeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in 2018 opdracht gegeven om te komen tot hersanering en herontwikkeling van het EMK-terrein. De insteek van de hersanering is om de actieve nazorg voor de verontreiniging te beëindigen en dat het terrein geschikt wordt voor industrieterrein. De insteek van de hersanering is niet om alle verontreiniging te verwijderen. Dit is vanwege de diepte van de verontreiniging niet mogelijk. In het raamsaneringsplan van 22 januari 2016, opgesteld in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, beschikt door bevoegd gezag, de DCMR, op 28 april 2016 gaat uit van het verwijderen van mobiele verontreinigingen in combinatie met een isolatie variant.
De eerste fase van de hersanering en de herontwikkeling is door de aannemer in juni 2020 afgerond. Afgelopen maanden is reeds 1,6 hectare van het EMK-terrein bouwrijp gemaakt. Op dit deel van het terrein zijn geen EMK-gerelateerde verontreinigingen aangetroffen en daarmee kan dit als bouwterrein worden uitgegeven.
Tijdens de voorbereiding van de hersaneringswerkzaamheden voor de rest van het terrein is door de aannemer verificatieonderzoek uitgevoerd waarbij een aantal niet voorspelbare en onvoorziene omstandigheden naar voren zijn gekomen. In de ondergrond is meer mobiele verontreiniging op diepte aangetroffen. Deze verontreiniging bevindt zich binnen de isolatie van de IBC-variant. Verder is de civieltechnische kwaliteit van de bestaande damwanden niet voldoende om nabij de voorgenomen ontgraving op grote diepte langs de Sliksloot veilig uit te voeren. De damwand is wel van voldoende kwaliteit ten behoeve van de huidige isolatievariant. Ook speelt dat de verontreinigde grond niet kan worden afgevoerd naar de thermische reiniger. In mijn beantwoording van de vragen gesteld door het lid Von Martels (CDA) over de problemen met thermisch gereinigde grond (TGG) heb ik hier melding van gemaakt (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1225). Tot slot is een complicerende factor dat in de aanwezige AVI-slakken licht verhoogde gehalten aan PFAS zijn aangetoond. De gehalten liggen onder de huidige normen voor toepassing echter de verhoogde gehalten zorgen ervoor dat het grondwater, dat opgepompt wordt ten behoeve van de isolatie variant, aanvullend gereinigd moet worden. Anders worden de lozingseisen voor PFAS overschreden. Het is te kostbaar om de AVI-slakken te verwijderen.
Dit maakt dat de uitvoering van de oorspronkelijke opzet, zoals vast gelegd in de Bestuurlijke Overeenkomst op dit moment onmogelijk en buitengewoon kostbaar. De extra kosten staan daarbij niet meer in verhouding tot de maatschappelijke opbrengsten. Voor de goede orde, ook bij de hersanering is het technisch niet mogelijk om alle verontreiniging te verwijderen. Daarom hebben de bestuurlijke partners gezamenlijk besloten tot een heroriëntatie op de uitvoering van het project.
Klopt het dat het saneren behelst dat de grond thermisch gereinigd zou gaan worden in de Eemshaven, maar dat het door de aanwezige hoeveelheid PFAS niet vervoerd mag worden? En zou die grond daar überhaupt van PFAS ontdaan kunnen worden? Hoe zou dit opgelost kunnen worden onder de huidige wetgeving? Wat zijn de alternatieven?
Naar aanleiding van het tijdelijk handelingskader PFAS is onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van PFAS in de grond en in het grondwater op het EMK-terrein. Daarnaast is onderzoek gedaan naar de gehalten PFAS buiten het EMK-terrein om een indruk te krijgen van de lokale waarden.
De PFAS-gehalten in de verontreinigde grond liggen beneden de huidige (toepassing)normen. De aanwezigheid van PFAS speelt geen rol bij het niet kunnen thermisch reinigen van de grond. Wel speelt het probleem dat de thermische reinigers momenteel geen grond accepteren vanwege stagnatie in de afzet van de gereinigde grond. Hier wordt door de verschillende betrokkenen aan gewerkt.
Klopt het dat uit recentelijk technisch onderzoek is gebleken dat de grond nog meer verontreinigd is dan gedacht? Zo ja, waarom was de schaal van de vervuiling niet eerder bekend aangezien het terrein er al veertig jaar zo bij ligt en er de afgelopen jaren zeer frequent onderzoek gedaan is? Welke giftige stoffen zijn er aangetroffen en tot hoe diep zit de vervuiling?
Uit recent bodemonderzoek is gebleken dat in de ondergrond binnen de isolatie variant meer mobiele verontreiniging is aangetroffen dan bekend was op basis van eerdere bodemonderzoeken. Deze recent ontdekte vervuiling zit dieper dan de eerder aangetoonde verontreiniging. Deze wordt tegengehouden door het onderliggende klei- en veenpakket dat ook circa 2 meter dieper ligt dan bij het overige deel van het terrein. Dit betekent dat ook deze verontreiniging in horizontale en verticale richting volledig wordt geïsoleerd, beheerd en gecontroleerd. Gezien de complexiteit van bodemonderzoeken op deze locatie, waaronder de aanwezigheid van puin in de ondergrond, was het eerder niet mogelijk om alles tot in detail en tot voldoende diepte in beeld te brengen.
De verontreiniging die op het terrein is aangetoond bestaat uit een mix van diverse verontreinigingen, waaronder minerale olie, vluchtige aromaten (BTEX), polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK), fenolen en creosoten. De concentraties van deze stoffen in de grond zijn zeer hoog (tot tienduizenden mg/kg droge stof en pure olie en teer) en bevinden zich vanaf enkele meters diepte tot 6 à 9 meter onder het maaiveld. In het grondwater zijn de sterkste verontreinigingen tot dezelfde diepte aangetoond. De risico’s van deze verontreiniging zijn door de uitgevoerde IBC-variant richting de omgeving volledig weggenomen. Naar de diepte toe wordt de verspreiding van de mobiele component geremd door de aanwezige klei en veenlaag die een natuurlijke barrière vormt tegen verspreiding.
Hoe ziet de heroriëntatie van het saneringsproject eruit? Wat zijn de vervolgstappen? Kunt u toezeggen dat de sanering van het volledige terrein nog steeds uw ambitie is?
De heroriëntatie is gericht op het bereiken van een passende ruimtelijke functie in relatie tot de mogelijkheden voor de hersanering. Hierbij wordt rekening gehouden met de huidige omstandigheden. Ten behoeve van de heroriëntatie wordt een aantal herontwikkeling- en saneringsvarianten in beeld gebracht om een goede afweging te kunnen maken met alle partners van de Bestuurlijke Overeenkomst. Tevens wordt ook de speciale klankbordgroep, bestaande uit bewoners en belanghebbenden, bij de heroriëntatie betrokken, omdat ik het belangrijk vind dat zij op een goede manier hun inbreng kunnen leveren.
Het bericht ‘Tovenaars met rommel: fraude en criminaliteit bij afvalbedrijven’ |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Tovenaars met rommel: fraude en criminaliteit bij afvalbedrijven»?1
Wist u dat er zoveel kleine afvalbedrijven in het land zijn die de regels aan hun laars lappen? Wat is uw oordeel over dit gegeven?
Hoe oordeelt u over de situatie in Doetinchem, waar lekkende vaten met brandblusschuim dat de stof PFOS bevat, van het failliet verklaarde bedrijf Rutgers Milieu de bodem en de vlakbij stromende Oude IJssel ernstig vervuilen? Klopt het dat de decentrale overheden ervan worden weerhouden om de vaten op te ruimen en veilig te stellen vanwege de hoge kosten die dat met zich meebrengt? Kunt u toelichten hoe u kijkt naar dit soort incidenten?
Wat is uw oordeel over het feit dat de tweeëntwintig faillissementen in de afvalsector de afgelopen vijf jaar hebben geleid tot tientallen miljoenen euro’s schade voor decentrale overheden, die de achtergebleven troep moeten opruimen?
Wat is uw oordeel over het feit dat decentrale overheden op gigantische kosten worden gejaagd, omdat de regels niet goed worden nageleefd? Wat gaat u doen om de aanpak van deze wijdverspreide milieucriminaliteit fors te verbeteren?
Klopt het dat het Interprovinciaal Overleg (IPO) al twee jaar geleden bij u aan de bel trok over de financiële risico’s bij afvalbedrijven en de grote hoeveelheid branden en faillissementen? Zo ja, welke concrete stappen heeft u in reactie daarop gezet?
Klopt het dat de hoeveelheid afval waarvoor bedrijven geen afzet vinden groeit en zich opstapelt? Klopt de schatting uit 2018 van het IPO dat bij alle bedrijven die onder toezicht van de provincies vallen een totale hoeveelheid afval ligt met een negatieve waarde van 260 miljoen euro? Zo ja, klopt het ook dat er daardoor steeds meer afval wordt gestort of verbrand, waaronder afval dat zeer zorgwekkende stoffen bevat? Zo ja, heeft u zicht op de schaal van dit probleem? Zo nee, bent u bereid die te onderzoeken?
Deelt u de opvatting van criminologen dat het huidige businessmodel op de afvalmarkt milieucriminaliteit bevordert, omdat een bedrijf dat afval inneemt direct daarvoor betaald krijgt, nog voordat het de verwerking heeft geregeld? Wat gaat u doen om deze perverse prikkel om zo goedkoop mogelijk van het afval af te komen weg te nemen?
Hoe is het mogelijk dat het aantal onverzekerde afvalbedrijven naar alle waarschijnlijkheid toeneemt? Hoe kan het legaal zijn dat afvalbedrijven onverzekerd te werk kunnen gaan en vervolgens bij faillissement gemeenten en provincies voor de overige kosten moeten opdraaien? Kunt u dit toelichten? Wat gaat u hieraan doen?
Gaat u de verplichte financiële zekerheidstelling – waarmee overheden afvalbedrijven kunnen verplichten om zelf reserves aan te houden voor het geval zij milieuschade veroorzaken – op korte termijn realiseren om ervoor te zorgen dat overheden niet op gigantische kosten worden gejaagd en er minder schade wordt toegebracht aan het milieu? Zo nee, waarom niet?
Wat is uw oordeel over het feit dat het oplossen en/of beboeten van een milieuovertreding soms wel jaren kan duren vanaf het moment dat de overtreding gesignaleerd is? Bent u bereid te inventariseren hoe deze procedure versneld kan worden, aangezien milieuovertredingen zo snel mogelijk moeten worden opgelost om verdere verspreiding van bijvoorbeeld chemische stoffen in het milieu te voorkomen?
Wat is uw oordeel over het feit dat provincies vergunningen verlenen aan bedrijven die al diverse milieuovertredingen hebben begaan uit angst voor de kosten die een mogelijke sluiting van het bedrijf tot gevolg zou hebben? Wat is uw oordeel over het feit dat de handhavende omgevingsdiensten terughoudend zijn uit angst voor eindeloos procederende bedrijven? Heeft u zicht op de schaal van dit probleem?
Deelt u de mening dat het onmogelijk is om een circulaire economie te verwezenlijken als ons afvalsysteem op deze wijze functioneert? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat er structureel iets moet veranderen in de afvalbranche om deze grootschalige milieucriminaliteit en hoge financiële kosten voor de maatschappij tegen te gaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u toelichten welke concrete stappen u gaat nemen?
De plasticvervuiling en het gebrek aan actie van de Nederlandse regering. |
|
van Esch |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u bekend met het rapport «Breaking the Plastic Wave»?1
Bent u bekend met de conclusie van het rapport dat er in 2040 per jaar 3x zoveel plastic in de oceaan terechtkomt als nu?
Bent u bekend met de conclusie van het rapport dat de huidige plannen (zoals o.a. de Europese Single Used Plastic-richtlijn) slechts een reductie in plasticvervuiling van 7% zouden bewerkstelligen?
Deelt u de mening dat het gebruik van plastic eigenlijk altijd leidt tot een mate van vervuiling? Deelt u de mening dat het gebruik van plastic zo veel als mogelijk en zo snel als mogelijk teruggedrongen moet worden?
Bent u bekend met de opmerking uit het rapport dat er momenteel vooral wordt ingezet op vrijwillige maatregelen?
Deelt u de mening dat er vooral ingezet moet worden op verplichtende maatregelen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bekend met de conclusie van het rapport dat (met bestaande technieken) grofweg 80% van de plasticvervuiling voorkomen kan worden?
Deelt u de mening dat we dit doel (80% reductie) als minimaal doel wettelijk zouden moeten vastleggen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bekend met het bericht «Milieuorganisaties boos over gebrek aan ambitie bij het kabinet. «Nederland doet niets»» in Trouw van 11 augustus 2020?2
Deelt u de mening van de milieuorganisaties dat de Nederlandse overheid veel te weinig doet om plastic vervuiling te voorkomen?
Bent u bekend met het rapport van het ING Economisch Bureau waarin wordt geconcludeerd dat er in Nederland elk jaar 26 miljard plastic voedselverpakkingen gebruikt worden? Bent u bekend met de conclusie uit datzelfde rapport dat dit aantal nog altijd met 100 miljoen plastic verpakkingen per jaar toeneemt?3
Deelt u de mening dat, naast het inzetten op inzameling en recycling, het belangrijk is het aantal plastic verpakkingen drastisch te reduceren? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat, naast het inzetten op inzameling en recycling, het belangrijk is het volume per verpakking zo veel als mogelijk te reduceren? Zo nee, waarom niet?
Welke maatregelen bent u van plan te nemen om het aantal plastic verpakkingen en het volume van verpakkingen zoveel als mogelijk te reduceren? Kunt u een uiteenzetting geven van uw huidige beleid, uw nieuwe voornemens en een reactie geven op elk van de adviezen genoemd in het rapport «Breaking the Plastic Wave»?
Welke maatregelen bent u van plan te nemen om andere bronnen van plasticvervuiling dan verpakkingen aan te pakken?
Bent u bereid om uw nieuwe beleid niet vorm te geven in overleg met de verpakkingsindustrie, die voornamelijk opkomt voor haar eigen financiële belangen, maar in overleg met de milieuorganisaties, die opkomen voor de belangen van de natuur en het milieu? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat de aanpak van de afgelopen decennia (totstandgekomen in nauw overleg met de verpakkingsindustrie) alleen maar geresulteerd heeft in meer verpakkingen en meer zwerfafval? Zo nee, waarom niet?
Het bericht 'Tovenaars met rommel' |
|
Maarten Groothuizen (D66), Jessica van Eijs (D66) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Tovenaars met rommel»?1
Ja.
Hoeveel van de ondernemers, eigenaars, bestuurders of aandeelhouders van de strafrechtelijk vervolgde afvalverwerkingsbedrijven zijn naast hun veroordeling voor milieudelicten ook veroordeeld voor andere delicten zoals drugsdelicten, verboden wapenbezit, geweldsdelicten en financiële delicten, waaronder faillissementsfraude?
Deze vraag kan niet worden beantwoord. De antecedenten van de in de vraag bedoelde natuurlijke personen die op enigerlei wijze zijn gelieerd aan bedrijven die strafrechtelijk zijn vervolgd voor milieudelicten, zijn niet met een geautomatiseerde zoekslag op te vragen.
Kunt u de schadepost van 15,9 miljoen euro aan gemeenschapsgeld bevestigen van de acht nader onderzochte failliete afvalverwerkingsbedrijven?
Ik heb navraag gedaan bij het IPO. Zij bevestigen dat de journalisten alle provincies hebben benaderd met deze vraag en dat dit het bedrag is dat naar voren kwam als totale kostenpost.
Wat is de totale kostenpost, inclusief openstaande dwangsommen, oninbare belastingschulden en gewerkte uren van ambtenaren, milieu-inspecteurs en brandweerlieden, van de ten minste 22 faillissementen van afvalverwerkingsbedrijven voor de Nederlandse gemeenschap?
Het IPO schatte eerder in dat, voor «ruim 20 bedrijven», over de periode 2015–2019 een verwachte kostenpost voor provincies en gemeenten van in totaal minimaal € 24 miljoen gemoeid ging. Uitsplitsingen zijn daarbij niet te maken.
Wat is, gezien uw antwoorden op vragen 2, 3 en 4, uw reactie op de bevinding van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid dat failliet gaan wordt geschaard onder de «typische modus operandi bij milieucriminele ondernemingen»? Bent u voornemens uw beleid jegens failliete afvalverwerkingsbedrijven te wijzigen? Zo ja, wat wordt het nieuwe beleid? Zo nee, waarom niet?
Hoewel ik de afvalsector ken als een professionele sector die zich inspant voor de transitie naar een circulaire economie, ben ik ook op de hoogte van de problematiek rondom het verdienmodel van sommige afvalverwerkers. Er wordt verdiend bij ontvangst van afval aan de poort en er bestaat daarna soms geen prikkel meer om het afval daadwerkelijk op een milieuverantwoorde manier te verwerken. Daarom ben ik inderdaad voornemens om op dit punt voor bevoegde gezagen de mogelijkheid te creëren om, voordat tot vergunningverlening wordt overgegaan, te verifiëren of er voldoende financiële middelen aanwezig zijn bij het bedrijf om eventuele milieuschade te herstellen of opruimingskosten bij faillissement te kunnen verhalen. Hiertoe introduceer ik een bepaling in het Omgevingsbesluit. De categorieën bedrijven in de afvalsector waarvoor mogelijk financiële zekerheid kan worden gesteld zijn de bedrijven die milieubelastende activiteiten met betrekking tot de opslag en verwerking van afval ontplooien voor zover daar een vergunning voor is vereist, zoals omschreven in het Besluit activiteiten leefomgeving.
Het bevoegd gezag stelt in het vergunningvoorschrift over financiële zekerheid de vorm vast waarin de financiële zekerheid wordt gesteld. Daarbij wordt in ieder geval rekening gehouden met de voorkeur van degene die de activiteit verricht. Bovendien kan bij het bepalen van de hoogte en vorm van financiële zekerheidsstelling rekening worden houden met een verslechterde financiële situatie als die (tijdelijk) te wijten is aan buitengewone omstandigheden, zoals bijvoorbeeld de huidige COVID-19-crisis.
In afstemming met het Ministerie van BZK en decentrale overheden zal het wijzigingsbesluit tegelijk met de Omgevingswet in werking treden. Hiervoor zal internetconsultatie plaatsvinden en er zal een uitvoerings- en handhavingstoets worden gedaan. IPO wordt gevraagd om een handreiking financiële zekerheid voor afvalverwerkende bedrijven te ontwikkelen als ondersteuning bij de uitvoering. Bovendien is het belangrijk dat omgevingsdiensten de benodigde financiële kennis ontwikkelen die nodig is voor het beoordelen van de financiële positie van afvalverwerkende bedrijven. Dit proces zal ik vanuit het Ministerie ondersteunen.
