Het bericht "Mohammed Bouyeri: "Geen spijt moord Theo van Gogh"" |
|
Geert Wilders (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht «Mohammed Bouyeri: «geen spijt moord Theo van Gogh»»?1
Ja.
Hoe is het mogelijk dat een tot levenslange gevangenisstraf veroordeelde moordenaar zijn islampropaganda en geweldsuitspraken buiten de gevangenispoort kan brengen en zelfs in contact staat met de Moslim Broederschap Sanabil, een islamitische groepering in België en daar een brief heeft laten bezorgen met daarin onder meer het volgende: «Ik wil dat jullie weten dat we geen spijt hebben van de keuzes die we hebben gemaakt en het pad dat we hebben gekozen te bewandelen», en «We stonden aan de rand van verdoemenis en Allah heeft ons gered van een val in de duisternis. Hij heeft voor ons gezorgd en ons gereinigd van de vuiligheid en het ongeloof».
Mohammed B. verblijft in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI). Elke gedetineerde, dus ook een EBI-gedetineerde, heeft op grond van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) het recht brieven en stukken per post te verzenden en te ontvangen. Er wordt toezicht gehouden op de inhoud van de brieven, de correspondentie wordt gescreend.
Ingevolge artikel 36, vierde lid, Pbw kan de directeur van de inrichting de verzending of uitreiking van bepaalde brieven of poststukken weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op de volgende belangen:
De inhoud van de bewuste brief van Mohammed B. is aan bovenstaande criteria getoetst. Nu de brief geen inhoudelijke details bevatte over het gepleegde misdrijf en er niet werd gerefereerd aan het slachtoffer of aan personen die anderszins bij het misdrijf zijn betrokken, heeft de directeur geoordeeld de verzending niet te kunnen weigeren. Ik acht deze afweging onjuist nu bepaalde passages mijns inziens wel degelijk als kwetsend voor de nabestaanden van het slachtoffer kunnen worden beschouwd. Strengere toepassing van deze criteria acht ik aangewezen teneinde dit soort onwenselijke correspondentie te voorkomen.
Bent u op de hoogte van het feit dat de Moslim Broederschap Sanadil banden onderhoudt met gedetineerde moslims over de gehele wereld en ervan verdacht verschillende terreurverdachten te ondersteunen?
De website van de Moslim Broederschap Sanabil meldt dat de organisatie opkomt voor moslims die het moeilijk hebben. Hiertoe onderhoudt de Moslim Broederschap Sanabil contacten met moslims die gedetineerd zijn onder andere door middel van het schrijven van brieven. Mij zijn geen concrete aanwijzingen bekend dat de Moslim Broederschap Sanabil zelf oproept tot geweld of terroristische acties voorbereidt.
Hoe gaat u bewerkstelligen dat deze radicale moslim geen contact meer zal hebben met andere groeperingen en/of personen en zelfs met de buitenwereld om ervoor te zorgen dat zijn oproepen tot geweld niemand meer bereiken?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het regime waaronder deze radicale moslim gevangen zit teveel ruimte biedt en derhalve niet passend is voor iemand die tot een levenslange gevangenisstraf is veroordeeld vanwege een afschuwelijk misdrijf?
Nee. Betrokkene is op grond van artikel 6 van de «Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden» in een extra beveiligde inrichting geplaatst. In deze inrichting is een extra beveiligd regime van toepassing. Zie overigens het antwoord op de vragen 2 en 4.
Deelt u de mening dat het regime in gevangenissen versoberd dient te worden?
Nee, deze mening deel ik niet. De huidige persoonsgerichte aanpak biedt mogelijkheden om per gedetineerde de mate van beveiliging te bepalen.
Het gebruik van rapedrug |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht dat in het uitgaansleven de «rapedrug» GHB weer opleeft?1
Ja.
Kloppen de feiten in dit bericht? Hoe staat u hier tegenover?
De feiten uit het bericht zijn correct, uit recente cijfers blijkt inderdaad dat het gebruik van GHB is toegenomen. Volgens de experts is de toename te verklaren uit het feit dat het middel populair is onder veel verschillende groepen.
De gesignaleerde toename van het gebruik van GHB baren mij zorgen gezien de risico’s die hiermee samenhangen.
Is er, gelet op de uitkomst van het onderzoek van het Trimbos instituut, waarnaar in het onderhavige bericht wordt verwezen, een verband met een mogelijk toegenomen hoeveelheid aangiftes op het gebied van aanranding en/of verkrachting?
Mij zijn geen gegevens bekend waaruit een toename van dergelijke aangiftes blijkt. Uit onderzoek uitgevoerd in opdracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport2 blijkt dat seksueel misbruik onder invloed van GHB niet vaak voorkomt.
Bent u van mening dat het huidige drugs(voorlichtings)beleid volstaat of dat dit moet worden aangepast naar aanleiding van de in het onderhavige bericht gepubliceerde uitkomsten van het onderzoekt?
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 11 september 2009 een hoofdlijnenbrief drugsbeleid aan uw Kamer heeft gestuurd. In maart 2010 is deze controversieel verklaard. Derhalve acht ik het niet opportuun om thans een voorschot te nemen op de discussie over het drugsbeleid naar aanleiding van de hoofdlijnenbrief.
Het bericht van een groepsverkrachting door bewoners van een instelling voor licht vertandelijk gehandicapten |
|
Willie Dille (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Bewoners instelling verkrachten meisje»?1
Ja.
Ik realiseer mij dat het incident reeds meer dan een jaar geleden heeft plaatsgevonden. De reden dat ik nu pas inhoudelijk reageer is dat er zowel een onderzoek door het OM als door de Inspectie voor de Gezondheidszorg aan de orde was. De inspectie heeft gewacht met het afronden van haar onderzoek tot het politieonderzoek was beëindigd. Dit om te voorkómen met haar vragen het onderzoek van het OM in de wielen te rijden. De inspectie heeft mij onlangs over de uitkomsten van haar onderzoek geïnformeerd.
Deelt u de mening dat zoiets nooit mag plaatsvinden binnen een zorginstelling?
Seksueel grensoverschrijdend gedrag wordt in onze samenleving – en dus ook binnen zorginstellingen – niet geaccepteerd. Helaas komen dergelijke incidenten toch voor in onze maatschappij, ook binnen zorginstellingen. Van zorgaanbieders worden extra inspanningen verwacht om veilige woon- en leefomstandigheden te bieden, onder andere door uitvoering van beleid dat gericht is op het voorkomen van seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Deelt u voorts de mening dat het toezicht binnen en op deze zorginstelling dus duidelijk tekort schiet?
Nee. Ik licht dit toe.
Het interne toezicht wordt primair uitgeoefend door de Raad van Toezicht van Cordaan. Hierover wordt in het jaardocument 2009 verantwoording afgelegd. De Raad van Toezicht heeft een Auditcommissies Zorg en een Auditcommissie Financiën. In 2009 is een evaluatie uitgevoerd en is de werkwijze verder geprofessionaliseerd. De positie van de Auditcommissie Zorg is inhoudelijk versterkt. Er is in het bijzonder aandacht besteed aan de ontwikkelingen in de zorg voor verstandelijk gehandicapten. Bovendien is een kwaliteitsraad met externe deskundigen ingesteld.
Daarnaast heeft Cordaan een intern systeem van visitatie. Het visitatieteam heeft in 2009 vijf locaties voor mensen met een verstandelijke beperking bezocht. De teamleden hebben 44 cliënten, begeleiders en verwanten op de domeinen van kwaliteit van bestaan bevraagd, zij proeven de sfeer en eten mee. In het verslag van het bezoek worden verbeterpunten vastgelegd. In het kwaliteitsjaarverslag 2009 legt Cordaan verantwoording af van de verbeterpunten en resultaten op de 8 onderdelen van het Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg.
In 2009 en in de eerste helft van 2010 heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg op twee manieren toezicht gehouden op de sector Verstandelijk Gehandicaptenzorg van Cordaan. In de eerste plaats is er in het kader van thematisch toezicht tweemaal een aangekondigd bezoek gebracht. Daarnaast heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg in het kader van incidententoezicht een onaangekondigd bezoek aan de instelling afgelegd.
Op grond van deze informatie ben ik niet van mening dat het toezicht binnen en op deze zorginstelling tekort schiet.
Op wat voor wijze gaat u de betrokkenen benaderen en wat zijn de gevolgen?
Cordaan heeft dit incident zelf gemeld bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Gelet op de complexiteit van het incident en de mogelijke strafrechtelijke implicaties voor de verdachten, waaronder twee cliënten van Cordaan, is voorrang gegeven aan een ongehinderde uitvoering van het politie-onderzoek.
Conform de Leidraad Meldingen heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg aan Cordaan gevraagd een onderzoek naar dit incident te doen. Dit onderzoek zal geruime tijd in beslag nemen. Ondertussen zal Cordaan de inspectie periodiek een voortgangsrapportage doen toekomen. De inspectie heeft vastgesteld dat Cordaan zich in de eerste voortgangsrapportage in voldoende mate heeft verantwoord over de geleverde zorg en begeleiding aan de direct en indirect betrokken cliënten, cliëntvertegenwoordigers en medewerkers. Bovendien heeft Cordaan inzicht gegeven in de maatregelen die tot nu toe zijn genomen. In de rapportage zijn de resultaten nog niet zichtbaar gemaakt, dat zal wel in de volgende voortgangsrapportage gebeuren.
Kunt u garanderen dat zoiets nooit meer gaat plaatsvinden in de toekomst? Zo nee waarom niet?
Nee, het is niet mogelijk om 100% veiligheid te garanderen. Zie ook antwoord vraag 2.
Hoe verklaart u dat een meisje kan weglopen uit een gesloten instelling?
Jongeren verblijven in een gesloten jeugdinstelling op basis van een machtiging van de kinderrechter. De instellingen voor gesloten jeugdzorg stellen binnen zes weken na binnenkomst een behandelplan op. Het doel van de behandeling is terugkeer naar de samenleving. Verlof maakt onderdeel uit van de behandeling. Gesloten jeugdzorg betekent dus niet dat jongeren permanent opgesloten zitten.
Het behandelplan bevat ook afspraken over het verlof van de jongere. De instellingen voor gesloten jeugdzorg maken voorafgaand aan verlof een risicotaxatie en verloven worden geëvalueerd.
De toename van het aantal gevallen van diefstal met geweld met meer dan een kwart |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Cijfers criminaliteit blijven gelijk»?1
Ja.
Klopt het dat er sprake is van een forse toename van diefstal met geweld, namelijk 26% ten opzichte van 2008, en dat er ten opzichte van 2008 vorig jaar 18 procent meer gewapende overvallen waren? Zo nee, wat zijn de correcte cijfers?
Uit recente cijfers van het CBS blijkt dat het aantal geregistreerde misdrijven in Nederland in 2009 ongeveer op hetzelfde niveau lag als in 2008. Er is daarbij wel sprake van verschillen tussen de categorieën misdrijven. Zo daalde bijvoorbeeld het aantal vernielingen met bijna 10 procent, maar nam het aantal diefstallen met geweld met 26% procent toe. Uit cijfers van de landelijk overvalcoördinator blijkt, dat het aantal overvallen in 2009 met 21% is gestegen ten opzichte van 2008 (van 2 395 naar 2898). In de eerste zes maanden van 2010 is aantal overvallen met 6% gedaald ten opzichte van dezelfde periode in 2008.
