Recente ontwikkelingen in de strijd tegen corruptie in Oekraïne |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van wetsvoorstel 7440 en het daarmee samenhangende wetsvoorstel 7441, die op 22 december 2017 aanhangig zijn gemaakt bij het Oekraïense parlement?
Ja.
Deelt u de mening dat een onafhankelijke speciale anti-corruptie rechtbank van groot belang is in de strijd tegen corruptie? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Hoe beoordeelt u bovengenoemde wetsvoorstellen in het licht van de aanbevelingen van de Venice Commission van 9 oktober 2017?1
De wetsvoorstellen voor de oprichting van een onafhankelijke anti-corruptie rechtbank zijn gebaseerd op adviezen van de Venetië Commissie van de Raad van Europa, experts van de OVSE en internationale beproefde methoden. Uit analyses van de nu uitgebrachte wetsvoorstellen van internationale organisaties komt naar voren dat niet alle elementen uit de adviezen van de Venetië Commissie zijn overgenomen.
De zorgen hebben met name betrekking op de onafhankelijkheid van selectieprocedures van rechters en het type zaken dat de rechtbank zal behandelen. Zo kan een veto van internationale leden van de selectiecommissie tegen de benoeming van een rechter worden verworpen met een twee derde meerderheid van de Hoge Kwalificatiecommissie, een separaat (Oekraïens) juridisch orgaan, dat benoemingen van rechters moet goedkeuren. De mogelijkheid tot het terzijde schuiven van dit veto is volgens de opstellers van de wet opgenomen om zeker te stellen dat Oekraïne als soevereine staat uiteindelijk als laatste zeggenschap heeft. Daarnaast is er een risico dat de nieuwe anti-corruptie rechtbank wordt overspoeld met kleinere zaken. Het wetsvoorstel definieert grote zaken als zaken met een financiële omvang van ten minste 500 maal het minimuminkomen (zaken met een omvang van ten minste $ 30.000). Dit zou ervoor kunnen zorgen dat de rechtbank niet toekomt aan de daadwerkelijk «grote vissen».
Het kabinet deelt bovengenoemde zorgen. De verwachting is dat deze punten aan de orde zullen komen tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in het parlement. Nederland zal in de bilaterale contacten en internationale gremia het belang van een daadwerkelijk onpartijdig en onafhankelijk Hof, en het opvolgen van de adviezen van de Venetië Commissie blijven benadrukken. Zie ook antwoorden op vragen 8, 9 en 11
Ziet u in de bovengenoemde wetsvoorstellen voldoende waarborgen voor de instelling van een onafhankelijk, onpartijdig rechtscollege belast met het berechten van (grote) corruptiezaken? Zo ja, waarom? Zo nee, welke stappen gaat u nemen om de instelling van een dergelijke rechtbank te bevorderen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het eens met de kritiek van de Oekraïense Niet-Gouvernementele Organisatie ANTAC op wetsvoorstel 7440?2 Zo nee, waarom niet?
Ja. Nederland heeft begrip voor de zorgen van het maatschappelijk middenveld. De praktijk en ervaring leert dat corruptiebestrijding op veel hindernissen stuit, zeker ook in Oekraïne. De kwaliteit van wetgeving is essentieel om voortgang te boeken in de strijd tegen corruptie.
Nederland vindt het van groot belang dat niet alleen de Raad van Europa via de Venetië Commissie, maar ook het maatschappelijk middenveld actief betrokken blijft bij het proces van totstandkoming van de anti-corruptierechtbank, zodat deze rechtbank onafhankelijk en effectief is bij de bestrijding van corruptie. Zie ook het antwoord op vragen 8, 9 en 11.
Deelt u de mening, dat het van groot belang is om bestaande succesvolle onafhankelijke anti-corruptie instituties in Oekraïne te ondersteunen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Hoe beoordeelt u in dat licht het voortslepende conflict tussen de Oekraïense Procureur-Generaal Lutsenko en het Oekraïense anti-corruptie bureau NABU?
Er is een grijs gebied tussen het mandaat van het Openbaar Ministerie in Oekraïne en het Oekraïense anti-corruptie bureau NABU. NABU moet onafhankelijk kunnen opereren en daarom is het van belang dat NABU zijn mandaat met betrekking tot grote corruptiezaken kan uitvoeren en hierin niet wordt gehinderd door het Openbaar Ministerie. NABU wordt hierin gesteund door hervormingsgezinde krachten, het maatschappelijk middenveld en de internationale gemeenschap.
Welke stappen heeft Nederland, al dan niet in Europees verband, ondernomen in reactie op deze gebeurtenissen?
Nederland stelt het belang van onafhankelijke instituties die corruptie bestrijden systematisch aan de orde tijdens bilaterale contacten met de Oekraïense autoriteiten, in EU-verband en in andere multilaterale fora. Daarbij onderstreept Nederland het belang van voortgang met het invoeren van anti-corruptie hervormingen. Instrumenten zoals het MATRA-programma, het Mensenrechtenfonds en het Accountability Fund worden actief ingezet op Nederlandse prioriteiten. De inzet van deze fondsen is sinds de Maidan en de ratificatie van het Associatieakkoord (nog) sterker gericht op hervormingen op het gebied van goed bestuur, toegang tot een eerlijk proces, vrijheid van media, bescherming van mensenrechtenverdedigers en corruptiebestrijding. De Nederlandse ambassade in Kiev is nauw betrokken bij deze projecten en neemt daarnaast actief deel aan internationaal overleg waarin acties worden afgestemd.
In het kader van het Associatieakkoord voert de EU bovendien een stevige dialoog met Oekraïne over de hervormingsagenda, waarvan corruptiebestrijding een belangrijk onderdeel vormt. De EU-delegatie monitort dit in goed overleg met vertegenwoordigers van de Lidstaten, en trekt hierin samen op met andere partners. Nederland steunt deze inspanningen. Binnen het IMF-programma is de invoering van hervormingen zelfs een harde voorwaarde om leningen te krijgen. Dus ook het IMF houdt de voortgang op dit punt scherp in de gaten.
Kan de Europese Unie een rol spelen in het oplossen van de voortdurende conflicten tussen verschillende Oekraïense opsporingsdiensten en corruptiebestrijders?
Zie antwoord vraag 8.
Heeft u kennisgenomen van het ontslag door het Oekraïense parlement van het hoofd van het comité voor de preventie en bestrijding van corruptiebestrijding Ihor Soboliev? Hoe beoordeelt u dat ontslag?
Ja. De heer Soboliev speelde een actieve rol in het ontwikkelen van het beleid ter bestrijding van corruptie. Internationale organisaties beoordelen zijn ontslag in het licht van andere aanvallen op het Oekraïense anti-corruptie bureau NABU. De verdenking bestaat dat het ontslag van de heer Soboliev politiek gemotiveerd is.
Nederland betreurt deze ontwikkeling en zal met internationale partners blijven volgen welk effect het besluit van het Oekraïense parlement om de heer Soboliev te ontslaan heeft op de bestrijding van corruptie in Oekraïne.
Welke instrumenten heeft u om bestaande en nieuwe anti-corruptie instituties te ondersteunen? Welke rol kunnen de Europese Unie en het IMF daarbij spelen?
Zie antwoord vraag 8.
Incidenten tijdens de ontgroening bij het studentencorps in Rotterdam |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u de misstanden bij de ontgroening bij het Rotterdamse studentencorps RSC/RVSV, waarvan het tv-programma Rambam beelden heeft verkregen1, mede in het licht van de uitspraken van de rector magnificus van de Erasmus Universiteit dat de «kennismakingstijd» (KMT) in Rotterdam wel vaart bij de afspraken, zoals die in 1998 met studentenverenigingen zijn gemaakt en de ontgroening van leden van Rotterdamse studentenverenigingen daarom niet aan strengere regels wordt gebonden2?
Ik keur alle vormen van geweld en intimidatie, zowel fysiek als mentaal, af en vind het verstandig dat de Erasmus Universiteit haar verantwoordelijkheid heeft genomen. De rector magnificus van de Erasmus Universiteit heeft namelijk besloten om, direct na het zien van de beelden, de relatie met studentenvereniging RSC/RVSV met onmiddellijke ingang op te schorten. Dit betekent dat de bestuursbeurzen en subsidie zijn stopgezet en dat deze vereniging niet meer welkom is bij academische plechtigheden en de Rotterdamse introductiedagen.
Hoe komt het dat de Rotterdamse rector magnificus nog eerst de beelden moet zien voordat deze maatregelen neemt, zoals deze bij de Universiteit Utrecht en de Hogeschool Utrecht zijn getroffen, terwijl de RSC/RVSV de beelden wel al heeft gezien? Kunt u bevorderen dat ook de rector magnificus kennis neemt van deze beelden, zodat deze passende maatregelen neemt?
Zie ook mijn antwoord op vraag 1, de universiteit heeft maatregelen getroffen.
Deelt u de mening dat de gesignaleerde cultuur van fysiek geweld niets heeft te maken met een zinvolle kennismaking met het studentenleven?
Fysieke grenzen mogen nooit overschreden worden. Daar waar dat wel gebeurt, heeft dit inderdaad niets met een zinvolle kennismaking met het studentenleven te maken.
Incidenten tijdens de ontgroening bij het studentencorps voor vrouwen in Utrecht, UVSV |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Steunt u het besluit van de Universiteit Utrecht en de Hogeschool Utrecht om hun bijdragen aan de studentenvereniging voor vrouwen UVSV op te schorten naar aanleiding van incidenten tijdens de ontgroening van eerstejaarsstudentes?1 Zo nee, waarom niet?
Ja.
Werden alle gesignaleerde incidenten gemeld bij de onafhankelijke Adviescommissie Introductietijd Utrecht (AIU) of verdwenen één of meer incidenten in de doofpot?
De Universiteit Utrecht heeft mij laten weten dat de getoonde gebeurtenissen in de uitzending van Rambam niet zijn gemeld bij de Adviescommissie Introductietijd Utrecht.
Is er bij deze ontgroening waarvan het BNNVARA-programma Rambam beelden heeft, opnieuw sprake van strafbare feiten, zoals ook de rechter onlangs moest oordelen over een incident bij het Groningse studentencorps, Vindicat atque Polit?
Het is mij niet bekend of hier sprake is van strafbare feiten. De universiteit en hogeschool hebben aangegeven dat er nader onderzoek zal worden gedaan naar de geconstateerde gebeurtenissen. Uiteindelijk is het eventueel aan de rechter om te oordelen over strafbaarheid.
Gelooft u ook maar iets van weer een volgend verbeterplan waarvan de rector van de Universiteit Utrecht kennelijk de oplossing verwacht?
Ik vind het goed om te zien dat de Universiteit Utrecht maatregelen heeft genomen door de bestuursbeurzen en subsidie op te schorten en de UVSV voorlopig niet meer aanwezig te laten zijn bij academische aangelegenheden. Komende tijd zal er nader onderzoek naar de gebeurtenissen bij de UVSV worden gedaan, en ik vind het verstandig dat de rector magnificus het onderzoek en aangedragen verbeteringen af wil wachten. Daarbij heeft de rector magnificus ook al aangegeven dat de verhouding pas hersteld kan worden als de universiteit de overtuiging heeft dat alles op orde is.
Hoe beoordeelt u het vertrouwen dat de rector van de Universiteit Utrecht schenkt aan de gedragscode die zijn universiteit al sinds 2003 kent en waarmee de studentenverenigingen – dus ook de UVSV – zijns inziens allemaal aangeven «hun verantwoordelijkheid te begrijpen en te willen nemen voor een veilige kennismakingstijd, waarbij de gezondheid, persoonlijke integriteit en hygiëne van aspirant-leden te allen tijde gewaarborgd is»? Deelt u zijn vertrouwen ondanks deze zoveelste excessen?
Ik deel het uitgangspunt van vertrouwen met de rector magnificus van de Universiteit Utrecht, en constateer dat er blijk wordt gegeven van zero tolerance bij een incident.
Laat u de zaak nu verder op zijn beloop? Zo ja, welke overwegingen liggen daaraan dan ten grondslag? Zo nee, welke stappen gaat u dan zetten jegens de UVSV of de Universiteit Utrecht en de Hogeschool Utrecht?
Ik ben van mening dat de Universiteit Utrecht en Hogeschool Utrecht hier op een juiste wijze hebben gehandeld en ik vind het aan de onderwijsinstelling om op te treden als er ontoelaatbare, vernederende incidenten hebben plaatsgevonden. Primair is het aan de betrokken vereniging zelf om het geschonden vertrouwen te herwinnen.
Moordaanslagen op Turkse burgers in Europa die in voorbereiding zouden zijn |
|
Femke Merel Arissen (PvdD), Lilianne Ploumen (PvdA), Martijn van Helvert (CDA), Bram van Ojik (GL), Han ten Broeke (VVD), Kees van der Staaij (SGP), Raymond de Roon (PVV), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Sadet Karabulut , Joël Voordewind (CU) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Kent u het bericht «HDP MP says he received intelligence on assassination plans against Turkish citizens in Europe» over plannen voor moordaanslagen op Turkse burgers in Europa die voorbereid zouden worden?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de zorgwekkende beweringen in dit bericht?
