Het CPB rapport "De Nederlandse woningmarkt - hypotheekrente, huizenprijzen en consumptie" |
|
Teun van Dijck (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van het op 14 februari jl. gepresenteerde CPB rapport «De Nederlandse woningmarkt – hypotheekrente, huizenprijzen en consumptie»? Kunt u reageren op de conclusie dat de hypotheekrentes in Nederland gemiddeld 1 procent hoger liggen dan in ons omringende landen?
Ja, ik heb kennisgenomen van dit rapport. Het is juist dat de hypotheekrentes in Nederland gemiddeld 1 procentpunt hoger zijn dan in de ons omringende landen. Eerder heeft de NMa in het rapport «Quick Scan Hypotheekrente» uit 2010 al geconstateerd dat vanaf medio 2008 de hypotheekrente in Nederland is gestegen ten opzichte van de gemiddelde rente in de Eurozone.1 Zie voor mijn reactie verder het antwoord op vraag 2, 3 en 4 van de leden Van Klaveren en Fritsma.
Hoe gaat u een einde maken aan de door het CPB aangetoonde overmatige winstmarges op hypotheken?
Zie het antwoord op vraag 2, 3 en 4 van de leden Van Klaveren en Fritsma(Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 1706).
Wat is uw reactie op de conclusie van het CPB, dat de daling van de consumptie in Nederland tussen 2008 en 2012 voor bijna de helft het gevolg is van de daling van huizenprijzen? Hoeveel koopkracht is verloren gegaan als gevolg van de teveel betaalde rente?
Volgens het CPB is de ontwikkeling van de huizenprijzen in Nederland sinds 1980 voor een belangrijk deel te verklaren door ontwikkelingen op het gebied van inkomen, vermogen, rente en het woningaanbod. Het CPB stelt dat de hypotheekrente momenteel weliswaar hoger is dan in andere lidstaten, maar dat de rente in historisch perspectief laag is. Hoewel het aannemelijk is dat de rente van invloed is op de ontwikkeling van de huizenprijzen zijn er ook andere factoren die hebben geleid tot de dalende huizenprijzen. Het CPB noemt de volgende mogelijke factoren:
Dalende huizenprijzen zijn volgens het CPB een belangrijke factor in het verklaren van de afgenomen consumptie en lagere economische groei.
Een berekening van het verlies aan koopkracht als gevolg van eventueel «te veel betaalde rente» acht ik niet goed mogelijk omdat er geen eenduidige en objectieve maatstaf is voor het eventueel «te veel betaalde» deel van de rente. Omdat deze objectieve maatstaf ontbreekt kan ik ook geen berekeningen laten uitvoeren naar de inkomsten van het Rijk als gevolg van de eventueel «te veel betaalde rente».
Wat is uw reactie op de conclusie van het CPB, dat de huizenprijzen in Nederland 5% hoger zouden zijn geweest, als de hypotheekrente gelijk was geweest aan het EU gemiddelde? Hoeveel miljard aan woningvermogen is hierdoor verloren gegaan?
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel euro is het Rijk misgelopen, als gevolg van de te hoge rente en dus teveel uitgekeerde hypotheekrenteaftrek? Gaat u de hierdoor misgelopen inkomsten aan loon en inkomstenbelasting verhalen op de financiële sector?
Zie antwoord vraag 3.
De Iraanse gevangene Nasrin Sotoudeh |
|
Harry van Bommel (SP), Joël Voordewind (CU), Désirée Bonis (PvdA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met de laatste stand van zaken rondom de Iraanse gewetensgevangene Nasrin Sotoudeh (winnaar van de Sacharov prijs voor mensenrechten), die nog steeds onterecht in gevangenschap zit en kunt u kort haar vermeende misdaden en haar straf beschrijven?
Nasrin Sotoudeh is op 9 januari 2011 veroordeeld tot 11 jaar gevangenisstraf en kreeg een verbod van 20 jaar om het beroep van advocaat uit te oefenen. In die 20 jaar mag zij Iran niet verlaten. In september 2011 is deze straf in hoger beroep omgezet naar 6 jaar cel en 10 jaar verbod op haar beroepsuitoefening en uitreisverbod. Zij is veroordeeld voor het handelen in strijd met de nationale veiligheid, verspreiden van propaganda tegen het regime en lidmaatschap van het Defenders of Human Rights Centre. Sotoudeh zit momenteel haar straf uit in de Evin gevangenis.
Bent u op de hoogte van de resultaten van het onderzoek van een delegatie van het Iraanse parlement naar de rechtmatigheid van de zaak van mevrouw Sotoudeh? Zo nee, kunt u het dan (laten) uitzoeken en meedelen aan het Nederlandse parlement?1
Een delegatie van het Iraanse parlement heeft de gevangenis waar Nasrin Sotoudeh vastzit, op 21 januari 2013 bezocht. Dat bezoek viel samen met een driedaags verlof dat Sotoudeh was toegekend. Als de resultaten van hun onderzoek publiek worden gemaakt, wat niet zeker is, zal ik deze aan uw Kamer mededelen.
Is het waar dat advocaat Mohammad Ali Dadkhan recent is veroordeeld wegens het verdedigen van mensenrechtenactivisten en het te woord staan van buitenlandse media? Indien ja, wat is uw oordeel over deze veroordeling? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Op 29 september 2012 is Mohammad Ali Dadkhah begonnen aan de negen jaar gevangenisstraf, die hem is opgelegd voor het handelen in strijd met de nationale veiligheid en het verspreiden van anti-regime propaganda. Nederland heeft grote zorgen over de situatie van mensenrechtenverdedigers in Iran en roept de Iraanse autoriteiten op, mensenrechtenadvocaten zoals de heer Dadkhah in staat te stellen hun beroep uit te oefenen.
Bent u bereid om gezamenlijk met uw EU-collega’s en lady Ashton ervoor zorg te dragen dat er gezamenlijk actie ondernomen wordt richting Iran ten einde Nasrin Sotoudeh en Mohammad Ali Dadkhan vrij te krijgen en dit ook tot uiting te laten komen bij de conclusies en de persconferentie na de eerstvolgende Raad voor Buitenlandse Zaken van de EU? Noten:
De Raad voor Buitenlandse Zaken van de EU van 11 maart heeft additionele mensenrechtensancties tegen Iran aangenomen. Zo zijn 9 namen toegevoegd aan de lijst van mensenschenders voor wie een tegoedenbevriezing en reisverbod van kracht is (in totaal nu 87 personen). Tevens wordt een tegoedenbevriezing toegepast bij een Iraanse entiteit betrokken bij mensenrechtenschendingen.
De EU heeft bij de Iraanse autoriteiten – mede op Nederlands initiatief – reeds herhaaldelijk aangedrongen op onmiddellijke vrijlating van mevrouw Sotoudeh en andere mensenrechtenadvocaten. Ook heeft de EU Hoge Vertegenwoordiger mondeling haar grote zorgen over de zaak van Nasrin Sotoudeh geuit. Daarnaast vraagt Nederland ook in VN-verband aandacht voor de situatie van mevrouw Sotoudeh, onder andere in de VN Mensenrechtenraad.
Ik zet mij ervoor in om met mijn EU-partners gezamenlijk tot een zo effectief mogelijke reactie richting de Iraanse autoriteiten te komen inzake de schrijnende situatie van mevrouw Sotoudeh en dhr. Dadkhah.
Het bericht ‘NVWA veegt fouten onder het tapijt’ |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het geval van de varkenshouder wiens dieren besmet veevoer hebben gekregen ten tijde van de MPA-affaire, waarbij in varkensvoer het synthetische hormoon Medroxyprogesterone-acetaat werd aangetroffen?1 Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
Kunt u uitleggen waarom de herhaalde verzoeken van deze varkenshouder om het ontvangen van testuitslagen van zijn dieren steeds werden geweigerd, terwijl de rekening voor deze testen al wel bij de varkenshouder lag, en kunt u aangeven of deze gang van zaken gebruikelijk is?
Bij het betreffende bedrijf is in 2002 MPA aangetroffen. Tussen november 2002 en maart 2003 zijn opnieuw varkens van deze varkenshouder onderzocht op MPA. De resultaten van de tweede ronde waren negatief (geen MPA).
Uitslagen van testen kunnen op verzoekdoor de veehouders worden opgevraagd. Niet meer duidelijk is of de betreffende varkenshouder dat destijds ook heeft gedaan. In elk geval zijn er geen maatregelen voortgekomen uit de testen.
Uitslagen van testen worden door de NVWA gedurende 3 jaar bewaard. Indertijd gold een bewaartermijn van 5 jaar. Beide bewaartermijnen zijn inmiddels ruimschoots verstreken, waardoor de NVWA derhalve niet meer over de testuitslagen beschikt. Van opzettelijke vernietiging is geen sprake.
De kosten van het nemen van monsters bij incidenten en crises worden in het algemeen alleen in rekening gebracht indien er sprake blijkt te zijn van een besmetting op het bedrijf. In dit geval was per abuis een rekening gestuurd, die later ook in de bezwaarfase als onjuist is gekwalificeerd.
Hoe beoordeelt u het feit dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) de door deze varkenshouder opgevraagde informatie steeds weer achterhield en uiteindelijk, ruim tien jaar later, nog steeds niet heeft gegeven?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bevestigen dat de NVWA in januari 2013 tegen de betreffende varkenshouder heeft gezegd dat zijn testresultaten negatief waren? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot de mededeling aan journalisten dat de gevraagde testresultaten niet meer in het archief aanwezig waren? Zo nee, kunt u toelichten welke communicatie er dan wel is geweest in januari 2013 tussen de NVWA en de betreffende varkenshouder?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u het vermoeden van deze varkenshouder dat de Algemene Inspectiedienst (AID), nu NVWA, de testgegeven opzettelijk heeft vernietigd?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het vrijgeven van de testresultaten aan de veehouder de normale gang van zaken zou moeten zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u garanderen dat dit tegenwoordig ook gebeurt, mocht een dergelijk geval weer aan de orde zijn?
Uitslagen van testen kunnen op verzoek worden opgevraagd door de veehouder. Ze worden niet standaard vertrekt. Het overgrote deel van de ruim 33.000 monsternames per jaar is namelijk negatief (geen afwijkend resultaat) en hebben dus geen gevolgen voor de veehouder. Het standaard mededelen van alle testresultaten zou een te zware administratieve last zijn voor de NVWA.
Een contra-analyse kan eveneens op verzoek plaatsvinden. Iedere veehouder kan bij de monsterneming een monster opvragen. Daarnaast bewaart de NVWA gedurende de verplichte bewaartermijn een contra-monster die op verzoek gebruikt kan worden, mocht de veehouder dit wensen.
Diervoedertesten worden uitgevoerd bij het RIKILT. De uitslagen van de testen kunnen worden opgevraagd bij de NVWA.
Deelt u de mening van de varkenshouder dat de NVWA ten tijde van de MPA-crisis verkeerd heeft gehandeld door testresultaten achter te houden en wellicht niet de hele waarheid te spreken over de oorzaak daarvan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, gaat u vervolgstappen nemen en de NVWA hierop aanspreken?
Bent u bereid ervoor te zorgen dat de opgevraagde informatie alsnog schriftelijk wordt verstrekt aan de veehouder en de Kamer ook hierover te informeren? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u uiteenzetten door welke laboratoria en op welke manier de tests voor MPA-besmettingen toentertijd zijn uitgevoerd, en hoe lang testresultaten bewaard moesten blijven door laboratoria, en waarom voor deze manier en laboratoria is gekozen en of de gekozen weg in overeenstemming was met de toen geldende Europese en nationale wetgeving? Zo ja, hoe beoordeelt u deze werkwijze? Zo nee, waarom niet?
Kunt u een verklaring geven voor het feit dat biggen, die geen brijvoer maar droogvoer hadden gekregen, mogelijk ook besmet waren, terwijl de MPA op dat moment alleen was aangetroffen in brijvoer? Zo ja, hoe beoordeelt u dit? Zo nee, waarom niet?