Deelt u de mening dat het gelijk blijven van het aantal geregistreerde misdrijven onacceptabel is, zeker wanneer blijkt dat het aantal ernstige misdrijven, als bijvoorbeeld gewapende overvallen, stijgt? Zo nee, waarom niet?
Ik zet mij in om het aantal misdrijven terug te dringen. Om de stijgende lijn in het aantal overvallen te keren, is in 2009 de Taskforce Overvallen ingesteld. In deze Taskforce werken overheid en bedrijfsleven samen om het aantal overvallen te verminderen. Dit heeft ertoe geleid dat het aantal geregistreerde overvallen in de eerste zes maanden van 2010 met 6% is gedaald.
Hoe staat het met de werkgroep, die u van plan was in te stellen, om te onderzoeken hoe de overvallers gestopt kunnen worden? Deelt u de mening dat het nu te laat is voor onderzoek en dat er direct actie dient te worden ondernomen? Zo nee, waarom niet?2
Ter aanvulling op de kennis die over overvallen in de regio’s bestaat, heeft de Taskforce Overvallen aan professor Fijnaut van de Universiteit van Tilburg gevraagd onderzoek te doen naar de effectiviteit van maatregelen gericht tegen de overvalcriminaliteit. Daarbij wordt ook onderzocht welke maatregelen in de aanpak van overvallen wellicht aanvullend moeten worden ontwikkeld. De Taskforce verwacht in september 2010 de uitkomsten van dit onderzoek beschikbaar te hebben.
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat de volgende cijfers die Nederland onder ogen krijgt een daling van de criminaliteit laten zien?
Met het project Veiligheid begint bij Voorkomen is een stevige impuls gegeven aan het terugdringen van de criminaliteit in Nederland. In de afgelopen drie jaar zijn goede resultaten geboekt. De criminaliteit is afgenomen, in de recidive onder ex-gedetineerden en jeugdige daders is een kentering ten goede gekomen en het aantal zeer actieve volwassen veelplegers is afgenomen. De resultaten van het beleid bevestigen dat dit de goede weg is. Om de criminaliteit verder terug te dringen lopen op dit moment een aantal proeftuinen winkelcriminaliteit, onder andere gericht tegen mobiele bendes en maakt de Taskforce Overvallen werk van de aanpak van de overvalcriminaliteit.
Deelt u de mening dat het invoeren van minimumstraffen en hogere gevangenisstraffen de enige juiste oplossing is, aangezien daar een afschrikkende werking van uitgaat en (potentiële) daders dan wel twee keer nadenken voordat zij overgaan tot het plegen van dergelijke strafbare feiten?
Ik heb geen aanwijzingen dat de door het Openbaar Ministerie geëiste straffen niet in overeenstemming zijn met de ernst van het gepleegde delict. Ik zie dan ook geen aanleiding om er bij het Openbaar Ministerie op aan te dringen om hogere straffen te eisen. De hoogte van de straf wordt door de rechter bepaald.
Overigens concludeert prof.mr. P.J.P. Tak in zijn onlangs verschenen onderzoek «De minimumstraf opnieuw bezien. Een geactualiseerde beknopte rechtsvergelijking», dat er over de effecten van minimumstraffen op de ontwikkeling van criminaliteit en op de beleving van het veiligheidsgevoel bij burgers zo goed als niets bekend is en dat geen onderzoek bekend is dat aantoont dat de invoering van minimumstraffen tot minder criminaliteit of recidive leidt.
Subsidieverstrekking aan een ultra-islamitische en anti-Westerse organisatie |
|
Geert Wilders (PVV), Johan Driessen (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ophef over subsidie aan Ar Rayaan»?1
Ja.
Deelt u de mening dat een islamitische organisatie, die claimt dat polygamie ook in het Westen een goed idee is omdat er door het grote aantal homo's een vrouwenoverschot is, niets begrepen heeft van twee van onze belangrijkste Westerse kernbeginselen, te weten de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen en de gelijkwaardigheid van homo's en hetero's? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Deelt u de mening dat het van de gekke is dat kinderen op school lastig worden gevallen met lessen over de islamitische ideologie, georganiseerd door deze anti-Westerse club?
In Nederland mogen mensen afwijkende opvattingen hebben en uitdragen, maar de vrijheid van meningsuiting is niet onbeperkt. Dat geldt ook voor het onderwijs. Het is op zich een goede zaak als scholen kinderen laten kennismaken met verschillende levensbeschouwingen. Er zijn echter grenzen aan wat op een school mag worden uitgedragen. De wettelijke grenzen zoals die bijvoorbeeld in het strafrecht zijn gegeven ter zake van discriminatie en belediging, moeten in acht worden genomen. Een andere grens ligt in de onderwijswetten.
Scholen voor basis- en voortgezet onderwijs hebben de wettelijke opdracht burgerschap en sociale integratie te bevorderen. Deze opdracht betekent onder meer dat het onderwijs er mede op gericht is dat leerlingen kennis hebben van en kennismaken met verschillende achtergronden en culturen van leeftijdgenoten, zoals ook neergelegd in de kerndoelen. De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de kwaliteit van het onderwijs. Gelijkwaardigheid, verdraagzaamheid en non-discriminatie maken deel uit van het toezicht op de kwaliteit van het onderwijs.
Deelt u de mening dat het onbegrijpelijk is dat de gemeente Nijmegen subsidie verstrekt aan een ultra-islamitische en anti-Westerse organisatie? Zo nee, waarom niet?
Decentrale overheden zijn vrij om – binnen de grenzen van de wet – zelf hun subsidiebeleid te bepalen. De gemeenteraad van Nijmegen heeft op 5 juli 2010 vragen gesteld over de subsidie aan het college. Het college heeft vervolgens een gesprek gevoerd met de Stichting Ar Rayaan. Conform de procedure is dit in de gemeenteraad besproken en is daar verantwoording afgelegd. De gemeente Nijmegen heeft de subsidie inmiddels stopgezet.
Bent u bereid er bij de gemeente Nijmegen op aan te dringen de verleende subsidie onmiddellijk terug te vorderen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat nu de linkse gemeente Nijmegen subsidie verstrekt aan een ultra-islamitische en anti-Westerse organisatie, het stadsbestuur van Nijmegen beschouwd kan worden als een sharia-socialistisch bolwerk? Zo nee, waarom niet?
Nee, voor de in deze kwalificatie geïmpliceerde beschuldiging bestaat geen grond.
Het toepassen van vervangende hechtenis door het CJIB |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
![]() |
Kent u de casus van mevrouw L.?1 Hoe beoordeelt u het feit dat mevrouw L. niet door de strafrechter in detentie is gezet, vanwege de zorg voor haar 5-jarige zoontje onder de voorwaarden dat de schade aan de slachtoffers zou worden vergoed, maar dat nu toch detentie dreigt omdat de schadevergoeding niet binnen de termijn van 36 maanden kan worden terugbetaald?
De vervangende hechtenis die dreigt voor betrokkene is geen besluit van het CJIB maar vloeit rechtstreeks voor uit het arrest dat het Hof te Den Haag op 19 november 2009 heeft gewezen. Daarin is bepaald dat mevrouw geen detentie behoefde te ondergaan als zij haar schuld aan degenen die zij heeft gedupeerd (ongeveer 80 duizend euro) zou voldoen. Het Hof heeft, alle in deze zaak spelende belangen afwegende, bepaald dat indien zij deze schuld niet voldoet, zij gedurende 365 dagen in vervangende hechtenis zal worden genomen.
Deelt u de mening dat het in het belang van de slachtoffers is dat mevrouw L. zo spoedig mogelijk de gehele schadevergoeding betaalt die haar als maatregel is opgelegd door de strafrechter? Op welke wijze draagt vervangende hechtenis hier aan bij, nu met deze vervangende hechtenis slechts de executie van de schadevergoedingsmaatregel wordt gestaakt?
Ik deel vanzelfsprekend de mening dat de door de strafrechter opgelegde schadevergoeding moet worden voldaan. De dreiging van een voorlopige hechtenis is een uiterste middel om de veroordeelde tot betaling aan te zetten, en heeft daarnaast tot doel om door zijn afschrikwekkende werking betrokkene (en anderen) ervan te weerhouden zich schuldig te maken aan dit soort misdrijven. Ook als in dit geval de vervangende hechtenis niet zal leiden tot betaling van de openstaande schuld, dan nog is het om deze reden wenselijk dat het oordeel van de rechter wordt gevolgd en de hechtenis ten uitvoer wordt gelegd.
In wiens belang is de vervangende hechtenis uiteindelijk? Wanneer iemand niet beschikt over vermogen, zal vervangende hechtenis dan leiden tot betaling van de schadevergoeding? Met andere woorden, wordt er eigenlijk wel gekeken of er sprake is van betalingsonwil of betalingsonmacht?2
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u het feit dat het CJIB geen andere betalingsregeling aanbiedt dan een waarbij maandelijks bijna € 3000 moet worden betaald, terwijl de maandelijkse inkomsten van mevrouw L. een kwart hiervan bedragen? Waarom is een soepelere betalingsregeling met het CJIB in een dergelijk geval, waarbij overduidelijk sprake is van betalingsonmacht en niet van betalingsonwil, niet mogelijk?
De taak van het CJIB is om uitvoering te geven aan de uitspraak van de rechter. Daarbij kan het CJIB een betalingstermijn van 36 maanden voorstellen, en in schrijnende gevallen kan deze nog verder worden verlengd. Uitgangspunt hierbij is wel dat de openstaande schuld daadwerkelijk moet worden voldaan.
Als het CJIB zou instemmen met dermate lange betalingstermijnen dat betaling van de schuld onmogelijk of zeer onzeker wordt dan komt dit er in feite op neer dat het CJIB een deel van de schuld kwijtscheldt. Een dergelijke beslissing is niet aan het CJIB, maar aan de rechter.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere Kamervragen?2 Bent u nog steeds van mening dat er maatwerk moet worden geleverd door het CJIB bij de beoordeling van de vraag of iemand in aanmerking komt voor een betalingsregeling, vooral wanneer sprake is van betalingsonmacht?
Waar nodig moet er maatwerk worden geboden, maar een betalingsregeling moet wel passen binnen de uitspraak van de rechter en kan daarom niet zodanig soepel zijn dat er de facto van een gedeeltelijke kwijtschelding sprake is. Blijkens een arrest van het Hof Den Haag van 21 augustus 20094 kan in bepaalde gevallen het onvermogen van de veroordeelde om een op te leggen schadevergoedingsmaatregel te betalen, leiden tot een matiging van deze maatregel. Het CJIB kan het bedrag van de schadevergoeding niet matigen. Het nieuwe betalingsregelingenbeleid dat is opgenomen bij de Aanwijzing executie verruimt de mogelijkheden voor het CJIB om een passende betalingstermijn af te spreken. Afhankelijk van de draagkracht kan deze termijn tot 36 maanden worden verlengd, maar ook langer als dat in een schrijnend geval nodig is. In het geval van betrokkene bleek echter dat zelfs wanneer de volledige periode binnen de executieverjaringstermijn (die eindigt op 4 december 2025) zou worden benut, dit alsnog in een voor haar niet op te brengen maandbedrag zou resulteren. In dit geval zal daarom de door de rechter opgelegde vervangende hechtenis dienen te worden geëxecuteerd. Het CJIB is bereid om met betrokkene (en/of haar raadsman) in overleg te treden teneinde de uitvoering toe te lichten.
