Het bericht ‘Nederland is niet up-to-date’ |
|
Remco Dijkstra (VVD), Arno Rutte (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met artikel «Nederland is niet up-to-date»?1
Ja.
Deelt u de mening dat fysieke vitale infrastructuur als luchthavens, elektriciteitscentrales en haven- en water infrastructuur ten alle tijden goed beschermd moeten zijn tegen cyberaanvallen? Hebben de Israëlische cybersecurityexperts uit het artikel die beweren dat de cyberveiligheid van deze cruciale infrastructuur in ons land onvoldoende op orde is gelijk? Zo ja, welke maatregelen neemt u? Zo nee, waarom niet?
De mening dat vitale infrastructuur goed beschermd moet zijn tegen cyberaanvallen onderschrijf ik volledig. Het beeld dat de cyberveiligheid van de cruciale infrastructuur in ons land onvoldoende op orde zou zijn herken ik niet. Dat neemt niet weg dat, zoals in de opeenvolgende jaarlijkse Cybersecuritybeelden Nederland2 (CSBN) is aangegeven, de dreiging van cyberaanvallen serieus is en de weerbaarheid van onder meer de vitale infrastructuur verder verhoogd dient te worden. Mede met dit doel heeft dit kabinet structureel 95 miljoen euro gereserveerd voor cybersecurity.
Met de Cybersecuritywet, waarvan ik het voorstel op 15 februari jongstleden aan uw Kamer toezond, worden aanbieders van essentiële diensten in de loop van dit jaar verplicht te voldoen aan beveiligingseisen. Zij moeten adequate maatregelen nemen tegen inbreuken van buitenaf op hun netwerk- en informatiebeveiliging. Als zich toch een cyberincident voordoet, moeten zij hun techniek en organisatie op orde hebben om het cyberincident van een passend antwoord te voorzien en de gevolgen ervan zo veel mogelijk te beperken.
Is er sprake van een toename van het aantal cyberaanvallen? Dagelijks vinden aanvallen plaats, wat kunt u hierover zeggen?
Jaarlijks bied ik uw Kamer het CSBN van de NCTV aan. De afgelopen Cybersecuritybeelden Nederland en de jaarverslagen van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten laten zien dat er sprake is van een serieuze dreiging. In het CSBN 2017 is geconstateerd dat de ontwikkeling van de weerbaarheid geen gelijke tred houdt met de ontwikkeling van de dreiging. Met het oog hierop wordt door dit kabinet geïnvesteerd in verdere verhoging van de weerbaarheid.
Hoe blijft de Nederlandse overheid bij de tijd met betrekking tot de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van cyberveiligheid? Kunt u aangeven of uitwisseling van kennis en/of samenwerking met andere bevriende landen juist zinvol is, of kleven hier ook nadelen aan? Welke lijn kiest het kabinet hierin en wie is verantwoordelijk voor een structurele en werkende aanpak om ongewenste cyberaanvallen op cruciale infrastructuur te voorkomen?
Laat ik voorop stellen dat de coördinerende verantwoordelijkheid op het gebied van cybersecurity binnen het kabinet bij mij als Minister van JenV belegd is. Uiteraard sta ik daarbij in nauw contact met de diverse collega’s binnen het kabinet.
In de afgelopen jaren is vanuit de Nederlandse overheid reeds geïnvesteerd in cybersecurity. Zo is het NCSC binnen mijn ministerie al enige jaren belast met het verlenen van bijstand aan vitale organisaties en de rijksoverheid bij cyberdreigingen en -incidenten. In oktober 2017 zijn met de Wet gegevensverwerking en meldplicht cybersecurity de taken van het NCSC vastgelegd. Het NCSC vervult met het oog op genoemde wettelijke taken onder meer de rol van expertisecentrum. Vanuit het NCSC is er bijvoorbeeld dagelijks contact met andere Computer Emergency Response Teams (CERTS) en organisaties die deel uitmaken van de rijksoverheid en de vitale infrastructuur.
Cybersecurity is van nature grensoverschrijdend. Daarom wordt nadrukkelijk ingezet op internationale samenwerking en wordt, met inachtneming van de verschillende wettelijke kaders, waar aangewezen informatie uitgewisseld, bijvoorbeeld met ander nationale CERTS.
Hoe beoordeelt u de opmerking van een Israëlische specialist cybersecurity in het artikel dat andere Europese landen veel beter zijn ingespeeld op dit soort aanvallen dan Nederland? Is er grond voor die bewering? Zo ja, op welke wijze wordt werk gemaakt om op minstens hetzelfde beveiligingsniveau te komen als deze andere Europese landen? Zo nee, waarom niet?
Cybersecurity staat in Nederland hoog op de agenda en is een van de prioriteiten van dit kabinet. Zoals vorig jaar al bleek bij de door voormalig VS-Cybercommissaris Melissa Hathaway gepresenteerdeCyber Readiness Index 3 is Nederland goed op weg als het gaat om de digitale veiligheid, en dat juist de samenwerking tussen de overheid en de vitale sectoren in Nederland sterk ontwikkeld is. Dat neemt niet weg dat steeds flinke stappen gezet moeten worden om Nederland digitaal veilig te houden.
Welke resultaten denkt u te boeken met de 95 miljoen euro die is vrijgemaakt voor cybersecurity? Is dat voldoende en voor welke termijn? Waarop zal de nadruk komen te liggen? Welke plannen kan de Kamer verwachten? Op welke termijn en op welke manier wordt de Kamer geïnformeerd?
Met de 95 miljoen euro die het kabinet structureel gereserveerd heeft voor cybersecurity wordt een ambitieuze cybersecurity-agenda opgesteld. Deze agenda biedt het publiek-private kader voor de versterkte inzet op cybersecurity die door dit Kabinet is afgekondigd en bevat onder meer standaarden voor Internet-of-things-apparaten, het stimuleren van bedrijven om veiligere software te maken via software-aansprakelijkheid, het versterken van het Nationaal Cyber Security Centrum als aanspreekpunt van Computer Emergency Response Teams (CERT) van onder meer vitale sectoren, het stimuleren van cybersecurity-onderzoek en het verbeteren van voorlichtingscampagnes op het gebied van cyberhygiëne. Eind april van dit jaar zal de Nederlandse Cybersecurityagenda (NCSA) aan uw Kamer worden aangeboden.
Het bericht ‘voorbereiding kernramp kan beter’ |
|
Gijs van Dijk (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Voorbereiding kernramp kan beter»?1
Ja.
Wat vindt u van de conclusies van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) dat Nederland, België en Duitsland onvoldoende voorbereid zijn op een kernramp?
Ik onderschrijf de aanbevelingen van de OVV. Binnenkort zal ik uw Kamer in de kabinetsreactie op het rapport aangeven hoe ik invulling zal geven aan de aanbevelingen. De ambtelijke voorbereidingen ter aanvulling van het bestaande pakket aan maatregelen zijn inmiddels gestart.
Welke maatregelen gaat u nemen om beter om te gaan met eventuele grensoverschrijdende incidenten met kerncentrales?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze gaat u de voorlichting bij incidenten verbeteren?
De informatievoorziening aan de bevolking over incidenten met kerncentrales is in Nederland belegd bij de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS). De ongewone gebeurtenissen in Nederland worden gepubliceerd op de website van de ANVS en getwitterd. Over incidenten of ongewone gebeurtenissen in het buitenland worden met buitenlandse toezichthouders afspraken gemaakt om elkaar nog sneller en beter te informeren bij ongewone gebeurtenissen. De ANVS zal deze informatie over incidenten toegankelijker en makkelijker vindbaar maken. De ANVS inventariseert met de veiligheidspartners hoe burgers beter geïnformeerd kunnen worden over het handelen bij een eventueel kernongeval. De ANVS houdt hierbij rekening met de aanbevelingen van de OVV en de resultaten van het publieksonderzoek wat de ANVS in 2017 heeft laten doen naar de beleving van het publiek van nucleaire risico’s.
Ook op dit punt kom ik nader terug in de kabinetsreactie die wordt opgesteld.
Heeft u naar aanleiding van het rapport van de OVV al contact opgenomen met uw Belgische en Duitse collega? Zo ja, wat was hun reactie? Zo nee, wanneer gaat u dat doen?
Het rapport is door de OVV ter informatie aan België en Duitsland verstuurd. Het thema «grensoverschrijdende samenwerking bij nucleaire ongevallen» staat op de agenda van bilaterale overleggen met België en Duitsland, zowel op bestuurlijk als ook op ambtelijk niveau. Het OVV-rapport zal in die overleggen aan de orde worden gesteld. Bij het opstellen van de kabinetsreactie zal ik de Belgische en Duitse visie op de aanbevelingen van de OVV meenemen.
Op welke wijze wilt u beter gaan samenwerken met België en Duitsland om beter voorbereid te zijn op grensoverschrijdende incidenten?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verklaart u het dat het OVV constateert dat Nederlandse autoriteiten zich onvoldoende bewust zijn van onrust over incidenten met kerncentrales? Wat gaat u doen om dit te verbeteren?
Zie antwoord vraag 4.
DDoS-aanvallen op banken |
|
Mahir Alkaya (SP) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Is er economische schade opgetreden als gevolg van het onbereikbaar zijn van internetbankieren door de DDoS-aanvallen op banken? Zo ja, hoe groot is de totale schade?1
Als gevolg van de DDoS-aanvallen (distributed denial-of-service) had een aantal Nederlandse banken gedurende enkele dagen last van tijdelijke verstoringen in of beschikbaarheid van hun dienstverlening (internetbankieren, mobiele bankapps en iDEAL-betalingen). Door de aanvallen raakten de webservers van enkele banken tijdelijk overbelast waardoor hun websites trager werden, of moeilijk of niet bereikbaar waren, wat met name tot ongemak voor klanten heeft geleid. In hoeverre er economische schade is opgetreden als gevolg van onbeschikbare internetdiensten, laat zich lastig bepalen. Het gegeven dat klanten die op het moment van de DDoS-aanvallen een betaling via internet- of mobielbankieren mogelijk niet konden uitvoeren, is daarbij op zichzelf niet voldoende. Zij konden hun betaling namelijk later alsnog doen. In geval van een verstoring in iDEAL konden zij voor hun betaling uitwijken naar een andere betaalmethode, waaronder betalen met creditcard of Paypal. Deze mogelijkheden om op een andere manier of op een ander moment alsnog te kunnen betalen, geven mij het vertrouwen dat de economische schade beperkt is.
Klopt het dat gemiddeld genomen zo’n tien à elf miljoen betalingen per dag worden verricht? Hebben de DDoS-aanvallen invloed gehad op het aantal betalingen? Zo ja, in hoeverre is het aantal betalingen beïnvloed door de DDoS-aanvallen?
Gemiddeld genomen worden er dagelijks zo’n 9,5 miljoen betalingen via internet-bankieren en mobiele bankapps verricht, waaronder ongeveer 1 miljoen iDEAL-betalingen.2 De recente DDoS-aanvallen en de daaruit voortvloeiende tijdelijke beschikbaarheidsproblemen van de getroffen banken hebben volgens de Betaalvereniging geen zichtbare invloed gehad op het aantal via deze kanalen verrichte betalingen.
Welke wettelijke vereisten worden gesteld aan banken om het betalingsverkeer te beveiligen tegen DDoS-aanvallen? Bent u van mening dat banken deze wettelijke vereisten in voldoende mate naleven? Kunt u uw antwoord toelichten?
DNB heeft normen gesteld voor de veiligheid en beschikbaarheid van het betalingsverkeer in Nederland, die in de Regeling Oversight goede werking betalingsverkeer zijn vastgelegd. Daarin zijn onder meer beschikbaarheidsnormen opgenomen en is bepaald dat een instelling haar systemen zo heeft ingericht dat deze een hoog niveau van beschikbaarheid en veiligheid waarborgen. Op basis van deze regeling houdt DNB toezicht op het retailbetalingsverkeer, en DNB beoordeelt of banken de normen in voldoende mate naleven. Alle instelling waarop de regeling van toepassing is, hebben maatregelen genomen om zich tegen DDoS-aanvallen te beveiligen. De modus operandi van DDoS-aanvallen wijzigt echter, en het kost tijd om mitigerende maatregelen aan te passen en om de beveiliging tegen nieuwe soorten DDoS-aanvallen in te regelen. DNB heeft hier aandacht voor in het kader van het toezicht dat zij op basis van de regeling houdt. Wanneer instellingen structureel niet aan de regeling voldoen, acteert DNB hierop.
Zijn de DDoS-aanvallen van de laatste week geavanceerder dan eerdere DDOS-aanvallen op banken? Kunt u uitleggen in welk opzicht deze aanvallen geavanceerder zijn?
De DDoS-aanvallen van eind januari jl. waren omvangrijker en geavanceerder dan eerdere aanvallen op banken. De modus operandi die de aanvaller(s) toepaste, was anders dan voorheen. De DDoS-aanvallen waren niet alleen gericht op de zogeheten mijnbank- en iDEAL-omgevingen van de bank in kwestie, maar ook op de netwerkproviders en alle publieke IP-adressen van de bank. De aanvaller hield daarbij rekening met wat er met het aanvalsdataverkeer werd gedaan. Op basis van de reactie van de banken koos de aanvaller een andere methode, of werd de aanval in bandbreedte verzwaard.
