Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 18 mei 2020

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

   

Inleiding

1

Doel en aanleiding

2

Uitreiken exploten Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

2

Wijziging van de Loodsenwet

5

Wijzigingen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990 en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen

6

Doel van de tijdelijke verlaging van de percentages voor de belasting- en invorderingsrente

7

Budgettaire aspecten

7

Wijziging van de Luchtvaarwet BES

7

Adviezen en consultatie

8

Inwerkingtreding en vervallenverklaring

8

Inleiding

De leden van de fractie van de VVD hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden achten het van belang dat in verband met de coronacrisis zo veel mogelijk activiteiten weer hervat kunnen worden die door deze wetgeving weer mogelijk gemaakt worden. Ook vinden zij het van belang dat de wetgeving waar mogelijk aansluit op de actualiteiten van de dag.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Zij hebben wel een aantal kritische vragen waar zij graag een toezegging op zouden willen krijgen.

De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de verschillende wetswijzigingsvoorstellen. Alhoewel deze leden begrip hebben voor de voorstellen, willen zij de regering nog enkele vragen voorleggen.

De leden van de fractie van GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.

Doel en aanleiding

De leden van de GroenLinks-fractie erkennen de noodzaak en steunen het streven om in een cisis zoals deze maatregelen te nemen die helpen verdere verspreiding van het virus te voorkomen. Veel maatregelen bestaan uit een oproep om ons gedrag aan te passen door bijvoorbeeld afstand van elkaar te houden. Dat kan in enkele gevallen leidden tot frictie met een aantal wettelijke regels, zoals die voor de deurwaarders of de vergadering van de loodsen. Ons rechtssysteem vraagt dan om een wetwijziging.

Uitreiken exploten Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

De leden van de CDA-fractie zien dat in bepaalde gevallen het feitelijk onmogelijk is om een exploot uit te reiken op een reguliere manier vanwege de RIVM-richtlijnen. De leden van de CDA-fractie vragen de regering of bevestigd kan worden dat dit niet betekent dat de deurwaarder niet eerst moet trachten om het exploot aan de persoon uit te reiken. De leden van de CDA-fractie vragen de regering of het met onderhavig wetsvoorstel nog steeds staande praktijk blijft dat de gerechtsdeurwaarder zich inspant om een exploot aan de persoon uit te reiken, zonder dat daarbij de RIVM-richtlijnen overtreden hoeven te worden.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel dat inhoudt dat, zo lang de richtlijnen van het RIVM voorschrijven dat personen afstand houden wegens besmettingsgevaar met Covid-19, steeds sprake is van een feitelijke onmogelijkheid om te betekenen in persoon of aan woonplaats. Dit betekent dat de deurwaarder, zo begrijpen deze leden, kan volstaan met het verstrekken van een afschrift per post, waarbij de deurwaarder wel melding moet maken van de redenen van de feitelijke onmogelijkheid.

Deze leden menen dat het belangrijkste doel van de betekeningsvoorschriften is om ervoor te zorgen dat een exploot degene voor wie het bestemd is daadwerkelijk bereikt. Door het aanbieden van exploten via de post is dat minder gegarandeerd. Hoewel deze leden zeker begrip hebben voor de uitdagingen waarvoor deurwaarders zich mogelijk zien gesteld, hebben zij toch een aantal vragen aan de regering over dit voorstel.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de conclusie van de Procureur-generaal bij de Hoge Raad van 4 mei 2020.1 Deze leden vragen de regering in te gaan op deze conclusie, in het bijzonder op de rechtsoverwegingen 2.53 tot en met 2.64. Deze leden vragen de regering welke alternatieven de regering heeft overwogen en welke (andere) inspanningen de regering heeft gedaan om de gerechtsdeurwaarders te helpen om veilig hun werk te kunnen doen, bijvoorbeeld door het gebruik van beschermende middelen. Deze leden vernemen ook graag van de regering in welke mate deurwaarders momenteel daadwerkelijk problemen ervaren met betrekking tot agressief gedrag en fysiek geweld, zoals in de memorie van toelichting beschreven.

