Een arrestatiebevel tegen een Turkse journalist |
|
Michiel van Nispen (SP), Sadet Karabulut (SP) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Turkse journalist niet naar Amsterdam wegens arrestatieverzoek»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat journalist Can Dündar, die in Duitsland verblijft, afziet van een bezoek aan Nederland vanwege een verzoek van het Turkse openbaar ministerie aan Interpol om een arrestatiebevel tegen hem uit te vaardigen? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Dat kan ik niet bevestigen, omdat deze beslissing aan de heer Dündar is en hij mij hierin niet heeft gekend. Een Turks aanhoudingsverzoek tegen de heer Dündar is mij verder ook niet bekend.
Inmiddels is de heer Dündar overigens naar Nederland afgereisd en heeft hij zijn lezing in Amsterdam gehouden.
Deelt u de opvatting van het Committee to Protect Journalists dat Dündar vorig jaar in Turkije ten onrechte is veroordeeld2 en dat hij in feite is vervolgd vanwege zijn legitieme activiteiten als journalist?3
Het past de Nederlandse regering in het algemeen niet om een oordeel te geven over een buitenlandse rechtsgang. Ik zie geen reden om daar in dit geval een uitzondering op te maken.
Bent u bereid een duidelijk signaal af te geven dat Can Dündar in Nederland welkom is? Zo nee, waarom niet?
Er is geen reden om te veronderstellen dat de heer Dündar niet welkom zou zijn in Nederland. Indien de heer Dündar daar vragen over heeft, kan hij zich wenden tot de Nederlandse overheid.
Kunt u in algemene zin aangeven hoe in Nederland omgegaan wordt met Turkse verzoeken tot arrestatie van personen die in Turkije veroordeeld zijn voor zaken die in een rechtsstaat onder de persvrijheid en vrijheid van meningsuiting zouden vallen?
Aan een buitenlands aanhoudingsverzoek of signalering dat Nederland via INTERPOL kanalen ontvangt, wordt niet automatisch gevolg gegeven: deze worden per geval beoordeeld alvorens deze worden ingevoerd in het nationale opsporingsregister. Indien er aanwijzingen zijn dat het gaat om een persoon die Nederland niet zal uitleveren, wordt het verzoek niet geregistreerd en kan de persoon in kwestie ongehinderd Nederland in- en uitreizen. Hiermee acht ik het voldoende gewaarborgd dat op Nederlands grondgebied geen misbruik kan plaatsvinden van het INTERPOL-systeem.
Is het voor een betrokkene mogelijk te achterhalen of ze wel of niet veilig naar Nederland kunnen komen? Zo ja, hoe?
Ja dat is mogelijk. Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 4. Wanneer iemand wil weten of hij internationaal gesignaleerd staat, kan hij dit ingevolge de Wet politiegegevens aan het Openbaar Ministerie of de politie vragen. Voor overige vragen op dit punt kan het Ministerie van Justitie en Veiligheid worden benaderd.
Het toenemend aantal gemeenten dat de permanente bewoning van vakantiehuisjes wil uitbannen |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Hardere aanpak illegaal wonen – Toenemende strijd tegen verblijf in chalets»?1
Ja, ik ben hiermee bekend.
Hoe omvangrijk is de gemeentelijke strijd tegen permanente bewoning van vakantiehuisjes? In hoeveel gemeenten is de permanente bewoning van vakantiehuisjes al volledig aan banden gelegd?
Het is niet bekend hoeveel gemeenten permanente bewoning van vakantiewoningen toestaan of juist niet toestaan. Ook is niet bekend hoeveel gemeenten overgaan tot handhaving ten aanzien van de onrechtmatige permanente bewoning van vakantiewoningen, of om hoeveel woningen het gaat.
Wat vindt u ervan dat steeds meer gemeenten druk doende zijn eigenaren hun vakantiehuisjes uit te jagen, op straffe van dwangsommen van vele duizenden euro’s? Bent u van mening dat dit schandalig is en gemeenten hier onmiddellijk mee moeten stoppen? Zo nee, waarom niet?
Over het algemeen geldt dat bekend is dat vakantiehuisjes niet bedoeld zijn voor permanente bewoning. Vakantiehuisjes hoeven bij de bouw ook niet te voldoen aan dezelfde minimumeisen als een normale woning. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden ten aanzien van het al dan niet mogelijk maken van permanente bewoning van recreatiewoningen en/of parken zijn neergelegd bij de gemeenten. Daarmee is ook de handhaving in geval van onrechtmatige permanente bewoning een decentrale aangelegenheid. Dit betekent dat gemeenten zelf invulling geven aan de handhaving van de naleving van hun bestemmingsplannen. Gemeenten hebben echter wel een beginselplicht tot handhaving. Het kan dan ook geen verbazing wekken dat een gemeente bij overtreding van geldende regelgeving handhavend optreedt.
Hoeveel bewoners worden door deze waanzin getroffen? Hoe legt u aan hen uit dat zij hun eigen vakantiewoning, waar dikwijls hard voor is gespaard, níet naar eigen believen mogen bewonen? Bent u van mening dat dit niet uit te leggen ís?
Het is niet bekend hoeveel bewoners geconfronteerd zijn of worden met gemeentelijke handhaving ten aanzien van onrechtmatige permanente bewoning van vakantiewoningen.
Gemeenten zijn bevoegd om omwille van een goede ruimtelijke ordening restricties op te leggen aan het gebruik van de ruimte. Door deze restricties vast te leggen in het bestemmingsplan is algemeen – en dus ook voor de eigenaren of bewoners van vakantiewoningen – kenbaar welk gebruik van een bepaalde locatie of (vakantie)woning is toegestaan.
Hoe gaat u voorkomen dat bewoners door de gemeenten bizar hoge dwangsommen opgelegd krijgen? Hoe gaat u voorkomen dat weggejaagde bewoners dakloos raken?
Zoals reeds aangegeven is het aan een gemeente om handhavend op te treden. Het college van burgmeester en wethouders is bevoegd daartoe een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen. Dit gebeurt binnen de kaders van de Algemene wet bestuursrecht. Het is dan ook aan de rechter om daarover in een voorkomend geval een oordeel te geven. In eerste instantie is de bewoner echter zelf verantwoordelijk voor het vinden van nieuwe huisvesting. In bepaalde gevallen dient bij het toepassen van bestuursdwang te worden bezien of het nodig is om personen die daar zelf niet toe in staat zijn hulp te bieden bij het zoeken naar huisvesting om dakloosheid te voorkomen, onder andere op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) en de Jeugdwet.
Bent u van mening dat eigenaren zélf moeten kunnen beslissen of zij al dan niet permanent in hun vakantiewoning verblijven? Bent u ertoe bereid hiervoor te zorgen?
Nee, het is aan gemeenten om in hun bestemmingsplan te bepalen waar permanente bewoning (van vakantiewoningen) is toegestaan, en waar vakantiewoningen alleen recreatief kunnen worden gebruikt.
Gaat u er bovendien voor zorgen dat op vakantieparken verblijvende criminelen en overlastgevers keihard worden aangepakt en direct van de parken worden verwijderd, en dat reguliere bewoners hier geenszins de dupe van worden? Zo nee, waarom niet?
Nee, het handhavingsbeleid op verschillende terreinen ligt bij de gemeenten. Er kan op grond van verschillende regelgeving worden opgetreden, zoals de Gemeentewet (openbare orde en overlast) en de Woningwet (o.a. bepaalde vormen van overlast en verloedering). Daarnaast zijn er mogelijkheden om in het bestemmingsplan regels op te nemen inzake het gebruik.
De aanpak van criminelen en overlastgevers is een verantwoordelijkheid van de lokale driehoek. Het Rijk richt zich op landelijke wet- en regelgeving en het ondersteunen van lokale partners.
Kent u het bericht dat de naar Duitsland gevluchte voormalig hoofdredacteur Can Dündar van de Turkse krant Cumhuriyet niet naar zijn Vrijheidslezing in de Amsterdamse Balie kan komen vanwege een dreigende uitlevering aan Turkije?1 Zo ja, klopt het dat tegen de heer Dündar op verzoek van het Turkse openbaar ministerie een arrestatiebevel is uitgevaardigd?
Ik ken het bericht. Mij is op dit moment geen informatie bekend waaruit blijkt dat tegen de heer Dündar een internationaal aanhoudingsverzoek is uitgevaardigd door de Turkse autoriteiten.
Kent u de brief van Fair Trials, waarin aan de hand van de strafzaken tegen de auteurs Dogan Akhanli en Hamza Yalcin geconstateerd wordt dat Interpol door de Turkse autoriteiten kan worden misbruikt en dat Interpol beter beschermd moet worden tegen dergelijk misbruik?2 Zo ja, wat is uw inschatting van het risico op misbruik van Interpol door de Turkse autoriteiten?
De brief is mij bekend. Ik onderschrijf de stelling dat INTERPOL tegen misbruik beschermd moet worden. Dit is eveneens het standpunt van INTERPOL. Aan verzoeken die via de INTERPOL kanalen worden gedaan zijn voorwaarden verbonden die zijn vastgelegd in onder meer de Constitutie van de organisatie. Een van deze voorwaarden is dat de INTERPOL-organisatie, daarin begrepen haar leden, werkt in lijn met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, en niet bijdraagt aan de vervolgingen of bestraffingen van feiten van politieke, militaire, religieuze of raciale aard. Verzoeken tot signalering die zijn bedoeld voor het opsporen van verdachten wegens dergelijke feiten mogen onder deze voorwaarden niet door het INTERPOL Generaal Secretariaat worden gehonoreerd. Een onafhankelijke commissie beoordeelt binnen INTERPOL of daarvan sprake is.
Daarnaast bestaat er voor INTERPOL een speciaal controleorgaan dat toeziet op de rechtmatigheid van INTERPOL-bestanden, waaronder de signaleringen, namelijk de zogenaamde Commissie voor de Controle op INTERPOL-bestanden (CCF). Leden van deze commissie worden gekozen uit de lidstaten. Een belangrijke functie van deze commissie is dat eenieder het recht heeft om een verzoek bij de Commissie in te dienen om inzicht in de gegevens over hem of haar in de INTERPOL systemen en tot correctie en/of verwijdering van die gegevens, bijvoorbeeld wanneer zij menen dat zij ten onrechte gesignaleerd staan.
Hoe garandeert u dat de Nederlandse strafrechtspleging niet zal meewerken aan de tenuitvoerlegging van ongerechtvaardigde Turkse justitiële verzoeken?
Aan een buitenlands aanhoudingsverzoek of signalering dat Nederland via INTERPOL kanalen bereikt, wordt niet automatisch gevolg gegeven: deze worden per geval beoordeeld alvorens deze worden ingevoerd in het nationale opsporingsregister. Indien er aanwijzingen zijn dat het gaat om een persoon die Nederland niet zal uitleveren, wordt het verzoek niet geregistreerd en kan de persoon in kwestie ongehinderd Nederland in- en uitreizen. Hiermee acht ik het voldoende gewaarborgd dat op Nederlands grondgebied geen misbruik kan plaatsvinden van het INTERPOL-systeem.
Bent u bereid om in ieder geval voor de heer Can Dündar een vrijgeleide af te geven, zodat hij in staat is deel te nemen aan het Nederlandse publieke debat? En bent u bereid om in de Europese Unie het voortouw te nemen om te voorkomen dat internationale strafrechtelijke samenwerkingsverbanden worden misbruikt? Zo nee, waarom niet?
Een «vrijgeleide» is een aangelegenheid tussen de belanghebbende en de Staat. Ik doe daarover geen mededelingen. Indien een aanhoudingsverzoek wordt ingediend, dan beoordeel ik aan de hand daarvan welk gevolg eraan wordt gegeven. Aanhouding ligt niet in de rede wanneer het gaat om een verzoek zoals genoemd onder het antwoord op vraag 2. Inmiddels is de heer Dündar naar Nederland afgereisd en heeft hij zijn lezing in Amsterdam gehouden.
Graag wijs ik op een recente brief van Zweden en Duitsland gericht aan de EU Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheid en vicevoorzitter van de Europese Commissie, mw. Mogherini, die ziet op de door de vraagsteller bedoelde problematiek. Het onderwerp is besproken op EU-ambassadeursniveau en zal ook aan de orde komen tijdens de jaarlijkse bespreking tussen de EU en INTERPOL op 21 november 2017.
Nederland onderschrijft de boodschap van de brief van Zweden en Duitsland en is actief betrokken bij de besprekingen.
Bent u bereid deze vragen per omgaande te beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig als mogelijk was beantwoord.
De arrestatie in een zaak van illegale hondenhandel |
|
Femke Merel Arissen (PvdD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Drie mensen opgepakt in Hapert om illegale handel in honden»?1
Ja.
Is het waar dat de politie dit drietal al ruim een jaar in beeld had in verband met illegale hondenhandel, bezit van illegale diergeneesmiddelen, belastingfraude en valsheid in geschriften? Zo ja, kunt u toelichten waarom de arrestatie van de drie betrokkenen zo lang op zich heeft laten wachten?
