Kamervraag 2022Z17230

Het bericht dat de rechtbank heeft geoordeeld dat burgers in het buitengebied onvoldoende worden beschermd tegen stank uit de veehouderij

Ingediend 19 september 2022
Beantwoord 20 oktober 2022 (na 31 dagen)
Indiener Tjeerd de Groot (D66)
Beantwoord door Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU), Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA)
Onderwerpen dieren landbouw natuur en milieu organisatie en beleid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z17230.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-415.html
1. Rb. Den Haag 14 september 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:9119.
  • Vraag 1
    Hoe duidt u de uitspraak van de Rechtbank Den Haag dat burgers in het buitengebied al langer dan tien jaar onvoldoende worden beschermd tegen stank uit de veehouderij, omdat de huidige geurnormen «zijn gebaseerd op behoud van uitbreidingsmogelijkheden voor de veehouderijsector en niet op het voorkomen van geurhinder die een reëel gezondheidsrisico vormt.»?1

    Een groep van 16 omwonenden van veehouderijen heeft de Staat der Nederlanden gedagvaard wegens onrechtmatig handelen vanwege te hoge geurbelasting op hun woningen2. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Staat onrechtmatig handelt ten aanzien van een deel van deze omwonenden doordat de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) hen onvoldoende bescherming biedt tegen geurhinder en ook niet is gebleken dat tegen de overlast tijdig redelijke en passende individuele maatregelen zijn genomen. Dit is een schending van artikel 8 EVRM. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat vanwege de hoge geurbelasting op de woningen van deze omwonenden er geen sprake meer is van een fair balance tussen economische belangen en de gezondheidsbelangen van het individu.

  • Vraag 2
    Welke stappen gaat u ondernemen om deze burgers en andere burgers in het buitengebied alsnog zo spoedig mogelijk de juiste bescherming te bieden tegen stankoverlast?

    Op dit moment wordt de uitspraak bestudeerd. Ik neem de uitspraak en de problematiek voor alle betrokkenen zeer serieus. Uw Kamer zal voor het commissiedebat van 10 november a.s. over de geurproblematiek een brief ontvangen waarin hier nader op wordt ingegaan.

  • Vraag 3
    Wanneer denkt u de geurnormen zo aan te hebben gepast dat deze wel voldoen aan artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)?

    In mijn bovengenoemde brief zal ik hierop ingaan.

  • Vraag 4
    Kunt u aangeven op welke wijze u opvolging heeft gegeven of nog wenst te geven aan de aanbevelingen uit het adviesrapport van de commissie-Biesheuvel? Welke aanbevelingen heeft u nog niet opgevolgd?

    De commissie gaf in het rapport een uitgebreide analyse van de problematiek. Zij deed drie aanbevelingen:
    Aan de aanbeveling over het stellen van emissiegrenswaarden wordt gewerkt. Deze aanbeveling past in een bredere aanpak om van middel naar doelregelgeving te komen. Daarbij wordt dan uitgegaan van de werkelijke emissies bij bedrijven.
    Voor een beter inzicht in de effectiviteit van luchtwassers is er meer inzicht nodig in de factoren die de hinder veroorzaken en welke maatregelen hiertegen helpen. Hiervoor is een aanpak nodig die niet alleen de luchtwasser, maar het gehele stalsysteem meeneemt. Daarbij gaat het erom dat maatregelen bij de geurbron (voersamenstelling en stalmanagement gericht op bijvoorbeeld schonere vloeren) én de luchtwasser in hun onderlinge samenhang gezien worden.
    Voor deze systeem aanpak is het van belang dat er een beter inzicht komt in de samenstelling en invloed van de verschillende stoffen waar geur uit bestaat. Daarom wordt nu onderzoek gedaan naar een manier om zonder menselijke geurpanels, maar op een chemisch analytische manier, geur goed objectief te meten. Als deze manier er is, dan kunnen sensoren ontwikkeld worden die op deze manier geur ter plekke kunnen meten.
    Onder de Omgevingswet zullen decentrale overheden meer mogelijkheden krijgen om rekening te houden met cumulatie. Dit doordat onder de Omgevingswet bij de verlening van vergunningen niet alleen getoetst wordt aan individuele normen, maar getoetst moet worden of een activiteit geen significante milieuverontreiniging veroorzaakt. Dit houdt bijvoorbeeld in dat cumulatie een reden zou kunnen zijn voor een gemeente om strengere eisen te stellen dan de waarden of afstanden die afgeleid zijn van een individuele activiteit. Daarnaast hebben decentrale overheden door middel van de Crisis- en herstelwet tijdelijk meer mogelijkheden gekregen om in te grijpen in bestaande situaties.

  • Vraag 5
    Kunt u een schatting maken van de hoeveelheid burgers en veehouderijen die gevolgen zullen ondervinden van de implicaties van deze uitspraak? Indien u hier onvoldoende beeld van heeft, bent u dan bereid zo spoedig mogelijk een inventarisatie hiervoor te doen bij gemeenten?

    Op basis van de uitspraak worden uit te voeren acties geïnventariseerd. Ik kom daar in mijn eerdergenoemde brief op terug.

  • Vraag 6
    Hoe verklaart u dat de experimenteerbepaling op basis van de Crisis- en herstelwet, die juist bedoeld was om gemeenten in staat te stellen deze problematiek aan te pakken, nog door geen enkele lagere overheid is gebruikt, ondanks dat deze mogelijkheid al sinds 23 april 2021 van kracht is? Op welke wijze voert u hierover het gesprek met gemeenten?

    Het gaat hier om een instrument dat gemeenten naar eigen behoefte in kunnen zetten. In het kader van het Schone Lucht akkoord (SLA) wordt aandacht aan dit instrument besteed en is het onderwerp van gesprek tussen de deelnemers aan het SLA. Daarbij wordt onder meer de opname van het instrument in het uitvoeringsprogramma van een gemeente, gestimuleerd.

  • Vraag 7
    Bent u van plan in hoger beroep te gaan tegen dit vonnis? Zo ja, waarom kiest u er niet voor om in plaats daarvan de problematiek versneld aan te pakken?

    Op dit moment wordt de uitspraak bestudeerd waarbij ook gekeken wordt naar een eventueel hoger beroep.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2022Z17230
Volledige titel: Het bericht dat de rechtbank heeft geoordeeld dat burgers in het buitengebied onvoldoende worden beschermd tegen stank uit de veehouderij
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20222023-415
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Tjeerd de Groot over het bericht dat de rechtbank heeft geoordeeld dat burgers in het buitengebied onvoldoende worden beschermd tegen stank uit de veehouderij