De toeslagenaffaire |
|
Wybren van Haga (Groep Van Haga) |
|
Aukje de Vries (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Ombudsmannen: Schiet op met herstelregelingen toeslagenaffaire»1?
Ja.
Vindt u het ook een «bloody shame» dat de aangekondigde herstelregelingen voor kinderen en ex-partners die betrokken zijn bij het toeslagenschandaal zo vreselijk lang op zich laten wachten? Zo ja, loost u de benodigde herstelwet nog voor het zomerreces door de Kamer? Graag een toelichting op deze beide punten.
Het kabinet en ook de betrokken adviesorganen zijn doordrongen van de urgentie van de wet en van het bieden van tijdig herstel aan kinderen en ex-partners gedupeerden. Er is veel begrip voor de toenemende frustratie bij hen en het kabinet streeft ernaar om het wetsvoorstel Wet hersteloperatie Toeslagen voor het zomerreces aan uw Kamer aan te bieden. Op 13 mei is de conceptwet door de ministerraad voor spoedadvies naar de Raad van State gestuurd.
In de 10e VGR is toegelicht dat in dit wetsvoorstel onder andere de kindregeling, de regeling voor gedupeerden in de huurtoeslag, zorgtoeslag, het kindgebonden budget en een regeling voor ouders in het buitenland worden opgenomen. Dit aanvullende herstelbeleid moet een solide en samenhangende wettelijke basis hebben, conform de adviezen van de Algemene Rekenkamer en de Raad van State. Ook de uitvoering moet zorgvuldig voorbereid worden. Er wordt op dit moment nog gewerkt aan de beleidsmatige uitwerking van de ex-partnerregeling. De ex-partnerregeling wordt vervolgens zo spoedig mogelijk in de wet opgenomen. Parallel aan het wetgevingsproces is gewerkt aan de voorbereiding van de uitvoering door middel van uitvoeringstoetsen.
Wat doet u voor de zo’n 95.000 kinderen die zijn geschaad op terreinen die belangrijk zijn voor hun ontwikkeling? Graag een gedetailleerd antwoord.
In de oudergesprekken die ik heb gevoerd hebben ouders aan mij meermaals meegegeven dat emotioneel herstel en perspectief voor hun kinderen en jongeren naast het financiële herstel van groot belang is. De langere periode tot aan de start van de uitvoering van de kindregeling maakt dit niet makkelijker en wordt door kinderen als zeer lang ervaren. Het is belangrijk dat expliciet wordt erkend dat deze kinderen en jongeren ten onrechte en buiten hun schuld zijn benadeeld en daarom vindt de eerste erkenning onder andere plaats in de vorm van een financiële vergoeding. De financiële vergoeding volgt een staffel op basis van het advies van de kinderen die vanaf € 2.000,– oploopt tot € 10.000,–. De hoogte van het bedrag wordt bepaald met leeftijdscategorieën, omdat behoeften per levensfase verschillen. Naast de financiële vergoeding is er ook aandacht voor emotioneel herstel voor het aangedane leed. Enkel een financiële tegemoetkoming volstaat niet voor hun herstel.2 Vooruitlopend op de aanvullende regelingen kunnen thuiswonende kinderen nu al ondersteuning krijgen, via de brede ondersteuning van gemeenten aan gedupeerde gezinnen. Gemeenten bieden namelijk nu al ondersteuning aan gezinnen, ook aan kinderen en jongeren. Ook kunnen kinderen en jongeren hun individuele verhaal delen bij de Kindertelefoon (8–18 jaar) en de Alles Oké? Supportlijn (18–24 jaar). In aanvulling hierop wordt er de komende tijd samen met kinderen en andere betrokkenen gekeken hoe deze ondersteuning nog beter kan aansluiten bij de behoefte van kinderen op het gebied van aanvullende brede hulp, talentenontwikkeling en financiële voorlichting, naar aanleiding van aanbevelingen uit de adviesrapporten Leven op de Rit en Waardige Toekomst. Op basis van deze bijeenkomsten wordt deze zomer een plan gemaakt voor invulling van flankerend beleid.
Daarnaast wordt er met betrekking tot talentenontwikkeling gekeken naar een actieprogramma Maatschappelijke Diensttijd (MDT) van het Ministerie van OCW. Binnen MDT kunnen kinderen van gedupeerde ouders en jongeren (14–17 jaar) onder begeleiding van MDT-professionals werken aan talentontwikkeling in hun eigen gemeente of regio. Dit idee wordt tijdens de bijeenkomsten getoetst met kinderen en jongeren.
Wat doet u voor de bijna 10.000 ex-partners die zich in de steek gelaten voelen en waarbij sommigen van hen kampen met hoge schulden? Graag een gedetailleerd antwoord.
Hoewel de ex-partnerregeling hoge prioriteit heeft, vergen de beleidskeuzes om tot een afgewogen regeling voor ex-partners en de uitvoering daarvan te komen, helaas meer tijd. Daarbij wordt zoveel mogelijk recht gedaan aan de zeer verschillende situaties en diversiteit in deze groep. Er kan pas worden gestart met de uitvoering van de ex-partnerregeling op het moment dat daarvoor een wettelijke basis bestaat en er zorgvuldige uitvoeringstoetsen hebben plaatsgevonden. Op dit moment kan daarop niet vooruit gelopen worden. Ex-partners met (problematische) schulden kunnen tot die tijd terecht bij hun gemeente voor ondersteuning op het gebied van ondersteuning bij zorg, welzijn en werk. Daaronder valt ook de schuldhulpverlening.
Wat gaat u doen aan de grote achterstand bij het afhandelen van bezwaren van ouders tegen besluiten van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT)? Graag een gedetailleerd antwoord.
In de 10e VGR wordt een uitgebreide toelichting hierop gegeven in hoofdstuk 2 (paragraaf 2.4.2., pagina vanaf pag. 22); daar wil ik u graag naar verwijzen.
Wat zou u vinden van pestgedrag bij de Belastingdienst?2
DG Toeslagen streeft ernaar iedereen in de maatschappij in staat te stellen de meest essentiële levensvoorzieningen in het leven te kunnen betalen: wonen, medische zorg en de zorg voor kinderen. Vanuit dit besef volgt de noodzaak tot de grootst mogelijke zorgzaamheid in de uitvoeringstaak van DG Toeslagen: alle toeslaggerechtigden helpen om hier optimaal, eerlijk en zo zorgenvrij mogelijk gebruik van te maken. Bij het uitvoeren van deze taak is het ook de verantwoordelijkheid van Toeslagen dat iedere burger rechtvaardig, evenredig en zonder vooringenomenheid wordt behandeld.
De foto die via de link in de vraag zichtbaar is geeft een interne emailcorrespondentie weer uit 2014 waarin een teleurstelling bij de Belastingdienst wordt beschreven als de toeslaggerechtigde aan de voorwaarden voor het recht op kinderopvangtoeslag heeft voldaan. Deze handelwijze is niet acceptabel. Het is bekend dat in het verleden zaken fout zijn gegaan, met de hersteloperatie wordt voor zover mogelijk ouders hiervoor herstel geboden. Indien er signalen zijn dat dit zich onverhoopt nog steeds voordoet, dan ontvang ik die graag zo snel mogelijk.
Ook een handelwijze zoals benoemd in het tweede signaal is niet acceptabel. In artikel 19, derde lid, Awir is geregeld dat Toeslagen een termijnverlening voor de definitieve toekenning van Toeslagen kan toepassen als er (nadere) stukken opgevraagd worden. Uiteraard geldt hierbij wel dat het onderzoek en het uitstel niet langer moeten duren dan nodig en dat toeslaggerechtigden toegang moeten hebben tot een herzieningsmogelijkheid. Dat de Belastingdienst in het geval van vele gedupeerde ouders niet tijdig een definitieve beschikking stuurde, is helaas bekend. In de analyse van de eerste toets en in de integrale beoordeling wordt dit meegewogen in de uitkomst van de compensatie.
Daarnaast noemt u een derde signaal dat refereert naar het niet toekennen van toeslagen aan burgers die daar wel recht op hebben (5e streepje in de post). Het uitsluiten van burgers voor toeslagen is niet acceptabel. Als dit het geval was in een specifieke situatie van een ouder, dan weegt dit eveneens mee in de uitkomst van de compensatie voor de gedupeerde ouder.
Wat vindt u van de volgende signalen:
Zie antwoord vraag 6.
Vertraging bij de afhandeling van smartegeld in Groningen |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Vertraging bij afhandeling smartegeld aardbevingsgebied»?1
Ja.
Hoe vaak hebt u niet gezegd dat de schadeafhandeling en versterking in het Groningse bevingsgebied sneller moeten? Hoe vaak hebt u niet beloofd dat te zullen regelen? Hoe vaak hebt u niet allerlei «versnellingsmaatregelen» gepresenteerd?
De schadeafhandeling en versterkingsoperatie in Groningen zijn complexe operaties waarbij zorgvuldigheid en snelheid op gespannen voet met elkaar kunnen staan. Tijdens mijn bezoeken aan Groningen hebben bewoners op indringende wijze beschreven wat het lange wachten met hen doet of heeft gedaan. Het in publieke handen brengen van de schadeafhandeling en versterking heeft over het geheel genomen geleid tot verbetering en versnelling van de afhandeling, maar daarmee zijn we er nog niet.
Zoals ik in mijn Beleidsbrief Groningen2 heb beschreven, zet ik me in voor meer oog voor de menselijke maat, meer snelheid in de uitvoering en betere communicatie. De afgelopen weken heb ik twee dagen per maand in Groningen gewerkt, en dat blijf ik doen. Tijdens deze werkdagen spreek ik met bewoners die de tijd nemen om hun ervaringen met mij te delen. Deze gesprekken helpen mij de knelpunten beter te begrijpen en waar mogelijk weg te nemen.
Hoe kan het dan dat de afhandeling van de aanvragen voor smartegeld vertraging heeft opgelopen? Wat gaat u doen om dit onmiddellijk op te lossen?
De afhandeling van immateriële schade door het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) is na een pilotfase in november 2021 van start gegaan. Tot op heden is er 6 miljoen euro toegekend (d.d. 10 mei 2022). Het IMG heeft de regeling als eerste opengesteld in de gemeente Eemsdelta in de kern van het aardbevingsgebied. Hierna volgde een bredere gefaseerde uitrol. Het IMG wil hiermee voorkomen dat juist bij deze schademeldingen, van mensen die ernstig leed of verdriet hebben doorstaan als gevolg van de bevingen, vertraging en onzekerheid over doorlooptijden ontstaat tijdens de afhandeling ervan. Het IMG heeft in april jl. besloten, wederom om lange doorlooptijden te voorkomen, eerst meer openstaande aanvragen af te handelen en het openstellen van de volgende gemeente met een maand te verplaatsen. Een gefaseerde openstelling maakt het ook mogelijk ervaring op te doen met de procedurele afhandeling van deze voor het IMG nieuwe vorm van schade en tijdig aanpassingen door te voeren indien nodig. Daarnaast is een reden voor de ontstane vertraging van de afhandeling van immateriële schade dat de gegevens over de versterking niet voldoende vooraf beschikbaar zijn bij het IMG. In dat geval moet de informatie over versterkingsoperatie door de aanvrager zelf worden aangevuld. Het IMG helpt daarbij waar mogelijk en werkt aan een verbetering en vereenvoudiging van de informatie-uitwisseling over de versterkingsoperatie in samenwerking met de Nationaal Coördinator Groningen (NCG).
Ik onderschrijf het belang van zorgvuldigheid, in het bijzonder bij deze vorm van schade. Tegelijkertijd is het wenselijk dat er ook voor bewoners in de rest van het aardbevingsgebied met immateriële schade snel duidelijkheid komt over de te ontvangen vergoeding daarvoor. Ik blijf hierover in gesprek met het IMG.