Er is met aandacht gekeken naar de beweringen die in dit bericht worden gedaan. In diverse landen is dit bericht in de media gepubliceerd. De berichtgevingen kunnen zorgen voor spanningen en gevoelens van onveiligheid binnen de Turks-Nederlandse gemeenschap. Zoals eerder gemeld2 is de overheid hierop extra alert. Bedreigingen in welke vorm dan ook zijn ontoelaatbaar op Nederlands grondgebied. Het bestaan van plannen voor moordaanslagen op Turkse burgers kan ik niet bevestigen.
Bent u bereid uit te zoeken in hoeverre de beweringen kloppen en worden, indien nodig, extra veiligheidsmaatregelen genomen?
De overheid monitort de ontwikkelingen rond spanningen binnen de Turks-Nederlandse gemeenschap en de veiligheid van burgers. Indien nodig worden veiligheids- of andere maatregelen getroffen die bijdragen aan de veiligheid en/of vermindering van de eventuele spanningen. Personen die menen het slachtoffer te zijn van bedreiging, intimidatie of geweld roep ik nogmaals nadrukkelijk op om melding en/of aangifte te doen.
Het boek over de herzieningszaak Baybasin |
|
Michiel van Nispen |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het recent verschenen boek van wetenschapsfilosoof Ton Derksen over de zaak van de in Nederland veroordeelde Baybasin?1 Wat is uw reactie hierop?
Ja, ik ben bekend met het boek van de heer Derksen.
Kent u de conclusie van Ton Derksen dat er in het advies naar aanleiding van de herzieningsaanvraag immuniserende strategieën worden gebruikt door de advocaat-generaal, oftewel argumenten zo structureren dat het eigen gelijk bevestigd wordt, en een belastende uitkomst de enige uitkomst kan zijn? Kunt u hierop reflecteren?
Ja, die conclusie ken ik. Gelet op de onafhankelijke positie van een advocaat-generaal is het niet aan mij als Minister voor Rechtsbescherming om te reflecteren op de adviezen gegeven naar aanleiding van een herzieningsaanvraag.
Bent u bekend met het feit dat oud-gevangenisdirecteuren hebben gedemonstreerd bij de Tweede Kamer en de Hoge Raad, omdat er in hun ogen niet te verklaren zaken zijn gebeurd in deze zaak? Wat zegt dit volgens u?
Het is mij bekend dat oud-gevangenisdirecteuren hebben gedemonstreerd bij de Tweede Kamer en de Hoge Raad. Het staat een ieder vrij om zijn of haar mening te geven over een gerechtelijke uitspraak. Het is niet aan mij om daar een oordeel over te geven.
Welke rol zou dit boek van Derksen, met wetenschappelijk onderbouwde conclusies, naar uw mening in de herzieningsprocedure, met name waar het gaat over het oordeel van de Hoge Raad, kunnen of moeten spelen?
Voor een kansrijk herzieningsverzoek dient er sprake te zijn van een novum, waaronder wordt verstaan een gegeven dat ten tijde van het proces nog niet bekend was maar waarbij de rechter waarschijnlijk tot een ander oordeel zou zijn gekomen als deze tijdens het proces bekend was geweest. De Hoge Raad is de aangewezen instantie om te oordelen over een herzieningsverzoek en mij past grote terughoudendheid om daar op voorhand iets van te vinden.
Wat gebeurt er met wetenschappelijke conclusies indien zij zijn verschenen ná het uitbrengen van het herzieningsadvies van de advocaat-generaal, maar vóór het oordeel van de Hoge Raad hierover, los van deze concrete zaak? In hoeverre kunnen dergelijke nieuwe inzichten worden meegenomen bij het uiteindelijke besluit over een herzieningsverzoek?
Of wetenschappelijke publicaties worden betrokken in een herzieningsprocedure is ter beoordeling van de Hoge Raad.
In het algemeen geldt dat de Hoge Raad op basis van artikel 469 van het wetboek van Strafvordering, indien hij dit noodzakelijk acht, aan de procureur-generaal kan opdragen nader onderzoek te verrichten. Tevens kan de Hoge Raad een nader onderzoek opdragen aan een daartoe uit zijn midden te benoemen raadsheer-commissaris of aan de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken, in een rechtbank die van de zaak nog geen kennis heeft genomen.
Een veroordeelde pedofiel die in detentie een boek over zijn slachtoffer kon schrijven |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Woede in Canada om boek van Tilburgse webcampedo Aydin C.»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het voor slachtoffers of nabestaanden van slachtoffers van deze man als een klap in het gezicht kan worden ervaren dat hij zich in een boek meent te moeten vrijpleiten van de misdaden waarvoor hij is veroordeeld? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse en Canadese (nabestaanden van) slachtoffers van Aydin C. hebben iets verschrikkelijks meegemaakt. Ik kan me voorstellen dat zij de uitspraken van de dader in dit boek als confronterend ervaren. Ik betreur dit ten zeerste. In Canada is het wettelijk verboden om geld te verdienen aan misdaden, de woede hierover vind ik in dat licht bezien ook begrijpelijk.
Begrijpt u waarom in Canada woedend is gereageerd op dit boek? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Mocht deze man een in detentie geschreven boek naar buiten de gevangenis laten brengen om het te laten publiceren? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom mocht dat niet en welke maatregelen kunnen tegen hem genomen worden?
In het kader van orde en veiligheid en voor de bescherming van slachtoffers en nabestaanden kunnen door de directeur van een penitentiaire inrichting beperkingen worden opgelegd. In dit geval was hier geen sprake van, omdat hiervoor geen aanleiding was. Een gedetineerde mag een boek schrijven. Een boek vervolgens naar buiten brengen en laten publiceren is toegestaan, tenzij beperkingen zijn opgelegd.
In deze casus heeft betrokkene het manuscript meegegeven aan een medegedetineerde die met ontslag ging. Dit is niet toegestaan. Het manuscript had door de gedetineerde verzonden moeten worden met de post via de inrichting. De inhoud van post kan gecontroleerd worden als dit als toezichtsmaatregel vooraf door de directeur is opgelegd en meegedeeld. Als een gedetineerde met ontslag gaat is het de gangbare praktijk dat controle plaatsvindt op de compleetheid van de celinventaris. Wat meegenomen werd naar buiten door de medegedetineerde die met ontslag ging, is niet gecontroleerd omdat hier geen aanleiding voor was.
Toen bleek dat de huisregels overtreden waren door gedetineerde Aydin C. zijn aan hem toezichtsmaatregelen opgelegd, zoals controle van zijn post, bezoek en telefoonverkeer.
Bestaat er in Nederland wet- of regelgeving op grond waarvan een gedetineerde geen voordeel mag trekken uit zijn daad? Zo ja, welke wet- of regelgeving betreft dit? Zo nee, acht u dergelijke wet- of regelgeving wenselijk en hoe gaat u daar voor zorgen?
Het is mogelijk dat een persoon die strafrechtelijk is veroordeeld voor een misdrijf, inkomsten verwerft die verband houden met zijn strafrechtelijke verleden. Dat kan bijvoorbeeld door hierover lezingen te geven of een boek te publiceren. Indien de betrokken persoon is veroordeeld tot het betalen van een boete, dan wel een schadevergoedingsmaatregel ten gunste van het slachtoffer of een ontnemingsmaatregel opgelegd heeft gekregen, en deze nog niet geheel zijn voldaan, kunnen de inkomsten van dergelijke activiteiten van de veroordeelde worden geïnd.
Voorts kan actie worden ondernomen tegen de inhoud van de door de gedetineerde gedane uitingen, indien deze een onrechtmatige daad vormen tegen anderen. Zo kan de gedetineerde gehouden zijn tot vergoeding van schade die een slachtoffer of zijn nabestaande lijdt door onrechtmatige uitingen (artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek). In uitzonderlijke gevallen kan de rechter een vordering tot verbod van publicatie toewijzen. Een onrechtmatige uiting van een gedetineerde kan bovendien op zichzelf leiden tot een strafrechtelijke veroordeling wegens belediging.
Er is dus geen verbod, zoals in Canada, op het verwerven van inkomsten die verband houden met het strafrechtelijke verleden van een gedetineerde. Gelet op bovenstaande mogelijkheden acht ik aanvulling van bovenstaande wet- of regelgeving niet onmiddellijk noodzakelijk.
Kan de inhoud van het boek een rol spelen bij het lopend hoger beroep in deze zaak een rol spelen? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Het boek behoort niet tot het strafdossier van het hoger beroep, omdat het geen onderdeel is van de zaak in eerste aanleg. De betrokkene kan wel verklaringen afleggen die gelijkluidend zijn aan de inhoud van het boek.
Het bericht ‘Politie heeft Utrechtse verdachten plofkraak Friesland in het vizier’ alsmede over antwoorden op eerdere vragen |
|
Chris van Dam (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u de op 18 december 2017 gegeven antwoorden op Kamervragen over het bericht «Politie heeft Utrechtse verdachten plofkraak Friesland in het vizier»?1
Ja.
Herinnert u zich uw antwoorden op vraag 5? Hoe ver staat het nu feitelijk met de experimentele aanpak? Is het een voornemen om hiertoe te komen of is er daadwerkelijk sprake van enige vorm van uitvoering van deze aanpak? Hoeveel casussen zijn er reeds in behandeling of in behandeling geweest? Hoe vindt de coördinatie of afstemming plaats? Vindt dit plaats via bestaande (gemeentelijke of regionale) systemen zoals veiligheidshuizen en/of top 600 aanpak? Of is er een overkoepelend, landelijk orgaan dat hier een rol in speelt?
In de eenheden Midden-Nederland en Rotterdam zijn in het najaar van 2017 pilots gestart in het kader van de aanpak tegen plofkraken die tot eind 2018 zullen lopen, waarbij gezamenlijke monitoring plaatsvindt.2 In Amsterdam wordt de methodiek van de reeds bestaande zogenoemde «Top-600-aanpak» op deze doelgroep toegepast. In deze eenheden is een selectie gemaakt van de in de regio wonende personen die in aanmerking komen voor deze aanpak, die is gericht op zwaar gewelddadige vermogenscriminaliteit. Aangezien het gaat om lopende operationele zaken, kan ik geen uitspraken over de aard en omvang van het aantal in behandeling zijnde cases. In 2017 waren er 87 meldingen van zogenoemde plofkraken in Nederland.
Elke melding wordt op landelijk niveau door de politie geregistreerd. De inhoudelijke regie op landelijk niveau op de aanpak van ram- en plofkraken is ondergebracht bij de Regiegroep eenheidsgrensoverstijgende opsporing gewelddadige vermogenscriminaliteit, waar elke melding van een plofkraak wordt beoordeeld. Het opsporingsonderzoek wordt vervolgens uitgevoerd door het landelijk tactisch team of binnen één van de eenheden van de politie.
Er vindt afstemming plaats tussen de regiegroep en de pilots en binnen de eenheden vindt coördinatie plaats door de veiligheidshuizen of binnen een daartoe opgerichte projectgroep. Daarnaast vindt onder coördinatie van mijn ministerie geregeld procesmatige afstemming plaats tussen de pilots.
Herinnert u zich uw antwoorden op vraag 6? Hoeveel fte maakten er per 1 december 2017 daadwerkelijk deel uit van het landelijk tactisch team? Kunt u daarbij uitsplitsen uit welke (regionale en landelijke) eenheden die leden van dat team afkomstig waren?
Het landelijk tactisch team is gesteld op 45 personen van de politie. De opsporing van gewelddadige vermogenscriminaliteit is een landelijk prioritair thema binnen de politie. De regionale eenheden en de Landelijke Eenheid dragen daarom bij aan de bemensing van het landelijk tactische team. De bijdrage van de eenheden aan het tactische team is mede afhankelijk van operationele druk, waarbij de bijdrage van de eenheden onderling kan wisselen.
Herinnert u zich uw antwoorden op vraag 7? Kunt u in aanvulling op deze beantwoording aangeven hoeveel opsporingsonderzoeken naar plofkraken in 2017 zijn aangevangen, hoeveel daarvan zijn opgepakt door het landelijke tactisch team en hoeveel zaken zelfstandig in de regionale eenheden zijn gestart? Kunt u dat uitsplitsen per regionale eenheid?
Zie antwoord vraag 2.
Nederlandse steun en internationale steun aan de Syrische oppositie |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht Wat doet Al-Nusra met gifgasstad Idlib?1
Hoe beoordeelt u de documentaire Undercover in Idlib, die aantoont dat Idlib en de omringende provincie volledig in handen zijn van Hay’at Tahrir al-Sham (HTS), een jihadistische beweging bestaande uit Jabhat al-Nusra en vier andere terroristische groeperingen in Syrië, en al sinds 2015 hermetisch van de buitenwereld afgesloten zijn?2
De situatie in Idlib is, net als in Syrië als geheel, uitermate complex en wordt nauwgezet gemonitord. Hoewel Hay’at Tahrir al-Sham (HTS) een dominante invloed heeft in grote delen van de provincie Idlib, zijn er ook gebieden waar het niet de dienst uitmaakt. Dat een bepaald gebied militair gecontroleerd wordt door HTS betekent overigens niet dat de gehele bevolking terplekke HTS ook daadwerkelijk steunt.