Hiermee geef ik ook uitvoering aan de moties van de Tweede Kamerleden Von Martels en Van Eijs2 en Ziengs3 (beiden ingediend op 22 mei 2018).
Bent u bereid om, vooruitlopend op de Omgevingswet, voor gemeenten en provincies de mogelijkheid te creëren dat zij het hebben van een verzekering als criterium kunnen stellen voor het verlenen van een vergunning? Zo ja, kunt u deze wettelijke regeling op hoofdlijnen beschrijven? Zo nee, waarom niet?
Een verzekeringsplicht zal in de praktijk niet het gewenste effect hebben, omdat veel verzekeraars door hun acceptatiebeleid geen afvalverwerkende activiteiten in hun portefeuille kunnen opnemen. Dit komt deels door een verleden van afvalbranden en andere incidenten binnen de branche en deels door de aangescherpte kapitaalvereisten van de EU-richtlijn Solvency-II.4 Een verzekeringsplicht opleggen aan afvalverwerkers, terwijl zij niet de mogelijkheid hebben een dergelijke verzekering af te sluiten omdat verzekeraars zelf gaan over hun acceptatiebeleid, biedt daarom geen oplossing. Echter, middels het instrument «financiële zekerheid» kan ik bevoegde gezagen in staat stellen om, voorafgaand aan vergunningverlening, de zekerheid te eisen van het bedrijf dat er voldoende financiële middelen aanwezig zijn om milieuschade en opruimkosten bij faillissement op te kunnen vangen. Omdat dit via de omgevingsvergunning wordt geregeld, ben ik gebonden aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Ik kan hier dus nu niet op vooruitlopen.
Deelt u de mening dat de rol van overheden in de bestuursrechtelijke handhaving van milieudelicten bij afvalverwerkingsbedrijven nogal ambigu kan zijn, omdat zij naast handhaver en vergunningverlener ook eigenaar of aandeelhouder zijn of anderszins een economisch belang hebben? Vraagt dit naar uw mening om een onafhankelijke toezichthouder en bestuursrechtelijk handhaver op dit terrein? Of bent u van mening dat deze problematiek vraagt om een grotere rol voor het Openbaar Ministerie?
Ons VTH-stelsel is zodanig ingericht dat lokale overheden inderdaad zowel een rol kunnen spelen bij vergunningverlening als bij handhaving van die vergunning. Daarbij gaat het soms om bedrijven die deels in handen zijn van die lokale overheden. Dit mag echter geen reden zijn om lichtvoetig met de vergunningsvoorwaarden om te gaan. Daar waar overtredingen van de vergunningsvoorwaarden plaatsvinden, moet worden opgetreden door het bevoegd gezag en waar sprake is van ernstige milieucriminaliteit door het Openbaar Ministerie, ongeacht de belangen die (lokale) overheden hebben bij de activiteiten van een bedrijf.
Kunt u toelichten waarom provincies en gemeenten geen vergunningsaanvraag kunnen weigeren op grond van eerdere overtredingen van de aanvrager? Is dit een wenselijke situatie volgens u? Zo ja, kunt u dat nader toelichten? Zo nee, hoe bent u van plan een weigeringsplicht in een dergelijk geval mogelijk te maken?
Het verlenen, weigeren, wijzigen en intrekken van een vergunning voor afvalbedrijven moet in de milieuregelgeving zijn terug te voeren op het belang van de bescherming van het milieu, in het bijzonder het belang van een doelmatig beheer van afvalstoffen. Het (hebben) begaan van strafbare feiten kan wel aanleiding zijn om een vergunning te weigeren of in te trekken ingevolge de Wet Bibob (Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur), waar het bericht ook aan refereert. De Wet Bibob is van toepassing op bepaalde ondernemingen en activiteiten waaronder afvalopslag en -verwerking. Een strafblad of een ernstige verdenking van misdrijven kan ertoe leiden dat Bureau Bibob, na een zogenaamde Bibob-toets op verzoek van het bevoegd gezag, een negatief advies afgeeft aan de vergunningverlener. Een grond daarvoor is bijvoorbeeld de dreiging van ernstig gevaar dat de vergunning zal worden misbruikt voor criminele activiteiten of het plegen van strafbare feiten. Dat Bibob-advies kan al naar gelang de mate van het daarin geconstateerde gevaar een reden zijn tot weigering, wijziging (voorschriften) of intrekking van een milieuvergunning.
Wat is de inningsratio van opgelegde dwangsommen tegen afvalverwerkingsbedrijven? Wat is uw reactie op de stelling in het bericht dat dwangsommen soms niet wordt geïnd, omdat dat geld beter kan worden ingezet om het probleem op te lossen? Vindt u dat wenselijk?
De inningsratio van opgelegde dwangsommen bij afvalverwerkers is niet bekend. Een dwangsom wordt opgelegd om naleving en daarmee het wegnemen van milieurisico’s af te dwingen. Indien wordt voldaan aan de vereisten hoeft de dwangsom niet te worden betaald en ingevorderd. Dat is de beoogde en meest wenselijke uitkomst.
Noopt uw antwoord op vraag 9 tot een wijziging van de wet? Zo nee, waarom niet? Kunt u de provincies en gemeenten op een andere manier helpen met deze problematiek? Zo ja, hoe ziet die wetswijziging er op hoofdlijnen uit?
Middels een wijziging van het Omgevingsbesluit ben ik voornemens om voor bevoegde gezagen de mogelijkheid te creëren om, voordat tot vergunningverlening wordt overgegaan, te verifiëren of er voldoende financiële middelen aanwezig zijn bij het bedrijf om eventuele milieuschade te herstellen of opruimingskosten bij faillissement te kunnen verhalen. Wanneer onder de nieuwe regels milieuschade dreigt te ontstaan, of ontstaat, heeft bevoegd gezag bij vergunningverlening vastgesteld dat er voor dergelijke situaties voldoende financiële middelen aanwezig zijn om de milieurisico’s te adresseren. Ook wanneer, door invordering van een dwangsom, faillissement van een afvalverwerker plaatsvindt, zijn deze middelen nog beschikbaar voor sanering.
Vanuit mijn rol als stelselverantwoordelijke voor vergunningverlening, toezicht en handhaving in het milieudomein heb ik, naast de verbeteringsopgave voor de uitvoering van VTH-taken die ik reeds samen met de decentrale partners heb ingezet, een onafhankelijke commissie om advies gevraagd over het functioneren van ons VTH-stelsel. De hoofdvraag die ik aan de commissie stel, is welke mogelijkheden de commissie ziet om milieuhandhaving, toezicht en vergunningverlening in Nederland te versterken met als doel het stelsel effectiever en slagvaardiger te maken. Voor meer informatie over de werkzaamheden van deze «Commissie van Aartsen» verwijs ik u naar mijn brief aan uw Kamer van 25 juni jl.5
Hoe neemt u het risico van milieucriminaliteit mee in uw verdere plannen voor de ontwikkeling van de circulaire economie? Bent u bereid dit als apart aandachtpunt mee te nemen in de transitie-agenda’s en de uitvoeringsagenda circulaire economie?
Het waarborgen van milieuverantwoord handelen staat altijd voorop, ook in een circulaire economie. Dit uitgangspunt, net zoals het belang van toezicht en handhaving, is de basis voor het Nationaal Milieubeleidskader dat ik onlangs aan uw Kamer heb aangeboden.6 Daarnaast is het van belang dat groene startups met een milieuverantwoord bedrijfsmodel voldoende ruimte krijgen. Daarom stel ik voor dat in de regelgeving voor financiële zekerheid voor afvalbedrijven, bevoegde gezagen de mogelijkheid krijgen om al dan niet financiële zekerheid te eisen bij de vergunningverlening. Bevoegde gezagen kunnen daarbij het verdienmodel en de bijdrage van een bedrijf aan de circulaire economie meenemen in hun afweging. Daarbij blijft er ruimte voor innovatieve goedwillende startups en kunnen vooraf financiële waarborgen worden geëist bij bedrijven waarbij het risico bestaat dat bij faillissement opruimkosten op de belastingbetaler worden afgewenteld.
Kunt u alle vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Onverkochte 'kledingbergen' door corona, maar ook roep om duurzame herstart’ |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Onverkochte «kledingbergen» door corona, maar ook roep om duurzame herstart»?1
Ja.
Heeft u zicht op de gevolgen van de coronacrisis voor de Nederlandse kledingmarkt in het bijzonder en op hoe groot de «onverkochte kledingberg» in Nederland is?
Volgens cijfers van het CBS daalde de omzet van de kledingbranche in het tweede kwartaal met 29,5 procent.2 Brancheorganisaties INretail en Modint verwachten voor heel 2020 een gemiddelde omzetdaling van 30 procent. Deze omzetdaling wordt veroorzaakt doordat er vanwege de coronacrisis minder kleding wordt verkocht. Tegelijkertijd is er meer kleding tegen hogere kortingen dan normaal in de uitverkoop terechtgekomen. Verder geven de brancheorganisaties aan dat goederen die niet voor de reguliere prijs verkocht konden worden voor een deel zijn afbesteld of worden doorgeschoven naar volgend seizoen, worden verkocht aan handelaren en recyclers en/of worden verkocht of weggegeven aan charitatieve instellingen. Van een onverkochte kledingberg is volgens de brancheorganisaties geen sprake. Daarnaast geven de brancheorganisaties aan dat hun leden worstelen met hun inkooppraktijken. Enerzijds moeten bestellingen in productielanden naar beneden worden bijgesteld bij hun toeleveranciers in productielanden zoals Bangladesh, anderzijds is de totale afname van de vraag zo groot dat het arbeidsplaatsen in productielanden stevig onder druk zet. De brancheorganisaties geven aan meerdere sessies te hebben georganiseerd over verantwoord inkoopbeleid ten tijde van de coronacrisis.
Wat gebeurt er met de grote hoeveelheid aan onverkochte kledingstukken? Hoeveel procent van die producten wordt vernietigd? En hoeveel procent wordt uiteindelijk alsnog verkocht of hoogwaardig gerecycled?
Brancheorganisaties INretail en Modint geven aan dat vernietiging vóór de coronacrisis in minder dan 1 procent van de gevallen voorkwam en hebben geen aanwijzingen dat dit percentage hoger komt te liggen. Zie het antwoord op vraag 2 voor beantwoording van de rest van deze vraag.
Heeft het onderzoek dat wordt verricht naar de vernietiging van onverkochte goederen in de textielketen naar aanleiding van de motie van het lid Kröger over maatregelen tegen het vernietigen van bruikbare goederen (Kamerstuk 32 852, nr. 67) uit 2018 extra prioriteit gekregen door de ontwikkelingen in de sector als gevolg van de coronacrisis? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet? Kunt u toezeggen dat het onderzoek vóór de begrotingsbehandeling verschijnt?
Het onderzoek naar de vernietiging van onverkochte goederen loopt en is zeker in deze tijd urgent. De resultaten van het onderzoek verwacht ik binnenkort. Ik streef ernaar uw Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling te informeren.
Wat is uw oordeel over het feit dat er momenteel zowel in de kledingindustrie als in de sector voor textielinzameling en -verwerking een groot overschot aan textiel is? Deelt u de mening dat dat gegeven de urgentie van een circulaire textielketen laat zien en dat er stappen moeten worden genomen om dat proces te versnellen? Zo nee, waarom niet?
Al voor de coronacrisis was er sprake van onverkocht nieuw textiel en ontstond er een overschot aan ingezameld textiel, waardoor het noodzakelijk is snel stappen te ondernemen. Dit is de reden dat ik in het beleidsprogramma Circulair Textiel dat 14 april 2020 naar uw Kamer is verzonden, ambitieuze doelstellingen en acties heb geformuleerd op het gebied van recycling van textiel.3 De coronacrisis onderstreept de noodzaak en urgentie.
Bent u van mening dat de maatregelen om de afzetmarkt voor textielrecyclaat te verbeteren voldoende zijn? Zo ja, waarom?
Ja. Zoals ik in mijn brief over het beleidsprogramma Circulair Textiel heb aangegeven, neem ik diverse maatregen om te komen tot een circulaire textielketen. Naast het invoeren van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor textiel waarbij een doelstelling voor recycling van textiel zal gelden, pleit ik in Europa voor het opnemen van producteisen, waarmee een verplicht percentage recyclaat in nieuw textiel verplicht kan worden. Zo wordt de recycling van textiel zowel in de productie- als afvalfase gestimuleerd. Om een extra impuls te geven aan de afzetmarkt voor textielrecyclaat, heeft het Rijk zichzelf daarnaast tot doel gesteld om vanaf 2022 bedrijfskleding in te kopen met minimaal 10 procent recyclaat. Vanaf 2025 wordt deze ambitie verhoogd naar 25 procent. Vanaf 2030 heb ik in het beleidsprogramma Circulair Textiel de doelstelling gesteld dat al het nieuwe textiel voor 30 procent bestaat uit recyclaat.
Hoe groot acht u de kans op succes in Brussel met betrekking tot uw pleidooi om een dergelijk percentage gerecycled materiaal in nieuwe textielproducten te verplichten? Hoe ziet het speelveld eruit? En, gezien de urgentie van de problemen in de sector voor textielinzameling en -verwerking, op welke termijn ziet u dit voor zich? Wat kan er intussen in Nederland nog meer gebeuren op dit vlak?
De Europese Commissie heeft aangekondigd om in de in 2021 te verschijnen Europese Textiel Strategie met maatregelen te komen voor ecologisch ontwerp, waaronder waarborging van de circulariteit van textielproducten en van het gebruik van secundaire grondstoffen. Het toepassen van een verplicht percentage gerecycled materiaal ligt dan voor de hand. Ook (internationale) textielinzamelaars en milieuorganisaties pleiten hiervoor. Intussen bereid ik, mede gebaseerd op het voorstel van de brancheorganisaties voor kleding en textiel, een voorstel voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor textiel voor. Daarnaast wordt met de Denim Deal een ketensamenwerking opgezet die de mogelijkheden voor toepassing van textielrecyclaat aantoont, dit kan worden gebruikt voor afwegingen op Europees niveau.
Deelt u de opvatting dat de kledingindustrie – mede als gevolg van de coronacrisis én de recyclingcrisis in de textielsector – op een belangrijk kantelpunt staat? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 5 aangeef, bestaat er zeker nu maar ook voor de coronacrisis al noodzaak en urgentie voor een circulaire textielketen en is dat de reden dat ik in het beleidsprogramma Circulair Textiel ambitieuze doelstellingen en acties heb geformuleerd op het gebied van recycling van textiel.
Deelt u ook de mening van velen in de kledingindustrie dat een duurzame herstart van de sector noodzakelijk is, omdat de coronacrisis er naar schatting voor zal zorgen dat de globale kledingindustrie met wel 30% zal krimpen in 2020? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze bent u van plan die duurzame herstart te faciliteren?
De verduurzaming van de kledingindustrie is zeker nodig. Dit was al het geval vóór de coronacrisis en wordt door de coronacrisis extra onderstreept. Daarom heb ik diverse maatregelen aangekondigd in het beleidsprogramma Circulair Textiel. Daarbij hou ik rekening met de huidige situatie en overleg ik hierover met de sector.
Het bericht ‘Staatssecretaris in de maag met tonnen plastic afval’ |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Staatssecretaris in de maag met tonnen plastic afval»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het zeer zorgelijk is dat de vraag naar gerecycled plastic door de coronacrisis en de lage olieprijs dusdanig is gedaald dat plasticrecyclers hun kunststofrecyclaat niet meer kwijt kunnen? Zo nee, waarom niet?
Het is van belang dat recyclaat voldoende kan worden afgezet. In dat verband heb ik een aantal maatregelen genomen om de vraag naar gerecyclede plastics te laten toenemen. Ik verwijs u hiervoor graag naar mijn brief dd. 26 juni jl. over de maatregelen om effecten van COVID-19 op de kunststof- en textielsector te mitigeren. Zoals bekend bestaat er voor verpakkingen een systeem van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid in Nederland. Het verpakkende bedrijfsleven zal daarom zelf ook maatregelen moeten nemen om de recycledoelen te halen.
Met hoeveel procent is de vraag naar plasticrecyclaat afgenomen? Hoe beoordeelt u deze afname in het kader van de stappen die u neemt om in 2050 een circulaire economie te verwezenlijken?
Een volledig kwantitatief beeld van de afgenomen afzet van recyclaat is nog niet te geven. Plastic recyclers moeten op de kunststofmarkt concurreren met de traditionele (virgin plastics) industrie met betrekking tot de afzetprijs van plastic (recyclaat). Al voor de coronacrisis daalden de prijzen van virgin kunststoffen met ca. 10–15%. De afnemende wereldhandel in kunststoffen als gevolg van de handelsoorlog tussen China en de VS en de wereldwijde vraaguitval naar olie en plastics als gevolg van de coronacrisis versterkten deze tendens met voor sommige bedrijven naar verluidt een krimp in de afzet tot 30–50%. Normaal gesproken zouden bedrijven de lagere opbrengst in de afzet doorvertalen naar het innemen van plastic afval tegen een hogere prijs. Echter, plastic recyclers moeten ook concurreren met (lagere) prijzen van verbranding doordat de verbrandingsinstallaties van afvalbedrijven tegelijkertijd geconfronteerd zijn met een dalende input van te verbranden bedrijfsafval.
Ongeacht de ontwikkeling van olie- en virgin plastic prijzen, zal de vraag naar plastic recyclaat zo snel mogelijk weer toe moeten nemen. Ik wil er immers naar toe dat in de toekomst zo zuinig mogelijk wordt omgegaan met (virgin) plastics, de CO2-uitstoot verder wordt teruggedrongen en zoveel mogelijk plastics in de kringloop gehouden worden.
Wat was uw reactie op de brandbrief van de branchevereniging van plasticrecyclers, NRK Recycling, in april jl. waarin zij spraken over een noodsituatie gezien de uitdagingen op de afzetmarkt? Welke concrete acties volgden op deze brandbrief?
Ik herken de geschetste situatie en heb in werkbezoeken ook met eigen ogen de ontstane situatie gezien. Voor de lange termijn is een Europese verplichte toepassing van een percentage plastic recyclaat in nieuwe producten en verpakkingen een belangrijke stap om de recyclingsector in staat te stellen om structureel te concurreren met (de prijs van) virgin plastics. Mijn inzet is erop gericht dat de Europese Commissie binnen een jaar komt met een voorstel tot een verplichte toepassing van een percentage plastic recyclaat in Europese regelgeving. Ik heb dit ook expliciet aan de orde gesteld tijdens de Milieuraad van 23 juni jongstleden. Tegelijkertijd is de realiteit dat dit soort trajecten tijd kost. Het is daarom belangrijk om op korte en lange termijn vast te houden aan gestelde doelstellingen en minimumnormen en standaarden voor afvalverwerking zoals genoemd in het Landelijk Afvalbeheerplan, het activiteitenbesluit, het Besluit beheer verpakkingen en vrijwillige afspraken zoals in het Plastic Pact NL. Deze normen en standaarden gelden ook in tijden van crises en bieden de recyclingmarkt zekerheid. Alleen in het geval van een calamiteit kan een bevoegd gezag een tijdelijke uitzondering op deze minimumstandaard toestaan, zoals ook beschreven in de calamiteitenpassage van het LAP. De COVID-19-crisis voldoet aan de definitie van een calamiteit zoals bedoeld in het LAP. Dat heb ik aan de betrokkenen in het afvalbeheer laten weten. De uitzonderingen worden overigens per geval beoordeeld en het ministerie dient hierover te worden geïnformeerd. In 2020 moeten producenten van verpakte producten er zorg voor dragen dat 50% van de kunststof verpakkingen voor recycling wordt aangeboden. Deze norm blijft ondanks corona van kracht en daarmee wordt de recycling van plastic verpakkingsafval op de kortere termijn gewaarborgd.