Kunt u zich herinneren dat u meermaals bent gewaarschuwd dat het handhaven van twee aparte uitvoeringsorganisaties (de Nationaal Coordinator Groningen (NCG) en het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) met elk hun eigen taken), die onderling iets aan «gegevensuitwisseling» doen, in de praktijk niet gaat werken en voor vertraging zal zorgen?2 Deelt u deze conclusie, nu blijkt dat juist deze gebrekkige gegevensuitwisseling tussen de NCG en het IMG de oorzaak is van de vertraagde afhandeling van het smartegeld?
De afhandeling van schade en de uitvoering van versterking in het Groningse aardbevingsgebied zijn vanwege de aard, dynamiek, benodigde expertise en snelheid twee wezenlijk verschillende trajecten. Daarom is er bewust voor gekozen deze taken bij verschillende organisaties te beleggen. Dit neemt niet weg dat een goede samenwerking tussen beide organisaties nodig is. Het IMG en de NCG hebben de afgelopen twee jaar ingezet op de ontwikkeling van deze samenwerking en een plan van aanpak opgesteld. Zoals beschreven in de Kamerbrief van 24 november 2021 is ook het verbeteren van de onderlinge gegevensuitwisseling hier onderdeel van.4 Ten behoeve van verdere verbetering van de afstemming van de uitvoering van versterking en de vergoeding van schade wordt momenteel gewerkt aan een algemene maatregel van bestuur, waarmee de gezamenlijke uitgangspunten ook een wettelijke basis krijgen.
Dit laat onverlet dat de afhandeling van immateriële schade doorgaat. Het IMG werkt aan een verbetering en vereenvoudiging van de informatie-uitwisseling over de versterkingsoperatie in samenwerking met de NCG.
Klopt het dat 94% van alle aanvragen voor smartegeld is toegekend? Zo ja, waarom wordt er dan niet meteen uitbetaald? Waarom moeten gedupeerden zelf bewijsstukken aanleveren? Wat moeten zij hiermee precies bewijzen?
Voor dit antwoord verwijs ik u naar het antwoord op vraag 4.
Deelt u de conclusie dat de bureaucratische kluwen van verschillende instanties, regelingen en procedures nog altijd de boventoon voert ondanks uw herhaaldelijke beloften dit te zullen verbeteren? Deelt u de conclusie dat de schadeafhandeling en versterking van jarenlange gebroken beloften aan elkaar hangt?
Het IMG heeft 6.644 aanvragen (d.d. 10 mei 2022) voor immateriële schade ontvangen. Daarvan zijn er inmiddels 2.373 afgehandeld. In 2.049 gevallen is schadevergoeding toegekend. Bewoners krijgen na toekenning binnen twee weken de schadevergoeding uitbetaald. Het IMG streeft naar een laagdrempelige aanvraagprocedure. In het aanvraagproces zijn de meeste gegevens digitaal beschikbaar voor de aanvrager en door het IMG verzameld. Een aanvrager kan die gegevens aanpassen of toevoegen. Het IMG kan vragen om documenten die deze aanpassing of wijziging ondersteunen.
Deelt u de mening dat het onverteerbaar is dat er 100 miljard euro wordt uitgegeven aan klimaat en stikstof, terwijl de gedupeerde Groningers hopeloos lang op hun geld moeten wachten?
Deze conclusies deel ik niet. Voor dit antwoord verwijs ik u ook naar het antwoord op vraag 4. Bewoners zijn niet gebaat bij nieuwe beloften, kaders of systemen, wel bij verbetering in de uitvoering. De inzet van het IMG en de NCG om nauwer samen te werken en de algemene maatregel van bestuur waarin dit geregeld wordt, hebben als doel bij te dragen aan het vereenvoudigen en verbeteren van de processen waar bewoners mee te maken krijgen.
Kunt u een compleet overzicht verstrekken van alle (versnellings)maatregelen die u de afgelopen jaren hebt genomen en bij elke maatregel concreet aangeven hoe succesvol die volgens u is geweest (hoeveel gedupeerden ermee zijn geholpen, hoeveel schades zijn uitbetaald, hoeveel woningen zijn versterkt etc.)?
Het kabinet staat voor meerdere grote maatschappelijke opgaven. De schadeafhandeling en versterkingsopgave in Groningen staan los van de klimaat- en stikstofopgaven. In de schadeafhandeling is voorrang gegeven aan zorgvuldigheid richting bewoners en onafhankelijke oordeelsvorming. Gaandeweg is echter duidelijk geworden dat dit soms ten koste gaat van snelheid. Desondanks heeft het in publieke handen brengen van de schadeafhandeling over het geheel genomen geleid tot verbetering en versnelling van de afhandeling. Het IMG heeft sinds de oprichting in 2020 grote stappen gezet in de afhandeling van schade in Groningen: inmiddels heeft het meer dan 242.919 schademeldingen afgehandeld en is er ruim 1,389 miljard euro (d.d. 10 mei 2022) aan vergoedingen uitgekeerd. Het IMG handelt in lijn met het uitgangspunt van de Tijdelijke wet Groningen, namelijk dat schade ruimhartig en voortvarend afgehandeld wordt. Zoals ik eerder heb aangegeven (Kamerstuk 33 529, nr. 993) blijft de doorlooptijd van de afhandeling van fysieke schade echter een punt van zorg. Net als de doorlooptijd van de afhandeling van immateriële schade (zie het antwoord op vraag 3) blijf ik dit nauwlettend volgen en blijf ik hierover in gesprek met het IMG.
Waar blijft trouwens de crisisaanpak (zoals zo vaak door het Staatstoezicht op de Mijnen geadviseerd)?
Het kabinet hecht veel waarde aan de verbetering en versnelling van de schadeafhandeling en versterkingsopgave. De maatregelen die hiertoe over de afgelopen jaren zijn getroffen, zijn omvangrijk. Over de voortgang ten algemene wordt op de website van de NCG5 maandelijks een overzicht met de cijfers over de voortgang van de versterking gepubliceerd. Op de website van het IMG6 zijn alle cijfers ten aanzien van de schadeafhandeling en een overzicht van de verschillende regelingen te vinden. Deze cijfers worden wekelijks vernieuwd. In de jaarverslagen van het IMG en de NCG worden de cijfers, regelingen en maatregelen voor versnelling nader geduid.7 Hieronder ligt ik enkele maatregelen nader toe, zowel voor de versterking als voor de schadeafhandeling.
Voor veel maatregelen is niet exact te benoemen tot welke versnelling deze hebben geleid. Te denken valt aan de maatregel om alle uitvoeringswerkzaamheden onder te brengen onder één uitvoeringsorganisatie: de NCG. Of aan het mogelijk maken voor de bewoner om een herbeoordeling te kunnen aanvragen. Onder andere is bestuurlijk in 2019 de doelstelling afgesproken om 4.000 opnames en 4.000 beoordelingen per jaar te behalen. Daartoe zijn o.a. de volgende maatregelen genomen:
De afhandeling van meldingen van fysieke schade is vanaf maart 2018 t/m 30 juni 2020 door de Tijdelijke Commissie Mijnbouw Groningen (TCMG) uitgevoerd. Over het algemeen geldt dat over de jaren en met de oprichting van het IMG de schadeafhandeling is verbeterd en versneld: in 2018 werden er gemiddeld slechts 100 meldingen van fysieke schade afgehandeld per week en momenteel ligt dit aantal per week boven de 1.000 meldingen. Met de oprichting van het IMG in juli 2020 kunnen bewoners naast fysieke schade ook een vergoeding krijgen voor andere vormen van schade, zoals schade door waardedaling of immateriële schade. Gemiddeld geven schademelders een 7.7 als rapportcijfer voor de bovenstaande regelingen en vergoedingen. Hoewel de meerderheid van de bewoners tevreden is over de schadeafhandeling van het IMG, geldt dit niet voor iedereen. De gemiddelde doorlooptijd is bij fysieke schades langer dan gewenst en de werkvoorraad van fysieke schades is groot. Een balans vinden tussen zorgvuldigheid, snelheid en laagdrempelige procedures, blijft een ingewikkelde opgave. De TCMG en het IMG hebben hier oog voor en troffen verschillende maatregelen. Ik licht er drie uit:
Het recht op abortus in Polen |
|
Jan Paternotte (D66), Lilianne Ploumen (PvdA), Corinne Ellemeet (GL) |
|
Kuipers , Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht in de Guardian1 waaruit blijkt dat de eerste vrouwen in Polen nu worden vervolgd voor (het assisteren bij) abortus?
Ja.
Bent u bekend met het bericht uit Euronews2 van 26 januari jl. over twee Poolse vrouwen die het leven hebben moeten laten door het verbod op abortus aldaar?3
Ja.
Wat kunt u in Nederland betekenen voor vrouwen in Polen die hun zwangerschap willen afbreken?
Vrouwen uit het buitenland, waaronder Poolse vrouwen, kunnen in Nederland een behandeling in een abortuskliniek ondergaan. Dit is echter geen recht en de Nederlandse staat biedt deze individuele vrouwen geen financiële ondersteuning. Wel maakt Nederland zich sterk voor het bereikbaar en toegankelijk houden van abortushulpverlening. Elk jaar maken ruim 3000 vrouwen, niet woonachtig in Nederland, hiervan gebruik. In 2020 betrof het 308 vrouwen uit Polen. De Nederlandse Zorgautoriteit stelt jaarlijks maximumtarieven vast voor abortusbehandelingen voor vrouwen die niet op grond van de Wet langdurige zorg verzekerd zijn. Afhankelijk van het soort behandeling gaat het om ca. 435 – 1.185 euro. De klinieken kunnen hier flexibel mee omgaan, en een lager tarief vragen als een vrouw het maximumtarief niet kan betalen. Van deze mogelijkheid maken de klinieken in praktijk ook gebruik.
Welke mogelijkheden zijn er om Poolse vrouwen die een abortus willen actief naar Nederland te halen voor een veilige en zorgvuldige abortus?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bekend met het bericht van Euronews4 dat vrouwenrechtenactivisten worden opgepakt in Polen?
Ja.
Hoe kan de Nederlandse overheid de Poolse vrouwenrechtenactivisten bijstaan?
Het bevorderen van gelijke rechten voor vrouwen en meisjes is een van de prioriteiten binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Om deze beleidsprioriteit te ondersteunen worden via het Mensenrechtenfonds mensenrechtenorganisaties wereldwijd, waaronder in Polen, gefinancierd. Komende jaren zal, conform de motie van het lid Sjoerdsma over inzet van het Mensenrechtenfonds voor gelijke rechten voor LHBTI en vrouwen en andere kwetsbare groepen in de periode 2022–2027 in Europa, deze inzet vanuit het Mensenrechtenfonds ook in Polen worden voortgezet en waar mogelijk geïntensiveerd, inclusief op het terrein van informatievoorziening over en pleitbezorging voor toegang tot veilige abortus. Over dit onderwerp is ook met uw Kamer gesproken tijdens de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken op 18 november 2021. Daarbij moet worden vermeld dat het fonds niet ter ondersteuning van abortusdiensten voor individuen kan worden ingezet, enkel ter ondersteuning van organisaties die zich inzetten voor toegang tot en informatie over veilige abortus.
Ook financiert Nederland middels een ongeoormerkte bijdrage de International Planned Parenthood Federation (IPPF), dat zich wereldwijd inzet voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. In Polen organiseert de IPPF een netwerk van o.a. abortusactivisten en mensenrechtenorganisaties om de situatie van vrouwen in Polen te verbeteren en de effecten van de aangescherpte abortuswetgeving onder de aandacht te brengen van bijvoorbeeld parlementariërs, Europese instanties en de media.
