Dioxine in diervoeders |
|
Henk van Gerven |
|
Is het mogelijk dat ook in Nederland partijen diervoeders met dioxine worden geleverd? Zo nee, welke garantie kunt u daarvoor geven?1
Voor zover op dit moment bekend en, door de Duitse autoriteiten aangegeven, zijn er geen partijen diervoeders met dioxine geleverd in Nederland.
Welke maatregelen zijn er genomen sinds het dioxineschandaal met veevoer in 1999?
Tot eind 2004 was het toezicht op de diervoederregelgeving in handen van het Productschap Diervoeders. Daartoe was in productschapverordeningen uitvoering gegeven aan de Europese richtlijnen ten aanzien de productie, opslag en distributie van diervoeders. Vanaf 2004 wordt via de kaderwet Diervoeders uitvoering aan de Europese regelgeving gegeven en houdt de overheid hier zelf toezicht op. Daarnaast zijn er op het Europese vlak een aantal nieuwe verordeningen van kracht waaronder de Diervoederhygiëneverordening (nr. (EG) 183/2005). De belangrijkste aspecten hiervan zijn de nadrukkelijk eigen verantwoordelijkheid van het diervoederbedrijf voor de veiligheid van haar producten, en de verplichting een Hazard Analyses Critical Control Point (HACCP) plan geïmplementeerd te hebben. Dit laatste moet ervoor zorgen dat het bedrijf de risico’s van grondstoffen en productieproces in kaart brengt en beheerst.
De nVWA houdt toezicht op naleving.
Tevens heeft de diervoedersector het GMP+ kwaliteitssysteem in het leven geroepen. Belangrijke aspecten hierin zijn risicobeoordeling van diervoedergrondstoffen en certificering van bedrijven.
Onderdeel daarvan is dat diervoederbedrijven uitsluitend mogen afnemen van bedrijven die GMP+ gecertificeerd zijn.
Bovendien zijn er nog de initiatieven in de diervoedersector van TrusQ en Safefeed, die specifiek op de risico’s van de inkoop van grondstoffen gericht zijn.
Zowel het overheidstoezicht als het private toezicht binnen de diervoedersector hebben ertoe geleid dat de naleving is verbeterd en de kans op misstanden is verkleind.
Wat zijn de belangrijkste bronnen van dioxine in Nederland? Hoe vindt controle en handhaving hierop plaats?
Er zijn diverse oorzaken van een verontreiniging van diervoeders met dioxine denkbaar. Contact met verbrandingsgassen bij droogprocessen, verontreiniging vanuit de lucht en vroegere vulkanische activiteit bij delfstoffen zijn daarbij bekende voorbeelden.
In de eerste plaats is, zoals ook al is aangegeven bij vraag 2, het diervoederbedrijf verantwoordelijk voor de veiligheid van de geproduceerde diervoeders, en daarmee voor de controle op ongewenste stoffen. De nVWA controleert hierop op basis van het Nationaal Plan Diervoeders. In dit plan heeft de nVWA grondstoffen opgenomen die een potentieel risico vormen voor de dier- en volksgezondheid. Dit Nationaal Plan Diervoeders is openbaar en inzichtelijk op de website van de nVWA.
Hoe is de handhaving en controle op opslag en verkoop van partijen vetten op dioxine in Nederland geregeld?
De nVWA houdt risicogebaseerd toezicht. Alle diervoederbedrijven (productiebedrijven en opslagbedrijven) worden jaarlijks minimaal één keer gecontroleerd. Het Nederlandse bedrijf dat in deze crisis betrokken is, staat onder regulier toezicht van de nVWA.
Daarnaast wordt via het hierboven reeds genoemde Nationaal Plan diervoeders een monitoring uitgevoerd op ongewenste stoffen in diervoeders. In 2011 worden daartoe 550 monsters onderzocht op dioxines. Vetten en oliën maken hier ook deel vanuit (100 monsters).
De partij vetten die via Nederland is verhandeld betreft zogenaamde technische vetten. Dat wil zeggen dat deze vetten niet toegepast mogen worden in diervoeders of in de levensmiddelenindustrie.
Na de melding dat de verontreinigde vetten afkomstig waren uit Nederland heeft de nVWA een uitgebreid (dossier)onderzoek verricht bij de betreffende Nederlandse tussenhandelaar. Uit dit onderzoek van onder andere de vervoersdocumenten en het leveringscontract blijkt dat dit bedrijf de vetten als technisch vet heeft verkocht en dus te goeder trouw heeft gehandeld. Ook de Duitse autoriteiten en de Europese Commissie hebben dit in een eerder stadium geconcludeerd.
Acht u de controle en handhaving op vetten voor de veevoerindustrie voldoende? Zo ja, hoe kon deze partij via Nederland verhandeld worden? Zo nee, welke maatregelen gaat u dan nemen?
Zie antwoord vraag 4.
Is het waar dat er nog altijd niet per ingekochte partij vetten door vetsmelterijen en handelaren in afvalvetten wordt gecontroleerd op dioxine? Zo ja, bent u bereid om per partij ingekochte afvalvetten een dioxinetest te verplichten? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik bij vraag 2 en 3 heb aangegeven is het diervoederbedrijf primair verantwoordelijk voor de veiligheid van de diervoeders die het produceert. Een bedrijf dient de risico’s te beoordelen van haar grondstoffen en eindproduct en deze risico’s te borgen. Dit kan per vet en oorsprong verschillend zijn. De nVWA controleert bij haar inspecties of het diervoederbedrijf, in dit geval de vetsmelterij of handelaar, de risico’s voldoende benoemt en controleert. In geval van nalatigheid op dit vlak riskeert het bedrijf een proces-verbaal of een bestuurlijke maatregel in de vorm van intrekking van de registratie of stilleggen van het bedrijf.
De situatie in Ivoorkust |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
![]() |
Zijn de diplomatieke inspanningen van de Economic Community of West African States (Ecowas) en de Afrikaanse Unie om een oplossing te vinden voor de politieke crisis in Ivoorkust in een impasse terechtgekomen?1
De inspanningen van ECOWAS en de Afrikaanse Unie om een vreedzame oplossing te vinden voor de politieke crisis in Ivoorkust gaan onverminderd voort, ondanks het verschil van inzicht dat bestaat bij een aantal leden binnen ECOWAS en de AU over de aanpak van deze crisis. Hoewel er nog geen concreet uitzicht is op een spoedige oplossing, is het nog te vroeg om te spreken van een impasse.
Deelt u de mening dat deze inspanningen op dit moment de meest vruchtbare manier zijn waarop de internationale gemeenschap haar goede diensten kan aanbieden om ervoor te zorgen dat de verkiezingsuitslag in Ivoorkust door alle partijen wordt aanvaard?
Ja. De inspanningen van ECOWAS en de AU zijn voor Nederland leidend bij het vinden van een vreedzame oplossing van de crisis in Ivoorkust. Nederland zal blijven aandringen op een eensgezinde inzet van de AU en ECOWAS en deze desgevraagd en waar mogelijk in EU verband ondersteunen.
Zo ja, op welke wijze kan de EU bijdragen aan het doorbreken van de impasse waarin deze inspanningen lijken te zijn beland? Ziet u hier een speciale rol voor Hoge Vertegenwoordiger Ashton, of wellicht een groep van ministers van Buitenlandse Zaken van EU-landen, waaronder uzelf, dan wel van het teamvoorzitterschap van de Raad?
Hoge Vertegenwoordiger Ashton heeft op 15 december 2010 een verklaring afgegeven waarin zij de politieke krachten in Ivoorkust oproept de verkiezingsuitslag te respecteren, verantwoordelijkheid te nemen en zich te onthouden van het gebruik van geweld. De EU heeft daarnaast sancties ingesteld. Het betreft in eerste instantie een inreisverbod tegen voormalig president Gbagbo en een aantal personen en organisaties die hem ondersteunen en de bevriezing van hun tegoeden. Op verzoek van president Ouattara hebben de EU en verschillende lidstaten de ambassadeurs zoals benoemd door president Ouattara per direct erkend. De Hoge Vertegenwoordiger ontwikkelt voorstellen om de democratisch gekozen autoriteiten verder te kunnen ondersteunen. De diplomatieke acties die vanuit de EU ondernomen worden, zijn primair gericht op ondersteuning van de initiatieven van ECOWAS en de Afrikaanse Unie.
Kent u het aanbod van de Amerikaanse regering om de heer Gbagbo toe te laten tot de VS, zodat hij zich bij zijn ouders zou kunnen voegen?1 Is er aanleiding voor de EU of individuele lidstaten om te bezien of een dergelijk of soortgelijk aanbod zou kunnen helpen om te impasse te doorbreken? Zo ja, waaruit zou zo'n aanbod kunnen bestaan?
Ik heb kennis genomen van het Amerikaanse aanbod. Nederland pleit voor een oplossing die aangedragen wordt door ECOWAS en de Afrikaanse Unie. Er is onder deze omstandigheden geen aanleiding om een dergelijk of soortgelijk aanbod vanuit de EU of Nederland te doen.
Een bomaanslag op Kopten in Alexandrië |
|
Harry van Bommel |
|
Wat zijn naar het oordeel van de Raad van de Associatieovereenkomst van de EU en Egypte de achterliggende oorzaken («root causes») van religieuze intolerantie in Egypte?1 Deelt u die analyse?
De achterliggende oorzaken («root causes») van de religieuze intolerantie in Egypte worden onder meer gezocht in discriminerend overheidsbeleid ten aanzien van religieuze minderheden. Bijvoorbeeld discriminerende bepalingen en regels voor het bouwen en renoveren van kerken en gebedshuizen. Onvoldoende bescherming van religieuze minderheden door de Egyptische overheid en het achterwege blijven van strafrechtelijke vervolging bij discriminatie of onderdrukking van deze groepen zijn eveneens achterliggende oorzaak van religieuze intolerantie in Egypte.
Deelt u de analyse dat er geen vorderingen zijn gemaakt bij het wegnemen van die oorzaken? Zo ja, wat dient naar uw oordeel te moeten gebeuren? Zo nee, waarom niet?
Inderdaad zouden er meer vorderingen moeten worden gemaakt bij het wegnemen van de achterliggende oorzaken («root causes») van religieuze intolerantie in het Midden-Oosten. Ik heb tijdens mijn gesprek op 11 januari j.l. met de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie, mevrouw Catherine Ashton, daarom gevraagd het recente geweld tegen religieuze minderheden op de agenda te zetten van de Raad Externe Betrekkingen, die op 31 januari a.s. zal plaatshebben. Dan zal worden besproken op welke wijze de EU sterker zou kunnen inzetten op het bevorderen van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en het voorkomen van interreligieus geweld.
Juist het Associatieakkoord en de Egyptische wens de relaties met de EU te intensiveren bieden mogelijkheden om de dialoog met de Egyptische autoriteiten over onderwerpen als democratisering, discriminatie, mensenrechten en vrijheid van godsdienst en levensovertuiging te intensiveren. Het huidige EU-actieplan voor Egypte, waarmee uitvoering wordt gegeven aan hetgeen in het Associatieovereenkomst is afgesproken, zal in de loop van dit jaar worden besproken. Nederland zal daarbij pleiten voor meer aandacht voor deze onderwerpen.
Wat is uw opvatting over de mogelijkheden van de Associatieovereenkomst tussen de EU en Egypte om de oorzaken van discriminatie te helpen wegnemen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de ondemocratische praktijk in Egypte een rol speelt bij de oplopende spanningen in dat land? Zo ja, wat stelt Nederland voor? Zo nee, waarom niet?
Uitsluiting kan leiden tot oplopende spanningen in een land. Nederland steunt daarom initiatieven voor inspraak voor burgers in gemeenteraden, dialoog over burgerschap tussen jeugdleiders met uiteenlopende achtergronden en monitoren van het politieke proces door maatschappelijk organisaties, journalisten en bloggers. Bij de Egyptische autoriteiten pleit Nederland, bilateraal en als onderdeel van de EU, voor meer openheid en participatie in de politieke arena. De afgelopen parlementaire verkiezingen in Egypte voldeden volstrekt niet aan de internationale standaarden die hiervoor gelden.