Kunt u concreet toelichten wat u bedoeld met uw uitspraak in De Monitor dat u actief op zoek bent naar afnemers van kunststofrecyclaat?
Ik vind het belangrijk om partijen met elkaar in verbinding te brengen die elkaar in deze situatie kunnen helpen. Binnenkort organiseert het Versnellingshuis Circulaire Economie een ronde tafel bijeenkomst, waar de relevante spelers uit de kunststofketen bij elkaar worden gebracht om te bezien wat voor de korte termijn nodig is om vraag en aanbod bij elkaar te brengen en hoe de samenwerking binnen de keten kan worden versterkt. Hierbij betrekt het Versnellingshuis de partijen uit het netwerk van het Plastic Pact NL en de Transitieagenda’s Kunststoffen en Circulaire Bouweconomie.
Op welke manier gaat u het proces richting een Europese minimumeis voor gerecycled plastic in producten versnellen? En welke acties gaat u in de tussentijd nemen?
Zoals ik heb aangegeven in antwoord op vraag 4, heb ik tijdens de Milieuraad aangedrongen op een versnelde introductie van een wettelijk verplicht percentage toepassing van plastic recyclaat. Op ambtelijk niveau wordt gekeken of in het kader van het netwerk van het Europees Plastic Pact met 14 andere lidstaten, de Europese Commissie en private partijen verkend kan worden hoe een dergelijke maatregel eruit kan komen te zien.
Wat is uw oordeel over het pakket van vijf beleidsmaatregelen dat het Recycling Netwerk voorstelt?2
In grote lijnen kan ik mij vinden in de aanbevelingen van Recycling Netwerk.
Zoals hiervoor gesteld, ben ik voorstander van een introductie van een verplichte toepassing van een percentage plastic recyclaat in nieuwe producten.
In het kader van het Plastic Pact NL en het Europees Plastic Pact werk ik samen met het bedrijfsleven aan het beperken van het aantal soorten plastics. Uiteindelijk zal de markt hier keuzes in moeten maken, maar ik deel de opvatting dat een rationalisatie van het gebruik van soorten plastics voor soorten producten de recycleerbaarheid van plastics zal bevorderen.
Met de implementatie van de SUP-richtlijn worden sommige wegwerpplastics uitgefaseerd, andere krijgen te maken met een stelsel van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid en reductiedoelstellingen, en ook genoemde Plastic Pacts geven een prikkel aan producenten en retailers voor initiatieven om te komen tot meer hergebruik.
Tot slot wordt de export van niet eenvoudig te recyclen (vervuild) plastic afval uit OESO-landen aan banden gelegd met het amendement op het Verdrag van Bazel dat is aangenomen tijdens de COP-14 in mei 2019. Zoals ik in mijn eerdere brief van 17 april jl.3 heb aangegeven, zal na de implementatie van de recente wijziging van het Verdrag van Bazel in de Europese regelgeving alleen schoon en recyclebaar plastic afval op de groene lijst staan. Vanaf 2021 zal geen gemengd kunststofafval meer naar niet-OESOlanden mogen worden geëxporteerd.
Gaat u zich inzetten in de Europese Commissie om een plastic taks mogelijk maken voor de financiering van de European Green Deal (zoals wordt gesuggereerd in het economisch herstelplan van de EU) en houdt u daarbij rekening met een voldoende hoge belasting op virgin plastic? Zo nee, bent u bereid om in Nederland zelf een plastic taks te realiseren om de recyclingsector te redden?
Het kabinet is over het algemeen terughoudend over voorstellen voor nieuwe eigen middelen vanuit het oogpunt van onder andere de beoogde transparantie, vereenvoudiging en voorspelbaarheid van het stelsel. Het voorgestelde eigen middel op plastic werkt niet als een belasting op plastic maar is alleen een basis waarop de afdracht van lidstaten zou worden bepaald. Vanuit de aard heeft het dus niet een direct effect op de recycling van plastic. Maar een dergelijk middel kan wel een stimulans zijn voor achterblijvende lidstaten om hun resultaten te verbeteren en zo een positief milieueffect te kunnen realiseren mits de verdeelsleutel zuiver gerelateerd is aan het gebruik van virgin plastics per land.
Het instellen van een belasting (ook gericht op plastic producenten) is een nationale aangelegenheid. Nederland kent een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor verpakkingen. Producenten van verpakte producten zijn verantwoordelijk voor inzameling en recycling van (plastic) verpakkingsafval en dragen hiervan alle kosten. Producenten betalen hiervoor een private afvalbeheerbijdrage, waarin voor goed recyclebare verpakkingen een lagere bijdrage wordt betaald. De beleidsinzet is erop gericht de werking van de producentenverantwoordelijkheid te verbeteren en de te behalen doelstellingen stapsgewijs te verhogen.
Bent u bereid om het aantal typen plastic op de markt te beperken zodat het inzamelen en hergebruiken van plastic makkelijker wordt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Wat is uw oordeel over de Franse wet voor de circulaire economie waarmee alle wegwerpplastic worden uitgefaseerd in 2040 en overweegt u vergelijkbare acties in Nederland? Zo nee, waarom niet?
Ik deel het streven van de Franse regering om private partijen te prikkelen om wegwerpplastics waar mogelijk achterwege te laten of te vervangen door herbruikbare plastic producten en verpakkingen, waarbij ik een gelijk speelveld in Europa voorsta. Ik heb daartoe diverse acties in gang gezet, zoals de implementatie van de SUP-richtlijn in nationale regelgeving, de uitvoering van het Plastic Pact NL en het Europees Plastic Pact, maar ook overweeg ik te komen tot specifieke hergebruikdoelstellingen voor plastics om hergebruik van plastics in de toekomst de standaard te maken («hergebruik, tenzij»).
Gaat u zich in de Europese Commissie inzetten om de export van plastic afval naar landen buiten Europa te verbieden zodat Europa zelf het afval verwerkt en de lekkage van plastics vermeden kan worden in landen die minder goede afvalsystemen hebben? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht dat plastic afval nauwelijks gerecycled wordt |
|
Cem Laçin |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Klopt het dat er nauwelijks afnemers zijn voor gerecycled plastic en de hoeveelheden zich inmiddels ophopen?1
De daling van de prijs van virgin plastics als gevolg van de dalende olieprijs verslechtert de concurrentiepositie van recyclaat. Daarnaast is, mede door bijvoorbeeld de stilvallende productie in de auto-industrie, het aantal afnemers van recyclaat afgenomen.
Kunt u verder toelichten waarom het hier «een grote uitdaging» betreft? Hoe pakt u deze uitdaging op?
Plasticrecyclaat kan in prijs nog niet concurreren met virgin plastic. Voor een substantieel deel van de plasticstroom ontbreekt een hoogwaardige toepassing en daarmee een volwassen marktvraag naar het recyclaat.
De coronacrisis legt dergelijke structurele uitdagingen binnen de sector bloot. Ook vóór de coronacrisis was de uitdaging voor de kunststofketen om de verschillende soorten plastic hoogwaardig te kunnen recyclen en het recyclaat af te kunnen zetten.
Er is niet één oplossing voor deze situatie. Ik wil samen met alle betrokken partijen kijken wat er gedaan kan worden. Binnenkort organiseert het Versnellingshuis CE een rondetafelbijeenkomst. Hierin worden de relevante spelers uit de kunststofketen bij elkaar gebracht om te bezien wat op korte en op langere termijn nodig is en hoe de samenwerking binnen de keten kan worden versterkt. Hierbij betrekt het Versnellingshuis de partijen uit het netwerk van het Plastic Pact NL en de Transitieagenda Kunststoffen.
Het is daarbij belangrijk om op korte en op lange termijn vast te houden aan de gestelde doelstellingen. De recycling van plastics wordt gestimuleerd door middel van verschillende wettelijke normen en verwerkingsstandaarden. Deze normen en standaarden gelden ook in tijden van crises en bieden de recyclingmarkt zekerheid.
Tegelijkertijd zet ik op Europees niveau in op het versnellen van de in het Europese Actieprogramma Circulaire Economie aangekondigde verplichting voor toepassing van plastic recyclaat in nieuwe producten en verpakkingen.
Kunt u uiteenzetten wat u sinds de brandbrief van de branchevereniging in april 2020 inmiddels hebt ondernomen?
Ik ben in gesprek met de betrokken partijen en heb recent een werkbezoek aan Van Werven Recycling afgelegd waar ik de groeiende voorraad recyclaat zelf heb kunnen zien en heb gesproken over de problemen die spelen en de mogelijke oplossingsrichtingen. Zoals ik aangaf in mijn antwoord op vraag 2, komt er binnenkort een rondetafelbijeenkomst om dit ook in een breder gremium te bespreken.
Daarnaast financier ik de versnelling van lopende normalisatie (NEN-)trajecten voor de ontwikkeling van private normen met afspraken over de specificaties van recyclaat. Dit is een belangrijke stap in de verdere marktontwikkeling in toepassing van recyclaat.
Deelt u de mening dat dit probleem aantoont dat niet alles aan de markt overgelaten kan worden en het oplossen van dit probleem wet- en regelgeving van de overheid vergt?
Niet alles kan aan de markt worden overgelaten, maar de overheid kan ook niet alles oplossen. Het gaat om de toepassing van een juiste mix van beleidsinstrumenten waarbij steeds gekeken moet worden wat het geëigende niveau is om zaken te regelen. Als het gaat om een verplichting van een bepaald percentage recyclaat in kunststofproducten, dan ben ik ervan overtuigd dat dit in EU-verband tot stand moet komen.
Op welke wijze kan een minimumeis voor hergebruikt plastic de recycling bevorderen? Wordt hiermee ook een minimum hoeveelheid te gebruiken gerecycled plastic bedoeld?
Hiermee wordt inderdaad een minimum hoeveelheid te gebruiken plastic recyclaat bedoeld. Als dit verplicht wordt gesteld, zijn alle producenten van kunststofproducten verplicht om een percentage recyclaat in nieuwe producten «bij te mengen». Dit zorgt voor een grotere vraag naar recyclaat.
Wacht u op een Europees besluit, dat er misschien nooit komt? Waarom bent u niet bereid dit nu al voor Nederland te regelen?
Het voorschrijven dat een product een verplicht percentage recyclaat moet bevatten is effectiever op EU-niveau en waarborgt het gelijke speelveld. Ik heb tijdens de Milieuraad op 23 juni jongstleden bij de Europese Commissie erop aangedrongen om binnen een jaar tot een Europese verplichte toepassing van plastic recyclaat te komen en zal dit blijven doen. Diverse bedrijven en regionale overheden hebben al aangeboden om de lidstaten en de Europese Commissie te ondersteunen in deze versnelde aanpak.
Mogelijk kan het recent bekendgemaakte herstelpakket van de Commissie helpen om de problemen met recyclaat te bespoedigen en ook aanleiding zijn om dit wetgevingsvoorstel te bespoedigen.
Vooruitlopend op Europese wet- en regelgeving zijn er afspraken gemaakt in het Europees en Nederlands Plastic Pact om de toepassing van recyclaat te bevorderen. De Europese Commissie heeft bovendien in de Green Deal en in het nieuwe actieplan voor een circulaire economie aangekondigd dat zij voor onder meer verpakkingen, voertuigen en bouwmaterialen een verplicht percentage recyclaat zal voorstellen (in 2021/2022). Daarnaast zijn er al (EU-)voorschriften die een verplicht percentage recyclaat voorstellen: kunststoffen drankflessen van maximaal 3 liter moeten op grond van de SUP richtlijn vanaf 2025 voor minstens 25 procent uit gerecyclede kunststoffen bestaan en vanaf 2030 voor minstens 30 procent.
Het bericht dat het bellenscherm tegen plastic zwerfafval te duur zou zijn |
|
Eva van Esch (PvdD) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Bellenscherm in IJssel te duur»?1
Ja.
Kunt u aangeven wat het budget voor dit project was? Kunt u aangeven hoe groot het tekort is?
Er was 400.000 begroot voor deze pilot als onderdeel van de gezamenlijke aanpak plastic zwerfafval in rivieren (Kamerstuk 30 872, nr. 222). Om deze pilot in de IJssel bij Kampen te realiseren is intensief samengewerkt met The Great Bubble Barrier, CLEAR RIVERS, Deltares en combinatie BAM van den Herik. Gedurende de voorbereiding van de pilot is geconstateerd dat er voor de realisatie hiervan, inclusief verwerking en monitoring, significant meer financiering noodzakelijk was dan de begrote 400.000. Zo zou het vangsysteem toegepast worden op de hele breedte van een dynamische rivier gedurende een jaar onder verschillende omstandigheden. Dit vroeg om een robuuster systeem en extra engineering. Ook bleken er meer middelen nodig te zijn voor de monitoring van de effectiviteit en de effecten van het vangsysteem op bijvoorbeeld vismigratie. Er kunnen geen eenduidige uitspraken gedaan worden over het afnemen van de kosten op termijn, omdat de pilot niet tot uitvoering is gebracht.
Heeft u bij de kosten-baten afweging ook de milieukosten die veroorzaakt worden door plastic dat in de oceaan terechtkomt, meegenomen? Zo nee, waarom niet?
Veel is nog onbekend over het effect van (micro)plastics in het milieu. Daarom is het bijvoorbeeld nog niet eenduidig te zeggen wat de precieze milieukosten hiervan zijn. Het staat echter buiten kijf dat plastic niet thuis hoort in het milieu en dus ook niet in het water. Daarom zet het kabinet in op het sluiten en verduurzamen van de kunststofketen en specifiek met het beleidsprogramma microplastics op onder andere het voorkomen van zwerfafval in rivieren. Op land richt het beleid zich op preventie van zwerfafval, bijvoorbeeld door de implementatie van de Single Use Plastics-richtlijn en de invoering van statiegeld op kleine plastic flesjes. Ook het verbod op gratis plastic tasjes draagt bij aan het voorkomen van de milieuvervuiling die ontstaat door zwerfafval.
Ook zet het kabinet in op het verminderen van marien zwerfvuil in de uitvoering van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM), en lopen er verschillende Green Deals met stakeholders om dit doel ook te bereiken.
Kunt u aangeven of het tekort veroorzaakt werd door structurele kosten waarvan ook niet aannemelijk is dat deze op termijn afnemen of door kosten die te verwachten zijn bij een innovatieve startup?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u overwogen om belangrijke veroorzakers van zwerfafval, zoals de verpakkingsindustrie en de drankproducenten te vragen het tekort op te vangen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Deze pilot is een initiatief van het Rijk geweest om inzicht te krijgen in de mogelijkheden om plastics op te ruimen en te verwerken als beheerder van de Rijkswateren.
Heeft u vanuit het Rijk overwogen het tekort op te vangen? Zo ja, waarom heeft u daartoe niet besloten? Zo nee, bent u daartoe bereid?
Ja. Gedurende de voorbereiding van de pilot is geconstateerd dat er voor de realisatie van het systeem, inclusief verwerking en monitoring, significant meer financiering noodzakelijk is dan er beschikbaar is. Gezamenlijk is vervolgens gezocht naar extra financieringsbronnen en manieren om de kosten te drukken. Zo is gekeken of de duur van de pilot korter kon, en zijn de mogelijkheden verkend bij het ministerie, Rijkswaterstaat en de Provincie Overijssel. Helaas hebben deze inspanningen niet tot een oplossing voor het tekort geleid. Er is daarom besloten deze pilot niet te starten. Wij verwijzen u ook naar het nieuwsbericht op de website van Rijkswaterstaat (https://zwerfafval.rijkswaterstaat.nl/actueel/nieuws/nieuws/2020/pilot-plastic-afvangen-verwerken-ijssel-stopt/).
Hoe is het stopzetten van deze proef te rijmen met uw ambitie om de plastic soep te bestrijden?
Zie het antwoord op vraag 3.
Bent u bereid het stopzetten van deze proef te heroverwegen?
Het besluit om de pilot niet uit te voeren is met zorgvuldigheid genomen en er is geen aanleiding tot een andere afweging te komen. Tijdens de voorbereiding van de pilot zijn waardevolle inzichten opgedaan over de mogelijkheden en randvoorwaarden voor het afvangen en verwerken van plastic uit een rivier als de IJssel. Partijen werken momenteel samen om de belangrijkste lessons learned te rapporteren. De rapportage wordt binnenkort beschikbaar gesteld. Wij zullen de Kamer hierover nader informeren.
Naast de pilot in de IJssel worden onder de gezamenlijke aanpak van plastic zwerfafval in de rivieren (Kamerstuk 30 872, nr. 222) meerdere pilots met vangsystemen en circulaire verwerking van het afgevangen plastic zwerfafval uitgevoerd, waarmee we inzicht krijgen in de potentie van deze aanpak. Zoals aangegeven in de kamerbrief is de aanpak erop gericht om verdere verspreiding van macro- en microplastics in het milieu te voorkomen. Hiervoor is het nodig de problematiek van macro- en microplastics in de rivieren in kaart te brengen (monitoringmethodiek), welke technologieën voorhanden zijn om het op te ruimen en andere interventiestrategieën te ontwikkelen. Naast de pilot met vangsystemen wordt ingezet op een bronaanpak gericht op gedragsbeïnvloeding van de gebruikers van de rivieren en op de ontwikkeling van een monitoringsystematiek.
Het rapport ‘The burning question’ van Tearfund en overige berichtgeving over het verbranden van plastic afval in ontwikkelingslanden en de verantwoordelijkheid van multinationals die dit plastic produceren. |
|
Carla Dik-Faber (CU), Joël Voordewind (CU) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport «The Burning question» van de organisatie Tearfund1 en overige berichtgeving over het verbranden van plastic afval in ontwikkelingslanden door onder andere NOS2, Nederlands Dagblad3 en The Guardian?4
Ja.
Wat is uw reactie op de conclusies uit bovengenoemd rapport over de impact die het verbranden van het plastic afval heeft op het klimaat en de gezondheid van de inwoners van landen waarnaar het plastic wordt geëxporteerd dat door vier grote consumentenmerken (Coca-Cola, PepsiCo, Nestlé en Unilever) wordt geproduceerd? Deelt u deze conclusies? Kunt u uw antwoord toelichten?