Waaruit blijkt dat Nederlandse banken er om bekend staan hun cyberveiligheid goed op orde te hebben?2
DDoS-aanvallen komen wereldwijd vaak voor en de modus operandi van de aanvallers wijzigt voortdurend. Daardoor hebben instellingen, waaronder banken, dagelijks met dergelijke veranderlijke aanvallen te maken en dit maakt volledige onaantastbaarheid voor DDoS-aanvallen onmogelijk. De meeste aanvallen worden evenwel succesvol door de afweersystemen van banken afgeslagen voordat ze leiden tot overlast door tijdelijke uitval of onbeschikbaarheid van dienstverlening. Eind januari bleek dat banken bovendien in staat zijn om ook op nieuwe geslaagde aanvallen direct te reageren en ze af te slaan, onder meer door het nemen van maatregelen rond het versterken van hun IT-afweersystemen. In het bestrijden van cybercriminaliteit werken banken onderling nauw samen6, alsook met bedrijven gespecialiseerd in cybersecurity en met verschillende autoriteiten, waaronder DNB, de NCTV en het NCSC. De NCTV gaf daags na de aanvallen aan dat de situatie goed en professioneel door de (financiële instellingen) is opgepakt.7
Uit cijfers die de Betaalvereniging Nederland jaarlijks publiceert, blijkt dat de beschikbaarheid van het internet- en mobielbankieren voor de meeste banken hoog is: over 2017 >99,75% voor internetbankieren en >99,73% voor mobiel bankieren.8 Daarnaast is de fraude in het betalingsverkeer de afgelopen jaren structureel gedaald. Verschillende maatregelen op het gebied van preventie, voorlichting van consumenten en samenwerking tussen partijen, hebben aan die daling bijgedragen. Waar de totale schade als gevolg van fraude in het betalings-verkeer in 2012 nog bijna 82 miljoen euro betrof, was dit bedrag in 2016 gedaald naar iets meer dan 10 miljoen euro.9
Ik heb geen signalen ontvangen dat de website van ABN AMRO vaker is getroffen dan andere banken. De beschikbaarheids- en fraudecijfers, alsook de directe reactie van de banken op DDoS-aanvallen en de uitspraken van de NCTV, geven mij het vertrouwen dat de banken voortdurend werken aan hun cyberveiligheid om de beschikbaarheid van het betalingsverkeer goed op orde te houden.
Wat is uw reactie op de bewering dat banken laks zijn en dat ons land alles in huis heeft om onaantastbaar te blijven voor DDoS-aanvallen?3
Zie antwoord vraag 5.
Hebt u, net als techneut Erik Bais, twijfels over de strategie van ABN AMRO ten aanzien van het afslaan van deze aanvallen?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u uitleggen waardoor ABN AMRO vaker is getroffen dan andere banken?4
Zie antwoord vraag 5.
Zijn DDoS-aanvallen in deze orde van grootte ook op buitenlandse banken voorgekomen? Zo ja, wanneer?
Mij zijn geen signalen bekend dat de recente DDoS-aanvallen ook waren gericht op buitenlandse banken. Dat laat onverlet dat ook buitenlandse banken met dergelijke aanvallen te maken hebben. DDoS-aanvallen komen wereldwijd vaak voor.
Welke lessen kunnen worden getrokken uit de recente DDoS-aanvallen op banken? Hoe ziet u er op toe dat deze lessen ook leiden tot concrete actie van zowel de overheid als van de banken?
De veranderlijkheid van de DDoS-aanvallen noopt ertoe dat banken voortdurend werken aan hun cyberveiligheid en de beschikbaarheid van het betalingsverkeer, opdat deze goed op orde blijft. Hiervoor is nauwe samenwerking van belang, tussen banken onderling maar ook van banken met bedrijven gespecialiseerd in cybersecurity en met verschillende autoriteiten. Die publiek-private samenwerking vindt al plaats. De in 2013 aangestelde bankenliaison fungeert daarbij als permanente verbindingsofficier tussen de banken en overheidsinstanties, en draagt eraan bij dat snel informatie over de cyberveiligheid tussen die partijen kan worden uitgewisseld. Ik span mij ervoor in om de kwaliteit en intensiteit van deze samenwerking op peil te houden, opdat ook op toekomstige DDoS-aanvallen adequaat kan worden gereageerd.
Bent u bezig met het creëren van een back-upmogelijkheid voor directe digitale betalingen, bijvoorbeeld decentraal, voor het geval er op grote schaal aanvallen blijven plaatsvinden?
Gelet op de zeer hoge beschikbaarheid van het Nederlandse betalingsverkeer en de beperkte invloed daarop van de recente DDoS-aanvallen vertrouw ik erop dat banken ook in de toekomst in staat zullen zijn om een goede beschikbaarheid van hun digitale betaaldienstverlening zullen waarborgen. Hierbij acht ik het inrichten van een back-upmogelijkheid voor directe digitale betalingen niet proportioneel.
Het bericht ‘voorbereiding kernramp kan beter’ |
|
Chantal Nijkerken-de Haan (VVD), Erik Ziengs (VVD), André Bosman (VVD) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Voorbereiding op kernramp kan beter»?1
Ja.
Deelt u de mening dat Nederland in het geval van een kernramp in Nederland, België of Duitsland een duidelijk plan van aanpak moet hebben klaarliggen dat niet alleen op papier staat, maar ook daadwerkelijk geoefend is? Waarom is dat nu niet het geval?
De Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) stelt in haar rapport vast dat de aanpak van een eventuele nucleaire crisis goeddeels vastligt op papier maar dat de aanpak slechts in beperkte mate is geoefend. In een brief aan uw Kamer zal ik binnenkort aangeven hoe ik invulling zal geven aan deze aanbeveling van de OVV.
Zijn er belemmeringen voor samenwerking tussen de veiligheidsdiensten van Nederland, België en Duitsland? Zo ja, welke zijn dat?
Er zijn geen belemmeringen voor samenwerking. De nucleaire toezichthouder van Nederland, de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS), werkt constructief samen met de collega-diensten van België en Duitsland. Ook de Nederlandse overheidsorganisaties op het gebied van het beheersen van een nucleaire crisis werken intensief samen met de diensten in België en Duitsland. In deze samenwerking wordt rekening gehouden met eventuele taal- en cultuurverschillen.
Bent u bereid het initiatief te nemen om gezamenlijk met de buurlanden te oefenen hoe moet worden gehandeld bij een kernramp?
Ik beschouw het gezamenlijk oefenen met de buurlanden als een prioriteit. Zo wordt in februari en april 2018, op initiatief van Nederland, onder de codenaam «Shining Spring» geoefend met België over een gefingeerd ongeval in de kerncentrale Borssele. Ook op het thema oefenen zal ik in de eerdergenoemde brief aan uw Kamer ingaan.
Hoe beoordeelt u de verschillende adviezen die Nederland, België en Duitsland geven over de vraag wat moet worden gedaan bij een kernramp? Zijn de taal- en cultuurverschillen een reële belemmering voor goede samenwerking?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom delen Duitsland en België bij stralingsgevaar aan alle kinderen en aan alle zwangere vrouwen jodiumpillen uit, terwijl dit in Nederland enkel in een straal van 100 kilometer wordt gedaan? Vanwaar dit verschil?
In 2014 heeft Nederland de interventieniveaus en preparatiezones voor jodiumprofylaxe afgestemd op België en Duitsland2. Het doel van de harmonisatie was ervoor te zorgen dat het beschermingsniveau in Nederland vergelijkbaar is met dat in de buurlanden en dat Nederland in geval van een ongeval vergelijkbare maatregelen kan treffen. Nederland volgt hiermee ook de laatste internationale standaarden van het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA) en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)3. Ondanks het volgen van de internationale standaarden is het niet altijd mogelijk om exact dezelfde afspraken te maken als in Duitsland en in België omdat er bij de uitvoering rekening moet worden gehouden met verschillen in de organisatiestructuren en werkwijzen in de drie landen. Daarnaast kunnen regionale autoriteiten eigenstandig besluiten tot een aanvullende aanpak. Zo heeft de regio Aken afgelopen jaar gekozen voor predistributie van jodiumtabletten aan de bevolking in plaats van decentrale opslag op gemeenteniveau. De Minister van VWS heeft, in samenwerking met betrokken partijen, voor de Nederlandse situatie uitgewerkt wat de beste manier is om de tabletten beschikbaar te hebben ten tijde van rampen en ongevallen.
Hoe verhoudt het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) zich tot de bijeenkomst van 7 september 2017 georganiseerd door de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) waarin de ANVS Limburgse bestuurders gerust stelde over de eventuele risico’s bij een kernramp bij de centrale Tihange?2
In de bijeenkomst van 7 september 2017 heeft de ANVS de Limburgse bestuurders geïnformeerd over de manier waarop de aanpak van een nucleaire crisis in Nederland verloopt. De OVV heeft in haar rapport aanbevelingen gepresenteerd waarmee die aanpak kan worden verbeterd.
Bent u ervan op de hoogte volgens ANVR in het geval van een kernramp bij Tihange er rekening wordt gehouden met een evacuatie van Belgen naar Nederland, waarbij hun auto’s aan de grens bij Eijsden moeten worden afgespoten en ontsmet? Zijn de veiligheidsregio’s toegerust voor deze taak in het geval van een kernramp bij Tihange? Weten de bewoners van deze gebieden wat hun te doen staat in het geval van een kernramp?
De veiligheidsregio’s dienen voorbereid te zijn op de door hen vastgestelde stralingsrisico’s in hun regio en dit mee te nemen in de regionale crisisplanvorming, rekening houdend met eventuele grensoverschrijdende aspecten. Ook dienen zij hierover met de burgers te communiceren. Ik ben van plan met de veiligheidsregio’s van gedachten te wisselen in hoe zij hieraan invulling geven.
De politie-inval bij de Eurogroep-voorzitter |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Halbe Zijlstra (VVD), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Politie-inval bij Eurogroep-voorzitter Centeno»?1
Ja.
Kunt u aangeven hoe bij het kiezen van de voorzitter van de Eurogroep is gekeken naar integriteit?
De Eurogroep-voorzitter is gekozen uit de groep zittende ministers van financiën van EU-lidstaten. Om kans te maken op deze positie moet een kandidaat beschikken over de kwalificaties op basis waarvan de Eurogroep het vertrouwen heeft dat de kandidaat een goede voorzitter kan zijn van de Eurogroep. Hierbij wordt gekeken naar geschiktheid en merites van kandidaten. Vanzelfsprekend is integriteit een cruciaal onderdeel van de geschiktheid van een kandidaat.
Erkent u dat het schadelijk is voor het aanzien van de politiek als een politicus gunsten aanneemt?
Voor iedere Minister, zo ook voor de Eurogroep-voorzitter, is integriteit en vertrouwen van groot belang. Ook bij het aannemen van gunsten is het belangrijk dat politici integer handelen. In Nederland gelden hiertoe strikte gedragsregels.
Deelt u de mening dat het zorgwekkend is dat een belangrijk EU-bestuurder verdacht wordt van koehandel? Zijn er meer kwesties in het verleden van Centeno die wijzen op integriteitsschendingen?
Het onderzoek van de Portugese autoriteiten naar de integriteit van de voorzitter van de Eurogroep is afgerond. In een verklaring van de Portugese openbaar aanklagers wordt gesteld dat uit het onderzoek is gebleken dat Centeno zich niet schuldig heeft gemaakt aan integriteitsschendingen. Daarnaast is Centeno nooit formeel in verdenking gesteld door het Portugese Openbaar Ministerie.
Kan de voorzitter van de Eurogroep in functie blijven zolang het onderzoek loopt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
De aanhoudende DDoS aanvallen op Nederlandse banken en de Belastingdienst |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving over de DDoS-aanvallen op ABN AMRO, ING, Rabobank en de Belastingdienst?1
De berichten over de recente DDoS-aanvallen zijn bekend en hier heb ik ook eerder met uw Kamer tijdens het Algemeen Overleg Bankensector op 7 februari jl. over gesproken. Eind januari had een aantal Nederlandse banken gedurende enkele dagen last van tijdelijke verstoringen in of onbeschikbaarheid van hun dienstverlening (internetbankieren, mobiele bankapps en iDEAL-betalingen) door omvangrijke en geavanceerde DDoS-aanvallen (distributed denial-of-service). De websites van een aantal Nederlandse banken zijn in die dagen regelmatig vanuit verschillende locaties bestookt met grote hoeveelheden data. Klanten van ABN AMRO, ING, Rabobank, Volksbank, Triodos en Bunq hebben in verschillende mate hinder ondervonden van de DDoS-aanvallen. Door de aanvallen raakten de webservers van deze banken tijdelijk overbelast waardoor hun websites tijdelijk trager werden, of moeilijk of niet bereikbaar waren. Elke digitale aanval die tot overlast leidt is vervelend voor de consument.
De DDoS-aanvallen op de Belastingdienst waren ook gericht op het onderbreken van de dienstverlening van de Belastingdienst. Tussen maandag 29 januari 2018 en woensdag 1 februari 2018 signaleerde het Security Operations Center (SOC) van de Belastingdienst meerdere aanvallen op de infrastructuur. Tijdens een aantal aanvalsgolven is er een periode geweest van ongeveer tien minuten waarin burgers en bedrijven de websites van de Belastingdienst niet konden benaderen. Dit heeft tot gevolg gehad dat burgers en bedrijven op dat moment tijdelijk geen aangifte konden doen of toeslagen aan konden vragen. Dat is voor burgers vervelend.
DDoS-aanvallen zijn geen fraudeaanvallen en leiden niet direct tot financiële schade. Er wordt niet in de systemen en netwerken van banken en de Belasting-dienst binnengedrongen. Er is geen gevaar voor de persoonsgegevens van klanten en/of belastingplichtigen of voor de veiligheid van hun gegevens en geld, en er is geen sprake geweest van een datalek.
Kunt u uiteenzetten wat er is gebeurd? Houden deze aanvallen verband met elkaar?
Zie antwoord vraag 1.
Zijn gegevens van klanten en/of belastingplichtigen op straat gekomen? Is er bij deze aanvallen data gelekt? Kunnen klanten en belastingplichtigen er zeker van zijn dat hun gegevens en geld veilig zijn?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke manier wordt onderzocht wat er gebeurd is, en is het mogelijk te achterhalen wie de daders zijn? Zo ja, worden deze daders vervolgd? Welke straffen kunnen tegen hen worden geëist?
