Kamervraag 2015Z18871

Het bericht dat gemeenten de geuroverlast van veehouderijen niet terug mogen dringen

Ingediend 12 oktober 2015
Beantwoord 23 november 2015 (na 42 dagen)
Indieners Tjeerd van Dekken (PvdA), Yasemin Çegerek (PvdA)
Beantwoord door Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Wilma Mansveld (PvdA)
Onderwerpen bestuur landbouw organisatie en beleid provincies
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z18871.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-669.html
1. Brabants Dagblad, 30 september 2015.
  • Vraag 1
    Bent u bekend met de recente uitspraak van de Raad van State in het (proef)proces wat de gemeente Oirschot heeft aangespannen om een streng geurbeleid te mogen voeren in overbelaste gebieden?1

    Ja.
    De berichtgeving in de pers waarnaar wordt verwezen, is niet correct en inmiddels gerectificeerd door het Brabants Dagblad. Het ging in deze zaak om het eisen van een m.e.r.-procedure aan een veehouderij. Bij de aangevraagde situatie zou de veehouderij binnen de eerder vergunde geuremissie blijven in een gebied waar sprake is van een overbelaste situatie voor wat betreft geur. In haar uitspraak concludeert de Raad van State dat er bij deze aanvraag geen milieueffectrapport gevraagd kan worden omdat de aangevraagde wijziging er toe leidt dat de milieugevolgen vanwege de inrichting afnemen ten opzichte van de reeds vergunde situatie.

  • Vraag 2
    Deelt u de mening dat gemeenten maatregelen moeten kunnen nemen om de geuroverlast te verminderen, in plaats van dat ze slechts de situatie niet mogen laten verslechteren?

    Dit vraagstuk is onderdeel van adviesaanvragen aan de bestuurlijke werkgroep evaluatie regelgeving geur voor veehouderijen. Deze bestuurlijke werkgroep is ingesteld om de regelgeving met betrekking tot geurhinder en veehouderij te evalueren. De werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van de VNG, IPO, LTO, GGD, Milieufederaties en afgevaardigden van burgergroeperingen. Over deze evaluatie bent u bij brief van 30 april 2015 geïnformeerd (Kamerstuk 29 383, nr. 240). Op 29 september 2015 heeft mijn ambtsvoorganger u de brief van 16 juli 2015 van de bestuurlijke werkgroep evaluatie geurregelgeving veehouderij toegezonden (Kamerstuk 29 383, nr. 244). In deze brief zijn de tussenresultaten van de eerste fase van de evaluatie beschreven. Een reactie op de inhoud van de voorstellen, ook met betrekking tot dit punt, ontvangt u nadat de werkgroep alle ruimte heeft gehad het advies af te ronden.

  • Vraag 3
    Deelt u de mening dat het generieke karakter van de bestaande wetgeving het kabinetsdoel in de weg staat om de overlast die de intensieve veehouderij veroorzaakt te verminderen?

    Zie antwoord vraag 2.

  • Vraag 4
    Hoe effectief is de inzet van de Crisis- en herstelwet volgens u in het terugdringen van de overlast die door de intensieve veehouderij wordt veroorzaakt? In hoeveel gevallen worden de voorzieningen in de Crisis- en herstelwet in Brabant ingezet om de overlast die de veehouderij veroorzaakt te beperken?

    De Crisis- en herstelwet helpt de provincie Noord-Brabant de geuroverlast terug te dringen en een ongewenste toename van geur te voorkomen. De verbrede reikwijdte van de Verordening ruimte van de provincie Noord-Brabant wordt bij iedere ruimtelijke ontwikkeling van veehouderijen toegepast. Sinds de inwerkingtreding van de Verordening ruimte in maart 2014 zijn er meer dan 100 aanvragen voor ruimtelijke ontwikkeling van veehouderijen bij gemeenten ingediend. Al deze aanvragen moeten voldoen aan de norm voor de achtergrondconcentratie geur en fijnstof die in de Verordening ruimte is gesteld.
    De Crisis- en herstelwet biedt ook de mogelijkheid tot het voorschrijven van maatwerkvoorschriften aan veehouderijen binnen de zogenaamde urgentiegebieden. Van die mogelijkheid is tot op heden geen gebruik gemaakt. Deze voorziening is bedoeld als «stok achter de deur» voor die gevallen waarin de dialoog met alle betrokkenen in het gebied niet tot een oplossing leidt. Momenteel vindt op circa zestig plekken in Noord-Brabant een gebiedsdialoog plaats.

  • Vraag 5
    Deelt u de mening dat er ruimte moet komen voor gemeenten en provincies die met zware hinder van de veehouderijsector kampen om af te kunnen wijken van de generieke wettelijke regels?

    Zie het antwoord op vragen 2 en 3.

  • Vraag 6
    Deelt u de mening dat cumulatie van geurhinder (en daarmee de overbelasting van woongebieden) een reden moet kunnen zijn om bovenwettelijke geurnormen te stellen?

    Zie antwoord vraag 5.

  • Vraag 7
    Biedt de in voorbereiding zijnde Wet dierenaantallen en volksgezondheid ruimte voor gemeenten om op basis van cumulatie af te wijken van generieke geur- en luchtkwaliteitwetgeving?

    Met de Wet dieraantallen en volksgezondheid wordt beoogd dieraantallen te kunnen reguleren in bepaalde gebieden in het belang van de volksgezondheid. Er is in het kader van deze wet niet voorzien in een regeling voor gemeenten om op basis van cumulatie af te wijken van de geur- en luchtkwaliteitswetgeving.

  • Vraag 8
    Bent u bekend met de onderzoeksrapporten van de Universiteit Utrecht en de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) Brabant Zeeland die aantonen dat omwonenden in de praktijk veel meer stank ervaren dan volgens de tot nu toe gebruikte berekeningen uit de Wet geurhinder en veehouderij?

    Ja. Het RIVM heeft op mijn verzoek een duidingsonderzoek uitgevoerd waarin de onderzoeksmethodiek en resultaten van het onderzoek van de Universiteit Utrecht en de GGD (uitgevoerd in 20132) zijn vergeleken met het onderzoek dat door PRA is uitgevoerd in 2001. Het onderzoek van PRA is gebruikt in de handleiding bij de Wet geurhinder en veehouderij. Ook het duidingsonderzoek van het RIVM wordt bij de evaluatie betrokken. Het rapport van het duidingsonderzoek verschijnt binnenkort op de site van het RIVM (http://www.rivm.nl/).

  • Vraag 9
    Worden deze onderzoeksrapporten, en daarmee het aspect hinderbeleving, betrokken bij de lopende evaluatie van de Wet geurhinder en veehouderij?

    Ja.

  • Vraag 10
    Wordt er bij de evaluatie van de Wet geurhinder en veehouderij ook rekening gehouden met maatwerk voor situaties van overbelasting en met het aspect cumulatie?

    Zie antwoord vraag 9.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2015Z18871
Volledige titel: Het bericht dat gemeenten de geuroverlast van veehouderijen niet terug mogen dringen
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20152016-669
Volledige titel: Antwoord op vragen van de leden Van Dekken en Cegerek over het bericht dat gemeenten de geuroverlast van veehouderijen niet terug mogen dringen