Deelt u de opvatting dat het Associatieakkoord niet voldoet als middel tot bevordering van democratie in Egypte en het wegnemen van oorzaken van allerlei vormen van discriminatie? Zo ja, wat behelzen de veranderingsvoorstellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De weigering van CanalDigitaal zich aan te sluiten bij een geschillencommissie |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met dat CanalDigitaal als één van de weinige televisieproviders al jaren weigert zich aan te sluiten bij een geschillencommissie?1
Het is mij bekend dat CanalDigitaal als aanbieder van televisiediensten niet is aangesloten bij een geschillencommissie.
Bent u van mening dat CanalDigitaal in die gebieden van Nederland waar geen TV-kabelnetwerk aanwezig is, vrijwel een monopoliepositie heeft omdat de weinige alternatieven (o.a. Digitenne, TV via de telefoonlijn) voor consumenten van veel mindere kwaliteit zijn en dat er vaak helemaal geen alternatief voor consumenten is?
De vraag of CanalDigitaal al dan niet een monopoliepositie heeft, is niet aan mij maar aan de toezichthouders om te bepalen. Ik deel uw mening dat het belangrijk is dat consumenten gemakkelijk hun recht moeten kunnen halen bij een geschil. Een onafhankelijke geschillencommissie kan daarbij een goed instrument zijn. Aansluiting bij een geschillencommissie is naar mijn mening niet gelieerd aan het hebben van marktmacht. Het is belangrijk dat alle consumenten gemakkelijk hun recht kunnen halen.
Bent u van mening dat een monopoliepositie feitelijk vereist dat consumenten de gelegenheid krijgen hun klacht onafhankelijk te laten oplossen en dat hiervoor een geschillencommissie een goed instrument kan zijn?
Zie het antwoord op vraag 2.
Bent u bereid uw bevoegdheid te gebruiken ex artikel 12.1 lid 1 Telecommunicatiewet2 teneinde te bereiken dat alle televisieproviders zich blijvend aansluiten bij een geschillencommissie? Zo nee, waarom niet?
Ik ben op dit moment in gesprek met CanalDigitaal over aansluiting bij een geschillencommissie op vrijwillige basis. Ik zal hierover voor de zomer uitsluitsel geven. Het heeft mijn voorkeur dat CanalDigitaal zich vrijwillig aansluit bij de geschillencommissie. Als dat niet gebeurt dan overweeg ik een aansluitplicht in te voeren voor aanbieders van programmadiensten. CanalDigitaal zal zich dan, net als de kabelmaatschappijen nu al op vrijwillige basis doen, moeten aansluiten bij een geschillencommissie.
Een zelfmoordaanslag voor een kerk in Alexandrië, Egypte |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht van de zelfmoordaanslag voor de kerk in Alexandrië, Egypte op oudejaarsnacht, waarbij zeker 21 mensen zijn omgekomen en 80 mensen zijn gewond geraakt?1
Ja.
Kunt u inmiddels bevestigen dat deze aanslag is gepleegd door een groep die zichzelf de Islamitische Staat van Irak noemt, de groepering die eerder Koptische christenen in Egypte bedreigde en die eerder zei ook verantwoordelijk te zijn voor de aanslag op een kerk twee maanden geleden in Bagdad, waarbij 44 kerkgangers, twee priesters en zeven beveiligers omkwamen?
Zowel in Irak als in Egypte doen zich geruime tijd spanningen voor tussen verschillende religieuze groeperingen. Naar verluidt zouden de gijzelnemers bij de gijzeling in de koptische kerk in Bagdad in oktober 2010 de vrijlating hebben geëist van de (islamitische) echtgenotes van twee koptische priesters in Egypte, die daar tegen hun wil in een koptische kerk zouden worden vastgehouden. Dat kan ik echter niet bevestigen. De aanslag is niet opgeëist. In een toespraak van de Egyptische minister van Binnenlandse Zaken, Habib al-Adly, op 23 januari 2011 heeft deze aangegeven dat onderzoek van de Egyptische autoriteiten naar de (daders van de) aanslag heeft uitgewezen dat een splintergroepering van Al Qaida, met de naam «het Palestijnse Leger van de islam» achter de aanslag zit. Inmiddels is de hoofdverdachte in deze zaak, de 28-jarige Ahmed Lotfi Ibrahim Mohamed gearresteerd. Het Palestijnse Leger van de Islam zelf heeft alle betrokkenheid bij de aanslag ontkend. Verdere informatie over het resultaat van het onderzoek van de Egyptische autoriteiten is niet openbaar gemaakt.
Bent u bereid bij uw collega-ministers in de EU ervoor te pleiten om tot een gezamenlijke veroordeling te komen van de bomaanslag in Alexandrië en er bij de Egyptische overheid op aan te dringen de christelijke minderheid beter te beschermen?
De Hoge Vertegenwoordiger van de EU, mevrouw Catherine Ashton, heeft reeds een verklaring uitgegeven waarin de bomaanslag in Alexandrië wordt veroordeeld. In haar verklaring wordt het recht van christenen om zich te verenigen en het christelijk geloof te belijden onderstreept. In de condoleancebrief die ik namens de Nederlandse regering aan de Egyptische minister van Buitenlandse Zaken, de heer Ahmed Aboul Gheit verstuurde, vraag ik al het nodige te doen om religieuze minderheden in Egypte te beschermen.
Bent u tevens bereid er zowel bilateraal (Egypte is een partnerland) als in EU-verband bij de Egyptische overheid voor te pleiten om tot gelijke rechten en behandeling te komen voor moslims en christenen (bijvoorbeeld bij de bouw van kerken), zoals dit ook het geval is in Nederland?
Zie antwoord vraag 6.
Vindt u dat bij de voorgenomen vermindering van het aantal partnerlanden voor de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking, het respecteren van godsdienstvrijheid meegewogen zou moeten worden als indicator voor politieke stabiliteit van een land?
Momenteel beraden wij ons op de criteria op basis waarvan wij de partnerlanden zullen selecteren. Wij willen hierop niet vooruit lopen en verwijzen naar de beantwoording van vraag 34 gesteld ter voorbereiding op het WGO (Kamerstuknummer: 32500-V-00 d.d. 6 december 2010):
«Begin 2011 zal de uiteindelijke groep van partnerlanden geselecteerd worden. Bij de definitieve selectie van partnerlanden zal een breed scala van criteria worden meegewogen. Het gaat hierbij naast specifieke elementen van nationaal belang (brede maatschappelijke en commerciële belangen) om onder meer belangen van de partnerlanden zelf, andere departementen, het bedrijfsleven en kennisinstellingen. Ook zal er gekeken worden naar de mate waarin op de prioritaire thema’s ingezet kan worden en er MDG’s bereikt kunnen worden».
Bent u bereid niet alleen incidenteel aandacht te besteden aan godsdienstvrijheid in het buitenlands beleid, maar ook structureel? Zo ja, op welke wijze zal het kabinet dit vormgeven?
Nederland stelt vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing systematisch aan de orde in de contacten met derde landen. Dat zal ik ook doen tijdens mijn bezoek aan Egypte, dat gepland staat voor begin februari van dit jaar. De Nederlandse Mensenrechtenambassadeur heeft jaarlijks contact met zijn Egyptische counterpart. Ook daar wordt vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing aan de orde gesteld. Daarnaast zet Nederland zich in vijf pilot-landen extra in voor de bevordering van vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing. Egypte behoort tot die vijf landen. In dat verband worden de Egyptische autoriteiten regelmatig aangesproken op de behandeling van religieuze minderheden, waaronder ook Baha’is, Ahmadis en Shiieten.
Ook in multilateraal verband zal Nederland zich blijven inzetten voor godsdienstvrijheid. Tijdens mijn gesprek op 11 januari met EU-buitenlandvertegenwoordiger Ashton, gaf zij aan dat de positie van religieuze minderheden een vast onderdeel wordt van de EDEO mensenrechtenrapportages. Ik heb haar gevraagd het recente geweld tegen religieuze minderheden ook op de agenda van de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) van 31 januari te zetten. Ik heb voorgesteld de informatie van speciaal VN-rapporteur Bieleveldt bij de discussies te betrekken.
In het kader van het EU-Associatieakkoord wordt vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing eveneens met de Egyptische autoriteiten besproken. Binnen VN-kader heeft Nederland recentelijk tijdens de Universal Periodic Review (UPR) van Egypte in de Mensenrechtenraad aandacht gevraagd voor de rechten van religieuze minderheden in Egypte. Nederland heeft met name aangedrongen op het afschaffen van discriminerende bepalingen en de aanname van uniforme regels voor het bouwen en renoveren van kerken en andere gebedshuizen.
Het bericht dat goede doelen de dupe worden van het Bel-me-niet register |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat goede doelen de dupe worden van het Bel-me-niet register?1
Welke maatregelen bent u bereid te nemen om dit ongewenste bijeffect van het Bel-me-niet register op de werving van goede doelen te voorkomen? Indien u niet bereid bent maatregelen te nemen, waarom niet?
De vondst van explosieven bij de milieudienst in Dordrecht |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Weer explosief gevonden in Dordrecht»?1
Ja.
Heeft u informatie over het bericht dat deze bedreigingen zouden komen uit de hoek van de «huisjesmelkers»?2
Naar aanleiding van de vondst van explosieven bij de milieudienst is een grootschalig onderzoek gestart door de politie Zuid-Holland-Zuid. In het belang van het onderzoek kunnen hierover verder geen mededelingen worden gedaan.
Zijn er andere voorbeelden in Nederland van vergelijkbare bedreigingen? Zo ja, kunt u nader ingaan op de aard en de omvang van deze bedreigingen?
Er worden met regelmaat diverse inventarisaties gemaakt van geweld tegen ambtsdragers, onder andere in het kader van het programma Veilige Publieke Taak, Daarbij gaat het veelal om verbaal of fysiek geweld tijdens toevallige confrontaties. Ernstige bedreigingen, zoals in de onderhavige casus, zijn van een andere orde en komen minder vaak voor. Uit veiligheidsoverwegingen ga ik, zoals gebruikelijk, niet nader in op de aard en omvang van bedreigingen.
Heeft het college van burgemeester en wethouders hulp gevraagd om maatregelen te nemen om de veiligheid van de medewerkers van de milieudienst van Dordrecht te garanderen of ziet u noodzaak dit aanbod te doen?
Het college van burgemeester en wethouders heeft geen hulp gevraagd om de veiligheid van medewerkers te garanderen. Ik zie op dit moment geen noodzaak om dit aanbod te doen.
Ontstaat er door deze bedreigingen een handhavingstekort in de regio Zuid-Holland Zuid? Zo ja, wat gaat u daar aan doen?
Er ontstaat door deze bedreigingen geen handhavingstekort omdat tijdelijke uitval is opgevangen door extra inzet van andere medewerkers.
Welke preventieve maatregelen treft u op dit moment om dit soort bedreigingen te voorkomen en vindt u dat deze maatregelen volstaan? Zo nee, welke andere maatregelen bent u voornemens te treffen?
Werkgevers met een publieke taak zijn verantwoordelijk voor het beschermen van hun werknemers (o.a. Arbeidsomstandighedenwet) en de publieke taak. Vanuit het programma Veilige Publieke Taak (VPT) van mijn ministerie zijn 8 veiligheidsmaatregelen opgesteld als minimum waarmee werkgevers hun werknemers zo veel mogelijk tegen agressie en geweld kunnen beschermen.
Overigens ligt de verantwoordelijkheid voor het treffen van aanvullende beveiligingsmaatregelen voor de werknemers van de milieudienst bij het lokaal bevoegd gezag. In dit specifieke geval is door het lokaal bevoegd gezag een aantal maatregelen getroffen. Ik heb geen aanleiding om te veronderstellen dat deze maatregelen onvoldoende zijn.
Om agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak met kracht te bestrijden heb ik vanaf 2007 een fors en breed pakket van maatregelen neergezet in het programma Veilige Publieke Taak (VPT). Het stevig aanpakken van daders, met als uitgangspunt dat er altijd een reactie volgt, werkt preventief. De afgelopen maanden zijn regiobijeenkomsten georganiseerd om werkgevers te informeren hoe zij hun mogelijkheden beter kunnen benutten om daders aan te pakken.