De schadelijke gevolgen van (plastic) afval in het milieu voor biodiversiteit en klimaat zijn belangrijke redenen om in te zetten op de transitie naar een circulaire economie, hier in Nederland, in Europa en in de rest van de wereld. Het kabinet verwacht van bedrijven dat zij in lijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen de risico’s voor mens en milieu, zoals de schadelijke gevolgen van plastics, in hun waardeketen in kaart brengen en deze risico’s aanpakken en voorkomen. De verantwoordelijkheid voor de (ongecontroleerde) verbranding van plastic afval in ontwikkelingslanden ligt niet alleen bij de genoemde verpakkende bedrijven. Overheden hebben ook een rol in het creëren van een adequate infrastructuur voor afvalverwerking. Bij gebrek aan een dergelijke infrastructuur hebben consumenten geen duurzaam handelingsperspectief.
Wat is uw reactie op de oproep door Tearfund om bedrijven het aantal plastic producten te laten rapporteren, te verminderen, te recyclen en veilig te verwerken? In hoeverre zal aan deze oproep gehoor gegeven worden door afspraken en maatregelen die volgen uit het Plastic Pact en de Europese Green Deal?
Ik kan mij vinden in de aanbeveling van Tearfund om meer aandacht te besteden aan de mogelijkheden voor bedrijven om te investeren in reductie en hergebruik, eventueel ondersteund door (nationale) hergebruiksdoelstellingen, naast publieke en private investeringen in recycling om te voorkomen dat plastic afval verbrand, gestort of geëxporteerd wordt. Meer transparantie in de product- en materiaalstromen is hierbij zeker welkom. Ook marktprikkels die stimuleren om meer en beter te recyclen en opnieuw te gebruiken helpen daarbij, onder meer door stelsels van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Dit is het beleid waar ik voor sta en dat ook in lijn is met de Europese Green Deal en het Europese Actieplan Circulaire Economie. Naast het verbeteren van regelgeving zet ik in op het bevorderen van innovatie in partnerschap tussen bedrijven, kennisinstellingen, NGO’s en de overheid. Daar zijn het Plastic Pact NL en het Europees Plastic Pact en de New Plastics Economy Global Commitment goede voorbeelden van. Met de in het nationaal en Europees Pact opgenomen ambitieuze doelen wordt richting gegeven aan innovaties en worden bedrijven aangemoedigd om te innoveren en investeren in betere recycleerbaarheid, minder onnodig gebruik en meer hergebruik, en tot slot meer recycling en toepassing van het recyclaat. De inzet van Nederland is om snel tot concrete resultaten te komen, onder meer via werkgroepen binnen deze pacten en om succesvolle innovaties te delen met private en publieke partners. Deze pacten zijn weliswaar vrijwillig maar niet vrijblijvend. Partijen hebben daarom afgesproken om jaarlijks in het kader van de monitoring te rapporteren over acties, resultaten en de impact daarvan. Hiermee kan de voortgang worden gemeten en kunnen achterblijvers geïnspireerd worden goede praktijken over te nemen.
Bent u bereid om in contacten met de partnerlanden te bezien hoe het gebruik van plastic tegengegaan kan worden?
Plastics horen niet in het milieu. Met verbranding worden grondstoffen verspild en onnodig broeikasgassen uitgestoten. In mijn contacten met partnerlanden in Europa en daarbuiten richt ik mij op het tegengaan van onnodig gebruik en op meer hergebruik van plastic. De plastic kringloop moet en kan gesloten worden. Kennis en innovaties kunnen gedeeld, opgeschaald en verspreid worden. Daarbij maak ik ook gebruik van het «Platform for Accelerating the Circular Economy» (PACE) en het daaruit voortgevloeide initiatief van het «Global Plastic Action Partnership» (GPAP).
Bent u bereid om te onderzoeken of de onderzochte landen kunnen worden ondersteund in het recyclen van plastic afval met de kennis en kunde die hiermee in Nederland is opgedaan? Zo nee, waarom niet?
Ik span mij samen met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) in om onder meer via de ambassades en de Stichting Holland Circular Hotspot (HCH) de Nederlandse expertise te delen in landen waar de wil en inzet aanwezig is om de plastic kringloop te sluiten en waarbij wij Nederlandse bedrijven in positie kunnen brengen om hun innovaties in het buitenland te verwaarden. In Nigeria en Senegal zijn in 2020 bij de ambassades 2020 pilottrajecten gestart om met het bestaande instrumentarium meer bij te dragen aan de transitie naar een circulaire economie. Verder verbind ik Nederlandse initiatieven aan die van anderen in de eerdergenoemde netwerken als PACE en GPAP en sluit Nederland aan bij de ambities die de Europese Commissie in de Green Deal en het nieuwe Actieplan Circulaire Economie heeft opgenomen om een leidende rol in de wereld te willen spelen, onder meer met de Global Circular Economy Alliance.
Bent u bereid om ontwikkelingsorganisaties die zich inzetten voor afvalverwerking in lokale contexten te ondersteunen, zij het financieel of materieel, in navolging van de Britse DFID die € 6,8 miljoen heeft gealloceerd voor afvalverwerking in ontwikkelingslanden? Zo ja, hoe dan, zo nee, waarom niet?
Voor projecten gericht op afvalverwerking wordt het financieringsinstrumentarium voor BHOS ingezet, zoals de Private Sector Development Toolkit (PSD), het Dutch Green Growth Fund (DGGF) en Develop2Build. Via deze instrumenten worden projecten gefinancierd die bijdragen aan het verbeteren van de infrastructuur voor afvalverwerking in onder andere Indonesië en Tanzania.
In 2019 was de oproep van het SBIR Innovatiefonds gericht op het vinden van circulaire innovaties voor snelgroeiende steden in ontwikkelingslanden. Via dit fonds worden 5 ondernemers ondersteund om de haalbaarheid te onderzoeken van innovaties die bijdragen aan de plasticproblematiek in Ivoorkust, Senegal, Marokko en Ghana.
Nederland is met Denemarken verder een van de drijvende krachten en financiers achter «P4G» (Partnering for Green Growth and the Global Goals 2030), een internationaal initiatief dat beoogt via publiek-private partnerschappen in ontwikkelingslanden business cases op te schalen rond de SDG’s en de doelstellingen van het akkoord van Parijs. Verschillende van deze partnerschappen richten zich op plastics en de verwerking daarvan, onder andere in Kenia, Indonesië en Zuid-Afrika.
Bent u bereid maatregelen te treffen die de export van plastic afval uit Nederland tot een minimum beperken? Bent u bereid maatregelen te treffen die waarborgen dat de export van eventueel resterend plastic afval alleen gebeurt naar landen waar een geschikte afvalverwerkingscapaciteit aanwezig is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik in mijn brief van 9 oktober jl.5 heb aangegeven, vindt het kabinet het exporteren van moeilijk te recyclen (plastic) afval naar landen buiten de EU niet wenselijk. Vorig jaar hebben meer dan 180 landen waaronder Nederland tijdens het COP14 van het Verdrag van Bazel een voorstel aangenomen om verscherpte administratieve eisen te stellen aan transport van plastic afval vanuit de OESO-landen naar niet-OESO-landen. Dit betekent dat vanaf 1 januari 2021 alleen nog eenvoudig te recyclen plastic afval vanuit de EU naar niet-OESO-landen mag worden geëxporteerd. Daarnaast heeft Nederland tijdens de G20 over circulaire economie en plastic zwerfafval de problemen rond de export aan de orde gesteld en ook bij mijn collega-bewindslieden in Europa heb ik aandacht gevraagd voor de noodzaak om tot een toename van de recyclingcapaciteit in Europa te komen.
Klopt het dat in Nederland enkele miljoenen tonnen recylebaar plastic afval verbrand wordt? Om hoeveel plastic afval gaat het precies? Bent u het ermee eens dat het onacceptabel is dat de recyclingcapaciteit voor plastic afval op dit moment onderbenut wordt? Heeft u inzicht in de (financiële) afwegingen van de gemeenten om te kiezen voor verbranding van afval in plaats van recycling van afval? Bent u bereid een verbrandingsverbod in te voeren per 2022? Kunt u uw antwoorden toelichten?
In Nederland wordt jaarlijks circa 2.000 kton plastic op de markt gebracht, circa 1.700 kton (= 1,7 miljoen kg) afgedankte plastics wordt vervolgens aangeboden voor verbranding of recycling. In Nederland wordt een relatief hoog percentage plastics gerecycled in vergelijking met andere landen, maar een toenemende vraag naar recyclaat en dus de mogelijkheid om een verdere verschuiving van plastic verbranding naar recycling tot stand te brengen, is nodig om de kringloop te sluiten. De plastic recyclingcapaciteit wordt immers niet zozeer onderbenut, maar de afzet van het recyclaat stagneert als gevolg van de lage olieprijzen en vraaguitval bij de industrie (zoals de automotive).
Het is daarom belangrijk om op korte en lange termijn vast te houden aan gestelde doelstellingen en minimumnormen en standaarden voor afvalverwerking zoals genoemd in het Landelijk Afvalbeheerplan, het activiteitenbesluit, het Besluit beheer verpakkingen en vrijwillige afspraken zoals in het Plastic Pact NL. De recycling van plastics wordt gestimuleerd door middel van verschillende wettelijke normen en verwerkingsstandaarden. Voor gescheiden ingezameld en recyclebaar afval geldt de minimumstandaard recycling. Deze normen en standaarden gelden ook in tijden van crises en bieden de recyclingmarkt zekerheid. Alleen in het geval van een calamiteit kan een bevoegd gezag een tijdelijke uitzondering op deze minimumstandaard toestaan, zoals ook beschreven in de calamiteitenpassage van het LAP. De COVID-19-crisis voldoet aan de definitie van een calamiteit zoals bedoeld in het LAP. Dat heb ik aan gemeenten en andere betrokkenen in het afvalbeheer laten weten. De uitzonderingen worden overigens per geval beoordeeld en het ministerie dient hierover te worden geïnformeerd. In 2020 moeten producenten van verpakte producten er zorg voor dragen dat 50% van de kunststof verpakkingen voor recycling wordt aangeboden. Deze norm blijft ondanks corona van kracht en daarmee wordt de recycling van plastic verpakkingsafval op de kortere termijn gewaarborgd.
Ik voer een verkenning uit naar een verbod op het verbranden van recyclebaar afval. De verkenning zal moeten uitwijzen op welke manier een dergelijk verbod al dan niet tot stand zou kunnen komen. Ik zal uw Kamer te zijner tijd informeren over de resultaten van deze verkenning. Zoals aangekondigd in mijn brief dd. 17 april jl. aan uw Kamer6, zal ik de komende tijd met bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuurlijke partners de stappen richting 2050 in beeld brengen om te komen tot een toekomstbestendig afvalbeheersysteem richting een circulaire economie.
De vergunningverlening aan Vattenfall voor de bouw van een biomassacentrale in Diemen |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Bouw biomassacentrale kan doorgaan»?1
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel subsidie Vattenfall heeft aangevraagd voor de biomassacentrale in Diemen? Zo nee, waarom niet?
De centrale waaraan gerefereerd wordt, heeft een subsidiebeschikking ontvangen in de najaarsronde van de SDE+ in 2019. Over de uitkomsten hiervan is de Kamer op 24 juni geïnformeerd (kenmerk 2020D25815). De relevante informatie over deze en andere subsidiebeschikkingen, waaronder het maximale subsidiebedrag, is zoals gebruikelijk gepubliceerd op www.rvo.nl.
Mocht u geen uitspraak kunnen doen over de hoogte van de subsidie vanwege bedrijfsbelangen, kunt u dan ingaan op de balans tussen de openbaarheid van bestuur en het beschermen van bedrijfsbelangen? Is die balans naar uw mening momenteel juist?
Zie antwoord vraag 2.
Is er al een beslissing genomen aangaande de subsidieaanvraag? Kunt u aangeven wanneer deze genomen wordt? Zo nee, waarom niet?
Er is reeds een besluit genomen de subsidie toe te kennen.
In het geval dat er nog geen beslissing is genomen over de subsidieaanvraag, kunt u dan de uitspraak van de rechter in de rechtszaak van Mobilisation for the Environment (MOB) tegen de biomassacentrale in Diemen en het nog te publiceren Duurzaamheidskader Biomassa meenemen in uw beslissing? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat u bereid bent om een tijdelijke stop af te kondigen op de bouw van nieuwe biomassacentrales terwijl de heroverweging van de subsidie en het bredere biomassa beleid plaatsvindt, zoals u aangeeft in uw antwoord op schriftelijke vragen van het lid Van Raan?2 Zo nee, waarom niet?
Nee. Het kabinet gaat niet over de bouw van biomassacentrales. Het kabinet besluit wel over de subsidie voor het gebruik van duurzame biomassa. In het kader van de uitvoering van de motie Sienot c.s. (Kamerstuk 32 813, nr. 554) worden er in ieder geval in de najaarsronde van de SDE++ in 2020 (nu gepland voor 24 november tot 17 december) geen nieuwe subsidiebeschikkingen afgegeven voor warmteproductie door verbranding van houtige biomassa middels installaties met een vermogen < 5 MWth.
Vindt u het nog verantwoord om subsidies af te geven aan biomassacentrales die aan dezelfde duurzaamheidseisen moeten voldoen voor het te stoken hout3, overwegende de aangenomen motie-Koffeman c.s. in de Eerste Kamer van 12 november 2019 (Kamerstuk 35 300, O) om voorlopig geen subsidies meer af te geven voor het bijstoken van hout?
Het kabinet heeft eerder al aangekondigd geen nieuwe subsidie te zullen geven voor de bij- en meestook van duurzame biomassa in kolencentrales. Deze categorie is sinds 2018 niet meer opengesteld in de SDE+-regeling. De regering ziet de motie Koffeman c.s., waarin wordt gevraagd om op zo kort mogelijke termijn alle voorgenomen subsidies voor hout-bijstook in kolencentrales stop te zetten, dan ook als een bevestiging van bestaand beleid. Ook geeft het kabinet uitvoering aan de motie Sienot c.s. door geen nieuwe subsidie beschikbaar te stellen voor het gebruik van vaste houtige biomassa voor de productie van uitsluitend elektriciteit.
Kunt u gegeven het feit dat het Duurzaamheidskader Biomassa nog ontvangen moet worden, de maatschappelijke onrust over biomassa groeit en het feit dat de emissienormen voor centrales in 2022 aangepast worden, nogmaals uitleggen waarom u het niet nodig vindt om nu een moratorium op subsidie voor biomassa af te kondigen?
Ik ben bekend met de algemene discussie over het gebruik van duurzame biomassa, en de specifieke casus van de centrale in Diemen. De biomassacentrale in Diemen voldoet aan de wettelijke voorwaarden en over de bouw zijn afspraken gemaakt tussen het betrokken bedrijf en de verantwoordelijke bevoegde instanties. Het Rijk speelt hierbij verder geen rol. De eigenaar heeft momenteel zelf besloten de bouw uit te stellen en te wachten op het duurzaamheidskader.
Ten aanzien van de bredere discussie over biomassa leven er in de samenleving verschillende zorgen. Het duurzaamheidskader dat het kabinet binnenkort aan uw Kamer zal aanbieden is bedoeld om zorgen rond de duurzaamheid en de verschillende toepassingen van biomassa te adresseren. Zoals ik eerder in deze beantwoording heb aangegeven, geeft het kabinet uitvoering aan de motie Sienot c.s. over het gebruik van vaste houtige biomassa voor energietoepassingen. Er wordt geen nieuwe subsidie beschikbaar gesteld voor de productie van uitsluitend elektriciteit en er wordt in de najaarsronde van de SDE++ in 2020 geen subsidie gegeven voor installaties met een vermogen < 5 MWth. Het kabinet zal bovendien, uitgaande van de tijdige beschikbaarheid van de concrete emissie-eisen, borgen dat installaties voor de verbranding van vaste houtige biomassa die in 2021 SDE++-subsidies aanvragen al aantoonbaar moeten voldoen aan de verwachte aanscherping van de emissie-eisen voor installaties tussen de 0,5 en de 50 MWth, die in 2022 van kracht moet worden. Tot slot zal ik op korte termijn het duurzaamheidskader voor biomassa aan uw Kamer aanbieden, dat ingaat op het tijdpad voor de beëindiging van de subsidiering van warmteproductie met vaste houtige biomassa, en zal ik een uitfaseringsstrategie maken voor 2021 waarin ik op hoofdlijnen toelicht hoe het gebruik van vaste houtige biomassa voor warmte moet worden afgebouwd.
Erkent u dat de bouw van de biomassacentrale in Diemen als controversieel wordt beschouwd door de maatschappij? Zo niet, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Wat vind u van de grote weerstand bij lokale overheden, zoals de gemeenten Diemen, Gooise Meren, Weesp en stadsdeel Oost (Amsterdam), omtrent de mogelijke komst van een biomassacentrale in Diemen?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid zich in te zetten voor een (tijdelijke) stop op de bouw van de biomassacentrale in Diemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de mening dat het niet verschaffen van deze duidelijkheid tot onzekerheid leidt bij de bevolking? Zo ja, hoe gaat u de ongerustheid wegnemen?
Dat mensen onzeker zijn zolang ergens nog geen duidelijkheid over is, geloof ik zonder meer. De uitvoering van de klimaatopgave tot 2050 kent nog vele onzekerheden, die gaandeweg, aan de hand van nieuwe inzichten zullen worden verhelderd. Het kabinet is van mening dat houtige biomassa nog enige tijd noodzakelijk is voor het realiseren van de klimaatopgave en de transitie naar een circulaire economie. Daarbij hanteert het kabinet als uitgangpunt dat alle biomassa die in Nederland gebruikt wordt duurzaam moet zijn, dat het gebruik ervan op termijn zo hoogwaardig en beperkt mogelijk is, en dat luchtkwaliteitseffecten zoveel als mogelijk worden beperkt.
Het bericht ‘Miljoenen koffiebekers Rijk niet gerecycled maar verbrand’ |
|
Jessica van Eijs (D66), Suzanne Kröger (GL), Cem Laçin |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() ![]() |
Kent u het NOS bericht, naar aanleiding van het onderzoek van KRO-NCRV «De Monitor»: «Miljoenen koffiebekers Rijk niet gerecycled maar verbrand»?1
Ja.
Klopt het dat in strijd met alle ambities circa 85 miljoen koffiebekertjes van de rijksoverheid niet gerecycled maar verbrand worden?
Ik heb vernomen dat de koffiebekertjes niet worden gerecycled maar verbrand. Dit is echter niet in overeenstemming met de afgesloten contracten. In contracten met afvalverwerkende bedrijven is afgesproken dat de koffiebekertjes gerecycled moeten worden.