In het geciteerde artikel wordt gerefereerd aan een controle van de NVWA die op 11 april 2016 onder leiding van het Functioneel Parket heeft plaatsgevonden in het kader van de bestrijding van hondenhandel2. De NVWA heeft bekend gemaakt dat in dit strafrechtelijk onderzoek recent drie personen zijn gearresteerd. Voor wat betreft het overige kan ik geen nadere mededelingen doen over lopende strafrechtelijke onderzoeken.
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat de illegale handel in honden al die tijd door heeft kunnen gaan, terwijl al was geconstateerd dat er sprake was van ernstige misstanden en in april vorig jaar al is vastgesteld dat het bedrijf in strijd handelde met het bestemmingsplan? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom was het niet mogelijk de handel direct stil te leggen?
Zie antwoord vraag 2.
Herkent u de belemmeringen die de gemeente hierbij heeft ondervonden? Op welke wijze bent u voornemens deze belemmeringen in de toekomst weg te nemen?
De gemeente handhaaft de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht waarbij de gemeente bij bestuursrechtelijke handhaving de hierbij geldende termijnen en procedures in acht dient te nemen. In lijn met het antwoord op de vragen 2, 3, 4, 6 en 7 kan ik over deze specifieke zaak geen nadere mededelingen doen.
Hoeveel honden zijn er gedurende de tijd dat deze malafide handelaar in beeld was bij de politie door hem gefokt, geïmporteerd en verkocht en op welke wijze is er toezicht gehouden op de gezondheid van deze honden?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u toelichten via welke groothandel de honden werden verkocht en hoe het mogelijk is dat dit zo lang heeft kunnen plaatsvinden met vervalste papieren?
Zie antwoord vraag 2.
Welke lessen trekt u hieruit met betrekking tot de beleidsplannen op dit gebied en de handhaving hiervan?
De NVWA is primair verantwoordelijk voor het toezicht op de misstanden in de hondenhandel. Dit betreffen namelijk veterinaire en welzijnsovertredingen.
Met betrekking tot het beleid van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op het terrein van hondenhandel, verwijs ik u naar de antwoorden van 23 november 2017 op de Kamervragen over puppyhandel3, waarin een aantal maatregelen staat genoemd waaraan gewerkt wordt om de illegale handel in honden beter tegen te gaan. De maatregelen betreffen onder andere een verplicht paspoort voor honden, een witte lijst van handelaren, het intelligenter maken van het systeem van identificatie en registratie van honden en het intensiveren van de samenwerking met andere lidstaten.
Daarnaast maken de NVWA en het OM jaarlijks kwantitatieve en kwalitatieve afspraken over de opsporingstaak van de NVWA. Deze werkwijze zal onverminderd voortgezet worden.
Zodra er sprake is van een combinatie van veterinaire overtredingen met bijvoorbeeld georganiseerde criminaliteit of agressieve daders, kunnen de Landelijke Inspectiedienst (hierna: LID), de NVWA en de gemeente in samenspraak met het OM en politie bekijken welke partij of partijen de meest gerede is of zijn om te zorgen voor een betekenisvolle interventie. Door het maken van nieuwe samenwerkingsafspraken tussen de LID, NVWA en politie, beoog ik de samenwerking bij de aanpak van dierenmishandeling en -verwaarlozing verder te verbeteren. Het traject dat hiervoor reeds is ingezet, loopt. Hierover bent u onder meer geïnformeerd middels de brief van 17 mei 20174. Tevens vindt op verschillende niveaus (strategisch, tactisch, operationeel) overleg plaats tussen handhavers.
Het bericht ‘Niet meer geklopt op snelheid!’ |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Stef Blok (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Niet meer geklopt op snelheid!»?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de Chef van de Dienst Infrastructuur in het artikel het volgende stelt: «We gaan steeds meer de digitale kant op. Straks kunnen we op afstand inbreken in de software van een rijdende wagen en de motor uitzetten», terwijl u tijdens de behandeling van de wet Computercriminaliteit III (Kamerstuk 34 372) heeft gezegd: «De bevoegdheid om in een geautomatiseerd werk onderzoek te doen, is er alleen voor bepaalde onderzoekshandelingen, zoals het overnemen van gegevens. In de wet staat niet dat je een auto mag stoppen. Daar mag de bevoegdheid niet voor worden gebruikt»?
Ja, ik ben bekend met het bericht. Het in vraag 2 geduide wetsvoorstel is op dit moment aanhangig in de Eerste Kamer. Het voorstel omschrijft limitatief de onderzoekshandelingen waarvoor de bevoegdheid tot binnendringen in geautomatiseerd werk mag worden ingezet. Zoals de toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tijdens de behandeling in de Tweede Kamer heeft gemeld is het stoppen van een auto niet als onderzoekshandeling opgenomen. Volgens het wetsvoorstel is het dus niet toegestaan binnen te dringen in het computersysteem van een auto om deze te stoppen. Ik zal dit onder de aandacht brengen van de politie.
Klopt het dat het stoppen van een auto door middel van het inbreken in de software niet mag volgens de genoemde wet? Bent u bereid dit onder de aandacht te brengen van de politie?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe kan het dat de politie van mening is dat het op afstand stoppen van een auto via het inbreken in de software toegestaan is?
Het desbetreffende citaat betreft niet de mening van de politie. Het organisatieonderdeel van de Landelijke Eenheid dat de uitvoering voorbereidt richt zich op de kaders zoals voorzien in het wetsvoorstel. De behandeling in de Tweede Kamer maakt, indien het wetsvoorstel wordt goedgekeurd en bekrachtigd, deel uit van de wetsgeschiedenis en is daarmee bepalend voor de uitvoering.
Zijn er bij de politie voorbereidingen getroffen om in te kunnen breken in de software van auto’s?
Nee.
Het bericht dat er met oud-korpschef Welten een uitzonderlijke belastingdeal is gesloten |
|
Edgar Mulder (PVV) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Zeer uitzonderlijke belastingdeal voor oud-korpschef Welten»?1
Ja.
Klopt het dat oud-korpschef Welten over circa € 130.000 geen loon- en inkomstenbelasting hoeft te betalen? Zo ja, wat houdt deze belastingdeal in?
Over belastingaangelegenheden van een individuele belastingplichtige kan ik gelet op de geheimhoudingsplicht van artikel 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen geen mededelingen doen.
Hoeveel belastinginkomsten loopt de Staat hierdoor mis?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u betrokken geweest bij het maken van deze afspraken of wist u van deze afspraken voordat deze in de media kwamen?
Nee, mijn ambtsvoorganger en ikzelf zijn hier niet bij betrokken geweest.
Bent u bereid het geformuleerde advies openbaar te maken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen om ervoor te zorgen dat Welten het belastingvoordeel tot op de laatste cent terugbetaalt?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat topgraaier Welten nu ook zijn allerlaatste restje integriteit heeft verloren? Zo nee, waarom niet?
Het past mij niet hierover een uitspraak te doen.
Zijn er nog meer topverdieners, of ze nu wel of niet lid zijn van een linkse partij, die dit soort afspraken met de Belastingdienst hebben gemaakt? Zo ja, kunt u alle namen geven?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht ‘Sint-Maarten wijst voorwaarden hulp af’ |
|
André Bosman (VVD), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Ronald Plasterk (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Sint-Maarten wijst voorwaarden hulp af»?1
Ja.
Is het waar dat de regering van Sint-Maarten niet akkoord gaat met de voorwaarden die u hebt gesteld aan terbeschikkingstelling van financiële middelen voor de wederopbouw na orkaan Irma?
Op 2 november jl. heeft een meerderheid van het parlement van Sint Maarten een motie aangenomen waarmee akkoord wordt gegaan met de Nederlandse voorwaarden voor het wederopbouwfonds, te weten de oprichting van een integriteitskamer en het versterken van het grenstoezicht. Dat is positief nieuws. Door de politieke crisis die op het eiland is ontstaan, is er echter nog veel onduidelijk.
Welke maatregelen neemt u om rechtmatige, doeltreffende en doelmatige besteding van financiële middelen voor de wederopbouw van Sint-Maarten te borgen?
Vanzelfsprekend moeten de projecten die met een Nederlandse bijdrage worden gefinancierd, voldoen aan voorwaarden die zien op een rechtmatige, doeltreffende en doelmatige besteding. De gestelde randvoorwaarden zien op een integere benutting van de financiële middelen voor de wederopbouw. Overige waarborgen worden nader uitgewerkt.
Wat is uw antwoord op het pleidooi van Sarah Wescott-Williams (bij brief van 14 oktober 2017 aan de Rijksministerraad, op persoonlijke titel) om de financiële steun los te koppelen van voorwaarden die niet direct te maken hebben met de transparantie, effectieve en efficiënte aanwending en besteding van de steun voor de wederopbouw vanuit Nederland?
De gestelde randvoorwaarden hebben als doel een integere benutting van de financiële middelen voor wederopbouw te borgen en om goed functionerend, ordentelijk en ongecompromitteerd grenstoezicht te garanderen. Daarmee zijn ze direct gerelateerd aan een transparante, effectieve en efficiënte besteding van de Nederlandse bijdrage aan wederopbouw.
Het artikel ‘Kind gestoken’ |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Stef Blok (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Kind gestoken»?1
Ja.
Klopt het dat de in het artikel genoemde imam, die in Engeland is veroordeeld voor kindermishandeling, in Nederland actief is als voorganger bij de Shane Moestafa Moskee in Rotterdam? Zo ja, bent u dan bereid deze imam zijn Nederlandse nationaliteit af te pakken, hem het land uit te zetten, er voor te zorgen dat hij Nederland nooit meer in komt en de Shane Moestafa Moskee te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Ik doe geen uitspraken over individuele zaken.
In algemene zin kan ik u mededelen dat de Rijkswet op het Nederlanderschap geen bepaling bevat op grond waarvan intrekking van het Nederlanderschap wegens commune criminele feiten mogelijk is. Invoering van een dergelijke bepaling wordt evenmin overwogen. Het Europees Nationaliteitsverdrag (Trb. 1998, 10), waartoe ook Nederland is toegetreden, staat het invoeren van een dergelijke bepaling niet toe.
Hoeveel voor een misdrijf (in Nederland of het buitenland) veroordeelde islamitische voorgangers zijn er in Nederland actief?
Over dergelijke gegevens beschik ik niet.
Bent u bereid, in het geval er meer veroordeelde imams zijn, hen op dezelfde manier aan te pakken als voorgesteld in vraag 2? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Bent u bereid alle moskeeën te sluiten? Zo nee, waarom niet?
In Nederland bestaat vrijheid van godsdienst. Het oprichten en in stand houden van een moskee valt in beginsel onder de godsdienstvrijheid. Dit is een belangrijk grondrecht in onze samenleving waar het kabinet pal voor staat. Van het sluiten van alle moskeeën in Nederland kan dus geen sprake zijn.
Het bericht dat bendes het gemak ontdekt hebben van fraude met persoonsgebonden budget (pgb) |
|
Lilian Marijnissen (SP) |
|
Martin van Rijn (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat geld bestemd voor langdurige zorg van zieken en gehandicapten met een pgb nog te makkelijk in de zakken van fraudeurs belandt?1
Ja.
Bent u ook geschokt door de bevindingen van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) dat het bedrag van pgb-fraude nog hoger ligt dan de door Zorgverzekeraars Nederland veronderstelde 13,5 miljoen euro?
Het is ernstig dat er jaarlijks zorggeld uit het systeem «weglekt» vanwege fraude. Geld dat bestemd is voor zorg moet ten goede komen aan de zorg voor – vaak kwetsbare- mensen. Het wekt geen verbazing dat het vastgestelde fraudebedrag lager ligt dan de daadwerkelijke omvang van fraude in de zorg. Fraude vindt per definitie in het geheim plaats en niet alle fraudegevallen zullen op basis van onderzoek aan het licht komen. De cijfers zijn daarmee altijd een onderschatting van de werkelijke omvang van de problematiek. Overigens vorderen zorgverzekeraars onterecht uitbetaalde bedragen altijd terug bij zorgaanbieders of verzekerden, ongeacht of het gaat om onbewuste fouten of fraude. Ook verhalen zorgverzekeraars de kosten van fraudeonderzoeken tegenwoordig op de fraudeurs.
Zorgverzekeraars Nederland publiceert jaarlijks de resultaten van de controles en fraudeonderzoeken die zorgverzekeraars en zorgkantoren in het voorgaande jaar hebben uitgevoerd. Deze cijfers hebben alleen betrekking op de uitvoering van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz, voorheen de AWBZ). In de periode van 2013 tot en met 2016 varieerde het bedrag aan vastgestelde fraude met pgb’s van circa € 4,1 tot € 13,6 miljoen per jaar (Wlz en Zvw). De cijfers over 2017 zijn nog niet beschikbaar. Het is niet bekend hoeveel zorgverzekeraars en zorgkantoren hiervan hebben kunnen terughalen.