Gezondheidszorg is een competentie van de lidstaten, maar binnen de EU kaders blijft Nederland het belang van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR), inclusief veilige en legale abortus, actief uitdragen.
Bent u zich ervan bewust dat vrouwen in Polen nu geen toegang meer hebben tot abortus?5
Ja. Het kabinet maakt zich zorgen over die toenemende regressieve druk op vrouwenrechten en SRGR, waaronder toegang tot veilige abortus, in Polen.
Door de uitspraak van het Pools Constitutioneel Tribunaal van 22 oktober 2020 is toegang tot legale en veilige abortus in Polen verder ingeperkt. Vrouwen in Polen komen alleen in aanmerking voor een abortus als de moeder in levensgevaar is of als de zwangerschap het resultaat is van verkrachting of incest.
Heeft u ook kennisgenomen van het bericht uit The Quint6 over het gebruik van seksueel geweld door Russische troepen als oorlogsmiddel, en dat gevluchte slachtoffers hiervan dus ook geen toegang hebben tot abortus in Polen?
Ja. Vrouwen in Polen komen alleen in aanmerking voor een abortus als de moeder in levensgevaar is of als de zwangerschap het resultaat is van verkrachting of incest. Wat dit precies betekent voor gevluchte vrouwen uit Oekraïne die een abortus zouden willen ondergaan, is momenteel onderdeel van bespreking in Polen.
Bent u bereid om samen te werken met Poolse pro-abortus groepen om vluchtelingen in Polen die toegang tot abortus nodig hebben te identificeren en hen de mogelijkheid te bieden om deze zorg in Nederland te verkrijgen?
Zoals ook aangegeven tijdens het plenair debat d.d. 10 maart 2022 (voortzetting) inzake het voorstel van wet van de leden Ellemeet, Ploumen, Paternotte en Van Wijngaarden tot wijziging van de Wet afbreking zwangerschap alsmede enkele andere wetten in verband met de legale medicamenteuze afbreking van de zwangerschap via de huisarts (34 891), geeft de Minister van VWS de garantie voor toegankelijkheid van abortuszorg, wanneer dat nodig is, voor vrouwen uit Oekraïne die naar Nederland komen. Zie ook de beantwoording op de vragen 3 en 4. De Nederlandse staat biedt geen faciliterende steun aan vrouwen uit het buitenland om naar Nederland te komen om een abortus te ondergaan.
Bent u bereid om abortus voor deze vluchtelingen uit Oekraïne te realiseren?
Zie antwoord vraag 9.
Het gebrek aan een planning rond afspraken over eergerelateerd geweld en zelfbeschikking uit het coalitieakkoord |
|
Bente Becker (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met de planningsbrieven van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het Ministerie van Justitie en Veiligheid die recent met de Tweede Kamer zijn gedeeld?1
Ja.
Deelt u de mening dat een belangrijke opdracht uit het coalitieakkoord niet of nauwelijks worden genoemd, namelijk die tegen eergerelateerd geweld en voor zelfbeschikking?
Nee, ik deel de mening niet dat de inzet op zelfbeschikking ontbreekt in de planningsbrieven. In de planningsbrief die ik uw Kamer heb toegestuurd, wordt aangegeven dat ik uw Kamer op zijn laatst na de zomer zal informeren over een preventieve aanpak waarbij – samen met onder meer zelforganisaties en ngo’s – gewerkt wordt aan «verandering van binnenuit» in gesloten gemeenschappen ter bevordering van het recht op zelfbeschikking, mede naar aanleiding van een aantal amendementen2.
Deze preventieve aanpak ter bevordering van zelfbeschikking werk ik uit in een meerjarig programma. Hierbij wil ik inzetten op het vergroten van bewustwording van mensen van het recht op zelfbeschikking en op het in gang brengen van een mentaliteitsverandering binnen gesloten gemeenschappen. Ik wil bijdragen aan de bewustwording van mensen dat iedereen zelf mag bepalen hoe zij het leven naar eigen inzichten invullen. Hier hoort ook het bieden van handelingsperspectief bij om eigen keuzes te kunnen maken over onder meer opleiding, werk en vrije partnerkeuze
Deze aanpak is onderdeel van een brede interdepartementale aanpak waarbij ik samenwerk met mijn collega’s van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, voor Rechtsbescherming, Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en Buitenlandse Zaken zoals vermeld in de Actieagenda Schadelijke Praktijken. Deze actieagenda is onder het vorige kabinet op 18 februari 2020 naar uw Kamer verstuurd. Zoals in deze actieagenda is aangegeven, willen we zorgen dat er minder (potentiële) slachtoffers komen van schadelijke praktijken, dat slachtoffers beter worden bereikt en geholpen, professionals en omstanders worden ondersteund en daders aangepakt. Uw Kamer wordt voor het einde van de zomer geïnformeerd over de inzet van het huidige kabinet voor de komende jaren.
Kunt u uiteenzetten welke voortgang het kabinet deze regeerperiode wil boeken op het terrein van culturele onderdrukking binnen gesloten gemeenschappen waaronder het tegengaan van huwelijksdwang, achterlating, huwelijkse gevangenschap, gedwongen leven in isolement (zoals de schrijnende situatie van honderden verborgen vrouwen) het verbeteren van de situatie van LHBTI-ers en eergerelateerd geweld en welke planning hierbij hoort?
Zie antwoord vraag 2.
Wanneer kan de Kamer een voorstel tegemoet zien om medeplichtigen van eergerelateerd geweld zwaarder te gaan straffen?
In de zesde voortgangsrapportage Geweld hoort nergens thuis3 is uw Kamer geïnformeerd over de wijze waarop omgegaan wordt met medeplichtigen van eergerelateerd geweld. Uit het onderzoek dat is uitgevoerd in het kader van de motie van Van Wijngaarden en Peters blijkt dat medeplichtigen van eergerelateerd geweld op basis van de verschillende deelnemingsvormen al vervolgd kunnen worden. Indien het delict met voorbedachte rade is gepleegd en dit bewezen kan worden, leidt dit tot een zwaardere strafeis. De huidige juridische bepalingen bieden voldoende mogelijkheden voor vervolging van medeplichtigen. De Kamer zal om die reden geen voorstel ontvangen.
Kunt u uiteenzetten welke voortgang het kabinet deze regeerperiode wil boeken op het gebied van het tegengaan en voorkomen van genitale verminking en welke planning hierbij hoort?
Vrouwelijke genitale verminking (hierna: VGV) is een ernstige vorm van mishandeling en strafbaar in Nederland. Zoals per brief met uw Kamer gedeeld op 18 maart 2021, zijn er onder de actieagenda schadelijke praktijken verschillende maatregelen genomen om schadelijke praktijken, waaronder VGV, te voorkomen en tegen te gaan.4
Met een driejarige subsidie vanuit VWS aan Federatie van Somalische Associaties in Nederland (FSAN) worden nieuwe sleutelpersonen opgeleid en krijgen bestaande sleutelpersonen bijscholing over de verschillende vormen van schadelijke praktijken, waaronder VGV. Jaarlijks worden 150 huiskamergesprekken gevoerd door sleutelpersonen en hiermee worden minimaal 900 ouders die in deze potentiële doelgroep kunnen vallen geïnformeerd over schadelijke praktijken.
Er wordt een brede voorlichtingscampagne over de verschillende vormen van schadelijke praktijken ontwikkeld. Pharos ontvangt hiervoor subsidie en werkt hiermee samen met kennispartijen en kleine (zelf)organisaties die deel uitmaken van de relevante gemeenschappen. Daarnaast voert Pharos een aantal andere maatregelen uit. Het betreft het opzetten van e-learnings voor professionals in de zorg (zoals huisartsen, gynaecologen en verloskundigen) en justitie (zoals de politie en het OM) zodat signalen eerder en beter herkend kunnen worden.
Voor het tegengaan van VGV speelt Pharos ook een rol in de implementatie van de leidraad «Medische zorg voor vrouwen en meisjes met vrouwelijke genitale verminking (VGV)» en het verbreden van de registratiesystemen in de Jeugdgezondheidszorg voor het verbeteren van de signalering van VGV.
Het Ministerie van VWS heeft laten onderzoeken in hoeverre (dreigende of gerealiseerde) VGV wordt gesignaleerd door professionals, met als doel om de totale groep van (potentiële) slachtoffers beter door professionals in beeld te brengen. Dit onderzoek is met uw Kamer gedeeld op 18 juni 2021.5 Zo benadrukt het rapport dat het karakter van VGV als vorm van geweld éénmalig is met zeer ernstige gevolgen, wat – in het eenmalige karakter – verschilt van andere vormen van huiselijk geweld. In de periode voordat de besnijdenis plaatsvindt is de dreiging acuut, maar zijn de signalen moeilijk zichtbaar.
Er zijn hiermee belangrijke stappen gezet, op basis waarvan we ons de komende jaren blijven inzetten voor het voorkomen en tegengaan van VGV. Het kabinet zal uw Kamer voor het einde van de zomer informeren over de voorgestelde inzet op schadelijke praktijken, waaronder VGV, voor de komende jaren. De uitkomsten en aanbevelingen uit het rapport over VGV nemen we hierin mee.
Wanneer kan de Kamer een voorstel tegemoet zien om met preventieve gerechtelijke beschermingsbevelen te gaan werken om te voorkomen dat vrouwen worden meegenomen naar het buitenland?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 wordt uw Kamer nader geïnformeerd over de inzet op schadelijke praktijken, waaronder ook de inzet op preventieve gerechtelijke beschermingsbevelen.
Kunt u uiteenzetten welke voortgang het kabinet deze regeerperiode wil maken op het terrein van integratie, het tegengaan van parallelle samenlevingen en het tegengaan van radicalisering en welke planning hierbij hoort?
In het inburgeringsbeleid is zelfbeschikking één van de kernwaarden, waaraan aandacht wordt besteed tijdens de kennisoverdracht inzake de basiswaarden en fundamentele vrijheden van de Nederlandse samenleving. Dit komt aan de orde via de voorbereiding van het examenonderdeel Kennis Nederlandse Maatschappij en in het participatieverklaringstraject.
Zoals aan uw Kamer is aangegeven in mijn brief van 19 november jl6, heeft Femmes for Freedom voorlichtingsmateriaal ontwikkeld over zelfbeschikking voor onder meer vrouwen, LHBTI+-personen en nieuwkomersgroepen in het algemeen. Dit pakket is op 3 februari jl. gelanceerd. Het pakket bestaat onder meer uit een gids voor nieuwkomers en verschillende animaties over onderwerpen als huwelijksdwang, eergerelateerd geweld en eigen studie- en partnerkeuze. Het materiaal is in meerdere talen beschikbaar, zowel in geschreven als gesproken vorm. Ook heeft Femmes for Freedom voorlichtingslessen ontwikkeld die door docenten en andere professionals inburgering kunnen worden gegeven. De materialen worden verspreid naar gemeenten en AZC’s.
We willen dat iedereen in Nederland vrij kan zijn om eigen keuzes te maken binnen de grenzen van de rechtsstaat. Dit vraagt om een weerbare en veerkrachtige samenleving. Zoals aangegeven in de Kamerbrief over beleid preventie radicalisering van 19 november jl.7 werkt SZW op verschillende manieren aan het tegengaan van parallelle samenlevingen en radicalisering door voedingsbodems voor radicalisering weg te nemen. Hierbij zetten we in op het aanpakken van maatschappelijke spanningen en op het vergroten van de veerkracht en weerbaarheid van groepen en personen die extra ontvankelijk kunnen zijn voor spanningen en extremistische boodschappen. Zo verminderen en voorkomen we aantasting van de sociale stabiliteit.
In deze aanpak ondersteunt SZW gemeenten in hun lokale integrale aanpak door middel van adviesgesprekken, met de toolkit Evidence Based Werken en financiële ondersteuning via de Versterkingsgelden. SZW geeft ook training en advies aan professionals en gemeenschappen waarbij wordt ingezet op het vergroten van bewustwording, van kennis en handelingsperspectieven.