Hoe wordt invulling gegeven aan het voorschrift dat maatwerk wordt toegepast in het individuele geval als er sprake is van schrijnende situatie en dat bij het vaststellen van de maandelijkse termijnbedragen rekening wordt gehouden met de draagkracht van de veroordeelde?3 Welke omstandigheden leiden ondermeer tot een «schrijnende situatie»?
Zie antwoord vraag 5.
Is de beoordelingsruimte die het CJIB heeft te beperkt of maakt het CJIB onvoldoende gebruik van de mogelijkheden die zij heeft? Zo nee, hoe kan het dan dat in dit geval een voorstel aan mevrouw L. wordt gedaan waarvan op voorhand duidelijk is dat dit niet leidt tot volledige betaling?
Zie antwoord vraag 5.
Wanneer de beoordelingsruimte van het CJIB te beperkt is, zou u het CJIB meer ruimte kunnen geven om af te wegen wat in individuele gevallen een redelijke betalingsregeling zou zijn die wel ten goede komt aan gedupeerden?
Ik ben niet van mening dat de beoordelingsruimte voor het CJIB te beperkt is. De rechter heeft, zoals blijkt uit het in mijn antwoord op vraag 5–7 aangehaalde arrest van het Hof Den Haag, ruimte om de opgelegde maatregel te matigen als deze onbetaalbaar is voor de veroordeelde.
Het is niet aan het CJIB om aan het oordeel van de rechter te tornen. De beoordelingsruimte van het CJIB ziet op de effectieve en niet onnodig ontwrichtende wijze van toepassing van dit instrumentarium. Ik zie in de casus van mevrouw geen reden om de beoordelingsruimte voor het CJIB aan te passen of om beleidsregels en wetgeving aan te passen.
Bent u bereid de wet en eventuele beleidsregels te wijzigen, zodat vervangende hechtenis niet langer als onontkoombaar wordt gezien, maar maatwerk beter mogelijk wordt en de veroordeelde uiteindelijk het gehele bedrag dat moet worden terugbetaald kan voldoen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe beoordeelt u het feit dat de dreigende hechtenis voor mevrouw L. de samenleving bijna 75.000 euro kost, terwijl het slachtoffer hier geen cent mee opschiet?
Het feit dat hechtenis voor de samenleving aanzienlijke kosten met zich mee brengt, kan geen doorslaggevende rol spelen in de afweging of een rechterlijk oordeel ten uitvoer moet worden gelegd.
Bent u bereid deze vragen binnen één week beantwoorden, in verband met de dreigende hechtenis?
Zoals vermeld in mijn antwoord op vraag 5–7 is het CJIB bereid om met betrokkenen te overleggen over de ten uitvoerlegging van de vervangende hechtenis.
De voortdurende bezuinigingen op de gevangenissen |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de uitzending van Nova1 waarin het gevangenispersoneel de noodklok luidt?1 Herinnert u zich de enquête van de SP onder het gevangenispersoneel, waaruit min of meer dezelfde ernstige klachten van het gevangenispersoneel naar voren kwamen?2
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de uitzending van Nova. Uiteraard herinner ik mij de enquête van de SP onder gevangenispersoneel. Zoals is aangegeven in de brief d.d. 3 november 2009, worden signalen van het personeel over (te hoge) werkdruk en gevoelens van onveiligheid in het gevangeniswezen (GW) altijd zeer serieus genomen. Naar aanleiding van een rapport van de Arbeidsinspectie is door de Dienst Justitiële Inrichtingen een plan van aanpak opgesteld. Doelstelling is om de stress onder medewerkers als gevolg van werkdruk te verlagen. Eind 2010 wordt bezien, op basis van de dan bereikte resultaten, wat de verder liggende doelstellingen zijn3.
De directie van het gevangeniswezen heeft daags na de uitzending van Nova een extra overleg met de medezeggenschap (GOR-GW) ingelast om te spreken over de brief van de medezeggenschap en een passend vervolg te formuleren ten aanzien van de punten die in de brief naar voren zijn gebracht. De komende tijd blijven bestuurder en medezeggenschap in nauw overleg met elkaar om gezamenlijk te bezien welke activiteiten ontplooid moeten worden.
Kent u de brandbrief van de Groepsondernemingsraad Gevangeniswezen van 6 juli 2010, waarin staat dat de situatie in de gevangenissen momenteel verergert en dat dit bij ongewijzigd beleid zal uitmonden in chaos? Bent u bereid de reactie op deze brief openbaar te maken en zo spoedig mogelijk een afschrift daarvan naar de Kamer te sturen?
Ja. Zoals in mijn antwoord op vraag 1 aangegeven, is de directie van het gevangeniswezen in overleg getreden met de medezeggenschap. Tevens is ook schriftelijk op de brief van de medezeggenschap gereageerd.
In de derde voortgangsrapportage Modernisering Gevangeniswezen zal ik uitvoering ingaan op de inhoudelijke punten uit de brief van de medezeggenschap en de voortgang van het nadere overleg daarover.
Vindt u de klacht van het gevangenispersoneel, dat de werkdruk toeneemt vanwege het programma Optimalisering Personeelsinzet, herkenbaar? Zo nee, bent u bereid al het personeel hierover expliciet om hun mening te vragen? Welke maatregelen gaat u nemen om de werkdruk te verlichten?
Het programma Optimalisering Personele Inzet (OPI) is gericht op een kwaliteitsverbetering van het roosterproces. Het verbetert het instrumentarium voor penitentiaire inrichtingen om het gevangenispersoneel effectiever in te zetten. Het contrast tussen pieken en dalen in het werk wordt hiermee verkleind. Alle penitentiaire inrichtingen gaan op dezelfde wijze werken en ongerechtvaardigde onderlinge verschillen worden weggenomen. Het gevolg van de invoering van OPI kan zijn dat (tijdelijk) op onderdelen een grotere werkdruk is ontstaan, op andere onderdelen kan echter een verlichting tot stand zijn gebracht. Dit verschilt per penitentiaire inrichting.
Daarom is afgesproken dat per penitentiaire inrichting een logboek wordt bijgehouden waarin problemen worden aangegeven. Indien nodig kunnen aparte afspraken worden gemaakt om deze op te lossen. Na drie maanden wordt de invoering van OPI geheel geëvalueerd. Dan kan worden vastgesteld of er al dan niet sprake is van structurele problemen. Door deze aanpak wordt een efficiënte uitvoering van de detentie gerealiseerd, waarbij per penitentiaire inrichting maatwerk kan worden geleverd, als wordt vastgesteld dat op onderdelen zich (personele) problemen voordoen.
Periodiek wordt onder het gevangenispersoneel een werkbelevingsonderzoek uitgevoerd. Werkdrukbeleving maakt daar onderdeel van uit. De resultaten daarvan zijn onderwerp van gesprek tussen de bestuurder en de medezeggenschap.
Is het waar dat op een aantal locaties het ziekteverzuim oploopt tot wel 20 procent? Wordt dit voor alle locaties geregistreerd en in de gaten gehouden? Welke maatregelen worden specifiek genomen om het ziekteverzuim binnen de perken te houden en de oorzaken hiervan te analyseren?
Het ziekteverzuim in het gevangeniswezen lag de eerste vier maanden van 2010 gemiddeld op 7,5%. De invoering van OPI heeft binnen een aantal vestigingen tijdelijk tot een stijging van het verzuimcijfer geleid. Een ziekteverzuimcijfer van 20% herken ik echter niet.
De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) heeft het voorkomen van verzuim als één van zijn speerpunten van het beleid. De regie op verzuim van een medewerker ligt bij de leidinggevende. Onlangs hebben alle leidinggevenden een training gehad op gebied van verzuim. P&O adviseurs kunnen de leidinggevenden als verzuimcoach ondersteunen bij het managen van verzuim binnen hun team of afdeling.
Is het waar dat er zelfs personeel onder druk wordt gezet om geen vakantie op te nemen dit jaar vanwege de problemen in de zomermaanden en om structureel over te werken om gaten in de bezetting op te vullen?
Het programma Optimalisering Personele Inzet heeft dit jaar een instrument voor personele jaarplanning geïntroduceerd. Hiermee zijn de effecten van alle invloeden op het rooster zichtbaar, zoals: vakantie, verzuimpatroon, opleidingen en andere vormen van afwezigheid. Met dit instrument kan beter dan voorheen een zichtbare balans gevonden worden tussen gegarandeerde continuïteit van het werk en het inroosteren van het zomerverlof. Overwerk kan op deze manier beter dan voorheen worden vermeden.
De directie en de ondernemingsraad van een penitentiaire inrichting krijgen door dit instrument meer inzicht in de effecten van voorgenomen keuzes in het rooster tijdens de zomermaanden. Het kan zijn dat dit in sommige inrichtingen tot andere keuzes voor het zomerverlof heeft geleid dan in voorgaande jaren. Na afloop van de vakantieperiode vindt zonodig een goede evaluatie van het verloop van de zomermaanden met de lokale ondernemingsraad plaats.
In welke penitentiaire inrichtingen is momenteel sprake van onderbezetting? Hoe is dat mogelijk in tijden waarin inrichtingen gesloten worden en personeel moet vertrekken?
Volgens de formele formatie en de bezettingsgegevens (peildatum juni 2010) is er geen sprake van onderbezetting in de penitentiaire inrichtingen. Indien er sprake is van (veel) langdurig verzuim kan een penitentiaire inrichting te maken krijgen met een tijdelijke geringe onderbezetting. Dit wordt dan door de directeur van de penitentiaire inrichting besproken met de sectordirectie van het gevangeniswezen.
Op welke schaal is er sprake van vervanging van goed opgeleid gevangenispersoneel door goedkopere particuliere beveiligers? Hoeveel gevangenispersoneel is er de laatste jaren uitgestroomd en hoeveel beveiligers zijn extern aangetrokken de laatste jaren? Met welke redenen gebeurt dit?
In 2009 zijn er 295 personeelsleden (executieve medewerkers) uit het gevangeniswezen uitgestroomd, in de periode januari tot en met juni 2010 waren dat er 94. Er is slechts op geringe schaal sprake van het inhuren van extern personeel. Ongeveer 1,5% van het totale personeelsbestand (10 797 medewerkers) binnen de sector gevangeniswezen van de Dienst Justitiële Inrichtingen is ten behoeve van de tijdelijke flexibele inzet van personeel extern ingehuurd (peildatum 1 juni 2010).
Is het waar dat ook een aantal Interne Bijstand Teams onderbezet zijn? Zo ja, bent u bereid hier zo spoedig mogelijk wat aan te doen vanwege de veiligheidsrisico’s die dit met zich meebrengt?
De vestigingen zijn in staat om alle IBT’s te laten functioneren. De veiligheid is dus niet in het geding. Wel was medio juni 2010 in een aantal vestigingen een gering aantal Interne Bijstand Teams (IBT’s) niet geheel ingevuld omdat het wervingsproces voor executieve medewerkers nog niet was afgerond. Door het bijzondere karakter van het werk van het IBT, worden executieve medewerkers hiervoor speciaal geselecteerd en opgeleid.