Nadat de politie in september 2017 informatie over de DDoS-aanvallen op Bunq bank had ontvangen, werd onder leiding van het Landelijk Parket door het Team High Tech Crime (THTC) van de Landelijke Eenheid een onderzoek gestart. Na de recente aanvallen heeft ook de Belastingdienst de bij haar bekende gegevens overgedragen aan THTC, en heeft aangifte gedaan. Zoals blijkt uit mediaberichten wees het opsporingsonderzoek daags na de recente DDoS-aanvallen in de richting van een 18-jarige man uit Oosterhout. Deze man werd op 1 februari jl. aangehouden. Het uitvoeren van een DDoS-aanval is strafbaar en wordt gestraft met een gevangenisstraf van maximaal zes jaar indien gemeen gevaar voor goederen of verlening van diensten te duchten is. Indien er levensgevaar voor een ander te duchten is of het feit de dood ten gevolge heeft, is de maximum gevangenisstraf negen respectievelijk vijftien jaar.
In hoeverre hebben banken afdoende maatregelen getroffen om DDos-aanvallen te voorkomen, aangezien zij in het verleden daar vaker slachtoffer van zijn geweest? Hoe is het mogelijk dat zij nu toch weer slachtoffer zijn van dit soort aanvallen?
Banken zijn zelf verantwoordelijk voor de beveiliging van hun systemen en moeten storingen in de beschikbaarheid bij De Nederlandsche Bank (DNB) melden. DNB zet zich in voor een betrouwbaar en veilig betalingsverkeer en is aanspreekpunt van de financiële sector voor de cyberweerbaarheid van de financiële kerninfrastructuur.3 Zo zijn DNB en de banken in 2017 het samenwerkingsverband Threat Intelligence Based Ethical Red Teaming(TIBER) gestart. Met dit programma wordt beoogd de cyberweerbaarheid van financiële kerninstellingen te verhogen, onder meer door aanvallen gecontroleerd na te bootsen op basis van actuele dreigingsinformatie.4 Daarnaast toetst DNB als toezichthouder of financiële instellingen hun beveiligingseisen op orde hebben. Verder werken banken in het bestrijden van cybercriminaliteit, waaronder DDoS-aanvallen, onderling nauw samen, alsook met gespecialiseerde cybersecurity-bedrijven en met verschillende autoriteiten. Naast DNB gaat het onder meer om de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) die primair verantwoordelijk is voor het voorkomen en beperken van maatschappelijke ontwrichting door cybercriminaliteit, en het daaronder vallende Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) dat het centrale informatieknooppunt en expertise-centrum voor cyberveiligheid in Nederland is.
Tijdens en na de DDoS-aanvallen is op ambtelijk niveau direct contact geweest met de NCTV. Ook heeft het Ministerie van Financiën in het kader van het tripartiete crisismanagement geschakeld met DNB, de AFM en de Nederlandse grootbanken, en met die partijen de stand van zaken rond de operationele verstoringen besproken.5 Ik vind het van belang om zorgvuldig en waakzaam te blijven om ongemak door verstoring en digitale vormen van criminaliteit zoveel mogelijk te voorkomen en bestrijden.
DDoS-aanvallen komen wereldwijd vaak voor en de modus operandi van aanvallers wijzigt voortdurend. Daardoor hebben instellingen, waaronder banken, dagelijks te maken met – kleine en omvangrijke – DDoS-aanvallen. De meeste aanvallen worden door de afweersystemen van banken succesvol afgeslagen voordat ze leiden tot overlast door tijdelijke uitval of onbeschikbaarheid van hun dienstverlening. Evenwel kunnen banken opnieuw worden getroffen door (omvangrijke) geslaagde DDoS-aanvallen, zoals eind januari het geval was.
Banken nemen dan maatregelen om de impact te minimaliseren en de aanvallen zo snel mogelijk af te slaan. Het gaat om maatregelen rond het versterken van IT-afweersystemen, en het vergroten van de dataverwerkingscapaciteit in combinatie met het plaatsen van filters, waardoor de getroffen webservers niet langer overbelast raken. Daarnaast wisselden de banken onderling en met het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC), onder meer via de in 2013 aangestelde bankenliaison,6 continu informatie uit tijdens de aanvallen. Mede hierdoor werd de toegepaste DDoS-aanvalsmethode snel onderling gedeeld, wat heeft bijgedragen aan het wegnemen van de verstoringen.
De Belastingdienst heeft middels het SOC veel kennis en middelen om aanvallen succesvol af te wenden. Het volledig voorkomen van dergelijke aanvallen is niet mogelijk. Met haar Internet Service Providers (ISP’s) neemt de Belastingdienst maatregelen die de negatieve gevolgen van aanvallen moeten verminderen. Het SOC zorgt ervoor dat het kennisniveau van haar medewerkers en de benodigde apparatuur ruimschoots toereikend en op niveau zijn, en dat deze gelijke pas houden met ontwikkelingen in het domein van cyberveiligheid. Voordat nieuwe diensten of apparatuur in gebruik worden genomen, ondergaan deze een zogeheten «Aanval en Penetratietest» en een kwetsbaarhedenonderzoek. Daarnaast vindt er tweemaal per jaar een DDoS-oefening plaats met medewerking van een groot aantal gekwalificeerde partners om de maatregelen te testen. Uit diverse kennisnetwerken haalt het SOC informatie om haar kennisniveau, en daarmee de weerbaarheid van de ICT-systemen van de Belastingdienst, te verhogen.
Welke stappen ondernemen de banken en de Belastingdienst om toekomstige aanvallen te voorkomen en/of af te slaan? Hoe wordt erop toegezien dat deze maatregelen afdoende zijn?
Zie antwoord vraag 5.
Het gebruikmaken van bankrekeningen is een nutsfunctie; is er voldoende voor gezorgd dat deze functie goed functioneert? Houdt De Nederlandsche Bank (DNB) daar toezicht op?
Het is van belang dat de toegang tot geld op orde is en blijft. De toegang tot geld, inclusief de infrastructuur van het betalingsverkeer en het gebruik kunnen maken van een bankrekening, is nodig voor het functioneren van de Nederlandse economie en daarmee van belang voor iedereen in Nederland. DNB heeft tot taak om de goede werking van het betalingsverkeer te bevorderen. Zij heeft normen gesteld voor de veiligheid en beschikbaarheid van het betalingsverkeer in Nederland. Op basis van deze regeling houdt DNB toezicht op het retailbetalingsverkeer. Op verzoek van DNB hebben de relevante instellingen 2016 een plan van aanpak opgesteld waarin zij lieten zien hoe zij kunnen voldoen aan de veiligheids-en beschikbaarheidseisen.
De Betaalvereniging Nederland publiceert op haar website actuele beschikbaarheidscijfers van het internet- en mobielbankieren voor de meeste banken. Uit deze cijfers blijkt dat de beschikbaarheid hoog is: over 2017 >99,75% voor internetbankieren en >99,73% voor mobiel bankieren.7
Heeft DNB de afgelopen jaren maatregelen afgedwongen om ervoor te zorgen dat de nutsfunctie van het betalingsverkeer door banken goed wordt vervuld? Zo ja welke? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat mensen gewoon bij hun geld kunnen, hun bankzaken kunnen doen, belastingaangifte kunnen doen en dat hun gegevens veilig zijn bij banken en de Belastingdienst?
De ICT-systemen van de Belastingdienst worden beschermd door diverse maatregelen, en er wordt op gelet dat deze optimaal blijven functioneren. De waakzaamheid bij de Belastingdienst voor de DDoS-aanvallen en andere risico’s voor de cyberveiligheid was, is en blijft op het hoogste niveau. Het SOC monitort voortdurend en behoudt haar verscherpte waakzaamheid en alertheid.
Het is voor rekeninghouders vervelend als zij tijdelijk niet bij hun bankgegevens of geld kunnen. De actuele beschikbaarheidscijfers van het internet- en mobielbankieren laten gelukkig zien dat de beschikbaarheid van het betalingsverkeer hoog is. Dit, tezamen met de maatregelen die banken in samenwerking met elkaar, cybersecuritybedrijven en overheidsinstanties nemen, geeft mij het vertrouwen dat de toegang tot het betalingsverkeer voldoende op orde is. Tegelijk laten de recente DDoS-aanvallen zien dat dergelijke aanvallen blijven voorkomen en aan verandering onderhevig zijn. Dit maakt het van belang dat banken, DNB en andere betrokken waakzaam en alert zijn en zich voortdurend blijven inspannen voor een weerbaar betalings-verkeer zodat cyberaanvallen zoveel mogelijk kunnen voorkomen dan wel tijdig kunnen worden gedetecteerd, zodat de impact ervan relatief laag blijft.
Deelt u de mening dat er na dit weekend verscherpte waakzaamheid en alertheid nodig is bij banken, DNB en de Belastingdienst? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
De berichten 'Rechercheur Den Haag lekte anderhalf jaar naar criminelen' 1) en 'Foute agenten te vaak doodgezwegen' |
|
Arno Rutte (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Rechercheur Den Haag lekte anderhalf jaar naar criminelen» en «Foute agenten te vaak doodgezwegen»?1 2
Ja.
Deelt u de zorg dat er een patroon van lekken bij de politie-eenheid Den Haag lijkt te zijn, aangezien dit al het vierde lek in een jaar tijd is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen worden genomen om dit patroon van lekken een halt toe te roepen?
In Den Haag zijn het afgelopen jaar een aantal medewerkers aangehouden voor het mogelijk lekken van informatie. In 2016 is één verdachte aangehouden voor het lekken van informatie, in 2017 waren dit drie verdachten. De incidenten in de eenheid Den Haag staan los van elkaar. Op basis van de beschikbare gegevens kan niet gezegd worden dat sprake is van een patroon.
Op basis van de onderzoeken over de periode 2017 – aangaande de gedragingen die te herleiden zijn naar het lekken van informatie naar criminelen en andere(n) – is er geen sprake dat de eenheid Den Haag afwijkt van eenheden met een soortgelijke grootte. Een overzicht van de afdoeningen van gedragingen uit deze onderzoeken is nog niet voorhanden.
Integriteit heeft hoge prioriteit binnen de politieorganisatie, zo ook in de eenheid Den Haag. Zodra er vermoedens zijn dat een politieambtenaar plichtsverzuim heeft gepleegd, wordt dit onderzocht. De kans op plichtsverzuim probeert de politie door middel van preventieve en repressieve maatregelen, zoals ik ook in mijn brief – naar aanleiding van het verzoek van het lid Van Dam – van 9 maart 2018 heb beschreven, te verkleinen. Incidenten kunnen echter nooit helemaal worden voorkomen.
Is het waar dat het aantal integriteitsschandalen in Den Haag niet afwijkt van het landelijk gemiddelde? Zo ja, welke maatregelen worden genomen om dit landelijk gemiddelde terug te dringen naar een minder hoog niveau?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u een overzicht geven van de hoeveelheid lekken binnen de landelijke politie in de afgelopen drie jaar, uitgesplitst naar regio en jaar?
Op dit moment kan geen overzicht van afdoeningen van gedragingen uit onderzoeken worden gegeven van de afgelopen drie jaar waarbij is geconstateerd dat sprake is van het lekken van informatie (naar criminelen ofwel naar vrienden, familie, pers, etcetera). Het jaarverslag 2017 waarin wordt gerapporteerd over het aantal onderzoeken is thans nog niet beschikbaar. Deze wordt te zijner tijd aan uw Kamer toegezonden.
Deelt u de opinie van politiewetenschapper Jaap Timmer en voorzitter Jan Struijs van de Nederlandse Politiebond dat binnen het landelijke politiecorps een taboe bestaat op het bespreken van corrupte agenten en dat het van belang is dat in de opleiding en op de werkvloer hier veel meer aandacht voor komt? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om dit te realiseren? Zo nee, waarom niet?
Binnen de politie is veel aandacht voor zowel het stimuleren van het goede gesprek over integriteit als het elkaar durven aanspreken en melden van misstanden. Hier moet ook continue aandacht voor zijn. Ik zou dan ook niet spreken van taboe. Ik heb uw Kamer in de Voortgangsbrief politie aangegeven dat de politie hard werkt aan een cultuurverbetering waarbij onder meer integriteit, leiderschap, een inclusieve werksfeer en elkaar aanspreken belangrijke pijlers zijn.3 De ontwikkelingen zien op het creëren van een veilig klimaat, het voeren van de dialoog en het geven van professionele ruimte. Het bewerkstelligen van een dergelijke cultuurverandering vergt tijd, maar met deze ontwikkelingen wordt het voeren van de dialoog over integriteit bevorderd.
Kunt u de antwoorden op deze vragen voor het algemeen overleg Politie (organisatie) op 15 maart 2018 toesturen?
Ja.
Het bericht ‘Grote commotie over in Rijswijk verspreid Turks pamflet tegen de PKK’ |
|
Bente Becker (VVD) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Grote commotie over in Rijswijk verspreid Turks pamflet tegen de PKK»?1
Ja.
Is bij u bekend wie dit pamflet heeft opgesteld en verspreid onder huishoudens in onder andere Rijswijk, Delft en Rotterdam?
De opsteller van het pamflet lijkt een in Turkije relatief bekende publicist te zijn.
Heeft u ook vernomen dat hetzelfde pamflet in Antwerpen is rondgedeeld en dat de Belgische politie een onderzoek heeft ingesteld? Bent u voornemens hierover in gesprek te gaan met uw Belgische collega?
Er is via de Belgische media vernomen dat de pamfletten in Antwerpen zijn verspreid en dat de Belgische politie een onderzoek is gestart. Ik zie geen noodzaak om hierover in gesprek te gaan met mijn Belgische collega gezien er geen sprake is van strafrechtelijk gedrag. Dit zal verder worden uitgelicht bij vraag 6.