Uitgangspunt in deze lokale integrale aanpak zijn interventies die bewezen effect hebben op het voorkomen van radicalisering, zoals opvoedondersteuning, trainingen en coaching voor kwetsbare jongeren, theaterinterventies en jeugdwerk gericht op preventie radicalisering.
Wanneer kan de Kamer een voorstel tegemoet zien om een meldplicht voor medewerkers in de zorg en het onderwijs in te voeren bij eergerelateerd geweld, huwelijksdwang of vrouwelijke genitale verminking?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 ontvangt uw Kamer een brief met daarin een voorstel voor de inzet van het kabinet op schadelijke praktijken voor de komende jaren. Een plan van aanpak om signaleren en melden van eergerelateerd geweld, huwelijksdwang en vrouwelijke genitale verminking door professionals te vergroten, zal hierin worden meegenomen, met daarin een uiteenzetting van het voornemen om een meldplicht in te voeren voor medewerkers in de zorg en het onderwijs.
Welke voortgang wilt u, al dan niet in samenwerking met het Ministerie van Financiën, deze regeerperiode maken op het gebied van financiële zelfredzaamheid van vrouwen en welke planning hoort hierbij?
Het bevorderen van de financiële onafhankelijkheid van vrouwen is een belangrijke pijler binnen het emancipatiebeleid van dit kabinet. Het zorgt niet alleen voor meer gendergelijkheid over de hele linie, maar geeft vrouwen de vrijheid om hun eigen keuzes en hun talenten te ontplooien. De exacte maatregelen legt dit kabinet vast in de Emancipatienota, die uw Kamer rond het zomerreces ontvangt.
Daarnaast is het voor financiële zelfredzaamheid van vrouwen belangrijk dat zij zelf hun geldzaken begrijpen en kunnen beheren. Om goed mee te kunnen doen in onze samenleving, heb je taal- reken-, digitale en financiële vaardigheden nodig. Wie niet, of onvoldoende, over deze basisvaardigheden beschikt is vaak minder zelfredzaam, en heeft minder participatie- en ontwikkelingsmogelijkheden. In Nederland vinden we dat iedereen de kans moet krijgen om mee te doen, om te werken, een opleiding te volgen, te stemmen, en gezond door het leven te gaan. Daarom is het actieprogramma Tel mee met Taal van de Ministeries van OCW, BZK, SZW en VWS in het leven geroepen.
Voor mensen met geldvragen en geldzorgen zijn in veel gemeenten vrijwilligersorganisaties actief, zoals Schuldhulpmaatje en Humanitas. Verder hebben diverse gemeenten laagdrempelige loketten voor vragen, zoals de buurtteams die in veel gemeenten actief zijn, of specifieke loketten voor geldvragen.
Tot slot zal in het meerjarig programma gericht op zelfbeschikking dat ik – als onderdeel van de Actieagenda Schadelijke praktijken en in vervolg op de amendementen van lid Becker over dit onderwerp – naar uw kamer zal sturen specifieke aandacht uitgaan naar acties gericht op het verhogen van de financiële weerbaarheid van vrouwen die in afhankelijkheidsrelaties zitten in gesloten gemeenschappen.
Wanneer kan de Kamer een voorstel tegemoet zien om de bij afgelopen begrotingsbehandeling structureel gemaakte post van 300.000 euro uit het integratiebudet jaarlijks in te vullen voor ondersteuning en hulp rond genoemde thema’s?
Zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven, wordt uw Kamer nader geïnformeerd over de inzet op schadelijke praktijken waaronder ook over een meerjarig programma gericht op de bevordering van zelfbeschikking.
Deelt u de mening dat de genoemde onderwerpen heel belangrijk zijn en volop aandacht van de bewindspersonen moeten krijgen en voorkomen moet worden dat door versnippering en verdeling tussen ministeries deze zaken onvoldoende prioriteit krijgen?
Zoals is aangegeven in de voortgangsbrief van 18 maart 2021 over de Actieagenda Schadelijke Praktijken is er sprake van een heldere aansturing inzake de uitvoering van de Actieagenda schadelijke praktijken. Ons gezamenlijke doel is om schadelijke praktijken eerder en beter in beeld te krijgen, te stoppen en duurzaam op te lossen. Het kabinet vindt het onacceptabel dat praktijken als huwelijksdwang en eergerelateerd geweld nog in Nederland voorkomen. Daarom zetten wij via de maatregelen uit de Actieagenda stevig in op preventie, vroegsignalering, hulpverlening en repressie.
De verschillende departementen dragen elk vanuit de eigen verantwoordelijkheid bij aan de aanpak van schadelijke praktijken. Gedurende de looptijd van de actieagenda is de Staatssecretaris van VWS de coördinerend bewindspersoon. Ik ben van mening dat de coördinatie tussen de departementen hiermee op een goede manier vorm krijgt.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden voorafgaande aan het commissiedebat Inburgering en integratie van 30 maart aanstaande?
Ja.
Het stemmen voor mensen met een beperking |
|
Jan de Graaf (CDA) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Vindt u het ook belangrijk dat de 2,2 miljoen stemgerechtigde mensen met een beperking in Nederland hun stem kunnen laten horen bij verkiezingen?
Bent u bekend met de signalen van het meldpunt Onbeperkt stemmen van het College voor de Rechten van de Mens en van Ieder(in), die een belangrijke inhoudelijke bijdrage levert aan de landelijke evaluatie en toegankelijkheid voor mensen met een beperking of chronische ziekte van de afgelopen gemeenteraadsverkiezingen?1
Is het juist dat wanneer bij iemand in het identiteitsdocument staat «niet in staat tot tekenen», dat diegene dan niet de schriftelijke volmacht of machtiging via de stempas hoeft te ondertekenen om iemand anders zijn of haar stem te laten uitbrengen?
Betekent dat ook dat iemand die niet zelf kan stemmen, en ook niet in staat is tot tekenen, zijn of haar stem toch kan laten horen via iemand die heel dicht bij hem of haar staat, omdat diegene voor deze persoon een stem kan uitbrengen?
Bent u bekend met verhalen van mensen die een negatieve ervaring hadden tijdens het stemmen, omdat in het stembureau discussie ontstond over de manier waarop gestemd kon worden door iemand met een verstandelijke of een visuele beperking?
Erkent u dat de regels met betrekking tot het stemmen door iemand met een verstandelijke of visuele beperking en geboden ondersteuning, niet altijd duidelijk zijn?
Bent u het ermee eens dat het van groot belang is dat stembureau-medewerkers goed op de hoogte zijn van de bestaande regels, zodat het stemproces voor iedereen goed verloopt?
Wat kunt u concreet doen om ervoor te zorgen dat leden van stemlokalen, maar ook ouders en mensen van deze doelgroep zelf nog beter op de hoogte zijn van de regels over hulp bij het stemmen en het stemmen via volmacht?
Hoe staat het met de tijdelijke experimentenwet assistentie bij het stemmen en kan deze op korte termijn naar de Kamer gestuurd worden zodat deze voor de verkiezingen van de provinciale staten in 2023 in werking kan treden?
Bent u bereid om in bovengenoemd wetsvoorstel voor kiezers met een verstandelijke beperking de mogelijkheid op te nemen om hen zelf te laten kiezen of zij assistentie in het stemhokje krijgen van een stembureaulid of van een bekende? Met andere woorden, om beide opties mogelijk te maken, net zoals kiezers met een lichamelijke beperking dat nu ook al zelf kunnen aanwijzen?
Wat zijn de regels voor mensen die niet zelfstandig kunnen aangeven op wie zij willen stemmen, maar wel de stemgerechtigde leeftijd hebben bereikt en op welke wijze geldt voor hen het stemrecht en welke rol kunnen bijvoorbeeld ouders spelen in de uitoefening hiervan?
De rechtsbescherming van gedupeerden van het kinderopvangtoeslagenschandaal |
|
Michiel van Nispen |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA), Aukje de Vries (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Wat vindt u ervan dat er nog altijd gedupeerden van het kinderopvangtoeslagenschandaal naar de rechter moeten om wettelijk geldende beslistermijnen af te dwingen en inzicht te krijgen in het eigen dossier?1 2
Welke stappen zet u om te voorkomen dat ook andere gedupeerden naar de rechter moeten om hun recht te halen? Waarom wordt niet gewoon inzage gegeven in eigen dossiers en waarom wordt niet volgens de geldende beslistermijnen gehandeld door de Belastingdienst of de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT)?
Wat vindt u van de constatering van de rechtbank Gelderland dat zij geen bevoegdheden heeft om de Belastingdienst of UHT te verplichten om een kopie van het dossier aan de gedupeerde te verzonden?3
Hoeveel geld is de overheid al kwijt aan dwangsommen vanwege het niet tijdig nemen van beslissingen conform de Algemene wet bestuursrecht in de afwikkeling van het kinderopvangtoeslagenschandaal?
Wanneer heeft de laatste gedupeerde van het toeslagenschandaal eindelijk inzicht in zijn of haar dossier en wanneer is de laatste gedupeerde volledig gecompenseerd?
Wat gaat u doen om de Belastingdienst of UHT te verplichten om gedupeerden hun eigen dossier toe te sturen? Hoe gaat u rechters de mogelijkheid geven om het verstrekken van dossiers af te dwingen?
Is er nu voldoende capaciteit bij de Belastingdienst om binnen wettelijke termijnen dossiers te verstrekken? Zo nee, geldt dit argument ook voor belanghebbenden die niet tijdig belastingaangifte doen of anderszins niet in staat zijn aan een wettelijke fiscale termijnen te voldoen? Waarom niet?
Hoeveel beslissingen van de Belastingdienst of UHT die nog moeten worden genomen zijn op dit moment niet tijdig genomen?
Hoeveel procedures betreffende het niet tijdig nemen van een beslissing door de Belastingdienst of UHT zijn op dit moment bij rechtbanken aanhangig?
Heeft u inzicht in het effect op de werkdruk van de rechterlijke macht indien alle betrokken burgers een beroep niet tijdig indienen? Kunnen de rechtbanken deze aantallen bolwerken? Wat kan daar nog aan gedaan worden om daar voor te zorgen?
Bent u het eens met de stelling dat mensen te maken hebben met gebrekkige rechtsbescherming als gevolg van het niet verstrekken van de dossiers en het niet respecteren van de beslistermijnen door de Belastingdienst of UHT? Zo nee, waarom niet?
Wat gaat u doen tegen deze situatie van het in strijd handelen met de wet door de Belastingdienst of UHT?
Erkent u dat deze situatie niet zal bijdragen aan het herstel van vertrouwen van de burger?
Waarom wordt niet besloten dat de gedupeerde burgers een schade-expert toegewezen krijgen om hun schade te bepalen?
Helpt of ondersteunt de persoonlijk zaakbehandelaar een ouder die in de knel zit tijdens een procedure fictieve weigering?
Het bericht dat het aantal gokverslaafden is toegenomen sinds de opening van kansspelmarkt en dat inmiddels al 100 miljoen euro aan gokreclames is uitgegeven |
|
Michiel van Nispen |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat het aantal gokverslaafden is toegenomen sinds de opening van de kansspelmarkt?1
Erkent u dat, doordat een goede nulmeting ontbrak (wegens problemen met het Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem (LADIS)) van het aantal verslaafden voordat de online kansspelmarkt werd vrijgegeven, het nu een dooddoener is om te zeggen dat het lastig is om aan te geven of het aantal verslavingen is toegenomen? Zo ja, bent u bereid bij de verslavingsklinieken zelf uit te vragen of zij een stijging in het aantal gokverslavingen zien sinds de opening van de online kansspelmarkt en de resultaten van deze uitvraag met de Kamer te delen?