Vindt u het ernstig dat het gevoel van onveiligheid onder het gevangenispersoneel toeneemt? Is de toename van agressie van gedetineerden naar het personeel meetbaar? Zo nee, bent u bereid dit te onderzoeken en zo spoedig mogelijk maatregelen te treffen om de veiligheidssituatie voor het personeel te verbeteren?
Ik vind het van groot belang dat medewerkers van DJI hun werk op een veilige manier kunnen uitvoeren. Om de veiligheidssituatie onder het personeel te verbeteren, wordt geïnvesteerd in trainingen en opleidingen voor medewerkers en leidinggevenden. Daarbij ligt het accent op het stimuleren van positief gedrag en het ontmoedigen van negatief gedrag van de gedetineerde. Deze trainingen dragen bij aan een veilige werkomgeving van het personeel.
In het kader van het programma Veilige Publieke Taak van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) zijn de afgelopen jaren metingen verricht naar het aantal voorvallen van agressie en geweld (verbaal geweld/fysiek geweld, discriminatie, seksuele intimidatie en overige intimidatie) tegen werknemers met een publieke taak. De metingen zijn ook verricht onder penitentiaire inrichtingswerkers (PIW) van het gevangeniswezen. In 2011 vindt er weer een meting plaats. Uw Kamer zal te zijner tijd hierover op de hoogte worden gesteld.
Is er een toename van suïcides onder gedetineerden waarneembaar? Kunt u een cijfermatig overzicht geven van de suïcides in penitentiaire inrichtingen in de laatste jaren en voor het jaar 2010, voor zover beschikbaar?
Het aantal suïcides schommelt jaarlijks. Door de kleine aantallen is er al snel sprake van een relatief grote toe- of afname. In de periode 2005 tot en met 2009 is het aantal suïcides elk jaar afgenomen.
Aantal suïcides in de afgelopen jaren:
2005
20
2006
16
2007
15
2008
12
2009
10
In 2010 is er een toename te zien. In 2010 zijn op peildatum 10 augustus 2010 12 suïcides geweest.
Het buiten functie stellen van een commissaris bij Europol |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD), Fred Teeven (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de situatie die is ontstaan rondom het functioneren van de adjunct- directeur Europol? Acht u dit een interne gelegenheid van Europol of is ook het aanzien van de Nederlandse politie in het geding?1
Ja. Ik beschouw de aangelegenheid als een interne zaak van Europol.
Is het waar dat er interne informatie van Europol is «gelekt» aan medewerkers van de Dienst Nationale Recherche van het Korps Landelijke Politiediensten?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 1.
Heeft de huidige leiding van de Dienst Nationale Recherche wetenschap van deze «uitwisseling van informatie»? Zo ja, wat is uw oordeel over een dergelijk handelen van de betreffende adjunct-directeur?
De korpschef van het Korps landelijke politiediensten (KLPD) heeft mij gemeld dat het de leiding van de Dienst Nationale Recherche bekend is dat er vragen gerezen zijn over het vermeende uitwisselen van informatie betreffende de sollicitatieprocedure bij Europol.
Zoals gemeld in het antwoord op vraag 1 acht ik deze aangelegenheid een interne zaak van Europol.
Is er sprake van een detachering bij Europol van de betreffende persoon? Zo ja, overweegt u die detachering te beëindigen?
Nee, de betreffende persoon is niet bij Europol gedetacheerd. Ten behoeve van zijn functie bij Europol heb ik hem als beheerder van het KLPD buitengewoon verlof verleend. Ik heb op dit moment geen aanleiding iets te wijzigen in de arbeidsrelatie.
Financiering terreurgroep met qatsmokkel |
|
Lea Bouwmeester (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA), Jeroen Dijsselbloem (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitzending van «Dit is de dag» van 28 juni 2010, waarin melding wordt gemaakt over financiering van een Somalische terreurgroep met de opbrengst van qatsmokkel via Nederland?
Ja.
Heeft u inzicht in de aard, omvang, handelsroute en opbrengst van qatimport via Schiphol?
Qat is in Nederland niet verboden. De beschikbare informatie is daardoor beperkt. De omvang van de import via Schiphol zou indien nodig bij benadering zijn vast te stellen. Inzicht in de handelsroutes naar het buitenland en de opbrengst van de handel is moeilijk te verkrijgen doordat administraties vaak ontbreken of zeer onvolledig zijn. De meldingen die via Interpol worden ontvangen over transporten uit Nederland zijn vooral afkomstig uit Duitsland en de Scandinavische landen.
Welk deel van de in ons land ingevoerde qat dient voor binnenlands gebruik en welk deel wordt illegaal naar andere Europese landen gesmokkeld? Welke maatregelen heeft u genomen om dit laatste tegen te gaan en met welk effect? Zo nee, bent u voornemens actie te ondernemen?
Een cijfermatig overzicht ontbreekt, maar er zijn aanwijzingen dat een deel van de qat uitgevoerd wordt. Met enige regelmaat ontvangt het Korps Landelijke Politiediensten meldingen van Interpol over in het buitenland onderschepte qat-transporten of onderschepte pakketpost van officiële vervoerders waarin qat afkomstig uit Nederland blijkt te zitten. Daar waar deze meldingen aanknopingspunten bieden voor de opsporing van feiten die in Nederland strafbaar zijn wordt hieraan gevolg gegeven. Omdat qat als zodanig in Nederland niet verboden is, neemt Nederland geen bijzondere maatregelen om de in- en doorvoer van qat tegen te gaan. Wel wordt er waar nodig opgetreden tegen eventuele strafbare feiten die rondom de invoer en de handel van qat plaatsvinden, en de overlast die soms plaatsvindt rondom de binnenlandse handel en het gebruik.
Bent u bekend met het feit dat de handelsroute voor qatsmokkel bij de Zweedse overheid bekend is? Is hierover overleg geweest met de Nederlandse overheid en welke maatregelen zijn er getroffen?
Het is bekend dat alle Scandinavische landen bestemmingslanden zijn voor uit Nederland afkomstige qat. Er is geen formeel overleg geweest tussen Nederlandse en Zweedse autoriteiten en er zijn geen afspraken gemaakt over het nemen van maatregelen. Navraag bij de Zweedse autoriteiten heeft uitgewezen dat Zweden niet over aanwijzingen beschikt dat er een connectie bestaat tussen de opbrengsten die gegenereerd worden met de handel in qat en de financiering van een Somalische terroristische organisatie.
Klopt het dat de Zweedse overheid een link vermoedt tussen de opbrengst van qatsmokkel en financiering van een islamitische terreurgroep in Somalië? Zo ja, welke actie heeft u samen met Zweden ondernomen om deze financieringstroom af te snijden?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft u inzicht in de aard en omvang en leeftijd van gebruikers van qat in Nederland, specifiek onder de Somalische gemeenschap?
Er zijn geen landelijke cijfers over de aard en omvang van het gebruik van qat. In Nederland wordt het middel qat voornamelijk gebruikt binnen de Somalische bevolkingsgroep. Deze groep bestaat uit circa 26 000 mensen. Hoeveel mensen binnen de Somalische bevolkingsgroep qat gebruiken is niet bekend. Doordat deze bevolkingsgroep zich concentreert in een klein aantal gemeenten kan het zijn dat er binnen deze gemeenten sprake is van hinder rondom de lokale distributiepunten, terwijl er elders in het land niet of nauwelijks sprake is van moeilijkheden in verband met qat. Zie ook het antwoord op vraag 9.
Wat is de mogelijke schadelijkheid van qat in vergelijking met andere soorten softdrugs? 8
In 2007 heeft het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring (CAM) een risicoschatting voor qat uitgevoerd. Daaruit kwam naar voren dat het risico voor de individuele gezondheid gering is. Qat leidt nauwelijks tot lichamelijke afhankelijkheid. De fysiologische effecten die na gebruik optreden zijn mild. Er is nauwelijks sprake van acute toxiciteit. Ook het risico voor de volksgezondheid is klein. Er zijn geen ernstige gezondheidsincidenten als gevolg van het gebruik van qat bekend en er is geen sprake van vermenging met de circuits waarin andere drugs worden verhandeld of gebruikt. Vergeleken met eerdere beoordelingen door het CAM had het middel qat over het geheel genomen de laagste risicoscore van alle middelen. Aangezien er geen signalen zijn die wijzen op gezondheidsproblemen ten gevolge van qat zien wij geen aanleiding tot het doen van nader onderzoek zoals door u bedoeld.
Bent u bereid een onderzoek uit te voeren naar aard, omvang en mogelijke chronische gezondheidseffecten conform het advies van het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring (CAM) van het RIVM?
Zie antwoord vraag 7.
Klopt het dat de gemeente Tilburg al langer overlast ervaart als gevolg van gebruik en handel in qat en dat de gemeente in de Algemene Plaatselijke Verordening bepalingen heeft opgenomen om dit een halt toe te roepen? Wat zijn hiervan de effecten?
Het klopt dat er in de gemeente Tilburg sprake is van overlast als gevolg van de handel in qat. Het qatgebruik op zich levert geen overlast op, maar wel de toeloop en het verblijf van qatgebruikers rondom de lokale distributiepunten. Het gaat daarbij om wildplassen, zwerfvuil, geluidsoverlast, en een toename van het autoverkeer. In verband met de overlast heeft de gemeenten Tilburg sinds 2007 een bepaling in de Algemene Plaatselijke Verordening opgenomen om deze overlast tegen te gaan in bepaalde straten. Recent is de handhaving van deze bepaling door politie en stadstoezicht geïntensiveerd. De gemeente Tilburg heeft mij bericht dat de APV een geschikt instrument wordt gevonden om overlast tegen te gaan en dat bewoners weer tevreden zijn met hun leefomgeving.
Het afluisteren van geheimhoudersgesprekken in gevangenissen |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere Kamervragen over het afluisteren van geheimhoudersgesprekken in gevangenissen?1 Hoe is het mogelijk dat ten onrechte gesprekken tussen advocaten en cliënten zijn of zouden kunnen worden opgenomen?2 Het is toch altijd duidelijk dat de advocaat die zijn cliënt bezoekt een geheimhouder is, waarvan het gesprek niet mag worden opgenomen?
Gesprekken met geheimhouders zouden zeer incidenteel kunnen worden opgenomen indien niet duidelijk is dat een bezoeker van een gedetineerde een advocaat of een andere geheimhouder is. Om dat te voorkomen is onder andere van belang dat een advocaat die op bezoek gaat bij zijn cliënt zich ook als zodanig bij de penitentiaire inrichting aanmeldt. Het doel van de op te stellen landelijk werkende procedure is ervoor te zorgen dat – voor zover het afluisteren van gesprekken plaatsvindt in het kader van een opsporingsonderzoek – overal op dezelfde wijze door politieteams vooraf wordt geverifieerd of een bezoeker van een gedetineerde een geheimhouder is om te voorkomen dat geheimhoudergesprekken worden opgenomen.
Wat zal de inhoud zijn van de door het College van procureurs-generaal op te stellen uniforme landelijke werkinstructie ten aanzien van het direct afluisteren in een penitentiaire inrichting?