Is bekend met welke binnenlandse en/of buitenlandse middelen dit pamflet is gefinancierd? Zo ja, ziet u aanleiding om hier verdere stappen op te ondernemen? Zo nee, bent u voornemens dit te onderzoeken?
Ik begrijp het ongemak bij een groot deel van de ontvangers van deze pamfletten. Er zijn momenteel echter geen signalen dat hier sprake is van inmenging van een statelijke actor, het gaat hier om een soloactie van een Turkse publicist. Als kabinet zijn we daar uiteraard wel alert op. De Minister van J&V heeft de Tweede Kamer afgelopen vrijdag al geïnformeerd over de omgang met OBI.
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat Turkse propaganda hier van deur tot deur wordt verspreid? Bent u daarnaast van mening dat Nederland niet de plek is voor politieke campagnes uit andere landen? Wordt bezien of er stappen genomen kunnen worden om dit tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 4.
Ziet u aanleiding om onderzoek te doen naar de inhoud van het pamflet? In hoeverre bevat dit pamflet strafbare uitingen? Als die er zijn, welke acties worden daar dan op ondernomen?
Ik begrijp het ongemak bij een groot deel van de ontvangers van deze pamfletten. Echter, in de Nederlandse rechtsstaat is de vrijheid van meningsuiting één van de belangrijkste vrijheden. Dit betekent dat ook meningen en politieke standpunten die op weinig steun kunnen rekenen of tot gevoelens van ongenoegen leiden, de ruimte dienen te krijgen. Deze vrijheid van meningsuiting is echter niet ongelimiteerd en mag nooit uitmonden in het plegen van strafbare feiten.
Bij een eerste lezing van het pamflet vallen volgens het Openbaar Ministerie niet direct passages op die een redelijk vermoeden aan het gepleegd zijn van een strafbaar feit doet ontstaan. Ik zie derhalve op dit moment geen aanleiding onderzoek te doen naar de inhoud van het pamflet. Indien mensen van oordeel zijn dat er sprake is van strafbare uitingen, dan kunnen zij onder concrete vermelding van de strafbaar geachte uitingen, aangifte doen.
Heeft u redenen om aan te nemen dat de verspreiding van dit pamflet tot een extra risico kan leiden voor het ontstaan van ongeregeldheden tussen Turken en Koerden in Nederland? Zo ja, hoe wordt hierop geanticipeerd? Ziet u ook breder mogelijkheden om te voorkomen dat Turkse spanningen naar Nederland worden geïmporteerd?
De publicist van dit pamflet lijkt op weinig steun te kunnen rekenen van de Turks-Nederlandse gemeenschap.
Ik richt mij dan ook vooral op het voorkomen van het doorwerken van spanningen die samenhangen met het optreden van Turkije in Noord-Syrië in de Nederlandse samenleving. Hierbij staat voorop dat iedereen die hier woont de regels van de Nederlandse rechtstaat hanteert. Dat betekent dat we met elkaar in gesprek gaan en onze zorgen kunnen uiten over internationale conflicten, zonder dat dit hier tot spanningen leidt.
Het bericht ‘Flixbus wil met camera’s drugssmokkel bestrijden’ |
|
Monica den Boer (D66), Kees Verhoeven (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Flixbus wil met camera’s drugssmokkel bestrijden»?1
Ja.
Hoe duidt u het feit dat Flixbus overgaat tot het invoeren van cameratoezicht in de bagageruimte, niet zozeer door het risico op drugssmokkel zelf maar door de gevolgen van politiecontroles?
Naar aanleiding van het artikel is er contact geweest tussen de politie en de directie van FlixBus Benelux. De signalen uit het artikel over vertraging die de bussen zouden oplopen door politiecontroles blijken betrekking te hebben op de situatie in Duitsland en zijn niet van toepassing op de Nederlandse situatie. Ook is de samenwerking tussen de Nederlandse Politie, KMar en private bedrijven als Flixbus goed te noemen.
In Nederland zijn er vanaf 2014 in totaal 94 acties gehouden die alle in relatie staan tot internationaal busvervoer. Op dit moment wordt gewerkt met politiemedewerkers in burgerkleding die op de opstapplaatsen afwijkend gedrag signaleren en op basis hiervan een controle starten op de reizigers die afwijkend gedrag vertonen. Hiermee is de overlast beperkt en wordt een bus waar geen extra indicatie op is niet gecontroleerd.
Op welke wettelijke grond vinden dergelijke politiecontroles op passagiers en hun bagage in de bussen plaats? Is hier sprake van stelselmatige controle? Waarom wel of waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre acht u dergelijke politiecontroles in overeenstemming met het vrij verkeer van personen binnen de Europese Unie (EU) en het Schengenverdrag?
Politie en Koninklijke Marechaussee voeren geen grenscontroles uit bij het verkeer aan de binnengrenzen met gemeenschappelijke Schengenlanden.
Samen met de Belgische politie zijn onder het Benelux verdrag controles uitgevoerd op internationaal busvervoer. Daarnaast wordt kennis en ervaring gedeeld. De samenwerking met Duitsland krijgt inmiddels vorm. Binnenkort zal daartoe in aanwezigheid van onder meer de Europese directie van Flixbus samenwerkingsafspraken worden gemaakt tussen de Duitse en Nederlandse politie.
Nederland verkent de mogelijkheid om implementatie van de PNR-richtlijn naar andere vervoersmodaliteiten uit te breiden, zoals internationale hogesnelheidstreinen en internationaal busverkeer. Nederland verricht samen met Frankrijk, België en het Verenigd Koninkrijk binnen de HST-Taskforce een gezamenlijk impactanalyse voor het gebruik van passagiersgegevens van internationale hogesnelheidstreinen (Thalys en Eurostar). Het gaat om een verkennend onderzoek waarin de impact op de HST-sector (High Speed Train) wordt onderzocht, zodat met de invoering van de maatregelen de vervoerder en de reiziger zoveel mogelijk ontzien worden. Deze Taskforce is in eerste instantie gericht op hogesnelheidstreinen. In het verlengde hiervan wordt informeel ook gesproken over de mogelijkheid voor het gebruik van passagiersinformatie van internationaal busverkeer. Hiervoor zijn verkennende gesprekken gevoerd met Flixbus. Het gebruik van passagiersinformatie, waaronder PNR, belemmert het vrij verkeer niet. Er zullen geen grenscontroles mee worden uitgevoerd.
Is het waar dat gedurende politiecontroles op buslijnen van Flixbus slechts 0,17% van de passagiers verdacht wordt van een misdrijf? Zo ja, in hoeverre acht u de politiecontroles effectief en doeltreffend? Zo nee, wat zijn de werkelijke resultaten van de controles?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat dergelijke controle op bagage in de praktijk een verkapte vorm van binnengrenscontroles is? Waarom wel of waarom niet? Welke afspraken zijn hier door Nederland met andere lidstaten, specifiek met onze buurlanden Duitsland en België, gemaakt?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u toelichten op welke schaal politie en/of Koninklijke Marechaussee wordt ingezet om dergelijke controles van buspassagiers en hun bagage uit te voeren?
Zie antwoord op de vragen 2 en 3.
Kunt u toelichten op welke juridische gronden Flixbus opereert met dergelijk cameratoezicht? Wat zijn de voorschriften voor wat betreft reikwijdte, bewaartermijn en opslag van de camerabeelden?
Het gaat hier niet om politietoezicht, maar om cameratoezicht door Flixbus ter bescherming van privéeigendommen van de vervoerder en de reizigers. De overheid heeft hier geen rol in. De directie van Flixbus dient zich bij de toepassing van dit cameratoezicht te houden aan het regime van de Wet bescherming persoonsgegevens.
Hoe duidt u de verscherpte incheckprocedure voor reizigers van Flixbus? In hoeverre acht u deze procedure in overeenstemming met het vrij verkeer van personen binnen de EU en het Schengenverdrag?
De verscherpte incheckprocedure is onderdeel van een pilot in Duitsland, de Nederlandse Politie is daarbij niet betrokken.
Heeft u zicht op de aard en omvang van drugssmokkel van en naar Nederland via grensoverschrijdend bus vervoer? Zo ja, kunt u cijfers hieromtrent aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, bent u bereid dit te onderzoeken?
Ik heb hierover geen gegevens.
Het bericht ‘crimineel hoeft niet te betalen voor opruimen eigen drugsafval’ |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Crimineel hoeft niet te betalen voor opruimen eigen drugsafval»?1
Ja.
Aangezien drugsafval en aangetroffen gevaarlijke stoffen een groeiend probleem zijn dat de samenleving veel geld kost, wat gaat u doen om de politie en het Openbaar Ministerie meer handvatten te geven om de kosten te verhalen op de criminelen?
Ik ben van oordeel dat de schade als gevolg van het achterlaten van grondstoffen voor drugs en drugsafval ten laste dient te komen van de dader (zie ook het antwoord op eerdere Kamervragen2). Als politie en Openbaar Ministerie erin slagen om degene te vinden die voor het achterlaten van grondstoffen voor drugs en drugsafval verantwoordelijk is, wordt tevens onderzocht of de kosten voor het opruimen hiervan op diegene kunnen worden verhaald. Indien het Openbaar Ministerie een verdachte strafrechtelijk vervolgt kan de benadeelde partij zich voegen in het strafgeding om zo de kosten van het opruimen, die hier direct door zijn veroorzaakt, vergoed te krijgen.
Op grond van de bestaande mogelijkheden in het straf- en civielrecht en de aanpalende maatregelen zoals aangekondigd in de meerjarenagenda slachtofferbeleid 2018–2021, die onlangs door de Minister voor Rechtsbescherming aan uw Kamer is verzonden,3 worden het Openbaar Ministerie en de politie voldoende mogelijkheden geboden om de kosten te kunnen verhalen op de dader.
In de meerjarenagenda slachtofferbeleid worden maatregelen aangekondigd om de mogelijkheden om de kosten te kunnen verhalen in het strafproces te vergroten. Een van de maatregelen richt zich op het verbeteren van de praktijk van de behandeling van de vordering door de rechtspraak. De Raad voor de Rechtspraak heeft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij benoemd als speerpunt voor de ontwikkeling van professionele standaarden in 2018. Daarbij wordt gewerkt aan deskundigheidsbevordering van de strafrechter voor zowel het vaker afdoen van vorderingen als het verbeteren van de motivering van de beslissing op de vordering.
Deelt u de mening van de korpschef dat het jammer is dat het in casu niet gelukt is de kosten voor het opruimen op de criminelen te verhalen? Welke mogelijkheden rest de politie nu? Gaat de politie de schade nu proberen te verhalen langs de civielrechtelijke weg?
Het is niet aan mij om een waardeoordeel te verbinden aan een rechterlijke uitspraak.
De politie onderzoekt de slagingskansen van een civiele procedure. Tegen twee uitspraken van de strafrechter heeft het Openbaar Ministerie hoger beroep ingesteld. De politie zal zich hoogstwaarschijnlijk in het kader van het hoger beroep in die twee zaken opnieuw voegen als benadeelde partij.
Ziet u mogelijkheid om door middel van (straf)wetgeving de kosten van het opruimen van grondstoffen voor drugs en drugsafval voor rekening te laten komen van de drugscriminelen?
Zie antwoord vraag 2.
Zou het nog op te richten ondermijningsfonds zoals overeengekomen in het regeerakkoord uitkomst kunnen bieden in zaken als onderhavige?
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 16 februari jl. verwacht ik uw Kamer rond de zomer van 2018 nader te kunnen informeren over de wijze van besteding van het Ondermijningsfonds en de structurele reeks. De regionale en landelijke samenwerkende overheidspartners, verenigd in het Landelijk Strategisch Overleg Aanpak Ondermijning, zijn gevraagd om gezamenlijk met een integraal advies voor de besteding te komen.
Piratenzenders |
|
Henk Nijboer (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u ermee bekend dat er heel veel mensen als zender en als luisteraar plezier beleven aan zogenaamde piratenzenders?
Ja.
Bent u ermee bekend dat er steeds meer onbemande piratenzenders komen?
Ja.
Wat vindt u ervan dat er steeds meer piraten wegens het strikte handhavingsbeleid vanuit bossen en andere afgelegen plaatsen uitzenden? Brengt dat risico’s, zoals bijvoorbeeld voor de brandveiligheid, met zich mee?
Agentschap Telecom is verantwoordelijk voor het beheer van het radiospectrum. Radiospectrum is namelijk schaars. Ordening van het spectrum is dus nodig om FM-radio, mobiele communicatie en andere toepassingen mogelijk te maken. Dit betekent ook dat tegen illegaal gebruik dient te worden opgetreden.
Bij illegale radiouitzendingen vanuit bossen of andere afgelegen plaatsen zijn er, naast verstoring van legale uitzendingen van publieke en commerciële radioomroepen die hierdoor economische schade lijden, ook andere gevolgen. Het gaat dan om milieudelicten (bijvoorbeeld het gebruik van dieselaggregaten in natuurgebieden of asbestbeplating om ontmanteling van opstelpunten tegen te gaan) en vernielingen aan onderdelen van vitale delen van diverse infrastructuren. Voorbeelden daarvan zijn het onklaar maken van de aansturing van stuwen die belangrijk zijn voor onze waterhuishouding, het onklaar maken van antenne-opstelpunten, waardoor het mobiel bereiken van 112 en de dekking in landelijke gebieden in gevaar kunnen komen en verstoringen in cruciale frequentiebanden, zoals C2000, de luchtvaartband en calamiteitenzenders. Tot slot ondervinden ook burgers door illegaal uitzenden overlast bij de ontvangst van hun favoriete publieke of commerciële radiostation.
Wat vindt u ervan dat er boetes van 10.000 euro en meer worden opgelegd voor mensen die hun hobby uitoefenen? Is dat niet buitensporig?