De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelichting «Waar uitreiking «in persoon» verantwoord, dus met inachtneming van de RIVM-richtlijnen, mogelijk is, wordt dit nog steeds gedaan». Deze leden vragen de regering toe te lichten hoe zich deze passage verhoudt tot de voorgestelde wetstekst die inhoudt dat zo lang de richtlijnen van het RIVM voorschrijven dat personen afstand houden wegens besmettingsgevaar met Covid-19, er steeds sprake is van een feitelijke onmogelijkheid om te betekenen in persoon. Deze leden vragen zich af of deze voorgestelde wetstekst niet te veel ruimte biedt om volledig af te zien van betekening in persoon. Deze leden vragen de regering daarbij ook in te gaan op de opmerking dat «de voorgestelde tekst er primair vanuit gaat dat gepoogd wordt te betekenen op de voet van 46 Rv», omdat zij die op voorhand niet goed kunnen plaatsen. De leden van de D66-fractie vragen de regering ten slotte toe te lichten welke eisen er moeten worden gesteld aan de vermelding van de reden van de feitelijke onmogelijkheid.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat het persoonlijk uitreiken van een exploot waarde heeft. Maar de huidige praktijk kent ook al alternatieven zoals de post. Er is hier geen groot bezwaar. Nu gezien de omstandigheden tijdelijk alles met enige afstand uitreiken, door de brievenbus of via de post, is zeker vergeleken met andere ingrepen in het maatschappelijk verkeer, een kleine kwestie met weinig bezwaren. De leden van de GroenLinks-fractie steunen een praktische benadering. Deze leden vragen de regering wel waarom deze maatregel niet van tijdelijke aard is. Kan dit worden beperkt tot bijvoorbeeld één jaar? Of anders na een jaar geëvalueerd om te zien of er niet toch problemen zijn ontstaan?

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het onderdeel van het wetsvoorstel dat regelt dat deurwaarders in uitzonderlijke gevallen exploten via de brievenbus aan mogen bieden ten tijde van de coronacrisis. Deze leden beseffen dat deurwaarders voor een lastig vraagstuk zijn komen te staan. Toch hebben deze leden hierover een aantal kritische vragen.

Het coronavirus treft Nederland hard in alle facetten van de samenleving, zo ook de activiteiten van deurwaarders. Klopt het dat veel deurwaarders op een dag tientallen bezoeken afleggen met de bijbehorende risico’s op het besmetten en verspreiden van het coronavirus? Hoe voorziet dit wetsvoorstel in het beschermen van zowel de deurwaarders als de gedaagden? Is overwogen om, eventueel aanvullend, deurwaarders te voorzien van persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals mondkapjes of spatschermen? Is het correct om te stellen dat (volgens het wetsvoorstel) deurwaarders niet eerst hoeven te proberen om op de voet van artikel 46 lid 1 Rv in persoon te betekenen? En is het correct dat het wordt overgelaten aan de deurwaarder om in te schatten of (toch) in persoon kan worden betekend? Welke consequenties heeft dit? Is dit proportioneel? Zijn er geen aanvullende waarborgen nodig? Met wie is dit wetsvoorstel besproken? Hoe hebben (belangen)organisaties die opkomen voor de belangen en positie van schuldenaren op dit wetsvoorstel gereageerd?

De leden van de SP-fractie lezen dat het wetsvoorstel alleen ziet op het corona-vrij betekenen van exploten. Zij vragen of het gijzelen van personen wel veilig kan voor de betrokkenen. Gaat dat nog altijd door tijdens de coronacrisis? Waarom is daar geen regelgeving nodig?