Een bomaanslag op Egyptische christenen |
|
Wim Kortenoeven (PVV), Geert Wilders (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Egyptische veiligheidseenheid die zich op 31 december 2010 bevond bij de christelijke kerk in Alexandrië, zich een uur voor de bomaanslag op die kerk terugtrok?1
Ik heb kennis genomen van het artikel. Verklaringen van aanwezigen (zowel in de pers als tegenover onderzoekende NGO’s) over de gebeurtenissen rondom de bomaanslag en de aanwezigheid van beveiligingspersoneel lopen echter uiteen. Tot nu toe heeft de Egyptische overheid daarover geen uitlatingen gedaan. Het onderzoek naar de bomaanslag in Alexandrië wordt geleid door de openbaar hoofdaanklager. De eerste resultaten van dit onderzoek zijn 23 januari jl. bekend gemaakt. Daarbij zijn echter geen mededelingen gedaan over de rol van het beveiligingspersoneel. Wel is geconcludeerd dat drie leden van de beveiligingseenheid bij de aanslag zijn omgekomen.
Kunt u bevestigen dat dit niet de eerste keer is dat Egyptische veiligheidsdiensten het moslimterroristen wel heel gemakkelijk maken om de christenen daar te terroriseren?
In Egypte doen zich geruime tijd spanningen voor tussen christenen en moslims. De Egyptische veiligheidsdiensten zijn goed op de hoogte van de spanningen tussen religieuze groeperingen. In oktober 2010 werden de Egyptische autoriteiten en de Egyptische koptische kerk door een – aan Al-Qaeda gelieerde – groep gewaarschuwd voor mogelijke aanslagen op christenen in Egypte. Daarop hebben de Egyptische autoriteiten extra veiligheidsmaatregelen getroffen.
Wilt u de ambassadeur van Egypte op het matje roepen om hem tekst en uitleg hierover te vragen en hem duidelijk te maken dat Nederland wil dat de christenen in Egypte beter worden beschermd tegen salafisten en ander islamitisch gespuis?
In mijn condoleancebrief aan de Egyptische minister van Buitenlandse Zaken, de heer Ahmed Aboul Gheit, heb ik de Egyptische autoriteiten gevraagd al het nodige te doen om religieuze minderheden in Egypte te beschermen.
Wilt u ook uw verontrusting uitspreken over het feit dat moslims onmiddellijk Israël verantwoordelijk hebben gesteld voor deze verachtelijke terreurdaad?
Ik ben niet bekend met serieuze beschuldigingen van Israël voor deze aanslag.
Het stopzetten van tenders |
|
Arie Slob (CU), Cynthia Ortega-Martijn (CU) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Is het waar dat u gezamenlijk zeer recent hebt besloten tot een voorlopige verplichtingenstop van investeringsprojecten van de Rijksgebouwendienst voor zover nog geen juridische verplichtingen zijn aangegaan? Kunt u aangeven welke projecten het precies betreft, waarom voor deze projecten is gekozen en op welke wijze deze verplichtingenstop met betreffende private partijen is gecommuniceerd?
Ja. In het kader van de conservatoire maatregelen is in de ministerraad van 19 november besloten tot een tijdelijke investeringsstop op huisvesting en ICT. Ontheffing kan worden verleend door de minister van BZK. Het is aan de betreffende minister / het betreffende ministerie om te bepalen of zaken dienen te worden voorgelegd.
De investeringsstop geldt voor nieuwe projectvoorstellen. Erbuiten vallen dus bestaande projecten of projecten binnen bredere programma’s waartoe de ministerraad of de eigen minister reeds eerder heeft besloten. De investeringsstop heeft uitsluitend betrekking op de rijksdienst (kerndepartementen en batenlastendiensten). Zbo’s vallen buiten de investeringsstop. Wat betreft huisvesting gaat het om aanschaf, verbouwing en renovatie van panden, en ook om meerjarige huurcontracten.
De contacten tussen private partijen en het Rijk inzake de rijkshuisvesting worden door de Rijksgebouwendienst onderhouden. Voor zover al sprake was van contacten met marktpartijen bij deze projecten is op projectniveau over deze tijdelijke investeringsstop gecommuniceerd.
Kunt u inzicht geven in de kosten die aan de kant van de overheid én aan de kant van marktpartijen zijn gemaakt om een goede en tijdige aanbieding voor deze tenders te kunnen maken? Welke bedragen moeten aan marktpartijen worden vergoed als gevolg van deze eenzijdige opschorting van investeringsprojecten?
Kunt u inzicht geven in de personele omvang van de teams die met deze tenders bezig waren? Worden deze teams ontmanteld? Kan de expertise die nodig is om als goede publieke opdrachtgever te kunnen functioneren in stand blijven?
Hoe verhoudt deze voorlopige verplichtingenstop zich met de op 28 december 2010 door de Rijksgebouwendienst gedane aankondiging van een PPS-aanbesteding1 voor de nieuwe huisvesting van de Hoge Raad der Nederlanden?
Het project bij de Hoge Raad der Nederlanden betreft een politieke prioriteit en is in de beschikbare middelen ingepast.
Deelt u de mening dat het aantal aanbieders in deze markt gering is en dat abrupt stopzetten van tenders – met name daar waar het gaat om langlopende publiek/private samenwerking – schadelijk kan zijn voor een gewenst klimaat van competitie en mededinging én voor het vertrouwen dat marktpartijen in de overheid als publieke opdrachtgever hebben?
Ik verwacht geen structurele schadelijke effecten. Het beleid «pps tenzij» wijzigt immers niet. Sinds 1999 hebben de Staat en marktpartijen geïnvesteerd in pps in de vorm van de geïntegreerde contractvorm D(esign) B(uild) F(inance) M(aintain) O(perate), en een goede basis gelegd voor een gezonde markt. Het kabinet is daarnaast voorstander van het stimuleren van publiek private samenwerking in de vorm van DBFMO die in het verleden al veel positieve resultaten heeft opgeleverd.
Er is bovendien geen sprake van een beleidswijziging maar van een tijdelijke situatie. Er vindt een heroverweging plaats ten aanzien van het nut en de noodzaak van projecten in het licht van de huidige kabinetsplannen. Ik verwacht dan ook geen frustratie van de voorgestane publiek-private samenwerking. Het kabinet hecht wel waarde aan een spoedige besluitvorming over de projecten die nu onder de investeringsstop vallen.
Het kabinet zal, naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer, binnenkort haar visie op PPS in de vorm van DBFMO aan de Tweede Kamer sturen.
Deelt u de mening dat deze abrupte beleidswijziging niet bijdraagt aan het creëren van een interessante en professionele PPS-markt en dat juist de in het regeerakkoord voor deze kabinetsperiode voorgestane publiek/private samenwerking hierdoor gefrustreerd kan worden?
Zie antwoord vraag 5.
Het aantal vlieguren per F-16 gedurende de afgelopen jaren |
|
Angelien Eijsink (PvdA) |
|
![]() |
Kunt u de Kamer een actualisering geven van het overzicht «totaal aantal vlieguren F-16 (per tail nummer) per 20 september 2007» voor de volgende data: 31 december 2007, 31 december 2008, 31 december 2009 en 31 december 2010?
Een overzicht van de aantallen vlieguren is in de bijlage opgenomen. Het betreft een overzicht van de vlieguren van zowel de 87 F-16 toestellen die Defensie aanhoudt, als van de achttien overtollige F-16 toestellen die zijn verkocht aan Chili als gevolg van de maatregelen uit de beleidsbrief «Wereldwijd dienstbaar» (Kamerstuk 31 243, nr. 1). Over deze verkoop is de Kamer geïnformeerd op 25 mei 2009 (Kamerstuk 26 488, nr. 183). Nederland heeft in november 2010 zes toestellen aan Chili overgedragen en de overige twaalf toestellen zullen dit jaar volgen. De tailnummers van al deze toestellen zijn met een asterisk aangegeven.
Tot welke ontwikkeling leidt dit voor het aantal gemiddelde vlieguren per F-16 over de afgelopen vijf jaar?
In de brief van 31 maart 2009 (Kamerstuk 26 488, nr. 160) zijn de gemiddelde aantallen vlieguren per toestel in de afgelopen jaren tot en met 2008 vermeld.
In de beantwoording van vragen over de aantallen vlieguren per F-16 (Handelingen TK 2009–2010, aanhangsel 1479) is het gemiddelde aantal vlieguren per toestel in 2009 gemeld. Dat bedroeg 183,3 uur. Het gemiddelde aantal vlieguren in 2010 was 182,5 uur. Dit aantal heeft betrekking op de 87 toestellen die Defensie aanhoudt. Het jaarlijkse aantal vlieguren per toestel heeft zich als volgt ontwikkeld.
Het totale aantal begrote vlieguren voor de F-16 in 2010 bedroeg 17 000. In totaal zijn 16 013 uren gevlogen. Hiervan zijn 15 879 uren gevlogen door de 87 F-16’s die Defensie aanhoudt en 134 uren door de andere F-16’s.
Vanwege de beperkte inzetbaarheid van de F-16-vloot in 2010 zijn 1 000 uren minder met de F-16 gevlogen dan verwacht. De inzetbaarheid van de F-16’s staat onder druk door de veroudering van het toestel, teruglopende voorraden van onderdelen en meer in het algemeen de problemen met de materiële exploitatie.
Indien de ontwikkeling van dit gemiddelde aantal vlieguren afwijkt van uw verwachting eerder dit jaar, welke oorzaken kunt u daarvoor dan aangeven?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de Kamer een overzicht geven van de kostenontwikkeling ten aanzien van het onderhoud per vlieguur van de F-16’s over de jaren 2007, 2008, 2009 en 2010?
De uitgaven voor het onderhoud van de F-16’s kunnen worden verdeeld over de volgende posten.
In het onderstaande overzicht zijn de personeelskosten voor het onderhoud aan de in de Verenigde Staten gestationeerde F-16’s niet verwerkt. Voor dit onderhoud wordt personeel van de Air National Guard ingehuurd. Dit maakt deel uit van een overeenkomst met de Amerikaanse overheid waarin onder meer ook het gebruik van de infrastructuur, de transportkosten en de brandstofkosten zijn opgenomen. De waarde van de totale overeenkomst (periode 2007 tot en met 2010) bedraagt $ 122 miljoen. Tot en met 31 december 2010 is in totaal € 75,8 miljoen ($ 102,1 miljoen) betaald. In de financiële administratie worden de uitgaven voor de inhuur van dit onderhoudspersoneel niet afzonderlijk gespecificeerd. Overigens zijn de in de Verenigde Staten gestationeerde F-16’s onlangs verplaatst van de vliegbasis Springfield naar de vliegbasis Tucson.
Bij de uitgaven voor reparaties en vervanging van onderdelen en de instandhoudingsprogramma’s dienen de volgende kanttekeningen te worden geplaatst.
Gelet op het voorgaande kan geen verband worden gelegd tussen de in het onderstaande overzicht vermelde uitgaven in een jaar en de vlieguren in hetzelfde jaar. Ondanks de kanttekeningen kan wel worden geconstateerd dat de uitgaven in de periode 2007 tot en met 2009 zijn gestegen. Zoals toegelicht geven de lagere uitgaven in 2010 een vertekend beeld. De uitgaven zijn vermeld in miljoen euro’s en in het loon- en prijspeil van de desbetreffende jaren.
2007
2008
2009
2010
Uitgaven personeel
€ 50,6
€ 50,7
(+ 0,2%)
€ 51,5
(+ 1,6%)
€ 51,8
(+ 0,6%)
Reparaties, vervangingen, programma’s
€ 58,2
€ 67,4
(+ 15,8%)
€ 71,3
(+ 5,8%)
€ 61,0
(– 14,4%)
Door de veroudering van de vliegtuigconstructie en de mechanische en elektronische componenten zullen de onderhoudsinspanning en de kosten voor preventief en correctief onderhoud blijven toenemen. Komend voorjaar zal ik de Kamer met de beleidsbrief informeren over de wijze waaropeen hernieuwd evenwicht tussen het ambitieniveau, de omvang en samenstelling van de krijgsmacht en de beschikbare middelen tot stand zal worden gebracht.
Kunt u de Kamer een overzicht geven van de procentuele stijging van de onderhoudskosten, uitgesplitst in verschillende kostenposten, per vlieguur van de F-16’s over de jaren 2007, 2008, 2009 en 2010?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u de Kamer een overzicht geven van het aantal gemaakte vlieguren in Afghanistan per tail nummer en per jaar dat de F-16’s actief waren in dit land? Kunt u hierbij inzichtelijk maken wat het verschil was tussen het aantal geplande uren, en het aantal daadwerkelijk gevlogen vlieguren?