Hoe kunt u garanderen dat een dergelijke gang van zaken zoals met de varkenshouder ten tijde van de MPA-affaire niet meer voorkomt en dat veehouders voortaan tijdig worden geïnformeerd over de testuitslagen van hun bedrijf? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven hoe de huidige protocollen met betrekking tot besmet veevoer eruit zien en daarbij ingaan op de laboratoria die de tests uitvoeren, hoe lang zij hun testresultaten mogen bewaren en of zij bevoegd zijn testresultaten vrij te geven aan veehouders wanneer zij daarom vragen?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u uiteenzetten welke stappen er in de afgelopen tien jaar zijn genomen om ervoor te zorgen dat een dergelijk grootschalige besmetting van veevoer niet meer voor kan komen, en op welke wijze de NVWA de controles hierop heeft verbeterd?
Luchtkwaliteit |
|
Stientje van Veldhoven (D66) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Een vuiltje in de Nederlandse lucht»?1
Ja.
Waarom worden er in Maastricht en omstreken geen metingen gedaan, terwijl juist daar veel verontreinigde lucht blijft hangen gezien het feit dat deze regio in een dal ligt?
De meetpunten van het Landelijk Meetnet van het RIVM zijn zodanig gesitueerd dat er in combinatie met modelberekeningen een volledig beeld van Nederland kan worden verkregen. Het meetnet is niet specifiek gericht op locaties met mogelijk hoge concentraties. In Maastricht bevindt zich geen meetpunt van het RIVM, het dichtstbijzijnde meetpunt in Zuid-Limburg is in Wijnandsrade.
De provincie Limburg heeft wel een meetpunt langs de A2 in Maastricht. De meetwaarden van dit station kunnen via internet worden gevolgd.
Onderschrijft u de conclusie van het Planbureau voor de Leefomgeving, «Alle beleidsinspanningen ten spijt is de Nederlandse luchtkwaliteit, bijvoorbeeld gemeten naar de fijnstofconcentraties, van matige tot slechte kwaliteit», zoals wordt geciteerd in het bericht? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen om de Nederlandse luchtkwaliteit te verbeteren?
Ik kan die uitspraak in zoverre onderschrijven, dat verdere verbetering van de luchtkwaliteit zeker gewenst is, gezien de effecten op de gezondheid. Ik wijs er echter wel op dat de beleidsinspanningen effect hebben gehad. In de afgelopen 10 jaar is een dalende trend zichtbaar van de concentratie fijn stof. Deze trend wordt veroorzaakt door minder fijn stof uitstoot van het verkeer, onder andere door grootschalig gebruik van katalysatoren en roetfilters. Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) heeft er toe geleid dat in Nederland een fors pakket aan maatregelen wordt uitgevoerd waardoor we de normen voor zowel fijn stof als stikstofdioxide naar verwachting op tijd kunnen halen. De suggestie dat beleidsinspanningen tekort schieten wijs ik daarom van de hand. Nederland doet zoveel als redelijkerwijs mogelijk is binnen haar landsgrenzen. Veel van de luchtvervuiling komt uit het buitenland. Verdere verbetering van de luchtkwaliteit zal daarom vooral moeten worden bereikt door op Europees niveau afspraken te maken over een combinatie van aanscherping van vooral nationale emissieplafonds en meer effectieve bronmaatregelen. Hier zal ik mij binnen Europa dan ook voor inzetten.
Bent u het eens met de uitspraak van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), «Ondanks de consistente aanpak hebben de berekeningen voor toekomstige jaren een relatief grote onzekerheid, vooral doordat de kwaliteit van de invoergegevens niet bekend is», zoals wordt geciteerd in het bericht?2 Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen om de kwaliteit van de invoergegevens te verbeteren?
Ja, ik ken die uitspraak. In de monitoring voor het NSL ligt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de invoergegevens bij de wegbeheerders die de gegevens aanleveren, zit zijn rijk, provincies en gemeenten. Omdat bij het RIVM niet bekend is hoe de invoergegevens tot stand komen, levert dit een onzekerheid op.
Het is de taak van de betreffende wegbeheerders om te zorgen voor een goede en controleerbare kwaliteit van die gegevens. In de monitoring wordt gevraagd naar een publiek toegankelijke onderbouwing van deze gegevens. Dat komt goed op gang. Inmiddels is de onderbouwing al openbaar beschikbaar van de partners in de gebieden met de hoogste concentraties.
Voorts wordt door het RIVM ter uitvoering van de motie Van Tongeren (30 175, nr. 120) elk jaar een aantal steekproeven gedaan waarmee wordt nagegaan of de gegevens voldoende consistent zijn. Dat leidt tot aanbevelingen van het RIVM aan de wegbeheerder, die daar zelf mee aan de slag gaat.
Waarom worden er in Nederland pas maatregelen genomen bij «ernstige» smog, terwijl bij «matige» smog de concentraties van schadelijke stoffen in de lucht al zodanig zijn dat deze ernstige gevolgen hebben voor de volksgezondheid?
Er is sprake van matige smog als de concentraties van zwaveldioxide, stikstofdioxide, zwevende deeltjes of ozon hoger zijn dan de grenswaarde of informatiedrempel voor de betreffende stof, maar lager dan de alarmdrempel. Bij het bereiken van de alarmdrempel kan kortstondige blootstelling risico’s inhouden voor de gezondheid van de bevolking als geheel. Bij matige smog is dat niet het geval. Bij matige smog kan een deel van de bevolking, behorend tot bijzonder gevoelige bevolkingsgroepen, effecten ondervinden.
Deelt u de mening dat de term «matige» smog geen recht doet aan de schadelijke gevolgen van smog die dan optreden, en dat er dus een andere benaming moet komen voor deze situatie, bijvoorbeeld «hevige» smog? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zie het antwoord op vraag 5. Bij matige smog bestaat het risico dat bijzonder gevoelige bevolkingsgroepen effecten ondervinden. Het gaat bij matige smog niet om ernstige gevolgen voor de volksgezondheid.
Het Rapport ‘Trein met gevaarlijke stoffen rijdt rijweg uit in Groningen’ van de Inspectie Leefomgeving en Transport |
|
Betty de Boer (VVD) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het rapport van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) «Trein met gevaarlijke stoffen rijdt rijweg uit in Groningen»?1 2
Ja.
Onderschrijft u de conclusies van de ILT dat het aanrijdinggevaar in Groningen – waarbij een trein betrokken was die gevaarlijke stoffen vervoerde – direct het gevolg was van een fout van ProRail? Zo nee, waarom niet?
Ja. ProRail is eindverantwoordelijk voor de uitvoering van de werkzaamheden en voor het tekeningenbeheer.
Onderschrijft u de conclusie dat door het ontbreken van een gezamenlijke veiligheidsaanpak, ontoereikende coördinatie en controle – mede gezien het feit dat ProRail meerdere partijen contracteert – onnodig gevaarlijke situaties kunnen ontstaan? Zo nee, waarom niet?
De oorzaak van onderhavig incident ligt in het gebruik van een onjuiste tekening. Dat een tekening niet klopt heeft geen relatie met het aantal partijen die ProRail in het kader van de uitvoering contracteert.
Bij de overdrachtsmomenten in deze casus is onvoldoende geverifieerd of de beschikbaar gestelde tekeningen klopten. Inmiddels heeft ProRail de procedures aangescherpt om herhaling te voorkomen.
Bent u met ons van mening dat dit «versnipperde» veiligheidscontroleproces zoveel mogelijk geüniformeerd en aangescherpt zou moeten worden om gevaarlijke situaties zoals in onderhavig geval tot een minimum te beperken? Zo nee, waarom niet?
Ja. De veiligheidscontroleprocedures zijn al zoveel als mogelijk geüniformeerd en helder gefaseerd. Conform het VeiligheidsBeheerSysteem is een incident aanleiding voor aanpassingen en verbeteringen van procedures, waarmee wordt beoogd herhaling te voorkomen.
Bent u van oordeel dat er sprake is van een structureel probleem of was dit voorval in Groningen een incident? Graag een toelichting.
Naar aanleiding van de incidenten bij Stavoren en Groningen heeft de ILT besloten tot een meer generieke audit naar het tekeningenbeheer bij ProRail. Dat is ook in deze audit, die op 30 januari 2013 aan uw Kamer is gezonden, toegelicht (zie ook Kamerstuk 29 984, nr. 377). In die audit constateerde de ILT dat uit verschillende incidenten is gebleken, dat er problemen waren met het beheer en het leveren van de juiste tekeningen, waardoor veiligheidsrisico’s kunnen ontstaan. De ILT constateerde dat er geen 100 procent dekkend tekeningenbestand was voor de infrastructuur van ProRail.
Naar aanleiding hiervan is ProRail medio 2012 gestart met de controle van alle tekeningen en waar nodig deze te verbeteren. Verder verwijs ik naar de beantwoording van de schriftelijke vragen van de leden Hoogland en Van Dekken die uw Kamer heeft ontvangen.
Een VeiligheidsBeheersSysteem is er op gericht om de bedrijfsrisico’s en de beheersing ervan inzichtelijk te maken. Daarnaast dient het te borgen dat een veiligheidsincident leidt tot passende maatregelen om herhaling van veiligheidsincidenten, zoals dat in Groningen, in de toekomst te voorkomen. Dit laat onverlet dat 100 procent veiligheid nooit te garanderen is.
Bent u bereid ProRail om een reactie te vragen en deze informatie te delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Ja. Zodra ik deze reactie heb ontvangen zal ik die met uw Kamer delen.
De veiling van GSM-frequenties en de mogelijke interferentie met GSM-rail |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Spoorvervoerders maken opnieuw bezwaar tegen uitrol 4G»?1
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere schriftelijke Kamervragen van het lid Slob over dit onderwerp?2
Wat is de stand van zaken van het overleg over het interferentieprobleem tussen beide betrokken ministeries, de publieke mobiele netwerkbeheerders, ProRail en de vervoerders?
Klopt het dat ambtenaren van uw ministeries tegen de vervoerders hebben gezegd dat ook zij water bij de wijn moeten doen en dat zij dus mee moeten betalen aan een oplossing voor het interferentieprobleem? Staat dat niet op gespannen voet met de Europese interoperabiliteitseisen die een vrije toegang voor goederentreinen tot het Nederlandse spoorwegnet garanderen? Deelt u de mening dat dit de toegankelijkheid van Nederland voor Europese vervoerders kan beperken?
Is inmiddels duidelijk of het noodzakelijk is om de reisinformatieborden van infoplus te voorzien van andere filters of bekabelde oplossingen wanneer gebruik gemaakt gaat worden van nieuwe breedbrand-technologieën zoals UMTS? Wat zijn indicatief de kosten hiervan?
Deelt u de mening dat de kosten die gemoeid zijn met het nemen van maatregelen om de interferentieproblematiek te voorkomen, zullen moeten worden betaald door de veroorzakers, of uit de opbrengsten van de geveilde GSM-frequenties? Kunt u betaling door de veroorzakers, te weten de telecomoperators, juridisch afdwingen?
Wat zijn de resultaten van het onderzoek naar de juridische mogelijkheden om plaatsing van verbeterde GSM-R-treinradioapparatuur in treinen voor te schrijven aan vervoerders en materieel-eigenaren?
Wordt er onderzocht of nieuwe belemmeringen voor toegang van Europese vervoerders tot het Nederlandse net onder de bestaande Europese wetgeving mogelijk zijn? Of wordt er onderzocht of er bij andere EU lidstaten draagvlak is om de Europese regelgeving inzake GSM-R aan te passen vanwege de Nederlandse problemen?
Is het begrip «passende bescherming» uit de vergunningsvoorwaarden zoals aangekondigd in uw eerdere antwoorden inmiddels geconcretiseerd? Zo nee, waarom niet en wanneer gaat dit wel gebeuren? Wat is uw mening over de voorstellen van Koninklijk Nederlands Vervoer op dit punt?
Is het onderzoek naar haalbaarheid en doelmatigheid van generieke plafonds voor de signaalsterkte van publieke mobiele netwerkbeheerders in publiekrechtelijke regelgeving inmiddels afgerond? Is in dit onderzoek ook gekeken naar de mogelijkheid om de maximale zendniveaus van de publieke mobiele netwerkbeheerders in de buurt van het spoor (dus niet landelijk maar locatiespecifiek) te beperken tot een dusdanig niveau dat interferentie wordt voorkomen?
Heeft het in uw eerdere antwoorden genoemde Europese overleg over het interferentieprobleem tussen de spoorsector, de Europese Commissie en het Europese Spoorwegagentschap al tot resultaten geleid? Zo nee, wanneer verwacht u dat er conclusies worden getrokken?
Wanneer zullen de 4G-frequenties in gebruik genomen worden? Kunt u toezeggen dat er ruim voor die tijd een oplossing is voor de interferentieproblemen?