Deelt de regering de mening van deze leden dat een persoonlijke betekening altijd de voorkeur verdient boven het deponeren van het exploot in een brievenbus? Waarom is er voor een generieke uitzondering gekozen zolang de RIVM-richtlijn voor het houden van afstand blijft gelden? Zou het niet wenselijk zijn om de deurwaarder te laten vermelden bij het exploot waarom deze is overgegaan tot het deponeren van het exploot in de brievenbus? Deze leden verwachten dat daarmee de beslissing van de deurwaarder achteraf gecontroleerd kan worden, hetgeen, naar zij uit het veld begrepen, relevant kan zijn voor rechters. Redenen om af te wijken van de gebruikelijke betekening zouden kunnen zijn 1) de situatie ter plaatse, zoals een smal portiek versus een vrijstaand huis, 2) de gezondheid van de deurwaarder of 3) de aard van het exploot, zoals een huisuitzetting versus verjaring van een vordering. Kortom, zou het voor de controleerbaarheid achteraf wenselijk zijn als de deurwaarder in het exploot de daadwerkelijke reden van de feitelijke onmogelijkheid van uitreiking in persoon vermeldt, en niet slechts kan volstaan met vermelding van het feit dat de RIVM-richtlijnen voorschrijven dat afstand wordt gehouden?

De leden van de SP-fractie wijzen hierbij ook nadrukkelijk op beschouwingen, met name de overwegingen 2.54 tot en met 2.58, van Ruth de Bock, advocaat-generaal bij de Hoge Raad (ECLI:NL:PHR:2020:442).2 De Bock stelt hier o.a.:

«Naar mijn mening kan niet worden gezegd dat op dit moment, als gevolg van het Covid-19 virus, per definitie geldt dat betekening op de voet van art. 46 lid 1 Rv niet mogelijk is. Zoals gezegd is dat trouwens ook niet het advies van de KBvG. Dat luidt immers dat een exploot zo nodig in de brievenbus wordt gelaten (zie onder 2.36–2.38). (...) Uit de RIVM-richtlijnen volgt weliswaar dat geadviseerd wordt 1,5 meter afstand te houden tot andere mensen, maar ook met inachtneming van dit advies zou het in beginsel mogelijk moeten zijn voor de deurwaarder om bij iemand aan te bellen, het exploot voor de deur op de grond te leggen, naar achteren te stappen (zekerheidshalve enkele meters), af te wachten of er wordt opengedaan en ten slotte af te wachten of degene voor wie het exploot is bestemd het exploot van de grond oppakt en in ontvangst neemt. (...) Dit is ook de werkwijze die op dit moment wordt gehanteerd door pakketbezorgers, maaltijdbezorgers, boodschappendiensten en ieder ander die genoodzaakt is bij een ander aan te bellen. (...) Naar mijn mening kan in beginsel ook van de deurwaarder worden gevergd dat een dergelijke handelwijze wordt gevolgd. Dat sluit aan bij wat er in andere beroepsgroepen wordt gedaan en levert naar de huidige inzichten geen reëel risico op besmetting op. Hierbij merk ik op dat een risico op besmetting niet reeds ontstaat op het moment dat degene die de deur opent naar de deurwaarder toeloopt, maar (pas) wanneer deze persoon óók gaat hoesten, niesen of spugen in het gezicht van de deurwaarder. (...) Ik realiseer mij dat deurwaarders meer risico lopen op een agressieve bejegening dan andere personen die zich aan de voordeur melden, zoals postbezorgers. In dit opzicht bevinden deurwaarders zich in een positie die enigszins vergelijkbaar is met die waarin politieagenten of boa’s zich bevinden, of, zij het op een wat andere manier, met die waarin personeel in zorginstellingen (psychiatrie, psychogeriatrie) of een penitentiaire inrichting of een azc verkeert. Dat zal wellicht een reden zijn voor deurwaarders om veiligheidshalve steeds méér dan de 1,5 meter afstand aan te houden. Ook zou de deurwaarder een mondkapje kunnen opdoen. Als ik de adviezen van het RIVM goed begrijp, is dat een zinvolle manier voor mensen om zich te beschermen, zij het dat er op deskundige wijze mee moet worden omgegaan en dat mondkapjes vanwege een schaarste probleem niet aan iedereen ter beschikking kunnen worden gesteld.»