Ik heb er uiteraard geen bezwaar tegen dat mensen een hobby uitoefenen, maar als de uitoefening van die hobby gepaard gaat met illegale activiteiten dan treedt Agentschap Telecom daar – vanwege de in het geding zijnde maatschappelijke belangen – tegen op. Er zijn diverse legale alternatieven om deze hobby uit te oefenen (zie ook het antwoord op vraag 6). Daarnaast worden boetes altijd proportioneel opgelegd en regelmatig in procedures getoetst door de rechter. Voor de nadere beeldvorming: de gemiddeld opgelegde boete in 2017 is rond de 3.000 euro geweest.
Bent u gezien het afnemen van het belang van frequenties en het meer digitaal uitzenden van programma’s bereid te kijken of mensen hun hobby kunnen uitvoeren op een fatsoenlijke manier, vanzelfsprekend rekening houdend met vliegverkeer en militair gebruik van frequenties?
Hoewel digitalisering de toekomst van etherradio is (o.a. via DAB+), is het belang van de FM-omroepband op dit moment nog steeds groot. Agentschap Telecom kan dan ook niet toestaan dat mensen vanuit hun hobby op illegale wijze in deze band uitzenden. Op dit moment is er nog geen afschakeldatum voor FM bekend. Ook is er nog geen alternatieve bestemming voor de FM-band na afschakeling bekend. Om bij wijze van hobby te willen uitzenden, zijn diverse legale alternatieven voorhanden (zie ook het antwoord op vraag 6).
Bent u bereid piraten en hun luisteraars de mogelijkheid te geven van hun hobby te genieten als ze dat netjes doen en daarvoor mogelijkheden te zoeken?
Zie ook het antwoord op vraag 4. Er zijn voldoende alternatieven beschikbaar voor mensen die radio willen maken. In het verleden zijn de lokale publieke omroepen mede ontstaan uit deze behoefte. Daarnaast biedt het internet mogelijkheden die ook al door diverse ex-piraten worden benut. Ook bestaat de mogelijkheid om capaciteit te huren op een DAB+ netwerk of om een laagvermogen middengolfvergunning (AM) aan te vragen. Tot slot bestaat de mogelijkheid om voor een bepaald lokaal evenement een (tijdelijke) evenementenvergunning aan te vragen op de FM-band.
Is het zo dat door het huidige stevige boetebeleid er meer maatschappelijke schade ontstaat door onbemande zenders, dan enkele jaren geleden met een ander boetebeleid?
Het boetebeleid is erop gericht om illegale activiteiten te doen stoppen dan wel sterk te doen verminderen. Uit de dalende cijfers van Agentschap Telecom kan worden afgeleid dat het beleid succesvol is.1 De door de illegale activiteiten veroorzaakte schade ligt breder dan alleen de genoemde verstoringen en bedreigingen van (vitale) infrastructuren. Veelal is er ook sprake van milieuschade en/of openbare orde-problematiek. Om deze problematiek aan te pakken, zoekt Agentschap Telecom steeds vaker de samenwerking met het Openbaar Ministerie en de politie, maar ook met andere belanghebbenden zoals gemeenten, mobiele operators en natuurbeheerders.
Bent u bekend met brede steun voor de oproep om piratenmuziek als cultureel erfgoed aan te merken? Bent u bereid die oproep te ondersteunen?
Ja, ik ben hiermee bekend. Het is niet gebruikelijk dat het kabinet dergelijke oproepen ondersteunt. Mochten er partijen zijn die dit overwegen, dan kunnen zij zich online aanmelden voor het Netwerk Immaterieel Erfgoed van het Kennisinstituut Immaterieel Erfgoed Nederland: https://www.immaterieelerfgoed.nl/nl/page/448/procedure.
De zorgen van bewoners van de Kustwegflats in Delfzijl |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de zorgen van de bewoners van de Kustwegflats in Delfzijl?1
Ja.
Zijn de 300 flatwoningen momenteel aardbevingsbestendig? Zo nee, wat zijn op dit moment de veiligheidsrisico’s en wat moet eraan gebeuren om ze weer veilig te maken?
De Dijkzichtflat in Delfzijl – één van de drie flats waar in het bericht naar wordt gerefereerd – is in 2015 als pilot door NAM geïnspecteerd en beoordeeld conform de NPR 9998:2015–12. Uit de beoordeling is toen gebleken dat er geen acuut gevaar is: de draagconstructie van het gebouw is voldoende sterk om een zware beving (5.0 op de schaal van Richter met de daarbij horende verwachte maximale grondversnelling) te kunnen weerstaan. Wel zijn er een aantal niet constructieve onderdelen die los kunnen komen bij een zware beving. Deze moeten worden vastgezet. De bewoners van de Dijkzichtflat zijn in 2015 geïnformeerd over deze onderzoeksresultaten waarbij vervolgonderzoek is aangekondigd.
Alleen de Dijkzichtflat is beoordeeld, de andere twee flats nog niet. Deze flats liggen buiten het prioritaire gebied waar de NCG risico gestuurd inspecteert. De NCG laat op dit moment nader onderzoek doen naar verschillende types meerlaagse bouw. Op basis van de uitkomsten daarvan wordt bepaald of er aanleiding is om deze type flats met prioriteit te inspecteren en te versterken.
Op welke termijn wordt gerealiseerd dat de flats veilig zijn en wanneer worden de bewoners daarover geïnformeerd?
Woningcorporatie Acantus, de eigenaar van de flats, heeft op 31 januari jl. de bewoners van de Dijkzichtflat per brief geïnformeerd over de resultaten van het vervolgonderzoek naar de aardbevingsbestendigheid van hun flat en heeft voor hen een inloopbijeenkomst georganiseerd die op 5 februari jl. heeft plaatsgevonden. De werkzaamheden voor de uit te voeren aanpassingen worden op dit moment in kaart gebracht. Acantus laat weten de bewoners op de hoogte te zullen houden van de voortgang en de planning. De bewoners van andere twee flats, de Oldiekflat en Naterijflat, hebben op 2 februari jl. een gezamenlijke informatiebrief ontvangen van Acantus, gemeente Delfzijl en de NCG, waarin wordt toegelicht wat de betekenis van het onderzoek naar de Dijkzichtflat voor hen is.
Wat vindt u ervan dat de bewoners zo slecht worden geïnformeerd en zich zorgen maken over hun veiligheid, moet dat niet veel beter?
Ik betreur dat de gang van zaken heeft geleid tot zorgen bij bewoners over hun veiligheid. Woningcorporatie Acantus heeft als eigenaar de taak om de bewoners te informeren over hun situatie. Dit is inmiddels gebeurd; zie het antwoord op vraag 3.
Klopt het dat er onderzoeken onder de pet worden gehouden en inwoners geen inzicht krijgen in bouwkundige rapporten van hun woning? Wilt u ervoor zorgen dat inwoners deze onderzoeken wel krijgen?
Versterkingsadviezen worden altijd gedeeld met de eigenaar van de woning. In het geval van de Dijkzichtflat is dit een woningcorporatie. De woningcorporatie maakt vervolgens de afweging hoe en wanneer ze haar huurders hierover informeert. Zie verder het antwoord op vraag 3.
Bent u bereid de inwoners nog deze week helderheid te geven over de (on)veiligheid van de flats, wat er moet gebeuren en wanneer?
De bewoners van de drie de flats zijn inmiddels uitgebreid geïnformeerd. Zie verder het antwoord op vraag 3.
Het bericht dat een Turks-Nederlandse vereniging in Rotterdam is besmeurd met PKK-leuzen door sympathisanten van de terroristische beweging PKK |
|
Tunahan Kuzu (DENK), Selçuk Öztürk (DENK), Farid Azarkan (DENK) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Gebouw Turkse vereniging in Feijenoord beklad met PKK-leuzen»?1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat aanhangers van de terroristische organisatie PKK een gebouw in ons land bekladden met de namen van de organisaties PKK en YPG? Kunt u begrijpen dat dit mensen angst inboezemt?
Ik heb met afkeer kennisgenomen van de bekladding. Ik begrijp dat deze voor onrust en angst zorgen. Zeker bij de direct betrokkenen zoals het verenigingsbestuur en de verenigingsleden, maar ook bij niet-direct betrokkenen. In zo’n geval is het belangrijk dat de vereniging en haar leden direct worden bijgestaan. Goede contacten tussen de gemeente, politie en vereniging zijn van groot belang om gezamenlijk de veiligheid te waarborgen. In Rotterdam zijn die contacten direct gelegd en heeft dat ervoor gezorgd dat er snel en adequaat kon worden gehandeld. Indien nodig worden lokaal passende maatregelen getroffen op basis van dreiging en risico. Bij het nemen van beveiligingsmaatregelen moet in het oog worden gehouden dat het middel gegeven de omstandigheden passend en proportioneel is. Deze afweging kan het beste lokaal worden gemaakt.
Hebben de gemeente Rotterdam en de burgemeester van Rotterdam contact opgenomen met deze vereniging? Zo ja, welke maatregelen zijn er getroffen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe gaat u de veiligheid van de bezoekers van deze vereniging waarborgen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid maatregelen te nemen om de angst onder Koerdische en Turkse Nederlanders die voortkomt uit deze intimiderende bekladding weg te nemen?
Iedereen moet zich in Nederland veilig voelen. Ik vind van groot belang dat wanneer zich spanningen voordoen tussen verschillende groepen mensen, samenwerking tussen gemeente, politie en de betreffende groepen proactief wordt aangegaan. In Rotterdam investeert het lokaal bestuur duidelijk in een goede aanpak om te voorkomen dat spanningen uit het buitenland zich in Nederland manifesteren.
Hoe staat het met de opsporing en de vervolging van de daders van de intimiderende bekladding?
De politie heeft in deze zaak een strafrechtelijk onderzoek ingesteld, maar er zijn (nog) geen verdachte(n) in beeld gekomen.
Wordt het dreigingsniveau van de PKK in Nederland gemonitord naar aanleiding van de recente gebeurtenissen in Syrië? Zo ja, wat blijkt hieruit? Zo nee, waarom niet?
De PKK staat op de Europese terroristenlijst. In algemene zin kan ik melden dat de terroristische dreiging wordt gemonitord. Het dreigingsbeeld is onder andere terug te vinden in de Dreigingsbeelden Terrorisme Nederland van de NCTV. Daarnaast worden ook concrete maatregelen genomen. Een voorbeeld daarvan is het plaatsen van personen op de nationale sanctielijst terrorisme.
Op welke wijze worden activiteiten van de PKK en aanverwante organisaties door de Nederlandse overheid gemonitord en bestreden?
Zie antwoord vraag 7.
Vindt u het ook onwenselijk dat aanhangers van de PKK en de YPG deze week met vlaggen stonden te zwaaien van deze bewegingen op Schiphol? Zo nee, waarom niet?
Het recht op betoging is neergelegd in de Grondwet en wordt nader gereguleerd in de Wet openbare manifestaties. Uitgangspunt is dat door het lokale gezag, dat bevoegd is om demonstraties te reguleren, geen beperkingen mogen worden gesteld vanwege de inhoudelijke boodschap van een demonstratie, ook niet als die boodschap onwelgevallig is. Afhankelijk van de situatie waarin vlagvertoon plaatsvindt, kan dit wel strijd opleveren met de wet (bijvoorbeeld art 137c en 137d Wetboek van Strafrecht). Alsdan zijn er mogelijkheden om vlagvertoon aan te pakken.
Bent u zich ervan bewust dat er eerder een vernieling heeft plaatsgevonden van een Turks-Nederlandse verenging in Rotterdam die waarschijnlijk gepleegd is door PKK-aanhangers?2
Ik ben op de hoogte van het feit dat er een vernieling heeft plaatsgevonden bij een Turks-Nederlandse vereniging in Rotterdam op 14 september 2015.
Bent u bereid bij de burgemeester van Rotterdam aan te dringen op het oprichten van een specialistisch team om de recente dreigingen het hoofd te bieden, aangezien hij ervaring heeft met het oprichten van specialistische teams om spanningen en dreigingen weg te nemen? Zo nee, waarom niet?
Zoals al in antwoord op vraag 5 is gesteld, is duidelijk dat het lokaal bestuur in Rotterdam investeert in een goede aanpak met betrekking tot spanningen en dreigingen.
Bent u bereid bij de burgemeester van Rotterdam er op aan te dringen voortaan niet meer toe te staan dat PKK-aanhangers met openlijk vlaggenvertoon onder politiebewaking demonstreren in het centrum van Rotterdam, omdat openlijke uitingen van de terroristische PKK mensen angst inboezemt?3
Voor het antwoord wordt verwezen naar het antwoord op vraag 9.
De berichten ‘Ex-moslims regelmatig bedreigd in Nederland’ (Reformatorisch Dagblad, 20 januari 2018) en ‘Duits parlement wil antisemitische asielzoekers uitzetten’ (NOS 18 januari 2018)? |
|
Joost Sneller (D66), Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD), Eppo Bruins (CU), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het EU-voorstel: Verordening van de Raad tot instelling van het Europees Monetair Fonds COM (2017) 827?
Ja, daar heb ik kennis van genomen.
Klopt het dat de Europese Commissie artikel 352 van het werkingsverdrag als rechtsgrondslag gekozen heeft, de zogenaamde flexibiliteitsclausule?
Het klopt dat de Commissie artikel 352 van het EU-Werkingsverdrag als rechtsgrondslag gekozen heeft.
Herinnert u zich dat u in het BNC-fiche aan de Kamer geen duidelijkheid gaf over de bevoegdheid van de Europese Unie en dat u nadere duiding zou vragen op een aantal punten?
In het BNC fiche heb ik aangegeven dat het voor het kabinet onvoldoende duidelijk is waarom het oprichten van een Europees Monetair Fonds (EMF) op deze wijze nodig is, en dat het kabinet inderdaad om nadere duiding zal vragen over de rechtsgrondslag.