Wist de inkoper en/of verkoper van de bekers dat deze niet gerecycled zouden worden? Kon dit redelijkerwijs worden verwacht/voorspeld?
De contracten met de afvalbedrijven vallen onder de categorie Afvalzorg en Grondstoffenmanagement. Bij de uiteindelijke gunning van het contract hebben afvalbedrijven zich gecommitteerd aan de eisen die door de rijksoverheid zijn gesteld aan het recyclen van koffiebekers. Het contract is vooraf getoetst aan de hand van een levenscyclusanalyse (LCA), uitgevoerd door Wageningen University & Research (WUR) en TNO. De afvalverwerkers hebben, los van een algemeen aandachtspunt dat het belangrijk is dat de koffiebekers niet te zeer vervuild mogen zijn, afgelopen jaar geen signalen afgegeven dat de bekers niet gerecycled zouden kunnen worden.
Is er vooraf overleg geweest met de verwerkende partij over de recycling van de bekers?
Er zijn overleggen geweest met de contractpartner over de recycling van de bekers. De contractpartner werkt met een onderaannemer die de daadwerkelijke recycling verzorgt. Het is aan de contractpartner om met inachtneming van het contract met de rijksoverheid afspraken te maken met de onderaannemer.
Welke stappen kunnen gezet worden om ervoor te zorgen dat deze koffiebekers voortaan wel gerecycled worden? Is dit op te lossen met een andere techniek, ander materiaal of communicatie naar de koffiedrinkers?
Op dit moment is er contact met de contractpartner over de ontstane situatie. Voor de toekomst worden hergebruik van systemen, andere technieken en ook alternatieve materiaal onderzocht op potentie en haalbaarheid. Hetzelfde geldt voor een verbetering in de interne voorlichting aan medewerkers ten aanzien van afvalscheiding.
Welke andere lessen kunnen we uit dit voorval trekken over hoe we meer recycling op gang krijgen in de omslag naar de circulaire economie?
In de huidige contracten die uit 2016 en 2017 stammen en tot eind dit jaar lopen heeft de rijksoverheid ervoor gekozen om het ophalen en recyclen bij reguliere afvalverwerkers onder te brengen. Om meer transparantie in de keten te brengen heeft de rijksoverheid besloten de keten op te knippen. Vanaf 1 januari 2021 gaat de rijksoverheid na een aanbesteding rechtstreeks zaken doen met recyclers om maximaal invloed uit te oefenen op de aangeboden afvalstromen.
Zijn er vergelijkbare voorbeelden waar ambitie en resultaat op het gebied van recycling of verduurzaming van de overheid zo ver uiteen liggen?
Ik wil ook zelf het goede voorbeeld geven in hoe circulair in Rijkspanden wordt omgegaan met plasticverpakkingen en consumptiegoederen. Dat we er nog niet zijn, toont het onderzoek van De Monitor aan.
Ik koers daarom aan op de nieuwe afvalcontracten per 2021 zoals hiervoor genoemd en verdergaande innovaties – zoals met meer hergebruik – samen met ketenpartners om verspilling en afval verder terug te dringen.
Het bericht ‘Over de Maas is transparant, maar alleen tot op zekere hoogte’ |
|
Erik Ziengs (VVD) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Over de Maas is transparant, maar alleen tot op zekere hoogte: het is geen vuilnishoop»?1
Ja.
Bent u het ermee eens dat goede controle van ingevoerde grond van belang is om zo te voorkomen dat er grote hoeveelheden vervuilde grond in Nederlandse plassen gestort worden?
Geïmporteerde grond moet voldoen aan wettelijke eisen. Zo moet geïmporteerde grond voldoen aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit en dient elk transport te worden gemeld bij de ILT (EVOA-regelgeving). Bij deze melding dient een milieu hygiënische verklaring aanwezig te zijn. Indien door Rijkswaterstaat bij een fysieke controle wordt geconstateerd dat de partij niet overeenkomt met de melding Besluit bodemkwaliteit wordt conform de Landelijke handhavingsstrategie opgetreden. Voor 2019 en 2020 is het toezicht op de import van grond ten behoeve van de verondieping van diepe plassen opgenomen als speerpunt voor de Inspectie Leefomgeving en Transport en de samenwerking met Rijkswaterstaat is geïntensiveerd.
Wat zijn de resultaten van steekproefcontroles van de uit het buitenland aangeleverde grond, die Rijkswaterstaat, na klachten van omwonenden strenger is gaan controleren en waar bij een aantal gecontroleerde schepen (met eindbestemming dit project) problemen naar voren kwamen sinds het moment van de verondieping?
In oktober 2018 hebben Rijkswaterstaat en de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) een gezamenlijke handhavingsactie uitgevoerd op scheepstransporten met geïmporteerde grond. Hierbij is zowel administratief als fysiek gecontroleerd. De ILT heeft gecontroleerd op de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen en Rijkswaterstaat op het Besluit bodemkwaliteit. Hierbij is vastgesteld dat de naleving op de regelgeving slecht was. Voor 2019 en 2020 is daarom het toezicht op de import van grond als speerpunt aangemerkt binnen de Inspectie Leefomgeving en Transport. Hierover heb ik u ook geïnformeerd met de brief van 4 december 2019 (Kamerstuk 28 089, nr. 153) betreffende de stand van zaken tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie.
Bent u bekend met het door de gemeente Maas en Waal en het Burgercollectief Dreumelse Waard aangekondigde onderzoek naar de herkomst en samenstelling van de grond en transporten?
Ik ben bekend met het onderzoek. Het onderzoek is inmiddels in opdracht van de gemeente West Maas en Waal door RPS advies- en ingenieursbureau uitgevoerd.
In het kader van het onderzoek is de administratie van 25 toegepaste partijen grond in het project «Over de Maas» onderzocht. Voor deze partijen is vastgesteld dat de landelijke regels worden toegepast. De gemeente maakt zich echter wel zorgen of de landelijke regels en het systeem voldoende sluitend zijn. Hierover zal door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een gesprek met de gemeente worden gevoerd. Het gaat hierbij vooral om het verkrijgen van meer inzicht in de oorsprong, aard en omvang van toegepaste grondstromen.
Bent u bereid zich sterk te maken voor het inregelen van structurele handhaving bij het toepassen van grond, en dan met name in het geval van verondiepingsgrond?
Ja. Het toezicht op import en het toepassen van grond in diepe plassen is voor Rijkswaterstaat en de Inspectie Leefomgeving en Transport een speerpunt. Het bevoegd gezag voor het verondiepen van diepe plassen ligt bij de waterbeheer, dat wil zeggen Rijkswaterstaat of het Waterschap. Het toezicht wordt door Rijkswaterstaat en de Inspectie Leefomgeving en Transport risico gestuurd uitgevoerd, daarmee kan een maximaal effect worden gerealiseerd met de beschikbare capaciteit. Deze risico gestuurde aanpak moet ervoor zorgen dat de inspecteurs eerder moedwillige niet-nalevers controleren. Waar er sprake is van een overtreding vindt handhaving plaats. Ik ga verder in gesprek met de provincies, waterschappen en gemeenten over de intensivering van de handhaving. Hiermee geef ik gevolg aan de motie van de leden Brenk (50PLUS) en Stoffer (SGP) (TK, 2019–2020, 35 300XII, nr.46).
Op welke kennis is de aanname van additionele natuurwinst in dit geval gebaseerd, gegeven het feit dat projecten als de verondieping van de Vonkerplas worden georganiseerd om extra natuurwinst te realiseren en in de uitzending van Zembla van 26-09-2019 werd gesteld dat natuurwinst door verondiepen geen algemeen houdbare stelling meer is? Is die kennis nog relevant?
De ecoloog Piet-Jan Westendorp heeft in de Zembla uitzending aangegeven dat je niet in algemene zin kunt zeggen dat een verondieping goed is voor de natuur. Ik onderschrijf deze bewering. Per diepe plas moet worden onderzocht of een verondieping nodig is en of het goed is voor de natuur, dit is maatwerk. Bij de voorbereiding van een verondieping kan nu bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van de «Handreiking voor het herinrichten van diepe plassen» en het kennisdocument van de STOWA «Heldere kijk op diepe plassen» uit 2010. In het document van de STOWA is de kennis voor een ecologische beoordeling vertaald naar praktijkgerichte maatregelen en beoogde effecten.
Hoe worden dit project en andere soortgelijke (verondiepings)projecten verantwoord als de doelen niet vooraf bepaald zijn?
Het doel van een project moet vooraf zijn bepaald. Bij het verondiepen van een diepe plas moet namelijk het uitgangspunt zijn dat toepassingen niet mogen leiden tot onaanvaardbare risico’s en het moet gaan om een nuttige en functionele toepassing. In het inrichtingsplan moet worden onderbouwd hoe dit doel wordt bereikt. Hierbij moet ook aandacht zijn voor een gewenste ontwikkeling van een gebied en bestaande of in voorbereiding zijnde ruimtelijke- en waterplannen. De waterbeheerder en de gemeente moeten een project respectievelijk toetsen aan het Besluit bodemkwaliteit en het bestemmingsplan/waterplan.
Op welke wijze vinden aanbestedingen plaats voor het verondiepen van plassen? Wordt daar gekeken naar andere factoren dan enkel prijs? En zo ja, welke?
Veel van de verondiepingen van diepe plassen worden uitgevoerd door private partijen. Bij de projectvoorbereiding, het schrijven van bestek en de opdracht moet rekening worden gehouden met het inrichtingsplan voor het project en de wettelijke eisen. Immers een verondieping moet nuttig en functioneel zijn en overeenkomstig de geformuleerde doelstelling worden uitgevoerd.
Het bericht ‘MSC Zoe: nog 2 containers en een regeling te gaan’ |
|
Remco Dijkstra (VVD), Aukje de Vries (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «MSC Zoe: nog 2 containers en een regeling te gaan»?1 Wat vindt u van het bericht?
Ja.
Het bericht bevat een correcte weergave van enkele relevante feiten over de bergingsoperatie. Voor een volledig overzicht van de stand van zaken omtrent de berging verwijs ik naar mijn brief van 27 november 2019 aan uw Kamer.
Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot de afhandeling en uitkering van de schadevergoeding door MSC Zoë?
Het totaal aan namens overheden en terreinbeherende natuurorganisaties ingediende claims bedraagt thans € 2,86 mln. Hiervan is inmiddels € 0,93 mln door MSC vergoed. Het totaal aan openstaande claims bedraagt nu nog € 1,93 mln. Dit bestaat uit € 1,5 mln van de vier rijkspartijen en € 0,43 mln van overige partijen. Van laatst genoemd bedrag komt ca. € 0,11 mln van de vijf Waddeneilandgemeenten.
Op 9 september jl. heeft MSC aangeboden om op korte termijn een deel van de resterende claims te betalen en die van de Waddeneilandgemeenten versneld deels te voldoen. MSC stelde als voorwaarde voor een versnelde betaling een finale vrijwaring voor nieuwe claims. De Waddeneilandgemeenten hebben het aanbod en de voorwaarde van MSC afgewezen. Om te voorkomen dat de Waddeneilandgemeenten nu nog langer op hun geld moeten wachten heb ik aangeboden het door de Waddeneilandgemeenten geclaimde bedrag van ca. € 0,11 mln voor te schieten. Dit bedrag wordt onverkort bij MSC, die verantwoordelijk is voor de schade, geclaimd. De gesprekken met MSC over de afwikkeling van alle claims worden voortgezet.
Kunt u aangeven hoe het contact met de rederij en de verzekeraar van de rederij verloopt?
Er is periodiek overleg tussen de vicepresident van MSC en Rijkswaterstaat. Op 9 september jl. heeft het laatste overleg op dit niveau plaatsgevonden. Tussentijds verloopt het contact tussen Rijkswaterstaat en de reder en verzekeraar via advocaten. Rijkswaterstaat wordt bijgestaan door het kantoor van de Landsadvocaat.
Kunt u aangeven waarom de volledige opruimkosten nog maar slechts deels zijn vergoed door de rederij en waarom de afhandeling zo oneindig lang duurt?
Naast de schadeclaims genoemd in het antwoord op vraag 2 is MSC door mij ook aansprakelijk gesteld voor de kosten van mogelijke toekomstige berging van lading op zee en land, vergoeding van de kosten van de pilot Hot Spot Net Catching, de toegenomen kosten van het Fishing for Litter programma en de ecologische gevolgen van de containerramp op de lange termijn. Het kost tijd om op al deze onderdelen met MSC tot overeenstemming te komen.
Wat vindt u van het feit dat direct gemaakte opruimkosten nog maar slechts deels vergoed zijn door rederij MSC, 11 maanden na het verliezen van de 342 containers? Hoe moet dit gezien worden tot eerdere uitspraken die u deed in de brief van 10 juli 2019, waarbij u blijft inzetten op snelheid?2
In de brief van 10 juli geef ik aan snelheid te willen, maar ook een ordentelijke afhandeling. Zie het antwoord op vraag 4.
Wanneer kan de afhandeling van de schade door de rederij naar tevredenheid eindelijk opgelost worden (want het geduld begint behoorlijk op te raken)? Kan dit uiterlijk eind 2019 zijn afgehandeld c.q. kan het geld dan uiterlijk zijn overgemaakt?
In mijn antwoord op vraag 4 geef ik aan dat ik met de reder en verzekeraar in gesprek ben over veel meer onderwerpen dan alleen de schadeclaims. Ik denk dat hier nog enige tijd voor nodig is en wil mij niet vastleggen op een einddatum.
Hoelang wacht u nog totdat er stevigere juridische instrumenten worden ingezet? Hoe moet dit gezien worden tot eerdere uitspraken die u deed in de antwoorden op de vragen van de leden Aukje de Vries en Remco Dijkstra over het bericht «Natuurorganisaties willen weten: waar blijft de schadevergoeding voor de aangespoelde containers (d.d. 2 oktober 2019), waarbij u inzet op juridische middelen indien de minnelijke overeenstemming niet mogelijk is?3
Mijn geduld om tot een minnelijke schikking te komen is niet oneindig maar op dit moment heb ik nog geen indicatie dat we er met de reder/verzekeraar niet zullen uitkomen. De inzet van juridische instrumenten acht ik daarom op dit moment nog niet lonend. Ik monitor dit voortdurend.
Welke juridische instrumenten kan en/of gaat u inzetten? Wanneer gaat u deze inzetten?
Als er met MSC geen overeenstemming zou worden bereikt dan zou de volgende stap kunnen zijn om de rechter te vragen om MSC tot betaling van de toegebrachte schade te veroordelen maar dat is vooralsnog niet aan de orde.
Zie verder het antwoord op vraag 7.
Bent u het eens dat de schade-afhandeling nu eindelijk eens snel moet worden afgerond en juridische middelen op korte termijn moeten worden ingezet indien afhandeling niet snel plaatsvindt?
Ik ben het met u eens dat een spoedige afhandeling van de schadeclaims de voorkeur heeft. Ik zie vooralsnog onvoldoende aanleiding om op korte termijn juridische instrumenten in te zetten. Ik verwijs naar het antwoord op de vragen 7 en 8.
Het bericht ‘NAM: Geen lekkage van afvalwater maar wel groot onderhoud in Rossum’ |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «NAM: Geen lekkage van afvalwater maar wel groot onderhoud in Rossum»?1
Ja.
Klopt het dat de afvalwaterinjectie in Twente wederom wordt geconfronteerd met aantasting van de infrastructuur door bacteriegroei? Zo ja, wanneer is de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) erachter gekomen dat er bacteriegroei in het pompsysteem aanwezig is? Wanneer is dit aan de toezichthouder gemeld? In welke mate was het systeem aangetast voordat het recent werd weggehaald?
Op 16 april 2015 is in een weiland ter hoogte van Holtheme (provincie Overijssel) een lekkage ontdekt in de productiewaterleiding van de NAM die van Schoonebeek naar de NAM locatie Rossum-Weerselo loopt. De lekkage bleek primair veroorzaakt door interne corrosie door microbiologische activiteit. NAM heeft vervolgens besloten tot het repareren van de buisleiding door een kleinere met staal versterkte kunststofleiding binnen in de bestaande koolstofstalen leiding aan te brengen. Het zogenoemde «buis in een buis systeem» is na druktesten en akkoord van SodM in augustus 2016 in gebruik genomen. De nieuwe kunststofleiding is bestand tegen microbiologische activiteit.
De putten worden jaarlijks onderzocht of alle voorzorgsmaatregelen afdoende werken. Het periodiek onderzoek is via de milieuvergunning voorgeschreven en is aanleiding voor de recente werkzaamheden op de locaties te Rossum. Van de putten ROW2, ROW4, ROW5 is de wanddikte van de tubing gemeten (ROW7 volgt in december 2019). De voorlopige resultaten van deze metingen geven geen aanleiding tot ongerustheid. SodM ontvangt binnenkort de definitieve resultaten.
Behalve deze metingen vinden ook onderhoudswerkzaamheden op de locaties plaats. Zo zijn in november 2019 op de locatie ROW7 de flensverbindingen hersteld en van coating voorzien. SodM ziet deze werkzaamheden op de locaties te Rossum als vereist onderhoud met bijbehorende reguliere inspectie activiteiten. Het staken van de waterinjectie is dan ook niet aan de orde. Of de geconstateerde corrosie aan de flensverbindingen van de bovengrondse buizen door bacteriën of andere elementen in het injectiewater is veroorzaakt, wordt momenteel door de NAM in detail onderzocht.
Is de extra pijp, die is aangebracht na de corrosielekkage door bacteriën in de transportleiding, aangebracht tot en met de injectieputten, of tot een verdeelstation ruim voor de injectieputten?
De nieuwe kunststofleiding is op het traject van locatie De Hulte tot aan het verdeelstation Rossum-Weerselo-Centraal in de bestaande koolstofstalen transportleiding aangebracht. De ondergrondse leidingen van het verdeelstation Rossum-Weerselo-Centraal tot aan de injectielocaties zijn niet gemaakt van een andere staallegering namelijk Incoloy 825. Deze legering van chroom, nikkel en ijzer is goed bestand tegen corrosie. Het is niet nodig om bij dit type leiding een buis-in-een-buis systeem aan te brengen. De Incoloy-leidingen worden geïnspecteerd via het regulieren inspectieprogramma.
Wat is de stand van zaken bij de andere injectielocaties, bijvoorbeeld de locatie Schipweg (Rossum, Overijssel), direct naast natuurgebied Voltherbroek en de locatie aan de Bentersteeg (Rossum, Overijssel)?
NAM voert regelmatig inspecties en onderhoud uit aan onder meer bovengrondse buizen. Bij een eerdere inspectie werd corrosie aangetroffen op een aantal bovengrondse flensverbindingen. Deze flensverbindingen zijn daardoor opgenomen in het eerstvolgende onderhoudsprogramma.