In de bijlage is tevens het overzicht opgenomen van de vlieguren per tailnummer in Afghanistan. Het betreft de inzet voor de operatie Enduring Freedom in 2002–2003 en voor ISAF vanaf 2004. De uren in het overzicht zijn inclusief de uren die nodig zijn om toestellen van en naar Afghanistan te vliegen. In de periode 2002–2005 werden vlieguren niet centraal gepland. Enkele van de boven Afghanistan ingezette toestellen hebben een hoog aantal vlieguren. Dit was mogelijk door deze toestellen de hoogste prioriteit te geven bij het onderhoud. Dergelijke hoge aantallen vlieguren zijn niet representatief voor het gemiddelde aantal uren dat voor de volledige F-16 vloot haalbaar is.
Tailnr.
Leverdatum
Totale vlieguren per 31 dec 2007
Totale vlieguren per 31 dec 2008
Totale vlieguren per 31 dec 2009
Totale vlieguren per 31 dec 2010
A1864*
16-7-1984
3 895,9
4 112,3
4 125,1
4 143,5
A1866
16-8-1984
3 793,6
3 906,9
4 135,6
4 293,7
A1867*
28-8-1984
3 754,3
3 754,3
3 755,3
3 756,7
A1868
1-10-1984
3 625,9
3 910,6
4 163
4 294,5
A1869*
31-10-1984
3 740,2
3 886,7
4 035,6
4 056,2
A1870
22-11-1984
3 478,4
3 694,3
3 929,7
4 203,9
A1871
6-12-1984
3 256,3
3 479,1
3 772,6
4 116,2
A1872
18-12-1984
3 906,3
4 201
4 432,8
4 495,1
A1873
25-1-1985
3 309,2
3 599,7
3 928,1
4 266,1
A1874*
13-2-1985
4 212,1
4 531,6
4 636,3
4 637,6
A1875*
25-2-1985
3 896,8
4 191,5
4 251,2
4 251,2
A1876
1-4-1985
3 893,1
4 119,2
4 264,6
4 486,8
A1877
18-4-1985
3 755,3
4 004,1
4 395,4
4 544
A1879
30-5-1985
3 488,7
3 732,8
3 890,4
4 193,2
A1881
26-6-1985
3 675
3 877,7
3 963,9
4 199,2
A1882
27-7-1984
3 311,8
3 542,2
3 663,7
3 879
A1884
18-1-1985
3 894,7
3 911,3
4 043,2
4 181,2
A3192*
24-7-1985
4 190,7
4 216,4
4 229,8
4 249,1
A3193
26-8-1985
4 128,6
4 497,1
4 597,9
4 700,8
A3196
31-10-1985
3 220
3 408,7
3 590,3
3 829,7
A3197
29-11-1985
3 208,6
3 240,2
3 240,2
3 295
A3198*
17-1-1986
3 792,3
4 005,8
4 006,3
4 025,3
A3199
17-2-1986
3 761,2
3 969,6
4 263,2
4 686,9
A3201
2-4-1986
3 134,8
3 297,8
3 492
3 602,4
A3202
28-5-1986
3 688,5
3 919,9
4 193,9
4 370,2
A3203
29-5-1986
3 466,9
3 652,2
3 865,6
4 192,8
A3204*
17-6-1986
3 854,8
3 908,1
3 917,9
3 919,7
A3207*
22-8-1986
3 696,1
3 970,3
4 105,3
4 124
A3208
24-7-1985
3 338
3 609,8
3 897,5
4 161,5
A3209
26-9-1985
3 734,8
3 916,7
4 126,4
4 178,9
A3210
31-1-1986
3 016,4
3 106
3 286,4
3 458,5
A3616
14-5-1982
3 221,6
3 303,5
3 480
3 595,2
A3617*
14-6-1982
3 979,8
4 143,3
4 186,9
4 199,2
A3620*
19-7-1982
3 842,3
3 983,5
3 983,5
3 984,3
A3623
25-10-1982
4 064
4 200,3
4 321,1
4 393,2
A3624
2-12-1982
3 478,4
3 582,2
3 732,2
3 998,2
A3627*
18-2-1983
3 902,1
4 207,3
4 398,2
4 400,4
A3628
1-3-1983
3 788,3
3 796,6
3 892
4 202,8
A3630
5-4-1983
3 521
3 622,4
3 649
3 881,5
A3631
5-4-1983
3 299,2
3 299,2
3 330,7
3 383,5
A3632
2-5-1983
3 419,7
3 444,5
3 451
3 574,1
A3635
30-6-1983
4 049
4 049
4 111
4 314,7
A3636*
21-7-1983
4 282,2
4 377,6
4 398,2
4 401,4
A3637
9-8-1983
3 982,1
4 193
4 399,5
4 697,8
A3638
1-9-1983
3 500
3 674
3 910,7
4 080,9
A3640*
16-9-1983
3 879,5
4 187,8
4 189,7
4 191,7
A3641
3-10-1983
3 526,2
3 603,3
3 863,9
4 006,5
A3642
20-1-1984
3 316
3 513,9
3 610,7
3 905,1
A3643
16-3-1984
3 581,6
3 857,8
4 145,6
4 200,5
A3644
13-4-1984
3 147
3 426,1
3 605
3 900,8
A3646
5-6-1984
3 323,5
3 608
3 762,3
3 896,6
A3647
4-7-1984
3 642
3 808,1
4 010,4
4 191
A3648*
20-7-1984
4 161
4 509,4
4 509,4
4 510,4
A4362
23-12-1986
3 787,9
4 037,8
4 291,6
4 509,2
A4365*
30-3-1987
4 160,6
4 308,4
4 308,4
4 312,3
A4366
29-4-1987
3 592,8
3 789,5
4 109,8
4 345,7
A4367
1-6-1987
3 227,3
3 410,9
3 552,2
3 603,4
A4368
6-10-1986
3 485,4
3 628,7
3 694,4
3 868,4
A4369
4-3-1987
3 522
3 672,6
3 842,7
3 912,7
A5135
30-6-1987
3 604,7
3 895,9
4 046,6
4 206,6
A5136
31-7-1987
3 474,2
3 615,5
3 884,2
4 154,4
A5138*
28-9-1987
3 564,5
3 565,1
3 684
3 702,9
A5142
16-2-1988
3 447,8
3 493,4
3 496
3 496
A5144
7-4-1988
3 567,5
3 641,4
3 643
3 893,5
A5145
26-4-1988
3 301
3 605,6
3 883,9
4 026
A5146
20-5-1988
3 421,9
3 602,8
3 767
3 866,4
A6055
1-8-1988
2 891,8
2 954,8
2 992,2
3 200,9
A6057
14-10-1988
3 577,7
3 740,6
3 829,7
4 114
A6058*
29-11-1988
3 864,9
3 990,2
4 076,5
4 079,7
A6060
22-2-1989
3 486,4
3 586,7
3 852,7
4 021,1
A6061
16-3-1989
3 604,6
3 842,6
4 105,5
4 200,1
A6062
30-3-1989
2 265
2 403,5
2 640,9
2 819,2
A6063
30-5-1989
3 573,3
3 761,4
3 951,8
4 197,3
A6064
8-7-1988
3 111,4
3 255,5
3 323,1
3 387,3
A6065
21-12-1988
3 323,3
3 548,3
3 742,9
3 890,9
A7066
23-6-1989
2 062,1
2 118,7
2 215,1
2 297,4
A7067
8-12-1989
2 995,3
3 208,5
3 507
3 614,9
A7508
3-7-1989
3 234,1
3 443,2
3 585
3 727,2
A7509
1-8-1989
3 945,7
4 201,6
4 405,4
4 526,4
A7510
4-9-1989
3 611,6
3 895,6
4 193,3
4 372,9
A7511
26-9-1989
3 895,8
3 998,8
4 235,1
4 554,3
A7512
12-11-1989
2 991,6
3 286,4
3 432,2
3 592,4
A7513
29-1-1990
3 731,1
3 891,5
4 190,1
4 374,7
A7514
2-3-1990
3 291,2
3 582,4
3 885,6
4 107,5
A7515
3-4-1990
2 832,7
3 089,7
3 277,2
3 521,9
A7516
1-5-1990
3 533,5
3 598,8
3 885,7
4 035,9
A8001
22-6-1990
2 818,9
3 012,3
3 290,5
3 547,4
A8002
3-7-1990
2 912,7
2 965,8
3 235,1
3 468,9
A8003
1-8-1990
3 409
3 592
3 693,6
3 904,1
A8004
9-10-1990
3 126,2
3 196,2
3 404,9
3 435
A8005
5-11-1990
3 463,8
3 572
3 752,6
3 909,1
A8006
13-11-1990
3 395,3
3 468
3 554,5
3 556,1
A8008
31-1-1991
3 487,7
3 619,6
3 783,3
3 992,3
A8009
28-2-1991
3 729,8
3 768,1
3 976,5
4 208,6
A8010
29-3-1991
3 270,5
3 430,3
3 613,1
3 820,9
A8011
26-4-1991
3 198,4
3 285,4
3 503,7
3 769,4
A9013
1-7-1991
2 987,3
3 266,9
3 442,6
3 499,3
A9014
31-7-1991
3 613,4
3 909
4 174,4
4 486,4
A9015
29-8-1991
2 668,8
2 767,6
2 897,7
3 007,1
A9016
8-10-1991
2 667,1
2 973,4
3 117,5
3 333,5
A9017
28-10-1991
3 907,4
4 091,7
4 181,7
4 373,3
A9018
29-11-1991
3 099,6
3 220,7
3 435
3 611,6
A9019
6-1-1992
2 936,7
2 986,4
3 185,7
3 337,9
A9020
30-1-1992
3 586,6
3 761,5
3 824,4
4 081,8
A9021
28-2-1992
3 288,5
3 577,8
3 852,9
4 024,9
*Toestellen die zijn verkocht aan Chili
Tailnr.
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
A1864
189,4
332,9
192,3
A1866
142,7
326,5
62,9
A1868
268
A1871
169,5
153,6
312,1
A1872
92,1
A1873
265
293,8
241,7
A1874
107,8
165,2
293,8
75,3
A1875
134,8
A1876
91
A1877
51,2
354,3
46,7
A3192
192,2
290,5
A3193
258,3
A3199
76,1
147,8
126,8
54,3
395,6
A3202
140,1
A3203
283,7
A3205
215,1
A3207
62,5
112,4
A3616
160,8
A3617
145,6
A3636
208
387,2
215,6
A3637
179,9
240
84,4
A3638
37,1
157,1
A3640
135,2
52,8
A3642
248,6
A3643
240,9
A3644
235,9
A3646
253,8
213,1
A3648
216,3
A4362
241,5
A4364
214,9
119,1
105,8
212
A4365
37,4
503,6
19,4
A5135
160,6
72,9
242,3
A5144
31
A5146
78,2
331,5
145,9
A6057
241,6
347,3
206,5
193,5
A6060
258,7
A7508
74,2
A7509
169,3
294,9
272,4
A7511
86,5
73,1
26,1
232,7
A7513
351
265,3
A7514
255,8
228,7
A7516
148,4
A8002
212,5
25,8
A8003
52,5
321,2
136,6
A8005
262,2
A8006
223,4
A8008
263,6
8,6
A8010
182,1
8,8
A9013
252,5
A9014
22,1
186,5
259,6
A9015
65,2
396,2
208,1
260,6
218,9
16,5
A9016
234,4
A9017
286,9
170,9
236,7
260,7
A9018
95,4
25,1
A9020
314,8
164,9
188,2
A9021
227,2
196,6
136,3
–
–
–
–
Het door moslims op Kerstavond aangerichte bloedbad tegen christenen in Nigeria |
|
Geert Wilders (PVV), Louis Bontes (PVV), Wim Kortenoeven (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nigeria seeks to contain violence after Christmas attacks»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de aanslagen van moslimsop christenen in Nigeria geen deel uitmaken van een geïsoleerd conflict, maar van oorlogen uitgevoerd over de hele wereld, waarbij de islam de imperialistische partij is met het islamitische einddoel van werelddominantie als motor?
Er is geen informatie die erop wijst dat de gewelddadigheden in Nigeria deel uitmaken van een brede, wereldwijde strijd gericht op het vergroten van de invloedssfeer van de islam.
De aanslagen op kerstavond zijn opgeëist door Boko Haram, een radicale islamitische groepering. Momenteel wordt onderzocht of deze groepering daadwerkelijk verantwoordelijk is voor de aanslagen.