Het invoeren van arbeidstijdverkorting om werkloosheid te bestrijden |
|
Paul Ulenbelt (SP) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Werkweek in EU moet terug naar dertig uur»?1
Ik deel de analyse dat de hoge werkloosheid, en dan met name de jeugdwerkloosheid, een groot probleem is en bestreden moet worden. Door arbeidsduurverkorting wordt gepoogd de werkloosheid te bestrijden door de werkgelegenheid gelijkmatiger over mensen te verdelen. Uit onderzoek blijkt echter dat dergelijke maatregelen in het verleden niet hebben geleid tot meer werkgelegenheid in personen en een lagere werkloosheid.3
Deelt u de analyse van de ruim honderd Duitse wetenschappers, schrijvers, vakbondsbestuurders en vertegenwoordigers van kerken dat het bestrijden van de massale werkloosheid in Europa wordt bevorderd door het invoeren van de 30-urige werkweek?2 Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening van FNV Bondgenoten dat in tijde van hoge werkloosheid het werk in Nederland eerlijker moet worden verdeeld?3 Zo ja, hoe zal u dit steunen? Zo nee, waarom niet?
Ik begrijp de wens van FNV-bondgenoten om het werk in Nederland ten tijde van hoge werkloosheid eerlijk te verdelen, maar twijfel aan de mogelijkheden om dit te bewerkstelligen, zeker vanuit de overheid. Het is primair aan werkgevers en werknemers om dit op individueel en sectoraal niveau te realiseren, vanuit hun verantwoordelijkheid voor de arbeidstijden en de loonvorming. Het is echter de vraag of arbeidsduurverkorting de meest aangewezen weg is, gegeven de teleurstellende ervaringen in het verleden wat betreft de effecten op de werkgelegenheid in personen.
Daarnaast moet bedacht worden dat het kabinet juist inzet op vergroting van de arbeidsparticipatie, omdat dit de welvaart verhoogt, evenals het draagvlak voor collectieve voorzieningen. Vanuit dat perspectief is het wenselijk dat mensen juist meer uren per week gaan werken.
Deelt u de mening dat het bevorderen van langer doorwerken door ouderen nadelig is voor jongeren en andere werkzoekenden, gezien de oplopende (jeugd-)werkloosheid en economische vooruitzichten? Zo nee, waarom niet?
Het vroeger uittreden (of minder lang doorwerken) door ouderen maakt geen ruimte voor jongeren. Ook hier zijn de ervaringen uit het verleden weinig bemoedigend. In het verleden zijn vervroegde uittredingsregelingen vaak gebruikt om ouderen goedkoop uit te laten stromen zonder dat hier plekken van jongeren door ontstonden.5 Omgekeerd zal het langer doorwerken door ouderen waarschijnlijk niet negatief uitpakken voor jongeren.
Op lange termijn geldt zelfs dat het stimuleren van vervroegde uittreding leidt tot een lagere werkgelegenheid. Dit komt doordat de hoeveelheid werkgelegenheid in een economie geen vast gegeven is: de arbeidsmarkt is een dynamische markt waar de werkgelegenheid op lange termijn wordt bepaald door het arbeidsaanbod. VUT-regelingen zorgen voor een verlaging van het aanbod en leiden op langere termijn tot een lagere werkgelegenheid.6 Dit geldt ook voor arbeidstijdverkorting, zo blijkt uit internationaal onderzoek.7 Verkorting van de werkweek vernietigt dus op termijn werk en inkomen.
Ziet u in dat de ADV-dagen een belangrijke functie hebben voor de herverdeling van werk, zoals uiteengezet door FNV Bondgenoten?4 Zo ja, wat gaat u doen om de massale afschaffing van ADV-dagen tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Bij het antwoord op vraag 3 heb ik al aangegeven dat arbeidsduurverkorting geen positief effect heeft op de werkgelegenheid in personen en dus ook niet op de herverdeling van werk. Het is primair aan de sociale partners om afspraken te maken over werktijden en beloning, en dus ook over het al dan niet afschaffen van ADV-dagen. Met de sociale partners voer ik regelmatig overleg over de zorgelijke situatie op de arbeidsmarkt.
Wilt u de diverse vormen van arbeidstijdverkorting op de agenda zetten van het overleg met werkgevers en werknemers? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Het huiswerkblad van Maandtaak |
|
Helma Lodders (VVD), Karin Straus (VVD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het huiswerkblad van Maandtaak, de digitale methode voor wereldoriëntatie in het primair onderwijs?1
Ja.
Wie is verantwoordelijk voor het opstellen van deze leerstof?
Maandtaak is een digitale lesmethode. De bedenkers/uitvoerders en de uitgever van deze lesmethode zijn verantwoordelijk voor het opstellen van deze leerstof.
Deelt u de opvatting dat de omschrijving van de onderwerpen als «De boerderij nu», «Kip», «Kalf» en «Varken» zeer eenzijdig worden belicht en geen objectieve weergave zijn van de huidige moderne landbouw? Zo nee, waarom niet?
Het is niet aan de (rijks) overheid om de inhoud van educatieve materialen te beoordelen. Ik ga er wel van uit dat scholen kinderen goed opleiden binnen de kerndoelen basisonderwijs. Het is aan iedere school om een keuze te maken welke informatiebronnen en methoden hij/zij bij het vormgeven van het onderwijs gebruikt. In dit kader is er een breed palet aan informatiebronnen beschikbaar, van methode(n) tot additionele lesmaterialen van zowel maatschappelijke organisaties, school-TV, excursies naar boerderijen en centra voor natuur- en milieueducatie, als van informatiemateriaal van bijvoorbeeld productschappen in de Food- en Agro business. Op deze manier kunnen scholen een breed beeld schetsen van de huidige moderne landbouw.
Deelt u de opvatting dat kinderen na deze lesstof een eenzijdig beeld van de Nederlandse landbouw hebben? Zo nee, waarom niet?
Lesmethoden bieden de leraar een handvat voor het bereiken van kerndoelen. Ik ga ervan uit dat de leraar die een bepaalde lesmethode hanteert ook aspecten buiten deze lesmethode om belicht, met inachtneming van de voor het betreffende domein te hanteren kerndoelen en met gebruikmaking van bovengenoemde extra bronnen.
Deelt u de mening dat de leerstof een volledige weergave moet zijn van alle aspecten van landbouw in Nederland? Zo ja, wat bent u bereid hieraan te doen?
Scholen maken zelf een keuze voor een lesmethode en additionele informatiebronnen, met inachtneming van de Kerndoelen Basisonderwijs. Zoals ik al aangaf in het antwoord op vraag 3 ga ik ervan uit dat scholen kinderen goed opleiden binnen de kerndoelen basisonderwijs.
Bent u van mening dat u afdoende mogelijkheden heeft om scholen te bewegen evenwichtiger onderwijs aan te bieden aan hun leerlingen? Zo nee, welke mogelijkheden zou u wenselijk achten?
Ja. De overheid stelt de kern doelen vast, maar bemoeit zich niet met de inhoud van het onderwijs en kan scholen dus niet «sturen» bij het maken van een keuze voor een (digitale) lesmethode. Als het gaat om het beschikbaar hebben/maken van een rijk palet aan informatiemogelijkheden, zijn er voor iedere leerkracht volop mogelijkheden om zich te oriënteren op verschillende bronnen.
Het tariefsysteem op het spoor |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Ruzie treinprijs naar kookpunt»?1
Ja.
Vindt u het als concessieverlener voor het hoofdrailnet acceptabel dat reizigers tussen Lelystad en Zwolle, uitgaande van een jaartrajectkaart, zo’n 400 euro meer moeten betalen dan reizigers op even lange trajecten elders in het land, terwijl het om reizen binnen dezelfde vervoerconcessie gaat?
Als je heel strikt het tarief van elk traject zou bepalen aan de hand van de lengte in kilometers, leidt dat voor de reizigers tot problemen en verwarring in situaties waar ze een reis kunnen maken via verschillende routes (zie mijn antwoord op Vraag 2 van de leden De Boer en Lodders, kenmerk IenM/BSK-2013/27375). Bovendien zouden er dan reizigers zijn die zich benadeeld zouden kunnen voelen doordat «hun» traject via een omweg loopt en ze dus «onnodige» kilometers afleggen en moeten betalen.
Voor de reizigers tussen bijvoorbeeld Groningen en de Randstad biedt dit systeem de vrijheid om te kiezen voor het oude traject via de Veluwe of via het nieuwe traject via de Hanzelijn. Ongeacht zijn keuze betaalt de reiziger nu hetzelfde.
Gelet op dit alles vind ik het huidige tariefsysteem van NS acceptabel.
Waarom is deze door u in het algemeen overleg Vervoerconcessie Hoofdrailnet d.d. 13 december 2012 genoemde «fout» in de tarieven op de Hanzelijn nog niet hersteld?2 Klopt het dat NS nog steeds achter de gekozen tarieven op de Hanzelijn staat? Bent u bereid er bij NS op aan te dringen dat er alsnog een snelle oplossing komt, met name voor de forenzen en scholieren op de Hanzelijn?
Ik heb in het genoemde algemeen overleg inderdaad gesproken over een fout in het systeem van NS, die hersteld zou worden. Dat is ook gebeurd. Het ging namelijk niet over de aanpassing van de tarieven op de Hanzelijn, maar over het feit dat reizen via de Hanzelijn aanvankelijk nog niet in de Reisplanner waren opgenomen. In de Reisplanner van NS kan je als reiziger zien op welke tijden en via welke route(s) je een reis kan maken, en wat dat kost. Mensen plannen soms al een aantal weken vooraf een reis. Wie op een vroeg moment een reis plande van bijvoorbeeld Zwolle naar Lelystad, verwachtte al een reisadvies te krijgen via de Hanzelijn. Maar zolang die niet in het Reisplanner-systeem zat, was het advies een reis via Amersfoort. De reis leek daardoor langer en duurder dan hij in werkelijkheid zou moeten zijn. Deze fout heeft NS hersteld door de Hanzelijn vóór 9 december correct in de Reisplanner op te nemen.
Het klopt dat NS nog steeds achter de gekozen tarieven op de Hanzelijn staat.
Forenzen en scholieren die voorheen gebruik maakten van de bus, kunnen duurder uit zijn nu ze met de trein reizen. Dat heeft er onder meer mee te maken dat de bus andere tarieven kent dan de trein en dat de provincie bovendien de busvervoerder subsidieerde om scholieren korting te geven, wat het prijsverschil nog groter maakte.
Bent u er mee bekend dat er ook andere trajecten zijn waar in verband met het «kloppend» maken van de tarieven op parallelle trajecten fors meer tariefeenheden worden gerekend dan het feitelijke aantal kilometers, zoals tussen Breukelen en Woerden, waar 19 tariefeenheden voor 12 kilometer worden gerekend, wat aanzienlijk hoger is dan tussen Haarlem en Amsterdam Sloterdijk (15 tariefeenheden voor 14 km)?
Ja. Er zijn inderdaad meer gevallen waar op parallelle trajecten waarvan het feitelijke aantal kilometers verschilt, maar het aantal tariefeenheden gelijk is.
Voor een beschrijving van de reden waarom dit zo is, verwijs ik u naar mijn antwoord op Vraag 2 van de leden De Boer en Lodders.
Bent u er mee bekend dat een treinkaartje Kampen-Zuid–Den Haag Centraal duurder is dan een treinkaartje Zwolle–Den Haag Centraal, terwijl laatstgenoemde rit langer is en zelfs langs Kampen-Zuid gaat?
Ja. De prijs van beide kaartjes wordt berekend op basis van de kortste route gerekend in tariefeenheden (zie mijn antwoord op Vraag 2 van de leden De Boer en Lodders). Voor de verbinding Kampen-Zuid–Den Haag Centraal loopt de kortste route via Schiphol (150 tariefeenheden), voor de verbinding Zwolle–Den Haag Centraal loopt de kortste route via Utrecht (147 tariefeenheden).
Het is reizigers vanuit Kampen-Zuid toegestaan om zowel over de route via Zwolle, Lelystad en Schiphol als via Zwolle en Utrecht naar Den Haag Centraal te reizen. Ook vanuit Zwolle mag men zowel via de Hanzelijn als via Utrecht reizen.