De leden van de SP-fractie zouden graag uitgebreid van de regering horen hoe dit onderbouwde advies ter harte is genomen in het voorstel van wet. Staat dit hier niet haaks op? Waarom is voor zo een andere benadering gekozen? Graag een uitgebreide reactie op al het bovenstaande.

Denkt de regering dat commerciële deurwaarders een financiële prikkel hebben om voor het deponeren van de exploot in een brievenbus te kiezen? Vreest de regering geen misbruik door sommige deurwaarders, omdat zij nu veel eenvoudiger, en dus goedkoper, te werk kunnen gaan? Hoe gaat de regering dit voorkomen en daarop toezien?

De leden van de SP-fractie hebben vragen over de gevolgen van dit voorstel voor de positie van schuldenaars. Uit onderzoek blijkt namelijk dat bijna twintig procent van de Nederlanders een inkomensval verwacht ten gevolge van de coronacrisis.3 Vindt de regering dat deze tijd van corona en bijbehorende economische crisis niet juist vraagt om enige coulance richting schuldenaars? Hoe schat zij de gevolgen van dit wetsvoorstel voor deze groep in? Klopt het dat veel schuldenaars hun post niet bekijken? Denkt de regering dat deze groep dan niet het gevaar loopt om (nog) dieper in de schulden en problemen te raken door dit wetsvoorstel? Waarom kiest de regering niet juist voor een meer terughoudend invorderingsbeleid? De leden van de SP-fractie vragen in het bijzonder aandacht voor zwakkere wijken waar de ingang tot woningen vaak over minder ruimte beschikken. Verwacht de regering dat deze wijken een groter risico lopen om een exploot in de brievenbus te ontvangen? En zijn dit niet juist de buurten waar veel kwetsbare schuldenaars wonen? Hoe waardeert de regering dit? Graag een uitgebreide reactie.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de campagne «bellen is oplossen» door deurwaarders. Kan de regering deze campagne toelichten? Gelooft zij dat deze campagne het fysieke overleg met deurwaarders volwaardig kan vervangen? Ziet de regering ook iets in deze campagne buiten crisistijd? Waarom wel/niet?

De leden van de SP-fractie vragen of het financiële belang van de overheid, als grootste schuldeiser in Nederland, een rol heeft gespeeld in dit wetsvoorstel. Waarom is ervoor gekozen deze voorstellen van wet in één verzamelwet te bundelen? Vraagt de relevantie van de verschillende onderdelen niet om een afzonderlijke behandeling?

Wijziging van de Loodsenwet

De leden van de CDA-fractie lezen dat de ledenvergaderingen van de Nederlandse Loodsencorporatie en de regionale corporaties tijdelijk op elektronische wijze kunnen plaatsvinden in verband met de beperkingen voor fysieke bijeenkomsten als gevolg van de Covid-19-uitbraak. Deze leden vragen zich af hoe het zit met de veiligheid van deze digitale vergadering en de kans op hacken. Zou de regering hier op in kunnen gaan?

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Loodsenwet. Deze leden begrijpen de overweging van de regering om tot wijziging van deze wet over te gaan en zien hiertoe geen bezwaar.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben geen bezwaar tegen dit voorstel.