In Nigeria doen zich al geruime tijd plaatselijke spanningen voor tussen verschillende religieuze groeperingen. Het is van belang deze incidenten in de lokale context te plaatsen en niet slechts te verklaren op basis van religie.
De antwoorden op eerdere Kamervragen hierover (vergaderjaar 2009–2010, nr. 2066) hebben niet aan betekenis ingeboet.
Kan er wat u betreft gesproken worden van volkerenmoord nu er in Nigeria in 2010 een geschatte 2000 doden onder christenen zijn gevallen door aanslagen?2
De geweldsuitbarstingen in Nigeria zijn ernstig van aard en baren mij grote zorgen. De afgelopen jaren zijn er in Nigeria bij aanslagen en onderling geweld duizenden doden gevallen, zowel aan de zijde van christenen als van moslims. Ten aanzien van de kwalificatie «volkerenmoord» verwijs ik graag naar de definitie van genocide zoals opgenomen in het Verdrag inzake de Voorkoming en de Bestraffing van Genocide uit 1948. Om van genocide te kunnen spreken dienen de daaronder geschaarde misdrijven te worden gepleegd «met het oogmerk om een nationale, etnische of godsdienstige groep, dan wel een groep behorend tot een bepaald ras, geheel of gedeeltelijk, als zodanig te vernietigen». Dit is hier niet aan de orde. Dit neemt niet weg dat ik de gepleegde aanslagen en gewelddadigheden scherp veroordeel. Verdachten van dergelijke gewelddadigheden dienen te worden opgespoord en berecht.
Welke acties worden er door u en de internationale gemeenschap ondernomen om een eind te maken aan deze bloedige aanslagen?
De internationale gemeenschap, inclusief Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, Ban Ki-Moon, en de Hoge Vertegenwoordiger van de EU, Catherine Ashton, hebben de aanslagen scherp veroordeeld. Ashton riep de Nigeriaanse overheid op om de verdachten van de aanslagen op te sporen en te berechten en om voldoende maatregelen te nemen om de burgerbevolking te beschermen.
Verschillende landen hebben assistentie aangeboden bij het onderzoek naar de aanslagen.
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 31 januari jl. is, op verzoek van onder meer Nederland, besproken wat de EU concreet kan doen om de positie van religieuze minderheden beter te beschermen en hun vrijheid van godsdienst en levensovertuiging te bevorderen.
Nederland draagt vanuit het Mensenrechtenfonds bij aan het Centrum voor Conflictmanagement en Vredesopbouw van de universiteit van Jos. Dit centrum doet onderzoek naar de oorzaken van geweld en besteedt aandacht aan voorlichtingscampagnes ter voorkoming van geweld.
Nederland zal, mede in EU-verband, de Nigeriaanse overheid nogmaals met klem aanspreken op zijn verantwoordelijkheden op het gebied van mensenrechten en stabiliteit. In april 2011 zullen er verkiezingen worden gehouden in Nigeria. Juist ook in deze tijd is het van belang dat de Nigeriaanse overheid iedere burger bescherming biedt tegen politiek, etnisch of godsdienstig gemotiveerd geweld.
De moeilijkheden die ouders ondervinden bij het opzetten van een integratieklas in Rotterdam |
|
Manja Smits |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van het bestaan van de integratieklas «De blauwe bloem» op het Novalis college te Eindhoven? Deelt u de mening dat dit een succesvol project is?
Ja, ik ben op de hoogte van de integratieklas «De blauwe bloem». Augustus 2005 is dit experiment van start gegaan. Op basis van de resultaten van een evaluatie van «De blauwe bloem» en een positief advies van de inspectie is het experiment medio 2010 met 5 jaar verlengd.
Deelt u de mening dat een integratieklas (zoals bijvoorbeeld de Blauwe Bloem in Eindhoven) een goed werkzaam model kan zijn voor de integratie van leerlingen met een indicatie voor cluster drie of vier in een reguliere school voor voortgezet onderwijs?
Bij de beantwoording van deze vraag moet een onderscheid gemaakt worden tussen cluster 3 en cluster 4. Cluster 4 leerlingen zijn in de regel in staat om voortgezet onderwijs te volgen leidend tot een een diploma. Landelijk zijn er meer voorbeelden van integratieklassen voor bijvoorbeeld leerlingen met autisme. Bij de integratieklas «De Blauwe bloem» gaat het om zeer moeilijk lerende kinderen uit cluster 3. Deze leerlingen voldoen niet aan de toelatingsvoorwaarden uit het Inrichtingsbesluit omdat zij niet in staat zijn een regulier diploma voortgezet onderwijs te behalen. Daarom moet ook de Experimentenwet toegepast worden. Toepassing van deze wet kan alleen op verzoek van het bevoegd gezag van een school. Zeker bij een experiment als «De blauwe bloem» moeten school en bevoegd gezag hier voluit achter staan. Het is de eigen verantwoordelijkheid van school en bestuur om al dan niet een aanvraag voor een experimentele integratieklas in te dienen.
Hoe verhoudt de wens van de ouders om hun kinderen in een integratieklas te plaatsen zich met uw streven naar «Passend onderwijs»?
Bij passend onderwijs wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de wens van de ouders en de capaciteiten van de school. Leerlingen met een zeer moeilijk lerend indicatie behoren niet tot de reguliere doelgroep van het voortgezet onderwijs. Daarom is een integratieklas voor deze leerlingen alleen mogelijk wanneer het schoolbestuur daar zelf voor wil kiezen.
Bent u op de hoogte van het initiatief dat ouders in de omgeving van Rotterdam aan het opzetten zijn? Wat is uw visie op de rol van ouders in het opzetten van zo’n klas? Deelt u de mening dat wanneer ouders zelf het initiatief tot zo’n klas nemen, ze daarin alle steun verdienen van schoolbesturen en uw ministerie?
Ja, ik ben op de hoogte van het initiatief van ouders in de omgeving van Rotterdam.
Uiteraard kunnen ouders zelf het initiatief nemen om schoolbesturen te benaderen met de vraag of zij bereid zijn om een integratieklas op te zetten. Schoolbesturen kunnen er echter niet toe gedwongen worden.
Wat zijn de mogelijke stappen die ouders kunnen ondernemen indien geen enkel schoolbestuur bereid is zo’n klas mogelijk te maken? Wanneer ouders keer op keer «nee» te horen krijgen, bent u dan bereid contact op te nemen of in overleg te treden met de betreffende schoolbesturen?
Het opzetten van een integratieklas behoort niet tot de kerntaken van een reguliere school voor voortgezet onderwijs.
Voor ouders staan er dus verder geen stappen open als er uiteindelijk geen schoolbesturen zijn die een dergelijke klas willen opzetten.
Wel heb ik in de regio Rotterdam het samenwerkingsverband voortgezet onderwijs gevraagd te helpen bij het zoeken naar een school die een integratieklas zou willen starten. Ik blijf de ontwikkelingen in de regio Rotterdam volgen.
De situatie van de koptische gemeenschap in Nederland en andere Europese landen |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Frans Timmermans (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de berichten over bedreigingen op internet van koptische gemeenschappen in verschillende Europese landen?1
Ja.
Zijn zowel in Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk als Duitsland extra maatregelen genomen om koptische kerken te beschermen die op een lijst voorkomen die Al Quaida op internet heeft verspreid?
In diverse Europese landen zijn beveiligingsmaatregelen genomen om koptische kerken te beschermen.
Is het waar dat er op een dergelijke lijst ook koptische kerken uit Nederland voorkomen? Zo ja, welke actie heeft u ondernomen om de veiligheid van die kerken en de koptische gemeenschap in Nederland te garanderen?
Op de lijst komen drie koptische Kerken in Nederland voor. Zie verder het antwoord op de vragen 4 en 5.
Zijn er behalve de eerdergenoemde lijst nog andere aanwijzingen dat de veiligheid van kopten in Nederland onder druk staat? Zo ja, welke maatregelen heeft u genomen of gaat u nemen om de veiligheid te waarborgen?
In het najaar 2010 hebben jihadisten op internet oproepen gedaan om wereldwijd aanslagen op de koptische kerken en hun vertegenwoordigers te plegen. Hoewel dit zorgelijke signalen zijn, hebben de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) en de met hem samenwerkende politie- en veiligheidsdiensten vooralsnog geen indicaties voor een concrete dreiging tegen de kopten in Nederland. Zij zullen daarop alert blijven. Waar nodig worden beveiligingsmaatregelen genomen. Zo ook rond de koptische kerstviering. Over de aard van deze maatregelen worden, zoals gebruikelijk, geen nadere mededelingen gedaan.
Is er aanleiding voor extra veiligheidsmaatregelen rond de viering van het orthodoxe kerstfeest? Zo ja, waar bestaan deze uit? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid met spoed in overleg te treden met uw collega’s uit de andere EU-lidstaten ten einde te bezien hoe het beste Europees kan worden samengewerkt om de veiligheid van de kopten in de Europese Unie te waarborgen en potentiële daders van aanslagen tegen kopten op te sporen, te arresteren en te vervolgen?
In Europees verband wordt regelmatig op diverse niveaus overlegd tussen de verantwoordelijke diensten van de lidstaten over de bescherming van personen en objecten, alsmede over de opsporing en vervolging van daders van aanslagen.
Preventie via de site gezondheidsrisicotest.nl |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over de site gezondheidsrisicotest.nl, waar preventiezelftesten worden aangeboden?1 Is dit een wetenschappelijk verantwoorde test?
Het is niet aan mij om een oordeel te geven over de site gezondheidsrisicotest.nl in de huidige vorm. De Gezondheidsraad heeft op 23 januari 2009 geadviseerd over de gezondheidsrisicotest zoals die is aangeboden voor vergunningverlening in het kader van de Wet op het bevolkingsonderzoek (WBO). De Gezondheidsraad heeft – over de vergunningplichtige onderdelen, met name onderzoek naar kanker en onbehandelbare aandoeningen – geoordeeld dat een test die is gebaseerd op de richtlijnen voor de zorg niet zondermeer toepasbaar is op de algemene bevolking en daarmee wetenschappelijk ondeugdelijk was. De gezondheidsrisicotest is daarop aangepast, zie mijn antwoord op vraag 5.
Bent u van mening dat goede toepassing van laagdrempelige preventietesten een goede aanvulling van de Nederlandse gezondheidszorg betekent? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Ja. Een goede preventietest kan een bijdrage leveren aan de volksgezondheid, bijvoorbeeld door tijdige opsporing van bepaalde aandoeningen of door mensen bewuster te maken van de noodzaak van een goede leefstijl. Er worden op dit moment veel verschillende testen aangeboden waarvan het nut niet is onderzocht. Ik verwacht van de aanbieders van dergelijke testen dat zij ervoor zorgen dat hun aanbod van goede kwaliteit is. Belangrijk daarbij zijn bijvoorbeeld eerlijke en volledige voorlichting, een deugdelijke test en dat de deelnemer bij een afwijkende uitslag goed wordt begeleid.
Er zijn verschillende initiatieven om te komen tot kwaliteitsnormen voor verantwoorde screening. Die initiatieven juich ik toe.
Onderschrijft u de stelling van de initiatiefnemers dat een euro die vroeg in het ziekteproces wordt besteed een grotere gezondheidswinst oplevert dan een euro die later in het ziekteproces wordt besteed?2 Kunt u dit toelichten?
Deze stelling gaat niet onverkort op voor het screenen van grote groepen mensen die geen klachten hebben. Het doel, gezondheidswinst, behaal je bij slechts een relatief kleine groep mensen, terwijl daarvoor een grote groep gezonde mensen een onderzoek moet ondergaan. Aan screening kleven namelijk ook nadelen. Vroege opsporing leidt niet altijd tot gezondheidswinst. Iemand kan jaren eerder patiënt worden, zonder dat dit leidt tot betere vooruitzichten of overlevingskansen. Ook uitslagen die niet kloppen zijn een nadeel van de screening.
De overheid biedt enkel bevolkingsonderzoek aan als er sprake is van een bewezen effectieve en kosteneffectieve vroege interventie voor een aandoening waarvoor een goede behandeling bestaat. Ook als het gaat om een gezondheidstest waar de consument zelf voor betaalt, moet de consument erop kunnen rekenen dat de kwaliteit van de aangeboden testen goed is.