Kunt u op basis van wetenschappelijke onderzoeken de noodzaak voor het ontbreken van strenge geldlimieten en limieten voor speelduur in het kader van kanalisatie naar legaal aanbod aantonen? Zo nee, bent u dan bereid om de speellimieten wettelijk aan banden te leggen, zodat het niet meer mogelijk is voor mensen, in het bijzonder jongeren, om duizenden euro’s per maand te verspelen en meerdere uren per dag te gokken?
Heeft u tevens kennisgenomen van het bericht dat er inmiddels al voor 100 miljoen euro aan gokreclames uit is gegeven?2
Wat vindt u ervan dat, zoals uit de gegevens van de Volkskrant blijkt, vooral veel geld aan ongerichte reclames (tv, billboards en abri’s) wordt uitgegeven, reclames die dus iedereen, van jong tot oud, bereiken?
Wat vindt u ervan dat bijna 1 op de 5 gokkers op dit moment jonger is dan 25 jaar en van de spelers die nu online gokken 17 procent dat voor de legalisering nog niet deed? Hoe is dit te rijmen met de regels die we van te voren hadden gesteld, namelijk kanalisatie van illegaal naar legaal aanbod, zonder daarbij nieuwe spelersgroepen aan te boren én om jongeren te beschermen tegen gokverslavingen?
Klopt het dat er inmiddels 19 partijen zijn toegetreden tot de online kansspelmarkt? Zo ja, wanneer is voor u het maximum aantal aanbieders bereikt of zit hier wat u betreft geen maximum aan?
Snapt u dat hoe meer aanbieders er zijn, hoe meer reclame er ook gemaakt moet worden door bedrijven om op te vallen tussen het grote aanbod? Zou het in het kader van het beperken van reclame dan ook niet wenselijk zijn om hier rekening mee te houden bij het aantal aanbieders? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier, en op welke termijn, gaat u het aantal aanbieders beperken?
Klopt het dat u wel afspraken hebt gemaakt met de branchevereniging voor Vergunde Nederlandse Online Kansspelaanbieders (VNLOK) over het aantal reclames en ook waar deze reclames getoond worden, maar dat u met de bedrijven die niet zijn aangesloten (het overgrote merendeel van de inmiddels vergunde ondernemingen) geen bindende afspraken heeft gemaakt? Zo ja, bent u bereid dit alsnog zo snel mogelijk te doen?
Op welke manier kunt u nieuwe toetreders tot de markt nu al, dus zonder te wachten op de nieuwe beleidsregels dan wel wetgeving, bewegen om mee te werken aan de afspraken die u al met de VNLOK heeft gemaakt?
Als u nieuwe toetreders niet kunt bewegen om zich te committeren aan de afspraken die met de VNLOK zijn gemaakt, bent u dan bereid de toetreding zo lang op te schorten tot de nieuwe beleidsregels/wetgeving in werking zijn getreden? Zo nee, waarom niet?
Hoe kan het dat tot op de dag van vandaag mensen gigantische bedragen kunnen vergokken, verspreid over meerdere aanbieders, maar hier geen totaaloverzicht van is en aanbieders afzonderlijk dus kunnen zeggen dat ze niet weten of iemand een probleemgokker is of niet en mensen die mogelijk dus wel degelijk verslavingshulp nodig hebben daar niet naartoe worden geleid?
Wat vindt u van het idee om voor een overkoepelend systeem te zorgen, waarbij kan worden bijgehouden hoeveel iemand in totaal vergokt en daarmee dus een completer beeld kan worden gecreëerd van iemand zijn gokpatronen, en iemand op basis van een totaalplaatje al dan niet in contact kan worden gebracht met verslavingshulp?
Het artikel 'Beschouw de burger als volwaardige gesprekspartner' |
|
Mark Strolenberg (VVD) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Beschouw de burger als volwaardige gesprekspartner»?1
Deelt u de opvatting dat er meer gedaan moet worden om de burger te betrekken bij het maken van keuzes over grote maatschappelijke opgaven, nu er vanuit de maatschappij steeds vaker de roep klinkt om burgerraden waarbij inwoners veel eerder en beter betrokken kunnen worden bij complexe opgaven die impact hebben op de hele maatschappij? Zo ja, hoe wilt u de burger meer betrekken bij het maken van zulke keuzes? Zo nee, waarom niet?
Op welke manier denkt u dat burgerberaden kunnen bijdragen aan het beter betrekken van de burger bij het oplossen van maatschappelijke problemen?
Bent u bekend met de brief d.d. 25 november 2020 van de voormalige Minister van Economische Zaken en Klimaat over de uitvoering van de motie Agnes Mulder c.s. waarin wordt opgeroepen onderzoek te doen naar de toepassing van burgerberaden bij het klimaatbeleid?2
Welke lessen trekt u uit het rapport van het onderzoek «Betrokken bij klimaat: Burgerfora aanbevolen» dat door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat is uitgevoerd naar aanleiding van de moties van Agnes Mulder, Harbers, Dik-Faber en Sienot?3
Op welke wijze is er naar de ervaringen met burgerberaden in het binnen- en buitenland gekeken? Welke lessen zijn er getrokken en wat neemt u mee om de burgerparticipatie in Nederland te verbeteren?
In hoeverre bent u voornemens om burgerberaden vorm te geven, bijvoorbeeld in de vorm van een pilot, waarbij lessen en best practices uit binnen- en buitenland worden meegenomen? Zo ja, hoe wilt u dit vormgeven en wat is het tijdspad? Zo nee, waarom niet?
Welke concrete andere stappen worden gezet om burgers beter bij het wetgevingsproces te betrekken, naast de bestaande instrumenten van burgerparticipatie, zoals internetconsultaties? Wat is de stand van zaken hiervan?
Op welke manier is de subsidie ter ondersteuning van burgerparticipatie en maatschappelijke initiatieven op lokaal niveau in buurten, wijken en dorpen besteed, die de burgercollectieven Landelijke Vereniging Kleine Kernen (LVKK) en Landelijk Samenwerkingsverband Actieve bewoners (LSA) ontvingen? Op welke manier worden nieuwe initiatieven en projecten ten aanzien van burgerparticipatie in de toekomst gefinancierd?
Het bericht ‘België wil verbod op gokreclames: Gokken is het nieuwe roken’ |
|
Evert Jan Slootweg (CDA) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «België wil verbod op gokreclames: Gokken is het nieuwe roken»?1
Herkent u zich de uitspraak van de sociaal-liberale Minister van Justitie Van Quickenborne (Open VLD) die zei: «Gokken is het nieuwe roken en iedereen is het er ook over eens dat tabaksreclame er beter niet meer is»?
Deelt u de mening dat het een zeer zorgwekkende ontwikkeling is dat er sinds de legalisering van online gokken in Nederland een toename van meer dan 50 procent gespeelde uren per maand geconstateerd is ten opzichte van het aantal uren dat voor 1 oktober 2021 aan gokken werd besteed? Zo nee, waarom niet?
Herinnert u zich dat u in uw brief van 17 maart jl. schrijft dat u sinds de invoering van de Wet kansspelen op afstand «in de beschikbare gegevens een trend ziet dat met name jongeren interesse in gokken tonen»? Hoe groot is precies de toename van het aantal jongeren dat is gaan gokken naar aanleiding van de legalisering van het online gokken?
Herkent u zich in het beeld dat Minister van Quickenborne schetst dat «reclame off- en online als een brandversneller heeft gewerkt om gokverslaafd te worden»?
Heeft u al een concreet beeld van hoe omvangrijk het verbod op ongerichte reclames voor online gokken gaat zijn? Wat zal hiermee precies verboden gaan worden en hoe wordt voorkomen dat niet juist jongeren – die veel online actief zijn – ontvanger gaan worden van online gerichte dan wel ongerichte reclame voor online gokken?
Acht u het, met het oog op de stijging van het aantal gokkers en verslaafde gokkers zoals hiervoor aangehaald, wenselijk om tot een algeheel verbod te komen van reclame voor risicovolle kansspelen, dus op zowel gerichte als ongerichte reclame en zowel online als offline? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat Staatsbedrijven Holland Casino Online en TOTO sinds de legalisering van online gokken met afstand het grootste aandeel in het aantal reclames voor online gokken hebben en dat dit eerder onderbouwd is met het doel dat daarmee beter zicht op gokverslaving kon worden gehouden? Wordt dit doel tot op heden behaald? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, bent u van plan hier maatregelen op te treffen zodat dit niet leidt tot een groeiende gokmarkt?
Wat gaat u concreet doen behalve de aangekondigde regelgeving, en voorafgaand aan de invoering daarvan, om het stijgend aantal gokverslaafden als gevolg van de legalisering van online gokken te bereiken, in te dammen en van goede verslavingszorg te voorzien?
Onteigening |
|
Frederik Jansen (FVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Zou u mij alle documenten vanaf 2012 (waaronder maar niet gelimiteerd tot gespreksverslagen) van de ministerraad en de Ministeriele commissie crisisbeheersing (Mccb) willen toezenden waarin het onderwerp onteigening of in andere woorden het schenden van het eigendomsrecht wordt behandeld?
Het kosteloos wijzigen van de geslachtsnaam voor slachtoffers van incest |
|
Michiel van Nispen |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van de toezeggingen van de vorige Minister voor Rechtsbescherming de procedure voor geslachtsnaamswijziging te vereenvoudigen en deze procedure voor een bredere groep slachtoffers kosteloos te maken?1 2
Klopt het dat het wijzigen van de geslachtsnaam op dit moment alleen kosteloos is wanneer de dader de naamgever is en dus niet wanneer de dader een familielid is, niet zijnde de naamgever, zoals bijvoorbeeld een broer of oom? Zo ja, wat vindt u daarvan?
Bent u bereid nog eens serieus te bekijken of op dit moment slachtoffers buiten de boot vallen, die logischerwijs toch ook aanspraak zouden moeten kunnen maken op kosteloze geslachtsnaamwijziging, zoals bijvoorbeeld wanneer de dader een familielid is, niet zijnde de naamgever, maar bijvoorbeeld een broer of een oom? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid bovenstaand punt mee te nemen in de wet die de gecombineerde geslachtsnaam introduceert (Kamerstuk 35 990), bijvoorbeeld met een nota van wijziging? Zo nee, waarom niet en op welke wijze wilt u dan hier aandacht aangeven?
De toeslagenaffaire |
|
Wybren van Haga (Groep Van Haga) |
|
Aukje de Vries (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Ombudsmannen: Schiet op met herstelregelingen toeslagenaffaire»1?
Ja.
Vindt u het ook een «bloody shame» dat de aangekondigde herstelregelingen voor kinderen en ex-partners die betrokken zijn bij het toeslagenschandaal zo vreselijk lang op zich laten wachten? Zo ja, loost u de benodigde herstelwet nog voor het zomerreces door de Kamer? Graag een toelichting op deze beide punten.
Het kabinet en ook de betrokken adviesorganen zijn doordrongen van de urgentie van de wet en van het bieden van tijdig herstel aan kinderen en ex-partners gedupeerden. Er is veel begrip voor de toenemende frustratie bij hen en het kabinet streeft ernaar om het wetsvoorstel Wet hersteloperatie Toeslagen voor het zomerreces aan uw Kamer aan te bieden. Op 13 mei is de conceptwet door de ministerraad voor spoedadvies naar de Raad van State gestuurd.