Wijzigingen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990 en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen

De leden van de CDA-fractie steunen van harte de maatregel om de invorderings- en belastingrente te verlagen. Bij het verlenen van uitstel van betaling van de belastingaanslag hoort immers niet het hanteren van een forse rente. Maar ook buiten crisistijden was de hoogte van de invorderings- en belastingrente ten opzichte van de marktrente deze leden al een doorn in het oog. De leden van de CDA-fractie vragen de regering allereerst wat de reden is dat de verlaging van de belastingrente uitvoeringstechnisch eerst mogelijk is per 1 juli voor de inkomstenbelasting en per 1 juni voor de overige belastingmiddelen. Ten tweede vragen deze leden wat de reden is dat de invorderingsrente reeds per besluit verlaagd is en nu in het wetsvoorstel zowel de invorderings- als de belastingrente verlaagd worden. Van de invorderingsrente is het motief helder, want belastingplichtigen wordt financiële ruimte geboden om de belasting later af te dragen. Kan de regering ook aangeven welk doel beoogd wordt met het verlagen van de belastingrente? Want de leden van de CDA-fractie nemen aan dat het niet de bedoeling is om belastingplichtigen te stimuleren om te laat aangifte te doen of om een te lage (en dus onjuiste) aangifte te doen. De leden van de CDA-fractie kunnen zich dan ook goed voorstellen dat de reden van de verlaging niet zozeer gelegen is in de crisis als wel in het samenstel van verschillende bepalingen over renten. Is de regering daarom bereid om na afloop van de tijdelijke verlaging van belastingrente een expliciete beslissing te nemen of het wel rechtvaardig is om deze rente weer terug te verhogen naar 8% voor de vennootschapsbelasting en 4% voor de overige belastingmiddelen?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben hier geen vragen of opmerkingen bij.

De leden van de SP-fractie spreken hun ongenoegen uit over het feit dat een fiscale wetswijziging op deze manier in een verzamelwet van een andere bewindspersoon is terechtgekomen. Zij vragen een toelichting hierop en verzoeken de regering in het vervolg hierin een betere scheiding aan te brengen. Voorts spreken deze leden hun verbazing erover uit dat het wel mogelijk blijkt te zijn differentiatie aan te brengen in de percentages waarmee bij de invorderingsrente wordt gerekend, terwijl dit niet mogelijk blijkt te zijn voor de belastingrente en vragen zij de regering dit toe te lichten. Tevens vragen zij de regering hoe met een dergelijk begunstigend beleid ten aanzien van burgers en bedrijven in het verleden, bijvoorbeeld tijdens de kredietcrisis is omgegaan. Als sprake is van een verschil met het verleden, vragen zij een toelichting hierop. Deze leden constateren dat door de belastingrente in het algemeen te verlagen dit ook gaat gelden voor burgers en bedrijven die geld terug dienen te ontvangen en waarbij de Belastingdienst de aanslag te laat heeft opgelegd. Zij constateren met de regering dat waarschijnlijk vaker sprake zal zijn van bevoordeling dan benadeling van burgers en bedrijven, maar constateren ook dat hiermee een ongelijkheid in de behandeling van belastingplichtigen kan ontstaan en dat individuen voor korte tijd in grote mate benadeeld kunnen worden. De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe een burger of bedrijf dat in ernstige mate benadeeld wordt door te laat door de Belastingdienst opgelegde aanslagen bezwaar kan maken en wat zij gaat doen om ervoor te zorgen dat aanslagen in de periode met het verlaagde rentepercentage tijdig worden opgelegd. Voorts vragen deze leden de regering of zij voornemens is de systemen van de Belastingdienst dusdanig in te richten in de toekomst in alle gevallen gedifferentieerde rentepercentages kunnen worden gehanteerd.

Doel van de tijdelijke verlaging van de percentages voor de belasting- en invorderingsrente

De regering stelt voor om in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) op te nemen dat het percentage van de belastingrente bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld. De leden van de CDA-fractie zijn hier niet gelukkig mee, aangezien een verhoging of verlaging van de belastingrente enorme budgettaire gevolgen heeft en dus ook enorme financiële gevolgen voor belastingplichtigen. Is de regering voornemens om een besluit tot verhoging van de belastingrente voor te hangen dan wel het parlement tijdig per brief te informeren? Kan de regering toezeggen dat de invorderings- en belastingrente onder geen beding zal worden vastgesteld op percentages die liggen boven de huidige 4 en 8%? Op welke wijze zal de democratische wettelijke vaststelling van de percentages van de invorderings- en belastingrente na de Covid-19-crisis weer worden hersteld, zo vragen deze leden de regering. Met betrekking tot de invorderingsrente vragen de leden van de CDA-fractie welke belastingaanslagen gewoonlijk in een jaar vanaf 1 juni 2020 betaald kunnen worden met een betalingskorting. Geldt dat voor alle aanslagen inkomstenbelasting en voor alle aanslagen vennootschapsbelasting met een regulier boekjaar?