Hoe verhoudt uw bewering3 dat sommige delen van Idlib en de omringende provincie nog beheerst worden door de gematigde oppositie, zich tot het beeld dat de documentaire Undercover in Idlib schetst?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u concrete voorbeelden noemen van steden, dorpen of checkpoints in de provincie Idlib die medio december 2017 nog in handen zijn van de gematigde oppositie?
De situatie in Idlib is, net als in de rest van Syrië, fluïde en invloedssferen van gewapende groeperingen wisselen geregeld. HTS heeft een dominante invloed in grote delen van de provincie Idlib, maar heeft zeker niet de gehele provincie in handen. Eind 2017 stonden onder meer de volgende steden, dorpen of checkpoints in Idlib niet onder controle van HTS: Jarjanaz, Al Ghadfah, Mar Shoreen, Ma’Saran, Tal Mardikh, Kafr Ruma, Shinan, Mzabour, Sarjah, Rwaiha, Kafr Takhareem, Armanaz, Marrat al-Ikhwan, Harbnush, en Killi.
U stelt4 dat het Access to Justice and Community Security (AJACS)-programma zeer intensief wordt gemonitord, juist om infiltratie door extremisten te voorkomen en een goede besteding van Nederlandse hulpgelden te waarborgen. Hoe verklaart u dan dat via het AJACS-programma toch (financiële) steun is verleend aan de Free Syrian Police (FSP) in Idlib, waar Jabhat al-Nusra de agenten selecteert5?
Naar aanleiding van het BBC-programma Panorama van 4 december jl. hebben donoren het AJACS-programma (Access to Justice and Community Security) onmiddellijk bevroren en de uitvoerder van het AJACS-programma, het Adam Smith Institute (ASI), de opdracht gegeven de aantijgingen te onderzoeken. Ook hebben de donoren opdracht gegeven voor een extern onderzoek, wat is uitgevoerd door het bureau Integrity. Daarnaast heeft het Britse Ministerie van Buitenlandse Zaken de aantijgingen onderzocht.
De drie onderzoeken concluderen dat de beschuldigingen niet kloppen, danwel oude incidenten betreffen die reeds adequaat werden geadresseerd. Gevraagd bewijs voor enkele van de aantijgingen kon niet geleverd worden door de programmamakers, bijvoorbeeld aangaande schendingen van mensenrechten door FSP-agenten, of grootschalige corruptie binnen AJACS. Hier zijn door de onafhankelijke monitor Integrity ook geen bewijzen voor gevonden.
Op basis van resultaten van deze onderzoeken is het kabinet van mening dat wordt voldaan aan de door Nederland gestelde voorwaarden voor hervatting van AJACS-financiering: 1) de onderzoeken zijn afgerond, 2) de aantijgingen zijn afzonderlijk onderzocht, 3) eerder door Integrity geïdentificeerde incidenten zijn destijds direct en afdoende geadresseerd en er is voor zover bekend geen sprake van nieuwe misstanden, 4) er is geen noodzaak tot sanctionering van partijen aangezien er geen bewijs voor de aantijgingen is gevonden, 5) er bestaan heldere afspraken over het verkleinen van risico’s die uitvoering van AJACS met zich meebrengt, en 6) op basis van de onderzoeksresultaten hebben de donoren gezamenlijk geconcludeerd dat de randvoorwaarden voor de hervatting het AJACS programma aanwezig zijn en financiering herstart kan worden. Nederlandse stabilisatieprogramma’s in Syrië worden voortdurend gemonitord en aangepast indien de veranderende situatie op de grond hier om vraagt.
Waarom heeft Adam Smith International (ASI), de instantie die het AJACS-programma uitvoert, de gesteunde politiestations dagelijks monitort en wekelijks analyses en voortgangsrapporten deelt met de financiers, waaronder Nederland, geen melding gemaakt van de misstanden bij de FSP?
Er is melding gemaakt van deze misstanden bij FSP door de onafhankelijke monitor Integrity die in opdracht van ASI voortgang van AJACS monitort. In augustus 2016 heeft Integrity gemeld dat een deel van het loon van een aantal agenten terecht kwam bij de extremistische groepering al-Zinki. Er is toen direct actie ondernomen door AJACS en de desbetreffende agenten werden ontslagen. De aantijgingen van de BBC betreffen deze incidenten uit augustus 2016.
Deelt u de mening dat de door Nederland gesteunde groepen in Syrië bij voorkeur intensief en permanent gemonitord dienen te worden door Nederland zelf en niet door projectuitvoerders of buitenlandse organisaties? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is dan toch voor de ASI-constructie gekozen?
Nederland heeft zijn ambassade in Damascus vanwege het conflict in Syrie gesloten waardoor monitoring in het veld uitbesteed moet worden aan andere organisaties. Evenwel is het Nederlandse Syrië-team, dat sinds de sluiting van de ambassade opereert vanuit Istanboel, nauw betrokken bij de monitoring van AJACS en andere programma’s die in Syrië worden uitgevoerd. Er wordt nauw samengewerkt met lokale partners, de projectuitvoerder en, in het geval van AJACS, de onafhankelijke monitoringsorganisatie Integrity. Ook zijn er buiten Syrië geregeld contacten met recipienten van steun. Ontvangst van informatie van verschillende bronnen draagt bij aan de betrouwbaarheid van de eigen analyse. Monitoring van het AJACS-programma is zoals eerder aan uw Kamer gemeld intensief en voortdurend. De financiers worden tweewekelijks geïnformeerd en een Steering Board van donoren bespreekt twee keer per jaar de strategische doelen van het programma.
Bent u bereid alle wekelijkse analyses en voortgangsrapporten van ASI alsmede de verslagen van de tweewekelijkse bijeenkomsten van de donerende landen met ASI in Istanbul naar de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet deelt om veiligheidsredenen geen informatie waaruit kan blijken op welke locaties en aan welke gemeenschappen het AJACS-programma ondersteuning verleend. Deze informatie maakt de gemeenschappen voor sommige actoren in Syrië immers een belangrijker doelwit.
Waarom hebben Nederland en de andere contribuanten aan het AJACS-programma zich, los van de monitoring door ASI, nooit afgevraagd of hulpgelden wel op een goede manier werden besteed? Acht u extra controlemechanismen wenselijk? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Het kunnen monitoren of hulpgelden goed besteed worden is, juist in dit soort moeilijke omgevingen, één van de belangrijkste voorwaarden alvorens programma’s door Nederland gesteund worden. De intensieve monitoring van het AJACS-programma toont aan dat Nederland en internationale partners zich bewust zijn van de risico’s die samenhangen met het uitvoeren van programma’s in een complexe conflictsituatie als in Syrië. De Nederlandse bijdrage wordt, wanneer de situatie op de grond hierom vraagt, aangepast. Het AJACS-programma heeft goede resultaten geboekt en een significante bijdrage geleverd aan de opbouw van een ongewapende civiele politiemacht in oppositiegebied, bestaande uit ruim 3400 man. De aantijgingen van de BBC betroffen 9 gevallen van financiële ondersteuning van aan HTS gelieerde personen.
Hoe heeft ASI gereageerd richting de donoren op de bevindingen van het BBC programma «Jihadi’s you pay for» en op het stopzetten van de financiering van het AJACS-programma?
Zie antwoord vraag 5.
Waarom draagt Nederland nog steeds bij aan projecten in het noorden van de provincie Aleppo? Klopt het dat Turkije daar al sinds 2016 de dienst uitmaakt, toen het land begon met de militaire operatie «Euphrates Shield»?6
De noden in het noorden van de provincie Aleppo blijven groot. De geboden hulp van Nederland en andere internationale partners biedt Syriërs een kans op lokaal niveau publieke diensten en -instituties op te bouwen, die in de afgelopen jaren van conflict veelal waren weggeslagen. Daarnaast is het bieden van hulp van belang om een bron van radicalisering weg te nemen en terugkeer van extremistische organisaties zoals IS te voorkomen.
Net als in andere delen van Syrië is de situatie in het noorden van Aleppo complex. Sinds zijn militaire operatie in het gebied heeft Turkije een zekere mate van invloed, maar deze verschilt per stad of dorp en wordt op verschillende manieren uitgeoefend. In de grootste stad in het gebied, Al-Bab, is het lokaal bestuur bijvoorbeeld onafhankelijk en wordt een belangrijke rol gespeeld door oppositiegroepen die minder dicht bij Turkije staan.
Steunt Nederland projecten in het deel van Syrië dat beheerst wordt door Turkije? Zo ja, legitimeert het daarmee de Turkse bezetting van delen van Noord-Syrië? Vindt u de door Turkije gesteunde rebellen behoren tot de «gematigde» Syrische oppositie?
Turkije steunt verschillende gewapende groepen in Syrië. Deze groepen hangen verschillende ideologieën aan. Dit geldt ook voor de groepen die zich in de «Euphrates Shield Zone» bevinden, waar de overgrote meerderheid als zijnde gematigd kan worden beschouwd. Nederland draagt bij aan een fonds voor herstel van publieke diensten (ziekenhuizen, scholen, nutsvoorzieningen en infrastructuur), het zogenaamde Syria Recovery Trust Fund (SRTF). Dit fonds is ook actief in het deel van Syrië waar Turkije militair aanwezig is.
Hoe verhoudt uw standpunt7 dat Nederland geen «non-lethal assistance» (NLA) verleent aan de Syrian Democratic Forces (SDF), omdat u zich zorgen maakt over berichten van mensenrechtenschendingen door de SDF, zich tot de miljoenen die Nederland overmaakt naar door HTS gecontroleerde en door Turkije praktisch geannexeerde gebieden in Noord-Syrië?
Nederland verleent geen non-lethal assistance (NLA) aan groepen waar zorgen bestaan over mensenrechtenschendingen, of dit nu de Syrian Democratic Forces(SDF) zijn of andere groepen die elders in Syrië actief zijn.
Waarom denkt u kennelijk dat jihadisten en door Turkije gesteunde islamisten in Syrië de mensenrechten minder schenden dan de SDF, een groepering die nauw samenwerkt met de Verenigde Staten, ISIS zeer effectief heeft bestreden en waarschijnlijk de meest seculiere oppositiebeweging is in heel Syrië?
De SDF hebben een relevante bijdrage geleverd aan de strijd tegen IS. Tegelijkertijd bestaan er zorgelijke berichten over mensenrechtenschendingen en nauwe relaties van de SDF met de PYD/YPG, die vermeende banden onderhouden met de terroristische organisatie PKK. Het kabinet verleent derhalve geen NLA aan de SDF.
Waarom mag een groepering als de SDF, die u verdenkt van mensenrechtenschendingen, wel luchtsteun ontvangen binnen het Nederlandse mandaat8, maar geen NLA?
De SDF speelden een cruciale rol in de bevrijding van Raqqa en andere delen van Oost-Syrië op IS. Sinds januari van dit jaar is Nederland wederom actief met F-16's bij anti-IS operaties. Het Nederlandse mandaat sluit NLA-steun voor de SDF niet uit. Het kabinet kiest evenwel niet voor deze vorm van steun, conform het antwoord op vraag 14.
Hoe beoordeelt u de berichten dat de White Helmets, die ook Nederlandse hulpgelden ontvangen, zich schuldig zouden maken aan terroristische activiteiten in Syrië?9 Bent u bereid onderzoek te doen? Zo nee, waarom niet?
Nederland staat in nauw contact met de uitvoerder en andere donoren van de White Helmets. Het kabinet heeft geen enkele aanwijzing dat deze beschuldigingen op waarheid berusten. Er lijkt eerder sprake van een bewuste campagne van desinformatie die erop gericht is het werk van de White Helmets in diskrediet te brengen. De White Helmet vrijwilligers hebben meer dan 100.000 mensen na bombardementen van het Syrische regime en zijn ondersteuners onder het puin vandaan gehaald. Hierbij lieten 211 White Helmets het leven en raakten er 703 gewond.
Met betrekking tot Syrië over de periode 2011–2017, kunt u voor de thema’s «Non-lethal assistance, mediation/political solution, onderwijs, persvrijheid, mensenrechten/rule of law, lokale capaciteitsopbouw, humanitaire hulp en ontmijning» aangeven:
Zie bijlage10.
Zou u voor Irak voor de periode 2011–2017 en voor de thema’s «humanitair, ontmijning, verzoening/transitional justice, gender/mensenrechten en economie» kunnen aangeven:
Zie bijlage11.
Aan welke strijdende groepen heeft Nederland in 2017 «non-lethal assistance» gegeven? Kunt u heel precies zijn welke ondersteuning gegeven is aan welke groep op welke datum?
Het kabinet doet om veiligheidsredenen geen uitspraken over de identiteit en locaties van de groeperingen die door het kabinet worden gesteund met non-lethal assistance (NLA). Aanwijzingen dat bepaalde groepen westerse steun ontvangen maakt ze voor sommige actoren in Syrië een belangrijker doelwit. De Nederlandse NLA bestaat uit steun met een civiel karakter die groepen helpt zichzelf te beschermen. Het gaat om zaken als voedselpakketten, medische kits, voertuigen, communicatiemiddelen, dekens en andere basisbenodigdheden.