Bent u ermee bekend dat ook de reisplanner van NS zich geen raad weet met het ingewikkelde systeem van tariefeenheden en met de volgende prijzen komt voor exact dezelfde treinreis (enkele reis, vol tarief): Groningen–Amsterdam Centraal, € 23,80; Groningen–Amsterdam Centraal via Lelystad, € 30,40; Groningen–Amsterdam Centraal via Dronten, € 32,50; Groningen–Amsterdam Centraal via Kampen Zuid, € 33,40?
Ik ben bekend met de genoemde bedragen.
Met een kaartje van Groningen naar Amsterdam Centraal à € 23,80 mag de reiziger via Lelystad, Dronten en Kampen-Zuid reizen. Het is dus niet nodig om in de Reisplanner en de automaat een via-station op te geven. Als je dat toch doet, gaan de reisplanner en de automaat er vanuit dat het twee separate reizen betreft waarvan de prijzen worden opgeteld. De reiziger profiteert dan niet optimaal van de degressie in het NS-tarief en betaalt als het ware voor twee kaartjes dus twee keer het opstaptarief. Dit verklaart waarom de «via-reizen» duurder zijn.
Voor wie met de OV-chipkaart reist, geldt dat als je binnen 35 minuten uit- en weer incheckt, niet opnieuw een opstaptarief in rekening wordt gebracht en als je reist bij NS ook het voordeel van de doorgaande degressie geldt. Het «via-probleem» doet zich hierbij dus niet voor.
Bent u er mee bekend dat de kaartautomaten van NS voor een treinkaartje Hengelo–Arnhem de keuze geven tussen de route via Deventer en de kortere en goedkopere route via de regionale spoorlijn Hengelo–Zutphen, maar dat dit niet gebeurt voor de langere reis Enschede–Nijmegen over dezelfde corridor? Bent u ermee bekend dat reizigers op dit traject, als ze dit niet weten, hierdoor moeten betalen voor de langere route via Deventer en dus duurder uit zijn dan als ze een «via» kaartje zouden kopen? Waarom rekent NS in dit soort situaties niet standaard het tarief volgens de kortste route?
Ja. Een dergelijke situatie doet zich op meer stations voor. De software van de kaartautomaten kan dit op dit moment niet oplossen. Om te voorkomen dat reizigers te veel betalen, melden stickers op de automaten op de relevante stations al een aantal jaren expliciet dat er een routekeuze mogelijk is. Dit betreft de automaten nabij de trajecten Zutphen-Hengelo, Dordrecht-Geldermalsen en Tiel-Arnhem. Mijn ambtsvoorganger heeft uw Kamer hierover in maart 2008 geïnformeerd (Aanhangsel van de Handelingen nummer 1676).
Met de OV Chipkaart betaalt de reiziger de route die hij daadwerkelijk reist. Wanneer de reiziger bijvoorbeeld kiest voor de route met NS en Syntus, en dus uitcheckt bij NS en incheckt bij Syntus, betaalt hij automatisch ook de route via Syntus.
Bent u er mee bekend dat voor een treinreis tussen Naarden-Bussum en Almere Muziekwijk evenveel tariefeenheden gelden als voor een reis tussen Almere Centrum en Bussum-Zuid?
Ja. NS heeft op diverse plaatsen het aantal tariefeenheden tussen twee stations op nul gezet. Dat betekent dat de reiziger de flexibiliteit heeft om per afzonderlijke reis een in- en uitstapstation te kiezen zonder dat dit tarifaire consequenties heeft.
Dit geldt voor de stations Naarden-Bussum en Bussum Zuid en voor de stations Almere Centrum en Almere Muziekwijk, waardoor het in de vraag genoemde feit zich voordoet, maar ook bijvoorbeeld voor de stations Den Haag Centraal en Den Haag Hollands Spoor.
Ik vind het positief dat deze handelwijze van NS de reizigers gemak en keuzevrijheid biedt.
Bent u er mee bekend dat NS voor reizen tot acht tariefeenheden hetzelfde tarief rekent, waardoor met name hele korte reizen van twee tariefeenheden zoals Haarlem-Overveen en Amsterdam Muiderpoort-Amsterdam Amstel verhoudingsgewijs duur zijn?
Ja. NS berekent inderdaad altijd een minimum tarief van acht tariefeenheden. Verder zijn de tarieven degressief: de laatste tariefeenheden van je reis zijn goedkoper dan de eerste. Dit alles leidt ertoe dat korte reizen inderdaad relatief duurder zijn dan lange reizen. Of anders geformuleerd: lange reizen zijn relatief goedkoper dan korte reizen.
Deelt u op grond van alle genoemde voorbeelden de mening dat het huidige tariefsysteem, dat gebaseerd is op de zogenoemde tariefeenhedenkaart van NS, niet eenduidig is, niet transparant is en niet uit te leggen is aan reizigers? Deelt u de mening dat hierdoor het spoorproduct voor groepen reizigers niet zo aantrekkelijk is als zou kunnen?
Het systeem van tariefeenheden en van het gelijktrekken van het aantal tariefeenheden op parallelle routes biedt de reizigers keuzevrijheid en gebruiksvriendelijkheid, maar maakt het systeem minder eenduidig. Andersom: een 100% eenduidig systeem kan de keuzevrijheid van en de gebruiksvriendelijkheid voor de reiziger beperken. In mijn Antwoorden 2, 5 en 8 heb ik toegelicht dat het huidige systeem wel degelijk voordelen biedt voor de reizigers.
Bent u nog steeds van mening dat u als concessieverlener geen voorwaarden moet stellen aan de tariefstructuur van NS, zoals u stelde in reactie op de aangehouden motie-Dik-Faber3, die vraagt afspraken te maken over de introductie van een nieuw, eerlijk en voor reizigers transparant tariefsysteem?
Ja.
Bent u alsnog bereid in de nieuwe vervoerconcessie voor het hoofdrailnet overeen te komen dat er een tariefsysteem komt waarin de tarieven zijn gebaseerd op basis van het aantal kilometers volgens de kortste route?
Nee. Ik zie geen aanleiding mijn beleid op dit punt aan te passen.
De aangifte tegen een klokkenluider |
|
Joram van Klaveren (PVV) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Gemeente Rotterdam doet aangifte van lekken informatie»?1
Ja.
Bent u van mening dat een ambtenaar op wie politieke druk is uitgeoefend om de wet niet te handhaven, en met deze misstand naar buiten treedt, niet het slachtoffer mag worden van het falende stadsbestuur? Zo nee, waarom niet?
Een ambtenaar die een misstand aan de orde stelt, mag daar niet het slachtoffer van worden. Een goed functionerende overheid is een integere en transparante overheid. Als zich bij de overheid misstanden voordoen, is het van groot belang dat deze aan de orde worden gesteld opdat de organisatie geëigende maatregelen kan treffen. Medewerkers die vermoedens van een misstand kenbaar willen maken, dienen dat te doen volgens de procedure, neergelegd in een zogenoemde klokkenluidersregeling. Op grond van de Ambtenarenwet dienen ook gemeenten een klokkenluidersregeling te hebben.2 De VNG heeft daartoe een modelregeling opgesteld die gemeenten kunnen vaststellen.
Uitgangspunt bij de klokkenluidersregelingen is dat men eerst intern, eventueel vertrouwelijk, meldt. Als een melding niet naar tevredenheid wordt opgepakt of als zwaarwegende belangen zich tegen intern melden verzetten, kan men zich tot een externe commissie wenden die de zaak dan onderzoekt. In Rotterdam kan men zich in dat geval tot de gemeentelijke ombudsman wenden.
De Ambtenarenwet bevat ook een algemeen benadelingsverbod.3Ambtenaren die te goeder trouw een vermoeden van een misstand volgens de procedure in de klokkenluidersregeling melden, mogen niet wegens de melding worden benadeeld.
Het melden van een misstand overeenkomstig de daarvoor gelden klokkenluidersregeling dient onderscheiden te worden van het lekken van informatie. De gemeente Rotterdam heeft bij de politie aangifte gedaan van het lekken van informatie en het heimelijk opnemen van gesprekken tussen ambtenaren tijdens een vergadering over de moskee-internaten. Het gaat hier dus uitdrukkelijk niet om een melding volgens de klokkenluidersregeling. Het lekken van overheidsinformatie is strafbaar.
In hoeverre bent u van mening dat een wethouder zijn geloofwaardigheid verliest als er druk op ambtenaren is uitgeoefend om de wet niet te handhaven?
Bestuurders dienen de wet te handhaven en erop toe te zien dat ook het ambtelijk apparaat zich daarop toelegt.
Op welke wijze wordt de ambtenaar, die naar buiten is getreden met zo’n enorme misstand beschermd?
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 2, wordt bescherming geboden aan een ambtenaar die overeenkomstig de klokkenluidersregeling een misstand meldt. Daarbij geldt ook een benadelingsverbod. Het lekken van informatie is echter strafbaar gesteld.
het bericht dat een meisje misbruikt is door haar groepsleider in de instelling van de Hoenderloo Groep waar zij verbleef voor behandeling als gevolg van misbruik door loverboys |
|
Peter Oskam (CDA), Mona Keijzer (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht in de Telegraaf over het meisje dat misbruikt is door haar groepsleider in de instelling van de Hoenderloo Groep waar zij verbleef voor behandeling als gevolg van misbruik door loverboys?1
Ja.
Heeft de instelling dit voorval gemeld bij de Inspectie Jeugdzorg?
Bureau Jeugdzorg Rotterdam heeft melding gedaan bij de Inspectie Jeugdzorg.
Op dat moment was het meisje niet meer in zorg bij de Hoenderloo Groep. De inspectie heeft de Hoenderloo Groep (DHG) erop gewezen dat zij in het vervolg een dergelijke calamiteit zelf en tijdig dient te melden.
Wat heeft de Hoenderloo Groep ondernomen vanaf het moment dat de moeder van het meisje het voorval meldde?
De Hoenderloo Groep heeft op verzoek van de Inspectie Jeugdzorg verbeteracties ondernomen. Zij hebben gesproken met de medewerkers van de groep, zijn nagegaan of er mogelijk andere slachtoffers zijn en hebben het uitzendbureau benaderd waar de medewerker in dienst was. Daarnaast heeft DHG zijn procedures en protocollen aangescherpt en maatregelen genomen om misbruik te voorkomen. Het gaat om verbeteringen op het gebied van toezicht, signalering en registratie. Deze verbeteracties voldoen aan de verwachtingen van de Inspectie Jeugdzorg. De inspectie zal komend jaar de voortgang van deze acties in de praktijk blijven volgen.
Verder is uw Kamer op 21 december (Kamerstukken II, vergaderjaar 2012–2013, 33 435, nr. 3) geïnformeerd over de manier waarop het kabinet uitvoering geeft aan de aanbevelingen van de Commissie Samson, waaronder het opstellen van een kwaliteitskader voorkomen seksueel misbruik door Jeugdzorg Nederland (Commissie Rouvoet). Ook de Hoenderloo Groep heeft toegezegd zich aan dit kwaliteitskader te binden.
Is onderzoek verricht naar mogelijke andere slachtoffers binnen de instelling? Zo ja, wat heeft dit opgeleverd? Zo nee, waarom niet?
De Hoenderloo Groep heeft, mede op verzoek van de Inspectie Jeugdzorg, onderzoek verricht naar mogelijke andere slachtoffers. Zij hebben gesproken met medewerkers van de groep en met jongeren die in de betreffende periode in de instelling verbleven. Er zijn geen signalen bij andere jongeren waargenomen die duiden op misbruik door de groepsleider van andere jongeren.
Door het openbaar ministerie (OM) is geen nader opsporingsonderzoek ingesteld naar mogelijke andere slachtoffers binnen de instelling. Uit de melding, de aangifte en de getuigenverklaringen kwamen geen aanwijzingen voor mogelijk misbruik van andere slachtoffers naar voren.
Is de verdachte gehoord nadat aangifte bij de politie is gedaan? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Het OM heeft de Minister van Veiligheid en Justitie meegedeeld dat er getuigen zijn gehoord en dat ook de verdachte recent is gehoord. Zijn verblijfplaats is bij de politie bekend. Het opsporingsonderzoek bevindt zich in de afrondende fase en er staat zodoende nog niets vast over de (on)schuld van betrokkene.
Wat is de stand van zaken van het onderzoek in deze zaak?
Zie antwoord vraag 5.