NAM voert deze winter op alle drie waterinjectielocaties een uitgebreid onderhoudsprogramma uit, waarbij alle flensverbindingen worden gedemonteerd en worden voorzien van een corrosiebestendige coating. Op dit moment wordt het onderhoud uitgevoerd op de locatie Rossum-Weerselo-2 daarna zullen Rossum-Weerselo-3 en Rossum-Weerselo-5 aan de beurt zijn.
Welke plekken rondom het oliewinningsproces in Schoonebeek hebben nog meer te maken met bacteriegroei? Heeft de oliewinning/afvalwaterinjectie in/rondom Rotterdam te maken met dergelijke problematiek?
Bacteriegroei kan onder specifieke omstandigheden aanleiding geven tot corrosie. Men moet dan ook bij het ontwerp en het gebruik van installaties hiermee rekening houden. Door geschikte materialen toe te passen en of beschermende hulpstoffen te gebruiken kan corrosie ten gevolge van bacteriegroei worden tegengegaan. In beginsel kan dit fenomeen zich bij alle installaties voordoen waar sprake is van aanwezigheid van water. Het risico wordt door de industrie onderkend. Via analyses, inspecties en regulier onderhoud wordt het risico op corrosie door bacteriegroei beheerst.
Specifieke omstandigheden die leiden tot corrosie en of bacteriegroei kunnen zich in principe op iedere mijnbouwlocatie voordoen, dus ook in Schoonebeek of Rotterdam.
Bent u of de toezichthouder bereid zelf onderzoek uit te voeren, in plaats van de NAM, naar of de injectieputten nog waterdicht zijn? Zo nee, waarom niet?
SodM ziet daartoe geen aanleiding. De aanwezige druk tussen de verbuizing en de injectiebuis toont de integriteit van de beide buizen aan en bewijst dat beide barrières nog intact zijn.
Controle van de injectiebuis is de verantwoordelijkheid van NAM. SodM ziet er op toe dat deze controle tijdig en goed wordt uitgevoerd en toetst deze. Als de injectiebuis lek raakt, moet de injectie stoppen totdat de injectiebuis gerepareerd is. Een lekke injectiebuis leidt door de specifieke putopbouw niet tot een lekkage naar de omgeving, omdat de verbuizing een tweede barrière vormt.
Bent u of de toezichthouder bereid zelf monsters te nemen van het te injecteren olie-afvalwater? Zo nee, waarom niet?
Mijnbouwondernemingen nemen periodiek monsters van het productiewater en de laboratoriumresultaten komen via de jaarrapportage bij SodM. Het toezicht van SodM is er met name op gericht dat het water zonder lekkage en impact op mens en milieu wordt teruggebracht naar de diepe ondergrond waar dit soort water van nature al aanwezig is. Ook ziet SodM er op toe dat geen ander water dan hetgeen vergund is, wordt geïnjecteerd en dat de hoeveelheid stoffen die worden toegevoegd minimaal zijn. Daarvoor is het nemen van monsters door SodM voor het bepalen van de samenstelling niet nodig. SodM controleert de rapportages die de mijnbouwondernemingen hiervoor aanleveren. De afgelopen jaren zijn geen oneigenlijke praktijken waargenomen.
SodM zal gegeven de recente berichtgeving2 een aantal gerichte extra controles uitvoeren. Hierbij zal onder andere gekeken worden naar de representativiteit van de monstername en de kwaliteit van de onderzoeken.
Is overwogen de afvalwaterinjecties stil te leggen in afwachting van de reparaties op de injectielocaties? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u of de toezichthouder contact met de Duitse autoriteiten als gevolg van de lekkage in Emlichheim? Zo ja, welke maatregelen zijn er in Nederland genomen door die contacten?
SodM staat in contact met de Duitse autoriteiten. De Nederlandse lokale en provinciale overheden staan ook in contact met de Duitse lokale overheden om geïnformeerd te blijven over de ontwikkelingen in Duitsland. De verontreiniging is op Duits grondgebied, op afstand van de grens, en wordt door de Duitse autoriteiten gemonitord. De ontwikkeling van de verspreiding is onderdeel van monitoring aan Duitse zijde van grens. De verwachting is dat de verontreiniging op Duits grondgebied blijft. Er worden door de mijnbouwonderneming voorbereidingen getroffen om de verontreiniging te verwijderen.
SodM heeft de oorzaken van het incident besproken met de Duitse toezichthouder, en de Duitse mijnbouwonderneming die het incident veroorzaakt heeft. Er is geen aanleiding tot het nemen van maatregelen in Nederland.
Is de Schoonebeeklocatie en het olieveld vrij van incidenten? Zo nee, welke voorvallen hebben zich daar sinds 2011 voorgedaan?
In de periode 2011 tot heden hebben zich op de locaties van gemeente Schoonebeek (oliewinning en gaswinning) in totaal 10 incidenten voorgedaan (zie de onderstaande tabel).
7-8-2011
SCHOONEBEEK WKC/OBI/CTF
Olielekkage, ca. 150 liter door verkeerde pakking flensverbinding losgekomen
29-1-2012
SCHOONEBEEK 2.800
Olielekkage, 7,5 m3 door lekkage as-afdichting oliepomp
31-1-2012
SCHOONEBEEK WKC/OBI/CTF
Diesel lekkage uit hijskraan, ca. 10 liter door losgetrild brandstof filter
29-11-2012
SCHOONEBEEK WPS
Lekkage injectiewater, 2 m3 grond verontreinigd, door lekkende las van zuigaansluiting GRE-leiding
4-10-2013
SCHOONEBEEK 447
Lekkage van blusmiddel
9-11-2015
SCHOONEBEEK WKC/OBI/CTF
Koelvloeistoflekkage, ca. 100 liter door lekkende vloeistofcontainer
8-3-2016
SCHOONEBEEK WPS
Injectiewater morsing, ca. 200 liter door losgeschoten zuigleiding
6-7-2017
SCHOONEBEEK 2.300
Hoekbak overgelopen.
27-6-2018
SCHOONEBEEK 1.300
300 liter afvalwater met olie gelekt uit tank tijdens het lossen van een vrachtwagen
3-10-2019
SCHOONEBEEK 3.000
Putkelder overgelopen door zware regenval
Bent u bereid om, zoals de commissie-Remkes adviseert, de subsidie voor het bijstoken van biomassa in energiecentrales te heroverwegen? Zo nee, waarom niet?
In het licht van stikstofdepositie is er geen reden de subsidie te heroverwegen. Zoals de commissie-Remkes zelf constateert draagt heroverweging niet bij aan de reductie van stikstofdepositie. Het kabinet acht de bijstook van duurzame biomassa in energiecentrales nodig voor het behalen van de doelen rond hernieuwbare energie en CO2-reductie.
Kunt u aangeven hoeveel subsidie het afgelopen jaar ging naar biomassa in de brede zin? Hoeveel subsidie ging er specifiek naar biomassa (bij)stook voor energieopwekking?
In deze vraag interpreteer ik «biomassa in de brede zin» als zijnde alle vormen van hernieuwbare warmte- en elektriciteitsproductie met biomassa. In totaal is hieraan in 2018 € 310 miljoen subsidie uitbetaald.
Ik ben niet in de positie om specifieke informatie te verschaffen over de hoeveelheid subsidie die in 2018 is uitbetaald voor de bijstook in kolencentrales, omdat er in 2018 slechts één bedrijf was dat hiervan gebruik maakte en ik met het publiceren van deze gegevens bedrijfsvertrouwelijke informatie zou verstrekken.
Kunt u aangeven hoeveel biomassacentrales er op dit moment gepland of in aanbouw zijn? Welke van deze centrales zijn nog niet definitief? Wat is het vermogen van deze centrales? Hoeveel hiervan zijn warmtecentrales en hoeveel zijn elektriciteitscentrales?
Onderstaande tabellen geven een uitsplitsing het soort biomassa-installaties dat op dit moment een SDE+-beschikking hebben en die in verschillende stadia van ontwikkeling zijn:
Type installaties
Individueel vermogen installaties / soort installatie
Aantal installaties
Installaties op vaste biomassa
< 1 MW
12
1 – 10 MW
10
> 10 MW
2
Installaties op vloeibare biomassa
< 1 MW
1
1 – 10 MW
1
> 10 MW
1
Vergisting
Monomestvergisting
14
Co-vergisting
5
Overige vergisting
2
Type installaties
Individueel vermogen installaties / soort installatie
Aantal installaties
Installaties op vaste biomassa
< 1 MW
47
1 – 10 MW
43
> 10 MW
41
Bijstook in kolencentrales
4
Vergisting
Monomestvergisting
96
Co-vergisting
9
Overige vergisting
4
Type installaties
Individueel vermogen installaties / soort installatie
Aantal installaties
Installaties op vaste biomassa
>10 MW
1
Installaties op vloeibare biomassa
> 10 MW
1
Vergisting
Monomestvergisting
24
Co-vergisting
15
Overige vergisting
7
Bent u op de hoogte van de toenemende maatschappelijke weerstand tegen biomassacentrales, zoals blijkt uit het verzet in Diemen en Arnhem?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u op de hoogte van de wetenschappelijke weerstand tegen biomassacentrales, zoals blijkt uit de publicatie «Serious mismatches continue between science and policy in forest bioenergy»?1
Ja, ik ben ervan op de hoogte dat er weerstand bestaat tegen sommige biomassacentrales.
Deelt u de mening dat, de eerder genomen beleidsbeslissingen daargelaten, de meest recente wetenschappelijke inzichten het gebruik van biomassa als duurzame brandstof niet langer rechtvaardigen? Zo nee, waarom niet? Op welke wetenschappelijke informatie baseert u dat?
Ja, ik ken de genoemde publicatie van een aantal leden van de European Academies Science Advisory Council (EASAC).
Benoemt u op dit moment biomassa nog steeds als duurzaam? Zo ja, op welke gronden? Hoe luidt (ter voorkoming van misverstanden) de definitie van duurzame biomassa op dit moment en op welke wetenschappelijke gronden is die definitie tot stand gekomen?
Nee. Voor een toelichting verwijs ik u naar mijn reactie op de eerdergenoemde EASAC-publicatie.
Kunt u aangeven wat de consequenties voor Nederland en het Nederlandse klimaatbeleid zou zijn wanneer het verstoken van biomassa niet alleen door de wetenschap, maar ook door internationale organisaties zoals de EU en de VN niet langer als duurzame energie gezien zou worden?
Het kabinet is ervan overtuigd dat duurzame biomassa een bijdrage kan leveren aan de transitie naar een klimaatneutrale samenleving en een circulaire economie. Het kabinet erkent dat niet alle gebruik van biomassa duurzaam is. Om die reden stelt het kabinet nu al strenge duurzaamheidseisen aan houtige biomassa die met subsidie in energiecentrales wordt gebruikt. Daarnaast werkt het kabinet aan een duurzaamheidskader voor alle biomassa. Voor een verdere toelichting verwijs ik naar mijn reactie op de EASAC-publicatie.
Deelt u de mening dat Nederland en haar klimaatbeleid ontzettend kwetsbaar zijn nu de regering voor de verduurzaming grotendeels inzet op een energievorm waarvan de wetenschap al aangeeft dat deze niet duurzaam is?
Het kabinet gaat uit van de bestaande internationale en Europese afspraken.
Wat dient er te gebeuren alvorens Nederland haar kwalificatie «duurzaam» voor biomassa aanpast?
Nee, het Nederlandse klimaat- en energiebeleid is erop gericht om in alle sectoren en met gebruikmaking van vele verschillende technologieën de transitie naar 49% broeikasgasreductie in 2030 te realiseren, als tussenstap naar 95% reductie in 2050.
Heeft u een plan in voorbereiding om de noodzakelijke klimaatopgave alsnog te realiseren, mocht het gebruik van biomassa niet langer als duurzaam geclassificeerd worden? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid, gegeven het gebrek aan wetenschappelijk en maatschappelijk draagvlak voor biomassacentrales, zo’n plan voor te bereiden? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet gaat uit van de bestaande internationale en Europese afspraken.
Bent u bereid in ieder geval een tijdelijke stop op de bouw van nieuwe biomassacentrales af te kondigen terwijl de heroverweging van de subsidie en het bredere biomassa beleid plaatsvindt? Zo nee, waarom niet?
Nee, het kabinet is ervan overtuigd dat de inzet van duurzame biomassa nu en richting 2030 en 2050 noodzakelijk is voor de verduurzaming van onze economie en het realiseren van de klimaatopgave. Daarbij gelden voor het kabinet twee uitgangspunten: alleen duurzame biomassa kan een bijdrage leveren aan de transitie naar een CO2-arme en circulaire economie, en duurzame biomassa moet uiteindelijk zo beperkt en hoogwaardig mogelijk worden ingezet. Op basis van deze uitgangspunten heeft het kabinet verschillende acties in gang gezet op het gebied van duurzame biomassa, in het bijzonder de ontwikkeling van een duurzaamheidskader en routekaarten voor nationale biomassa en cascadering. Uw Kamer is op 4 juli jl. geïnformeerd over de uitwerking van deze acties (Kamerstuk 32 813, nr. 375).
Kunt u deze vragen beantwoorden voor begrotingsbehandeling van Economische Zaken en Klimaat? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het kabinet gaat niet over de bouw van biomassacentrales. Het kabinet gaat wel over de subsidie voor het gebruik van duurzame biomassa. Nieuwe subsidiebeschikkingen voor bijvoorbeeld biostoomketels in de industrie of biomassacentrales in de gebouwde omgeving die worden afgegeven in de periode tot het duurzaamheidskader er is, moeten voldoen aan de huidige wettelijk geldende duurzaamheidscriteria.
Hoewel het PBL pas na 2030 knelpunten verwacht in de beschikbaarheid van duurzame biomassa, is het verstandig om rekening te houden met onzekerheden in prognoses van vraag en aanbod. Daarom wordt het PBL gevraagd om jaarlijks inzicht te bieden in de ontwikkeling van vraag en aanbod van duurzame biomassa en eventuele knelpunten in de beschikbaarheid van duurzame biomassa tijdig te signaleren. Zoals in het Klimaatakkoord is opgenomen, gaat het kabinet terughoudend om met het afgeven van nieuwe subsidiebeschikkingen ter stimulering van het gebruik van duurzame biomassa zodra partijen op basis van de jaarlijkse monitoring knelpunten in de beschikbaarheid van duurzame biomassa vóór 2030 verwachten, totdat het duurzaamheidskader is geïmplementeerd. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie Van Raan en Wassenberg (Kamerstuk 32 813, nr. 316).
Het bericht 'Natuurorganisaties willen weten: waar blijft de schadevergoeding voor de aangespoelde containers?' |
|
Remco Dijkstra (VVD), Aukje de Vries (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Wat vindt u van het bericht «Natuurorganisaties willen weten: waar blijft de schadevergoeding voor de aangespoelde containers?»1
Ik onderschrijf het standpunt dat MSC verantwoordelijk is voor het vergoeden van de schade en snel tot betaling moet overgaan.
Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot de afhandeling en uitkering van de schadevergoeding door MSC Zoë?
Wat betreft de geclaimde schadevergoedingen kan ik u het volgende melden.
De claims die via het schadeloket van Rijkswaterstaat namens de overheden en terreinbeherende natuurorganisaties bij MSC zijn ingediend bedroegen op 15 april 2019 in totaal 3,33 miljoen Euro. Sinds die tijd zijn er nog voor enkele tienduizenden Euro’s aan nieuwe claims ingediend bij het schadeloket.
Eind juni van dit jaar heeft MSC 0,6 miljoen Euro vergoed.
Ook heeft MSC 0,32 miljoen Euro aan claims rechtstreeks uitbetaald aan de betreffende bedrijven. Verder is door claimanten voor nog eens circa 0,48 miljoen Euro aan claims ingetrokken, omdat deze kosten onterecht waren opgevoerd.
Het totaal aan openstaande claims bedraagt nu nog 1,93 miljoen Euro. Dit bestaat uit circa 1,5 miljoen Euro claims van het Rijk en 0,43 miljoen Euro van gemeenten en terreinbeherende organisaties.
Rijkswaterstaat coördineert de afhandeling van de schade voor alle betrokken overheden en de terreinbeherende natuurorganisaties. Op 9 september jl. heeft MSC het aanbod gedaan om op korte termijn de resterende claims van de Waddeneilandgemeenten onder voorwaarden deels te voldoen. Met de Waddengemeenten wordt overlegd over de vraag of kan worden ingestemd met deze voorwaarden. Daarnaast wordt met MSC onderhandeld over de snelle afwikkeling van alle andere claims.
Naast de afwikkeling van de schadeclaims wordt er met MSC ook gesproken over de afronding van de bergingsoperatie op zee, het opruimen van lading die mogelijk in de toekomst nog aanspoelt en het onderzoek naar de ecologische effecten. Afspraken over al deze onderwerpen zouden moeten worden opgenomen in een met MSC te sluiten minnelijke overeenkomst. Alleen zo is de Staat bereid om de aansprakelijkheidsstelling van MSC te beëindigen. Om te komen tot een dergelijke overeenkomst moet MSC voldoende inspanningen hebben verricht om alle verloren lading te bergen, moeten de overheden en terreinbeherende natuurorganisaties schadeloos zijn gesteld en de te verwachten toekomstige opruimkosten in voldoende mate zijn afgedekt. Rijkswaterstaat voert intensieve gesprekken met MSC om een dergelijke overeenkomst vast te stellen.
Ook vissers hebben schade opgelopen als gevolg van verloren lading van de MSC Zoe. De afhandeling van deze schades heeft plaatsgevonden in goed overleg met het Ministerie van LNV. Ik kan u melden dat nagenoeg alle vissers met aantoonbare schade door de verloren lading, inmiddels een regeling hebben getroffen met MSC voor de vergoeding van deze schade.
Deelt u de mening dat de rederij MSC de schade als gevolg van de overboord geslagen containers volledig moet vergoeden?
Ja.
Wat vindt u van het feit dat direct gemaakte opruimkosten nog maar slechts deels vergoed zijn door rederij MSC, negen maanden na het verliezen van de 342 containers?
MSC heeft – door de aansprakelijkheidsstelling van de Staat – voor eigen rekening een bergingsoperatie op zee georganiseerd waarvan de kosten op circa 35 miljoen Euro worden geschat. Bovendien heeft MSC in de eerste weken verschillende ondernemers rechtstreeks betaald die door gemeenten en terreinbeherende natuurorganisaties waren ingehuurd. Ik vind het zeer teleurstellend dat MSC voor de betaling van het restant van de claims – een relatief klein bedrag afgezet tegen de voornoemde kosten – zoveel tijd neemt.
Kunt u aangeven waarom de volledige opruimkosten nog niet zijn vergoed door de rederij? Hoe moet dit gezien worden in het licht van eerdere uitspraken die u deed in de brief (Kamerstuk 29 684, nr. 184, d.d. 10 juli 2019), waarbij u blijft inzetten op snelheid?