Bent u van mening dat voor een dergelijke test zo weinig mogelijk drempels zouden moeten worden opgeworpen? Wat vindt u in dat licht van de eigen bijdrage van 19,95 euro die wordt gevraagd voor de experttest? Zou die eigen bijdrage ook worden gevraagd als een dergelijk onderzoek door de huisarts werd uitgevoerd?
Als iemand dit bedrag wil betalen voor de gezondheidsrisicotest, is dat aan de consument zelf. Zoals ik bij vraag 3 heb aangegeven, vind ik dat de consument dan wel waar voor zijn geld mag verwachten.
Zolang er geen bewijs is dat een dergelijke test daadwerkelijk gezondheidswinst oplevert, kan er wat mij betreft geen sprake zijn van financiering uit de basisverzekering of de rijksbegroting.
Zijn testen als op gezondheidsrisico.nl wettelijk toegestaan in relatie tot de Wet op het bevolkingsonderzoek? Zo ja, kunt u dit toelichten? Wat is het oordeel van de Inspectie voor de Gezondheidszorg in dezen?
De gezondheidsrisicotest opereert buiten de reikwijdte van de WBO, omdat de test zich beperkt tot de vragenlijst zonder een vervolg hierop te bieden. De vergunningplicht van de WBO beperkt zich bovendien tot geneeskundig onderzoek naar kanker, onbehandelbare aandoeningen en onderzoek met behulp van ioniserende straling, dus een deel van de gezondheidsrisicotest valt buiten deze reikwijdte. Feitelijk levert de internetapplicatie informatie over de bestaande richtlijnen in relatie tot iemands leefstijl en familiegeschiedenis. Als hier een verhoogd risico uit blijkt, volgt een algemeen advies om gezonder te leven of om naar de huisarts te gaan. Er is geen sprake te zijn van een geneeskundig onderzoek in de zin van artikel 1, sub c, van de WBO. De risicotest is dus niet vergunningplichtig conform de WBO. De IGZ steunt dit standpunt.
Bent u bereid te onderzoeken of deze preventietest evidence based is en of deze in het basispakket kan worden opgenomen, zodat deze test zonder financiële drempels voor iedereen toegankelijk is? Zo nee, waarom niet?
VWS stimuleert ten algemene onderzoek naar het nut van dergelijke gezondheidstesten. De aanbieders van de preventietest kunnen bij ZonMw een subsidieaanvraag indienen om onderzoek te doen naar de effectiviteit van de test. Verder verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 4.
Wat is uw oordeel over Prescan?3 Wat is het oordeel van de Inspectie voor de Gezondheidszorg hierover mede in relatie tot het antwoord van uw ambtsvoorganger op eerdere Kamervragen?4
Prescan biedt consumenten een total body scan, waarbij met behulp van straling onder andere gezocht kan worden naar kanker. Dit is vergunningplichtig op grond van de WBO. Prescan heeft hiervoor geen vergunning, maar opereert in het buitenland. Ik verwijs ook naar mijn antwoord op vraag 5.
Het bericht dat Bureau Jeugdzorg steeds vaker hulpvragen afwijst |
|
Nine Kooiman |
|
Bent u bekend met het bericht «Jeugdzorg wijst steeds vaker hulpvraag af»?1 Kunt u de in het bericht genoemde cijfers, dat bijna 40 procent van de aanmeldingen door Bureau Jeugdzorg niet wordt geaccepteerd, bevestigen?
Het bericht is mij bekend. Het cijfer is afgeleid uit het Brancherapport 2009 van Jeugdzorg Nederland.
Welke verklaring geeft u voor het feit dat de hulpvraag explosief is gestegen, maar dat het aantal mensen dat daadwerkelijk hulp krijgt niet navenant is meegestegen?
Het percentage niet-geaccepteerde aanmeldingen is herleidbaar uit het Brancherapportage 2009 van Jeugdzorg Nederland. Daaruit blijkt dat het aantal aanmeldingen van 2006 tot 2009 is gestegen met 37%. Het aantal geaccepteerde meldingen is gestegen met 23%. Hieruit volgt dat over die periode een relatief kleiner deel van de meldingen geaccepteerd wordt.
Het feit dat een aanmelding niet geaccepteerd wordt kan verschillende oorzaken hebben. Gelet op de hulpvraag volstaat soms het geven van informatie en advies. Bij lichte hulpvragen wordt verwezen naar voorliggende voorzieningen als een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), indien deze lokaal aanwezig zijn. Soms wordt een verzoek tot onderzoek gedaan bij de Raad voor de Kinderbescherming. Al deze gevallen worden in de registratie opgenomen onder de noemer «niet-geaccepteerd». De daling van het percentage geaccepteerde meldingen kan volgens Jeugdzorg Nederland samenhangen met een toename van verwijzingen naar het lokale aanbod van lichte voorzieningen, dat sterk in ontwikkeling is.
Van het IPO en Jeugdzorg Nederland heb ik in dit verband ook geen signalen ontvangen dat de capaciteit bij de bureaus jeugdzorg te klein zou zijn.
Kunt u uitsluiten dat het afwijzen van hulpvragen door Bureau Jeugdzorg iets te maken heeft met gebrek aan capaciteit bij Bureau Jeugdzorg?
Zie antwoord vraag 2.
Wat gebeurt er met de mensen die uiteindelijk niet worden geholpen door Bureau Jeugdzorg? Is bekend of deze mensen altijd geholpen worden door een andere instantie? Zo ja, welke andere instanties zijn dit? Worden ze daar ook daadwerkelijk geholpen?
Zie antwoord vraag 2.
Worden de mensen met een door Bureau Jeugdzorg afgewezen hulpvraag gevolgd? Zo nee, bent u bereid te onderzoeken wat er gebeurt met mensen met afgewezen hulpvragen?
Nee, deze mensen worden niet verder gevolgd. Zoals hierboven is aangegeven betreft het geen mensen waarvan de hulpvraag is afgewezen, maar mensen die op een andere manier zijn geholpen, zijn doorverwezen of die geen hulp nodig hadden. Na de professionele beoordeling door bureau jeugdzorg is verder volgen dan ook niet aan de orde.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat mensen niet meer van het kastje naar de muur worden gestuurd maar weten waar zij met hun hulpvraag moeten zijn?
Op 1 januari 2011 hadden 270 gemeenten een Centrum voor Jeugd en Gezin, eind dit jaar zullen naar verwachting de meeste gemeenten een CJG hebben. In gemeenten die al een CJG gerealiseerd hebben, is soms nog niet breed bekend dat men bij het CJG terecht kan voor lichte hulpvragen. Om die redenen zullen mensen zich in een aantal gevallen nu nog tot Bureau Jeugdzorg wenden met een dergelijke lichte hulpvraag. Dit geldt ook voor gemeenten waar nog geen CJG aanwezig is.
Eind 2011 zal in alle gemeenten een CJG gerealiseerd zijn. Het is aan de gemeenten om hun Centrum voor Jeugd en Gezin onder de aandacht van professionals, ouders en jeugdigen te brengen als dè plek waar je terecht kunt met alle vragen over opvoeden en opgroeien.
Het Rijk en de VNG ondersteunen gemeenten hierbij. Die ondersteuning van gemeenten bij de ontwikkeling van hun CJG richt zich onder andere op de vraag hoe het CJG laagdrempelig in te richten en onder de aandacht van professionals, ouders en jeugdigen te brengen. In veel gemeenten is dit al zichtbaar en weten mensen waar ze met hun hulpvragen naar toe kunnen.
Hoe komt het dat mensen met lichte hulpvragen niet direct bij het Centrum voor Jeugd en Gezin terecht komen? Hoe gaat u ervoor zorgen dat mensen met lichte hulpvragen niet bij Bureau Jeugdzorg terecht komen maar bij het Centrum voor Jeugd en Gezin?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe gaat u voorkomen dat een kind of gezin met een hulpvraag tussen de wal en het schip valt en er voor zorgen dat iedereen die hulp nodig heeft weet waar hij moet zijn en daadwerkelijk kan worden geholpen?
Zie antwoord vraag 6.
De korting op de humanistische geestelijke verzorging voor gedetineerden |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Is het waar dat per 1 januari 2011 fors wordt gekort op de humanistische geestelijke verzorging voor gedetineerden, met als gevolg dat slechts een op de tien gedetineerden toegang zal hebben tot een niet-godsdienstige verzorger?1 Zo ja, waarom is dit besluit genomen? Welke overwegingen en onderzoeken hebben hierbij een rol gespeeld?
Met ingang van 1 januari 2011 wordt het aantal formatieplaatsen voor de geestelijke verzorging bij DJI verminderd. Dit is het directe gevolg van het teruggelopen aantal ingeslotenen in de Justitiële Inrichtingen. Daarnaast spelen de effecten van de zogeheten voorkeurspeiling die in 2008, 2009 en 2010 heeft plaatsgevonden.
De voorkeurspeiling is een wetenschappelijk verantwoord onderzoek dat gedurende de hierboven vermelde drie opeenvolgende jaren is uitgevoerd onder een representatief deel van de ingeslotenen naar hun voorkeur voor de verschillende denominaties. In de Penitentiaire beginselenwetten is namelijk opgenomen dat er in elke Justitiële Inrichting voldoende geestelijke verzorging moet zijn, die zoveel mogelijk aansluit bij de godsdienst of levensovertuiging van de ingeslotenen. Hierbij dient overigens aangetekend te worden dat de religie of levensovertuiging, waartoe men zichzelf rekent, niet automatisch ook de denominatie is waarvan men geestelijke verzorging wil ontvangen. Die keuze kan voor iedere individuele ingeslotene anders uitvallen.
Op grond van de voorkeurspeiling bestaat nu een representatief beeld van de (daadwerkelijke) behoefte aan geestelijke verzorging onder ingeslotenen. Daaruit blijkt dat de vraag naar sommige denominaties is gegroeid en naar andere is gedaald. (Dat laatste is het geval bij de protestantse en de humanistische geestelijke verzorging. Op basis van de drie achtereenvolgende voorkeurspeilingen is sprake van een percentage van 12,3% van de ingeslotenen met een voorkeur voor humanistisch geestelijke verzorging).
Bent u bekend met het onderzoek «Geestelijke verzorging in detentie. Visie van ingeslotenen op behoefte en aanbod»2, waaruit blijkt dat een derde van de gedetineerden niet godsdienstig is en bovendien lang niet alle gelovige gedetineerden specifiek behoefte hebben aan godsdienstige geestelijke verzorging? Staan de conclusies van dit onderzoek niet haaks op uw maatregel om de humanistische geestelijke verzorging drastisch te korten?
Ja, het onderzoek «Geestelijke verzorging in detentie. Visie van ingeslotenen op behoefte en aanbod» is mij bekend. De conclusies van dit onderzoek dat een derde van de gedetineerden niet godsdienstig is en bovendien lang niet alle gelovige gedetineerden specifiek behoefte hebben aan godsdienstige geestelijke verzorging, staan mijns inziens niet haaks op het terugbrengen van de formatie voor humanistisch geestelijke verzorging. Evenmin is sprake van een inbreuk op artikel 41 van de Penitentiaire beginselenwet.
In het onderzoek «Geestelijke verzorging in detentie» is met name onderzocht of men behoefte heeft aan geestelijke verzorging en zo ja, of de inhoud van de huidige geestelijke verzorging in detentie aansluit op de wensen op het gebied van geestelijke verzorging van ingeslotenen.
In dit onderzoek is niet aan de respondenten de vraag gesteld naar welk type denominatie hun voorkeur uitgaat. Die vraag is wel expliciet gesteld in de voorkeurspeiling die ik in het antwoord op vraag 1 heb toegelicht. Met behulp van de voorkeurspeiling is derhalve veel preciezer in beeld gebracht welke voorkeur men daadwerkelijk uitspreekt en op basis daarvan heeft de nieuwe verdeling plaatsgevonden.
In hoeverre wordt hiermee inbreuk gemaakt op artikel 41 van de Penitentiare beginselenwet, waarin is voorgeschreven dat de directeur van de inrichting er voor moet zorgen dat in de inrichting voldoende geestelijke verzorging beschikbaar is die zoveel mogelijk aansluit bij de godsdienst of levensovertuiging van de gedetineerden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Wanneer is er sprake van «voldoende beschikbaar» als bedoeld in artikel 41 van de Penitentiare beginselenwet?
Bij het bepalen van het aantal formatieplaatsen dat beschikbaar dient te worden gesteld voor geestelijke verzorging wordt de algemeen aanvaarde norm van 1 geestelijke verzorger op 90 ingeslotenen gehanteerd.