Zie antwoord vraag 1.
Gaat u ervoor zorgen dat geheimhoudergesprekken in penitentiaire inrichtingen niet meer zullen kunnen worden opgenomen? Bent u bereid de afluister- en opnameapparatuur uit de advocatenspreekkamers te laten verwijderen? Zo nee, waarom niet?
Mijn inzet is ervoor te zorgen dat geheimhoudersgesprekken in penitentiaire inrichtingen niet worden opgenomen. Voor wat betreft het afluisteren in het kader van een opsporingsonderzoek verwijs ik naar mijn antwoord op vragen 1 en 2. Er kan ook op grond van de penitentiaire beginselenwet in het kader van de openbare orde en veiligheid binnen de penitentiaire inrichting worden afgeluisterd. Ten aanzien hiervan hebben op maandag 19 juli jongstleden vertegenwoordigers van mijn departement overleg gevoerd met de Nederlandse Orde van Advocaten. Daarbij is afgesproken dat allereerst de problematiek ten aanzien van het afluisteren op grond van de penitentiaire beginselenwet nader zal worden geanalyseerd en dat vervolgens oplossingen worden geformuleerd. Ik kan nu niet vooruitlopen op de oplossingen die gekozen zullen worden.
Berichtgeving dat de AIVD aangeeft dat universiteiten op moeten passen voor buitenlandse studenten die mogelijk spioneren |
|
Attje Kuiken (PvdA), Tanja Jadnanansing (PvdA) |
|
André Rouvoet (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport, minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over het signaal van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) m.b.t. buitenlandse studenten die spioneren voor hun land?1 en 2
Ja.
Hoe beoordeelt u dit signaal van de AIVD richting universiteiten?
Het kabinet neemt dit signaal uit het rapport «Kwetsbaarheidsanalyse Spionage» van de AIVD en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties serieus en is dan ook bezig met het formuleren van een reactie op dit rapport.
Heeft de AIVD universiteiten hier actief over benaderd? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, gaat de AIVD richtlijnen opstellen voor de universiteiten en treedt zij binnenkort actief met ze in contact om ze te informeren?
Ja, er is in het kader van de «Kwetsbaarheidsanalyse Spionage» met diverse universiteiten en andere instellingen in de kennis- en innovatiesector gesproken. De uitkomsten van deze gesprekken hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de duiding van kernbelangen en kwetsbaarheden ten aanzien van het in Nederland aanwezige technisch-wetenschappelijk potentieel. Daarnaast heeft de AIVD regelmatig contact met universiteiten in het kader van incidentmeldingen en om het bewustzijn van spionagerisico’s te verhogen.
Deelt u de mening dat universiteiten niet toegerust zijn om op dit terrein op te treden? Zo, nee waarom niet?
Het onderkennen van inlichtingenactiviteiten is geen primaire taak van een universiteit. Voor het onderkennen van inlichtingenactiviteiten zijn veelal specialistische kennis en middelen nodig die een organisatie als de AIVD tot zijn beschikking heeft.
Tot de kerntaken van universiteiten behoort het verrichten van wetenschappelijk onderzoek en het verzorgen van wetenschappelijk onderwijs. Wel vormt het scheppen van voorwaarden om onderzoek en onderwijs soepel te laten verlopen deel van het instellingsbeleid. Universiteiten kennen daarom een veiligheidsbeleid, dat aanvankelijk vooral gericht was op de fysieke veiligheid van studenten en medewerkers, maar zich evenwel steeds meer tot een integraal veiligheidsbeleid ontwikkelt.
Het veiligheidsbeleid dat OCW voor de onderwijsinstellingen nastreeft, is gestoeld op de kernwaarden: Vrijheid van uitwisseling van kennis en informatie, ruimte voor wetenschappelijke en culturele uitingen en een kwalitatief hoogwaardig aanbod van onderwijs, cultuur en wetenschap. OCW heeft in maart van dit jaar de «OCW beleidsvisie Veiligheid en Radicalisering» uitgebracht. Dit document sluit nauw aan bij de Strategie Nationale Veiligheid (SNV) en stelt OCW en de OCW-sectoren in staat om gestructureerd beleid te ontwikkelen en te implementeren.
Hoe zouden universiteiten spionage door buitenlandse studenten moeten constateren?
Zie antwoord vraag 4.
Vindt u dat het bewaken van informatie en het ontdekken van spionage tot de verantwoordelijkheden of taken van universiteiten behoren? Zo ja, hoe ziet u deze taken?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven hoe dit signaal van de AIVD zich verhoudt tot de noodzaak voor de Nederlandse kenniseconomie dat er een vruchtbare uitwisseling van kennis en studenten is met buitenlandse universiteiten?
Voor de ontwikkeling van de Nederlandse kenniseconomie is het opdoen, verspreiden en delen van kennis over de grenzen heen een onmiskenbare voorwaarde. Universiteiten zijn in dat opzicht bij uitstek instituten van kenniscirculatie. In de nota die de Kamer is toegezonden over internationale aspecten van het hoger onderwijs- onderzoek- en wetenschapsbeleid «Het grenzeloze goed» (10 november 2008 kamerstuk 2008–2009, 31 288 nr. 44) is de betekenis ervan nog eens duidelijk geformuleerd.
Aan internationalisering zijn ook risico’s verbonden. Het recente AIVD-onderzoek «Kwetsbaarheidsanalyse Spionage» heeft in kaart gebracht welke informatie in Nederland kwetsbaar is voor spionage. Het rapport stelt de verantwoordelijke professionals bij onder meer instellingen voor hoger onderwijs in staat om eigen belangen en kwetsbaarheden beter te kunnen identificeren en te beschermen. In die zin draagt het rapport bij aan het verhogen van de »awareness» van betrokkenen om de weerbaarheid tegen spionage te verhogen. In de reactie op de «Kwetsbaarheidsanalyse Spionage», die momenteel wordt opgesteld, zal nader worden ingegaan op de beleidsopvolging van de aanbevelingen.
Op welke wijze denkt u dat voorkomen kan worden dat er onbalans ontstaat tussen de noodzakelijke veiligheid en zorgvuldigheid met betrekking tot informatie die niet ongewenst verspreid mag worden en de wens om als kennisland tot internationale samenwerking en uitwisseling te blijven komen?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht dat Saban B. op borgtocht zou zijn vrijgelaten |
|
Sybrand van Haersma Buma (CDA) |
|
|
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Saban B. op borgtocht zou zijn vrijgelaten?1
Kloppen de feiten in dit bericht? Wat is uw visie hierop?
Zijn er mogelijkheden voor Nederland, om tegen deze vrijlating invloed uit te oefenen? Zo ja, op welke wijze? Hoe gaat Nederland hier gebruik van maken? Zo nee, waarom niet?
Ziet u kansen om te bewerkstelligen dat Turkije (vrijwillig) overgaat tot uitlevering aan Nederland van Saban B.?
Is er inmiddels zicht op een uitleveringsverdrag tussen Nederland en Turkije?
Het bericht dat de gemeente Zundert wordt geteisterd door overvallen, inbraken en berovingen |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht dat de gemeente Zundert wordt geteisterd door overvallen, inbraken en berovingen?1
Ja.
Kloppen de feiten in dit bericht?
Op 14 maart 2010 is een overval is gepleegd op een woning te Zundert, grenzend aan en behorend bij een autobedrijf en benzinepomp. Op 17 juni 2010 is een woning die behoort bij een bakkerij overvallen. Het onderzoek in beide zaken loopt nog. Er zijn nog geen verdachten aangehouden.
Naar aanleiding van het krantenbericht in De Telegraaf (25 juni 2010) dat sprake zou zijn van bekende daders, is nader onderzoek gedaan. De recherche heeft de in het krantenbericht geïnterviewde persoon bevraagd. Deze persoon kon zijn uitspraak echter niet concreet maken. Het gesprek leverde ook verder geen nadere opsporingsindicaties op.
Zie verder het antwoord op vraag 3, 4 en 5.
Hoe beoordeelt u de toename van de overvallen, inbraken en berovingen? Waaraan is deze stijging volgens u te wijten? Past deze in het licht van de algemene toename van met name overvallen?
In 2008 hebben zes overvallen plaatsgevonden in de gemeente Zundert, in 2009 zes en in 2010 tot op heden vijf. Deze zijn gepleegd op verschillende plaatsen zoals winkels, woningen (behorend bij een bedrijf) en een zwembad.
Het aantal overvallen in de gemeente Zundert vertoont een stijgende lijn. Het is op dit moment nog niet duidelijk wat daarvan de oorzaak is. De politie doet onderzoek naar de overvallen (zie ook onder 4). Over de resultaten daarvan kunnen in het belang van het onderzoek op dit moment geen mededelingen worden gedaan.
Landelijk gezien is het aantal overvallen in de eerste vijf maanden van 2010 met 6% gedaald. Op landelijk niveau wordt binnen het fenomeenonderzoek naar overvalproblematiek dat door de Taskforce Overvallen is gestart onder meer onderzoek gedaan naar mogelijke oorzaken van de stijging van het aantal overvallen in de afgelopen jaren (TK, vergaderjaar 2009–2010, 28 684, nr. 276).
Het aantal woninginbraken in Zundert is enigszins gestegen (2008: 101, 2009: 105, 2010 tot dusver: 61). Dit is geen afwijkend beeld ten opzichte van de regionale ontwikkeling.
Het aantal berovingen in Zundert is zeer beperkt. Ook dit wijkt niet af van de regionale ontwikkelingen (2008: 1; 2009: 0 en 2010 tot dusver: 1).
Welke mogelijkheden staan de burgemeester en de politie ten dienste om op te treden tegen deze stijgende golf van geweld? Zijn deze volgens u voldoende? Zo ja, waarom?
De bestrijding van overvallen heeft binnen de regio Midden en West Brabant maximale prioriteit. Openbaar Ministerie, politie, gemeenten en ondernemers in de regio werken samen om het aantal overvallen terug te dringen.
In overleg met arrondissementsparket Breda is binnen de politieregio Midden en West Brabant op 1 april 2007 een bovendistrictelijk rechercheteam (BDRT) opgericht. Dit team houdt zich sinds twee jaar volledig bezig met het oplossen van gepleegde overvallen met een seriematig karakter. Door de recherche wordt maximale capaciteit beschikbaar gesteld voor de opsporingsonderzoeken naar overvallen. Binnen het parket Breda zijn twee officieren van justitie belast met de portefeuille overvallen en is er een coördinator overvallen aangewezen.
Regionaal zijn diverse voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd voor ondernemers, waarbij zij worden gewezen op preventieve maatregelen die zij kunnen treffen en de subsidieregeling voor het beveiligen van het midden- en kleinbedrijf. Hiernaast wordt bij overvallen gebruik gemaakt van SMS alert en is via de site van de politie Midden West Brabant een Google-map pagina beschikbaar waarop kort na het plegen van een overval informatie kan worden geplaatst, zoals plaats delict en signalement verdachte. Verder is in de gemeente Zundert onder andere op 5 juli 2010 het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) van start gegaan en start binnenkort het project Buurtpreventie. Er heeft een informatiebijeenkomst plaatsgevonden voor de slachtoffers van overvallen. De burgemeester heeft contact gezocht met de Stichting Meld Misdaad Anoniem en hen verzocht zo spoedig mogelijk een plan van aanpak op te stellen om het aantal anonieme meldingen te vergroten. Verder is er gericht gecontroleerd in wijken en zijn onder meer met behulp van «road-blocks» verschillende keren alle passerende voertuigen en inzittenden in een bepaald gebied gecontroleerd op onder meer de aanwezigheid van inbraakgereedschappen.