De beweegredenen van MSC zijn mij niet bekend. Na de eerste betaling van 0,6 miljoen EUR door MSC in juni van dit jaar is door MSC op 2 juli een lijst met vragen ingediend over het resterende deel van de claims. Deze vragen zijn door Rijkswaterstaat, samen met de betreffende claimanten, in augustus beantwoord. Dit heeft geleid tot een aanpassing van sommige claims (zie ook het antwoord op vraag 2). Van de zijde van Rijkswaterstaat wordt bij MSC steeds aangedrongen op een snelle betaling.
Kunt u aangeven hoe het contact met de rederij en de verzekeraar van de rederij verloopt?
Er is vrijwel dagelijks contact tussen vertegenwoordigers van MSC en Rijkswaterstaat over de afhandeling van de claims en de verdere afhandeling van de gevolgen. Er wordt in deze gesprekken op bepaalde onderwerpen nog steeds voortgang geboekt. Maar, gelet op waar we nu staan, zullen de komende weken door MSC nog wel belangrijke stappen moeten worden gezet om te kunnen komen tot een goede en verantwoorde, minnelijke afwikkeling.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dan de rederij spoedig overgaat tot betaling van de kosten als gevolg van de schade?
Mijn voorkeur gaat nog steeds uit om er langs minnelijke weg met MSC uit te komen. Als onverhoopt mocht blijken dat een minnelijke overeenstemming met MSC niet mogelijk is, dan rest alleen nog de inzet van juridische instrumenten om te proberen de resterende kosten op MSC te verhalen.
Deelt u de mening dat er grote verantwoordelijkheid bij de rederij ligt en dat er meer tempo gemaakt moet worden om wrevel in de regio, bij de gemeenten maar ook bij de vissers zoveel mogelijk te voorkomen?
Ja.
Wat gaat u de komende tijd doen richting de rederij om de afhandeling van de schade voortvarender te laten verlopen?
Zie mijn antwoord bij vraag 7.
Kunnen deze vragen worden beantwoord voor het VAO Wadden?
Ja.
Het ontbreken van informatie op verpakkingen t.b.v. recycling |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Kent u het onderzoek van Natuur & Milieu «Duurzaamheid verpakkingen in de supermarkt»?1
Ja.
Deelt u de algehele conclusie dat de afvalstroom van verpakkingen in Nederland onnodig groot en complex is, waardoor sortering en recycling onnodig ingewikkeld, duur of zelfs onmogelijk wordt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik streef naar een circulaire verpakkingsketen waarbij het niet enkel om recycling gaat, maar waarbij het proces begint met een circulair ontwerp van de verpakking zodat deze aan het einde van de keten weer gerecycled en teruggebracht kan worden in de keten.
In het kader van de producentenverantwoordelijkheid heeft het bedrijfsleven per 1 januari 2019 tariefdifferentiatie ingevoerd. De verwachting is dat deze maatregel de recyclebaarheid van verpakkingen zal verbeteren.
In dit kader zijn er ook afspraken gemaakt in het Plastic Pact, enerzijds om minder plastic te gebruiken en anderzijds om de verpakkingen zodanig te ontwerpen zodat deze gerecycled kunnen worden. Daarnaast zie ik dat de producenten in de tweede ronde van de brancheverduurzamingsplannen werken aan structurele verduurzaming van de verpakkingsketen.
Als het gaat om recycling, wordt 78% van alle verpakkingen in Nederland gerecycled.
Dat neemt niet weg dat veel consumentenverpakkingen door combinatie van verschillende materialen en de toevoeging van additieven complex is. Dit bemoeilijkt hoogwaardige recycling en hergebruik van deze verpakkingen. Die conclusies uit het rapport deel ik. Op alle onderdelen van de keten moeten stappen gezet worden zodat er geen onnodig materiaal wordt gebruikt en dat consumentenverpakkingen minder complex en goed recyclebaar worden.
Wat vindt u ervan dat vooral de recycling van kunststof verpakkingen achterblijft? Deelt u de mening dat het gescheiden inzamelen van de helft van de plastic verpakkingen en het recyclen van de helft daarvan onvoldoende resultaten zijn?
De voorstelling dat in Nederland slechts de helft van de helft van de verpakkingen wordt gerecycled, is incorrect en volgt ook niet uit het rapport.
In Nederland wordt 50% van de kunststof verpakkingen gerecycled. Daarmee loopt Nederland in Europa op kop. Ik wil de wettelijke recyclingdoelstelling zoals die is opgenomen in het verpakkingenbesluit verder verhogen. Daarbij dien ik rekening te houden met de verbeterde meetmethode zoals die volgt uit de EU-richtlijn. Ik zal uw Kamer daar binnenkort over informeren.
Hoe verhouden deze resultaten zich tot het door u afgesloten Plastic Pact?
Zoals gemeld in het antwoord op vraag 3 wordt in Nederland 50% van de kunststof verpakkingen gerecycled. In het pact heb ik afgesproken dat dat in 2025 70% moet zijn, conform de verbeterde meetmethode zoals die volgt uit de EU-richtlijnen. Hier hebben de koplopers zich aan gecommitteerd. Momenteel wordt geïnvesteerd in de uitbreiding van de sorteer- en (mechanische en chemische) recyclingcapaciteit voor kunststoffen in Nederland. Daarnaast wil ik de wettelijke recyclingdoelstelling in het verpakkingenbesluit verhogen. Daarmee zorg ik ervoor dat de doelen voor alle producenten ambitieus zijn. Binnenkort informeer ik uw Kamer over de recycledoelen voor verpakkingen.
Deelt u de conclusie dat de grote hoeveelheid verschillende soorten materialen in verpakkingen het voor consumenten moeilijker maakt om bij te dragen aan de circulaire economie? Deelt u de conclusie dat er een ontsnappingsclausule in de wet zit, waardoor esthetische eisen van de fabrikant (marketing) kunnen leiden tot onduurzame verpakkingen (alhoewel dit volgens de vragenstellers geen tegenstelling hoeft te zijn)?
Ik zie dat bedrijven hun verpakkingen willen verduurzamen en minder plastic willen gebruiken. Alleen pakt deze ontwikkeling niet altijd positief uit. In hun inzet om het gebruik van plastic terug te dringen, gebruiken bedrijven combinatieverpakkingen van verschillende materialen, die in de praktijk recycling verder bemoeilijken.
Om die reden is er in het Plastic Pact afgesproken dat plastic producerende bedrijven onderzoek doen naar innovatieve plastic monomaterialen die de juiste eigenschappen hebben en moeilijk recycleerbare plastic- en combinatieverpakkingen kunnen vervangen.
Wat betreft de tweede vraag, dienen producenten voor de verduurzaming van verpakkingen iedere keer per specifiek product een brede afweging te maken op basis van de aard en functionaliteit van het product en de verpakking. De wettelijke essentiële eisen verplichten producenten dit te doen.
Ik deel de visie dat deze eisen nog te veel ruimte laten. Deze eisen dienen op EU-niveau te worden aangescherpt en dat is nu ook aan de orde. De Europese Commissie is momenteel bezig met een onderzoek naar de effectiviteit van deze eisen om vervolgens te kijken hoe deze aangescherpt kunnen worden. Dit is ook het juiste niveau voor de aanscherping. Nederland is voorstander van de aanscherping en zet zich daarvoor in.
Deelt u de conclusie dat door incomplete, onduidelijke of ontbrekende instructies slechts iets meer dan de helft (55%) van de verpakkingen een voor de consument toereikende aanduiding heeft in welke afvalbak een bepaalde verpakking moet?
Ik heb geen onderzoek gedaan naar instructies op verpakkingen, maar heb geen reden om aan de cijfers van Natuur en Milieu te twijfelen. In mijn ogen heeft Natuur en Milieu een gedegen onderzoek gedaan.
Ik streef ernaar dat afvalscheiding voor de burger eenvoudig en begrijpelijk wordt. In ongeveer 80% van de gemeenten met bronscheiding wordt verpakkingsafval nu via PMD ingezameld. Ik wil dat de combinatie van PMD-inzameling voor bronscheidende gemeenten het algemene uitgangspunt wordt en om dit te bereiken werk ik hiervoor samen met de VNG en het verpakkende bedrijfsleven. Als PMD-inzameling de standaard is, hoeven consumenten ook niet uitgebreid geïnstrueerd te worden. Alle verpakkingen, mits leeg, horen dan in de PMD-bak/zak. De enige uitzonderingen hierop zijn glas en oud-papier, stromen waarvan de consument al decennia gewend is ze te scheiden.
Wat vindt u ervan dat een aanzienlijk deel van de verpakkingen (9–22% plus verpakkingen die door bijvoorbeeld een etiket niet recyclebaar zijn) helemaal niet recyclebaar zijn?
Ik wil toe naar een situatie waarin alle verpakkingen recyclebaar zijn. Daarvoor zijn de producentenverantwoordelijkheid en de tariefdifferentiatie belangrijke instrumenten. In het Plastic Pact heb ik 100% recyclebaarheid in 2025 afgesproken. Het percentage uit dit Natuur en Milieurapport is lager dat het percentage dat uit een eerdere studie van de Wageningen Universiteit naar voren is gekomen. Daar werd gesproken over 28% niet recyclebare-verpakkingen.
Kunt u aangeven in welke mate bedrijven doen wat er beloofd wordt in de brancheverduurzamingsplannen (uit de Raamovereenkomst Verpakkingen)? Welke mogelijkheden ziet u om deze plannen effectiever te maken? Is het algemeen verbindend verklaren van deze plannen bijvoorbeeld een manier om ze effectiever te maken?
Ik heb geen mogelijkheid ze algemeen verbindend te verklaren, omdat een branche niet een erkende entiteit is in het Besluit beheer verpakkingen. Als onderdeel van het wettelijke kader, werk ik wel aan het aanscherpen van de essentiële eisen op EU-niveau zodat de inspectie hier beter op kan handhaven.
De brancheverduurzamingsplannen bevatten daarnaast de ambities van het bedrijfsleven zelf, deze worden door het Kennisinstituut Duurzaam Verpakken gemonitord.
Herinnert u zich uw toezegging bij het debat over de begroting van het ministerie Infrastructuur en Waterstaat 2019 om met het bedrijfsleven in gesprek te (blijven) gaan over de recyclebaarheid van verpakkingen en eenduidige informatie voor de consument? Wat hebben deze gesprekken opgeleverd?
Er is sindsdien onder andere het Plastic Pact NL afgesloten. Dit is het rechtstreekse gevolg van de bedoelde gesprekken.
Bent u van plan u in te zetten voor hogere Europese doelstellingen? Zo nee, waarom niet?
De Europese recyclingdoelstellingen voor 2025 en 2030 zijn één jaar geleden vastgesteld. Ik wil als het gaat om de Nederlandse doelstellingen ambitie tonen en de koploperspositie van Nederland binnen de EU behouden. Daarnaast pleit ik waar mogelijk voor het aanscherpen van Europees beleid. Ik zal uw Kamer op korte termijn informeren over de recyclingdoelstellingen voor verpakkingen.
Bent u van plan – vooruitlopend op het Europese traject – de Nederlandse wetgeving («Essentiële Eisen») aan te passen, waardoor producenten altijd een uniform afvalscheidingslogo opnemen op de verpakking en stoppen met onnodige verpakkingen en verpakkingen bestaande uit meerdere materialen? Zo nee, waarom niet?
De essentiële eisen zijn opgenomen in EU-regelgeving en dienen op Europees niveau te worden aangepast. Daarvoor is een traject gestart. Wat betreft het afvalscheidingslogo, het verminderen van verpakkingen en het vereenvoudigen van verpakkingen, verwijs ik u naar mijn antwoorden op de vragen 5, 6 en 7.
De aangekondigde importheffing voor afval |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de grote zorgen van de afvalsector over het mogelijk averechtse effect van de aangekondigde importheffing?1
Ja
Hoe groot is de kans dat een (groot) deel van het afval dat als gevolg van de heffing niet in Nederland verbrand wordt in het land van herkomst, waaronder het Verenigd Koninkrijk, naar de stortplaats gaat? Kunt u dit nader onderbouwen?
Op welke wijze de internationale afvalmarkt precies zal reageren is niet goed te voorspellen. Ongeveer 85% van het buitenlandse afval dat in Nederland wordt verbrand komt uit het Verenigd Koninkrijk. Het Verenigd Koninkrijk voert, net als Nederland, actief beleid om recycling te bevorderen en storten te ontmoedigen. Zo wordt in het Verenigd Koninkrijk al langer een belasting geheven op storten die hoger is dan in Nederland (ca. 50 pond/ton in 2012 tot ca. 90 pond/ton in 2019). Daarmee lijkt storten geen aantrekkelijk alternatief.
Is de veronderstelling juist dat het storten van afval in plaats van het verbranden ervan netto meer emissie van CO2-equivalenten oplevert vanwege de methaanemissie bij stortplaatsen?
De maatregel is onderdeel van een pakket waarmee het kabinet uitvoering geeft aan het Urgendavonnis. Uitgangspunt daarbij is dat het direct leidt tot reductie van de CO2-uitstoot in Nederland. In algemene zin klopt het dat het storten van afval tot meer emissie van CO2-equivalenten leidt dan het verbranden van afval in een afvalverbrandingsinstallatie. Het kabinet gaat ervan uit dat er, als gevolg van de maatregel en gelet op de tarieven voor het storten van afval in bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk, geen extra prikkel ontstaat voor het storten, maar juist voor het vermijden van verbranding doordat afval eerder wordt gerecycled.
Welke netto CO2-emissiereductie zal de importheffing naar verwachting opleveren, rekening houdend met de potentiële weglekeffecten?
Per maatregel is het te verwachten effect afhankelijk van diverse factoren, waaronder de maatschappelijke partijen die een rol spelen in de uitvoering van de maatregelen, reacties van (buitenlandse) marktpartijen en de mate waarin de instrumenten die het kabinet ter beschikking stelt worden benut. Het kabinet heeft een indicatie gemaakt van de maximale potentiele emissiereductie die met de maatregelen kan worden gerealiseerd. Gegeven de verschillende onzekerheden is het waarschijnlijk dat niet van elke maatregel het maximale reductiepotentieel wordt gerealiseerd. Rekening houdend met deze onzekerheden, is de inschatting van het kabinet dat het totale pakket aan maatregelen leidt tot een reductie van circa 4 Mton in 2020. Dit betreft derhalve geen doorrekening, maar een inschatting van het kabinet, gevalideerd door experts en waarbij zoveel mogelijk gebruik is gemaakt van reeds bestaande onderzoeken van onder andere het PBL.
Voor het belasten van het verbranden en storten van buitenlands afval is de maximale potentiele emissiereductie geschat op 0,2 Mton CO2eq.
Dit betreft een indicatie van de maximale potentiele emissiereductie voor de maatregel. Hierbij is rekening gehouden met een daling van de warmteleverantie door de AVI’s als gevolg van een vermindering van de verbrande hoeveelheid afval.
Wat is uw inschatting van de belastingopbrengst van de voorgestelde maatregel?
Over de raming van de belastingopbrengst bent u reeds met het Belastingplan geïnformeerd. De geraamde belastingopbrengst bedraagt € 37 miljoen in 2020 en € 18 miljoen in 2021.
In hoeverre zal de voorgestelde maatregel negatieve gevolgen hebben voor de levering van warmte van afvalverbrandingsinstallaties aan warmtenetten en industrie?
De mate waarin een afvalverbrandingsinstallatie bijdraagt aan warmteproductie en de mate waarin een afvalverbrandingsinstallatie afhankelijk is van uit het buitenland overgebracht afval verschilt sterk per installatie. In 2017 was 25% van het in Nederland verbrande afval afkomstig uit het buitenland. Per locatie zullen AVI’s hun bedrijfsvoering optimaliseren om aan de warmtelevering te kunnen voldoen. De maatregel biedt voldoende ruimte om naar een nieuw optimum te zoeken zonder dat de warmtelevering aan burgers en bedrijven in gevaar komt.
In hoeverre zal de voorgestelde maatregel negatieve gevolgen hebben voor de bijdrage van afvalverbrandingsinstallaties aan de duurzame energieproductie?
De AVI’s dragen met ongeveer de helft van hun warmte en elektriciteitsopwekking bij aan de productie van hernieuwbare energie. De effecten van de maatregel op de productie van hernieuwbare energie hangen af van de mate waarin de productie van warmte en elektriciteit afneemt. Het kabinet blijft zich onverminderd inzetten op het stimuleren van de productie van hernieuwbare energie.
Bent u bereid in overleg met de afvalsector de potentiële gevolgen van de voorgestelde importheffing goed in kaart te brengen en de maatregel op basis hiervan te heroverwegen, met in achtneming van de kabinetsuitspraak dat het onwenselijk is om maatregelen te treffen die gepaard gaan met significante weglekeffecten naar het buitenland (Kamerstuk 32 813 nr. 341)?
Met deze maatregel vervalt het huidige onderscheid in de afvalstoffenbelasting tussen Nederlands en buitenlands afval. Hierdoor gaan voor buitenlands afval dat in ons land wordt gestort of verbrand dezelfde regels en hetzelfde tarief gelden als voor Nederlands afval. Er is dus geen sprake van een heffing bij import. Bij deze maatregel in het kader van het Urgenda-vonnis is rekening gehouden met beperkte weglek. Een heroverweging van deze maatregel is wat het kabinet betreft dan ook niet aan de orde.
Het bericht ‘Problemen in Amsterdam brengen afvalverwerking in heel Nederland in gevaar’ |
|
Jessica van Eijs (D66) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Problemen in Amsterdam brengen afvalverwerking in heel Nederland in gevaar»?1
Ja.
Heeft u contact met de gemeente Amsterdam over deze situatie?
Ja.
Hoe beoordeelt u de brief van de Vereniging Afvalbedrijven waarin wordt aangegeven dat door het stilvallen van vier afvalverwerkingslijnen in Amsterdam nu een groot deel van de Nederlandse afvalmarkt stagneert?
Er is voornamelijk sprake van een lokaal probleem in de regio Amsterdam. Vier van de zes verbrandingsovens zijn, op initiatief van AEB, stilgelegd. Dit zorgt voor problemen in de afvalverwerking in Amsterdam maar heeft bredere inzet gevergd om tot een oplossing te komen. Hierover heeft overleg plaatsgevonden met alle betrokken partijen: AEB, gemeente Amsterdam, provincie Noord-Holland, en de Vereniging Afvalbedrijven. De verantwoordelijkheid voor de verdeling van verbrandingscapaciteit ligt bij de markt. Betrokken partijen bezien momenteel welke maatregelen nodig zijn om de situatie in Amsterdam op te lossen.