Is bekend waar de verdachte zich op dit moment bevindt?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u uitsluiten dat deze zorgverlener op dit moment elders aan het werk is met kinderen of jongeren?
In de jeugdzorg wordt momenteel, op basis van vrijwillige afspraken in de branche, een verklaring omtrent het gedrag (VOG) aan medewerkers gevraagd.
Een VOG biedt de mogelijkheid om het justitiële verleden van werknemers te screenen om een indicatie te verkrijgen van het risico op herhaling van relevante strafbare gedragingen. Een weigering van een VOG kan alleen plaatsvinden vanaf het moment dat voor de functie relevante feiten zijn opgenomen in de Justitiële Documentatie van de VOG-aanvrager. Zoals hiervoor aangegeven staat over de (on)schuld van betrokkene in de onderhavige casus nog niets vast. In dergelijke gevallen, en gezien het feit dat in sommige relevante sectoren (nog) geen VOG-plicht geldt, valt het niet helemaal uit te sluiten dat de betreffende persoon in enige sector (op vrijwillige basis) met minderjarigen zou kunnen gaan werken.
Daarom is het van groot belang dat organisaties waarbinnen met minderjarigen wordt gewerkt altijd al het mogelijke referentieonderzoek doen ten aanzien van personen die bij hen als (vrijwillige) medewerker willen komen werken. Het is tevens van belang dat dergelijke organisaties instrumenten gebruiken om na indiensttreding seksueel overschrijdend gedrag te voorkomen dan wel te signaleren. De commissie Samson beveelt aan dat er aandacht voor seksueel misbruik moet zijn bij sollicitatie- en functioneringsgesprekken in instellingen. Deze aanbeveling wordt meegenomen in het kwaliteitskader voorkomen seksueel misbruik van Jeugdzorg Nederland, zoals gemeld in de brief van 21 december 2012 (TK 2012–2013, 33 435, nr. 3).
Om te voorkomen dat een jeugdzorgverlener die seksueel misbruik heeft gepleegd in de toekomst bij een andere instelling opnieuw aan de slag kan, heeft mijn ambtsvoorgangster aangekondigd dat het bezit van een VOG verplicht gesteld wordt voor werknemers in de jeugdzorg. Deze verplichting is middels een wijziging in de Wet Verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling geregeld. Deze wet treedt naar verwachting 1 juli 2013 in werking.
Verder beziet VWS met Jeugdzorg Nederland de mogelijkheden van continue screening van medewerkers in de jeugdzorg.
Het geheel van deze instrumenten moet de kans minimaliseren dat iemand die in de fout gegaan is elders aan de slag kan gaan.
Het nieuwe voorstel van de Europese Commissie voor een financiële transactiebelasting |
|
Henk Nijboer (PvdA), Roos Vermeij (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Brussels vows to fight Tobin tax hurdles»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het nieuwe voorstel van de Europese Commissie voor een financiële transactiebelasting in het licht van het regeerakkoord alsmede artikel 326 van het Werkingsverdrag? Welke mogelijkheden ziet u nog om het voorstel bij te stellen specifiek op het punt van een uitzondering voor de pensioenfondsen en pensioenuitvoerders?
In het regeerakkoord is afgesproken dat Nederland zich zal kunnen aansluiten bij de nauwere samenwerking met het oog op een mogelijke heffing op de financiële sector wanneer het voorstel aan de volgende voorwaarden voldoet: de Nederlandse pensioenfondsen blijven hiervan gevrijwaard, er is geen disproportionele samenloop met de huidige bankenbelasting en de inkomsten vloeien terug naar de lidstaten.
Dit voorstel voldoet niet aan deze voorwaarden. Zo worden pensioenfondsen belast door de financiële transactietaks (hierna: FTT). Nederland zal daarom op dit moment niet toetreden tot de nauwere samenwerking. Op basis van het nieuwe Commissievoorstel zal verder worden onderhandeld. Nederland zal zich er actief voor blijven inzetten om de Nederlandse wensen onder de aandacht te brengen bij de Commissie en de overige lidstaten.
Aangezien het hier gaat om een voorstel waarvoor door een aantal lidstaten nauwere samenwerking is aangegaan, is het van belang te toetsen of aan de verdragsrechtelijke voorwaarden voor nauwere samenwerking is voldaan (artikel 326 e.v. van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie). Het is in dit kader van belang dat het voorstel geen afbreuk doet aan de interne markt (vrij verkeer), noch aan de economische samenhang. De nauwere samenwerking mag geen belemmering in de handel tussen de lidstaten vormen en de mededinging tussen de lidstaten niet verstoren.
Hoe beoordeelt u de mogelijkheid en haalbaarheid van een de minimis clausule in het voorstel voor nauwere samenwerking op het gebied van de financiële transactiebelasting waarin een bepaald aantal transacties, relatief ten opzichte van het balanstotaal van een financiële onderneming, zijn vrijgesteld van de transactiebelasting waardoor geduldig kapitaal wordt beloond en flitskapitaal relatief zwaarder wordt belast?
Op dit moment is een vrijstelling door middel van een «de minimis clausule» niet aan de orde. In het huidige voorstel van de Europese Commissie zijn weinig uitzonderingen opgenomen. De reikwijdte van de FTT is in dit voorstel juist uitgebreid ten opzichte van het vorige Commissievoorstel uit september 2011. De Commissie zet er vooralsnog op in zo weinig mogelijk uitzonderingen van de FTT toe te staan.
Kunt u de vervolgstappen in de besluitvorming rondom de nauwere samenwerking op het gebied van de financiële transactiebelasting toelichten?
De komende tijd zullen er technische besprekingen over het voorstel plaatsvinden waar alle lidstaten aan kunnen deelnemen. Mochten de 11 lidstaten akkoord kunnen gaan met een voorstel dan zal het daarna ter goedkeuring worden voorgelegd in de Ecofin Raad. Het is niet te voorspellen wanneer een dergelijk akkoord wordt bereikt.
Hoe beoordeelt u het extraterritoriale effect dat uitgaat van de wijze van belastingheffing in het nieuwe voorstel voor een financiële transactiebelasting? Klopt het dat in het voorstel één partij die betrokken is bij een transactie – en die gevestigd is in de aan de nauwere samenwerking deelnemende lidstaten of die handelt namens een partij die gevestigd is in de deelnemende lidstaten – belastingplichtig is, waardoor in concrete zin een Nederlands pensioenfonds dat handelt in aandelen met een Frans bedrijf op de New York Stock Exchange de transactiebelasting moet afdragen?
In het BNC-fiche met betrekking tot het FTT-voorstel van de Commissie dat op 8 maart naar de Kamer is gestuurd, beschrijft het Kabinet dat de FTT in dit voorstel een sterke extraterritoriale werking heeft. Dit betekent dat financiële instellingen die buiten de FTT-zone gevestigd zijn op basis van het vestigingsplaatsprincipe, belast worden met de FTT. Naast de administratieve lasten die met de afdracht zijn gemoeid, dient het bedrijf belasting te betalen aan een ander land.
De FTT wordt in het voorstel van de Commissie als volgt geheven. Elke financiële instelling die direct of indirect optreedt als partij bij een financiële transactie, waarvan tenminste één van de betrokken partijen gevestigd is in de FTT-zone, wordt belast. Dit betekent dat als zowel de koper als de verkoper financiële instellingen zijn, dat dan de transactiebelasting bij beide partijen wordt geheven. Wanneer een financiële instelling een financiële transactie aangaat met een niet-financiële actor, bijvoorbeeld een natuurlijke persoon, dan wordt alleen de zijde van de financiële instelling belast. Mocht één van de financiële instellingen die partij is bij een financiële transactie gevestigd zijn buiten de FTT zone dan dient deze instelling de FTT af te dragen aan het FTT-land waar de andere financiële instelling is gevestigd. Daarnaast wordt de FTT geheven op basis van het uitgifteprincipe. Alle transacties in financiële producten (zoals aandelen en obligaties) die oorspronkelijk zijn uitgegeven in de FTT-zone worden hierdoor belast.
Bent u bereid een doorrekening te (laten) maken van de financiële effecten van de transactiebelasting op Nederlandse pensioenfondsen en pensioenuitvoerders gegeven hun beleggingen en investeringen in de aan de nauwere samenwerking deelnemende lidstaten?
De impact van een FTT zoals voorgesteld door de Commissie is zeer moeilijk te voorspellen, omdat deze afhangt van vele factoren. Zo brengt een FTT naast directe kosten ook indirecte kosten voor financiële instellingen met zich mee. De kosten zorgen ervoor dat financiële instellingen uit efficiëntie-overwegingen minder financiële transacties afsluiten, deze transacties naar tegenpartijen buiten de FTT-zone verplaatsen, of zoeken naar onbelaste substituten. De grootte en werking van deze effecten verschillen per financieel instrument.
DNB heeft in een grove schatting becijferd dat de Nederlandse financiële sector minimaal zo’n € 500 miljoen (op handel van aandelen en obligaties) aan FTT zou moeten afdragen. Hiervan wordt iets minder dan de helft afgedragen door pensioenfondsen.2 Hierbij is het belangrijk te stellen dat het hier om een grove (conservatieve) schatting gaat. DNB heeft enkel gekeken naar de aandelen- en obligatie handel en heeft het «sneeuwbaleffect» van de FTT (het effectieve FTT-bedrag van een transactie wordt groter omdat bij een transactie vaak meer partijen betrokken zijn) slechts ten dele meegenomen. Deze schatting van DNB kan dan ook gezien worden als een minimumbedrag.
Voor Nederland is het essentieel dat pensioenfondsen niet geraakt worden. Volgens schattingen beheren Nederlandse pensioenfondsen namelijk circa € 850 miljard van de € 1500 miljard aan opgebouwd pensioenvermogen in de Eurozone. Dit voorstel heeft daar een significante impact op.
Gezien het feit dat het voorstel in de loop van de onderhandelingen ongetwijfeld op meerdere punten zal worden aangepast, lijkt een doorrekening van de effecten ervan mij op dit moment niet opportuun.
Voorziet het voorstel van de Europese Commissie in een compensatie van de administratieve kosten die gemoeid gaan met de transactieheffing voor niet deelnemende landen? Zo nee, hoe wilt u hier dan mee omgaan?
Nee, het voorstel voorziet hier niet in. Dit onderwerp zal nog ter sprake komen gedurende de technische besprekingen van dit richtlijnvoorstel. Hier zal de Nederlandse regering ook aandacht voor vragen.
De oprichting van het meldpunt Klokkenluiders verstandelijk gehandicapten |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Vindt u het ook treurig dat er een meldpunt nodig is om klokkenluiders over misstanden in de verstandelijk gehandicaptensector een kans te geven hun meldingen te doen? Zo ja, welke conclusie trekt u hieruit? Zo nee, waarom niet?1
Ik betreur het dat de oprichters van het meldpunt de noodzaak voelen om dit meldpunt in te richten. Ik vind dat mensen met klachten over zorg ergens terecht moeten kunnen waar ze zich geholpen voelen en waar ze het vertrouwen hebben dat hun klachten over zorg adequaat en effectief worden behandeld zodat misstanden kunnen worden aangepakt.
Zoals de minister en ik in onze debatten de afgelopen maanden al hebben geconstateerd, moeten er verbeteringen worden doorgevoerd in de omgang met klachten en geschillen. Het huidige klachtrecht in de zorg wordt onvoldoende als onafhankelijk ervaren en de uitkomsten van klachtprocedures zijn onvoldoende effectief en transparant.
De in het voorstel voor de Wet cliëntenrechten zorg opgenomen verbeteringen in klacht- en geschilprocedures zet ik met voorrang door. Zoals ik heb aangekondigd in de strategische agenda van de minister en mij ontvangt u in april een nota van wijziging om dit te regelen. Daarnaast wordt een Zorgloket ingericht, waar mensen advies kunnen vragen en ondersteund worden bij het vinden van hun weg in de zorg. Waar nodig introduceert het Zorgloket de klacht bij de klachtenfunctionaris van de zorgaanbieder. Ook begeleidt het Zorgloket waar nodig burgers langs mediation en een geschilleninstantie.
Het Zorgloket zal jaarlijks een extern te publiceren klachtbeeld samenstellen, zodat voor iedereen is na te gaan welk type klachten er over de zorg worden gemeld en hoe de afhandeling van deze klachten verloopt. Dit draagt bij aan het vergroten van de transparantie in de zorg.