Uitgangspunt daarbij is dat het Openbaar Ministerie hoge straffen eist, meestal een gevangenisstraf, en wijst op de onrust die overvallen teweeg brengen in de samenleving.
Uit het bovenstaande blijkt dat deze mogelijkheden intensief worden benut.
Wordt er naar uw oordeel momenteel adequaat opgetreden door het college van burgemeester en wethouders, de politie en het Openbaar Ministerie?
Zie antwoord vraag 4.
Internetfilters |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD), Fred Teeven (VVD) |
|
|
|
![]() |
Is het waar dat u met providers heeft afgesproken alleen websites te filteren uit landen waarmee Nederland geen afspraken heeft gemaakt over rechtshulp?1
Is het waar dat op de zogenaamde zwarte lijst, die Nederlandse providers gaan gebruiken, websites uit slechts enkele landen voorkomen, te weten Thailand, Japan en Zuid-Korea?
Hoeveel sites staan bij de start van de ingebruikneming van het internetfilter op de zwarte lijst?
Deelt u de mening dat het verbergen van gruwelijke misdaden achter een filter de problematiek als zodanig niet oplost? Is het de bedoeling dat dit aantal sites zal afnemen? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens te nemen om dit te realiseren? Zo nee, waarom niet?
Welke concrete maatregelen heeft u genomen om ervoor te zorgen dat Thailand, Japan en Zuid-Korea de Convention on Cybercrime en/of de United Nations Convention against Transnationale OrganizedCrime ratificeren?
Welke concrete maatregelen heeft u tot op heden genomen om ervoor te zorgen dat de sites, die in Thailand, Japan en Zuid-Korea worden gehost, van het web worden gehaald?
Bent u van mening dat Nederland er alles aan doet om dergelijk materiaal te verwijderen? Zo ja, op welke wijze?
Het bericht dat de helft van de Marokkaanse jeugd een misdrijf heeft gepleegd |
|
Sietse Fritsma (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Helft Marokkaanse jeugd pleegde misdrijf?»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het feit dat de helft van de Marokkaanse jeugd voor zijn 22e jaar een misdrijf heeft gepleegd onacceptabel is?
Vanzelfsprekend dient tege misdrijven te worden opgetreden. Wij wijzen op de aanpak die dit kabinet de afgelopen jaren heeft gevolgd, waarvan de persoonsgerichte aanpak via met name de Veiligheidshuizen en het onderscheid tussen hinderlijke, overlastgevende, en criminele jongeren kernelementen zijn. Het zojuist in de Eerste kamer aangenomen wetsvoorstel maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast zal het instrumentarium voor de aanpak van ernstige overlast verder uitbreiden. Vanwege de grote oververtegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse probleemjongeren heeft het kabinet in januari 2009 in de brief «Grenzen stellen, perspectief bieden» (Kamerstuk 31 268, nr. 13) aangegeven welk aanvullend beleid tot stand is gekomen.
Wat betreft de inzet van een straatterreureenheid verwijs ik u naar onze reactie op de motie die de heer Fritsma over dit onderwerp heeft ingediend tijdens het spoeddebat van 24 juni 2010 over de situatie in Culemborg. Ik merk tot slot nog op dat de cijfers uit de door u aangehaalde berichtgeving voortkomen uit een onderzoek waarin jongeren tot 2006 werden gevolgd, waardoor uit dit onderzoek geen conclusies kunnen worden getrokken over de huidige situatie en het na 2006 gevoerde beleid.
Bent u met deze cijfers in de hand eindelijk bereid het Marokkaanse tuig dat misdrijven pleegt ongenadig hard aan te pakken?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid een nationale straatterreureenheid in het leven te roepen en snelrecht toe te passen zodat daders snel achter de tralies verdwijnen, de straffen te verhogen en ervoor te zorgen dat het mogelijk wordt dat daders na het uitzitten van hun straf worden gedenaturaliseerd en uitgezet naar Marokko zodat ze de straten van Rabat en Casablanca onveilig kunnen maken in plaats van Nederlandse steden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het zogenaamde SWIFT-akkoord |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het nieuwe (zgn.) SWIFT-akkoord («an agreement between the European Union and the United States of America to make available to the United States Treasury Department financial messaging data to prevent and combat terrorism and terrorist financing»)?1
Ja.
Heeft u tevens kennisgenomen van het voornemen van het Spaanse voorzitterschap om bovengenoemd akkoord op maandag 28 juni 2010 als A-punt tijdens de Landbouwraad af te handelen?
Ja.
Deelt u de mening dat, gelet op de sensitiviteit van het dossier en de eerdere afwijzing van de tijdelijke overeenkomst door het Europees Parlement, bovengenoemd akkoord tijdens een JBZ-raad dient te worden behandeld? Zo ja, wanneer bent u voornemens om dit akkoord op de agenda te plaatsen?
Ik steun, alle aspecten afwegende, en in het bijzonder gelet op het grote belang van de intensieve samenwerking met de Verenigde Staten in de strijd tegen terrorisme(financiering), de door het Spaanse Voorzitterschap gemaakte afweging om de onderhavige ontwerpovereenkomst zo snel mogelijk ter goedkeuring aan de Raad en daarna aan het EP voor te leggen, zeker nu de eerstvolgende bijeenkomst van de JBZ-Raad niet eerder is voorzien dan op 7 en 8 oktober 2010.
Bent u van mening dat het Nederlands Parlement op deze wijze voldoende betrokken is bij de besluitvorming? Zo ja, kunt u dit nader toelichten? Zo nee, welke maatregelen bent u voornemens te nemen om dit alsnog te realiseren?
Het is mijn bestendige inzet, uiteraard met inachtneming van de institutionele kaders en besluitvormingsprocedures die volgen uit het Verdrag van Lissabon, om het Nederlandse Parlement zo tijdig en adequaat mogelijk op de hoogte te houden van alle relevante ontwikkelingen op JBZ-gebied, ook als dat door de actuele ontwikkelingen noodgedwongen op zeer korte termijn moet gebeuren, zoals in dit geval. Mede daarom heb ik heden beide Kamers een brief gestuurd met een beschrijving van de laatste stand van zaken in de onderhandelingen tussen de EU en de VS over de nieuwe SWIFT-overeenkomst.
Bent u van mening dat Raad en Commissie voldoende tegemoet komen aan de voorwaarden, zoals uiteengezet in resolutie P7_TA-PROV(2010)0143 van het Europees Parlement en in het bijzonder paragraaf 7, 8, 11, 12 en 14, aangenomen op 5 mei 2010? Zo ja, kunt u dit nader toelichten? Zo nee, bent u voornemens om dit zo spoedig mogelijk bij het Spaanse voorzitterschap evenals de Commissie aan de orde stellen?
Ja, zoals ook uit mijn in het antwoord op vraag 4 bedoelde brief volgt, is de Nederlandse regering ingenomen met het door de Commissie bereikte onderhandelingsresultaat, dat nauw bij het door de Raad op 11 mei jl. verstrekte onderhandelingsmandaat aansluit2 en daarmee ook recht doet aan de zorgen die binnen het Europees Parlement - en tot op zekere hoogte ook bij verschillende lidstaten - leefden met betrekking tot de overeenkomst van 30 november 2009. De nieuwe ontwerpovereenkomt bevat meer waarborgen op het gebied van dataprotectie en individuele rechtsbescherming dan deze laatste overeenkomst. In de preambule van de ontwerpovereenkomst en door middel van een afzonderlijke verklaring van de Raad wordt een duidelijke koppeling gelegd met het nog tot stand te brengen specifieke dataprotectieverdrag tussen de EU en de Verenigde Staten. De ontwerpovereenkomst voorziet bovendien via artikel 13 in een solide evaluatiemechanisme dat het mogelijk maakt de vinger ten aanzien van de feitelijke implementatie van de overeenkomst aan de pols te houden en zo nodig passende maatregelen te nemen. Om een einde te kunnen maken aan de verstrekking aan de VS van grote hoeveelheden gegevens roept het ontwerp-Raadsbesluit tot sluiting van de overeenkomst de Europese Commissie op om binnen een jaar een juridisch en technisch kader voor te stellen voor het extraheren van data op het grondgebied van de EU. De Commissie heeft al te kennen gegeven dat zij daartoe bereid is. Ook de overeenkomst zelf bevat een bepaling over een dergelijk Europees «TFTP» (artikel 11).
Bent u van mening dat met dit akkoord wordt voldaan aan de basisvereisten voor de bescherming van persoonsgegevens, de beginselen die ten grondslag liggen aan de Europese wetgeving en praktijk inzake het doorgeven/extraheren van gegevens en het toezicht daarop, de Europese wettelijke voorschriften voor de eerlijke, evenredige en rechtmatige verwerking van persoonsgegevens evenals de beginselen van proportionaliteit en noodzakelijkheid?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid de vragen met spoed te beantwoorden?
Ja.
Het vernietigen van een samenscholingsverbod door de Hoge Raad |
|
Hans Spekman (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Hoge Raad vernietigt samenscholingsverbod Utrecht»?1
Ja.
Is het waar dat op basis van een zogenoemde vormfout door het Openbaar Ministerie (OM) de Hoge Raad een arrest van het Hof met betrekking tot het samenscholingsverbod in de wijk Zuilen in Utrecht heeft vernietigd?
De Hoge Raad heeft een arrest van het gerechtshof Amsterdam, zitting houdend te Arnhem, van 1 oktober 2008 vernietigd en het Openbaar Ministerie (OM) alsnog niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep (22 juni 2010, LJN: BK9727). De reden hiervoor was dat op de door het OM ingediende akte van het rechtsmiddel «cassatie» stond vermeld in plaats van «hoger beroep». Overigens betrof dit een Utrechts samenscholingsverbod in de wijk Kanaleneiland en niet in de wijk Zuilen.
Deelt u de mening dat het te betreuren valt dat een arrest vanwege een vormfout en niet om inhoudelijke reden wordt vernietigd? Zo ja, wat gaat u ondernemen om dergelijke vormfouten tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Er is helaas sprake geweest van een vergissing. Het OM heeft aangegeven dat slechts zelden sprake is van het onjuist instellen van een rechtsmiddel. Bovendien geven de gevolgen die de Hoge Raad in het arrest aan een dergelijk vormfout verbindt een aanzienlijke prikkel aan het OM om nog scherper op te letten. Om die reden zie ik geen aanleiding maatregelen te nemen.
Is het waar dat het genoemde samenscholingsverbod door de vernietiging van het arrest van het Hof nu de facto niet meer kan worden gebruikt, zoals de gemeente Utrecht dat voor ogen stond? Zo ja, wat zijn de gevolgen voor de handhaving van de openbare orde en de veiligheid in desbetreffende wijk?