Kunt u uitleggen waarom ISIS wel wordt aangepakt en HTS niet, terwijl beide levensgevaarlijke jihadistische organisaties zijn die dood en verderf zaaien in de door hen gecontroleerde gebieden?
Met de militaire bijdrage aan de internationale coalitie tegen IS geeft Nederland sinds 2014 invulling aan het Iraakse verzoek aan de internationale gemeenschap om hulp in de strijd tegen deze terroristische organisatie. Nederlandse militairen verzorgen trainingen in Irak. Er zijn geen Nederlandse militairen aanwezig in Syrië. Vanaf dit jaar zal Nederland ook weer F-16»s inzetten die ook boven Oost-Syrië kunnen worden ingezet voor het aanpakken van strategische doelen in de aanvoerlijnen vanuit Oost-Syrië naar Irak. Hoewel deze militaire inzet zich beperkt tot het bestrijden van IS, voert het kabinet beleid om alle extremistische groepen, waaronder HTS, in Syrië te bestrijden. Nederland doet dit o.a. door NLA te geven aan gematigde groepen en door publieke diensten in oppositiegebied in Syrië zo veel mogelijk te blijven ondersteunen en zo weerbaarheid tegen groepen als HTS te bevorderen.
Hoe beoordeelt u de mogelijkheid dat HTS’ers vanuit de regio Idlib, die aan Turkije grenst, vrij eenvoudig naar het Westen kunnen reizen om aanslagen te plegen?
HTS heeft de afgelopen maanden een aantal belangrijke overwinningen behaald in Idlib. HTS richt zich op dit moment primair op de strijd tegen de Syrische president Assad en het uitschakelen van concurrerende strijdgroepen. De komende periode zullen de ontwikkelingen rondom HTS nauwgezet worden gevolgd, niet in de laatste plaats vanwege de potentie van nieuw conflict die deze situatie in zich draagt en de aanslagdreiging op Westerse doelwitten.
Turkije heeft recent versterkingen aangevoerd langs zijn grens met de Syrische grensprovincie Idlib, waar HTS een dominante positie heeft verworven. Turkije heeft aangekondigd dat het hier, met hulp van gelieerde Syrische oppositiestrijders, een bufferzone wil creëren in het kader van de de-escalatiezones die in besprekingen in Astana zijn overeengekomen.
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Weapons of the Islamic State» van conflict armament research (CAR)?10
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat 30% van de wapens en 20% van de gevonden munitie afkomstig is uit EU-landen, met name Roemenië, Bulgarije en Hongarije?
Het grootste deel van de in Syrië en Irak aangetroffen wapens is afkomstig uit China en Rusland. Daarnaast is een kleiner deel afkomstig uit de genoemde EU-landen. Verreweg de meeste van de aangetroffen Oost-Europese wapens zijn afkomstig uit de tijd van de Koude Oorlog en de periode vlak daarna. Deze wapens worden gebruikt door zowel Syrische als Iraakse strijdkrachten. IS heeft een deel van deze wapens buitgemaakt op de strijdkrachten van Syrië en Irak.
Deelt u de mening dat het zeer noodzakelijk is om te onderzoeken hoe zulke grote hoeveelheden wapens uit de EU bij ISIS terecht gekomen zijn? Zo ja, hoe zult u dan dit onafhankelijke onderzoek bevorderen?
Nee, het kabinet deelt deze mening niet. Zie antwoord 23.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de reguliere termijn beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
(partij-) politieke propaganda in en rond het stembureau |
|
Sven Koopmans (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Herinnert u zich dat het bij de in maart jongstleden gehouden Tweede Kamerverkiezingen is voorgekomen dat in een stembureau in een multicultureel centrum c.q. moskee vlaggen van een bepaald land en nationalistisch aandoende posters en/of schilderijen hingen?
Ja.
Kent u de zorgen die in het debat met de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken op 20 juni jl. zijn uitgesproken over (partij-)politieke propaganda in en rond het stembureau, en die de Minister toen heeft pogen weg te nemen?
Ja.
Wat zult u doen om te voorkomen dat bij volgende verkiezingen vlaggen van bepaalde landen en nationalistische posters of schilderijen hangen dan wel andere uitingen zichtbaar zijn c.q. te horen zijn in of nabij een stembureau?
Ingevolge de Kieswet borgen de gemeenten bij de keus en inrichting van de stemlokalen dat in het stemlokaal geen activiteiten worden ontplooid die erop gericht zijn de kiezers in hun keuze te beïnvloeden. Indien naar het oordeel van de gemeente de inrichting of functie van (een ruimte in) een gebouw de kiezer mogelijk belemmert om onbezwaard zijn stem uit te brengen, dan dient die locatie niet als stemlokaal te worden aangewezen, dan wel dient de gemeente vooraf met de eigenaar en/of beheerder van dat gebouw afspraken te maken over de inrichting van het gebouw op de dag van stemming. Ook als op de dag van de verkiezing zaken worden geconstateerd die in de weg kunnen staan van het zelfstandig en onafhankelijk uitbrengen van de stem, dan is de gemeente verantwoordelijk in een oplossing te voorzien. Zo herinner ik eraan dat in de gemeente Amsterdam de desbetreffende vlag en posters uit het stemlokaal werden verwijderd.
Zijn de huidige artikelen in de Kieswet toereikend om politieke beïnvloeding in en nabij stembureaus te voorkomen? Kunt u nu alle nodige maatregelen nemen en zult u dit ook doen?
Ik acht de huidige wetgeving toereikend. In de instructie voor stembureauleden, die ik voorafgaand aan de verkiezing ter beschikking stel aan gemeenten, is voorgeschreven dat de leden van het stembureau erop toezien dat in het stemlokaal geen activiteiten plaatsvinden die de kiezers in hun stemgedrag kunnen beïnvloeden. Er mag dus bijvoorbeeld geen campagne worden gevoerd in het stemlokaal. Aanwezigen die dat wel doen, verstoren de orde. De instructie luidt dat in dat geval de desbetreffende persoon of personen moeten worden weggestuurd.
Hoe is het recht van kiezers om het tellen van de stemmen bij te wonen gereguleerd? Is er een aanmeldprocedure? Mogen kiezers die bij het tellen van de stemmen aanwezig zijn uitingen dragen van politieke partijen, van specifieke meningen of overtuigingen?
In een democratische rechtstaat is geborgd via het recht dat het verkiezingsproces eerlijk en op een transparante wijze verloopt. Toegang voor kiezers tot het tellen van de stemmen door het stembureau maakt daar onderdeel vanuit. In artikel J 35 van de Kieswet is geregeld dat gedurende de tijd dat het stembureau zitting houdt, iedere kiezer bevoegd is in het stemlokaal te vertoeven, voor zover de orde daardoor niet wordt verstoord en de voortgang van de zitting niet wordt belemmerd. De vraag of de goede orde wordt verstoord, is ter beoordeling van de voorzitter van het stembureau.
De Kieswet bepaalt dat kiezers aanwezig kunnen zijn bij de telling. Ik vind het onwenselijk om kiezers voor te schrijven op welke wijze ze zich dienen te kleden. Indien de goede orde wordt verstoord, kan de voorzitter van het stembureau de orde handhaven.
Deelt u de mening dat het ongewenst is dat kiezers die bij het tellen van de stemmen aanwezig zijn, uitingen dragen van politieke partijen, meningen en overtuigingen? Bent u bereid, zo nodig, de wet- en regelgeving te wijzigen?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht ‘Zorg over groei geweld door verwarde mensen in Rotterdam’ |
|
Chris van Dam (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Zorg over groei geweld door verwarde mensen in Rotterdam»?1
Ja.
Deelt u de zorgen van de korpschef van de Rotterdamse politie, die aangeeft dat hij over dit jaar 8.000 incidenten met verwarde personen verwacht, daar waar dit in 2014 nog 6.000 incidenten waren?
De politiechef van Rotterdam doelt met de 6.000 incidenten in 2014 op de politieregistratie inzake incidenten overlast personen met verward gedrag. Uit deze cijfers kunnen geen conclusies worden getrokken over het aantal unieke personen met verward gedrag dat voor overlast zorgt.
Uit de cijfers van alle politie-eenheden bleek dat het totaal aantal registraties van overlast door personen met verward gedrag toenam van 44.400 in 2012 naar ruim 74.800 in 2016. Dat betekent een gemiddelde jaarlijkse stijging van 14 procent. De definitieve cijfers over 2017 zijn op 27 februari jl. bekend gemaakt. Hieruit blijkt dat het aantal geregistreerde incidenten in 2017 met 12% is gestegen ten opzichte van 2016.
Het spreekt voor zich dat ik mij ook zorgen maak over deze stijging. Het bevestigt het vermoeden dat een groeiende groep mensen de toegang tot zorg en ondersteuning (schulden, wonen, werk en inkomen) moeilijk weet te vinden. Mogelijk komen deze als gevolg daarvan eerder en vaker in aanraking met instanties als de politie. Dat moet worden voorkomen. Om meer aan de voorkant van de problematiek te komen en te voorkomen dat problemen voor de personen zelf of hun omgeving verergeren, is het belangrijk dat de preventie en de vroegsignalering in de wijk goed zijn geregeld, zoals de korpschef – en met hem het door het kabinet voor dit doel ingestelde, zogenaamde «Schakelteam» – eerder ook heeft aangegeven.
Verwacht u net als de Rotterdamse politie, indachtig het feit dat de politie eerder dit jaar bekend maakte dat landelijk het aantal meldingen over personen met verward gedrag in 2016 met 14% is gestegen ten opzichte van 2015, weer een stijging van het aantal meldingen in 2017?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven hoe vaak verwarde personen moord, doodslag of ander geweld met de dood tot gevolg, gepleegd hebben in 2017 in Nederland? Is hier ook sprake van groei ten opzichte van voorgaande jaren?
Bij de politie is uit de registratie niet het aantal personen af te leiden dat in verwarde toestand een strafbaar feit heeft gepleegd of daarvan wordt verdacht.
Waarom wordt in de beleidsreactie «Tussenrapportage Schakelteam personen met verward gedrag» geen koppeling gemaakt met de rol van de politie?
In de beleidsreactie wordt ingegaan op de maatregelen die worden getroffen om personen met verward gedrag beter te helpen, bijvoorbeeld door middel van een betere triage, alternatieven voor vervoer door politie en passende beoordelingslocaties. De bedoeling is dat personen met verward gedrag tijdig passende zorg en ondersteuning krijgen. Hiermee kan ernstiger leed voor de persoon of het afglijden naar overlast of criminaliteit worden voorkomen. De politie maakt onderdeel uit van het landelijk Schakelteam personen met verward gedrag, dat deze tussenrapportage heeft uitgebracht. De urgentie die het Schakelteam heeft onderstreept bij het uitbrengen van de rapportage, wordt door de politie herkend en bevestigd.
Wordt de politie voldoende getraind in het herkennen van verwarde personen en het inschatten van de dreiging? En geldt hetzelfde voor de meldkamer?
De politieopleiding kent een module op het vlak van sociaal psychiatrische problematiek. De politie beziet continu of opleidingen naar aanleiding van nieuwe ontwikkelingen actualisatie of bijstelling behoeven. Daarbij is in het bijzonder aandacht voor het globaal kunnen herkennen van ziektebeelden, de-escalerend optreden, het betrekken van ervaringsdeskundigheid en het handelingsrepertoire ten gevolg van nieuwe wet- of regelgeving. De behoefte aan extra deskundigheid op de meldkamer heeft ook de aandacht. Daarbij wordt aangesloten bij de ontwikkelingen rond het voorlopige, landelijke model Melding dat in 2018 wordt beproefd.2
Kunt u, aangezien de politie Rotterdam aangeeft nog geen integraal sluiten handelingskader te hebben om alle problematiek rondom geweld door verwarde mensen te stoppen, helpen deze knelpunten weg te nemen? Waar liggen volgens u de overige knelpunten?
Uit de landelijke monitor «Stand van het land», die het Schakelteam tezamen met zijn tussenrapportage op 5 oktober 2017 heeft uitgebracht,3 is op te maken dat Rotterdam samen met de regio Rotterdam Rijnmond – Zuid Holland Zuid vele activiteiten en initiatieven ontplooit om tot een sluitende aanpak voor personen met verward gedrag te komen, onder auspiciën van een regionaal Schakelteam Personen met verward gedrag. De Rotterdamse aanpak «Mensen met verward gedrag» is in juni 2016 vastgesteld en is onderdeel van het gemeentelijk WMO actieprogramma. Er zijn diverse maatregelen genomen om de sluitende aanpak te bereiken. Zo is er sinds september 2016 een 24/7 advies- en meldpunt mensen met verward gedrag waar Rotterdammers hun zorgen kenbaar kunnen maken over mensen in hun omgeving. Daarnaast is ook de ggz-deskundigheid bij wijkteammedewerkers versterkt. Onderdeel van het programma is ook dat overlastregistratie van de politie in relatie tot verward gedrag – waarbij geen directe opvolging van de politie noodzakelijk is, maar die wel aanleiding geven tot zorg – in een frequent overleg tussen de politie en de GGZ worden besproken.