Daarnaast heeft de Inspectie SZW in 2015 op basis van strafrechtelijk onderzoeken in totaal voor circa € 8 miljoen aan wederrechtelijk verkregen voordeel berekend. Van dit totale fraudebedrag had circa € 7 miljoen betrekking op het pgb. In 2016 ging het om circa € 5 miljoen aan zorgfraude, waarvan ruim € 1,9 miljoen betrekking had op fraude met pgb’s. Voor deze bedragen geldt dat op grond van deze berekeningen het Openbaar Ministerie een ontnemingsvordering doet, die door de strafrechter al dan niet gedeeltelijk kan worden toe- of afgewezen. Ook voor de Inspectie SZW geldt dat er nog geen recentere cijfers beschikbaar zijn. Ook is niet bekend hoeveel geld er, na toewijzing van de ontnemingsvordering door de strafrechter, daadwerkelijk is teruggehaald.
De genoemde fraudebedragen geven als gezegd geen representatief beeld van de werkelijke omvang van fraude met het pgb, maar vormen een ondergrens. De precieze omvang van fraude in de zorg is niet volledig te kwantificeren.
Wat gaat u op korte en op lange termijn doen om de mogelijkheden voor fraude met pgb’s te minimaliseren? Kunt dit toelichten?
Voor veel mensen met een complexe zorgvraag is het pgb een belangrijk instrument om hun zorg zo op maat te organiseren en zelfstandig en volwaardig deel te kunnen nemen aan de samenleving. Eigen regie is een voorwaarde en essentie van het pgb. Fraude plaatst het instrument pgb in een kwaad daglicht en schaadt het imago van de vele budgethouders die zorgvuldig en integer met hun pgb omgaan.
De afgelopen jaren zijn al verschillende stappen gezet om het pgb fraudebestendiger te maken, waaronder indicatiestelling in persoon (door het CIZ), de invoering van bewustekeuzegesprekken, het opstellen van een budgetplan en vervolgens zorgovereenkomsten en zorgbeschrijvingen. Daarnaast beoordelen de zorgkantoren of de vertegenwoordiger (als de budgethouder het pgb niet zelf kan beheren) de verantwoordelijkheden en verplichtingen kan nakomen. Ook toetsen zorgkantoren of de weigeringsgronden voor een pgb van toepassing zijn. Onder de AWBZ werd het geld nog op rekening van de budgethouder gestort. Sinds 2015 is het trekkingsrecht ingevoerd. De SVB beheert nu het geld. Er kan pas bij de SVB gedeclareerd worden door de zorgverlener nadat de zorg geleverd is en deze is goedgekeurd door de budgethouder. Zorgkantoren leggen voor controle en evaluatie ook huisbezoeken af. Verder is de capaciteit van de Inspectie SZW en het Openbaar Ministerie uitgebreid voor de strafrechtelijke aanpak van onder meer fraude met het pgb. Ook heeft de vorige Staatssecretaris van VWS bestuurlijke afspraken gemaakt voor budgethouders die te goeder trouw hebben gehandeld en voor jongmeerderjarige budgethouders die worden geconfronteerd met een terugvordering. Tot slot is het mogelijk geworden voor verstrekkers om frauderende zorgaanbieders rechtstreeks aan te spreken via het zogenaamde derdenbeding dat verplicht in de modelzorgovereenkomst is opgenomen.
Er zijn al met al meer waarborgen voor budgethouders en instrumenten voor de zorgkantoren in de regelgeving aangebracht. Ondanks deze maatregelen constateer ik dat het probleem van fraude met het pgb nog steeds voorkomt. Strafrechtelijke handhaving werkt per definitie achteraf. Gepast gebruik van het pgb vraagt om brede en gedifferentieerde benadering. Zoals de NZa in haar aanbevelingen opmerkt, zal het niet mogelijk zijn om alle geschetste belemmeringen volledig weg te nemen zonder dat het instrument pgb in zijn essentie wordt aangetast.
Vindt u het ook zorgelijk dat zorgkantoren te weinig mogelijkheden hebben om fraude tegen te gaan en herhaling te vooromen? Wat is er voor nodig om de zorgkantoren deze mogelijkheden wel te geven? Gaat u de zorgkantoren voorzien van de juiste instrumenten?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u een beeld geven van wat de fraude met pgb’s de samenleving in totaal al gekost heeft?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe garandeert u dat pgb’s ingezet gaan worden daar waar ze voor bedoeld zijn, namelijk individueel maatwerk in de zorg, in plaats van als businessmodel om fraude mee te plegen?
Zie antwoord vraag 3.
Wat gaat u doen met de aanbevelingen van de NZa? Kunt u een uitgebreide reactie geven per aanbeveling?2
Om nog sterker op te treden tegen onrechtmatig handelende partijen, zoals zorgaanbieders, vertegenwoordigers en bemiddelaars, doet de NZa mij vier concrete aanbevelingen. Hieronder ga ik op iedere aanbeveling afzonderlijk in.
In de afgelopen periode heeft zich inderdaad casuïstiek voorgedaan waarbij pgb-houders buiten hun schuld worden geconfronteerd met een terugvordering. Daarom heb ik de regelingen getroffen die nu door de NZa zijn onderzocht. De regeling te goeder trouw heeft inmiddels via aanpassing van de Regeling langdurige zorg en opname van het derdenbeding in de zorgovereenkomst een meer structureel karakter gekregen. Dit neemt niet weg dat in beginsel de Wlz-budgethouder (degene die de zorg ontvangt) verantwoordelijk is voor het pgb-beheer. In dit kader adviseert de NZa mij om het pgb-beheer te scheiden van de zorgontvangst.
Om inzicht te krijgen in regie en vertegenwoordiging bij pgb- beheer, heeft mijn voorganger afgelopen voorjaar een domeinoverstijgend onderzoek hiernaar uitgezet. Het gaat dan om het in kaart brengen van de huidige praktijk en toepassing van pgb vertegenwoordiging in de vier zorgdomeinen, de eventuele knelpunten die zich daarbij voordoen en de mogelijke oplossingsrichtingen. Het onderzoeksrapport wordt eind 2017 opgeleverd. Mogelijk volgen uit dit rapport ook aanbevelingen over de wijze waarop met de verantwoordelijkheid voor een pgb om kan worden gegaan. Ik zal uw Kamer informeren over de resultaten van dit onderzoek.
De NZa constateert in haar rapport dat zorgkantoren zien hoe onwelwillende partijen zonder noemenswaardige inspanningen als zorgaanbieder de markt kunnen betreden of opnieuw kunnen betreden na een faillissement, strafrechtelijke vervolging of andere (financiële) problemen. De NZa geeft aan dat zorgkantoren hierin geen doorzettingsmacht hebben en dan niet anders kunnen dan budgethouders te adviseren zich tot een andere zorgaanbieder te wenden. Weigering kan alleen als de zorgaanbieder om andere redenen geen zorg mag leveren, zoals na ingrijpen van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd in oprichting. De NZa adviseert hierom het Ministerie van VWS de drempels voor (hernieuwde) toetreding van professionele zorgaanbieders tot de zorgmarkt te verhogen.
Zorgaanbieders moeten vanaf het moment waarop de zorgverlening wordt aangeboden voldoen aan de vereisten in diverse wetten, zoals de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG). Dit geldt ook voor zorgaanbieders die beroeps- of bedrijfsmatig zorg verlenen op basis van een pgb. Onder de huidige Wet toelating zorginstellingen (WTZi) zijn pgb-zorginstellingen nog uitgezonderd van de toelatingsplicht. Daarbij zijn de huidige toelatingseisen niet specifiek gericht op de kwaliteit van zorg. Hierop heeft de Minister van VWS op 4 september 2017 het wetsvoorstel Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) aan uw Kamer aangeboden3, die de toelatingsparagraaf van de WTZi dient te vervangen. Het wetsvoorstel Wtza richt zich ook op pgb-aanbieders die beroeps- of bedrijfsmatig zorg willen verlenen. Doel van het wetsvoorstel Wtza is verbetering van het toezicht van de Inspectie van Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) op nieuwe zorgaanbieders en bewustwording van nieuwe zorgaanbieders van de (kwaliteits)eisen waaraan zij dienen te voldoen bij aanvang van de zorgverlening. Hiertoe wordt een meldplicht geïntroduceerd voor alle nieuwe zorgaanbieders onder het bereik van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Eveneens met meer oog voor kwaliteit wordt de bestaande toelatingsvergunningprocedure en doelgroep van de vergunningsplicht gewijzigd.
De NZa adviseert mij om het voortouw te nemen in het opstellen van het controle- en incassoprotocol voor de Wlz. Op grond van de regelgeving heeft VWS hier echter geen concrete rol in. Het controle- en incassoprotocol geeft invulling aan bepaalde bevoegdheden van zorgkantoren in hun rol van subsidieverstrekker. Daarnaast helpt het hen bij de uitvoering. Over het opstellen van het protocol zal ik in gesprek gaan met Zorgverzekeraars Nederland en de zorgkantoren.
De NZa heeft over de informatiebevoegdheden voor zorgkantoren in het rapport op twee ervaren knelpunten gewezen. Het eerste punt is dat zorgkantoren bij de aanpak van fraude tegen beperkingen in de informatie-uitwisseling tussen domeinen aanlopen. De informatieverplichting zoals die in de AWBZ was opgenomen is niet één-op-één teruggekomen in de Wlz maar is ingeperkt, zo geeft de NZa aan. Op grond van artikel 54 AWBZ was een ieder (dus ook zorgaanbieders) verplicht informatie te verstrekken aan de in dat artikel genoemde partijen. Het tweede punt is dat de mogelijkheden beperkt zijn om informatie uit te wisselen over (mogelijke) fraudegevallen tussen zorgkantoren en gemeenten. De NZa adviseert daarom de mogelijkheid om informatie uit te wisselen tussen pgb-verstrekkers in de wet op te nemen.
Met betrekking tot het eerste punt verwijs ik naar hoofdstuk 9 van de Wlz, waarin de informatiebevoegdheden van zorgkantoren en bepalingen over gegevensuitwisseling staan. Daar is ook opgenomen welke partijen persoonsgegevens met elkaar mogen delen. Zowel zorgkantoren (Wlz-uitvoerders) als zorgaanbieders worden in artikel 9.1.2 van de Wlz genoemd, waardoor het voor zorgkantoren mogelijk is om informatie op te vragen bij zorgaanbieders, maar ook bij het CAK en het CIZ. In artikel 9.1.2, eerste lid, onder i, is verder de mogelijkheid opgenomen dat de genoemde partijen onderling gegevens uitwisselen ten behoeve van het fraudeonderzoek door de Wlz-uitvoerders (zorgkantoren). Over het tweede punt van de NZa ben ik voornemens om een juridische verkenning te starten naar de mogelijkheden voor Wlz-uitvoerders om bijzondere persoonsgegevens ook bij gemeenten en zorgverzekeraars te kunnen opvragen voor controle en fraudeonderzoek, en andersom.
Verder is in dit kader relevant dat Zorgverzekeraars Nederland, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Ministerie van VWS al werken aan de ontwikkeling van een Waarschuwingsregister Zorg. Uw Kamer is hierover geïnformeerd in de vijfde voortgangsrapportage Rechtmatige Zorg4. Dit waarschuwingsregister is bedoeld om het mogelijk te maken voor zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten om gegevens over door hen vastgestelde fraudes onderling te delen. Door elkaar te waarschuwen voor bekende fraudeurs, zijn alle zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten alert en kunnen zij preventieve maatregelen treffen om herhaling of voortzetting van fraude binnen hun eigen wettelijke kader te voorkomen. Ik heb inmiddels een wetsvoorstel in voorbereiding dat een grondslag creëert voor de partijen om via de beveiligde elektronische infrastructuur van een waarschuwingsregister gegevens uit te wisselen over (rechts)personen waarvan is vastgesteld dat zij fraude hebben gepleegd.
Acht u het haalbaar dat zorgkantoren meer samenwerken voor een meer fraudebestendige uitvoering van de pgb-regeling?3
Over het algemeen geeft het NZa-rapport een positief beeld van de uitvoering door zorgkantoren van beide regelingen. Zorgkantoren spannen zich in om vorderingen te innen, wisselen onderling al ervaringen uit en medewerkers tonen een grote betrokkenheid bij hun budgethouders. De NZa geeft in het rapport aan dat zij mogelijkheden ziet voor nauwere samenwerking tussen zorgkantoren om te komen tot een meer fraudebestendige uitvoering van de pgb-regeling. Ik zal Zorgverzekeraars Nederland vragen om met de zorgkantoren de ruimte voor nauwere samenwerking te verkennen.
Het bericht ‘Lotsverbondenheid’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Stef Blok (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Lotsverbondenheid»?1
Ja.