Het samenscholingsverbod zoals dat in vrijwel alle algemene plaatselijke verordeningen (APV) is opgenomen, geldt voor eenieder. Over het algemeen houdt het samenscholingsverbod niet meer in dan dat het verboden is op of aan de weg deel te nemen aan een samenscholing. De geldigheid van een dergelijk samenscholingsverbod is door de Hoge Raad bevestigd in zijn arrest van 28 mei 2002 (LJN: AE1494).
Het samenscholingsverbod wordt in Utrecht als volgt toegepast. De burgemeester van Utrecht en het OM hebben in 2007 besloten het gebied Kanaleneiland-Noord voor de duur van zes maanden aan te wijzen als een gebied waarin het samenscholingsverbod, zoals opgenomen in artikel 10 van de APV Utrecht, intensief zou worden gehandhaafd ten aanzien van een specifieke groep jongeren die tevoren waren aangewezen als potentiële overlastveroorzakers. De aangewezen personen kregen van de burgemeester een brief waarin stond dat zij in het aangewezen gebied niet in een groep van vijf of meer personen mochten staan. Dit specifieke handhavingsbeleid heeft ertoe geleid dat een aantal jongeren is vervolgd wegens overtreding van het samenscholingsverbod, omdat zij in het aangewezen gebied in een groep van vijf of meer personen bijeen stonden.
Zoals onder 1 aangegeven heeft de Hoge Raad in cassatie de officier van justitie alsnog op procedurele gronden niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Daardoor zijn in deze zaken de veroordelingen die het gerechtshof had uitgesproken vernietigd en blijven de door de kantonrechter van Utrecht op 13 februari 2008 uitgesproken vrijspraken in stand. Door de niet-ontvankelijk verklaring is de Hoge Raad niet toegekomen aan het inhoudelijk behandelen van de zaken en daarmee niet aan de vraag of het samenscholingsverbod correct is toegepast en/of het hof de verdachten terecht heeft veroordeeld.
De lokale driehoek van Utrecht heeft zich beraden op de gevolgen van het arrest van de Hoge Raad. De driehoek heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om het gerichte handhavingsbeleid ten aanzien van het samenscholingsverbod te beëindigen. Dit beleid, dat nu wordt toegepast in de wijk Zuilen-Oost, zal derhalve worden voortgezet. Bij overtreding van het samenscholingsverbod door een persoon tot wie het handhavingsbeleid zich richt, zal deze worden geverbaliseerd en worden gedagvaard voor de kantonrechter. Bij een eventuele vrijspraak kan het OM opnieuw hoger beroep aantekenen.
Heeft de uitspraak van de Hoge Raad gevolgen voor andere samenscholingsverboden? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat van de aanwezigheid van sommige groepen ook een dreiging kan uitgaan ook al is er (nog) geen sprake van daadwerkelijke ordeverstoring? Zo ja, past dit binnen de huidige definitie van het begrip bedreiging, zoals bedoeld in het Wetboek van Strafrecht?
Een groep kan door houding, gedrag, kleding e.d. op sommigen dreigend of intimiderend overkomen, ook als er (nog) geen sprake is van daadwerkelijke verstoring van de openbare orde. Dit zal feitelijk moeten worden vastgesteld aan de hand van de uiterlijke verschijningsvorm en de gedragingen van een groep, mede bezien in samenhang met plaatselijke omstandigheden.
Bij samenscholing is nog geen sprake van bedreiging in de zin van artikel 285 Wetboek van Strafrecht.
Als het wetsvoorstel maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast (31 467) in werking is getreden, is een samenscholingsverbod, zoals in het vernietigd arrest is besproken, wettelijk mogelijk?
Zoals in het voorgaande is aangegeven, heeft de Hoge Raad zich niet uitgesproken over de vraag of het samenscholingsverbod correct is toegepast en het gerechtshof de verdachten terecht heeft veroordeeld.
In het wetsvoorstel maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast, dat op 6 juli 2010 door de Eerste Kamer is aangenomen en binnenkort in werking zal treden, wordt het zogenaamde «groepsverbod» geïntroduceerd. Dit houdt in dat de burgemeester aan een persoon die herhaaldelijk individueel of groepsgewijs de openbare orde heeft verstoord of bij groepsgewijze verstoring van de openbare orde een leidende rol heeft gehad, bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde een bevel kan geven zich niet binnen een door de burgemeester aangewezen gebied op voor het publiek toegankelijke plaatsen in groepsverband op te houden zonder redelijk doel met meer dan drie andere personen. Deze bevoegdheid van de burgemeester biedt een extra mogelijkheid voor het tegengaan van ongewenste groepsvorming en daarmee gepaard gaande verstoringen van de openbare orde door groepen (zie ook Kamerstukken II, 2007–2008, Aanhangsel 1611 en 1639 met de antwoorden op Kamervragen van de leden Teeven (VVD) en Kuiken en Depla (beiden PvdA) over het samenscholingsverbod in Utrecht).
Het beledigen en bedreigen van religieuze en seksuele minderheden |
|
Ronald van Raak |
|
Is het waar dat sprake is van toenemende bedreigingen en beledigingen van religieuze en seksuele minderheden? Zoals het bedreigen van joden, wat onder meer zou blijken uit de uitzending «De keppel, de bedreiging en de verborgen camera»?1 En van joodse kinderen die worden belaagd tijdens een avondvierdaagse?2 Maar ook van een homostel dat is weggepest uit de Utrechtse wijk Leidsche Rijn en een lesbisch stel dat werd verjaagd uit de Utrechtse buurt Zuilen?34
De cijfers van de antidiscriminatiebureaus laten geen landelijke stijging van antisemitisme zien. Het landelijke beeld van meldingen en incidenten van antisemitisme fluctueert en lijken in direct verband te staan met spanningen in het Midden-Oosten. Het antidiscriminatiebureau Regio Amsterdam geeft aan in de eerste vier maanden van 2010 geen stijging te zien in het aantal meldingen van antisemitisme. In de gehele regio Amsterdam is geen stijging te zien van antisemitische meldingen in de eerste vier maanden van 2010 ten opzichte van de eerste maanden in 2009. Uiteraard geldt dat het aantal meldingen lager kan liggen dan het reële aantal voorvallen.
Het Landelijk Expertisecentrum Diversiteit (LECD) van politie geeft aan dat het aantal meldingen via de laagdrempelige politiewebsite www.hatecrimes.nl niet toegenomen: in de eerste vijf maanden van 2010 zijn landelijk vier meldingen over homofoob geweld ontvangen.
Het landelijk criminaliteitsbeeld discriminatie 2009 van politie komt zeer binnenkort uit en wordt vervolgens zo spoedig mogelijk, deze zomer nog, naar de Tweede Kamer gestuurd. Op basis van dit criminaliteitsbeeld zullen wij vaststellen of er sprake is van een toename van geregistreerde incidenten van bedreigingen en beledigingen van religieuze en seksuele minderheden bij politie.
Bij bovenstaande dient opgemerkt te worden dat het moeilijk is om op basis van alleen cijfers over klachten, meldingen en aangiften van discriminatie vast te stellen of er een trend waarneembaar is, aangezien niet iedereen die discriminatie ervaart hiervan melding doet. Het kabinet investeert daarom in diverse discriminatiemonitoren die een verdiepende analyse bieden. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Is het aantal door de politie geregistreerde incidenten van bedreigingen en beledigingen van religieuze en seksuele minderheden de afgelopen jaren toegenomen? Bent u bereid te onderzoeken waarom dergelijke incidenten toenemen, in welke mate tolerantie jegens andersdenkenden afneemt en wat hier de oorzaken van zijn?
Zie antwoord vraag 1.
Zijn de politiekorpsen waar dergelijke incidenten zijn gemeld extra alert op de aanpak van dit probleem? Zo niet, waarom niet? Is er voldoende capaciteit bij de politie om deze problemen aan te pakken? Zijn er voldoende wijkagenten om de bedreigers te achterhalen en de bedreigden te beschermen?
De aanpak van discriminatie heeft een hoge prioriteit voor dit kabinet én voor politie en het Openbaar Ministerie (OM). Er is al veel geïnvesteerd door het kabinet en de politie om te stimuleren dat discriminatie-incidenten worden gemeld of dat hiervan aangifte wordt gedaan, zoals de website www.hatecrimes.nl die een laagdrempelige mogelijkheid biedt voor het melden van hatecrimes, delicten met een discriminatoir motief. Via het LECD van politie, de contactpersonen discriminatie en de taakaccenthouders discriminatie binnen de politiekorpsen wordt voortdurend aandacht gevraagd voor het herkennen van discriminatoire aspecten bij de aangiftes. De regionale homonetwerken van politie kunnen op verzoek als intermediair fungeren bij het doen van aangifte. In de huidige algemene politieopleiding is het vak Multicultureel vakmanschap opgenomen. Hierin is aandacht voor diversiteit en verschillende levensstijlen binnen de samenleving en hoe hiermee om te gaan. Daarnaast wordt in dit vak aandacht besteed aan de Aanwijzing Discriminatie 2007 van het College van Procureurs-Generaal waarin de strafrechtelijke aanpak van discriminatie staat beschreven.
Alle meldingen en aangiften worden regelmatig besproken in het Regionaal Discriminatieoverleg dat in elke politieregio plaatsvindt onder voorzitterschap van de discriminatieofficier van justitie, waarbij ook vertegenwoordigers van politie en antidiscriminatiebureaus aanwezig zijn. Hierin wordt de strafwaardigheid en voortgang van alle bekende meldingen en aangiften besproken.
Het kabinet heeft geïnvesteerd in de uitbreiding van het aantal wijkagenten: 500 in vier jaar. Deze uitbreiding ligt op schema. In 2009 zijn er landelijk 319 wijkagenten bijgekomen ten opzichte van 2007.
Waaraan wijt u dit gebrek aan tolerantie, wat is uw analyse van deze problematiek? Welke maatregelen worden genomen om de daders te bestraffen en de slachtoffers bescherming te bieden, zodat iedereen weer over straat kan zonder bedreigd, beledigd of bespot te worden? Welke mogelijkheden ziet u om het respect voor religieuze en seksuele minderheden te bevorderen?
Het is moeilijk om in algemene zin iets te zeggen over de tolerantie ten aanzien van religieuze en seksuele minderheden, omdat dit een zeer breed en divers thema betreft.
Ik verwijs u naar de voortgangsrapportage lesbisch en homo-emancipatiebeleid 2008–2010 en de homo-emancipatiemonitor «Steeds gewoner, nooit gewoon» van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) die vandaag naar de Tweede Kamer zijn gestuurd. In het SCP-rapport wordt onder meer gesteld dat de tolerantie ten aanzien van homoseksuelen in Nederland de laatste jaren is toegenomen. De voortgangsrapportage gaat in op wat de inzet van dit kabinet is op het terrein van veiligheid, onderwijs en integratie.