De samenwerking tussen mijn ministerie en het Veiligheidshuis in Rotterdam is goed. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid ondersteunt het Veiligheidshuis in Rotterdam financieel om knelpunten op het gebied van privacy en informatiedeling aan te pakken en bij het ontwikkelen van een persoonsgerichte aanpak voor personen met een ernstig psychiatrische aandoening (EPA). In de brief van 24 november 2017 heeft het kabinet een reactie gegeven op de tussenrapportage van het Schakelteam en aangegeven wat er overal in het land door gemeenten en hun partners en ook door de landelijke overheid wordt gedaan om de sluitende aanpak te helpen realiseren.4
Hoe beoordeelt u, in het licht van de groei van geweld door verwarde mensen, de uitspraak van de directeur van GGZ-Nederland dat behandeling en begeleiding van verwarde mensen in de wijken nu nog onvoldoende is? Ziet u hier een verband? Hoe verloopt in de gemeente Rotterdam het programma tussen de politie en de GGZ waarin politie dagelijks de E33-meldingen doornemen en bespreken welke vervolgstappen nodig zijn?
In navolging van de wijk GGD’ers in de gemeente Vught, zijn, met subsidie van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, 13 gemeenten gestart met pilots waarin mensen van de GGD in de wijk preventief ingrijpen, overlast beperken en voorkomen en indien nodig bemiddelen naar de juiste zorg. Voor een overzicht van verdere acties verwijs ik u naar de al genoemde kabinetsreactie van 24 november 2017.
Het Rotterdamse politie-GGZ programma verloopt in grote lijnen als volgt. Personen met verward gedrag, die zichtbaar zijn geworden vanwege politie-interventie (vastgelegd in de politieregistratie), worden gescreend door de GGZ medewerkers. Als de burger al bekend is bij een zorginstelling, wordt dit onder de aandacht gebracht van de zorginstelling waar deze al cliënt is. Indien de burger niet bekend is binnen de zorg, wordt deze door middel van huisbezoek door een GGZ-medewerker en zo nodig een wijkagent begeleid naar de GGZ, bemoeizorg en/of wijkteam en/of hun eigen netwerk. Er worden indien aan de orde ook beoordelingen gedaan op het politiebureau.
De GGZ medewerkers zijn dagelijks op alle politiebureaus van de gemeente Rotterdam aanwezig en hebben naast het doornemen van de registratie van de meldingen over verward overlastgevend gedrag tevens een consultatieve functie waar veel gebruik van wordt gemaakt binnen de politie.
Wat is de status van het aangekondigde goed werkende systeem voor ondersteuning van mensen met verward gedrag dat uiterlijk 1 oktober 2018 wordt ingevoerd?
Het Schakelteam constateert in de Tussenrapportage van oktober 2017 dat er de afgelopen twee jaar veel is gebeurd in de aanpak van de problemen van mensen met verward gedrag. Het Schakelteam constateert dat er een landelijk dekkend netwerk is gerealiseerd van regionale implementatieteams personen met verward gedrag. In totaal zijn er nu 23 regio’s, waarin gemeenten, verzekeraars, politie, Openbaar Ministerie, ggz, GGD, ambulancezorg en cliëntorganisaties met elkaar samenwerken. Vaak met als basis bestuurlijke afspraken tussen de belangrijkste partijen. Daarnaast heeft ZonMw5 vorig jaar 87 subsidies verleend aan regio’s ter ondersteuning van initiatieven op één of meer van de bouwstenen van het Schakelteam.
Tegelijkertijd is vastgesteld dat er nog veel moet gebeuren en dat (bestuurlijk) commitment van alle betrokken partijen noodzakelijk is om te komen tot een goed werkende aanpak voor ondersteuning van mensen met verward gedrag en te komen tot een inclusieve en veilige wijk voor iedereen. Het Schakelteam komt in april 2018 met een tweede tussenrapportage waarin ook een monitor is opgenomen om de stand van het land van de ondersteuning van mensen met verward gedrag op gemeentelijk niveau weer te geven.
Het bericht ‘Niemand vertelt ons wat’ |
|
Martijn van Helvert (CDA), Chris van Dam (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Niemand vertelt ons wat»?1
Op verzoek van de nabestaanden verleent het Ministerie van Buitenlandse Zaken consulaire bijstand bij overlijden van een Nederlander in het buitenland. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag onderhoudt contact met een contactpersoon van de overledene in Nederland. Indien er nabestaanden verblijven in het land van overlijden onderhoudt de Nederlandse ambassade contact met de nabestaande(n) ter plaatse. De ambassade houdt daarnaast contact met de lokale autoriteiten.
Bij bijstand na overlijden gaat het in de regel om het ondersteunen bij de repatriëring van het stoffelijk overschot naar Nederland, het opvragen van overlijdensaktes of politie- en autopsierapporten. Indien een overlijden aanleiding geeft tot een lokaal politieonderzoek kan het ministerie op verzoek van de nabestaanden de voortgang van het onderzoek volgen en waar nodig de lokale autoriteiten, die verantwoordelijk zijn voor het onderzoek, vragen om een voortvarende behandeling. Nederland kan zich niet mengen in een politieonderzoek door buitenlandse autoriteiten naar een zaak die zich in het buitenland heeft afgespeeld.
Slachtofferhulp Nederland kan slachtoffers van een misdrijf of een ongeval na terugkeer in Nederland emotionele en praktische steun bieden en ook beperkte juridische bijstand. Indien nabestaanden dit wensen, brengt het ministerie hen in contact met Slachtofferhulp.
De dood van Ivana Smit in Kuala Lumpur is dramatisch. Ik hoop dat er snel helderheid komt voor de nabestaanden over wat er is gebeurd. De Maleisische autoriteiten onderzoeken de toedracht. Ook het Nederlands Openbaar Ministerie beziet of feiten en omstandigheden aanleiding geven tot het starten van een strafrechtelijk onderzoek.
De nabestaanden van Ivana Smit hebben consulaire bijstand ontvangen langs bovenstaande lijnen. De Nederlandse ambassade in Kuala Lumpur heeft na 7 december jl. al het mogelijke gedaan om de nabestaanden bij te staan en te bemiddelen tussen hen en de Maleisische autoriteiten. De vragen en zorgen van de nabestaanden zijn door de ambassade aan de Maleisische autoriteiten overgebracht en er is daarbij aangedrongen op een zorgvuldig en voortvarend onderzoek. Verdere details deelt het ministerie steeds met de nabestaanden. Deze hebben via hun contactpersoon aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken, in lijn met wat de advocaat van de familie in de media heeft gemeld, laten weten tevreden te zijn met de consulaire bijstand die het ministerie heeft gegeven na het overlijden en bij de overbrenging van het lichaam van Ivana Smit naar Nederland.
Kunt u aangeven hoe de nabestaanden begeleid en ondersteund worden door de Nederlandse regering?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe draagt de Nederlandse regering bij aan de ondersteuning van het politieonderzoek in Maleisië?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom is er geen contactpersoon voor nabestaanden van slachtoffers van misdrijven in het buitenland?
Zie antwoord vraag 1.
Ziet u verdere ruimte voor verbetering wat betreft de ondersteuning van nabestaanden van slachtoffers van misdrijven in het buitenland?
Zie antwoord vraag 1.
De incidentmeldingen over de verloven van criminelen |
|
Michiel van Nispen |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Verlof blijkt een zwijnenstal»?1
In de berichtgeving wordt geschreven dat onttrekkingen aan de orde van de dag zouden zijn in penitentiaire inrichtingen en tbs-klinieken. Dit beeld is onjuist. Niet elke piketmelding betreft een incident waarbij een gedetineerde of tbs-gestelde betrokken is of waarbij de justitiabele in kwestie iets te verwijten valt. Het kan bij piketmeldingen ook gaan om een ernstige lekkage of brand in een penitentiaire inrichting. Uit cijfers van de Dienst Justitiële Inrichtingen blijkt dat het aantal onttrekkingen tijdens verlof beperkt is ten opzichte van het totaal aantal verloven.
Desondanks begrijp ik dat een dergelijke boodschap vragen oproept bij uw Kamer alsook bij burgers. Het verlofsysteem is erop gericht justitiabelen begeleid en gecontroleerd te laten terugkeren in de maatschappij. Zij kunnen hierdoor oefenen met herkregen vrijheden en werken aan een stabiel bestaan binnen de samenleving. Re-integratie, en daarmee ook verloftoekenning, voorkomt recidive. Ook bij terugkeer staat de veiligheid van de samenleving voorop. Daarom vindt re-integratie gefaseerd en gecontroleerd plaats. Dat is geen eenvoudige opdracht. Het gaat in de regel om personen met weerbarstige problematiek. Vaak verloopt een re-integratietraject succesvol, maar niet altijd. Risico’s worden ingeschat en daar wordt zo verantwoord en adequaat mogelijk mee omgegaan. Het alternatief, zonder een geleidelijke re-integratie terugkeren, is risicovoller voor de veiligheid.
Om hoeveel incidenten rondom verloven gaat het per jaar? Is het waar dat dit aantal de afgelopen jaren is toegenomen? Zo ja, wat is uw verklaring hiervoor?
Nee, de afgelopen jaren is geen ongewone toename in het aantal incidenten rondom verloven van gedetineerden en tbs-gestelden zichtbaar. De cijfers fluctueren, maar zijn over de gemeten jaren (2012 t/m 2016) stabiel gebleven.
Cijfers van de Dient Justitiële Inrichtingen laten zien dat op jaarbasis circa 900 tbs-verlofmachtigingen worden afgegeven en circa 40.000 tbs-verlofbewegingen plaatsvinden. In 2016 was 32 keer sprake van een tbs-gestelde die niet op tijd is teruggekeerd naar zijn tbs-kliniek. Van de 32 waren er 31 binnen een week terug.
Naar aanleiding van een ongeoorloofde afwezigheid van een tbs-gestelde of het plegen van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, kan de maatregel ‹‹één jaar geen verlof›› worden opgelegd. Zoals mijn ambtsvoorganger uw Kamer in juli 2017 heeft geïnformeerd2, is deze maatregel in 2016 26 maal toegepast. In 12 van de 26 zaken ging het om een strafbaar feit.
Het aantal ongeoorloofde afwezigheden is afgenomen ten opzichte van 2014 en 2015, maar fluctueert wel. Van 39 in 2014, via 50 in 2015 naar, zoals hierboven reeds vermeld, 32 in 2016. Ten aanzien van de maatregel ‹‹één jaar geen verlof›› kan ik uw Kamer melden dat deze in 2015 25 keer is toegepast, waarvan in 12 zaken sprake was van een strafbaar feit.3
2012
2013
2014
2015
2016
57
35
39
50
32
In het gevangeniswezen wordt het aantal verlofbewegingen niet geregistreerd. Wel is bekend hoe vaak verlof wordt verleend. In 2016 is circa 35.000 keer verlof toegekend aan gedetineerden. Verlof kan in duur variëren en, evenals bij de tbs, meerdere verlofbewegingen omvatten.
In 2016 hebben, zo heeft de Dienst Justitiële Inrichtingen mij laten weten, 391 onttrekkingen plaatsgevonden. Ten opzichte van voorgaande jaren, waaronder 2012 (450) en 2014 (382), zie ik dat het aantal onttrekkingen stabiel is met uitzondering van 2015, toen het aantal onttrekkingen lager was dan gemiddeld.
2012
2013
2014
2015
2016
450
398
382
338
391
Hoe wordt op dit moment beoordeeld of iemand toe is aan verlof? Bent u bereid deze procedure tegen het licht te houden en in overleg met het personeel te bezien wat hier aan verbeterd kan worden, gelet op de vele incidenten die kennelijk plaatsvinden tijdens de verloven? Zo nee, waarom niet?
Bij de toekenning van verlof aan gedetineerden wordt een inschatting gemaakt van het risico voor de samenleving en zijn omgeving. Ook wordt gekeken naar de einddatum van de detentie, omdat deze mede bepalend is in welke vrijheden aan de betreffende gedetineerde kunnen worden toegekend.
De interne vrijhedencommissie van de penitentiaire inrichting adviseert, gebaseerd op externe adviezen, positief of negatief over het te verlenen verlof. Bij complexe of gevoelige zaken kan een advies worden afgegeven door het OM, reclassering en/of politie. Bij korte straffen oordeelt de vestigingsdirecteur op basis van de advisering over verlof. Bij lange straffen of bij een negatief advies vanuit het OM wordt het besluit genomen door een selectiefunctionaris van de Dienst Justitiële Inrichtingen.
Ten aanzien van de tbs beoordeelt het behandelteam van de kliniek het behandelverloop. Als wordt ingeschat dat iemand toe is aan verlof wordt een verlofaanvraag ingevuld en getoetst door een interne commissie. Bij goedkeuring wordt deze aan het Adviescollege Verloftoetsing tbs (Avt) om advies gestuurd.
Mede op grond van risicotaxatie, waarvoor wetenschappelijke onderbouwde instrumenten worden gebruikt, vellen de onafhankelijke experts van het Avt een oordeel op basis waarvan de Divisie Individuele Zaken van de Dienst Justitiële Inrichtingen, namens mij, een besluit neemt over verlof.