Deelt u de mening dat een meldpunt voor klokkenluiders in de gehandicaptenzorg eigenlijk overbodig moet zijn, omdat mensen die misstanden meemaken in de zorg adequaat geholpen dienen te worden? Zo ja, welke analyse maakt u over wat er misgaat, waardoor mensen hun klachten niet opgelost zien? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe oordeelt u over de stelling «iedere klacht is een gratis advies»?
Klachten kunnen belangrijke informatie opleveren over risico’s in de zorg. Daarom is het belangrijk klachten, maar ook incidenten en calamiteiten, te registreren en analyseren op trends en achterliggende patronen. Dan kunnen concrete verbetermaatregelen worden genomen.
Vindt u het ook zorgwekkend dat verwanten die klagen over de zorgsituatie van hun familieleden in situaties komen waarin zij weggezet worden als rancuneus, onbetrouwbaar, overgevoelig en vele andere betitelingen? Denkt u dat dit gebeurt om hun klachten niet serieus te nemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Als verwanten die klagen over de zorgsituatie van hun familie negatief worden bejegend, dan vind ik dat zeer kwalijk. Iedereen moet vrijuit zijn klachten kunnen uiten en zorgaanbieders dienen hier alert en zorgvuldig op te reageren. Als iemand een klacht of melding heeft over de zorg die hij of zijn naaste ontvangen heeft, dan is het de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder om de achterliggende onvrede aan te pakken en de klacht dus serieus te nemen. Op die manier kan de zorgaanbieder een goede zorgrelatie behouden of herstellen en kan de onvrede het beste worden opgelost. Voor mij is het evident dat er een professionalisering van de klachtenafhandeling plaats dient te vinden en op een zodanige wijze dat het belang van de patiënt en cliënt voorop staat. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Bent u van mening dat mensen met een verstandelijke beperking beschermd moeten worden, in plaats van dat zij slecht verzorgd, en/of mishandeld, en/of financieel uitgebuit worden? Zo ja, wat is uw verklaring dat deze mensen in de Nederlandse samenleving aan hun lot worden overgelaten en er geen passende hulp is voor deze mensen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, juist deze kwetsbare mensen verdienen adequate zorg en een veilige en beschermde leefomgeving. Ik ben het niet met u eens dat deze mensen in Nederland aan hun lot worden overgelaten. Wij hebben in Nederland een hoogwaardig zorgniveau. Mochten er zich zeer complexe zorgsituaties voordoen waarvoor de zorg niet direct voorhanden is dan is het een taak van het zorgkantoor een geschikt zorgaanbod te vinden voor de betroken zorgvrager met een verstandelijke beperking. Vervolgens ziet de Inspectie voor de Gezondheidszorg erop toe dat de geleverde zorg van voldoende kwaliteit is en treedt zij zo nodig handhavend op.
Deelt u de mening dat toezichthouders als de Inspectie voor de Gezondheidszorg tekortschieten, doordat er te weinig personeel is om te handelen in zeer complexe individuele situaties? Bent u bereid spoedig maatregelen te treffen, zodat mensen in zeer complexe zorgsituaties geholpen worden door de Inspectie? Zo nee, waarom niet?
Het is de verantwoordelijkheid van de zorginstellingen zelf om te zorgen voor kwalitatief goede en veilige zorg en daar waar nodig maatregelen te nemen indien dit in het gedrag komt. Het is de taak van de IGZ om actief toe te zien en te handhaven wanneer de zorg kwalitatief «door de bodem zakt». Wanneer de IGZ constateert dat een zorginstelling de zorg voor mensen in zeer complexe zorgsituaties onvoldoende op orde heeft, neemt de IGZ de benodigde maatregelen jegens die zorginstelling.
Wat is uw reactie op de ervaringen van mensen die misstanden hebben meegemaakt bij zorginstellingen die op de website van de Klokkenluiders Verstandelijk Gehandicapten gepubliceerd zijn? Kunt u per casus een reactie geven? Zo nee, waarom niet?
Ik heb geen bemoeienis met individuele casus. In zijn algemeenheid vind ik het zeer kwalijk als er sprake is van misstanden in de zorg. Het is daarom belangrijk dat mensen hun klachten over de zorg bij de IGZ melden zodat de IGZ deze signalen kan betrekken bij haar toezicht en waar nodig handhavend kan optreden.
Wat is uw reactie op het bericht dat Stichting Philadelphia Zorg zich distantieert van het meldpunt Klokkenluiders Verstandelijk Gehandicapten? Sterker nog, wat vindt u ervan dat Philadelphia,, had zij eerder geweten van de lancering van de website, alles in het werk had gesteld de lancering te voorkomen? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik u graag naar mijn antwoord op vragen 1, 2 en 4. Ik laat mij niet uit over de opvatting van individuele zorginstellingen zoals Stichting Philadelphia Zorg.
Hoe oordeelt u over zorginstellingen, zoals Stichting Philadelphia Zorg, die zich distantiëren van een meldpunt, terwijl zij juist verantwoordelijkheid moeten nemen om voor mensen en hun familieleden te zorgen, en hulp te bieden als er sprake is van een ernstige situatie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
Vindt u het normaal dat zorginstellingen ernstige problemen verdoezelen, en mensen en hun familieleden dreigen met rechtszaken? Zo ja, met welke redenen? Zo nee, wat gaat u doen om mensen te beschermen tegen dergelijke machtige zorgorganisaties?
Als zorginstellingen ernstige problemen verdoezelen dan is dat onacceptabel. Door effectiever en transparanter klachtrecht, betere informatie-uitwisseling tussen zorgaanbieders en cliënten en slagvaardiger optreden van de IGZ kunnen eventuele misstanden eerder worden gesignaleerd en aangepakt.
Deelt u de mening dat zorginstellingen teveel macht hebben, en mensen en hun familieleden geen schijn van kans maken voor zichzelf op te komen, zodra er sprake is van een conflict of slechte zorg? Hoe gaat u deze macht van zorginstellingen verminderen, en zorgbehoevende mensen en hun familieleden een betere rechtspositie geven in de zorg? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik vind het belangrijk dat mensen ergens terecht kunnen voor advies en bemiddeling als er conflicten dreigen. Om die reden wordt in het voorstel voor de Wet cliëntenrechten zorg geregeld dat mensen terecht moeten kunnen bij een klachtenfunctionaris of cliëntenvertrouwenspersoon. Om diezelfde reden wordt daarnaast in het Wetsvoorstel zorg en dwang, dat ziet op mensen met een verstandelijke handicap en mensen met een psychogeriatrische aandoening, een wettelijke basis gegeven aan de cliëntenvertrouwenspersoon. Doel hiervan is de positie van deze kwetsbare en zorgafhankelijke groep mensen verder te versterken. In een apart hoofdstuk worden nadere regels gesteld over de aanwezigheid, toegankelijkheid, deskundigheid, onafhankelijkheid, taken en bevoegdheden van de cliëntenvertrouwenspersoon.
Als onvrede leidt tot een conflict moet er een effectieve geschillenprocedure zijn. Mensen moeten terecht kunnen bij een geschilleninstantie die bindende uitspraken doet. Zoals ik heb aangegeven bij het antwoord op vraag 2 ga ik dit snel regelen.
Wilt u een inhoudelijke reactie geven op het project Specifiek Cliëntperspectief van Kansplus? Zo nee, waarom niet?3
Dit project, dat met subsidie van dit ministerie is uitgevoerd, beschrijft een aantal individuele ondersteuningstrajecten rond vastgelopen zorgsituaties. De resultaten onderstrepen nog eens het belang van daadwerkelijke cliëntondersteuning, effectieve klacht- en geschillenprocedures en de inrichting van een Zorgloket.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat de noodzaak van de website van de klokkenluiders weggenomen wordt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie de antwoorden op vraag 2, 10 en 11.
Het bericht dat kantonrechters regelmatig dubieuze beslissingen nemen |
|
Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Kantonrechters gaan te veel uit van de schuld van de verdachten»?1
Ja.
Deelt u de mening van de in het bericht genoemde onderzoeker dat kantonrechter regelmatig te veel fouten maken? Zo ja, waarop baseert u uw mening? Zo nee, waarom niet en in welk opzicht zijn de conclusies van de onderzoeker niet correct?
Kunnen fouten die kantonrechters maken worden herleid tot het steeds sneller moeten beslissen «waardoor ze […] op een «veroordelingsmachine» gaan lijken»? Zo ja, wat gaat u doen om dit te verbeteren? Zo nee, hoe weet u dat?
Is het waar dat de kantonrechter zich vaak laat leiden door de officier van justitie? Zo ja, deelt u de mening dat in dat geval de rechter niet uitgaat van de onschuld van de verdachte, dat dit onwenselijk is en hoe gaat u dit laten verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Acht u het mogelijk dan wel waarschijnlijk dat er van de 250.000 jaarlijkse strafzaken er naar schatting 12.500 «verkeerde beslissingen» worden genomen? Zo ja, waar baseert u dit op? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat nader onderzoek naar de uitspraken van kantonrechters nodig is? Zo ja, wie moet dit onderzoek gaan uitvoeren, hoe gaat dit onderzoek plaatsvinden en op welke termijn kunnen de resultaten van het onderzoek bekend worden? Zo nee, waarom niet?
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaande aan het debat dat u met de Kamer zult voeren over de werkdruk van rechters?
Ja.
Het bericht ‘Na de commissie blijft het akelig stil rond seksueel misbruik’ |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Na de commissie blijft het akelig stil rond seksueel misbruik»?1
Ja.
Wat is uw mening over de kritiek die mevrouw Samson levert op het ministerie van VWS?
Het is goed dat de aandacht voor het thema niet verslapt. Ik realiseer me dat op mij en alle betrokkenen een grote verantwoordelijkheid rust. De veiligheid van de jeugdzorg heeft mijn hoogste prioriteit en alle betrokkenen spannen zich tot het uiterste in om seksueel misbruik zoveel mogelijk te voorkomen en de veiligheid van kinderen in de jeugdzorg te bevorderen. Dit doen wij in nauw overleg met Jeugdzorg Nederland.
De commissie heeft in haar rapport geadviseerd het ongetemde karakter van het probleem van seksueel misbruik te onderkennen en daarmee de noodzaak aangegeven om te investeren in de lange termijn in plaats van te scoren op de korte termijn. Deze aanbeveling ondersteun ik volledig. Op 8 en 29 oktober 20122, 3, 21 december 20124 en 31 januari 20135 is uw Kamer geïnformeerd over (de stand van zaken met betrekking tot) de schaderegeling en de wijze waarop de aanbevelingen van de commissie Samson zijn opgepakt.
Het huidige beleid steunt op twee pijlers: hulp aan slachtoffers in het verleden en het voorkomen van slachtoffers in de toekomst. Uit gesprekken met slachtofferorganisaties blijkt dat zij primair behoefte hebben aan erkenning en hulp. Op dit moment bekijken wij, samen met Jeugdzorg Nederland, hoe zo goed mogelijk tegemoet kan worden gekomen aan de verschillende behoeften aan hulp en ondersteuning van de slachtoffers. Ook wordt, in nauwe samenwerking met mijn collega’s van Veiligheid en Justitie, een regeling uitgewerkt voor financiële tegemoetkoming. Jeugdzorg Nederland en de Hulplijn Seksueel Misbruik werken mee aan passend hulpaanbod, waarbij de hulpvraag van het slachtoffer centraal staat.
Om seksueel misbruik in de toekomst zoveel als mogelijk te voorkomen werken we aan een verdere professionalisering van de sector. Jeugdzorg Nederland stelt, onder leiding van de heer A. Rouvoet, samen met de jeugdzorginstellingen het kwaliteitskader voorkomen seksueel misbruik in de jeugdzorg op.
Hoeveel van de 28 aanbevelingen van de commissie-Samson worden door u opgepakt, en hoeveel zijn er gedelegeerd of genegeerd?
In de brief van 21 december 2012 is ingegaan op alle afzonderlijke aanbevelingen en is tevens aangegeven welke aanbevelingen zijn overgenomen. 26 van de 28 aanbevelingen neemt de regering over. Twee aanbevelingen worden niet uitgewerkt; dit betreft de aanbeveling om te voorzien in een cliëntvolgsysteem en de aanbeveling om te komen tot een landelijke norm voor de ratio begeleider-pupil van uithuisgeplaatste jongeren.