In de 10e VGR is toegelicht dat in dit wetsvoorstel onder andere de kindregeling, de regeling voor gedupeerden in de huurtoeslag, zorgtoeslag, het kindgebonden budget en een regeling voor ouders in het buitenland worden opgenomen. Dit aanvullende herstelbeleid moet een solide en samenhangende wettelijke basis hebben, conform de adviezen van de Algemene Rekenkamer en de Raad van State. Ook de uitvoering moet zorgvuldig voorbereid worden. Er wordt op dit moment nog gewerkt aan de beleidsmatige uitwerking van de ex-partnerregeling. De ex-partnerregeling wordt vervolgens zo spoedig mogelijk in de wet opgenomen. Parallel aan het wetgevingsproces is gewerkt aan de voorbereiding van de uitvoering door middel van uitvoeringstoetsen.
Wat doet u voor de zo’n 95.000 kinderen die zijn geschaad op terreinen die belangrijk zijn voor hun ontwikkeling? Graag een gedetailleerd antwoord.
In de oudergesprekken die ik heb gevoerd hebben ouders aan mij meermaals meegegeven dat emotioneel herstel en perspectief voor hun kinderen en jongeren naast het financiële herstel van groot belang is. De langere periode tot aan de start van de uitvoering van de kindregeling maakt dit niet makkelijker en wordt door kinderen als zeer lang ervaren. Het is belangrijk dat expliciet wordt erkend dat deze kinderen en jongeren ten onrechte en buiten hun schuld zijn benadeeld en daarom vindt de eerste erkenning onder andere plaats in de vorm van een financiële vergoeding. De financiële vergoeding volgt een staffel op basis van het advies van de kinderen die vanaf € 2.000,– oploopt tot € 10.000,–. De hoogte van het bedrag wordt bepaald met leeftijdscategorieën, omdat behoeften per levensfase verschillen. Naast de financiële vergoeding is er ook aandacht voor emotioneel herstel voor het aangedane leed. Enkel een financiële tegemoetkoming volstaat niet voor hun herstel.2 Vooruitlopend op de aanvullende regelingen kunnen thuiswonende kinderen nu al ondersteuning krijgen, via de brede ondersteuning van gemeenten aan gedupeerde gezinnen. Gemeenten bieden namelijk nu al ondersteuning aan gezinnen, ook aan kinderen en jongeren. Ook kunnen kinderen en jongeren hun individuele verhaal delen bij de Kindertelefoon (8–18 jaar) en de Alles Oké? Supportlijn (18–24 jaar). In aanvulling hierop wordt er de komende tijd samen met kinderen en andere betrokkenen gekeken hoe deze ondersteuning nog beter kan aansluiten bij de behoefte van kinderen op het gebied van aanvullende brede hulp, talentenontwikkeling en financiële voorlichting, naar aanleiding van aanbevelingen uit de adviesrapporten Leven op de Rit en Waardige Toekomst. Op basis van deze bijeenkomsten wordt deze zomer een plan gemaakt voor invulling van flankerend beleid.
Daarnaast wordt er met betrekking tot talentenontwikkeling gekeken naar een actieprogramma Maatschappelijke Diensttijd (MDT) van het Ministerie van OCW. Binnen MDT kunnen kinderen van gedupeerde ouders en jongeren (14–17 jaar) onder begeleiding van MDT-professionals werken aan talentontwikkeling in hun eigen gemeente of regio. Dit idee wordt tijdens de bijeenkomsten getoetst met kinderen en jongeren.
Wat doet u voor de bijna 10.000 ex-partners die zich in de steek gelaten voelen en waarbij sommigen van hen kampen met hoge schulden? Graag een gedetailleerd antwoord.
Hoewel de ex-partnerregeling hoge prioriteit heeft, vergen de beleidskeuzes om tot een afgewogen regeling voor ex-partners en de uitvoering daarvan te komen, helaas meer tijd. Daarbij wordt zoveel mogelijk recht gedaan aan de zeer verschillende situaties en diversiteit in deze groep. Er kan pas worden gestart met de uitvoering van de ex-partnerregeling op het moment dat daarvoor een wettelijke basis bestaat en er zorgvuldige uitvoeringstoetsen hebben plaatsgevonden. Op dit moment kan daarop niet vooruit gelopen worden. Ex-partners met (problematische) schulden kunnen tot die tijd terecht bij hun gemeente voor ondersteuning op het gebied van ondersteuning bij zorg, welzijn en werk. Daaronder valt ook de schuldhulpverlening.
Wat gaat u doen aan de grote achterstand bij het afhandelen van bezwaren van ouders tegen besluiten van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT)? Graag een gedetailleerd antwoord.
In de 10e VGR wordt een uitgebreide toelichting hierop gegeven in hoofdstuk 2 (paragraaf 2.4.2., pagina vanaf pag. 22); daar wil ik u graag naar verwijzen.
Wat zou u vinden van pestgedrag bij de Belastingdienst?2
DG Toeslagen streeft ernaar iedereen in de maatschappij in staat te stellen de meest essentiële levensvoorzieningen in het leven te kunnen betalen: wonen, medische zorg en de zorg voor kinderen. Vanuit dit besef volgt de noodzaak tot de grootst mogelijke zorgzaamheid in de uitvoeringstaak van DG Toeslagen: alle toeslaggerechtigden helpen om hier optimaal, eerlijk en zo zorgenvrij mogelijk gebruik van te maken. Bij het uitvoeren van deze taak is het ook de verantwoordelijkheid van Toeslagen dat iedere burger rechtvaardig, evenredig en zonder vooringenomenheid wordt behandeld.
De foto die via de link in de vraag zichtbaar is geeft een interne emailcorrespondentie weer uit 2014 waarin een teleurstelling bij de Belastingdienst wordt beschreven als de toeslaggerechtigde aan de voorwaarden voor het recht op kinderopvangtoeslag heeft voldaan. Deze handelwijze is niet acceptabel. Het is bekend dat in het verleden zaken fout zijn gegaan, met de hersteloperatie wordt voor zover mogelijk ouders hiervoor herstel geboden. Indien er signalen zijn dat dit zich onverhoopt nog steeds voordoet, dan ontvang ik die graag zo snel mogelijk.
Ook een handelwijze zoals benoemd in het tweede signaal is niet acceptabel. In artikel 19, derde lid, Awir is geregeld dat Toeslagen een termijnverlening voor de definitieve toekenning van Toeslagen kan toepassen als er (nadere) stukken opgevraagd worden. Uiteraard geldt hierbij wel dat het onderzoek en het uitstel niet langer moeten duren dan nodig en dat toeslaggerechtigden toegang moeten hebben tot een herzieningsmogelijkheid. Dat de Belastingdienst in het geval van vele gedupeerde ouders niet tijdig een definitieve beschikking stuurde, is helaas bekend. In de analyse van de eerste toets en in de integrale beoordeling wordt dit meegewogen in de uitkomst van de compensatie.
Daarnaast noemt u een derde signaal dat refereert naar het niet toekennen van toeslagen aan burgers die daar wel recht op hebben (5e streepje in de post). Het uitsluiten van burgers voor toeslagen is niet acceptabel. Als dit het geval was in een specifieke situatie van een ouder, dan weegt dit eveneens mee in de uitkomst van de compensatie voor de gedupeerde ouder.
Wat vindt u van de volgende signalen:
Zie antwoord vraag 6.
Natuurlijke personen die zijn opgenomen in het curatele- en bewindsregister maar desondanks zonder toestemming van de bewindvoerder een bedrijf kunnen starten bij de Kamer van Koophandel (KvK) |
|
Harry Bevers (VVD) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met dit fenomeen?1
Bent u het eens dat het niet wenselijk is dat deze personen een handeling kunnen doen waar financiële- en fiscale gevolgen uit voortvloeien buiten de goedkeuring van de bewindvoerder om?
Hoe beoordeelt u het dat de KvK van mening is dat het de verantwoordelijkheid van deze personen zelf is om te melden dat ze onder curatele of bewind staan?
Momenteel dient de curator of bewindvoerder actie te ondernemen als wordt ontdekt dat iemand zich heeft ingeschreven bij de KvK, vindt u dat de KvK een verplichting heeft om voor inschrijving te checken of iemand onder bewind staat in het curatele- en bewindsregister als preventieve handeling?
Het raadplegen van het openbare curatele- en bewindsregister neemt circa één minuut in beslag, bent u bereid de KvK de aanwijzing te geven het protocol bij inschrijving aan te passen en bij de inschrijving van natuurlijke personen het curatele- en bewindsregister standaard te raadplegen?
Vertraging bij de afhandeling van smartegeld in Groningen |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Vertraging bij afhandeling smartegeld aardbevingsgebied»?1
Ja.
Hoe vaak hebt u niet gezegd dat de schadeafhandeling en versterking in het Groningse bevingsgebied sneller moeten? Hoe vaak hebt u niet beloofd dat te zullen regelen? Hoe vaak hebt u niet allerlei «versnellingsmaatregelen» gepresenteerd?
De schadeafhandeling en versterkingsoperatie in Groningen zijn complexe operaties waarbij zorgvuldigheid en snelheid op gespannen voet met elkaar kunnen staan. Tijdens mijn bezoeken aan Groningen hebben bewoners op indringende wijze beschreven wat het lange wachten met hen doet of heeft gedaan. Het in publieke handen brengen van de schadeafhandeling en versterking heeft over het geheel genomen geleid tot verbetering en versnelling van de afhandeling, maar daarmee zijn we er nog niet.
Zoals ik in mijn Beleidsbrief Groningen2 heb beschreven, zet ik me in voor meer oog voor de menselijke maat, meer snelheid in de uitvoering en betere communicatie. De afgelopen weken heb ik twee dagen per maand in Groningen gewerkt, en dat blijf ik doen. Tijdens deze werkdagen spreek ik met bewoners die de tijd nemen om hun ervaringen met mij te delen. Deze gesprekken helpen mij de knelpunten beter te begrijpen en waar mogelijk weg te nemen.
Hoe kan het dan dat de afhandeling van de aanvragen voor smartegeld vertraging heeft opgelopen? Wat gaat u doen om dit onmiddellijk op te lossen?
De afhandeling van immateriële schade door het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) is na een pilotfase in november 2021 van start gegaan. Tot op heden is er 6 miljoen euro toegekend (d.d. 10 mei 2022). Het IMG heeft de regeling als eerste opengesteld in de gemeente Eemsdelta in de kern van het aardbevingsgebied. Hierna volgde een bredere gefaseerde uitrol. Het IMG wil hiermee voorkomen dat juist bij deze schademeldingen, van mensen die ernstig leed of verdriet hebben doorstaan als gevolg van de bevingen, vertraging en onzekerheid over doorlooptijden ontstaat tijdens de afhandeling ervan. Het IMG heeft in april jl. besloten, wederom om lange doorlooptijden te voorkomen, eerst meer openstaande aanvragen af te handelen en het openstellen van de volgende gemeente met een maand te verplaatsen. Een gefaseerde openstelling maakt het ook mogelijk ervaring op te doen met de procedurele afhandeling van deze voor het IMG nieuwe vorm van schade en tijdig aanpassingen door te voeren indien nodig. Daarnaast is een reden voor de ontstane vertraging van de afhandeling van immateriële schade dat de gegevens over de versterking niet voldoende vooraf beschikbaar zijn bij het IMG. In dat geval moet de informatie over versterkingsoperatie door de aanvrager zelf worden aangevuld. Het IMG helpt daarbij waar mogelijk en werkt aan een verbetering en vereenvoudiging van de informatie-uitwisseling over de versterkingsoperatie in samenwerking met de Nationaal Coördinator Groningen (NCG).
Ik onderschrijf het belang van zorgvuldigheid, in het bijzonder bij deze vorm van schade. Tegelijkertijd is het wenselijk dat er ook voor bewoners in de rest van het aardbevingsgebied met immateriële schade snel duidelijkheid komt over de te ontvangen vergoeding daarvoor. Ik blijf hierover in gesprek met het IMG.