Kunt u garanderen dat de gruwelijke kindermoordenaar Avi C. niet weer toeslaat tijdens zijn onbegeleide verloven? Zo nee, waarom niet?
Het doel van de terbeschikkingstelling (tbs) is de samenleving te beschermen. Forensische Psychiatrische Centra zijn belast met de taak om tbs-gestelden te behandelen om hen zo op een veilige manier terug te laten keren in de samenleving. Verlof is een essentieel onderdeel hiervan, omdat daarmee wordt toegewerkt naar de resocialisatie van tbs-gestelden. Verlof wordt alleen verleend indien de behandeling en de veiligheid dit toelaten en is alleen mogelijk na uitvoerige beoordeling van de aanvraag door verschillende partijen. Eerst wordt de verlofaanvraag grondig getoetst door een interne verloftoetsingscommissie van de tbs-kliniek. Vervolgens wordt de aanvraag voorgelegd aan de onafhankelijke deskundigen van het Adviescollege Verloftoetsing Tbs (AVT) dat mij adviseert over de veiligheid bij aanvragen voor tbs-verlof. Dankzij deze stapsgewijze en zorgvuldige procedure worden de risico’s tot een minimum beperkt, evenwel kan recidive niet volledig worden voorkomen. Verlof vindt stapsgewijs plaats, conform een opbouw van verschillende modaliteiten van begeleid, onbegeleid en uiteindelijk transmuraal en/of proefverlof. Door het stapsgewijs toestaan van vrijheden kan op een verantwoorde wijze toegewerkt worden naar terugkeer in de samenleving.
Wanneer is de tbs-kliniek voornemens deze verachtelijke kindermoordenaar vrij te laten?
Ik kan niet op individuele zaken ingaan. In het algemeen is het zo dat het toekennen van verloven en de uiteindelijke beëindiging van een tbs-maatregel maatwerk is en samenhangt met de voortgang van het behandeltraject. Zoals gezegd, heeft de tbs-maatregel het beschermen van de samenleving tot doel. In het kader van deze maatregel kan de stoornis, die een rol heeft gespeeld bij het strafbare gedrag, worden aangepakt door middel van een intensief behandeltraject. Zodra de behandeling voldoende is gevorderd en de veiligheid dit toelaat, begint de tbs-gestelde aan een geleidelijke terugkeer naar de maatschappij. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven vindt deze geleidelijke terugkeer zeer zorgvuldig plaats.
Kunt u een lijst naar de Kamer sturen van veroordeelde verkrachters en moordenaars die op dit moment in detentie zitten en de komende twee jaar op verlof mogen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het verstrekken van deze lijsten zou in strijd zijn met de Wet bescherming persoonsgegevens. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 heb aangegeven, worden de gegevens van individuele justitiabelen ook niet gedeeld.
Kunt u een lijst naar de Kamer sturen van veroordeelde verkrachters en moordenaars die op dit moment in detentie zitten en de komende twee jaar vrij worden gelaten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Fraude bij zorgaanbieder Job Lanceer |
|
Lilian Marijnissen (SP) |
|
Martin van Rijn (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie over de aangetoonde misstanden bij zorgaanbieder Job Lanceer, waarvan geconstateerd is dat cliënten niet de benodigde zorg ontvingen en er beschuldigingen van fraude middels persoonsgebonden budgetten (pgb's) zijn geuit?1 2
Als de berichtgeving klopt, vind ik dit zeer ernstig. Het gaat hier om kwetsbare cliënten, die hun vertrouwen hebben gesteld in deze zorgaanbieder. De cliënten moeten de zorg en ondersteuning krijgen die zij nodig hebben. De gemeente Tiel is met alle cliënten in gesprek om hen te begeleiden naar andere zorgaanbieders. De gemeente heeft mij laten weten dat het voor het merendeel van de cliënten inmiddels is gelukt om een nieuwe zorgaanbieder te vinden. Bij alle cliënten van de gemeente Tiel was overigens sprake van een aanbod van zorg in natura, niet van pgb’s.
Hoe kan het dat Inspectie voor de Gezondheidszorg de zorg bleef goedkeuren, terwijl er grote vraagtekens waren bij de kwaliteit van zorg en later ook met betaalde pgb-gelden die de GGD, SVB en VGZ constateerden? Kunt u uw antwoord toelichten?
In 2014 bracht de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) (thans Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd in oprichting, hierna: inspectie) een eerste bezoek aan de instelling. Daarbij constateerde de inspectie tekortkomingen in de zorg waarna de instelling aan de hand van een verbeterplan is gestart met het doorvoeren van de vereiste verbeteringen. In 2015 volgde een inspectiebezoek om de verbetermaatregelen te toetsen en had de inspectie een gesprek met de bestuurder. Daarop had de inspectie voldoende vertrouwen in de voortgang van het verbeterplan. Na nieuwe signalen over tekortkomingen in de zorgverlening is de inspectie in 2016 opnieuw op bezoek gegaan. De inspectie constateerde toen op basis van haar onderzoek naar de kwaliteit van zorg dat de instelling inmiddels geen Wlz-zorg meer leverde aan cliënten maar maatschappelijke ondersteuning vanuit de Wmo. Met de instelling werden afspraken gemaakt voor wanneer zij weer Wlz zorg zouden leveren en daarmee beëindigde de inspectie het toezichttraject.
De inspectie doet zelf geen onderzoek naar fraude met zorggelden (declaratiefraude en fraude met pgb’s, hierna: zorgfraude). Indien de inspectie in het kader van haar toezichtsactiviteiten signalen ontvangt die mogelijk duiden op zorgfraude, dan geeft zij dit signaal door aan de NZa. De NZa, de FIOD en de Inspectie SZW kunnen onderzoek doen naar signalen van zorgfraude.3 Fraudesignalen kunnen voor de inspectie wel aanleiding zijn voor nader onderzoek naar de kwaliteit en veiligheid van zorg en naar de rol van bestuurders en toezichthouders hierbij. Uit de toezichtbezoeken kwamen geen aanwijzingen van mogelijke fraude naar voren en er was destijds dus geen aanleiding voor de inspectie om contact op te nemen met de NZa.
De gemeente Tiel is, onder andere vanwege twijfels over de kwaliteit van de geboden Wmo-ondersteuning en klachten van omwonenden over overlast, in 2016 ook een onderzoek gestart naar de kwaliteit van de zorgverlening bij Job Lanceer. De Wmo-toezichthouder (GGD Gelderland Zuid) heeft daarbij kwalitatieve tekortkomingen vastgesteld. Naar aanleiding hiervan heeft de gemeente Job Lanceer in gebreke gesteld. Wel is de zorgaanbieder in de gelegenheid gesteld om een verbeterplan op te stellen. Naar aanleiding van het verbeterplan heeft de GGD opnieuw een onderzoek uitgevoerd, waaruit bleek dat de kwaliteit van de zorgverlening onvoldoende was verbeterd. De gemeente heeft daarop besloten om het contract met Job Lanceer te beëindigen en de cliënten per direct over te dragen aan andere zorgaanbieders. In het toezichtonderzoek constateerde de GGD ook dat er mogelijk sprake was van financiële onrechtmatigheden. De gemeente heeft daarop een aanvullend rechtmatigheidsonderzoek laten uitvoeren door de Sociale Recherche. Naar zeggen van de gemeente bevestigde dit onderzoek de eerdere fraudevermoedens. De gemeente heeft de bevindingen uit het onderzoek aangebracht bij het Openbaar Ministerie.
Ik onderschrijf dat een goede samenwerking van belang is om te voorkomen dat toezicht of handhaving overlapt of ten onrechte achterwege blijft. In het licht van de decentralisatie is er sprake van een continue leerproces over het onderscheid tussen lokale en landelijke (toezicht)taken en hoe de afstemming tussen betrokken instanties georganiseerd moet worden Dit leerproces heeft dan ook blijvend de aandacht en leidt ook tot aanpassingen in de afspraken. Zo publiceerden de rijksinspecties, gemeenten en Wmo-toezichthouders in juni van dit jaar hun vernieuwde afsprakenkader en draaiboeken waarin de reeds bestaande afspraken verder uitgewerkt zijn. Het leerproces is daarmee niet klaar, want over deze afspraken vindt periodieke afstemming plaats en zij worden over twee jaar geëvalueerd.
Daarnaast is in november 2016 het Informatie Knooppunt Zorgfraude (IKZ) gestart. Het IKZ verzamelt en verrijkt de signalen van zorgfraude vanuit verschillende instanties. Dit draagt bij de coördinatie en samenwerking bij de afhandeling van fraudesignalen.
Hoe is het mogelijk dat een gemeente, de Inspectie voor de Gezondheidszorg, VGZ en het SVB zo langs elkaar hebben gewerkt en deze zorgaanbieder een lange tijd vrij uit ging met het bieden van slechte zorg en mogelijke fraude met pgb’s?
Zie antwoord vraag 2.
Had het onderzoek van de Inspectie voor de Gezondheidszorg niet diepgravender gemoeten en ook gericht moeten zijn op fraude onderzoek naar aanleiding van de signalen die andere instanties constateerden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg ook de jaarrekening van Job Lanceer onderzocht? Zo ja, wat waren hun conclusies? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op de vragen 2 t/m 4. Ten tijde van het toezichttraject was er voor de inspectie geen aanleiding om de jaarrekening van Job Lanceer inhoudelijk bij haar toezicht te betrekken.
Wat vindt u ervan dat gegevens omtrent de Wet normering topinkomens ontbreekt in de jaarrekening van Job Lanceer? Zijn hiertoe sancties ingediend vanwege het ontbreken van deze gegevens in de jaarrekening? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Het CIBG, de WNT-toezichthouder in de zorg, doet onderzoek naar de situatie. Indien er sprake is van een overtreding zal het CIBG handhavend optreden.
Kunt u toelichten hoeveel kansen een zorgorganisatie krijgt van de Inspectie voor de Gezondheidszorg als de zorg niet op orde is? Hoe lang kan een zorgorganisatie doorgaan voordat die echt gesloten kan worden? Hoe ziet het tijdsplan van de Inspectie voor de Gezondheidszorg eruit in dergelijke situaties? Kunt u uw antwoord toelichten?
De inspectie maakt op basis van haar bevindingen in toezichtonderzoek de afweging of zij vertrouwen heeft dat een zorgorganisatie voldoende in staat is om zelf verbetermaatregelen te treffen. Zo nodig brengt zij inspectiebezoeken, vraagt zij verbeterplannen op en spreekt zij met de bestuurder over de voortgang. Dat is in deze casus ook gebeurd. Als de inspectie onvoldoende vertrouwen heeft, kan zij verdergaande maatregelen opleggen. Dat moet in verhouding staan met de geconstateerde risico’s en de verbeterkracht van de organisatie. Die afweging maakt de inspectie steeds opnieuw.
In hoeverre werkten de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de GGD als inspecties samen in een onderzoek naar Job Lanceer? Kunt u uw antwoord toelichten?
De inspectie zag, op basis van de bij haar bekende informatie, in dit geval geen aanleiding om een gezamenlijk onderzoek te doen. Zie mijn antwoord op de vragen 2 t/m 4.
Er zijn samenwerkingsafspraken tussen de inspectie en gemeentelijke toezichthouders voor het doen van gezamenlijk onderzoek en het uitwisselen van signalen.
Gegeven het feit dat Job Lanceer een WTZi-erkenning (Wet toelating zorginstellingen) heeft, in hoeverre had deze situatie voorkomen kunnen worden voordat Job Lanceer werd toegelaten tot WTZi? Wat gaat de in behandeling zijnde Wetgeving omtrent regels in verband met de uitbreiding van het toezicht op nieuwe zorgaanbieders (Wet toetreding zorgaanbieders; Kamerstuk 34767) hieraan verbeteren? Hoe wordt voorkomen dat dergelijke zorgaanbieders tussen de selectie van de Inspectie voor de Gezondheidszorg slippen als op papier alles er goed uit ziet, maar in de praktijk dat niet blijkt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op papier kan alles er inderdaad goed uitzien, in de praktijk kan dit anders zijn. Hierom heeft de inspectie sinds 2015 beleid om nieuwe zorginstellingen binnen de ouderenzorg, thuiszorg, gehandicaptenzorg en de geestelijke gezondheidszorg binnen vier weken tot een half jaar na de start van zorgverlening in de praktijk te bezoeken. Nieuwe zorgaanbieders die zorg leveren waaraan hoge risico’s zijn verbonden, bezoekt de inspectie vroegtijdig. Voor de andere sectoren, zoals medisch specialistische zorg of eerstelijnszorg, vindt andersoortig onderzoek plaats alvorens tot een eventueel bezoek wordt overgegaan. De inspectie onderzoekt solisten als zij meldingen en/of signalen van of over deze nieuwe aanbieder ontvangt.