De aanbevelingen gericht aan instellingen pakt Jeugdzorg Nederland op. Alle aanbevelingen gericht aan instellingen zullen een plek krijgen in het kwaliteitskader voorkomen seksueel misbruik in de jeugdzorg.
Waarom heeft u, ondanks dat u voortdurend op de hoogte bent gehouden door de commissie-Samson, geen vliegende start weten te maken?
De commissie Samson heeft ons de afgelopen twee jaar op gezette tijden voorzien van voortgangsrapportages op onderdelen van het onderzoek. Op bepaalde onderdelen konden we zo alvast zaken in gang zetten. Zo is voor de uitkomst van het onderzoek de oprichting van de Hulplijn Seksueel Misbruik voorbereid. Voor andere aspecten hebben we het eindrapport en de concrete aanbevelingen daarin af moeten wachten.
Waarom heeft Jeugdzorg Nederland, ondanks dat zij voortdurend op de hoogte is gehouden door de commissie-Samson, geen vliegende start weten te maken?
Jeugdzorg Nederland neemt de volledige verantwoordelijkheid voor een structurele en vooruitstrevende aanpak van seksueel misbruik in de jeugdzorg en heeft daartoe de aanbevelingen van de commissie Samson stevig ter hand genomen. Zij heeft een onafhankelijke, autonome commissie Rouvoet gevraagd, om aan Jeugdzorg Nederland en haar leden normen te stellen in de vorm van een kwaliteitskader en om de uitvoering en verankering van dit kader in de werkwijze van de leden van Jeugdzorg Nederland te bewaken.
Het kwaliteitskader wordt op dit moment ontwikkeld, uitdrukkelijk in samenspraak met het veld. Om tot het kwaliteitskader te komen vindt in deze periode een aantal bijeenkomsten plaats met professionals vanuit verschillende disciplines uit jeugdzorgorganisaties. Het doel van de kenniskringen is tweeledig: het gezamenlijk benoemen van normen waaraan organisaties moeten voldoen ten aanzien van het thema seksualiteit en seksueel misbruik en het creëren van draagvlak voor het uiteindelijke kwaliteitskader. De geformuleerde normen worden in de bijeenkomst vervolgens zoveel mogelijk uitgewerkt. Daarbij wordt de vraag gesteld hoe de normen concreet naar de praktijk kunnen worden vertaald. Indien nodig volgen vervolgbijeenkomsten waar onderdelen nader worden uitgewerkt met (andere) deskundigen binnen de jeugdzorgorganisaties.
Het resultaat wordt ter vaststelling voorgelegd aan het bestuur van Jeugdzorg Nederland. Vervolgens wordt het kwaliteitskader aangeboden aan de commissie Rouvoet die het vaststelt en de uitvoering en verankering ervan bij de leden bewaakt. Met de commissie Rouvoet heeft Jeugdzorg Nederland afgesproken dat het kwaliteitskader is afgerond op 1 mei aanstaande.
Kunt u gedetailleerd weergeven welke stappen u gaat ondernemen, en het daarbij behorende tijdpad?
Uw Kamer wordt halfjaarlijks geïnformeerd over de verschillende dossiers in het kader van geweld in afhankelijkheidsrelaties. In de eerstvolgende rapportage, voorzien in mei 2013 (als ook de monitor van de Taskforce kindermishandeling en seksueel misbruik gereed is), wordt aan u gerapporteerd hoe het staat met de uitvoering van de aanbevelingen van de commissie Samson. U wordt dan eveneens geïnformeerd over het kwaliteitskader van Jeugdzorg Nederland.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het Algemeen Overleg over het kabinetsstandpunt bij het rapport van de commissie-Samson op 27 maart a.s.?
Ja.
Een incident met een inwoner van detentiecentrum Rotterdam |
|
Sharon Gesthuizen (SP) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het ongeval in detentiecentrum Rotterdam, waarbij op 7 januari 2013 een gedetineerde zijn pink heeft verloren? Kunt u hierop een reactie geven?
Ja.
Klopt het dat volgens een aantal getuigenverklaringen de vreemdeling zijn vingers tussen de celdeur kreeg, omdat deze deur door een bewaker is dichtgedaan? Zo nee, hoe is dit precies gegaan en hoe komt het dat getuigen anders verklaren?
De betreffende ingeslotene gedroeg zich voor het incident agressief en bedreigend richting het personeel. Kort hierna is hij richting de kamer van een andere bewoner gerend, gevolgd door een detentietoezichthouder. Toen de ingeslotene de deur achter zich dicht wilde slaan, heeft de detentietoezichthouder gepoogd dit te voorkomen door de deur open te houden. Door beiden werd hierbij aan de deur getrokken. Toen de detentietoezichthouder de deur moest loslaten, is de hand van de ingeslotene bekneld geraakt. Ook een vinger van de detentiehouder is toen tussen de deur terecht gekomen.
Zijn er vreemdelingen na dit incident in isolatie geplaatst? Zo ja, hoeveel waren dit er en voor hoe lang? Kunt u daar ook de reden van geven?
Voor het verstoren van de orde, rust en veiligheid alsmede het bedreigen van het personeel is aan de betreffende ingeslotene een disciplinaire straf opgelegd. Als gevolg van het incident was onrust op de afdeling ontstaan. Om het incident beheersbaar te houden en de hulpverlening soepel te laten verlopen, is besloten alle bewoners tijdelijk in te sluiten. Een drietal ingeslotenen weigerde dit en riep de mede-ingeslotenen op hieraan ook niet mee te werken. In verband met het niet opvolgen van aanwijzingen van het personeel naar aanleiding van een ernstig incident, het verstoren van de orde, rust en veiligheid, het aanzetten tot een opstand en het gebruik van fysiek geweld jegens een personeelslid of het vernielen van rijkseigendom, is aan deze drie ingeslotenen een disciplinaire straf strafcel opgelegd.
Is er door detentiecentrum Rotterdam melding gemaakt van dit incident bij de Inspectie voor de Sanctietoepassing? Zo nee, waarom niet en zal dit alsnog worden gemeld? Zo ja, wanneer verwacht u de uitkomst en kan deze naar de Kamer worden verzonden?
De Inspectie Veiligheid en Justitie is bericht over het incident in het detentiecentrum Rotterdam. De inspectie heeft gemeld dat zij geen aanleiding ziet om een onderzoek in te stellen. Gelet hierop zal ik hiertoe ook geen verzoek doen.
Het algemeen verbindend verklaren van de cao Railinfra |
|
Mariëtte Hamer (PvdA), Duco Hoogland (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat een collectieve arbeidsovereenkomst (cao) Railinfra zo spoedig mogelijk algemeen verbindend moet worden om concurrentie tussen spooraannemers op uitsluitend arbeidsvoorwaarden uit te sluiten?
De algemeen verbindend verklaring (avv) van de Cao Railinfrastructuur liep af op 29 december 2012. Naar ik heb begrepen zijn cao-partijen in onderhandeling over een nieuwe cao. Het is aan cao-partijen om een nieuw avv-verzoek in te dienen zodra de cao tot stand is gekomen. Een dergelijk verzoek is tot op heden niet ontvangen, en zal na ontvangst volgens de gebruikelijke procedure en binnen de geldende termijnen worden afgehandeld.
Bent u bereid om, zoals ook het geval is in de Wet Personenvervoer, wetgeving te maken waarin de positie van werknemers bij verlies van een concessie worden overgenomen door de nieuwe concessie-eigenaar?
Het kabinet hecht veel waarde aan de continuïteit en vitaliteit van de spoorsector. De Staatsecretaris van Infrastructuur en Milieu en ik willen echter niet interveniëren in de markt van spooraannemers. De spoorsector heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid. Cao-partijen hebben de mogelijkheid om zelf in de cao afspraken te maken over de overname van personeel bij aanbestedingen.
Daarnaast geldt dat, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, er bij aanbesteding sprake kan zijn van overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 e.v. Burgerlijk Wetboek. Als dat het geval is dan is de nieuwe contractpartij wettelijk verplicht het personeel over te nemen van de verliezende contractant met behoud van rechten en plichten.
Bent u, gegeven het feit dat al eerder, in november 2011, de FNV waarschuwde voor inzet van spoorwerkers die de Nederlandse taal niet beheersten door de spooraannemers; van mening dat beheersing van het Nederlands essentieel is vanwege de veiligheid?1 Welke maatregelen zijn er sinds november 2011 genomen om inzet van buitenlands personeel dat de Nederlandse taal niet beheerst aan te pakken?
Ik neem ieder signaal serieus, ook dit signaal. Aan FNV heb ik – naar aanleiding van de brief waarnaar u verwijst – verzocht om voorbeelden van bedoelde onveilige situaties bij spoorwegwerkzaamheden aan te dragen. Tot op heden zijn door de FNV geen voorbeelden voor onderzoek bij de Inspectie SZW gemeld. Los daarvan heeft de Inspectie SZW contact gezocht met ProRail en spooraannemers. Daaruit is gebleken dat twee van de betrokken spooraannemers geen buitenlandse werknemers (meer) inzetten. Voor zover dit wel gebeurt, voorzien zij in een werkinstructie in de taal die de betreffende persoon begrijpt. Er is sprake van tweetalige begeleiding, aldus de betrokken bedrijven.
De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) heeft geen aanwijzingen dat het niet beheersen van de Nederlandse taal heeft geleid tot gevaarlijke situaties op het spoor, zowel voor spoorveiligheid als arboveiligheid. Bij inspecties heeft de ILT geen problemen op dit terrein geconstateerd. Er is geen verband aangetroffen tussen incidenten en taalbeheersing. De conclusies van de ILT worden ondersteund door (ongevals)onderzoek dat door mijn ministerie is uitgevoerd. Communicatie en/of taalproblemen zijn niet als expliciete oorzaak aan te wijzen van een ongeval of bijna ongeval.
Er zijn geen wettelijke eisen voor spoorwerkers voor de beheersing van de Nederlandse taal. Baanwerkerveiligheid is vervat in brancheregelgeving, het Normenkader Veilig Werken (NVW), dat tot stand is gekomen in een samenwerking tussen de branche, de Inspectie SZW en de ILT. Het NVW schrijft voor dat de persoon die de veiligheidinstructie geeft zich ervan moet vergewissen dat de ploegleden de instructie hebben begrepen. De inspecteurs van ILT zijn bevoegd om, indien er sprake is van gevaar of ernstig gevaar in de zin van de Arbowetgeving, maatregelen te nemen. Voor het nemen van maatregelen in verband met taalbeheersing is tot op heden geen aanleiding geweest.
Hoe borgt u de eisen van veiligheidsopleiding en taalbeheersing, en worden deze eisen ook gehandhaafd?
Op grond van de Arbeidsomstandighedenwet is het de verplichting van de werkgever om risico’s in kaart te brengen en (preventieve) maatregelen te nemen als risico’s daartoe aanleiding geven. Verder is de werkgever verplicht zijn werknemers doelmatig voor te lichten over veiligheids- en gezondheidsrisico’s en de te treffen maatregelen. Die voorlichting – mondeling en schriftelijk – moet zijn afgestemd op de capaciteiten, taal, kennis en ervaring van de betreffende werknemers. De Inspectie SZW toetst op deze verplichtingen in die gevallen waar een incident opgetreden is waarbij taal mogelijk een oorzaak kan hebben gespeeld.
Is er sprake van de mogelijkheid om constructies bij het werken aan het spoor toe te passen die op zichzelf binnen de huidige wet- en regelgeving passen, maar toch onwenselijk zijn? Zo ja, hoe treedt u hier tegen op?
Mij zijn dergelijke situaties niet bekend.
De klacht van de kerken tegen Nederland over het vreemdelingenbeleid |
|
Sharon Gesthuizen (SP) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de klacht die de Conferentie van Europese Kerken heeft ingediend bij het Europees Comité voor Sociale Rechten over de wijze waarop Nederland illegalen behandelt?1
De betreffende klacht is mij bekend nu deze de Regering op 7 februari 2013 is toegezonden door het Europees Comité voor Sociale Rechten. Het Comité deelde daarbij mede dat deze toezending vooralsnog ter kennisneming was. Tijdens zijn bijeenkomst in maart zal het Comité besluiten of en zo ja, wanneer de Regering om een reactie zal worden gevraagd. Gelet daarop acht ik het niet juist in dit stadium in te gaan op de merites van de klacht of om op een beslissing van het Comité vooruit te lopen.