Bent u, nog los van het besluit de humanistische geestelijke verzorging drastisch te korten, op de hoogte van het feit dat de daadwerkelijke beschikbaarheid van geestelijke verzorgers in het algemeen problematisch is? Hoeveel beklagzaken zijn er bekend waarbij klachten van gedetineerden over de beschikbaarheid van geestelijke verzorging gegrond zijn verklaard?
Er wordt geen centrale registratie bijgehouden van het aantal beklagzaken van ingeslotenen over de daadwerkelijke beschikbaarheid van geestelijke verzorgers. In zijn algemeenheid geldt dat geestelijk verzorgers hun taken onbelemmerd moeten kunnen vervullen. Het dagprogramma mag de realisering van het grondrecht van vrijheid van godsdienst of levensovertuiging niet in de weg staan. Ook arbeid is geen reden tot beperking van uitoefening van dit recht. In het recente verleden is er met name in het kader van de implementatie van het Programma Modernisering Gevangeniswezen (MGW) een korte periode geweest waarin binnen enkele vestigingen niet steeds alle beschikbare diensten vanuit de geestelijke verzorging in het programma konden worden ondergebracht. Inmiddels zijn hier heldere afspraken over gemaakt waardoor de geestelijke verzorging is geïntegreerd in het nieuwe dagprogramma van het gevangeniswezen. Met de implementatie van het nieuwe dagprogramma wordt per 1 februari 2011 een aanvang gemaakt. Voor de zomer van dit jaar hebben alle vestigingen het nieuwe dagprogramma ingevoerd.
In hoeverre is sprake van voldoende ruimte in het dagprogramma voor contacten van gedetineerden met hun geestelijk verzorger? Deelt u de mening dat het niet de bedoeling kan zijn dat de arbeid dan wel andere onderdelen van het dagprogramma, moeten worden onderbroken om contacten met geestelijk verzorgers te hebben? Zo niet, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Zal het nieuwe dagprogramma in alle inrichtingen voldoende ruimte bieden voor contacten met geestelijk verzorgers? Per wanneer zal het nieuwe dagprogramma overal zijn ingevoerd?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat een nieuwe verdeling, waarbij tenminste 30 procent van de geestelijke verzorging uit humanistische verzorging bestaat, evenwichtiger zou zijn en meer recht zou doen aan de bevolkingssamenstelling en de daadwerkelijke behoefte van gedetineerden? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik ben niet van mening dat een nieuwe verdeling, waarbij tenminste 30 procent van de geestelijke verzorging uit humanistische verzorging bestaat, evenwichtiger zou zijn en meer recht zou doen aan de bevolkingssamenstelling en de daadwerkelijke behoefte van gedetineerden. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 is de religie of levensovertuiging, waartoe men zichzelf rekent, niet automatisch ook de denominatie waarvan men geestelijke verzorging wil ontvangen. Op basis van de drie achtereenvolgende voorkeurspeilingen is sprake van een percentage van 12,3% van de ingeslotenen met een voorkeur voor humanistisch geestelijke verzorging.Ik zie dan ook geen aanleiding om te komen tot een andere verdeling.
Bent u bereid uw besluit de humanistische geestelijke verzorging terug te dringen te heroverwegen en met een betere verdeling te komen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid zo spoedig mogelijk te reageren op de brief van het Humanistisch Verbond van 22 december 2010 en deze vragen te beantwoorden in verband met de datum van 1 januari 2011 waarop deze korting in gaat?
Ja.
De gevolgen van ketenaansprakelijkheid op grond van de Wet Arbeid Vreemdelingen (WAV) |
|
Arie Slob (CU), Cynthia Ortega-Martijn (CU) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de gerechtelijke uitspraken waarin niet alleen het PCM Distributiebedrijf, maar ook de verschillende dagbladen waarvoor PCM distributiebedrijf de verspreiding verzorgt, aansprakelijk zijn gesteld, omdat illegale krantenbezorgers zijn aangetroffen op grond van de ketenaansprakelijkheid binnen de dagbladenbranche?1
Ja.
Wat hadden deze uitgevers nog meer kunnen doen om niet aansprakelijk gesteld te worden?
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in de uitspraak van 17 maart 2010, LJN: BL7836, geoordeeld dat PCM Distributiebedrijf BV bij het laten bezorgen van diverse dagbladen artikel 2, eerste lid, Wet arbeid vreemdelingen (Wav) heeft overtreden. Deze overtredingen heeft de Afdeling bestuursrechtspraak volledig verwijtbaar geacht.
In een afzonderlijke uitspraak van eveneens 17 maart 2010, LJN: BL7835, heeft de Raad van State mijn standpunt gedeeld dat ook de desbetreffende uitgevers de Wav hebben overtreden en dat deze overtredingen aan ieder van hen ook volledig zijn te verwijten, zodat geen grond bestond voor matiging van de opgelegde boetes. In die uitspraak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak geconcludeerd dat «gelet op de contractuele verplichtingen die het distributiebedrijf en de uitgevers over en weer zijn aangegaan en het juridische verband waarbinnen zij opereren, de uitgevers moeten worden geacht bij het distributiebedrijf invloed te kunnen uitoefenen op de gang van zaken rond de huis-aan-huis bezorging van de door hen uitgegeven kranten.» Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak hebben de uitgevers onvoldoende hun invloed aangewend om de door de Arbeidsinspectie geconstateerde overtredingen niet, of verminderd, verwijtbaar te achten. In de uitspraak is in dat verband aan de orde gesteld dat de uitgevers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij hun distributeurs uitdrukkelijk hebben bedongen dat deze bij de tewerkstelling van vreemdelingen de Wav in acht dienen te nemen. Evenmin hebben zij aannemelijk gemaakt, dat zij van de distributeurs een regelmatige en doelgerichte controle van de identiteit van de bezorgers verlangden, of dat die controle in de praktijk niet uitvoerbaar zou zijn. Voor zover de uitgevers wel maatregelen hadden getroffen in het kader van de controle van de identiteit van de bezorgers, zijn die pas genomen nadat de overtredingen waren geconstateerd en deden deze dus niet af aan de verwijtbaarheid van de overtredingen.
Bent u bereid te onderzoeken of het wenselijk en mogelijk is in de Beleidsregels2 onderscheid te maken naar de mate van verwijtbaarheid, en de hoogte van de boete hierop af te stemmen?
Artikel 5:41 van de Algemene wet bestuursrecht schrijft voor dat geen bestuurlijke boete wordt opgelegd voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten. Dit brengt mee dat als een overtreding verminderd verwijtbaar is, bij de oplegging van een boete niet het in de beleidsregels neergelegde normbedrag kan worden gehanteerd. De hoogte van de boete moet dan worden afgestemd op de mate van verwijtbaarheid. Indien geen sprake is van verwijtbaarheid omdat een werkgever aannemelijk kan maken dat hij al het redelijkerwijs mogelijke heeft gedaan om een overtreding (in de keten) te voorkomen, wordt van boeteoplegging afgezien.
De hoogte van het boetebedrag is dus nu al afhankelijk van de mate van verwijtbaarheid.
In de desbetreffende zaken was geen aanleiding om van het boetenormbedrag af te wijken, omdat, zoals in het antwoord op de vorige vraag is uiteengezet, de uitgevers volledig verwijtbaar waren.
De toepassing van de bestuurlijke boete in de Wav is in 2009 geëvalueerd door IVA beleidsonderzoek en advies (Evaluatie invoering bestuurlijke boete Wet arbeid vreemdelingen, Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 17 050 en 29 523, nr. 396).
Een van de vragen was hoe de matigingsgronden werken en of ze aansluiten bij situaties waarin overtredingen werkgevers mogelijk in mindere mate of niet kunnen worden verweten. De conclusie luidde dat de matigingsgronden als zodanig door de rechter worden aanvaard. Verminderde verwijtbaarheid leidt inderdaad tot matiging van de boete. Bij het geheel ontbreken van verwijtbaarheid wordt de boetebeschikking vernietigd door de rechter. Gezien de uitkomst van deze evaluatie is het niet nodig de beleidsregels op dit punt te herzien.
In hoeverre, en op welke manier, is er door het kabinet naar het bedrijfsleven gecommuniceerd over de ruime interpretatie van het begrip werkgever in de WAV en de gevolgen hiervan voor het bedrijfsleven? Bent u bereid de Arbeidsinspectie te verzoeken in overleg te treden met de bedrijven uit de dagbladenbranche, teneinde duidelijkheid te verschaffen over hetgeen door de overheid van hen aan inspanning wordt verwacht in het kader van het terugdringen van de inzet, door hun lokale distributeurs/depothouders, van illegalen?
Inmiddels is de uitleg over het brede werkgeversbegrip vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak. Ik onderschrijf dat een goede uitleg over het brede werkgeversbegrip en de daarmee samenhangende verantwoordelijkheden van (alle) werkgevers (in de keten) van belang is opdat private maar ook publieke opdrachtgevers beter kunnen inspelen op wat er van hen verwacht wordt.
Via voorlichtingscommunicatie, o.m. via de site van de Rijksoverheid en de Arbeidsinspectie en via de campagne «Weet hoe het zit», worden de verantwoordelijkheden van (alle) werkgevers (in de keten) met betrekking tot de juiste naleving van de Wet arbeid vreemdelingen verduidelijkt. Daarbij wordt tevens ingegaan op aspecten en overwegingen die een rol kunnen spelen bij het achterwege laten of matigen van boetes aan alle werkgevers in de keten. Ook wordt in de gesprekken die de Arbeidsinspectie periodiek voert met bedrijven en sectoren het brede werkgeversbegrip en de daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheden onder de aandacht gebracht. Met bedrijven uit de dagbladenbranche heeft de Arbeidsinspectie meerdere keren specifiek overleg gevoerd over de uitleg van het werkgeversbegrip. Tevens wordt nog bezien of het mogelijk is om op voorhand meer concreet de omstandigheden die voor het matigingsbeleid van belang zijn in kaart te brengen.
Bent u bereid te evalueren of de ketenaansprakelijkheid door het hanteren van het ruime werkgeversbegrip binnen de WAV effectief is en geleid heeft tot een afname van het aantal illegale werknemers binnen het bedrijfsleven?
Het ruime werkgeversbegrip geldt sinds de invoering van de Wav in 1994. Hiermee werd beoogd duidelijkheid te bieden ten opzichte van de tot dan geldende Wet arbeid buitenlandse werknemers waarin de tewerkstellingsvergunningplicht verbonden was aan specifieke arbeidsrelaties. Dit leverde niet alleen onduidelijkheid op voor de werkgevers die niet altijd wisten of zij vergunningplichtig waren, maar het leidde ook tot schijnconstructies en bewijsproblemen in geval van vermoede overtredingen. Juist door het ruime werkgeversbegrip werden deze onduidelijkheden en de daaraan gekoppelde mogelijkheden tot illegaal werknemersschap weggenomen. Omdat het kabinet grote waarde hecht aan de bestrijding van illegale arbeid, is het juist daarom niet bereid terug te keren tot een meer specifieke omschrijving van het werkgeversbegrip binnen de Wav. Daarbij blijft gelden dat wie geen verwijt treft, niet kan worden beboet. Het kabinet ziet daarom geen aanleiding de toepassing van het ruime werkgeversbegrip te evalueren.
Is het u bekend hoeveel bedrijven de afgelopen 5 jaar naar aanleiding van de hoge boetes failliet zijn verklaard? In hoeverre was het voor deze bedrijven mogelijk om een regeling te treffen voor het betalen van de boetes?
Het is niet bekend of en zo ja, hoeveel bedrijven er naar aanleiding van bestuurlijke boetes failliet zijn gegaan. De werkgever die wegens overtreding van de Wav een boete heeft gekregen, moet deze boete binnen 6 weken nadat de boete is opgelegd betalen. Indien de boete niet binnen 6 weken is betaald, wordt een aanmaning verzonden met een termijn van 14 dagen. Bij niet betaling volgt een dwangbevel en wordt de zaak overgedragen aan de deurwaarder.
De betalingsverplichting kan worden opgeschort door middel van het aanvragen van een voorlopige voorziening bij de bestuursrechter in geval van spoedeisend belang, b.v. bij dreigend faillissement. In dat geval moet dan wel bezwaar of (hoger) beroep zijn ingesteld.