Het wetsvoorstel Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza), dat de toelatingsparagraaf in de WTZi vervangt, regelt een meldplicht voor alle nieuwe zorgaanbieders onder de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Met de in dit wetsvoorstel opgenomen meldplicht krijgt de inspectie al informatie over alle nieuwe zorgaanbieders voor aanvang van de zorgverlening. Hiermee kan de inspectie selecteren welke zorgaanbieders zij na de aanvang van zorgverlening zal bezoeken om in de praktijk te toetsen of de kwaliteit van zorg op orde is. Met de meldplicht wordt bovendien bevorderd dat nieuwe zorgaanbieders zich beter bewust zijn van de eisen die aan de zorgverlening worden gesteld en hun verantwoordelijkheid daarvoor. Vooruitlopend op deze meldplicht is sinds begin 2016 sprake van een vrijwillige melding bij de website www.nieuwezorgaanbieders.nl. Het wetsvoorstel Wtza ligt inmiddels voor bij uw Kamer.
Gegeven het feit dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg WTZi-erkende zorgaanbieders controleert, kunt u aangeven wie zorgaanbieders controleert die zonder deze erkenning pgb-zorg verlenen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik in het antwoord op vraag 1 heb aangegeven, kregen alle Wmo-cliënten zorg in natura via de gemeente. De gemeente had een contract met Job Lanceer en er was dus geen sprake van zorgverlening op basis van pgb’s.
In algemene zin geldt dat de inspectie op grond van de Wkkgz en de Jeugdwet toezicht houdt op de kwaliteit van de zorg bij de pgb-zorgaanbieders die tot het bereik van deze wetten horen. Dat is een breder bereik dan de WTZi.
De gemeente wijst een Wmo-toezichthouder aan op basis van artikel 6.1 van de Wmo 2015. Deze houdt toezicht op de kwaliteit van de uitvoering van de Wmo. Als het gaat om het toetsen van rechtmatigheid moet de gemeente in de verordening regels stellen om te bestrijden dat cliënten ten onrechte ondersteuning krijgen en over misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet. Over de uitvoering van de Wmo vindt verder horizontale verantwoording plaats aan de gemeenteraad.
Hoe is het mogelijk dat de Raad van Toezicht stelt dat hij verrast is door de ontwikkelingen? Wat zegt dit volgens u over goed bestuur in de zorg? Gaat u ervoor zorgen dat zowel de Raad van Bestuur als de Raad van Toezicht vervangen worden? Zo nee, waarom niet?4
Het is de taak van de raad van toezicht om na te gaan of het beleid van de bestuurders bijdraagt aan de continuïteit en maatschappelijk doelstelling van de organisatie. Als de berichtgeving klopt, is het interne toezicht binnen Job Lanceer hierin tekortgeschoten. Ik heb echter geen enkele reden om te veronderstellen dat deze casus illustratief is voor het algehele niveau van bestuur en intern toezicht in de zorg.
Welke lessen leert u uit deze situatie? Gaat u maatregelen treffen, zodat in de toekomst deze instanties beter samenwerken en misstanden bij zorgaanbieders zoveel mogelijk voorkomen worden? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen? Zo nee, waarom niet?
Gelet op bovenstaande antwoorden zie ik op dit moment geen aanleiding tot het nemen van maatregelen.
Het bericht ‘Vader gedode Sandra uit Enschede vindt het onverteerbaar: dader mag op verlof’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Stef Blok (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Vader gedode Sandra uit Enschede vindt het onverteerbaar: dader mag op verlof»?1
Ja.
Waarom is deze volwassen gruwelijke moordenaar volgens het jeugdstrafrecht berecht? Beseft u dat dit niet uit te leggen is aan de maatschappij? Zo nee, waarom niet?
Ik kan niet ingaan op de omstandigheden in deze individuele zaak. Het uitgangspunt is dat jongeren van 18 tot 23 jaar berecht worden volgens het volwassenstrafrecht. De rechter kan op grond van de ernst van het delict en het ontwikkelingsniveau van de verdachte van dit uitgangspunt afwijken door het adolescentenstrafrecht toe te passen. Het adolescentenstrafrecht geeft rechters de mogelijkheid meer maatwerk toe te passen bij jongeren tussen 16 en 23 jaar, zodat de kans op recidive zoveel mogelijk wordt beperkt.
Beseft u dat door verlofregelingen voor de meest gevaarlijke en gestoorde personen, er in de samenleving weer onschuldige slachtoffers kunnen vallen? Zo nee, wat heeft u geleerd van de zaak Michael P.?
Het jeugdstrafrecht kent een maximumstraf van twee jaar jeugddetentie voor 16 en 17 jarigen en omvat tevens de maatregel Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen (PIJ-maatregel). De jongere krijgt intensieve behandeling en begeleiding om herhaling van het misdrijf te voorkomen. Verlof is een essentieel onderdeel van de detentie en behandeling. Meerdere partijen zijn hierbij betrokken, waaronder de directeur van de inrichting, (gedrags)deskundigen en behandelaren en het Openbaar Ministerie.
Het verlofsysteem in het jeugdstrafrecht is een professioneel ingericht systeem met wetenschappelijk onderbouwde risicotaxatie-instrumenten. Door het planmatig verlofbeleid kan op een verantwoorde wijze toegewerkt worden naar terugkeer in de samenleving. Dit betreft een zorgvuldig proces waarbij het ook mogelijk is dat verlof niet wordt toegekend, het is niet een vanzelfsprekendheid. Tijdens het verlof kan de jeugdige vanuit een gecontroleerde omgeving oefenen met het verblijf buiten de inrichting. Garanties dat iemand niet recidiveert zijn evenwel niet te geven.
Wanneer gaat deze dader op onbegeleid verlof? Kunt u garanderen dat deze dader tijdens zijn verlof, of verblijf in een tbs-kliniek, niet weer toeslaat? Zo nee, waarom laat u hem dan los?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat een levenslange gevangenisstraf de enige manier is om de maatschappij tegen dit soort gevaarlijke gekken te beschermen? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de rechter om per casus te oordelen welke straf(maat) het meest passend is. Zeker als het gaat om jongere verdachten is – naast vergelding – resocialisatie een belangrijk strafdoel.
Het dreigement van een politicus op Sint Eustatius om Europees Nederlandse militairen te vermoorden en te verbranden |
|
Ronald van Raak (SP) |
|
Ronald Plasterk (PvdA) |
|
![]() |
Wanneer heeft de politieke leider Van Putten op Sint Eustatius zijn vinger op uw neus gericht en het dreigement geuit dat «ze» Europees Nederlandse militairen «zullen vermoorden en verbranden in de straten van Sint Eustatius»? («We will kill them and we will burn them in the streets of Statia.») Kunt u aangeven wie die «ze» op het eiland zijn?1
Dit dreigement is niet persoonlijk en op die wijze geuit. Mijn ambtsvoorganger heeft hier net als ik via het filmpje op Facebook kennis van genomen, waarbij het onduidelijk is wie er met «ze» bedoeld worden. Ik onderschrijf de woorden van mijn ambtsvoorganger dat deze uitspraken politiek volstrekt onacceptabel zijn.
Wat was uw reactie op dit dreigement, dat de heer Van Putten onthulde tijdens een congres van Korsou Fuerte i Outonomo (Een sterk en autonoom Curaçao) op Curaçao?2
Zie antwoord vraag 1.
Zijn op dit moment militairen aanwezig op Sint Eustatius in het kader van de noodhulp en de werderopbouw van het eiland na de orkaan Irma en worden binnen afzienbare tijd nog militairen naar het eiland gestuurd?
De Koninklijke Marechaussee heeft drie mensen gestationeerd op Sint Eustatius in het kader van de politietaken. Er is nu geen voornemen om deze bezetting uit te breiden. Ten tijde van de orkanen Irma en Maria zijn er tweemaal voor een korte periode mariniers op Sint Eustatius geweest in het kader van de noodhulp. Op 22 september jl. zijn de laatste van hen weer overgebracht naar Sint Maarten.
Hebt u aanwijzingen dat militairen en andere Europese Nederlanders op Sint Eustatius niet veilig zijn? Bent u bereid aangifte te doen van deze dreigementen?
Het dreigement is buitengewoon ernstig en volstrekt onacceptabel. Zoiets moet je serieus nemen en om die reden heeft mijn ambtsvoorganger aangifte gedaan. Inmiddels heeft het Openbaar Ministerie Bonaire, Sint Eustatius en Saba mij per brief d.d. 1 november geïnformeerd dat er, alles afwegende, geen strafrechtelijk onderzoek zal worden ingesteld naar de uitlatingen van de heer Van Putten. Dat besluit respecteer ik. Dat neemt niet weg dat de keuze om aangifte te doen de juiste was. De ernst van de zaak, de gekozen bewoording en de impact van de uitlatingen zowel in Europees Nederland, de Caribische regio als op Sint Eustatius vereisten dit.
Deelt u de zorgen van de mensen op Sint Eustatius die wel blij zijn met de hulp en ondersteuning vanuit Europees Nederland? Kunt u deze landgenoten geruststellen dat de rijksoverheid zich niet laat chanteren door lokale politici die dreigen met geweld?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bekend met de berichten «Stichtingen steunen terreur»1 en «Drinkwater uitgedeeld in Syrië, maar waar dan?»2
Ja.
Hoeveel mensen zijn er in Nederland sinds 2012 veroordeeld voor het financieren van islamitische terreur en welke straffen werden er opgelegd?
Het financieren van terrorisme is strafbaar op basis van diverse wettelijke bepalingen: de overtreding van de Sanctiewet 1977, deelname aan een criminele organisatie met een terroristisch oogmerk (art. 140a jo 140 Sr.) of (per 1 september 2013) het financieren van terrorisme (art. 421 Sr.). Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen (het financieren van) terrorisme vanuit een Islamitische overtuiging en terrorisme vanuit andere overtuigingen. Daarnaast kan een onderzoek dat aanvankelijk is gestart op basis van het vermoeden van terrorismefinanciering uiteindelijk (mede) resulteren in een andere verdenking (bijvoorbeeld witwassen of valsheid in geschrift). Cijfers over hoeveel mensen er in Nederland zijn veroordeeld voor het financieren van islamitisch terrorisme zijn daarom niet bekend.
De bestrijding van terrorismefinanciering is een prioriteit van het Openbaar Ministerie. Met enige regelmaat worden verdachten door het Openbaar Ministerie gedagvaard op verdenking van terrorismefinanciering, waarbij ook forse gevangenisstraffen worden geëist. In het recente verleden is een aantal personen door de rechter veroordeeld tot langdurige gevangenisstraffen.3
Bent u bereid om veroordeelden na het voldoen van hun straf het Nederlanderschap af te nemen en hen uit te zetten? Zo nee, waarom niet?
Het intrekken van het Nederlanderschap op basis van artikel 14, tweede lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap is mogelijk na een onherroepelijke veroordeling voor bepaalde terroristische misdrijven, mits betrokkene een dubbele nationaliteit heeft. Ik zal per geval een afweging maken. Hierbij zal ik rekening houden met de gevolgen van het eventuele verlies van Unieburgerschap en zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden van de betrokkene, voor zover deze relevant zijn voor het besluit (artikel 68a van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap).
Bent u bereid strengere regels op te stellen voor banken en geldkantoren aangaande de meldingsplicht voor verdachte transacties, met speciale aandacht voor financiering van moskeeën en (moslim-)terreur? Zo nee, waarom niet?
Op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme(Wwft) zijn bepaalde instellingen, waaronder banken en wisselinstellingen, verplicht ongebruikelijke transacties te onderkennen en te melden aan de FIU-Nederland. Hierbij gaat het kort gezegd om transacties waarbij een meldingsplichtige instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze transacties verband kunnen houden met witwassen of het financieren van terrorisme. De FIU-Nederland analyseert de meldingen van ongebruikelijke transacties, waarna de FIU-Nederland in bepaalde gevallen tot een verdachtverklaring komt. In dat geval wordt de beschikbare informatie met betrekking tot de verdachtverklaarde transactie verstrekt aan opsporings-, inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Met analyses van gemelde ongebruikelijke transacties legt de FIU-Nederland transacties en geldstromen bloot die mogelijk te relateren zijn aan witwassen, financiering van terrorisme en onderliggende gronddelicten. Daarbij kan het, zoals onder meer in de Kamerbrief over ongewenste (buitenlandse) financiering van 5 december 2016 is aangegeven, ook gaan om buitenlandse financieringsstromen.4
Gelet op de bovenomschreven systematiek zie ik geen noodzaak tot het opstellen van strengere regels voor meldingsplichtige instellingen – waaronder banken en wisselinstellingen – met betrekking tot een meldingsplicht van ongebruikelijke transacties, die mogelijk verband houden met de financiering van terrorisme.