Wat vindt u van de uitspraak van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) dat Nederland het recht van mensen op voedsel, kleding, medische bijstand en onderdak onvoldoende nakomt en dat het Nederlandse vreemdelingenbeleid derhalve in strijd is met artikel 13.4 en 31.2 van het Europees Sociaal Handvest?
Zie antwoord vraag 1.
Gaat u de uitspraak van het Europees Comité afwachten of gaat u al maatregelen nemen om gehoor te geven aan de oproep van de PKN? Bent u ermee bekend dat hiertoe ook door het landelijk Overleg Gemeentebesturen inzake Opvang- en Terugkeerbeleid (LOGO) is opgeroepen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het voor mensen moeilijker is om terug te keren naar land van herkomst vanaf de straat dan vanuit de opvang? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht dat het Osteoporose Medisch Centrum via de huisarts een DEXA-scan aanbiedt |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over het bericht dat het Osteoporose Medisch Centrum via de huisarts een DEXA-scan aanbiedt?1
Een oordeel over de werkwijze van het Osteoporose Medisch Centrum (OMC) kan ik op basis van de uitzending van Tros Radar niet geven. Zoals de geïnterviewden in de uitzending al aangaven was onduidelijk wie nu precies een aanbod deed tot screening, de huisarts of het OMC. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) zal onderzoeken of hetgeen getoond is in overeenstemming met vigerende wetgeving is.
Uit het onderzoek van Tros Radar blijkt overigens dat mensen zelf altijd een afweging moeten maken over deelname aan screening. Ik heb u in mijn brief «vroegopsporing en gezondheidsrisico’s van 1 maart 2012» aangegeven dat ik streef naar algemene kwaliteitseisen voor screening, zodat mensen een geïnformeerde keuze kunnen maken over deelname.
Is de DEXA-scan, zoals het Osteoporose Medisch Centrum die aanbiedt, volgens u medisch noodzakelijk of betreft het hier een commerciële activiteit? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is aan de beroepsgroep en/of haar wetenschappelijke vereniging om een oordeel te geven over de inhoud van therapieën of behandelingen. Er is een NHG-standaard Fractuurpreventie2 waarin wordt aangegeven waar huisartsen op moeten letten als het gaat om osteoporose en wanneer ze hun patiënten door moeten verwijzen naar de tweede lijn. Volgens de NHG-standaard is gericht onderzoek alleen nodig bij patiënten met een verhoogd fractuurrisico. De huisarts stelt de indicatie. De NHG heeft zich intussen gedistantieerd van de werkwijze van het OMC3.
Wat is uw oordeel over het feit dat patiënten de indruk hadden mee te doen aan een bevolkingsonderzoek op initiatief van hun huisarts, terwijl het hier feitelijk ging om een doorverwijzing van de huisarts? Deelt u het oordeel dat patiënten door het Osteoporose Medisch Centrum en de huisarts op het verkeerde been zijn gezet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik kan op basis van de uitzending niet oordelen dat het «feitelijk ging om een doorverwijzing van de huisarts» of om (getrapte) screening. Ik ben het met u eens dat het aanbod verwarrend was. De inspectie zal nagaan of bij de handelwijze wetten zijn overtreden.
Er zijn in elk geval geen vergunningen in het kader van de Wet op Bevolkingsonderzoek (WBO) verleend voor osteoporosescreening buiten het kader van wetenschappelijk onderzoek (de Salt Osteoporose Studie van VUmc). Dat houdt in dat het OMC alleen patiënten mag onderzoeken en behandelen die een verwijzing hebben van hun huisarts.
Wat vindt u ervan dat er huisartsen meewerken met het Osteoporose Medisch Centrum bij het aanbieden van deze DEXA-scan? Deelt u de mening dat huisartsen hun patiënten op het verkeerde been zetten? Bent u voorts van mening dat huisartsen de privacy van hun patiënten schenden door adresgegevens aan het Osteoporose Medisch Centrum ter beschikking te stellen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op basis van de uitzending is niet duidelijk wie welk aanbod tot screening heeft gedaan (zie ook de antwoorden op vragen 2 en4. De relatie tussen de meewerkende huisartsen en het OMC is onderdeel van het onderzoek door de IGZ. De huisarts mag geen gegevens over patiënten verstrekken aan derden anders dan in een behandelrelatie met de patiënt aan een medebehandelaar dan wel met uitdrukkelijke toestemming van de patiënt. Het onderzoek over hoe het aanbod tot screening tot stand is gekomen zal duidelijkheid geven over mogelijke doorgifte van adresgegevens van patiënten.
Wat is uw oordeel over het feit dat patiënten worden geconfronteerd met een rekening van 272 euro voor advies, terwijl hen door het Osteoporose Medisch Centrum wordt voorgehouden dat deze rekening vergoed wordt door de zorgverzekeraar? Deelt u de mening dat deze rekening door het Osteoporose Medisch Centrum moet worden kwijtgescholden in die gevallen dat de zorgverzekeraar niet wil vergoeden? Hoe gaat u dat bewerkstelligen?
Als er sprake is van een aanbod in strijd met de geldende regelgeving dan wel dwaling of misleiding, dan kent ons rechtssysteem voldoende waarborgen, bijvoorbeeld via een civiele procedure. Het is niet aan VWS om hier een specifieke regeling voor te treffen.
Krijgen de huisartsen die patiënten doorverwijzen daarvoor betaald? Zo ja, om welke bedragen of vergoedingen in natura/diensten gaat het dan? Zo ja, hoe beoordeelt u dit dan? Zo ja, is het in strijd met de wet? Zo ja, wat gaat u dan daartegen ondernemen?
Dat zal uit onderzoek moeten blijken.
Is het waar dat er meldingen zijn gedaan bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg? Hoeveel artsen zijn er berispt, en op welke grond? Zijn dat alle artsen die hebben meegewerkt met het Osteoporose Medisch Centrum? Zo nee, waarom is er niet tegen alle artsen opgetreden?
Er zijn bij de inspectie in de afgelopen jaren enkele meldingen geweest over screening op osteoporose door verschillende organisaties (maar niet deze rechtspersoon). Alle gevallen zijn onderzocht, waarbij de inspectie de aanbieders erop heeft gewezen dat een aanbod tot screening met behulp van straling vergunningplichtig is op grond van de Wet op het Bevolkingsonderzoek (WBO). Op basis van deze activiteiten zijn de aanbieders die in overtreding waren, gestopt met hun screeningen.
De handelwijze van het Osteoporose Medisch Centrum (OMC) was de inspectie niet bekend tot de uitzending van Tros Radar. Naar aanleiding van deze uitzendingen zijn meldingen binnengekomen die de inspectie gaat onderzoeken.
Is het waar dat niet is opgetreden tegen het Osteoporose Medisch Centrum? Zo ja, waarom is dat niet gebeurd en gaat u dat alsnog doen? Zo nee, welke sanctie is er opgelegd?
Zie antwoord vraag 7.
Wie is/zijn eigenaar/eigenaren van het Osteoporose Medisch Centrum? Is er enige verbondenheid met farmaceutische bedrijven of producenten van medische apparatuur/hulpmiddelen?
De eigenaar van het OMC kwam in de uitzending aan het woord. Of er sprake is van enige verbondenheid met farmaceutische bedrijven of producenten van medische apparatuur/hulpmiddelen moet uit nader onderzoek door de IGZ blijken. Mocht dat het geval zijn dan zal worden getoetst aan de regels die gelden op het gebied van geneesmiddelenreclame.
Wat bent u van plan te ondernemen om te voorkomen dat het Osteoporose Medisch Centrum wederom via de huisarts een DEXA-scan aanbiedt?
Als uit het onderzoek blijkt dat er sprake is van handelen in strijd met geldende regelgeving, zal hierop worden gehandhaafd. Zie ook mijn antwoord op vragen 7 en 8.
Bent u bereid de Gezondheidsraad te laten oordelen over de praktijken van het Osteoporose Medisch Centrum, bijvoorbeeld gekoppeld aan de al lopende adviesvraag over de total body scan? Zo neen, waarom niet?
Ik heb de Gezondheidsraad gevraagd mij te adviseren over de kwaliteit van health checks en de voorwaarden waaronder deze vrij kunnen worden aangeboden. Een voorbeeld als deze screeningspraktijk kan in dit advies aan de orde komen. Ik verwacht dat advies eind 2013 te ontvangen. Als het onderzoek naar OMC daartoe aanleiding geeft, zal ik er in het kader van de kwaliteit van health checks op terugkomen.
Het transitokenteken voor de doorvoer van niet-gekentekende voertuigen |
|
Ton Elias (VVD) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het transitokenteken voor de doorvoer van niet-gekentekende voertuigen?
Ja.
Deelt u de constatering dat dit kenteken in de praktijk vanwege de strenge eisen nauwelijks wordt gebruikt? Zo nee, waarom niet?
Het transitokenteken is ontwikkeld voor het vervoer van voertuigen, die geen Nederlands kenteken hebben, van het ene land naar het andere land door Nederland heen. Het transitokenteken heeft per 1 januari 2007 het 7-daagse kenteken vervangen, dat veel problemen opleverde bij (her)registratie in andere landen en erg fraudegevoelig was. In 2012 is het transitokenteken circa 800 keer verstrekt. Mijn inschatting is dat het merendeel van de doorvoer van voertuigen met behulp van een trailer gebeurt. Hierbij is voor de door te voeren voertuigen geen kenteken nodig.
Een transitokenteken wordt niet administratief verstrekt, zoals sommige bedrijven graag zouden zien, maar alleen nadat de RDW het voertuig fysiek heeft geïdentificeerd en, als deze geen geldige buitenlandse APK heeft, heeft onderworpen aan een technische controle. Daarnaast moet ook worden aangetoond dat het voertuig voldoet aan de toelatingseisen. Hiermee wordt de verkeersveiligheid gewaarborgd en ervoor gezorgd dat er geen gestolen voertuigen worden doorgevoerd. De RDW heeft een efficiënte procedure ingericht voor het verkrijgen van een transitokenteken, namelijk als een voertuig voor de middag wordt gecontroleerd is het transitokenteken om 15.00 uur dezelfde dag gereed in Veendam. Deze kan worden opgehaald of via de post verzonden (dan is deze de volgende dag bij de aanvrager).
Deelt u de constatering dat andere landen een eenvoudigere procedure voor de uitvoer van niet-gekentekende voertuigen kennen, waardoor de Nederlandse exportbedrijven een concurrentienadeel hebben? Zo nee, waarom niet?
Het is mij bekend dat de toelatingseisen voor het verkrijgen van een kenteken voor de doorvoer van niet-geregistreerde voertuigen per lidstaat kunnen verschillen, omdat de eisen niet Europees zijn geharmoniseerd. Het is dus mogelijk dat in andere lidstaten eenvoudigere procedures worden gehanteerd. Dit kan consequenties hebben voor de concurrentiepositie van de Nederlandse branche. Vanwege het grote belang dat ik hecht aan de verkeersveiligheid en diefstalbestrijding acht ik het eventuele verschil gerechtvaardigd.
Deelt u de constatering dat doorvoerbewijzen uit andere landen vaak minder zware veiligheidseisen met zich meebrengen en dit daarom ten koste kan gaan van de Nederlandse verkeersveiligheid? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik bij vraag 3 heb aangegeven zijn de eisen voor het verkrijgen van een doorvoerbewijs niet Europees geharmoniseerd, waardoor het mogelijk is dat in andere lidstaten voor voertuigen een doorvoerbewijs kan worden verkregen dat aan minder strenge veiligheidseisen voldoet. Indien dergelijke voertuigen door Nederland rijden brengt dit een gering risico voor de verkeersveiligheid met zich mee. Hier valt helaas weinig aan te doen, omdat wij voertuigen die zich in het internationale verkeer bevinden geen belemmeringen mogen opleggen.
Bent u bereid om samen met de sector te onderzoeken of er tot een eenvoudigere, snellere en kostenefficiëntere wijze van het afgeven van transitokentekens kan worden gekomen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben zeker bereid met de sector te onderzoeken of de procedures nog sneller en beter kunnen, maar teruggaan naar het verleden met administratieve verstrekking is vanwege fraude geen optie. De eventuele aanpassing moet passen binnen de randvoorwaarden van de verkeersveiligheid en de bestrijding van voertuigdiefstal in Nederland en in het buitenland.