Kunt u zich herinneren dat u meermaals bent gewaarschuwd dat het handhaven van twee aparte uitvoeringsorganisaties (de Nationaal Coordinator Groningen (NCG) en het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) met elk hun eigen taken), die onderling iets aan «gegevensuitwisseling» doen, in de praktijk niet gaat werken en voor vertraging zal zorgen?2 Deelt u deze conclusie, nu blijkt dat juist deze gebrekkige gegevensuitwisseling tussen de NCG en het IMG de oorzaak is van de vertraagde afhandeling van het smartegeld?
De afhandeling van schade en de uitvoering van versterking in het Groningse aardbevingsgebied zijn vanwege de aard, dynamiek, benodigde expertise en snelheid twee wezenlijk verschillende trajecten. Daarom is er bewust voor gekozen deze taken bij verschillende organisaties te beleggen. Dit neemt niet weg dat een goede samenwerking tussen beide organisaties nodig is. Het IMG en de NCG hebben de afgelopen twee jaar ingezet op de ontwikkeling van deze samenwerking en een plan van aanpak opgesteld. Zoals beschreven in de Kamerbrief van 24 november 2021 is ook het verbeteren van de onderlinge gegevensuitwisseling hier onderdeel van.4 Ten behoeve van verdere verbetering van de afstemming van de uitvoering van versterking en de vergoeding van schade wordt momenteel gewerkt aan een algemene maatregel van bestuur, waarmee de gezamenlijke uitgangspunten ook een wettelijke basis krijgen.
Dit laat onverlet dat de afhandeling van immateriële schade doorgaat. Het IMG werkt aan een verbetering en vereenvoudiging van de informatie-uitwisseling over de versterkingsoperatie in samenwerking met de NCG.
Klopt het dat 94% van alle aanvragen voor smartegeld is toegekend? Zo ja, waarom wordt er dan niet meteen uitbetaald? Waarom moeten gedupeerden zelf bewijsstukken aanleveren? Wat moeten zij hiermee precies bewijzen?
Voor dit antwoord verwijs ik u naar het antwoord op vraag 4.
Deelt u de conclusie dat de bureaucratische kluwen van verschillende instanties, regelingen en procedures nog altijd de boventoon voert ondanks uw herhaaldelijke beloften dit te zullen verbeteren? Deelt u de conclusie dat de schadeafhandeling en versterking van jarenlange gebroken beloften aan elkaar hangt?
Het IMG heeft 6.644 aanvragen (d.d. 10 mei 2022) voor immateriële schade ontvangen. Daarvan zijn er inmiddels 2.373 afgehandeld. In 2.049 gevallen is schadevergoeding toegekend. Bewoners krijgen na toekenning binnen twee weken de schadevergoeding uitbetaald. Het IMG streeft naar een laagdrempelige aanvraagprocedure. In het aanvraagproces zijn de meeste gegevens digitaal beschikbaar voor de aanvrager en door het IMG verzameld. Een aanvrager kan die gegevens aanpassen of toevoegen. Het IMG kan vragen om documenten die deze aanpassing of wijziging ondersteunen.
Deelt u de mening dat het onverteerbaar is dat er 100 miljard euro wordt uitgegeven aan klimaat en stikstof, terwijl de gedupeerde Groningers hopeloos lang op hun geld moeten wachten?
Deze conclusies deel ik niet. Voor dit antwoord verwijs ik u ook naar het antwoord op vraag 4. Bewoners zijn niet gebaat bij nieuwe beloften, kaders of systemen, wel bij verbetering in de uitvoering. De inzet van het IMG en de NCG om nauwer samen te werken en de algemene maatregel van bestuur waarin dit geregeld wordt, hebben als doel bij te dragen aan het vereenvoudigen en verbeteren van de processen waar bewoners mee te maken krijgen.
Kunt u een compleet overzicht verstrekken van alle (versnellings)maatregelen die u de afgelopen jaren hebt genomen en bij elke maatregel concreet aangeven hoe succesvol die volgens u is geweest (hoeveel gedupeerden ermee zijn geholpen, hoeveel schades zijn uitbetaald, hoeveel woningen zijn versterkt etc.)?
Het kabinet staat voor meerdere grote maatschappelijke opgaven. De schadeafhandeling en versterkingsopgave in Groningen staan los van de klimaat- en stikstofopgaven. In de schadeafhandeling is voorrang gegeven aan zorgvuldigheid richting bewoners en onafhankelijke oordeelsvorming. Gaandeweg is echter duidelijk geworden dat dit soms ten koste gaat van snelheid. Desondanks heeft het in publieke handen brengen van de schadeafhandeling over het geheel genomen geleid tot verbetering en versnelling van de afhandeling. Het IMG heeft sinds de oprichting in 2020 grote stappen gezet in de afhandeling van schade in Groningen: inmiddels heeft het meer dan 242.919 schademeldingen afgehandeld en is er ruim 1,389 miljard euro (d.d. 10 mei 2022) aan vergoedingen uitgekeerd. Het IMG handelt in lijn met het uitgangspunt van de Tijdelijke wet Groningen, namelijk dat schade ruimhartig en voortvarend afgehandeld wordt. Zoals ik eerder heb aangegeven (Kamerstuk 33 529, nr. 993) blijft de doorlooptijd van de afhandeling van fysieke schade echter een punt van zorg. Net als de doorlooptijd van de afhandeling van immateriële schade (zie het antwoord op vraag 3) blijf ik dit nauwlettend volgen en blijf ik hierover in gesprek met het IMG.
Waar blijft trouwens de crisisaanpak (zoals zo vaak door het Staatstoezicht op de Mijnen geadviseerd)?
Het kabinet hecht veel waarde aan de verbetering en versnelling van de schadeafhandeling en versterkingsopgave. De maatregelen die hiertoe over de afgelopen jaren zijn getroffen, zijn omvangrijk. Over de voortgang ten algemene wordt op de website van de NCG5 maandelijks een overzicht met de cijfers over de voortgang van de versterking gepubliceerd. Op de website van het IMG6 zijn alle cijfers ten aanzien van de schadeafhandeling en een overzicht van de verschillende regelingen te vinden. Deze cijfers worden wekelijks vernieuwd. In de jaarverslagen van het IMG en de NCG worden de cijfers, regelingen en maatregelen voor versnelling nader geduid.7 Hieronder ligt ik enkele maatregelen nader toe, zowel voor de versterking als voor de schadeafhandeling.
Voor veel maatregelen is niet exact te benoemen tot welke versnelling deze hebben geleid. Te denken valt aan de maatregel om alle uitvoeringswerkzaamheden onder te brengen onder één uitvoeringsorganisatie: de NCG. Of aan het mogelijk maken voor de bewoner om een herbeoordeling te kunnen aanvragen. Onder andere is bestuurlijk in 2019 de doelstelling afgesproken om 4.000 opnames en 4.000 beoordelingen per jaar te behalen. Daartoe zijn o.a. de volgende maatregelen genomen:
De afhandeling van meldingen van fysieke schade is vanaf maart 2018 t/m 30 juni 2020 door de Tijdelijke Commissie Mijnbouw Groningen (TCMG) uitgevoerd. Over het algemeen geldt dat over de jaren en met de oprichting van het IMG de schadeafhandeling is verbeterd en versneld: in 2018 werden er gemiddeld slechts 100 meldingen van fysieke schade afgehandeld per week en momenteel ligt dit aantal per week boven de 1.000 meldingen. Met de oprichting van het IMG in juli 2020 kunnen bewoners naast fysieke schade ook een vergoeding krijgen voor andere vormen van schade, zoals schade door waardedaling of immateriële schade. Gemiddeld geven schademelders een 7.7 als rapportcijfer voor de bovenstaande regelingen en vergoedingen. Hoewel de meerderheid van de bewoners tevreden is over de schadeafhandeling van het IMG, geldt dit niet voor iedereen. De gemiddelde doorlooptijd is bij fysieke schades langer dan gewenst en de werkvoorraad van fysieke schades is groot. Een balans vinden tussen zorgvuldigheid, snelheid en laagdrempelige procedures, blijft een ingewikkelde opgave. De TCMG en het IMG hebben hier oog voor en troffen verschillende maatregelen. Ik licht er drie uit:
Het kapotmaken van een klokkenluider |
|
Wybren van Haga (Groep Van Haga) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
Bent u bekend met het artikel «Is Wilfred klokkenluider of fraudeur? «gemeente heeft mijn leven tot een hel gemaakt»»?1
Hoe beoordeelt u de handelwijze van de gemeente Lopik, waarbij lokale aannemers bevoordeeld werden bij aanbestedingen en waarbij de regels niet werden nageleefd?
Kunt u ervoor zorgen dat de Kamer beide in het artikel genoemde rapporten ontvangt waaruit blijkt dat de klokkenluider niets verkeerds heeft gedaan?
Maakt de in het artikel genoemde wethouder onderdeel uit van het onderzoek van de Rijksrecherche wat reeds gestart is? Zo nee, kan er alsnog aangifte gedaan worden tegen de wethouder en kan hij hangende het onderzoek op non-actief gesteld worden?
Wat zijn de mogelijkheden om de gemeente Lopik onder (provinciaal) toezicht te plaatsen?
Wat vindt u van het feit dat medewerkers van deze gemeente per e-mail manieren bespraken waarop ze de klokkenluider verder kapot konden maken en dat ze door in te loggen onder zijn naam hem door anderen verrichte strafbare feiten in de schoenen konden schuiven en wilt u hierbij ook reflecteren op «Als dit slaagt is het strafbaar feit door Zielman niet meer te ontkennen. Dus van drie kanten wordt hij kapot gemaakt en met een beetje geluk voorgoed tot in zijn graf.»
Bent u het ermee eens dat dit soort teksten en handelwijzen binnen elke overheidsorganisatie onacceptabel zijn? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om bovengenoemde bestuurscultuur grondig te onderzoeken en de burgemeester en wethouders hangende dat onderzoek op non-actief te stellen? Zo nee, waarom niet?
Wat is de kabinetsreactie op de snoeiharde constatering van oud-officier van justitie Piet Bakker die tegen Omroep West stelt «Het is een soort staande praktijk die is ontstaan in Nederland als het gaat om het aanbesteden van overheidsopdrachten. Het komt met name voor bij de kleinere gemeenten waar toch duidelijke relaties bestaan tussen politieke bestuurders, ambtenaren en het bedrijfsleven»?2
In hoeveel gemeenten in Nederland hebben zich de afgelopen vijf jaar vergelijkbare incidenten voorgedaan? Graag een overzicht met naam, aard en omvang.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat klokkenluiders zoals Zielman voortaan wél beschermd worden in plaats van dat ze geruïneerd worden?
Bent u bereid om met klokkenluider Zielman in gesprek te gaan om zijn verhaal aan te horen? Zo nee, waarom niet?
Waar kunnen klokkenluiders, die willens en wetens gesloopt zijn, terecht voor rehabilitatie en (financiële) genoegdoening?
Er zijn allerlei regelingen die mogelijkheden geven om klokkenluiders te beschermen. «Maar het rot zit binnen de overheid zelf, dus dan is het toch de slager die zijn eigen vlees keurt. En dan is de kans dus ook groot dat het niet goed boven water komt», stelt Bakker. Hoe wilt u dit oplossen?
Het recht op abortus in Polen |
|
Jan Paternotte (D66), Lilianne Ploumen (PvdA), Corinne Ellemeet (GL) |
|
Kuipers , Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht in de Guardian1 waaruit blijkt dat de eerste vrouwen in Polen nu worden vervolgd voor (het assisteren bij) abortus?
Ja.
Bent u bekend met het bericht uit Euronews2 van 26 januari jl. over twee Poolse vrouwen die het leven hebben moeten laten door het verbod op abortus aldaar?3
Ja.
Wat kunt u in Nederland betekenen voor vrouwen in Polen die hun zwangerschap willen afbreken?