Het bericht dat PSV-spelers racistisch zijn bejegend in Venlo |
|
Farid Azarkan (DENK), Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Edith Schippers (VVD), Stef Blok (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «PSV-spelers racistisch bejegend in Venlo»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat PSV-spelers in een voetbalstadion, wat in alle gevallen een veilige omgeving zou moeten zijn waar voetballiefhebbers en gezinnen van een voetbalwedstrijd genieten, massaal walgelijke uitingen zoals «kankerneger» en «kanker Marokkaan» naar hun hoofd geslingerd kregen? Bent u bereid om dit op de meest krachtige wijze te veroordelen?
Racistische, antisemitische en anderszins discriminerende spreekkoren zijn ontoelaatbaar.
Welke maatregelen zijn er door de betreffende clubs, de arbitrage en de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) genomen naar aanleiding van deze gebeurtenissen? Voldoen deze maatregelen naar uw mening?
In algemene zin geldt dat clubs en KNVB stadionverboden kunnen opleggen naar aanleiding van discriminerende spreekkoren. De KNVB kan voorts via het tuchtrecht sancties opleggen aan clubs, die onvoldoende maatregelen nemen om spreekkoren tegen te gaan. Ik heb van de KNVB begrepen dat de zaak momenteel bij de onafhankelijke aanklager van de KNVB ligt. De aanklager zal na onderzoek de vraag beantwoorden of VVV Venlo voldoende heeft opgetreden.
Hoe staat het met de strafrechtelijke vervolging van de daders? Bent u zo nodig bereid om hierin te assisteren?
VVV Venlo heeft aangifte gedaan van de racistische uitlatingen aan het adres van de PSV-spelers. Volgens de club zijn er aanknopingspunten voor de identificatie van de personen die zich racistisch hebben uitgelaten.
Op dit moment loopt er onder leiding van het Openbaar Ministerie een strafrechtelijk onderzoek naar de verdachten. Zoals te doen gebruikelijk doe ik, gaande het strafrechtelijk onderzoek, geen uitspraken over het verloop van dit strafrechtelijk onderzoek en de vervolging.
Wordt er bij dit soort gebeurtenissen standaard aangifte gedaan door betrokkenen en betrokken organisaties? Zo nee, waarom niet?
Bij het vermoeden van racisme adviseert de KNVB altijd aangifte te doen. VVV Venlo heeft dat in dit specifieke geval, zoals reeds vermeld in antwoord op vraag 3, ook gedaan.
Zijn de afspraken tussen de betaald voetbalclubs, KNVB en Eredivisie CV om sneller en kordater op te treden tegen scheldkoren in het voetbal2 bij deze specifieke gebeurtenis opgevolgd? Waarom wel/niet?
Er bestaan duidelijke regels voor de aanpak van kwetsende uitingen en afspraken met clubs en scheidsrechters hoe er dient te worden omgegaan met verbaal geweld. Deze afspraken staan in de Richtlijn bestrijding verbaal geweld, zoals opgenomen in paragraaf 3.10 van het handboek competitiezaken betaald voetbal 2017/»18.
De KNVB heeft mij laten weten tevreden te zijn over de naleving van de afspraken.
Voldoet de implementatie van de bovengenoemde afspraken tussen de betaald voetbalclubs, KNVB en Eredivisie CV naar uw mening in de praktijk en worden de afspraken in de praktijk nageleefd? Waarom wel/niet?
Zie antwoord vraag 6.
Wat gaat u doen met de conclusie die het Auditteam Voetbal en Veiligheid3 onlangs trok, namelijk dat er wat betreft scheldkoren veel ongebruikte mogelijkheden zijn? Bent u bereid om hier blijvend over met relevante partijen in gesprek te treden?
Het rapport van het Auditteam Voetbal en Veiligheid is besproken in de landelijke Regiegroep Voetbal en Veiligheid, welke bestaat uit vertegenwoordigers van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, burgemeesters, politie, KNVB, OM en het Auditteam Voetbal en Veiligheid. De Regiegroep Voetbal en Veiligheid ontwikkelt beleid om het aantal incidenten rondom het betaald voetbal terug te dringen en schept randvoorwaarden om voetbal een feest te laten zijn. In het landelijke Kader voor beleid Voetbal en Veiligheid stellen de samenwerkende partners dat het bij goed gastheerschap hoort om ongewenst gedrag van supporters, zoals racistische, antisemitische en anderszins discriminerende spreekkoren, tegen te gaan. Hierover wordt met regelmaat gesproken in de Regiegroep Voetbal en Veiligheid.
Betaald voetbalclubs en KNVB hebben afspraken gemaakt sneller en kordater op te treden tegen kwetsende spreekkoren in het voetbal. Clubs zijn hierover ook in gesprek met de supportersverenigingen om normen en waarden in het stadion gezamenlijk vast te leggen en uit te spreken.
Voorziet het strafrecht op dit moment in de mogelijkheid tot strafverhoging voor het geval groepsbelediging (artikel 137c Sr), aanzetten tot haat, discriminatie of geweld (artikel 137d Sr) en belediging met een discriminatoir aspect (artikel 266 jo 137c Sr) verband houden met een voetbalevenement? Zo ja, op welke wijze?
Ja, op grond van de OM-richtlijnenbundel levert overtreding van de genoemde discriminatieartikelen, indien dit voetbal gerelateerd is, een strafverzwarende omstandigheid op. Het Openbaar Ministerie kan in dergelijke gevallen de strafeis met 50% verhogen.
Indien uw antwoord op de voorgaande vraag ontkennend luidt, bent u dan bereid om een wetswijziging voor te stellen om bij de strafmaat voor groepsbelediging (artikel 137c Sr), aanzetten tot haat, discriminatie of geweld (artikel 137d Sr) en belediging met een discriminatoir aspect (artikel 266 jo 137c Sr) te voorzien in een algemene strafverhoging voor het geval het delict verband houdt met een voetbalevenement? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 9.
Een fatwa tegen Somalische christenen in Europa |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Bert Koenders (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennis genomen van het videobericht «Fatwa for Somali Christians in Europe»?
Ja.
Kunt u bevestigen dat deze fatwa een rechtstreekse bedreiging vormt aan het adres van Somalische christenen in Nederland en in Europa? Zo ja, in hoeverre vormt een deze fatwa voor hen een reëel gevaar?
Nee, dat kan niet worden bevestigd. Er bestaat geen duidelijk inzicht in de positie van de «Council of Somali Scholars» binnen Somalië en in de mate waarin Somaliërs in Europa deze organisatie kennen en geneigd zijn gehoor te geven aan hun oproepen. De oproep werd in elk geval niet breed gedeeld; zij was wereldwijd slechts 135 keer bekeken op het moment dat uw vragen werden gesteld.
Heeft u op eerdere momenten signalen ontvangen dat Somalische christenen in Nederland bedreigd worden of zich bedreigd voelen vanuit hun moederland of vanuit de Somalische gemeenschap alhier?
Nee, vanuit de Somalische gemeenschap in Nederland zijn geen signalen ontvangen die erop wijzen dat de fatwa heeft geleid tot onrust onder Somalische christenen.
Deelt u de mening dat het in Nederland en in Europa niet mag worden geaccepteerd dat christenen van Somalische afkomst worden bedreigd vanwege hun (bekering tot het) christelijk geloof?
Deze mening deel ik volledig. De vrijheid van godsdienst in Nederland en andere Europese landen geldt voor eenieder die zich daar bevindt.
Hebben Nederlandse veiligheidsdiensten als de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) voldoende aandacht voor en zicht op bedreiging van mensen met een moslimachtergrond die in vrijheid hun christelijke geloof willen belijden en uitdragen?
Indien dergelijke bedreigingen worden gemeld, of als de overheid op andere wijze signalen ontvangt dat er sprake is van een dreiging, zal dit door de relevante overheidsinstanties worden onderzocht. Zo nodig zullen maatregelen worden genomen.
Welke beschermingsmaatregelen zijn nodig en zijn of worden genomen om de vrijheid en bescherming van Somalische christenen in Nederland te waarborgen?
Zie antwoord op vraag 5.
Het bericht dat met asbest besmet straalgrit gebruikt is door 140 bedrijven |
|
Bart van Kent (SP) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de uitzending van AvroTros EenVandaag over 140 bedrijven die hebben gewerkt met asbest vervuild straalgrit van het bedrijf Eurogrit?1
Ja.
Kunt u zich de zorgen van medewerkers van die bedrijven voorstellen die onbeschermd hebben gewerkt met straalgrit en mogelijk asbestvezels hebben ingeademd?
De situatie leidt tot onrust en onzekerheid bij met name werknemers en bedrijven. Ik kan me deze zorgen goed voorstellen. Wij willen daarom zo snel mogelijk helderheid bieden over de aard en omvang van het probleem. Zodra bekend is geworden dat er asbesthoudend grit in Nederland is, hebben de Inspectie SZW, de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en de Omgevingsdiensten actie ondernomen om de feiten zo spoedig mogelijk in kaart te brengen. In het weekend van 7 en 8 oktober heeft overleg plaatsgevonden wat heeft geresulteerd in onder andere ILT onderzoek naar de herkomst van het asbesthoudend grit, opdracht vanuit de Inspectie SZW aan TNO naar de blootstellingsrisico’s van het asbesthoudend grit en vorderingsbrieven vanuit de Inspectie SZW naar de afnemers van Eurogrit. Over deze en vervolgacties wordt u per brief nader geïnformeerd.
Onderschrijft u de woorden van Eurogrit dat de hoeveelheden asbest dermate klein waren, dat het volgens experts geen gezondheidsrisico's met zich meebrengt?
De norm voor werknemers is 2.000 vezels per kubieke meter lucht. Bij deze norm hoort een kans op een asbestziekte van 1 op de miljoen mensen per jaar. Deze norm is vastgesteld naar aanleiding van het advies van de Gezondheidsraad. Bij het vaststellen van deze normen is uitgegaan van een continue blootstelling gedurende het gehele arbeidsleven: 40 jaar lang, 5 dagen per week, 8 uur per dag. Bij een lagere of een veel korter durende blootstelling is de kans dat een werknemer of omwonende schade aan zijn of haar gezondheid ondervindt dus navenant kleiner. Ook voor de omwonenden lijkt geen sprake van langdurige blootstelling bij het gebruik van asbesthoudend grit.
De analysegegevens van het grit van onderzoeksbureaus in opdracht van bedrijven en vanuit het onderzoek van de ILT die tot nu toe bekend zijn wijzen op een lage concentratie asbest in het grit. De Inspectie SZW heeft ter validatie TNO opdracht gegeven om te bepalen wat de blootstelling is bij de opruimwerkzaamheden. Uit de metingen moet blijken hoe de verdere handhavingsinzet zal verlopen. Uit metingen van de ILT is gebleken dat de asbestbesmetting beperkt is tot een afvalstroom. Dit afval is geïmporteerd vanuit Oekraïne.
Het onderzoek van TNO moet allereerst aantonen welke blootstelling van werknemers te verwachten is bij het opruimen van de voorraden of afvalresten straalgrit waarin asbest voorkomt. Sinds bekend is dat er sprake is van asbesthoudend grit in Nederland, en er nog onduidelijkheid is over de ernst van de situatie, geldt dat gesaneerd moet worden onder risicoklasse 2, het strengste regime. Dit ter bescherming van werknemers. Ook wordt onderzocht wat de te verwachten blootstelling van werknemers is tijdens het opruimen van de met asbest besmette gebieden. Als deze blootstellingsonderzoeken aantonen dat de blootstelling tijdens deze werkzaamheden onder de grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling aan asbest blijft, kunnen de werkzaamheden afgeschaald worden naar risicoklasse 1. Bedrijven zullen in dat geval onmiddellijk worden geïnformeerd en kunnen de werkzaamheden die hier bij passen (laten) uitvoeren en vervolgens hun werk hervatten. Als uit het onderzoek blijkt dat de blootstelling niet onder de grenswaarde blijft, dan blijft generiek risicoklasse 2 van kracht.
De resultaten van dit gedeelte van het onderzoek worden uiterlijk eind oktober verwacht.
Daarna wordt onderzocht wat de blootstelling van werknemers is geweest bij activiteiten in het gebied waar met straalgrit van Eurogrit is gewerkt en wat de blootstelling van de gritstralers zelf is geweest tijdens de straalwerkzaamheden. Indien hier aanleiding toe bestaat zal een ook risico-inschatting voor omstanders en omwonenden worden gedaan. Deze onderzoeksresultaten zullen op korte termijn worden opgeleverd.
Hoe groot waren die hoeveelheden asbest, wat zijn hiervoor de normen en welke experts zouden hebben gezegd dat er geen gezondheidsrisico’s zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is er uit het spoedoverleg naar voren gekomen dat de Inspectie SZW met de Inspectie voor de Leefomgeving en Transport hebben gehouden?