Beschikt u over (nader) juridisch advies over de toepassing van artikel 352 van bijvoorbeeld de juridische dienst van het ministerie, de landsadvocaat of een instelling van de Europese Unie? Zo ja, kunt u dat juridisch advies delen met de Kamer voor woensdag 31 januari 2018 te 14.00 uur, zodat de inhoud betrokken kan worden bij het algemeen overleg over het behandelvoorbehoud?
Heeft u kennisgenomen van «Fragen zur Rechtsgrundlage und Subsidiarität des Vorschlags der Europäischen Kommission zur Einrichtung eines Europäischen Währungsfonds», die de juridische dienst van de Duitse bondsdag op 25 januari 2017 gepubliceerd heeft?
Ja, daar heb ik kennis van genomen.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat volgens dit advies de verordening niet gebaseerd kan worden op artikel 352 van het werkingsverdrag, omdat niet duidelijk aangetoond kan worden dat het leidt tot meer eenheid, efficiency en een betere verantwoording dan het huidige Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM)?
Ja, daar heb ik kennis van genomen.
Deelt u de conclusies van dit Duitse rapport en dan met name de conclusie dat de Europese Commissie dit voorstel niet kan baseren op artikel 352? Kunt u dit uitgebreid toelichten?
De Commissie stelt het gebruik van artikel 352 van het EU-Werkingsverdrag voor als rechtsgrondslag om het Europese Stabiliteitsmechanisme (ESM) door te ontwikkelen in een EMF en dit EMF te integreren in het juridische raamwerk van de EU. De Bondsdag analyseert drie voorwaarden die verbonden zijn aan de toepassing van artikel 352 VWEU.
Voor het hanteren van artikel 352 moet ten eerste overwogen worden of optreden in het kader van de beleidsgebieden van de Verdragen (met uitzondering van het Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid) noodzakelijk is om één van de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken. Ten tweede moet er geen enkele andere Verdragsbepaling voorzien in het nemen van maatregelen om deze doelstelling te verwezenlijken. Ten derde moet het voorgenomen optreden er niet toe leiden dat de Unie meer bevoegdheden krijgt dan in de Verdragen is voorzien. De juridische dienst van de Bondsdag gaat bij de toets van de noodzakelijkheid van het optreden in op aspecten die volgens de Commissie nodig zijn voor de verwezenlijking van de Verdragsdoelstelling van het bewaken van de financiële stabiliteit en die met dit voorstel zouden moeten worden bevorderd: eenheid, efficiëntie en democratische verantwoordingsplicht. Volgens de juridische dienst van de Bondsdag toont de argumentatie van de Commissie op grond van eenheid, efficiëntie en democratische verantwoordingsplicht niet overtuigend aan dat de betreffende doelstellingen van de Verdragen thans in onvoldoende mate verwezenlijkt worden. Daarmee is het niet overtuigd dat deze actie op basis van artikel 352 VWEU noodzakelijk is.
Voor het kabinet is onvoldoende duidelijk waarom het oprichten van een EMF op basis van artikel 352 van het EU-werkingsverdrag nodig is, te meer omdat er met het Europese Stabiliteitsmechanisme (ESM) al een noodmechanisme bestaat waarmee de Verdragsdoelstelling van het bewaken van de financiële stabiliteit mede wordt verwezenlijkt.
Er is nog geen concreet behandelingstraject van het Commissievoorstel voorzien. Nederland zet, anders dan het Commissievoorstel, in op behoud van de intergouvernementele vormgeving van het noodfonds. Mocht het voorstel van de Commissie voor de oprichting van een EMF desalniettemin ter behandeling voor komen te liggen in een Raadswerkgroep dan zal Nederland, zoals ter sprake kwam tijdens het AO Behandelvoorbehoud van woensdag 31 januari jongstleden, de Juridische Dienst van de Raad verzoeken om een opinie over de rechtsgrondslag die de Commissie gebruikt in haar voorstel.
Op welke wijze hebben het Nederlandse kabinet of andere regeringen de discussie gevoerd met de Europese Commissie of in de Raad over de rechtsgrondslag en/of de subsidiariteit van dit voorstel tot nu toe?
Er heeft tot op heden enkel op hoofdlijnen discussie plaatsgevonden tussen lidstaten over het versterken van het ESM. Een concrete inhoudelijke discussie over het voorstel van de Commissie is er nog niet geweest. De institutionele vormgeving van het EMF in het voorstel van de Commissie, en de mogelijkheid om artikel 352 VWEU toe te passen om een EMF in het juridische raamwerk van de EU te integreren, is in januari in de Ecofin en de Eurogroep aan de orde gesteld door sommige lidstaten. Nederland heeft tijdens deze bredere gedachtewisselingen over de EMU aangegeven vast te willen houden aan de bestaande besluitvormingsprocedures en het intergouvernementele karakter van het noodfonds. Daarnaast heeft Nederland aangegeven met het oog op het versterken van het noodfonds ook een voorstander te zijn van het verder uitbouwen van een ordentelijk proces voor de herstructurering van een onhoudbare overheidsschuld (oftewel een «sovereign debt restructuring mechanism»). Het kabinet zet in op het verkennen van een variant waarbij de bestaande besluitvormingsprocedures en het intergouvernementele karakter van het ESM behouden blijven.
Heeft het kabinet een voorkeur voor een communautair noodfonds, zoals dit voorstel van de Europese Commissie, of een noodfonds dat intergouvernementeel geregeld wordt, zoals het huidige ESM?
Zoals aangegeven in het fiche houdt het kabinet uit oogpunt van optimale grip van lidstaten op de inzet van EMF-instrumenten, waaronder steunprogramma’s aan lidstaten, bij de doorontwikkeling van het ESM naar een EMF vast aan de bestaande besluitvormingsprocedures en het intergouvernementele karakter van het noodfonds1.
Kunt u deze vragen binnen een week beantwoorden met het oog op het plenaire debat over de toekomst van de eurozone?
Ja.
Locatiebepalingen bij 112 meldingen |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Is het waar dat Apple heeft aangekondigd Advanced Mobile Location (AML) te gaan toestaan? Zo ja, wat betekent dit in de besluitvorming van locatiebepaling bij 112-meldingen?
Ja, Apple heeft op 24 januari jl. aangekondigd dat dit voorjaar bij de nieuwe softwareversie iOS 11.3 AML ondersteund wordt. 1 Dit maakt het mogelijk dat de noodhulpdiensten na de implementatie van de AML oplossing in bijna alle gevallen kunnen beschikken over de meest nauwkeurige locatie-informatie. Met het beschikbaar stellen van AML door Apple wordt het bereik aanzienlijk vergroot (van 50% naar meer dan 95% van de noodoproepen). Dit sterkt mij in mijn voornemen om te starten met de implementatie van AML, bij voorkeur nog dit jaar. Met de Staatssecretaris van Economisch Zaken en Klimaat zal ik bezien in hoeverre ook aanpassing van de regelgeving voor de locatiebepaling bij 112-oproepen aan de orde is voor Mobiele Netwerk Operators (MNO’s), op basis van het nieuwe Europese regelgevende kader voor elektronische communicatie.2 Verwachting is dat de lopende onderhandelingen over deze regelgeving tussen de Raad en het Europees parlement in juni zijn afgerond.
Gelden de belemmeringen waardoor AML-locatiebepaling in 112-meldingen in Nederland nog niet is geregeld, ook in de dertien omliggende landen waar wel sprake is van deze locatiebepaling op basis van Android Emergency Location Service (ELS)? Zo ja, waarom is daar dan toch die locatiebepaling ingevoerd? Zo nee, waarom gelden die belemmeringen daar niet?
De politie heeft geen informatie over de wijze waarop omliggende landen de noodzakelijke randvoorwaarden hebben ingevuld voor de invoering van locatiebepaling op basis van ELS. Voor alle landen geldt uiteraard dat AML op dit moment slechts beschikbaar is voor telefoons op basis van Android software, en ieder land maakt hierin zijn eigen afweging. In Nederland is ervoor gekozen om zorgvuldig te onderzoeken wat de randvoorwaarden zijn waaronder AML kan worden ingevoerd. Dit is uitgewerkt in het reeds aan uw Kamer toegezonden TNO-rapport.4
De randvoorwaarden die de politie moet realiseren betreffen aanpassingen in de 1-1-2 infrastructuur en in de regionale meldkamers. Eén van deze randvoorwaarden wordt voor de zomer van 2018 gerealiseerd met de vernieuwing van de technische infrastructuur van 1-1-2. Als deze vernieuwing succesvol is verlopen kan gestart worden met de implementatie van AML. Om AML in 2018 succesvol te kunnen implementeren is de medewerking van de MNO’s randvoorwaardelijk. De politie heeft in 2017 met de MNO’s eerste verkennende gesprekken gevoerd over AML en binnenkort wordt nader overleg gevoerd met de MNO’s over de randvoorwaarden en tijdslijnen voor implementatie van AML in hun systemen.
De planning, organisatie en inhoudelijke vraagstukken van het project waarbinnen subsidie kon worden aangevraagd, sloot echter niet aan op de behoefte van Nederland. Het ontbreken van een subsidieaanvraag heeft in die zin geen relatie met de voorgenomen invoering van AML in Nederland in 2018.
Hoe komt het dat u aangeeft goede contacten te hebben met de European Emergency Number Association (EENA), terwijl de EENA kritiek heeft op het feit dat locatiebepalingen in Nederland nog niet sluitend is geregeld? Welke contacten zijn er in het verleden met de EENA geweest?
EENA is een NGO in Brussel die de belangen van het alarmnummer 1-1-2 in Europa onder de aandacht brengt en vele activiteiten ontplooit om de belanghebbende organisaties met elkaar in contact te brengen en nieuwe ontwikkelingen te initiëren. Ik onderschrijf deze doelstelling en vanuit de politie wordt actief en veelvuldig meegewerkt aan deze doelstellingen. In 2016 heeft over de invoering van AML een eerste informatiesessie plaatsgevonden waar ook de EENA vertegenwoordigd was. Hierover is hierna regelmatig gecommuniceerd met de medewerkers van EENA zoals in de maandelijkse door EENA georganiseerde internationale (tele)conferences, waarin ontwikkelingen worden gedeeld.
Welke rol spelen privacyoverwegingen bij de implementatie van locatiebepaling in 112? Gaat u een Data Protection Impact Assessment laten uitvoeren?
Verwerking van persoonsgegevens zal, ook na de invoering van AML, dienen te geschieden in lijn met de wet- en regelgeving omtrent bescherming van persoonsgegevens. De politie zal een Data Protection Impact Assessment uitvoeren.
Wanneer heeft Nederland wel een sluitend systeem van nauwkeurige locatiebepaling van 112-meldingen? Wat moet daar nog voor gebeuren en wat is uw rol daarbij?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom heeft Nederland zich niet voor subsidie aangemeld bij het EENA?1 Mag hieruit de conclusie worden getrokken dat een sluitend systeem voor locatiebepaling nog in 2018 niet voor de hand ligt?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht 'Politie: wij hebben allochtonen nodig' |
|
Lilian Helder (PVV), Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Politie: wij hebben allochtonen nodig»?1 Klopt de inhoud?
Ja. Een divers korps is van belang om aansluiting en verbinding te hebben met alle groepen in de samenleving. In de brief van 13 juni 2017 heeft mijn ambtsvoorganger het diversiteitsbeleid van de politie toegelicht.2
Deelt u de mening dat de beste man of vrouw geselecteerd dient te worden en dat positieve discriminatie hierbij niet helpt? Zo nee, waarom niet?
Bij de politie is er een operationele noodzaak om te sturen op divers samengestelde teams waarin alle competenties aanwezig zijn. Daarbij geldt diversiteit in brede zin: verscheidenheid op het gebied van sekse, etniciteit, leeftijd, opleiding, geaardheid, et cetera. Diversiteit heeft ook voordelen, divers samengestelde teams vormen namelijk een bron van creativiteit en innovatie, hebben een groter leer- en aanpassingsvermogen en helpen tunnelvisie te voorkomen. Daarmee kunnen specifieke veiligheidsproblemen in de wijk effectief worden aangepakt en kan verbinding worden gevonden met de verschillende gemeenschappen. In 2015 heeft uw Kamer met een motie gevraagd om de korpschef een inspanningsverplichting op te leggen om de diversiteit in het korps te vergroten.
Om als werkgever bij de diverse groepen in beeld te komen, voert de politie gerichte mediacampagnes en worden diverse netwerken ingezet. Elke eenheid heeft een of meerdere recruiters die zich specifiek inzetten om divers talent te interesseren voor een baan bij de politie. Deze recruiters geven onder meer voorlichting op scholen, studentenverenigingen, lokale banenbeurzen en, zoals in het aangehaalde mediabericht, een gebedshuis. Op die manier sluit de werving aan bij wijkactiviteiten die georganiseerd worden door de wijkagenten en/of jeugdagenten. Daarnaast richt de politie zich op mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt of met een arbeidsbeperking. Zo is er bijvoorbeeld een project voor mensen met autisme. Ook wordt samenwerking gezocht met gemeenten en de uitkeringsinstantie UWV.
Voorop staat dat aan de selectiecriteria en kwaliteit van de politie niet getornd wordt. Voor iedereen, ongeacht zijn of haar achtergrond, gelden dezelfde eisen. Indien iemand niet door de selectieprocedure komt, is er de kans om nogmaals te solliciteren. Het trainingsprogramma Blauw Talent dat door de politie wordt ingezet voor kandidaten die de eerste selectie dag net niet gehaald hebben, richt zich met name op divers talent maar staat ook open voor Nederlanders zonder migratieachtergrond met talent voor de politie. Een selecte groep kandidaten wordt bijgespijkerd (o.a. op sport, taal en gesprekstechnieken) om de kans te vergroten bij de volgende sollicitatie. Het programma wordt in 2018, conform de aan u gedane toezegging, geëvalueerd.