Het Avt is kort na de inwerkingtreding in 2008 geëvalueerd (2010). Onderzocht is hoe de keten van het tbs-verlof functioneert en wat de rol van het Avt daarin is. Uit de evaluatie kwam naar voren dat de beoordeling van verlofaanvragen procedureel, inhoudelijk en logistiek is verbeterd door de invoering van het Avt.
De kwaliteit en effectiviteit van het verlofsysteem voor zowel gedetineerden als tbs-gestelden heeft continu aandacht. Doorlopend wordt gemonitord hoeveel tbs-gestelden met verlof gaan en hoe hun verlof verloopt. Voorvallen worden geëvalueerd, en indien nodig worden protocollen en procedures aangescherpt.
Hoe verklaart u dat een gedetineerde, bij wie de dag ervoor een mobiele telefoon was aangetroffen waar onbekende nummers mee waren gebeld, de volgende dag toch gewoon op verlof kon met als gevolg dat er een vluchtauto klaar stond?
Nadat de mobiele telefoon was aangetroffen in de kamer van de justitiabele, is dit voorval betrokken bij de risicoafweging ten behoeve van verlof door de inrichting. Dit gaf echter geen aanleiding om het verlof niet door te laten gaan. Wel is ervoor gekozen om een extra begeleider in te zetten. Helaas bleek deze maatregel niet voldoende te zijn om onttrekking te voorkomen. De inrichting heeft geëvalueerd wat er precies is gebeurd en heeft hiervan geleerd om zulke situaties voortaan te voorkomen.
Bent u bereid het gehele systeem van verloven in (jeugd)gevangenissen en tbs-klinieken, van beoordeling en verlofverlening tot uitvoering en evaluatie hoe het verlof verlopen is, kritisch tegen het licht te houden en te laten onderzoeken of er verbeterpunten zijn, zodat criminelen veiliger terug kunnen keren in de samenleving? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kan de Kamer de resultaten van dit onderzoek verwachten?
Zie antwoord vraag 3.
De uitzending van Zembla ‘Verdachte ouders’ |
|
Vera Bergkamp (D66), Rens Raemakers (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitzending «Verdachte ouders» van Zembla? Wat is uw reactie hierop?1
De uitzending van Zembla is mij bekend. Het vaststellen of er sprake is kindermishandeling – in welke vorm dan ook – is meestal niet eenvoudig. Het gaat vaak om complexe zaken, zoals ook in het geval van een vermoeden van Münchhausen by proxy (MBP) / Pediatric Condition Falsification (PCF). Dit vraagt om een zorgvuldige aanpak en maatwerk, waarbij het belang van het kind voorop staat.
Deet u de mening dat dat Munchausen by proxy/PCF een vreselijke vorm van kindermishandeling is, die moeilijk te bewijzen is maar wel voorkomt?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beoordeelt u de stijging van de hoeveelheid meldingen van Munchausen by proxy bij Veilig Thuis? Is er wetenschappelijk onderzocht hoeveel gevallen van Munchausen by proxy/PCF er jaarlijks zijn in Nederland?
In 2016 zijn in totaal bij alle Veilig Thuis-organisaties (VT-organisaties) 84.225 meldingen van (een vermoeden van) huiselijk geweld of kindermishandeling gedaan. Bij 15.470 van deze meldingen is in dat jaar een onderzoek gestart en afgerond. 99 van deze gevallen betroffen een melding van (een vermoeden van) MBP/PCF.
Er zijn nog geen vergelijkbare cijfers over 2017 beschikbaar. Hierdoor is het niet mogelijk te beoordelen in hoeverre er al dan niet sprake is van een (structurele) stijging.
Er is in Nederland geen wetenschappelijk onderzoek gedaan naar het voorkomen van MBP/PCF.
Deelt u de mening dat de beschuldiging van Munchausen by proxy/PCF verstrekkende gevolgen kan hebben voor zowel ouders als kinderen? Bent u het ermee eens dat daarom grondig onderzoek nodig is om andere ziektebeelden uit te sluiten?
Wanneer er sprake is van een melding van een (vermoeden van) kindermishandeling en er volgt een onderzoek, is dat ingrijpend voor zowel de kinderen als de ouders. Dit geldt uiteraard ook voor een melding van MBP/PCF. Een zorgvuldig en grondig feitenonderzoek is dan van groot belang. Professionals dienen daarbij ondersteund te worden omdat zij voor een moeilijke opgave staan. Zie verder de beantwoording bij de vragen 5, 6 en 7.
Geeft Veilig Thuis voorlichting aan artsen over Munchausen by proxy/PCF?
De VT-organisaties geven voorlichting over de werkwijze van Veilig Thuis. Wanneer er voorlichting aan artsen wordt gegeven, kan MBP/PCF als onderwerp ter sprake komen, net als andere vormen van kindermishandeling.
Daarnaast heeft Veilig Thuis vorig jaar samen met de Politie, het Openbaar Ministerie (OM), de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en de Reclassering een handreiking uitgebracht voor professionals over de samenwerking hoe te komen tot een zorgvuldige afweging bij zaken waar mogelijk sprake is van MBP/PCF2.
Worden artsen ondersteund bij vermoedens van Munchausen by proxy/PCF? Hoe kunnen artsen verdere ondersteuning krijgen bij vermoedens van Munchausen by proxy/PCF?
Artsen worden ondersteund. Een arts die een vermoeden van MBP/PCF onderzoekt, moet in ieder geval zijn of haar vermoedens toetsen bij een gespecialiseerde collega, kinderarts en/of vertrouwensarts (conform de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling).
Veilig Thuis ondersteunt artsen wanneer zij advies vragen of een melding doen. Artsen en Veilig Thuis kunnen ook het Landelijk expertisecentrum kindermishandeling (LECK) inschakelen voor forensisch-medische expertise bij kinderen. Dit gebeurt in de praktijk ook. Ook bij vermoedens van MBP/PCF. Elke beoordeling door het LECK wordt verricht door zowel een gespecialiseerd kinderarts als een gespecialiseerd forensisch arts van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en daarnaast wekelijks getoetst door alle LECK-artsen. Op het moment dat er sprake is van een opsporingsonderzoek en een
(letsel-)rapportage moet worden opgemaakt door een forensisch arts, zijn er specifieke landelijke afspraken over inschakeling van het NFI. Vermoedens van MBP/PCF worden direct voorgelegd aan de forensisch arts van het NFI, waarna de betrokken professionals, in lijn met de in vraag 5 genoemde handreiking, gezamenlijk onderzoeken of deze vermoedens al dan niet kunnen worden bewezen. Als de uitkomst van dit onderzoek daartoe aanleiding biedt, stemmen zij vervolgens af wat er na het onderzoek moet gebeuren om de veiligheid van het kind te waarborgen. Zie verder het antwoord op vraag 8.
Is het mogelijk dat bij een melding een verslag wordt gemaakt door een multidisciplinair team, bestaande uit bijvoorbeeld een huisarts en een arts kindergeneeskunde, en deze rechtstreeks verstuurd wordt aan de rechter?
Veilig Thuis werkt via vastgestelde protocollen. Het besluit om de melding in onderzoek te nemen en het opstellen van het plan van aanpak worden in intercollegiaal overleg en bij complexe casuïstiek in multidisciplinair overleg uitgevoerd. Meldingen van MBP/PCF worden onderzocht op basis van landelijke vastgestelde richtlijnen die gezamenlijk met andere medische beroepsgroepen zijn ontwikkeld (zoals de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde) en de meldingen worden altijd multidisciplinair beoordeeld.
Als daarbij kinderen ernstige schade dreigen op te lopen en als vrijwillige hulpverlening niet toereikend is om hun veilige ontwikkeling te bevorderen, leidt Veilig Thuis de zaak door naar de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK).
De RvdK is op grond van art. 3.1 Jeugdwet en art. 1: 255 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek verantwoordelijk voor de toegang naar de rechter, waar het verzoeken tot kinderbeschermingsmaatregelen betreft. Het is dus niet mogelijk dat individuele hulpverleners of een multidisciplinair team zich rechtstreeks tot de rechter wenden. De RvdK voert onderzoeken uit naar de noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel, namens de rijksoverheid, onafhankelijk en in de rol van verzoeker aan de kinderrechter. De RvdK kan in het kader van het onderzoek informatie bij derden (bijvoorbeeld van de betrokken huisarts of arts kindergeneeskunde) opvragen.
De rechter toetst verzoeken om een beschermingsmaatregel en spreekt al dan niet een maatregel uit. De rechter beoordeelt dergelijke verzoeken altijd mede op basis van de rapportage die hij ontvangt van de RvdK.
Welke acties gaat u ondernemen na het zien van de uitzending? Bent u bereid in overleg te treden met kinderartsen, forensische artsen, vertrouwensartsen van Veilig Thuis en deskundigen over Munchausen by proxy/PCF? Bent u bereid met de Raad voor de Kinderbescherming naar aanleiding van de uitzending te overleggen? Zo ja, kunt u de Kamer hierover informeren? Zo nee, waarom niet?
Zoals uit de beantwoording van de vragen 5 en 6 naar voren komt, worden professionals al op verschillende manieren ondersteund hoe om te gaan met MBP/PCF. Ook hebben zij de samenwerking opgezocht, juist omdat het gaat om zulke complexe problematiek. Dat waardeer ik zeer. Verder loopt het traject rondom waarheidsvinding in de justitiële keten (zie verder vraag 9 en 10). Met de betrokken partijen wil ik graag in overleg over de vraag of dit alles hen voldoende ondersteuning biedt of dat er nog aanvullende behoeften zijn. Uiteraard ben ik bereid de Tweede Kamer te informeren over de uitkomsten van dit overleg.
Vindt u ook dat de uitzending van Zembla het belang van waarheidsvinding in de justitiële jeugdketen aantoont?
De uitzending laat zien dat maatregelen zoals ondertoezichtstelling, gezagsbeëindiging en uithuisplaatsing voor kinderen en hun ouders zeer ingrijpend zijn. Daarom is het essentieel dat dergelijke ingrijpende besluiten onderbouwd zijn en worden genomen op basis van een zorgvuldig feitenonderzoek. Hiermee zijn de belangen van de kinderen en van hun ouders gediend.
Wat is de laatste stand van zaken omtrent het Actieplan Waarheidsvinding, waartoe de motie-Bergkamp opriep, en wanneer kan de Kamer dit actieplan verwachten?2
Het Landelijk Overleg Cliëntenraden (LOC) heeft de afgelopen periode 5 regionale bijeenkomsten georganiseerd waarin gezinsvoogden, raadsonderzoekers, kinderrechters, advocaten en ouders/jongeren met elkaar in dialoog zijn gegaan over verbeteringen van het feitenonderzoek in de jeugdbescherming. Deze regiobijeenkomsten zijn afgesloten met een landelijk congres, op 10 november 2017.
De opbrengsten van de regiobijeenkomsten én het landelijke congres vormen de input voor het gezamenlijk op te stellen actieplan waarheidsvinding, dat in het voorjaar van 2018 aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden. Veilig Thuis gaat aansluiten bij dit traject.
Het onderzoek 'Veiligheidsrisico’s jaarwisseling' |
|
Monica den Boer (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het rapport «Veiligheidsrisico’s jaarwisseling» van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV)?
Ja.
Bent u het eens met de stelling van de OVV dat een Europese aanpak van illegaal vuurwerk effectief is? Waarom wel of waarom niet?
Welke inspanningen verricht Nederland ten aanzien van de verruiming van de EU-Pyrorichtlijn? Hoe beoordeelt u de inspanningen van Nederland ten aanzien van de aanpassing van EU-regelgeving, bijvoorbeeld ter voorkoming dat professioneel vuurwerk in handen komt van de consument en ter inperking van de productie en kracht van dit vuurwerk?
Hoe duidt u de observatie in het onderzoeksrapport van de OVV dat er (nog) onvoldoende draagvlak onder de lidstaten bestaat voor de aanpassingen van EU-regelgeving? Wat zijn de concrete inspanningen van Nederland om dit draagvlak onder de lidstaten te vergroten?
Kunt u de Kamer een overzicht doen toekomen van de activiteiten van de Europese Commissie ten behoeve van het toezicht dat wordt uitgeoefend op de naleving van de EU-Pyrorichtlijn? Is er zicht op het aantal meldingen dat de lidstaten aan de Europese Commissie doen over illegaal vuurwerk? Zo ja, kunt u dit aan de Kamer doen toekomen?
Hoe beoordeelt u de effectiviteit van multidisciplinaire Europese samenwerking in de grensoverschrijdende aanpak van illegaal vuurwerk, zoals de samenwerking van politie, douane, en de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst (FIOD) met zusterdiensten in andere EU-Lidstaten?
Ziet u een rol weggelegd voor de EU-politiedienst Europol in de aanpak van illegaal vuurwerk? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Ziet u mogelijkheden om de productie en handel in illegaal vuurwerk op EU-niveau te vervlechten in het programma EMPACT? Bent u het eens dat met een gezamenlijke aanpak via EMPACT de professionalisering en uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot illegaal vuurwerk kan verbeteren?