Er zijn afspraken gemaakt over hoe de Inspectie SZW, de ILT en de Omgevingsdiensten nauw samenwerken om de problematiek goed in kaart te brengen en waar nodig maatregelen te nemen. Inmiddels is ook Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) aangesloten vanwege het gebruik van het straalgrit op mijnbouwinstallaties op land en offshore. De Inspectie SZW heeft bij Eurogrit en de afnemers van Eurogrit informatie gevorderd waaruit naar voren komt op welke locaties het middel is toegepast. Op basis hiervan kan op korte termijn de omvang van de situatie in kaart worden gebracht en kan een gepast vervolgtraject (handhaving) worden ingericht. Hoe de terugroepactie van het verontreinigde straalgrit wordt vormgegeven wordt momenteel uitgezocht. Ten slotte zijn er afspraken gemaakt over de communicatie. Deze verloopt via de website van de Inspectie SZW.
Wat is de insteek van het onderzoek dat deze inspecties inmiddels zijn gestart? Wanneer verwacht u hiervan de eerste resultaten?
Het doel is om zo snel mogelijk duidelijkheid te krijgen over de situaties waarin het straalgrit is gebruikt en over de blootstellingniveaus voor werknemers en omwonenden. Zie het antwoord op vragen 3 en 4.
Welke maatregelen gaat u, in afwachting van het onderzoek, treffen om de veiligheid van medewerkers van de betrokken bedrijven te garanderen?
Bedrijven moeten gezonde en veilige werkomstandigheden bieden voor hun werknemers door risico’s te inventariseren en daarop doeltreffende maatregelen te nemen. Werkgevers zijn in geval van een asbestverontreiniging verantwoordelijk voor het opruimen en saneren van het asbest, conform de bestaande wet- en regelgeving. Bedrijven worden geïnformeerd over hoe zij dienen te handelen via de website van de Inspectie SZW.
Indien de Inspectie SZW signalen ontvangt dat bedrijven op een onveilige manier de asbestbesmetting willen opruimen, of ondanks de besmetting het werk doorzetten en niet wachten tot het opgeruimd is, zal de Inspectie SZW de activiteiten stilleggen en handhavend optreden. Ook bij de terugroepactie van het straalgrit wordt de regelgeving omtrent de gezondheid en veiligheid van werknemers in acht genomen. Zie ook het antwoord op vraag 8.
Is de verdeling van taken en verantwoordelijkheden van deze beide inspecties voldoende helder? Zo ja, hoe ziet de verdeling er precies uit?
De betrokken toezichthouders, de Inspectie SZW, de ILT, Omgevingsdiensten en SodM en de ministeries SZW en IenM werken nauw samen. De Inspectie SZW ziet toe op de naleving van de arbeidsomstandighedenregelgeving en houdt toezicht op de gezonde en veilige werkomstandigheden van werknemers. De ILT is verantwoordelijk voor het toezicht op de omgang met asbest en asbesthoudende producten en op het grensoverschrijdend transport van afvalstoffen. De ILT ziet toe op de naleving van het productenbesluit en het terugroepen van het met asbest verontreinigde straalgrit. De Omgevingsdiensten houden milieutoezicht op bedrijfsmatige activiteiten met onder andere bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen. SodM houdt toezicht op de opsporing en winning van delfstoffen en aardwarmte en ziet daarbij toe op de gezondheid en veiligheid van werknemers en milieubescherming op mijnbouwinstallaties offshore.
Deelt u de mening dat bij een minder versnippert toezicht dit soort incidenten sneller opgemerkt dan wel opgepakt zouden worden?
De Inspectie SZW, ILT en de Omgevingsdiensten werken nauw samen om de problematiek van incidenten goed in kaart te brengen en waar nodig maatregelen te nemen. Het samenvoegen van organisaties levert niet per definitie een betere inspectie op. Het gaat om de onderliggende strategie: de vraag of op de juiste zaken wordt gecontroleerd en of de informatie die nodig is, in de praktijk goed wordt uitgewisseld. Dit standpunt is nader toegelicht in de brief die de Minister van BZK aan uw Kamer heeft gezonden op 5 september 2016, met betrekking tot het functioneren van rijksinspecties.(Kamerstuk 31 490, nr. 215)
Bent u bereid te komen tot één nationale inspectie, met voldoende kennis, kunde en capaciteit om misstanden snel en grondig te onderzoeken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 9.
De werkelijke vraag vanuit de politie en het openbaar ministerie (OM) naar sporenonderzoek en het budget van het Nationaal Forensisch Instituut (NFI) |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat er een offerte is uitgebracht op verzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) voor een onderzoek om de gewenste forensische productiecapaciteit in kaart te brengen?1 Wat is de status hiervan?
Ja. Het onderzoek is medio augustus jl. gestart.
Wie zitten er nu in de begeleidingscommissie? Welke deskundigen en belanghebbenden zijn daarin vertegenwoordigd? Bent u bereid er voor te zorgen dat bij de te vormen begeleidingscommissie ook vertegenwoordigers van de politie, het OM, het NFI en de rechtspraak zullen aanschuiven om een zo breed mogelijke commissie te vormen? Zo nee, waarom niet?
De begeleidingscommissie wordt gevormd door een externe voorzitter (een hoogleraar), een externe deskundige afkomstig uit de forensisch wetenschappelijke wereld, een medewerker van één van de beleidsverantwoordelijke directies van mijn ministerie, de projectleider Prognose Model Justitiële ketens (PMJ) en de projectbegeleider van de afdeling Externe Wetenschappelijke Betrekkingen van het WODC. Bij de samenstelling van begeleidingscommissies zijn het wetenschappelijke gehalte en de onafhankelijkheid van de commissieleden van doorslaggevend belang.
De belanghebbenden – i.c. politie, OM, Rechtspraak en NFI – kunnen hun input leveren via de expertsessies die door de onderzoekers worden georganiseerd.
Klopt het dat met de in de offerte geformuleerde onderzoeksvragen slechts onderzocht zal worden wat de mogelijke factoren zijn bij het bepalen van de jaarlijkse hoeveelheid forensische producten zodat het Prognosemodel Justitiële ketens (PMJ) mogelijk aangepast kan worden? Zo nee, kunt u helder uiteenzetten wat precies onderzocht wordt en wat met die uitkomsten mogelijk gedaan gaat worden?
Het WODC-onderzoek zal in twee fasen worden uitgevoerd. In de eerste fase wordt in kaart gebracht welke factoren de (werkelijke) behoefte aan forensisch onderzoek bepalen. De resultaten van dit onderzoek zullen vervolgens worden gebruikt om de werkelijke behoefte te kwantificeren en te prognosticeren in het kader van de vaststelling PMJ. De resultaten hiervan worden ingebracht bij de besprekingen van de begroting van Veiligheid en Justitie.
Wordt met het voorgestelde onderzoek nu onderzocht welke koppeling beter zou passen zodat er juist meer ruimte kan komen voor sporenonderzoek, gelet op het feit dat het rapport van de expertgroep Forensisch onderzoek en innovatie, betreffende de eerste driejaarlijkse signalering van het opsporingsonderzoek en het forensisch technisch onderzoek2, stelde dat het lineaire verband tussen delicten en NFI-producten, op basis waarvan nu schattingen worden gemaakt voor het PMJ, onhoudbaar was? Zo nee, waarom niet?
Ja. Naar aanleiding van de bevindingen uit de aangehaalde driejaarlijkse signalering is besloten onderzoek te doen naar de factoren die van invloed zijn op de vraag naar forensische producten, teneinde de vraag naar forensisch onderzoek nauwkeuriger te kunnen ramen.
Gaat het onderzoek, zoals in bovengenoemde offerte beschreven, uitwijzen wat de werkelijke vraag is vanuit de politie en het sporenonderzoek en een antwoord geven op de vraag welk budget voor het NFI daar eigenlijk bij zou horen? Zo nee, kunt u aangeven op welke manier de aangenomen motie-Van Nispen c.s. over in kaart brengen van de vraag naar sporenonderzoek dan wel uitgevoerd gaat worden?3
Zie het antwoord op vraag 3.
De berichten inzake de aanhouding van Michael P. uit Zeewolde |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Stef Blok (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten inzake de aanhouding van Michael P. uit Zeewolde?1 2 3 4
Ja.
Waarom heeft u er niet voor gezorgd dat deze levensgevaarlijke crimineel, Michael P., zijn opgelegde celstraf volledig in de cel uitzit?
Het is belangrijk dat het strafrechtelijk onderzoek en het onderzoek van de Inspecties zorgvuldig kunnen verlopen. Daarom kan ik niet verder ingaan op de details over Michael P. en zijn detentie.
Met het oog op de veiligheid van de samenleving worden gedetineerden voorbereid op hun terugkeer in de samenleving. Het is in dat kader belangrijk dat problemen op het gebied van geestelijke gezondheid en/of verslaving van de gedetineerde worden behandeld. Dat is in het belang van de samenleving; niet alleen in het belang van de veroordeelde. De artikelen 15 lid 5 en 43 lid 3 van de penitentiaire beginselenwet bieden de mogelijkheid gedetineerden met deze problematiek in een forensisch-psychiatrische instelling te plaatsen.
Bij de voorbereiding van gedetineerden op hun terugkeer in de samenleving kunnen forensisch-psychiatrische instellingen passende zorg bieden. Daarvan is verlof een belangrijk onderdeel, mits dit is geoorloofd. De veiligheid van de samenleving staat voorop, zodat de vrijheden gefaseerd worden opgebouwd. De verschillende stappen worden steeds geëvalueerd voordat tot een volgende stap wordt overgegaan. Verlof is evenwel van belang om gedetineerden vanuit een gecontroleerde omgeving te laten oefenen met het verblijf buiten de inrichting. In dat kader kunnen vrijheden worden verleend om buiten een inrichting te werken, een opleiding te volgen of een zorgprogramma te doorlopen.
Afhankelijk van de titel (uit de penitentiaire beginselenwet) waarop een gedetineerde vanuit een PI in een forensische kliniek wordt geplaatst en van het verloop van de behandeling, worden beslissingen over verlof en vrijheden genomen door de behandeldirecteur van de kliniek, de directeur van de zendende penitentiaire inrichting en/of de selectiefunctionaris van Dienst Justitiële Inrichtingen. Bij de beslissing over plaatsing in een forensisch-psychiatrische instelling wordt advies gevraagd aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie en het Openbaar Ministerie.
Waarom hebben u, aangezien u verantwoordelijk bent voor het feit dat dit monster zo kort na zijn veroordeling tot 12 jaar gevangenisstraf vrij rond kon lopen, en de diensten onder uw verantwoordelijkheid, zoals het Openbaar Ministerie (OM), de Reclassering en de gevangenis, de maatschappij niet beschermd tegen dit monster? (artikel 15b Wetboek van Strafrecht en artikel 15 Penitentiaire Beginselenwet)
Zie antwoord vraag 2.
Op welke datum heeft u deze gevaarlijke gek uit de cel gehaald, op de maatschappij los gelaten en (onbegeleid) vrij rond laten lopen?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom en door wie is de onbegrijpelijke beslissing genomen om deze gewelddadige misdadiger in de Forensisch Psychiatrische Kliniek Aventurijn Den Dolder te huisvesten, terwijl deze kliniek bekend staat om zijn zogenaamde open karakter, waar onlangs een zware crimineel uit was ontsnapt en die nota bene op loopafstand is van Nijkerk, de plaats waar Michael P. niet zo lang geleden twee jonge meisjes beestachtig heeft verkracht?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe kwalificeert u het feit dat het OM in hoger beroep een lagere straf heeft geëist dan de rechtbank in eerste aanleg had opgelegd?
Het is niet aan mij om te oordelen over de eis van een Officier van Justitie in een individuele strafzaak. Het is aan de onafhankelijke rechter om te bepalen wat een passende straf is.
Deelt u de mening dat het de hoogste tijd wordt dat dit soort gevaarlijke gekken levenslang opgelegd krijgen?
Zie antwoord vraag 6.
Klopt het bericht dat er plannen waren om deze kliniek te sluiten? Zo ja, waarom heeft u dit nog niet gedaan, temeer omdat omwonenden al jaren waarschuwen voor de onveiligheid en overlast afkomstig van de criminelen die deze kliniek huisvest?
De kliniek is onderdeel van een private zorgaanbieder waar het Ministerie van Justitie en Veiligheid plekken inkoopt. Op dit moment zijn er geen concrete plannen om de kliniek van Aventurijn (FPA Roosenburg) te sluiten of te verhuizen.
Hoeveel van dit soort misdadigers die een ernstig gevaar voor de samenleving vormen, lopen er op dit moment vrij rond? Hoeveel levensgevaarlijke misdadigers zoals Michael P., verblijven op dit moment niet in de cel, maar net als de gevaarlijke verkrachter Michael P. in klinieken?
Op 14 november 2017 waren in totaal 128 gedetineerden vanuit een PI overgeplaatst naar een forensische kliniek. Voor wat betreft de gedetineerden die in een forensische kliniek worden geplaatst geldt in algemene zin het volgende.