Op korte termijn ontvangt u de Monitor rassendiscriminatie 2009, waarin een hoofdstuk aan antisemitisme is gewijd. Voorts kan ik u melden dat naar aanleiding van maatschappelijke spanningen rondom het conflict in Gaza de toenmalige Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, de toenmalige Minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de Minister-president begin 2009 verschillende gesprekken hebben gevoerd met zowel Joodse organisaties als islamitische- en minderhedenorganisaties in Nederland met het doel de spanningen te kanaliseren. Deelnemers aan deze gesprekken benadrukten het belang van gezamenlijk optreden van Joodse en islamitische gemeenschappen in Nederland in het bestrijden van antisemitisme en andere vormen van discriminatie en onverdraagzaamheid. Om dit te blijven stimuleren heeft het Ministerie van VROM het Joods Marokkaans Netwerk van Amsterdam eenmalig financieel ondersteund. Momenteel verkent het netwerk de mogelijkheid om activiteiten te organiseren om het netwerk zichtbaar te maken in de samenleving, zoals gastlessen op scholen waarbij elkaar respecteren en accepteren centraal staan.
Daarnaast heeft het Ministerie van VROM dialoogtrainingen voor leraren ondersteund. Deze trainingen bieden leraren handvatten om een dialoog te kunnen starten over (gevoelige) maatschappelijke thema’s.
Voor wat betreft de strafrechtelijke maatregelen verwijs ik u naar het antwoord op vraag 3.
De beloningen bij de Amsterdamse politietop |
|
Coşkun Çörüz (CDA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht over de beloningen bij de Amsterdamse politietop?1
Ja.
Kloppen de bedragen die in het bericht worden genoemd?
Ja, de bedragen zijn conform de opgave die het korps Amsterdam-Amstelland op grond van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT) in mei van dit jaar bij BZK heeft gedaan. De norm op basis van de WOPT is een optelsom van salaris, toelagen, premies en pensioenbijdragen. De WOPT-norm bevat de volgende elementen:
Indien de optelsom boven het normbedrag uitkomt, dient ingevolge de WOPT openbaarmaking plaats te vinden. De overschrijdingen kunnen geheel rechtmatig zijn, maar moeten wel door de betreffende organisaties uit de (semi-)publieke sector ieder jaar aan BZK worden gemeld. BZK stuurt jaarlijks in december aan de Tweede Kamer een lijst van alle overschrijdingen in de
(semi-)publieke sector. Ook wordt deze informatie op de website van BZK openbaar gemaakt. Voor 2009 is de WOPT-norm vastgesteld op € 188 000,= (2008 : € 181 000,= 2010 : nog niet bekend).
Voor de goede orde merk ik op dat de koppeling van de in De Telegraaf genoemde bedragen aan de WOPT-norm én tegelijkertijd aan de «Balkenende-norm» niet correct is en verwarring wekt. Mijn ambtsvoorgangster heeft steeds afstand genomen van de term «Balkenende-norm». De door haar gebezigde juiste term is «de voor de (semi-) publieke sector geldende maximum-inkomensnorm». Het gaat hier om een andere inkomensnorm dan de WOPT-norm. De «voor de (semi-) publieke sector geldende maximum-inkomensnorm» bevat alleen zuivere beloningselementen zoals salaris, eindejaarsuitkering, vakantie-uitkering en toelagen voor werving, behoud en voor goed functioneren. Voor 2009 lag de voor de (semi-) publieke sector geldende maximum inkomensnorm op € 181 337,-. (2008 : € 176 008, 2010 : € 187 340)
Herinnert u zich de toezeggingen van uw ambtsvoorganger die in een algemeen overleg van 16 december 2009 heeft toegezegd dat de toelagen en declaraties zouden worden versoberd en dat voor het salaris de Balkenendenorm als maximum zou gelden?
Ja.
Deze toezeggingen betreffen het nieuw tot stand te brengen arbeidsvoorwaardenbeleid van de politietop. Dit zal geen effect kunnen hebben op reeds verworven rechten van individuen, zoals mijn ambtvoorgangster ook al heeft aangegeven in het Algemeen overleg van 16 december 2009.
Hoe verhouden deze toezeggingen zich met de salarissen en secundaire arbeidsvoorwaarden in Amsterdam?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verklaart u dat de (waarnemend) korpsbeheerder van Amsterdam-Amstelland – de Amstelveense burgemeester Van Zanen – de te hoge salarissen en secundaire arbeidsvoorwaarden wel heeft gemeld bij Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en waarom heeft de voormalige korpsbeheerder Cohen dit klaarblijkelijk nagelaten?
Zowel de voormalig waarnemend korpsbeheerder (over het jaar 2009) als de vorige korpsbeheerder (over 2008 en de jaren daarvoor) heeft geheel conform de WOPT melding gemaakt van de inkomens van functionarissen die boven de WOPT-norm uitkomen.
De toenmalige waarnemend korpsbeheerder heeft recentelijk bij BZK melding gemaakt van functionarissen van wie het inkomen in 2009 uitgaat boven de voor dat jaar geldende WOPT-norm. In december 2010 ontvangt de Tweede Kamer, conform de WOPT, van BZK een lijst van alle functionarissen in de (semi-)publieke sector waarvan in 2009 sprake was van overschrijding van de voor 2009 vastgestelde WOPT-norm. In 2008 heeft de toenmalige korpsbeheerder, eveneens conform de WOPT, twee functionarissen van het betreffende korps bij BZK gemeld, van wie het inkomen boven de voor dat jaar geldende WOPT-norm uit kwam. Hiervan is de Tweede Kamer december 2009 (vergaderjaar 2009–2010, kamerstuk 30 111, nr. 50) door mijn ambtsvoorgangster op de hoogte gesteld.
Zijn er nog andere personen in korpsleidingen die met hun salarissen boven de Balkenendenorm uitkomen? Zo ja, welke zijn dat?
In de beantwoording van vraag 2 zijn de verschillen tussen de twee inkomensnormen («WOPT-norm» en «Balkenende-norm») beschreven.
De bedragen die in het Telegraaf-artikel staan vermeld, zijn gebaseerd op de wettelijk verplichte melding in het kader van de WOPT. Deze gaan dus niet over het overschrijden van de «de voor de (semi-) publieke sector geldende maximum-inkomensnorm».
Het inkomen van de korpschef Amsterdam Amstelland was in 2009, op basis van de in 2004 gemaakte arbeidsvoorwaardelijke afspraken, hoger dan «de voor de (semi-) publieke sector geldende maximum-inkomensnorm». Over de met betrokkene gemaakte afspraken zijn in 2004 Kamervragen gesteld. Die zijn door mijn toenmalige ambtvoorganger beantwoord (vergaderjaar 2003–2004, aanhangsel van de handelingen, nr. 1646, 1 juni 2004).
Uit de door de korpsen aangeleverde gegevens in het kader van het onderzoek door de Rijksauditdienst is gebleken, dat er verder nog één functionaris is, die gerekend wordt tot de korpsleiding, van wie het inkomen in 2009 uitging boven de voor «de (semi-) publieke sector geldende maximum inkomensnorm». Dit was de plaatsvervangend algemeen directeur bij de Voorziening tot Samenwerking Politie Nederland (vtsPN), met wie in 2003 arbeidsvoorwaardelijke afspraken zijn gemaakt. Er waren derhalve in 2009 twee functionarissen behorende tot de korpsleidingen van wie het inkomen uitging boven «de voor de (semi-) publieke sector geldende maximum inkomensnorm.»
Bent u bereid, nu blijkt dat de beloningsafspraken met de Kamer niet worden nageleefd, met een aanwijzing te komen? Zo nee, waarom niet?
Mijn ambtsvoorgangster heeft toegezegd geen onomkeerbare besluiten te nemen over het nog tot stand te brengen nieuwe arbeidsvoorwaardenbeleid van de politietop, voordat het onderzoek naar de beloningen, toelagen en declaraties van de politietop en het beloningsvergelijkingsonderzoek is afgerond. Het onderzoek naar de beloningen, toelagen en declaraties van de politietop van de Rijksauditdienst heb ik bij brief van 21 mei jl. (vergaderjaar 2009–2010, kamerstuk 29 628, nr. 209) aan de Tweede Kamer aangeboden. Nadat ook de uitkomsten van het beloningsvergelijkingsonderzoek beschikbaar zijn zal met de politievakorganisaties worden overlegd over een nieuw arbeidsvoorwaardenbeleid voor de politietop.
Ik heb de voorzitter van het korpsbeheerdersberaad verzocht uit te dragen dat korpsbeheerders bij toekomstige benoemingen zoveel mogelijk handelen in de geest van het eerste conceptvoorstel arbeidsvoorwaarden politietop, dat in november 2009 met het korpsbeheerdersberaad is besproken.
Daarnaast kan ik u melden dat sinds enkele maanden arbeidsvoorwaardelijke afspraken met leden van de korpsleiding bij benoeming, tussentijdse wijzigingen en bij ontslag door Bureau ABD van het Ministerie van BZK vooraf worden getoetst op overschrijding van de inkomensnormen. Ik heb u hierover geïnformeerd in bovengenoemde brief.
Het inzetten van lokagenten ter bestrijding van discriminatie |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Ban kwaad van discriminatie uit, zet lokagent met joodse keppel in»?1
Ja.
Deelt u de mening dat bestaande opsporingsmiddelen niet afdoende zijn om geweld tegen en discriminatie van bepaalde groepen, waaronder joden, homo’s of moslims, tegen te gaan? Zo ja, waar blijkt dit uit? Zo nee, waarom niet?
Bestaande opsporingsmiddelen zijn op zichzelf toereikend om op te treden tegen belediging, discriminatie en geweld tegen bepaalde groepen. Dat neemt niet weg dat ik – ook op het gebied van opsporing – de inzet van lokagenten niet uitsluit, voor zover deze methode in verhouding tot de methoden die thans worden toegepast nodig en effectief blijkt te zijn. Van geval tot geval zal moeten worden bezien of de inzet van dit instrument proportioneel is.
Deelt u de mening dat zolang vrijheden van bovengenoemde groepen niet voor iedereen vanzelfsprekend zijn en zolang andere opsporingsmethoden tekortschieten andere, innovatieve methoden nodig zijn? Zo ja, welke methoden overweegt u in te voeren? Zo nee, waaruit leidt u af dat bestaande methoden afdoende zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het dragen een keppel door een lokagent in juridische zin geen uitlokking van geweld of discriminatie tegen joden betekent en evenmin in de praktijk zo mag worden opgevat? Zo ja, gaat u met het middel van lokagenten deze vorm of andere vormen van discriminatie bestrijden? Zo nee, waarom niet?
Voor de toelaatbaarheid van een middel is het van belang dat het geen intentie tot het plegen van strafbare feiten doet ontstaan, anders dan al bij betrokkenen aanwezig was. Het zou naar mijn oordeel onjuist zijn het dragen van een keppeltje als zodanige uitlokking te beschouwen. De legitimiteit van de inzet in een individueel geval staat uiteraard ter beoordeling aan de strafrechter. Zie verder het antwoord op vragen 2 en 3.
Welke ervaringen zijn er in andere landen, bijvoorbeeld binnen de Europese Unie, met het inzetten van lokagenten?
Op mijn departement is geen gedetailleerde informatie beschikbaar over het gebruik van en de juridische mogelijkheden rondom dit specifieke opsporingsmiddel in andere EU-Lidstaten.
Zijn er lidstaten van de Europese Unie waar de juridische mogelijkheden tot het inzetten van lokagenten of lokmiddelen ruimer zijn dan in Nederland? Zo ja, waaruit bestaan die mogelijkheden?
Zie antwoord vraag 5.