De Arbeidsinspectie biedt de werkgever op verzoek de mogelijkheid om in geval van aangetoonde betalingsonmacht gebruik maken van een betalingsregeling. Afhankelijk van de specifieke omstandigheden moet de boete in maandelijkse termijnen binnen 1, 2 of 3 jaar zijn betaald. Over deze mogelijkheden wordt de werkgever actief geïnformeerd door een brochure die bij de boetebeschikking wordt gevoegd. Uit de eindrapportage van de evaluatie invoering bestuurlijke boete Wav die ik op 18 januari 2010 naar de Tweede Kamer heb gestuurd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 17050 en 29523, nr. 396) blijkt dat sinds 1 januari 2007 tot 1 juli 2009 in bijna 40% van het aantal boetezaken een betalingsregeling is getroffen
Internetapotheken |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat medicijnfabrikant Pfizer via internet herhaalrecepten voor alle medicijnen verstrekt?1
Ik ben op de hoogte van het feit dat Pfizer een website heeft opgezet genaamd «ilivi». Dit is een website met informatie over gezondheidsgerelateerde onderwerpen. Op deze website staat onder meer hoe een patiënt zijn herhaalmedicatie, door tussenkomst van de eigen arts die het recept verschaft, via een legale apotheek (eFarma) kan aanvragen. Er is mijns inziens geen sprake van dat Pfizer zelf herhaalrecepten voor medicijnen verstrekt.
Is de handelwijze van deze farmaceut niet in strijd met de Geneesmiddelenwet (artikel 67), die eenieder verbiedt geneesmiddelen voor te schrijven aan personen die de voorschrijver nog nooit persoonlijk heeft ontmoet, die de voorschrijver niet kent of van wie de voorschrijver de medicatiehistorie niet beschikbaar heeft? Zo nee, waarom niet?
Nee, want de website verwijst de bezoeker voor het verkrijgen van een recept naar de eigen behandelend arts van de patiënt. Ik verwijs hiervoor ook naar het antwoord op vraag 1.
Wat is uw visie op de werkwijze van «Thuisapotheek», de grootste internetapotheek van Nederland?2
De Thuisapotheek is een landelijk werkende apotheek die alleen medicatie levert op basis van recepten van de eigen arts. De apotheker van de Thuisapotheek is opgenomen in het Register van gevestigde apothekers en stelt geneesmiddelen ter hand, waarbij de communicatie met de patiënt veelal via internet verloopt.
Zolang de Thuisapotheek zich daarbij aan de wettelijke regels en aan de normen van de beroepsgroep houdt, kan ik instemmen met deze wijze van communicatie en geneesmiddelenverstrekking.
Bent u met apothekersorganisatie KNMP van mening dat een internetapotheek geen zicht heeft op het totale medicijngebruik van een patiënt, waardoor de begeleiding van het medicijngebruik door een internetapotheek niet voldoende is?
Tegenwoordig komt het vaak voor dat patiënten hun geneesmiddelen halen bij meer dan één apotheek. Mensen kunnen overal bij een apotheek hun geneesmiddelen halen. Deze apotheken, waaronder ook apotheken die van internetdiensten gebruik maken, dienen aan de wettelijke regels en normen van de beroepsgroep te voldoen.
Het is aan de apotheekhoudende en aan de patiënt zelf om het medicijngebruik in kaart te krijgen. Dit is niet anders dan bij de «Thuisapotheek». Daarbij bepaalt de klant (patiënt) zelf of hij geneesmiddelen bij een landelijk werkende apotheek, die gebruik maakt van de mogelijkheden van internet, wil betrekken. Ik ben het derhalve niet eens met de stelling dat de «Thuisapotheek» geen zicht heeft op het totale medicijngebruik van een patiënt.
Bent u met de Inspectie voor de Gezondheidszorg van mening dat de internetapotheek wettelijk niets verkeerd doet? Zo ja, bent u bereid de wet aan te scherpen om veilig medicijngebruik te bevorderen?
De voorgaande antwoorden in aanmerking nemende ben ik, op basis van de mij bekende feiten, van mening dat de «Thuisapotheek» en apotheek «Efarma» die genoemd is op de website «Ilivi» wat betreft de terhandstelling van geneesmiddelen wettelijk niets verkeerd doen.
Bent u bereid kennis te nemen van het zwartboek dat de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF) opstelt over de Thuisapotheek, en zo nodig in te grijpen?
Uiteraard ben ik bereid kennis te nemen van het zwartboek dat de NPCF opstelt. Indien blijkt dat welke apotheek dan ook zich niet aan de wettelijke regels houdt, zal ik maatregelen nemen.
Bent u bereid, net als uw ambtsvoorganger, op te treden tegen medicijnverstrekking via internet?34
Indien een apotheek, ongeacht of deze gebruik maakt van internetdiensten, zich niet aan de wettelijke regels houdt, zal ik hiertegen laten optreden. Wat medicijnverstrekking via internet betreft, is het van belang onderscheid tussen bonafide en niet bonafide aanbieders te maken. Aan het bestellen bij niet bonafide aanbieders zijn namelijk aanzienlijke gezondheidsrisico’s verbonden. In dat kader maak ik u er op attent dat mijn ambtsvoorganger in 2008 en ik in 2010 een internetcampagne hebben gevoerd om de burgers bewust te maken van de gevaren van het bestellen van geneesmiddelen via internet. Ik heb de burgers hierbij gewezen op de niet bonafide aanbieders van geneesmiddelen, die hun producten niet uit het reguliere distributiekanaal betrekken en de bonafide aanbieders die hun medische producten uit het met waarborg omklede reguliere distributiekanaal betrekken. In deze campagne heb ik ook tips gegeven hoe de burger deze gevaren kan minimaliseren. Daarnaast zal er in 2011 een beleidsagenda vervalsingen medische producten komen. In deze agenda zal de aanpak van de bestrijding van niet bonafide aanbieders van medische producten aan de orde komen. Hieronder wordt ook verstaan de niet bonafide aanbieders die gebruik maken van het internet.
De nieuwste cijfers over vermoorde journalisten |
|
Boris van der Ham (D66) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de jongste moord- en kidnapcijfers inzake journalisten?1
Wij hebben met treurnis en afschuw kennis genomen van het overzicht dat Reporters without borders heeft uitgebracht over de journalisten die in 2010 wereldwijd werden vermoord, gekidnapt, gearresteerd, bedreigd of anderszins werden belemmerd in hun werkzaamheden.
Wij veroordelen geweld tegen en bedreiging van journalisten; wij onderstrepen het grote belang dat gemoeid is met een vrije en onafhankelijke journalistiek.
Bent u bereid het belang van persvrijheid en bescherming van journalisten met nog meer kracht internationaal te agenderen? Op welke wijze wilt u dit doen?
Nederland is sinds jaar en dag een overtuigd pleitbezorger van persvrijheid en bescherming van journalisten in alle relevante internationale fora (Europese Unie, Raad van Europa, Verenigde Naties). De Nederlandse regering ziet het jaarlijks overzicht van Reporters without borders als een aansporing om dit pleidooi met kracht en overtuiging voort te zetten.
Treedt UNESCO naar uw oordeel voldoende op tegen schendingen van persvrijheid en bedreiging van journalisten? Op welke wijze zou u graag zien dat UNESCO optreedt? Welke initiatieven neemt u om dit te bevorderen?
Bevordering van de vrijheid van meningsuiting en van vrije toegang tot kennis en informatie is één van de belangrijkste aandachtpunten van UNESCO. De organisatie draagt hieraan onder meer bij door journalisten te trainen en door de persvrijheid wereldwijd te monitoren.
De Nederlandse regering vindt verdergaande initiatieven aan de kant van UNESCO niet nodig; het is aan de lidstaten om waar nodig actie te ondernemen.
Op welke wijze wilt u aan dit probleem aandacht besteden op de komende dag van de persvrijheid op 3 mei 2011?2
Tijdens de jaarlijkse Dag van de Persvrijheid wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan de gevaren die journalisten in een groot aantal landen bedreigen en die hen belemmeren in de uitoefening van hun werk. De Nederlandse regering – i.c. het ministerie van OCW – heeft de afgelopen jaren meermaals financiële steun aan de Dag van de Persvrijheid verleend en is daar ook in 2011 toe bereid.
Het toeslagensysteem van de Belastingdienst |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van het artikel «Uitstel toeslagensysteem Belastingdienst kost 4 miljoen per maand» over de zevende halfjaarrapportage van de Belastingdienst?1
Ja.
Hoeveel van de verzoeken gedaan in januari 2010 zijn ook daadwerkelijk doorgestuurd in 2010?2
In januari 2010 zijn in totaal 96 verzoeken ontvangen en verstuurd. Hiervan zijn er 86 correct in het buitenland ontvangen. De overige tien verzoeken zijn door het buitenland geweigerd. Dit is gebleken in september 2010. De verzoeken zijn toen opnieuw ingediend, maar hebben opnieuw tot foutmeldingen geleid. Deze verzoeken worden door de Belastingdienst individueel behandeld in overleg met de ondernemers en de betrokken lidstaten.
Welke problemen, die in de zevende halfjaarrapportage zijn beschreven in hoofdstuk 4.3, waren op 1 mei 2010 al bekend bij de Belastingdienst?3 Zo er geen bekend waren, hoeveel verzoeken tot teruggave van BTW waren voor die datum correct verwerkt?
In antwoord op schriftelijke vragen van het Kamerlid Aptroot, die aan de Tweede Kamer zijn toegezonden op 24 juni 2010, heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven dat na de invoering van het nieuwe proces in 2010 sprake is geweest van opstartproblemen in de ondersteunende systemen in Nederland en op EU-niveau. Ook is aangegeven welke maatregelen de Belastingdienst heeft genomen om deze problemen te verhelpen4. In paragraaf 4.3. van de zevende halfjaarsrapportage wordt hieraan gerefereerd.
Tot 1 mei 2010 zijn aan het buitenland 3 899 verzoeken verzonden, waarvan 1 598 verzoeken correct zijn ontvangen. Op peildatum 31 december 2010 zijn 3 709 verzoeken correct ontvangen. De overige 190 verzoeken hebben geleid tot diverse foutmeldingen. Deze meldingen worden individueel behandeld in overleg met de ondernemers en de betrokken lidstaten. Tot 1 mei 2010 zijn van het buitenland 1 314 verzoeken ontvangen. Deze zijn in 2010 afgehandeld.
Welke andere landen hebben minstens vergelijkbare problemen gehad met de teruggave van intercommunautaire BTW?
Na inventarisatie van antwoorden vanuit de lidstaten op vragenlijsten van de Europese Commissie heeft de Europese Commissie in de eerste helft van 2010 geconcludeerd dat de systemen van veel lidstaten technische onvolkomenheden vertoonden. Dit gold ook voor de onderlinge communicatie tussen de systemen.
De verstoring die na de zomer van 2010 is geconstateerd, betrof specifiek het ondersteunende systeem voor BTW-teruggaaf dat door de Nederlandse Belastingdienst wordt gebruikt. Deze verstoring is verholpen waardoor het teruggaafproces thans zonder noemenswaardige stagnatie verloopt. De technische afstemming met de meest betrokken lidstaten (België, Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk en Luxemburg) is geïntensiveerd.
Aan hoeveel ondernemers wordt coulancerente betaald? Hoeveel coulancerente wordt er in totaal betaald? Hoe lang heeft de Belastingdienst gemiddeld gewacht met het doorsturen van de teruggaafverzoeken, waarvoor nu coulancerente betaald wordt?
Voor betaling van de coulancerente zijn thans de voorbereidingen gaande. In de tweede helft van januari 2011 wordt de procedure (waaronder de te gebruiken criteria) voor de betaling van coulancerente vastgesteld. De hoogte van de uit te betalen coulancerente zal mede afhankelijk zijn van het door het buitenland toegekende teruggaafbedrag. Het aantal betrokken ondernemers is afhankelijk van de te bepalen termijn waarover coulancerente wordt betaald. Naar verwachting gaat het om circa 5000 ondernemers.
Ongeveer 90% van de desbetreffende teruggaafverzoeken is verstuurd binnen 15 dagen, zulks in overeenstemming met de EU-bepalingen. De overige teruggaafverzoeken zijn vanwege de eerdergenoemde technische problemen later verzonden.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor 10 januari in verband met het Algemeen Overleg Belastingdienst op 13 januari 2011?
Ja.