Bent u bekend met de constatering uit het onderzoeksrapport van de OVV dat «vuurwerktoerisme vanuit Nederland een jaarlijks terugkerend fenomeen» is? Wat is de frequentie en intensiteit van selectieve grenscontroles met betrekking tot illegaal vuurwerk aan de binnengrenzen met België en Duitsland?
Gezien de herkomst van veel illegaal vuurwerk uit China, verricht u extra inspanningen om langs de weg van bilaterale samenwerking of samenwerking via de EU de handelsstroom aan een meer effectieve controle te onderwerpen, zowel preventief als reactief? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Welke mogelijkheden ziet u in tracking- en tracingtechnologie om illegaal vuurwerk dat via internet wordt besteld te identificeren en te onderscheppen binnen de EU?
Gestolen data van Übergebruikers |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Data 174.000 Nederlandse Ubergebruikers gestolen»?1
Ja.
Klopt het dat een bedrijf datalekken bij de Autoriteit Persoonsgegevens moet melden en in het geval het persoonsgegevens betreft ook de getroffen personen daarvan op de hoogte moet stellen? Zo nee, waarom klopt dat niet?
Ja, het klopt dat een bedrijf datalekken onmiddellijk moet melden aan de Autoriteit persoonsgegevens als dit leidt tot een aanzienlijke kans op ernstige nadelige gevolgen voor de bescherming van persoonsgegevens of als het ernstige nadelige gevolgen heeft voor de bescherming van persoonsgegevens. Dit staat in artikel 34a, eerste lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens. De verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens, in dit geval het bedrijf Über, is verplicht de persoonsgegevens die worden verwerkt te beveiligen tegen verlies en onrechtmatige verwerking. Deze verplichting is opgenomen in artikel 13 van de Wet bescherming persoonsgegevens. Een inbreuk op de beveiliging die een ernstig datalek tot gevolg heeft, moet worden gemeld aan de Autoriteit persoonsgegevens.
Een datalek heeft per definitie betrekking op persoonsgegevens. De verantwoordelijke moet ook de getroffen personen onverwijld inlichten als het datalek waarschijnlijk ongunstige gevolgen zal hebben voor hun persoonlijke levenssfeer. Dit zal in ieder geval aan de orde zijn als het persoonsgegevens van gevoelige aard betreft, bijvoorbeeld medische of strafrechtelijke gegevens. De meldplicht aan betrokken personen staat in artikel 34a, tweede lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens. Volgens het zesde lid van dit artikel geldt de meldplicht aan betrokkenen niet in het geval dat de verantwoordelijke passende technische beschermingsmaatregelen heeft genomen waardoor de betreffende persoonsgegevens onbegrijpelijk of ontoegankelijk zijn voor eenieder die geen recht heeft op kennisname van die gegevens.
Door de wettelijke meldplicht wordt dus veiliggesteld dat de Autoriteit persoonsgegevens en getroffen personen in kennis worden gesteld van ernstige datalekken. Volledigheidshalve wijs ik erop dat de meldplicht voor datalekken ook zal gelden na de inwerkingtreding van de Algemene Verordening Gegevensbescherming op 25 mei 2018.
Zoals uw Kamer bekend is, heeft de Autoriteit persoonsgegevens op haar website aangegeven op 22 november 2017 een datalekmelding van Über te hebben ontvangen. De melding wordt op dit moment onderzocht.
In hoeverre is het aan een bedrijf zelf om vast te stellen of er sprake is van een datalek dat bij de Autoriteit Persoonsgegevens moet worden gemeld?
De wettelijke meldplicht inzake datalekken richt zich tot de verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens. De verantwoordelijke is degene die, alleen of tezamen met anderen, het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt (artikel 1, onderdeel d, van de Wet bescherming persoonsgegevens). Een bedrijf dat persoonsgegevens verwerkt, dient dus zelf vast te stellen of er sprake is van een datalek dat bij de Autoriteit persoonsgegevens moet worden gemeld.
Hoe kan worden voorkomen dat een bedrijf vanwege bedrijfsbelangen datalekken niet meldt?
De wettelijke verplichting tot het melden van ernstige datalekken, zoals beschreven onder antwoord 2), geldt onverkort voor alle bedrijven en organisaties die persoonsgegevens verwerken. Zij zijn derhalve verplicht melding te doen van ernstige datalekken.
Het is de taak van de Autoriteit persoonsgegevens toezicht te houden op de naleving van de wettelijke regels voor de bescherming van persoonsgegevens. De Autoriteit persoonsgegevens is bevoegd om onderzoek te doen naar mogelijke overtredingen van de wet. Dit is geregeld in artikel 60 van de Wet bescherming persoonsgegevens. In het geval de Autoriteit persoonsgegevens van oordeel is dat er sprake is van overtreding van de wet, is zij bevoegd om handhavend op te treden. De Autoriteit persoonsgegevens kan een last onder bestuursdwang opleggen die gericht is op het beëindigen van de overtreding. De Autoriteit persoonsgegevens is ook bevoegd een bestuurlijke boete op te leggen, waaraan in bepaalde gevallen een bindende aanwijzing vooraf kan gaan.
Dit handhavingsinstrumentarium is neergelegd in de artikelen 65 en 66 van de Wet bescherming persoonsgegevens.
Deelt u de mening dat een bedrijf waarvan persoonsgegevens van klanten gestolen worden, ter wille van de bescherming van hun klanten, melding zou moeten maken, zelfs al zouden zij daartoe volgens wet- of regelgeving niet toe verplicht zijn? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De Wet bescherming persoonsgegevens, en straks de Algemene Verordening Gegevensbescherming en de bijbehorende uitvoeringswetgeving, biedt een hoog beschermingsniveau ter zake van de verwerking van persoonsgegevens en het beschermen van individuen tegen de onrechtmatige verwerking van hun gegevens.
Zoals vermeld in het antwoord op vraag 2), moet de verantwoordelijke ernstige datalekken die waarschijnlijk ongunstige gevolgen hebben voor de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen, melden aan de Autoriteit persoonsgegevens en aan getroffen personen.
Mocht een bedrijf een ernstig datalek niet melden aan getroffen personen, voorziet de Wet bescherming persoonsgegevens (artikel 34a, zevende lid) in een mogelijkheid voor de Autoriteit persoonsgegevens om – indien zij van oordeel is dat het datalek waarschijnlijk ongunstige gevolgen voor de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen zal hebben – van het bedrijf te verlangen dat het getroffenen alsnog in kennis stelt van het datalek.
Getroffen personen dienen in beginsel op individuele basis te worden geïnformeerd over het datalek en wat zij kunnen doen om de negatieve gevolgen van het datalek te beperken, zoals het wijzigen van gebruikersnamen en wachtwoorden. Daarnaast kan er aanvullend een algemene voorlichting worden gegeven, bijvoorbeeld op de website van het bedrijf.
De wettelijke regeling over het melden van datalekken aan getroffen personen waarbij hun persoonlijke levenssfeer in negatieve zin kan worden beïnvloed, zorgt ervoor dat betrokkenen zo snel mogelijk en zo volledig mogelijk worden geïnformeerd.
Kunt u de Kamer op de hoogte stellen van de uitkomst van het onderzoek van de Autoriteit Persoonsgegevens naar Über?
Gelet op de onafhankelijke positie van de Autoriteit persoonsgegevens rapporteert zij uit eigen beweging over de uitkomsten van haar onderzoek. De Autoriteit persoonsgegevens maakt de definitieve bevindingen, met uitzondering van bevindingen in het kader van een boeteonderzoek, na vaststelling daarvan openbaar. De handelwijze over de openbaarmaking van de uitkomst van onderzoeken, is terug te vinden in de Beleidsregels openbaarmaking Autoriteit persoonsgegevens die zijn gepubliceerd op haar website.
Het bericht ‘Brede onrust na aanval op joods restaurant’ |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV), Sietse Fritsma (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u aangeven waarom iemand die een brandende vloeistof richting een moskee gooit wel vervolgd wordt voor een terroristisch misdrijf en deze antisemitische terrorist slechts een paar uurtjes heeft vastgezeten en slechts vernieling ten laste wordt gelegd?1 2
Zoals bij u bekend is het aan het OM om te besluiten over de vervolging van de verdachte en daarbij een strafeis te formuleren. Daarna is het aan de rechter om te oordelen over de schuldigverklaring en bij een schuldigverklaring over de op te leggen sanctie. In die onafhankelijke oordeelsvorming en verantwoordelijkheden van de officier van justitie en rechter past mij als Minister geen rol.
Bij brief van 15 december jl.3 heb ik de Kamer reeds meegedeeld dat op 20 december 2017 een zitting plaatsvindt, waarbij de verdachte terecht staat op verdenking van vernieling en diefstal. Inmiddels kan ik meedelen dat de meervoudige kamer van de rechtbank, die de zaak op 20 december 2017 in behandeling heeft genomen, de zaak heeft aangehouden voor nader onderzoek. Voor het overige doe ik geen uitlatingen over deze individuele zaak.
Waarom heeft u niet opgetreden tegen deze daad van terreur door ervoor te zorgen dat deze terrorist vervolgd wordt voor het plegen van een terroristisch misdrijf in plaats van vernieling en diefstal? Was u soms te druk met het herschrijven van een WODC-onderzoek?
Zie antwoord vraag 1.
Beseft u dat u, door deze terrorist niet te vervolgen voor een terroristisch misdrijf, de deur open zet voor nieuwe aanslagen op joodse doelwitten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe is het mogelijk dat deze persoon verblijfsrecht in Nederland heeft gekregen? Om wat voor verblijfsrecht gaat het, en wanneer wordt dat ingetrokken?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat deze terrorist opgepakt wordt, vervolgd wordt voor het plegen van een terroristisch misdrijf, en na het uitzitten van zijn nog op te leggen straf het land uitgezet wordt, en ervoor te zorgen dat deze gevaarlijke terrorist nooit meer voet op Nederlandse bodem zal zetten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht 'Politie kiest voor nieuwe definitie van etnisch profileren' |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Politie kiest voor nieuwe definitie van etnisch profileren»?1
Ja.
Bent u bekend met het rapport dat in opdracht van Politie en Wetenschap is opgesteld waarin is geconcludeerd dat van bewuste discriminatie geen sprake is?
Ja.
Bent u van mening dat het uitvoeren van controles gebeurt op basis van een optelsom van omstandigheden, zoals onder andere tijdstip, locatie en gedrag? Zo ja, deelt u de mening dat er dus geen sprake is van het uitvoeren van controles enkel en alleen op basis van huidskleur? Zo nee, waar baseert u dat dan op?
Van de politie wordt verwacht dat zij door proactief optreden probeert om criminaliteit vroegtijdig te voorkomen en te ontmoedigen. Adequaat proactief optreden vergt vakmanschap: observatievermogen, beoordelingsvermogen en het vermogen om op een juiste manier op te treden. Het rapport «Boeven vangen – een onderzoek naar proactief politieoptreden» van Politie en Wetenschap richt de aandacht op de wijze waarop agenten gebeurtenissen uit het straatbeeld selecteren en als relevant voor hun werk interpreteren.
Volgens dit rapport is etniciteit een factor die meeweegt bij het selecteren door politiemensen van verdachte situaties. In het rapport staat niet dat de politie als werkwijze, dus bewust en structureel, etnisch profileert. Het voorkomen van etnisch profileren, ook onbewust en incidenteel, is van cruciaal belang voor de legitimiteit van het optreden van de politie, het maatschappelijk vertrouwen van een ieder in de politie en effectief politieoptreden. Onderscheid maken zonder objectieve rechtvaardiging bij (proactief) politieoptreden is ontoelaatbaar.
Het uitvoeren van proactieve controles doen agenten vaak op basis van professionele intuïtie die naar hun mening is gevormd door praktijkervaring, er vindt echter weinig reflectie plaats of dat ook terecht is. Politiemedewerkers blijken zich er vaak niet van bewust te zijn wat een staandehouding voor mensen in het algemeen en personen met een andere etnische achtergrond in het bijzonder betekent.
De politie heeft daarom een handelingskader proactief controleren ontwikkeld om het uitvoeren van een proactieve controle te professionaliseren. Met de toepassing van het handelingskader worden de politiemedewerkers zich bewust van de impact van hun handelen tijdens een controle. Het handelingskader geeft de principes voor een goed uitgevoerde proactieve controle. Het uitvoeren van een proactieve controle dient te geschieden op basis van objectiveerbare gronden als waarneembaar gedrag, feiten en omstandigheden (zoals tijdstip en locatie).2
Het handelingskader maakt onderdeel uit van een pakket aan aanvullende maatregelen om etnisch profileren tegen te gaan.3
Deelt u de mening dat bewustwording bij werk in uitvoering geen probleem is, maar het impliciet insinueren dat de politie etnisch profileert wel? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat de nieuwe definitie onwerkbaar is, vanwege het woord «mede», waarbij het irrelevant is dat het tussen haakjes is geplaatst? Zo nee, waarom niet?