Budgettaire aspecten

De regering verwijst voor een overzicht van de geschatte budgettaire effecten naar de Incidentele suppletoire begroting van het Ministerie van Financiën. De leden van de CDA-fractie vragen in het kader van de duidelijkheid en overzichtelijkheid van wetgeving expliciet aan te geven wat de geraamde kosten zijn van de maatregel om de belasting- en invorderingsrente te verlagen naar 0,01% ervan uitgaande dat deze maatregel voor drie maanden geldt.

Wijziging van de Luchtvaarwet BES (Bonaire, Saba en Sint Eustatius)

De leden van de CDA-fractie lezen dat aan de voorgestelde wijziging van de Luchtvaartwet BES geen beperking in de tijd is gekoppeld en dat dit permanente karakter van de wijziging expliciet is beoogd. Zou de regering nader kunnen toelichten waarom het hier gaat om een evidente omissie in de Luchtvaartwet BES? Hebben deze leden goed begrepen dat deze afwijkende mogelijkheid van bekendmaking al eerder in de voor het Europese deel van Nederland geldende Wet luchtvaart is opgenomen? Zo ja, kan de regering aangeven wat de reden is dat dit toen niet direct is gelijkgetrokken? Deze leden lezen dat in de voorbereidingsfase de gezaghebbers op de openbare lichamen via de Waarnemend Rijksvertegenwoordiger zijn geïnformeerd over de voorgestelde wijziging van de Luchtvaartwet BES. Hebben deze leden goed begrepen zij de wens hebben voor een snelle inwerkingtreding van de maatregelen?

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Luchtvaartwet BES. Deze leden zien hiertoe, in het geval van een tijdelijke regeling, geen bezwaar. Wel zijn deze leden benieuwd hoe invulling gegeven gaat worden aan het advies van de afdeling Advisering van de Raad van State om het tijdelijke karakter van deze wijziging ook te borgen4. Indien de regering niet voornemens is om dit advies op te volgen, vernemen deze leden graag waarom niet. Bovendien vernemen deze leden graag hoe belanghebbenden, in dit geval specifiek de BES-eilanden, zijn betrokken bij de voorbereidingen van het wetsvoorstel. Deze leden achtten het van groot belang dat ook in het geval van een tijdelijke wijziging, de belanghebbende voldoende op de hoogte zijn gesteld en inspraak hebben gehad in de wijziging en de potentiële gevolgen hiervan.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben geen bezwaar tegen een vereenvoudiging van de procedure om het luchtruim (tijdelijk) te sluiten. Gezien de omstandigheden is dit wenselijk.

Adviezen en consultatie

De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering tevens in te gaan op de vragen en opmerkingen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs in hun commentaar op onderhavig wetsvoorstel.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de overwegingen van de Raad van State. Deze leden delen de vragen en zorgen van de Raad van State met betrekking tot het niet tijdelijke deel van sommige regelingen en de aparte samenstelling van deze spoedwet. Waarom zijn al deze onderwerpen op deze manier bijeengebracht in één wet? Waarom is dit nodig en wat is het bezwaar tegen het splitsen van de wet in twee of vier delen? En waarom zijn een aantal voorstellen, die toch duidelijk een tijdelijk probleem moeten oplossen, niet van tijdelijke aard?

Inwerkingtreding en vervallenverklaring

De leden van de GroenLinks-fractie steunen een spoedige inwerkingtreding.

De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder

De adjunct-griffier van de commissie, Israel