Waarom krijgen allochtonen extra ondersteuning, ofwel waarom krijgen zij meer kansen dan autochtone sollicitanten?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe rijmt u dit discriminerende streven naar meer allochtonen met de uitkomsten van het rapport «Georganiseerde criminaliteit en integriteit van rechtshandhavingsorganisaties», waaruit blijkt dat functionarissen met een migratieachtergrond naar verhouding oververtegenwoordigd zijn bij integriteitsschendingen?2
In de beleidsreactie bij het rapport «Georganiseerde criminaliteit en integriteit van rechtshandhavingsorganisaties», heeft mijn voorganger aan uw Kamer meegedeeld welke maatregelen naar aanleiding van het rapport zijn genomen door de politie.
Het WODC onderzoek bevestigt een beeld wat in eerdere studies al naar voren is gekomen. Hoewel het in absolute getallen om een beperkt aantal opsporingsambtenaren gaat, heeft de politie de kwetsbaarheden zoals genoemd in het WODC rapport als aandachtspunt gesignaleerd en hier maatregelen op genomen. Zo wordt hier bij de werving en selectie meer aandacht aan besteed en wordt gedurende de politieopleiding en trainingen het risico van een dubbele loyaliteit en het dilemma van een hoge druk van de omgeving in combinatie met cultuuraspecten meegenomen.
Deelt u de mening dat derhalve een dubbele nationaliteit van politieagenten ongewenst is? Zo nee, waarom niet?
Nee, mensen met een dubbele nationaliteit kunnen van grote waarde zijn voor de organisatie, bijvoorbeeld door het spreken van een taal of beschikken over een netwerk binnen bepaalde groepen in de samenleving. Dit geldt ook voor mensen zonder dubbele nationaliteit. Divers samengestelde teams dragen in onze snel veranderende samenleving bij aan een inclusieve werkcultuur, verkleinen de kans op uitsluiting.
Hoe verenigt u de tweedeling en ongelijkheid die de islam kenmerkt (bijvoorbeeld tussen moslims en ongelovigen, tussen man en vrouw) met de gelijkwaardigheid die bij de Nederlandse politie de norm is?
Gelijkwaardigheid is de norm. Zonder onderscheid te maken wordt van alle politiemedewerkers verwacht dat zij zich houden aan rechtstatelijke waarden zoals het gelijkheidsbeginsel en neutraliteit.
Sinds wanneer wordt er bij de politie tijd vrijgemaakt om te knielen richting Mekka? Bent u bereid deze vorm van islamisering, ondermijnend voor het gezag van de politie, subiet te stoppen? Zo nee, waarom niet?
Er is geen beleid op dit specifieke punt. Algemeen uitgangspunt is dat de politie neutraal moet zijn en dat er geen sprake kan zijn van het in diensttijd belijden van geloof. Er zijn wel voorzieningen in de vorm van stilteruimtes, welke door een ieder in eigen tijd, in de regel tijdens de reguliere pauzes, kunnen worden gebruikt.
Bent u bereid te stoppen met positieve discriminatie en werving van agenten in nota bene moskeeën? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat ook in Nederland gebouwen staan die, net als de afgebrande Grenfell-toren in Londen, zijn bekleed met brandonveilige gevelpanelen |
|
Sandra Beckerman |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Weet u op welke schaal in Nederland brandonveilige gevelpanelen zijn toegepast, op zowel hoge als op lage gebouwen? Wat is uw reactie op het nieuws dat deze brandgevaarlijke gevelplaten door heel Nederland zijn gebruikt en «niemand lijkt te weten op welke schaal»?1
Als antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen 3, 4 en 5 van het lid Ronnes (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 1125).
Is het waar dat het type paneel dat is gebruikt op de Grenfell-toren in Londen ook (veelvuldig) is en wordt gebruikt in Nederland? In hoeverre beoordeelt u deze panelen, met veel kunststof aan de binnenkant, als zeer gevaarlijk? Zijn er andere panelen die in Nederland worden gebruikt, die u als gevaarlijk beoordeelt? Is het naar uw mening noodzakelijk om deze en/of andere gevelplaten te verbieden?
In de Grenfell-toren, een woongebouw, waren aluminium composietplaten (ACM-platen) toegepast met een polyethyleen vulling. ACM-platen zijn ook in Nederlandse gebouwen toegepast, maar wel hoofdzakelijk in utiliteitsgebouwen zoals kantoren en industriegebouwen. De toepassing van ACM-platen in woongebouwen zoals de Grenfell-toren is in Nederland niet gebruikelijk.
Het Bouwbesluit 2012 stelt eisen aan de brandveiligheid van gevels van gebouwen. De zwaarte van deze eisen is onder andere afhankelijk van de hoogte van een gebouw2. De eisen gelden verder voor de volledige gevelconstructie inclusief de daarin toegepaste gevelplaten. Gevelconstructies met ACM-platen kunnen in principe voldoen aan het Bouwbesluit 2012, maar dit is afhankelijk van de voor een gebouw geldende eisen en de precieze uitvoering en samenstelling van de gevel. Dit geldt ook voor andere typen gevelplaat die in Nederland worden toegepast. Het verbieden van bepaalde gevelplaten is daarom niet noodzakelijk.
In hoeverre is de uitspraak van brandveiligheidsadviseur Peter van der Leur van adviesbureau DGMR juist dat door slechte controle onduidelijk is op welke schaal de nog gevaarlijkere platen voorkomen? Hoe wordt er in Nederland gecontroleerd, op welke schaal en door wie?
Deze uitspraak van de heer Van der Leur in het bericht in Trouw heeft betrekking op de controle tijdens de bouw door het gemeentelijke bouw- en woningtoezicht. Hij merkt daarbij op dat gemeenten tijdens de bouw steekproefsgewijs controleren of de bouwmaterialen overeenkomen met wat in de aangevraagde vergunning werd aangekondigd, maar dat zij niet alles kunnen langs lopen, want dat zou veel te veel werk zijn. Ik kan mij vinden in deze uitspraak. Ik wil in dit kader overigens niet spreken van een slechte controle door gemeenten. Gemeenten hebben beleidsvrijheid hoe vaak zij controles uitvoeren op de bouwplaats en welke aspecten zij daarbij controleren. Een volledig dekkende controle door gemeenten kan niet worden verwacht en zou voorbij gaan aan het feit dat bouwende partijen primair zelf verantwoordelijk zijn voor de bouwkwaliteit en moeten borgen dat materialen worden toegepast in overeenstemming met de verleende vergunning. Hoewel het in Nederland kan voorkomen dat er gebouwd wordt in afwijking van de vergunning, heb ik geen aanwijzingen dat dit op grote schaal is gebeurd als gaat om de brandveiligheid van gevels. Ook de nu bekende gevallen van bestaande gebouwen zijn beperkt (zie ook het antwoord op mijn antwoorden op vragen 4 en 5 het lid Ronnes (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 1125).
Wat heeft het door voormalig Minister Blok aangekondigde «aan de praktijk van het toezicht wordt nu gewerkt» en «er wordt een verbeterslag gemaakt» concreet opgeleverd om de controles aan te scherpen?2 Acht u deze verbeterslag voldoende, gezien de recente opmerkingen van specialisten over de gebrekkige controle? In hoeverre is de situatie verbeterd nadat voormalig Minister Blok stelde dat op teveel plaatsen bouwers vertelden dat de gemeente nooit kwam kijken en dat er in die zin een papieren werkelijkheid was ontstaan? Deelt u de mening dat de recente berichtgeving een bevestiging is van de eerdere conclusie van de heer Van Vollenhoven van de Onderzoeksraad voor Veiligheid dat de overheid teveel uit handen geeft?
In uw vraag refereert u aan de mondelinge beantwoording van vragen van het lid Van Eijs door de voormalig Minister van Veiligheid en Justitie op 20 juni 2017. De door uw geciteerde uitspraken hadden betrekking op het Wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen die thans ter behandeling in de Eerste Kamer ligt. De uitspraken van de Minister hadden dus geen betrekking op het verbeteren van het huidige gemeentelijk toezicht op de uitvoering van de bouw. Ik deel ook niet de mening dat de recente berichtgeving een bevestiging is van de genoemde conclusie dat de overheid teveel uit handen geeft. De bestaande gebouwen waarvan de gevels nu niet brandveilig genoeg blijken te zijn, zijn gebouwd onder de huidige regelgeving waarbij het toezicht op de bouw bij gemeenten ligt. Het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen beoogt het toezicht op de bouw te verbeteren met een onafhankelijke private kwaliteitsborger die bij gereedkomen van het gebouw moet verklaren dat voldaan wordt aan de bouwvoorschriften. Deze kwaliteitsborger zal onderworpen zijn aan toezicht door een landelijke publiekrechtelijke toezichthouder.
Heeft u naar aanleiding van het Engelse onderzoeksrapport naar de Grenfell-brand bekeken of in Nederland aanvullende maatregelen nodig zijn? Wat was daarbij uw conclusie?3
Het Engelse onderzoeksrapport naar de Grenfell brand is nog niet beschikbaar.
Is het naar uw mening nodig om het Bouwbesluit (2012) nog aan te passen, mede gezien het feit dat u aangaf dat brandveiligheidseisen wel worden gesteld aan constructieonderdelen of scheidingsconstructies, maar niet aan de afzonderlijke materialen die hier deel van uit maken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Dit is naar mijn mening nu niet nodig. Met de eisen die het Bouwbesluit 2012 stelt aan constructieonderdelen of scheidingsconstructies wordt de brandveiligheid voldoende geregeld. Ik wacht het onderzoek van Grenfell-toren af en zal daarna bezien welke maatregelen nodig zijn in Nederland.
In hoeverre klopt de uitspraak van brandveiligheidsadviseur Peter van der Leur van adviesbureau DGMR dat gemeenten slechts steekproefsgewijs tijdens de bouw controleren of de bouwmaterialen overeenkomen met wat in de aangevraagde vergunning werd aangekondigd en dat gemeenten niet alles kunnen langslopen, omdat veel te veel werk zou zijn en de gevel voor gemeentes niet direct als cruciaal geldt?
Als antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 3.
Is het waar dat uw ministerie verkoopcijfers heeft gevraagd of opgeëist van de leveranciers van panelen en «dat de Minister dat toen niet is gelukt», waarbij «onduidelijk is of de bedrijfssector de cijfers niet had, of niet wilde geven» zoals de directeur van Vereniging Woning- en Bouwtoezicht stelt? Zo ja, op welke wijze bent u van plan deze cijfers alsnog te krijgen? Zo nee, waarom niet?
Als antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden op de vraag 6 van het lid Ronnes (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 1125).
Deelt u de zorg dat een aannemer de goedkopere en gevaarlijkere platen gewoon kan bestellen en daarmee, tegen de regels in, een hoog gebouw kan bekleden? In hoeverre schieten naar uw mening wetten, regels en controle hier tekort? Bent u voornemens wetten, regels en controle aan te scherpen?
Het huidige gemeentelijke toezicht geeft nu al de mogelijkheid voor de gemeenten om te voorkomen dat in afwijking van een omgevingsvergunning wordt gebouwd. Overigens is een aannemer primair zelf verantwoordelijk dat hij (veilige) platen toepast en bouwt volgens de vergunning. Desondanks kan het voorkomen dat er in strijd met de vergunning wordt gebouwd. Door mijn ambtsvoorgangers is mede daarom ingezet op de verbetering van de borging van de bouwkwaliteit, waaronder de brandveiligheid. Dit heeft geresulteerd in het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen5 dat uitgaat van een beoordeling van het gerede bouwwerk in plaats van alleen een beoordeling van het ontworpen bouwwerk. Een onafhankelijke kwaliteitsborger moet deze beoordeling uitvoeren en verklaren dat het gerede gebouw voldoet aan de bouwvoorschriften (Bouwbesluit 2012).
Zijn er naar aanleiding van de recente storm in Nederland meldingen gedaan over gevelplaten die onvoldoende zijn geborgd en bij harde wind (storm) uit hun ophanging zijn gekomen? Zo ja, hoe vaak is dat gebeurd? Is het volgens u nodig extra maatregelen te nemen om dit in de toekomst, waar mogelijk, te voorkomen?
Er zijn aan mij geen meldingen gedaan over incidenten met gevelplaten bij de recente storm. Ik heb naar aanleiding van uw vraag ook navraag gedaan bij de Vereniging Bouw- en woningtoezicht Nederland (VBWTN) en die geeft aan drie verschillende incidenten met gevelplaten te kennen. Gezien de sterkte van de storm viel dit aantal incidenten mee. Er is geen aanleiding om extra maatregelen te nemen.
Gebouwen met brandgevaarlijke gevelpanelen in Nederland |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Door heel Nederland staan gebouwen met brandgevaarlijke gevelpanelen»?1
Ja.
Wat is uw appreciatie van deze kwestie? Wat is de rol van de overheid in het tegengaan van dit probleem?
Gebouwen moeten voldoende brandveilig zijn. Het is primair de verantwoordelijkheid van bouwende partijen om gebouwen te realiseren die voldoen aan het Bouwbesluit 2012. Voor bestaande gebouwen ligt het voldoen aan het Bouwbesluit 2012 bij de gebouweigenaar. Gemeenten hebben een toezicht- en handhavingstaak. Het interbestuurlijke toezicht op gemeenten ligt bij de provincies. Omdat er sprake is van een landelijke problematiek, ligt er ook een rol voor mij als stelselverantwoordelijke voor de bouwregelgeving. Ik wacht het formele Engelse onderzoek naar de Grenfell-toren brand af en bezie daarna of maatregelen nodig zijn. Zie verder onder andere mijn antwoord op de vraag 2 van het lid Ronnes (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 1126).