Het handelingskader proactief controleren beschrijft de vier basisprincipes van een goed uitgevoerde, proactieve controle. Het handelingskader is door de politie zelf opgesteld en wordt door mij daarmee verondersteld in de politiepraktijk werkbaar te zijn. In een voetnoot is gedefinieerd wat in het handelingskader onder etnisch profileren wordt verstaan. Deze definitie dient in de context van het gehele handelingskader te worden bezien. Zo stelt het handelingskader onder meer: «Onderscheid maken op grond van uiterlijke kenmerken, zoals huidskleur, afkomst of religie mag uitsluitend als daarvoor een objectieve rechtvaardiging bestaat. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een signalement van de dader.»
Deelt u de mening dat de nieuwe definitie ook onwerkbaar is vanwege het onderdeel «zonder goede en geldige reden»? Zo ja, bent u bereid om in overleg te gaan met de korpsleiding om er voor te zorgen dat deze nieuwe definitie niet gebruikt zal worden, dan wel op zijn minst zal worden aangepast? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Als u wel van mening bent dat de nieuwe definitie werkbaar is, wat moet er dan worden verstaan onder «goede» en waarom is het gekoppeld door het gebruik van «en» aan een geldige reden? Wie bepaalt wat een «goede reden» is?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht ‘Kinderlokker krijgt wéér tbs en een celstraf’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Kinderlokker krijgt wéér tbs en een celstraf»?1
Ja.
Hoe is het mogelijk dat deze gevaarlijke pedofiel, de Eindhovenaar Jack S., direct na zijn tbs opnieuw kon toeslaan? Was er geen toezicht op deze man? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wie was er verantwoordelijk voor het toezicht?
De rechter heeft de tbs-maatregel in oktober 2015 beëindigd aangezien de rechter verlenging van de tbs-maatregel niet langer noodzakelijk achtte met het oog op de veiligheid. Aansluitend heeft de rechter betrokkene een voorwaardelijke BOPZ-machtiging opgelegd voor de duur van zes maanden. Dat houdt in dat betrokkene zich van de rechter aan bepaalde voorwaarden moet houden. Houdt de betrokkene zich niet aan de voorwaarden of is er toch nog sprake van gevaar voor de samenleving, dan kan de geneesheer-directeur beslissen tot gedwongen opname.
Omdat tijdens de toepassing van een BOPZ-machtiging geen sprake is van een strafrechtelijk kader, is er geen toezicht van de reclassering.
Deelt u de mening dat de tbs die Eindhovenaar Jack S. eerder opgelegd heeft gekregen blijkbaar totaal niet gewerkt heeft en weggegooid belastinggeld is geweest, aangezien hij direct uit de tbs weer begon met het plegen van zedendelicten? Zo nee, waarom niet?
Deze mening deel ik niet. De tbs-maatregel is in het algemeen een goede en succesvolle maatregel. Dit komt doordat effectieve behandeling voorop staat. Daarnaast kent het tbs-systeem een stapsgewijze toekenning van vrijheden. Recidive kan echter nooit in zijn geheel worden voorkomen en in enkele gevallen, zoals bij de betrokkene, gaat het helaas weer mis. Het alternatief, terugkeren in de samenleving zonder tbs-behandeling, brengt echter meer risico’s voor de veiligheid van de samenleving met zich mee. Ik betreur het niettemin zeer dat betrokkene opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd. Ik leef dan ook intens mee met de slachtoffers.
Wanneer komt u tot het inzicht dat iemand die ná de tbs wederom de fout ingaat, nooit opnieuw tbs maar gewoon een lange celstraf opgelegd zou moeten krijgen?
Het is aan de rechter om per casus de juiste sanctie te bepalen. De beslissing is onder andere afhankelijk van de aard en de ernst van het strafbare feit waarvoor iemand wordt veroordeeld, de omstandigheden van het individuele geval en het advies van gedragswetenschappers.
Hoeveel uitbehandelde tbs’ers zijn de afgelopen 15 jaar weer de fout in gegaan?
De recidivemonitor van het WODC geeft de recidivecijfers van ex-tbs-gestelden (tbs met dwang en tbs met voorwaarden) over perioden van 5 jaar weer. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3, wordt door middel van behandeling gewerkt aan het voorkomen van een nieuw delict. Ik vind het belangrijk dat er blijvend gewerkt wordt aan het terugdringen van de recidivecijfers.
2008–2012
Van de 756 tbs-gestelden die tussen 2008–2012 uitstroomden, pleegde 21 procent binnen 2 jaar na uitstroom weer een delict.
2003–2007
Van de 576 tbs-gestelden die tussen 2003–2007 uitstroomden, pleegde 23,2 procent binnen 2 jaar na uitstroom weer een delict. Van deze groep is ook bekend dat 40 procent binnen zeven jaar na uitstroom weer een delict pleegde.
Het bericht ‘Incasso-oplichting blijft ongemoeid’ |
|
Jasper van Dijk , Michiel van Nispen |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Incasso-oplichting blijft ongemoeid»?1
Ja.
Hoe verklaart u dat incassobureaus jarenlang onterecht kosten in rekening kunnen brengen bij hun schuldenaren, oplopend tot wel 500 euro? Waarom is er niet ingegrepen?
Het onterecht kosten in rekening brengen is wettelijk niet toegestaan; crediteuren moeten zich houden aan de vaste bedragen op grond van de staffel uit de Wet Incassokosten (WIK). Meer mogen zij niet in rekening brengen. Wat eventueel teveel is betaald door de debiteur, dus boven de wettelijke maxima, kan als onverschuldigd betaald worden teruggevorderd. De toets of een incassobureau de berekening juist toepast is in eerste instantie aan diegene die een betalingsverzoek krijgt. Dat is niet altijd even eenvoudig. Daarom bevat (onder andere) de site www.consuwijzer.nl naast informatie over incassokosten ook een rekenhulp incassokosten. Daarmee kan iemand nagaan wat de maximale incassokosten en rente mogen zijn. Als het incassobureau niet bereid blijkt om de wet juist toe te passen, dan kan de debiteur een civiele rechtszaak beginnen en zal er tijdens de kantonzitting een WIK-toets plaatsvinden.
Als het gaat om toezicht moet onderscheid gemaakt worden tussen een incassokantoor en een gerechtsdeurwaarderskantoor. Een gerechtsdeurwaarder valt onder het integraal toezicht van het Bureau Financieel Toezicht (BFT), een incassokantoor niet. Een gerechtsdeurwaarder met een geïntegreerde incassopraktijk valt eveneens onder het toezicht van het BFT. Artikel 20, lid 3, sub c Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt namelijk dat een gerechtsdeurwaarder nevenwerkzaamheden mag verrichten, waaronder het innen van gelden voor derden. Het gaat in onderhavige casus om gerechtsdeurwaarders.
De controle of een gerechtsdeurwaarder de incassokosten juist doorberekent, valt sinds 1 juli 2016 onder het toezicht van het BFT. Het BFT is in de uitoefening van zijn toezichtstaak afhankelijk van een juiste, volledige, tijdige en actieve aanlevering van gegevens door degene die onder toezicht staan. Er is naar het oordeel van het BFT in deze casus sprake geweest van het opgeven van onjuiste cijfers, waardoor de toezichthouder geruime tijd is misleid. Het BFT heeft echter wel degelijk ingegrepen, zoals ook uit onderstaande antwoorden blijkt.
Klopt het dat noch het Openbaar Ministerie (OM), noch de curator, noch Bureau Financieel Toezicht in deze zaak actie hebben ondernomen? Zo ja, hoe verklaart u dat?
Het BFT heeft vanuit de wettelijke toezichtstaak vragen gesteld naar aanleiding van de door de gerechtsdeurwaarders ingediende kwartaalgegevens. Het BFT heeft vervolgens het onderzoek gedaan, de spoedschorsing van de gerechtsdeurwaarders aangevraagd en de tuchtklacht aangebracht. Naar aanleiding van de tuchtklacht van het BFT is er op 7 maart 2017 door de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam uitspraak gedaan en zijn de gerechtsdeurwaarders ontzet uit hun ambt (zie ECLI:NL:TGDKG:2017:25). Er is geen beroep ingesteld. Het BFT heeft vervolgens toezicht gehouden op de waarnemer en de afwikkeling.
Het Openbaar Ministerie raakte oktober 2017 bekend met de kwestie van deurwaarderskantoor BSR omdat de waarnemend deurwaarder van het inmiddels failliete BSR contact opnam met het College van procureurs-generaal. Vanaf dat moment heeft het College onderzocht wat er vóór oktober 2017 is gebeurd met betrekking tot deze zaak en is het College de waarnemend deurwaarder behulpzaam geweest bij het onder de aandacht brengen van de zaak bij de betrokken partijen. Vervolgens hebben de waarnemend deurwaarder en het BFT gezamenlijk aangifte gedaan tegen de deurwaarders van het failliete BSR. Deze aangifte is momenteel in behandeling bij het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie.
De Autoriteit Consument & Markt heeft in deze specifieke zaak geen rol gehad.
Waarom zijn de aangiften tegen betreffende deurwaarders niet in behandeling genomen?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft het OM voldoende capaciteit voor dergelijke zaken?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is de rol van de Autoriteit Consument & Markt (ACM) in deze geweest? Wat de rol van Bureau Financieel Toezicht?
Zie antwoord vraag 3.
Komen dit soort zaken vaker voor?
Helemaal voorkomen dat er te hoge rekeningen worden verstuurd en vervolgens door de debiteur worden betaald, is in de praktijk zeer moeilijk te realiseren. Indien het BFT aanleiding heeft om te veronderstellen dat gerechtsdeurwaarderskantoren zich schuldig maken aan het stelselmatig en zonder dossiervorming in rekening brengen van onterechte of niet-inzichtelijke kosten c.q. het maken van onnodige kosten, dan zal de toezichthouder daartegen optreden. Een gerechtsdeurwaarder die zo te werk gaat, handelt in strijd met zijn beroepsnormen, en riskeert op zijn minst een tuchtrechtelijke aanpak. Zo is recentelijk in een dergelijke zaak een gerechtsdeurwaarder als ordemaatregel voor zes maanden geschorst in afwachting van de klachtbehandeling. Dossiers als deze vormen een belangrijk speerpunt binnen de wettelijke toezichtstaak. Het BFT zal ook in 2018 binnen zijn capaciteitsmogelijkheden hier extra aandacht aan besteden.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat dit vaker kan gebeuren?
Zie antwoord vraag 7.
De antisemitische terreuractie tegen een Joods restaurant in Amsterdam |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de antisemitische terreuractie tegen een Joods restaurant in Amsterdam?1
Ja.
Was de, volgens getuigen «allahu akbar» roepende, verdachte in beeld bij de diensten en werd hij gevolgd?
Ik kan geen uitspraken doen over individuele gevallen. In algemene zin kan ik u melden dat personen die een dreiging vormen voor de nationale veiligheid nauwlettend in de gaten worden gehouden. Het OM, politie, de inlichtingendiensten en andere betrokken organisaties zijn alert.
Heeft de verdachte daadwerkelijk «allahu akbar» geroepen? Zo ja, deelt u de mening dat het dan een islamitische terreuractie betreft?
Het is aan het OM om te besluiten over de vervolging van de verdachte en daarbij een strafeis te formuleren. Daarna is het aan de rechter om te oordelen over de schuldigverklaring en bij een schuldigverklaring over de op te leggen sanctie. In die onafhankelijke oordeelsvorming en verantwoordelijkheden van de officier van justitie en rechter past mij als Minister geen rol.
Bij brief van 15 december jl.2 heb ik uw Kamer reeds meegedeeld dat op 20 december 2017 een zitting plaatsvindt, waarbij de verdachte terecht staat op verdenking van vernieling en diefstal. Inmiddels kan ik meedelen dat de meervoudige kamer van de rechtbank, die de zaak op 20 december 2017 in behandeling heeft genomen, de zaak heeft aangehouden voor nader onderzoek. Voor het overige doe ik geen uitlatingen over deze individuele zaak.
Welke nationaliteit(en) heeft de verdachte? Is hij een (asiel-)migrant en wat is zijn woonplaats en verblijfsstatus?
Zie antwoord vraag 3.
Gaat u er voor zorgdragen dat de verdachte vervolgd wordt voor terrorisme, zodat de verdachte een zware straf opgelegd kan krijgen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid de dader na het uitzitten van zijn nog op te leggen straf te denaturaliseren, uit te zetten en ervoor zorg te dragen dat hij Nederland nooit meer in komt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid administratieve detentie in te voeren voor personen die op grond van hun gedragingen in verband kunnen worden gebracht met mogelijke terroristische activiteiten of de ondersteuning daarvan? Zo nee, waarom niet?
Administratieve detentie, in de zin van preventieve detentie zonder dat sprake is van een redelijke verdenking, is geen gerechtvaardigde vrijheidsontneming. Het OM beschikt over voldoende wettelijke instrumenten om strafrechtelijk op te treden. Naast het strafrecht bestaan er vreemdelingrechtelijke en andere bestuursrechtelijke maatregelen die de overheid kan nemen. Deze bestuursrechtelijke maatregelen zijn recent uitgebreid met de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding, die reeds enkele malen is toegepast.