De Nederlandse afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s) verbranden naast Nederlands afval ook geïmporteerd afval. Door de situatie bij AEB is er ruimte nodig voor het verbranden van Nederlands afval bij andere AVI’s. Die ruimte is beperkt, omdat deze capaciteit gebruikt wordt voor het verbranden van het buitenlands afval. Als gevolg daarvan wordt Nederlands stedelijk afval momenteel gestort. In het Landelijk Afvalbeheerplan wordt deze situatie omschreven als «verdringing». Omdat er verdringing plaatsvindt is op 9 augustus 2019 het importplafond van kracht geworden. De ILT oordeelt negatief over nieuwe kennisgevingen van de import van buitenlands afval. Hierdoor kunnen geen nieuwe contracten afgesloten worden voor de import van afval en komt er meer capaciteit vrij in de AVI’s om stedelijk afval te verbranden in plaats van te storten.
Hoeveel andere verouderde, gevaarlijke afvalverwerkingsinstallaties zoals in Amsterdam kent Nederland?
In Nederland zijn er twaalf afvalverbrandingsinstallaties die vergelijkbaar afval verwerken. Alle installaties worden continue onderhouden en verbeterd. Daarnaast voldoen de installaties aan de meest recente eisen vanuit wet- en regelgeving zoals bijvoorbeeld Best Beschikbare Technieken (BBT).
De provincies zijn bevoegd gezag voor afvalverbrandingsinstallaties. Vergunningverlening, toezicht en handhaving zijn gemandateerd aan de omgevingsdiensten. De exploitant heeft de verantwoordelijkheid om gevaarlijke situaties te voorkomen door voldoende onderhoud te plegen en verbeteringen door te voeren. Hier houden de omgevingsdiensten toezicht op.
Hoe kwetsbaar is de Nederlandse afvalverwerkingsinfrastructuur door het wegvallen van een of meerdere verwerkingsinstallaties?
De verantwoordelijkheid voor de verdeling van verbrandingscapaciteit ligt bij de markt. Het is daarom ook aan de markt om met slimme contracten en tijdelijke opslagcapaciteit te anticiperen op calamiteiten zoals het tijdelijk wegvallen van capaciteit. De situatie die ontstaan is als gevolg van het wegvallen van verbrandingscapaciteit bij AEB, heeft veel impact. Het vergt grote inspanningen van betrokken partijen om adequaat om te gaan met de gevolgen. Zoals aangekondigd in mijn brief van 7 augustus aan uw Kamer (IenW/BSK-2019/172885) ga ik samen met de betrokken partijen bezien hoe het afvalbeheer toekomstbestendiger kan worden gemaakt. Enerzijds met het oog op het voorkomen van dergelijke situaties en anderzijds om de verduurzaming van de afvalketen in het licht van de transitie naar een circulaire economie in zijn geheel te beschouwen. Dit mede in het licht van het streven van het kabinet om in 2030 geen kunstafval meer te verbranden.
Ik zal de Kamer in het najaar informeren over het vervolg.
Hoeveel van de afvalverwerkingsinstallaties in Nederland zijn nog (mede) in publieke handen van lokale of provinciale overheden?
Van de twaalf afvalverbrandingsinstallaties zijn er vijf volledig en één deels in publieke handen.
Bij hoeveel van hen spelen financiële problemen?
Dit is bedrijfsinformatie die veelal vertrouwelijk is.
In hoeverre en hoe snel is het mogelijk om verplichtingen voor afvalverwerking uit het buitenland te verminderen en zo capaciteit voor de Nederlandse afvalmarkt te creëren?
Hiervoor verwijs ik u mede naar het antwoord op vraag 3. Verwachting is dat de komende maanden contracten zullen aflopen en daarmee de import van brandbaar afval ook.
Welke andere mogelijkheden ziet u om kwetsbaarheid te verminderen van de Nederlandse afvalverwerkingsinfrastructuur?
Zoals aangekondigd in mijn brief van 7 augustus aan de Kamer (IenW/BSK-2019/172885) ga ik vanuit mijn systeemverantwoordelijkheid samen met de betrokken partijen bezien hoe het afvalbeheer robuuster en toekomstbestendiger kan worden gemaakt. Ik zal de Kamer in het najaar informeren over het vervolg.
Wat kan de invloed van de overgang naar een circulaire economie zijn op de robuustheid van onze afvalverwerking?
In een circulaire economie worden reststromen zo hoogwaardig mogelijk verwerkt. Naarmate er meer stromen gerecycled worden, of nog hoogwaardiger worden verwerkt, zullen er relatief minder stromen naar AVI’s gaan. Deze vraag zal tevens meegenomen worden in de verkenning naar hoe het afvalbeheer toekomstbestendiger gemaakt kan worden zoals genoemd in het antwoord op vraag 5.
Kan een groter deel van het Amsterdamse afval niet worden gerecycled waardoor er minder afval verbrand hoeft te worden?
Voor de langere termijn zijn er mogelijkheden om meer afval te recyclen en minder te verbranden. Hiervoor zijn er al de programma’s VANG huishoudelijk afval en VANG buitenshuis (tegenwoordig onderdeel van het Rijksbrede programma «Nederland Circulair in 2050»). Het recyclen van het afval in plaats van verbranden biedt voor het grootste deel van de stroom van AEB op korte termijn geen alternatief. Het Amsterdamse afval wordt nu voornamelijk als gemengd restafval aangeboden. De beschikbare capaciteit om dit soort afval te sorteren en daarmee een deel voor recycling geschikt te maken, wordt al maximaal gebruikt.
Kunt u deze vragen stuk voor stuk beantwoorden?
Ja.
Het voortijdig stoppen van de berging na de containerramp op de Waddenzee |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Berging na containerramp al gestopt, milieuorganisaties boos en bezorgd»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het bericht?
De bergingsoperatie is nog niet afgerond. De inspanningen zijn er op gericht om zoveel mogelijk van de begin dit jaar verloren lading terug te vinden, op te ruimen en (ecologische) schade te voorkomen of te beperken.
De bergingsoperatie verloopt volgens het onderstaande stramien:
Het incidentgebied heeft een omvang van circa 3.000 vierkante kilometer (qua oppervlak ongeveer twee maal de provincie Utrecht). De afgelopen tijd is hier de zeebodem helemaal in kaart gebracht en zijn objecten geïdentificeerd die mogelijk van de Msc Zoe afkomstig kunnen zijn. In totaal zijn hierbij bijna 6.000 punten op de Nederlandse en Duitse zeebodem geïdentificeerd. Deze zijn vastgelegd op een zgn. Master Target List («MTL»).
Deze objecten zijn daarna aan een nadere inspectie onderworpen (bijvoorbeeld door middel van onderwatercamera’s) en, als het object daadwerkelijk van de Msc Zoe afkomstig was, geborgen door het door de eigenaar Mediterranean Shipping Company (MSC) ingehuurde bergingsbedrijf. Dit was bij circa 1.800 van de 6.000 objecten het geval. De overige 4.200 objecten op de lijst bleken niet van de Msc Zoe afkomstig. Hierbij is het belangrijk op te merken dat er op dit druk bevaren deel van de Noordzee relatief veel objecten op de zeebodem liggen (visnetten, scheepsafval, wrakken of delen daarvan, maar soms bijvoorbeeld ook oude zeemijnen). Deze zijn daar in de loop der tijd beland of worden daar van nature aangetroffen, zoals stenen. Met de gebruikte surveyapparatuur kan worden vastgesteld dat er zich een object van een bepaalde omvang op een locatie bevindt. Dit zijn de circa 6.000 objecten die op de MTL zijn opgenomen. Wat het object precies is en de herkomst daarvan, kan pas worden vastgesteld bij een nadere inspectie, met behulp van bijvoorbeeld onderwatercamera’s, tenzij dit object al bekend was bij Rijkswaterstaat, zoals bij een aantal wrakken. Bij twijfel over de exacte herkomst, is aangenomen dat het object afkomstig was van de Msc Zoe en geborgen. Op deze manier zijn de 1.800 objecten geïdentificeerd en geborgen.
Bij de berging is gewerkt van grof naar fijn. Allereerst hebben grote bergingsschepen containerdelen en verloren lading, die zich voornamelijk in en om de verkeersbaan concentreerden, geborgen. In het ondiepere water dichterbij de kust zijn vervolgens kleinere bergingsschepen (met een geringere diepgang) aan het werk gegaan. Op 26 mei jl. heeft de berger namens MSC laten weten dat zij de gehele MTL heeft afgewerkt.
De vervolginzet van de schepen voor de bergingsoperatie is in afwachting van de resultaten van de controlesurveys van Rijkswaterstaat.
Met het afwerken van de MTL is niet al het afval van de Msc Zoe opgeruimd. Op de MTL zijn vooral de relatief grote objecten opgenomen. Daarom start naar verwachting omstreeks 1 juli 2019 een pilot genaamd «Hot Spot Net Catching», waarbij met speciale visnetten kleiner afval van de zeebodem wordt opgevist op plaatsen waar veel containers zijn aangetroffen.
Het reeds bestaande «Fishing for Litter» gaat ook door. Ook worden de stranden, kwelders en platen periodiek gecheckt op aangespoeld afval, dat in voorkomend geval wordt opgeruimd.
Kunt u bevestigen dat de bergingsoperatie is stopgezet terwijl nog minstens vijftig containers en de inhoud daarvan in de Waddenzee liggen? Wanneer zullen de data van de controlesurveys verwerkt zijn en kan een duidelijk beeld gegeven worden van nog te bergen lading op de zeebodem?
De verdere inzet van de bergingsschepen wacht op de resultaten van de controlesurveys (zie antwoord op vraag 2).
Rijkswaterstaat heeft twee controlesurveys uitgevoerd om te kunnen beoordelen of de bergingsoperatie goed genoeg is uitgevoerd. De resultaten van deze controlesurveys worden op dit moment geanalyseerd. Deze analyses kunnen, samen met de resultaten van de controle eindsurvey die eind juni wordt uitgevoerd, aanleiding geven tot aanvullende bergingswerkzaamheden, waarvoor de reder dan op afroep bergingsschepen inzet.
Wat vindt u ervan dat de bergingsoperatie voortijdig is stopgezet, terwijl rederij MSC heeft beloofd al het afval te bergen. Vindt u dat MSC daarmee naar behoren maatschappelijke verantwoordelijkheid neemt?
Zoals gemeld bij de beantwoording van vraag 2 is de bergingsoperatie nog niet afgerond. MSC heeft tot op heden zijn verantwoordelijkheid voor het opruimen van de containers en lading genomen. Ik ben in gesprek met MSC om o.a. afspraken te maken over:
MSC blijft verantwoordelijk, ook als er in de toekomst spullen afkomstig van de Msc Zoe aanspoelen. Hierover moeten met MSC nazorgafspraken worden gemaakt. Ik ga er vooralsnog vanuit dat er met MSC goede afspraken kunnen worden gemaakt. Als dat onverhoopt niet lukt, zal ik niet aarzelen om de juridische instrumenten die mij ter beschikking staan, in te zetten.
Bent u van mening dat na elke storm en elk tij, het moeilijker is om verloren lading van de MSC Zoë te bergen, aangezien het onder het zand raakt of weggevoerd wordt door de stroming? Zo nee, waarom niet? Zo ja, vindt u dat continuïteit en spoed in het bergingsproces nog steeds genoodzaakt zijn, om zoveel mogelijk lading te bergen?
De natuurlijke dynamiek van de zeebodem kan er voor zorgen dat spullen heel snel onder het zand bedolven raken of worden weggevoerd door de stroming. Dit gegeven, soms in combinatie met de aanwezigheid van andere objecten op de zeebodem (oude scheepswrakken (met soms zeemansgraven) en zeemijnen) maakt dat het bergen van 100% van de overboord geslagen lading niet haalbaar is.
MSC blijft verantwoordelijk voor de containers en de verloren lading, ook als er in de toekomst spullen afkomstig van de Msc Zoe op de zeebodem worden aangetroffen of aanspoelen. Continuïteit en spoed bij het opruimen daarvan is uiteraard belangrijk. We borgen dit door middel van met MSC te maken nazorgafspraken.
Waarom is gekozen voor de in het bericht beschreven methode van bergen, waardoor zelfs grote delen van de zogenaamd geborgen containers en inhoud nog in de zee terecht zijn gekomen? Deelt u de mening dat wanneer een deel van een container is geborgen, dit niet betekent dat de volledige container en inhoud zijn geborgen?
Toen de containers begin januari van dit jaar overboord zijn geslagen zijn nagenoeg alle containers als gevolg van de impact van de val beschadigd geraakt of zelfs in verschillende stukken uiteen gespat. Bij de bergingsoperatie worden volledige containers daarom niet of nauwelijks aangetroffen.
Door middel van de gekozen methode van bergen wordt zoveel mogelijk materiaal op een veilige en efficiënte manier geborgen. Alle geborgen lading wordt gewogen en geregistreerd. Dit geldt voor zowel (delen van) containers, als voor de geborgen lading. Vervolgens wordt dit vergeleken met de beschikbare gegevens over alle verloren containers en lading van de Msc Zoe die begin dit overboord is geslagen.
Wat vindt u ervan de het Waddengebied, UNESCO Werelderfgoed nota bene, zo vervuild is geraakt door deze ramp? Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat het gebied volledig schoon wordt?
Het Waddengebied is uniek en zeer waardevol. Alle inspanningen zijn gericht op het zo goed als mogelijk opruimen van de verloren lading en het voorkomen en beperken van ecologische schade. Daarbij wordt door ecologische experts steeds afgewogen of verdere intensivering van de berging geen grotere ecologische schade veroorzaakt. In het broedseizoen worden bijvoorbeeld de zandplaten zo min mogelijk betreden om vogels en zeehonden niet te verstoren. Deze afweging geldt ook voor intensieve en grootschalige beroering van de zeebodem, het verstoren van gebieden met embryonale duinvorming of kwelders met zeer kwetsbare natuur.
Wanneer kan volgens u de bergingsoperatie als voltooid worden beschouwd?
Definitieve afronding komt pas in beeld als:
De verwachting is dat de bergingsoperatie op zee op z’n vroegst eind juli 2019 materieel kan worden afgerond. In de periode van 24 t/m 28 juni voert Rijkswaterstaat een controle (eind)survey uit. MSC heeft in de week van 14 juli een bergingsschip gereserveerd voor eventueel resterende bergingswerkzaamheden. Of dan snel daarna ook tot een formele afronding met MSC kan worden gekomen zal afhangen van het antwoord op de vraag of de eind survey geen nieuwe targets oplevert en of er op dat moment dan ook tot bevredigende afspraken met MSC is gekomen over de nazorg maatregelen.
Deelt u de mening dat de bewoners van het Waddengebied zeker moeten kunnen zijn van een schone en veilige leefomgeving? Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat al het afval wordt opgeruimd?
Ja, ik heb diverse maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat de containers en hun inhoud worden opgeruimd, zie de beantwoording van o.a. vraag 4 en 8.
Waarom lopen de onderhandelingen met de rederij over het «fishing for litter programma» vast? Bent u bereid te onderzoeken of lokale organisaties het overgebleven afval kunnen bergen, en de kosten daarvan verhaald kunnen worden op de rederij?
Het Fishing for Litter (FfL) programma bestrijkt het Nederlandse gedeelte van de Noordzee, waarbij vissers worden gefaciliteerd om opgevist afval kosteloos in de havens te laten afvoeren en verwerken. Het Fishing for Litter programma bestaat reeds een aantal jaren. Als gevolg van het overboord slaan van containers van de MSC Zoe eerder dit jaar, krijgt een gedeelte van de vissers die deelnemen aan het FfL programma waarschijnlijk meer afval in hun netten. Hierdoor stijgen de kosten van FfL. Samen met LNV is een financieel voorstel ter dekking van deze extra kosten bij MSC ingediend. MSC bestudeert dit voorstel.
Eind van deze maand/begin juli start bovendien de pilot Hot Spot Net Catching. We streven er in overleg met de Vissersbond naar dat een visser een rol gaat spelen in deze pilot. Deze visser moet voldoen aan de geldende veiligheidseisen en beschikken over de noodzakelijke ontheffingen van LNV en ILT, zodat deze pilot ook op een veilige manier wordt uitgevoerd.
De kosten van deze pilot worden bij MSC in rekening gebracht.
Heeft u tevens kennisgenomen van het bericht «Complete ladinglijst is opvraagbaar bij het Openbaar Ministerie»?2
Ja.
Wat vindt u ervan dat honderden kilo’s lithiumbatterijen in zee zijn beland? Zijn deze batterijen inmiddels geborgen? Waarom stonden deze batterijen niet te boek als gevaarlijk?
Er zijn twee containers met gevaarlijke stoffen verloren. De container met lithium-ion batterijen is niet gevonden. Deze ligt vermoedelijk op Duits grondgebied. Zoals ik u heb gemeld in mijn brief van 15 januari 2019 stond deze geregistreerd als een container die gevaarlijke stoffen bevat. De eigenaar van deze container heeft de bijbehorende gedetailleerde documentatie aangeleverd. Daaruit blijkt dat het gaat om lithium-ion batterijen voor elektrische fietsen. Deze lading is aangeduid met IMO klasse 9 wat aangeeft dat het «overige gevaarlijke goederen» betreft. Dit is een classificering die bedoeld is voor de wijze waarop de goederen moeten worden behandeld gedurende het transport, rekening houdend met het risico op gevaar dat transport van deze goederen kan opleveren. Direct nadat bekend werd dat deze container verloren was, is een oordeel van het RIVM gevraagd over de toxiciteit van deze batterijen. Hieruit blijkt dat voor de lithiumbatterijen geen milieueffecten worden verwacht. Er kan langzaam lithium vrijkomen wanneer de batterijen in het zeewater terecht komen, waardoor er plaatselijk verhoogde concentraties zullen zijn. Zeewater heeft al een bepaalde achtergrondwaarde van lithium en in zeewater is voldoende natrium aanwezig om lithium toxiciteit te voorkomen. Alleen plaatselijk – direct in of om de container – kan tijdelijk een schadelijke situatie ontstaan.
Deze lading dient niet verward te worden met de aangespoelde batterijen. Dit zijn batterijen ter grootte van een AA-batterij (penlite), bedoeld voor industriële toepassingen. Hiervan was een aantal dozen aanwezig in een andere container, die is geborgen. Deze batterijen zijn deels aangespoeld op enkele Waddeneilanden en deels met een magneet geborgen op zee. Deze batterijen hoeven volgens de geldende regelgeving niet als gevaarlijke stoffen te worden geregistreerd.
Bent u bereid gegevens van de lading alsnog openbaar te maken nu is gebleken deze gegevens onzorgvuldigheden bevatten?
Zoals ik heb aangegeven in het debat van 14 mei jl. is alles wat op de ladingslijsten stond eerder al gedeeld met de Veiligheidsregio in het kader van de incidentbestrijding. Op basis van de bepalingen in de Wet openbaarheid van bestuur is vervolgens de inhoud van de ladinglijsten openbaar gemaakt voor zover het geen bedrijfsinformatie betreft.