De klinieken en de afdelingen die daarvan deel uitmaken, hebben verschillende beveiligingsniveaus. De selectiefunctionaris van de Dienst Justitiële Inrichtingen neemt de beslissing over plaatsing van een gedetineerde in een bepaalde forensische kliniek. Aan deze beslissing ligt een advies van de penitentiaire inrichting ten grondslag over de psychiatrische problematiek en de wenselijkheid van opname, een inschatting van het vlucht- en maatschappelijk risico dat aan de plaatsing is verbonden van het NIFP en een schriftelijk advies van het Openbaar Ministerie (bij een executie-indicator).
Het bericht inzake kansloze aangiftes bij mensenhandel |
|
Michiel van Nispen (SP), Jasper van Dijk (SP) |
|
Stef Blok (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «kansloze aangiftes» van OneWorld, waarin een slachtoffer van mensenhandel het traject na het doen van zijn aangifte omschrijft?1
Ja.
Hoe komt het dat een derde van de aangiftes al binnen een maand wordt geseponeerd? Heeft dit te maken met de capaciteit bij de politie of bij het Openbaar Ministerie (OM)?
Dit is het gevolg van een nieuw ingevoerde werkwijze. Van september 2012 tot januari 2014 heeft er een pilot plaatsgevonden waarin de politie, het Openbaar Ministerie (OM) en de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) een werkwijze hebben ontwikkeld om aangiften met weinig tot geen opsporingsindicaties versneld te behandelen. De pilot heeft laten zien dat de gehanteerde werkwijze tot een verbetering van de onderlinge samenwerking tussen de verschillende organisaties (politie, OM en IND) leidt. De ontwikkelde werkwijze kent daarnaast ook andere voordelen: het slachtoffer weet sneller waar het aan toe is, de opsporingscapaciteit wordt zo efficiënt mogelijk ingezet en de opvangcapaciteit wordt niet langer dan nodig belast. Deze werkwijze wordt momenteel landelijk uitgerold. In de nieuwe werkwijze wordt naar aanleiding van de aangifte zo spoedig mogelijk bekeken welke opsporingsindicaties uitgelopen moeten worden. Daarna wordt er een dossier opgemaakt. Op basis van het dossier wordt door de officier van justitie zo snel mogelijk een beslissing genomen. De beslissing tot een vroegtijdige beëindiging van de zaak kan een van de uitkomsten zijn. Het OM stelt in die gevallen een uitgebreid gemotiveerde sepotbrief op, waarmee voor het mogelijke slachtoffer, diens gemachtigde en eventuele hulpverleners inzichtelijk is welke opsporingshandelingen zijn verricht en tot welke resultaten die hebben geleid.
Deelt u de mening dat het hoge aantal sepots slachtoffers van mensenhandel ontmoedigt om aangifte te doen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Er zijn veel factoren van invloed op de aangiftebereidheid van slachtoffers van mensenhandel. Zo spelen angst en schaamte vaak een rol. Ook zien slachtoffers zichzelf soms niet als slachtoffer, bijvoorbeeld omdat ze een relatie hebben met hun uitbuiter of omdat ze in eerste instantie vrijwillig de prostitutie in zijn gegaan. Daarnaast is bekend dat ook verschillende aspecten binnen het strafproces van invloed zijn op de aangiftebereidheid. Het strafproces wordt door sommige slachtoffers als te belastend ervaren. Daarnaast worden verhalen van slachtoffers waarbij de zaak in een vrijspraak of een sepot eindigt, soms binnen instellingen onder slachtoffers gedeeld. Dit kan ertoe leiden dat andere slachtoffers besluiten om geen aangifte te doen.
Deelt u de mening dat het van groot belang is dat er wel aangifte gedaan wordt om dit vreselijke misdrijf adequaat aan te pakken en daarnaast de grootte van het probleem van mensenhandel inzichtelijk te maken?
Voor de opsporing en vervolging van daders is het van groot belang dat slachtoffers aangifte doen. Er worden dan ook verschillende maatregelen getroffen om de aangiftebereidheid te verhogen. Zo worden er maatregelen getroffen om de drempel, die het informatieve gesprek dat altijd vooraf gaat aan de aangifte soms vormt, te verlagen. Daarnaast is er een handreiking opgesteld voor de samenwerking tussen jeugdhulpaanbieders, LVB (licht verstandelijk beperking)- en GGZ-instellingen enerzijds en politie en justitie anderzijds. Hierin worden ook handvatten geboden om de aangiftebereidheid te stimuleren.
Wat is de voortgang van de uitvoering van de motie-Van Nispen/Volp over een effectievere bestrijding van mensenhandel, waarin verzocht is om in overleg te gaan met de nationale politie, het OM, de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en het Strategisch Overleg Mensenhandel om te bespreken wat nodig is om ervoor te zorgen dat mensenhandel effectiever kan worden bestreden en dat dit een prioriteit blijft?2
De afgelopen maanden is er op verschillende momenten met een breed scala aan betrokken partners, waaronder de politie, het OM, de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en het Strategisch Overleg Mensenhandel, gesproken over de uitvoering van de motie Van Nispen/Volp om te komen tot een verdere intensivering van de aanpak mensenhandel bovenop de investeringsmaatregelen die momenteel al worden uitgevoerd. In het op 10 oktober jl. gepresenteerde regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst» zijn daarnaast verschillende maatregelen aangekondigd om de aanpak van mensenhandel verder te intensiveren. Zo zal er worden geïnvesteerd in internationaal opsporingsonderzoek. Daarnaast wordt in bronlanden van mensenhandel een vaste politieliaison gestationeerd. De behandeling van het initiatiefwetsvoorstel Strafbaarstelling misbruik prostituees die slachtoffer zijn van mensenhandel wordt voortgezet. Ook wordt er geïnvesteerd in de regionale Prostitutie Controle Teams. Tot slot komt er extra geld voor de ondersteuning van slachtoffers van mensenhandel.
De komende tijd zullen de gesprekken met de partners worden voortgezet om te komen tot een plan van aanpak voor verdere intensivering van de aanpak, in lijn met de ambities uit het regeerakkoord. Uw Kamer wordt hierover nader geïnformeerd.
Klopt het dat de helft van de West-Afrikaanse slachtoffers van mensenhandel kiest voor een reguliere asielprocedure in plaats van de verblijfsprocedure mensenhandel? Zo ja, deelt u de mening dat dit onwenselijk is als dit ertoe leidt dat mensenhandel onbestraft blijft?
De keuze voor een bepaalde verblijfsrechtelijke procedure, een asiel procedure of een verblijfsregeling mensenhandel is altijd aan de vreemdeling zelf. Indien tijdens een asielprocedure duidelijk wordt dat een aanvrager mogelijk ook een slachtoffer van mensenhandel is, wordt de aanvrager er op gewezen dat ook een verblijfsvergunning in het kader van de verblijfsregeling mensenhandel kan worden aangevraagd. Deze procedures kunnen gelijktijdig worden doorlopen. Bij een afwijzing van de asielaanvraag vindt daarnaast altijd een ambtshalve toets op mensenhandel plaats door de IND. Middels deze ambtshalve toets wordt nagegaan of betrokkene aangifte heeft gedaan en of er een onderzoek is opgestart. Indien dit het geval is en betrokkene heeft voor deze feiten niet eerder een verblijfsvergunning mensenhandel ontvangen, dan wordt ambtshalve een tijdelijke verblijfsvergunning mensenhandel verleend. Daarnaast wordt door de verschillende ketenpartners in het asielproces gewezen op het belang van het doen van aangifte tegen de daders van mensenhandel. Maar ook hierbij geldt dat de keuze voor het doen van aangifte bij de mogelijke slachtoffers ligt.
Ten slotte, op basis van de recent gepubliceerde IND cijfers3&4 is het niet mogelijk om te beoordelen of de stelling dat de helft van de West-Afrikaanse slachtoffers van mensenhandel kiest voor een asielprocedure in plaats van de verblijfsprocedure mensenhandel, juist is. De IND en de Nationaal Rapporteur Mensenhandel zullen op korte termijn met elkaar in overleg treden om te bespreken hoe in de toekomst meer duidelijkheid zou kunnen worden gegeven over het aantal slachtoffers mensenhandel dat voor een asielprocedure kiest.
Vind u het, gezien het hoge aantal sepots, terecht dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) mensenhandel alleen aannemelijk acht als de dader veroordeeld is? Kunt u uw antwoord toelichten?
De IND volgt bij het verstrekken van de bedenktijd en het toekennen van tijdelijk verblijfsrecht in verband met mensenhandel (B8.3) het oordeel van opsporingsdiensten. De bedenktijd wordt verstrekt bij de geringste aanwijzing van mensenhandel en de B8.3 wordt verstrekt zo gauw een slachtoffer aangifte heeft gedaan of wanneer duidelijk is geworden dat het slachtoffers in verband met ernstiger trauma’s dan wel bedreigingen niet in staat is om aan het opsporingsonderzoek mee te werken. Pas als een mogelijk slachtoffer van mensenhandel een niet-tijdelijke humanitaire vergunning aanvraagt (voorheen voortgezet verblijf), vormt de IND zich een eigenstandig oordeel over de risico’s bij terugkeer naar het land van herkomst. De IND neemt bij de beoordeling van de onderbouwing die door de vreemdeling wordt geleverd van deze risico’s, de aannemelijkheid van de verklaringen – het mensenhandelrelaas – in overweging.
Vanaf 1 januari 2018 zal bovendien met de pilot «Multidisciplinaire advisering slachtofferschap mensenhandel» worden gestart. Een onafhankelijke multidisciplinaire «commissie mensenhandel» zal dan voor slachtoffers waarbij het strafproces is geëindigd in een sepot of vrijspraak, een advies uitbrengen over de aannemelijkheid van het slachtofferschap van mensenhandel. Dit advies zal dan door de IND mee worden genomen in het besluit om wel of niet voortgezet verblijf te verlenen. Deze pilot wordt gestart mede na aanleiding van advies van GRETA5 en de Nationaal Rapporteur, die hebben geadviseerd identificatie van slachtoffers van mensenhandel los te koppelen van de opsporing en vervolging.
Komt het voor dat vluchtelingen ook een verblijfsstatus krijgen indien de dader niet gevonden en veroordeeld wordt? Zo ja, hoe vaak?
Vluchtelingen die ook slachtoffer van mensenhandel zijn, kunnen op verschillende wijzen een verblijfsstatus krijgen. Dat kan door asiel aan te vragen of door de verblijfsregeling mensenhandel. Op basis van voorgaande vragen veronderstel ik dat u specifiek vraagt naar het aantal toekenningen niet-tijdelijk humanitair (voortgezet verblijf). Uit de Slachtoffermonitor 2012–2016 van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel blijkt dat in 2016 54 keer een aanvraag om voortgezet verblijf is toegekend. Dit betekent dat ruim 44% van de aanvragen voor voortgezet verblijf is toegekend. Op dit moment kan echter geen inzicht worden gegeven in het aantal toekenningen dat heeft plaatsgevonden op basis van een veroordeling, een strafrechtelijk proces dat langer dan drie jaar in beslag heeft genomen, of op grond van humanitaire omstandigheden. Ook hierover treedt de IND op korte termijn in overleg met de Nationaal Rapporteur.
Welke stappen bent u van plan te nemen om de aangiftebereidheid te verhogen? Deelt u de mening dat er in het kader van een effectieve aanpak van mensenhandel moet worden bezien of er een betere invulling van de B8/3-procedure mogelijk is om dezelfde rechtsbescherming die de asielregeling biedt aan slachtoffers van mensenhandel te bewerkstelligen, waardoor aangiftebereidheid als onderdeel daarvan wordt vergroot?3
Bij de aanpak van mensenhandel staan twee aspecten centraal: goede zorg en opvang voor de slachtoffers en een efficiënte dader aanpak. Voor dat laatste is het doen van aangifte van groot belang. Voor zowel Nederlandse slachtoffers als buitenlandse slachtoffers van mensenhandel geldt dat zij lang niet allemaal aangifte doen. In het antwoord op vraag 4 heb ik reeds aangegeven dat er verschillende maatregelen worden getroffen om de aangiftebereidheid onder alle slachtoffers van mensenhandel te vergroten. De aangiftebereidheid van slachtoffers van mensenhandel is een continu aandachtspunt.
Zoals ik ook in mijn antwoord op vraag 6 heb aangegeven, staat het slachtoffers vrij om een verblijfsprocedure (asiel en/of regulier) te kiezen, die zij ook gelijktijdig kunnen doorlopen. Het onderkennen van signalen van mensenhandel (en de vervolging van daders) heeft continu de aandacht van alle betrokken ketenpartners. Zij zetten in op het onderkennen van de signalen van mensenhandel in welke procedure dan ook. Specifiek binnen de asielprocedure is het afgelopen jaar ingezet op de verbetering van deze signalering en het delen van deze signalen met alle betrokken partners. Slachtoffers worden daarnaast ook actief geïnformeerd over de mogelijkheid om aangifte te doen.