Kunt u op basis van het artikel aangeven hoe taken en verantwoordelijkheden ten aanzien van de borging van de kwaliteit van bouwwerken is geregeld? Wat is het effect van de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen op deze problemen?
Voor het antwoord van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op de vragen 4, 5 en 6 van het lid Van Eijs (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 1128).
Kunt u aangeven of er in de situatie van dit artikel een volledig gebouwendossier bij de gemeente ligt? In hoeverre ligt de oorzaak van deze bouwfouten bij gebrekkig gemeentelijk toezicht? En in hoeverre adresseert de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen dit toezicht?
Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen zullen gegevens en bescheiden moeten worden overlegd aan de gemeente waaruit blijkt dat voldaan wordt aan het Bouwbesluit 2012. De gedetailleerdheid waarmee informatie over de brandveiligheid van de gevel wordt overlegd aan de gemeente kan per gebouw verschillen. Ook kan lopende de bouw aanvullende informatie beschikbaar komen en naar de gemeente worden gestuurd. Bij de onderhavige problematiek zal veelal sprake zijn dat afwijkend van de vergunning is gebouwd en zal informatie over wat daadwerkelijk is gebouwd niet bij de gemeente aanwezig zijn.
Met het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen komt hier verbetering in. Enerzijds zal een onafhankelijke kwaliteitsborger beoordelen of het gerede bouwwerk voldoet aan het Bouwbesluit. Anderzijds zal sprake zijn van betere vastlegging van hetgeen daadwerkelijk is gebouwd in as-built documenten en de overdracht hiervan aan gemeenten in een overdrachtsdossier.
Deelt u de mening dat het belangrijk is om het toezicht in de bouwsector professioneel, effectief en efficiënt te regelen om de veiligheid van de bewoners en gebruikers te verbeteren? Deelt u de mening dat de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen dit zou regelen? Wat is de stand van zaken rondom deze wet? Wanneer kan de Kamer de volgende stap inzake deze wet verwachten?
Ja, zie mijn antwoord op vraag 4. Voor de stand van zaken van het wetsvoorstel verwijs ik naar mijn separaat aan de Tweede Kamer te verzenden brief over de stand van zaken van het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen.
Kunt u de antwoorden op deze vragen voor het algemeen overleg Bouwregelgeving en energiebesparing op 14 februari 2018 naar de Kamer sturen?
Ja.
Gebouwen met brandgevaarlijke panelen |
|
Erik Ronnes (CDA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Door heel Nederland staan gebouwen met brandgevaarlijke gevelpanelen»?1
Ja.
Is de beantwoording van de Kamervragen over de brandveiligheid van Nederlandse gebouwen nog actueel?2 Zo nee, op welke antwoorden kunt u een actuele stand van zaken schetsen?
Ja.
Klopt de informatie dat de gevelpanelen die de brand in de Londense Grenfell-toren vorig jaar juni zo snel om zich heen liet grijpen, ook bij Nederlandse gebouwen zijn toegepast?
In de Grenfell-toren, een woongebouw, waren aluminium composietplaten (ACM-platen) toegepast met een polyethyleen vulling. ACM-platen zijn ook in Nederlandse gebouwen toegepast, maar wel hoofdzakelijk in utiliteitsgebouwen zoals kantoren en industriegebouwen. Gevelconstructies met ACM-platen kunnen in principe ook voldoen aan het Bouwbesluit 2012. Dit is afhankelijk van de precieze uitvoering en samenstelling van de gevelconstructie en de voor een gebouw geldende brandveiligheidsvoorschriften. De toepassing van ACM-platen in woongebouwen zoals de Grenfell-toren is in Nederland niet gebruikelijk. Als in Nederland gebouwen staan met gevels die niet voldoen aan het Bouwbesluit 2012, dan zal dit door de gebouweigenaar moeten worden hersteld.
Is het waar dat inmiddels meerdere Nederlandse gebouwen zijn aangeduid als gebouwen die niet aan de eisen voldoen en daarmee in principe niet veilig zijn? Zo ja, kunt u openbaar maken om welke gebouwen het gaat, dan wel de betrokken gemeenten verzoeken dat te doen? Zo nee, waarom niet?
Naar aanleiding van de berichtgeving in Trouw heb ik navraag laten doen bij de heer Van der Leur van DGMR. Hieruit is naar voren gekomen dat hij – in opdracht van gebouweigenaren – betrokken is bij circa vijf bestaande gebouwen waarbij de gevelconstructie niet of niet volledig voldoet aan het Bouwbesluit 2012. Op basis van de thans beschikbare informatie kan worden geconcludeerd dat het gebouwen betreft met veelal andere typen gevelplaten dan de ACM-gevelplaten die waren toegepast bij de Grenfell-toren. Verder ging het in geen enkel geval om een woongebouw met ACM-gevelplaten. De betrokken gebouweigenaren hebben uit eigener beweging onderzoek laten doen naar de brandveiligheid van hun gebouwen. Dit vind ik een goede zaak omdat gebouweigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van de gebouwen. Het is aan de gebouweigenaren om te communiceren over de onderzoeken die zij aan hun gebouwen laten plaatsvinden en daarover indien nodig contact op te nemen met het gemeentelijke bouw- en woningtoezicht. Sommige gebouweigenaren hebben inmiddels besloten om dat te doen. Zo heeft de Hogeschool Rotterdam besloten om een gebouw te sluiten en daarover de media en de gemeente te berichten. Het gemeentelijk bevoegd gezag bepaalt zelf of het opportuun is om extern te communiceren over de signalen die zij heeft ontvangen of zelf heeft opgemerkt. Of zij dit doen, is een lokale beslissing en onder meer afhankelijk van de urgentie om het publiek te informeren. Ik heb daarin geen rol.
Bestaat de kans dat er buiten de reeds ontdekte gebouwen met een te hoog risico op brandgevaar nog (veel) andere gebouwen zijn met een vergelijkbaar risico? Kunt u exact aangeven welke gebouwen het betreft? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid om, indien gemeenten verantwoordelijk zijn, die gemeenten aan te speken op hun verantwoordelijkheid?
Uit het antwoord op vraag 4 volgt dat er op dit moment slechts een beperkt aantal gebouwen is waarvan gebleken is dat de gevel niet voldoet. Het is mogelijk dat er nog meer gebouwen in Nederland zijn waarvan de gevel niet of niet volledig voldoet aan de bouwregelgeving. Gevelplaten worden vooral toegepast in de utiliteitsbouw. In woongebouwen wordt meestal gewerkt met metselwerk.
De brandveiligheid van een gebouw hangt echter af van meer aspecten dan alleen de gevel. Ik verwijs hierbij naar wat de lector brandpreventie, de heer Hagen, zegt in het bericht in Trouw. Bij alleen een onveilige gevel is er volgens de heer Hagen niet direct hetzelfde fatale gevolg als bij de Grenfell-toren. Er is volgens hem nu geen reden om de «noodklok» te luiden in Nederland als het gaat om onveilige gevels.
Ik wil daarom eerst het onderzoek van Grenfell-toren afwachten en daarna bezien welke maatregelen nodig zijn. Al naar gelang deze maatregelen zal ik indien nodig ook een beroep doen op het gemeentelijke bouw- en woningtoezicht.
Deelt u de visie dat de leveranciers van de panelen weten welke hoge gebouwen in Nederland voorzien zijn van brandgevaarlijke panelen? Zo nee, waarom niet? Klopt het dat zij die informatie niet willen geven? Wat is de achtergrond van die non-coöperatieve houding? Bent u bereid, in samenwerking met de gemeenten, alles in het werk te stellen om die informatie spoedig te verkrijgen?
Leveranciers weten veel en het kan nuttig zijn deze informatie te geven. Ik heb hierom nog niet gevraagd omdat ik eerst het formele Engelse onderzoeksrapport afwacht en dan bezie welke maatregelen nodig zijn.
Het bericht dat de voorzitter van de Ulu moskee in Utrecht aangifte heeft gedaan tegen de PVV-lijsttrekker in Utrecht over zijn angstwekkende uitspraak over het afbranden van de Ulu moskee |
|
Farid Azarkan (DENK), Selçuk Öztürk (DENK) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Moskeevoorzitter doet aangifte tegen PVV-lijsttrekker: «Als mensen bang zijn, is een grens overschreden»«?1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat bezoekers van de Ulu moskee als gevolg van de ophitsende uitspraak van de lijsttrekker van de PVV in Utrecht (namelijk dat de Ulu moskee mag afbranden) bang zijn en sommige mensen zelfs hun kinderen niet meer naar de moskee sturen, omdat zij het gevoel hebben dat er elk moment iets vreselijks kan gebeuren?
Allereerst neem ik afstand van de uitspraak van de lijsttrekker van de PVV in Utrecht. Ik kan me voorstellen dat deze uitspraak gevoelens van onveiligheid aanwakkert. Dit zorgt ervoor dat mensen worden geraakt in de uitoefening van hun geloofsbeleving en zich onveilig voelen. Er is, zowel vanuit de lokale als de landelijke overheid, aandacht voor de veiligheidssituatie rondom moskeeën.
Welke maatregelen gaat u nemen om de angst weg te nemen bij deze gemeenschap?
Er is al langere tijd sprake van extra alertheid met betrekking tot de veiligheidssituatie van moskeeën, zowel op het lokale als het nationale niveau. Er is extra aandacht voor signalen van onrust, onveiligheid of zorgen bij bijvoorbeeld moskeebesturen en voor eventuele spanningen tussen personen of groeperingen.
Omdat een deel van de Nederlandse moskeeën de afgelopen jaren te maken heeft gehad met vijandigheid in de vorm van discriminatoire en gewelddadige acties heeft het kabinet de «Handreiking Veilige Moskee» opgesteld. Dit is gedaan in opdracht van de landelijke werkgroep veiligheid moskeeën en in overleg met vertegenwoordigers uit de islamitische gemeenschappen, politie en gemeenten. Het doel van deze handreiking is kennis, aanbevelingen en goede voorbeelden te geven aan gemeenten, politie en moskeebesturen om met spanningen en (mogelijke) incidenten gericht tegen moskeeën om te gaan. Daarnaast zet de handreiking in op versterking van de samenwerking tussen gemeenten, politie en moskeebesturen. Een samenwerking die, zoals hierboven reeds beschreven, essentieel is om snel en adequaat te kunnen handelen in geval van een mogelijk incident. Meerdere gemeenten maken gebruik van deze handreiking om lokaal de veiligheid van islamitische instellingen verder te verbeteren. Een bijeenkomst over deze handreiking heeft ook in Utrecht plaats gevonden.
In het geval van de casus bij de Ulu moskee hebben de gemeente Utrecht en de politie direct een bijeenkomst georganiseerd met alle moskeebesturen in de stad. De aanwezige moskeebestuurders hebben aangeven dat de uitspraken alle moslims raken en met name bij sommige jongeren hard aankomen. Er is afgesproken om de lijnen tussen de moskeebestuurders, gemeente en politie kort te blijven houden. Het afgelopen jaar heeft de gemeente Utrecht veiligheidsscans aangeboden aan alle moskeeën in de stad. Inmiddels hebben zeven moskeebesturen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. De komende tijd houden alle betrokken partijen de contacten warm om de sentimenten goed in de gaten te houden.
Bent u bereid om zichtbare en onzichtbare maatregelen te treffen om de veiligheid van de moskeegangers van de Ulu moskee te kunnen garanderen?
Beveiligingsmaatregelen worden door de lokale overheid genomen op basis van dreiging en risico. Indien er aanleiding toe is kan de NCTV aanvullende maatregelen adviseren. Er worden op dit moment geen extra algemene veiligheidsmaatregelen geadviseerd.
Heeft u reeds contact opgenomen met de Ulu moskee? Zo nee, waarom niet?
Vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid is er contact geweest met de lokale overheid. Zowel de gemeente Utrecht als de lokale politie geven aan dat er na de uitspraken van de PVV-lijsttrekker direct contact is geweest met de Ulu moskee. Er zijn goede lokale contacten waarbij aandacht is voor de veiligheid van de moskeebezoekers.
Bent u ervan op de hoogte dat de heer Van Deún een dienstbetrekking heeft bij de gemeente Nieuwegein?
Ja.
Deelt u met ons de mening dat de uiting die de heer van Deún heeft gedaan niet past binnen de gedragsnormen die gelden voor een persoon die een dienstbetrekking heeft bij de overheid? Zo nee, waarom niet?
Het staat een ambtenaar die door het gemeentebestuur is aangesteld vrij om een politieke nevenfunctie uit te oefenen in een andere gemeente, zoals het (beoogd) lidmaatschap van de raad. Daarnaast bepaalt artikel 125ter van de Ambtenarenwet dat een ambtenaar verplicht is zich als een goed ambtenaar te gedragen. Meningsuitingen van ambtenaren worden begrensd door artikel 125a, eerste lid van de Ambtenarenwet, dat luidt: De ambtenaar dient zich te onthouden van het openbaren van gedachten of gevoelens of van de uitoefening van het recht tot vereniging, tot vergadering en tot betoging, indien door de uitoefening van deze rechten de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. De heer Van Deún heeft zijn uitlatingen gedaan als PVV-lijsttrekker voor de gemeenteraadsverkiezingen in Utrecht. Het is aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein als werkgever en bevoegd gezag om te beoordelen of de door de heer Deún gedane (politieke) uitlatingen leiden tot de conclusie dat de zogenaamde functioneringsnorm is overschreden.
Deelt u met ons de mening dat de heer Van Deún, vanwege zijn ophitsende uitspraak over een moskee, moet «ophoepelen» bij de gemeente Nieuwegein? Zo nee, waarom moet hij niet «ophoepelen»? Zo ja, wanneer zal hij «ophoepelen»?
Zie antwoord vraag 7.