Vrouwen uit het buitenland, waaronder Poolse vrouwen, kunnen in Nederland een behandeling in een abortuskliniek ondergaan. Dit is echter geen recht en de Nederlandse staat biedt deze individuele vrouwen geen financiële ondersteuning. Wel maakt Nederland zich sterk voor het bereikbaar en toegankelijk houden van abortushulpverlening. Elk jaar maken ruim 3000 vrouwen, niet woonachtig in Nederland, hiervan gebruik. In 2020 betrof het 308 vrouwen uit Polen. De Nederlandse Zorgautoriteit stelt jaarlijks maximumtarieven vast voor abortusbehandelingen voor vrouwen die niet op grond van de Wet langdurige zorg verzekerd zijn. Afhankelijk van het soort behandeling gaat het om ca. 435 – 1.185 euro. De klinieken kunnen hier flexibel mee omgaan, en een lager tarief vragen als een vrouw het maximumtarief niet kan betalen. Van deze mogelijkheid maken de klinieken in praktijk ook gebruik.
Welke mogelijkheden zijn er om Poolse vrouwen die een abortus willen actief naar Nederland te halen voor een veilige en zorgvuldige abortus?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bekend met het bericht van Euronews4 dat vrouwenrechtenactivisten worden opgepakt in Polen?
Ja.
Hoe kan de Nederlandse overheid de Poolse vrouwenrechtenactivisten bijstaan?
Het bevorderen van gelijke rechten voor vrouwen en meisjes is een van de prioriteiten binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Om deze beleidsprioriteit te ondersteunen worden via het Mensenrechtenfonds mensenrechtenorganisaties wereldwijd, waaronder in Polen, gefinancierd. Komende jaren zal, conform de motie van het lid Sjoerdsma over inzet van het Mensenrechtenfonds voor gelijke rechten voor LHBTI en vrouwen en andere kwetsbare groepen in de periode 2022–2027 in Europa, deze inzet vanuit het Mensenrechtenfonds ook in Polen worden voortgezet en waar mogelijk geïntensiveerd, inclusief op het terrein van informatievoorziening over en pleitbezorging voor toegang tot veilige abortus. Over dit onderwerp is ook met uw Kamer gesproken tijdens de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken op 18 november 2021. Daarbij moet worden vermeld dat het fonds niet ter ondersteuning van abortusdiensten voor individuen kan worden ingezet, enkel ter ondersteuning van organisaties die zich inzetten voor toegang tot en informatie over veilige abortus.
Ook financiert Nederland middels een ongeoormerkte bijdrage de International Planned Parenthood Federation (IPPF), dat zich wereldwijd inzet voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. In Polen organiseert de IPPF een netwerk van o.a. abortusactivisten en mensenrechtenorganisaties om de situatie van vrouwen in Polen te verbeteren en de effecten van de aangescherpte abortuswetgeving onder de aandacht te brengen van bijvoorbeeld parlementariërs, Europese instanties en de media.
Gezondheidszorg is een competentie van de lidstaten, maar binnen de EU kaders blijft Nederland het belang van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR), inclusief veilige en legale abortus, actief uitdragen.
Bent u zich ervan bewust dat vrouwen in Polen nu geen toegang meer hebben tot abortus?5
Ja. Het kabinet maakt zich zorgen over die toenemende regressieve druk op vrouwenrechten en SRGR, waaronder toegang tot veilige abortus, in Polen.
Door de uitspraak van het Pools Constitutioneel Tribunaal van 22 oktober 2020 is toegang tot legale en veilige abortus in Polen verder ingeperkt. Vrouwen in Polen komen alleen in aanmerking voor een abortus als de moeder in levensgevaar is of als de zwangerschap het resultaat is van verkrachting of incest.
Heeft u ook kennisgenomen van het bericht uit The Quint6 over het gebruik van seksueel geweld door Russische troepen als oorlogsmiddel, en dat gevluchte slachtoffers hiervan dus ook geen toegang hebben tot abortus in Polen?
Ja. Vrouwen in Polen komen alleen in aanmerking voor een abortus als de moeder in levensgevaar is of als de zwangerschap het resultaat is van verkrachting of incest. Wat dit precies betekent voor gevluchte vrouwen uit Oekraïne die een abortus zouden willen ondergaan, is momenteel onderdeel van bespreking in Polen.
Bent u bereid om samen te werken met Poolse pro-abortus groepen om vluchtelingen in Polen die toegang tot abortus nodig hebben te identificeren en hen de mogelijkheid te bieden om deze zorg in Nederland te verkrijgen?
Zoals ook aangegeven tijdens het plenair debat d.d. 10 maart 2022 (voortzetting) inzake het voorstel van wet van de leden Ellemeet, Ploumen, Paternotte en Van Wijngaarden tot wijziging van de Wet afbreking zwangerschap alsmede enkele andere wetten in verband met de legale medicamenteuze afbreking van de zwangerschap via de huisarts (34 891), geeft de Minister van VWS de garantie voor toegankelijkheid van abortuszorg, wanneer dat nodig is, voor vrouwen uit Oekraïne die naar Nederland komen. Zie ook de beantwoording op de vragen 3 en 4. De Nederlandse staat biedt geen faciliterende steun aan vrouwen uit het buitenland om naar Nederland te komen om een abortus te ondergaan.
Bent u bereid om abortus voor deze vluchtelingen uit Oekraïne te realiseren?
Zie antwoord vraag 9.
Verkoop van levensgevaarlijk speelgoed op Bol.com |
|
Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de Radar-uitzending van 21 maart 2022 over «Levensgevaarlijk kinderspeelgoed makkelijk te verkopen via Bol.com»?1
Vindt u het ook zorgwekkend dat er op Bol.com levensgevaarlijk en giftig speelgoed wordt verkocht en dat Bol.com daar vrijwel niets tegen doet?
Vindt u ook dat Bol.com alleen al een morele verantwoordelijkheid heeft, los van eventuele juridische verplichtingen, om geen levensgevaarlijk en giftig speelgoed aan te bieden op haar platform?
Welke juridische verplichtingen heeft Bol.com wanneer er gevaarlijke producten op haar platform worden verkocht? Is Bol.com juridisch aansprakelijk vanwege het niet (afdoende) controleren van het CE-keurmerk van producten op haar platform?
Gaat u Bol.com aanspreken en er bij hen op aandringen dat het moreel niet wenselijk is dat zij, via hun platform, levensgevaarlijk speelgoed verkopen?
Bent u ook van mening dat, ondanks het feit dat de verkoop via externe verkopers verloopt, Bol.com de verantwoordelijkheid heeft om gevaarlijk speelgoed van hun platform te weren?
Hoe staat het om die reden met de door uw voorganger aangekondigde stappen om platforms, net zoals in fysieke winkels, aan te kunnen spreken wanneer zij gevaarlijke producten zoals speelgoed verkopen?2
Hoe gaat u er voor zorg dragen dat platforms, zoals Bol.com, ook aan de voorkant meer verantwoordelijkheid gaan nemen over de producten die zij op hun platform verkopen?
Bent u om die reden bereid om gebruik te maken van de mogelijkheid om in de Europese-Unie-richtlijn verkoop goederen platforms, zoals Bol.com, als verantwoordelijk verkoper aansprakelijk te stellen? Welke andere maatregelen zijn er mogelijk om Bol.com en andere platforms meer verantwoordelijkheid te laten nemen over de producten die zij via hun platform verkopen?
Bent u ook van mening dat de door Bol.com aangekondigde maatregelen om producten te weren aantoonbaar vrijwel geen effect heeft op het weren van levensgevaarlijk speelgoed?
Vindt u het ook zeer onwenselijk dat Bol.com nog maanden wacht met het handhaven op het CE-keurmerk, waardoor gevaarlijk speelgoed nog vrijelijk kan worden gekocht op Bol.com?
Hoe kijkt u aan tegen de mogelijkheid om de «notice and take down»-verplichting, waarvoor ook in het advies van de sociaaleconomische Raad «Directe import van buiten de EU Gelijke bescherming én gelijk speelveld!» wordt gepleit, in te zetten bij gevaarlijke producten, zoals speelgoed?
In hoeverre is het juridisch mogelijk om van deze «notice and take down' ook wettelijk verplicht te maken? Indien dit mogelijk is, bent u ook bereid om deze «notice and take down' verplicht te maken voor online platforms?
Gaat u de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit aansporen om daadkrachtiger te handhaven bij de verkoop van gevaarlijke producten, zoals speelgoed, op platforms zoals Bol.com?
Bent u tevens bereid om met de Consumentenbond in gesprek te gaan om te kijken of een intensievere samenwerking tussen de Consumentenbond en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit kan worden bewerkstelligd?
Het gebrek aan een planning rond afspraken over eergerelateerd geweld en zelfbeschikking uit het coalitieakkoord |
|
Bente Becker (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met de planningsbrieven van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het Ministerie van Justitie en Veiligheid die recent met de Tweede Kamer zijn gedeeld?1
Ja.
Deelt u de mening dat een belangrijke opdracht uit het coalitieakkoord niet of nauwelijks worden genoemd, namelijk die tegen eergerelateerd geweld en voor zelfbeschikking?
Nee, ik deel de mening niet dat de inzet op zelfbeschikking ontbreekt in de planningsbrieven. In de planningsbrief die ik uw Kamer heb toegestuurd, wordt aangegeven dat ik uw Kamer op zijn laatst na de zomer zal informeren over een preventieve aanpak waarbij – samen met onder meer zelforganisaties en ngo’s – gewerkt wordt aan «verandering van binnenuit» in gesloten gemeenschappen ter bevordering van het recht op zelfbeschikking, mede naar aanleiding van een aantal amendementen2.
Deze preventieve aanpak ter bevordering van zelfbeschikking werk ik uit in een meerjarig programma. Hierbij wil ik inzetten op het vergroten van bewustwording van mensen van het recht op zelfbeschikking en op het in gang brengen van een mentaliteitsverandering binnen gesloten gemeenschappen. Ik wil bijdragen aan de bewustwording van mensen dat iedereen zelf mag bepalen hoe zij het leven naar eigen inzichten invullen. Hier hoort ook het bieden van handelingsperspectief bij om eigen keuzes te kunnen maken over onder meer opleiding, werk en vrije partnerkeuze
Deze aanpak is onderdeel van een brede interdepartementale aanpak waarbij ik samenwerk met mijn collega’s van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, voor Rechtsbescherming, Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en Buitenlandse Zaken zoals vermeld in de Actieagenda Schadelijke Praktijken. Deze actieagenda is onder het vorige kabinet op 18 februari 2020 naar uw Kamer verstuurd. Zoals in deze actieagenda is aangegeven, willen we zorgen dat er minder (potentiële) slachtoffers komen van schadelijke praktijken, dat slachtoffers beter worden bereikt en geholpen, professionals en omstanders worden ondersteund en daders aangepakt. Uw Kamer wordt voor het einde van de zomer geïnformeerd over de inzet van het huidige kabinet voor de komende jaren.
Kunt u uiteenzetten welke voortgang het kabinet deze regeerperiode wil boeken op het terrein van culturele onderdrukking binnen gesloten gemeenschappen waaronder het tegengaan van huwelijksdwang, achterlating, huwelijkse gevangenschap, gedwongen leven in isolement (zoals de schrijnende situatie van honderden verborgen vrouwen) het verbeteren van de situatie van LHBTI-ers en eergerelateerd geweld en welke planning hierbij hoort?
Zie antwoord vraag 2.
Wanneer kan de Kamer een voorstel tegemoet zien om medeplichtigen van eergerelateerd geweld zwaarder te gaan straffen?
In de zesde voortgangsrapportage Geweld hoort nergens thuis3 is uw Kamer geïnformeerd over de wijze waarop omgegaan wordt met medeplichtigen van eergerelateerd geweld. Uit het onderzoek dat is uitgevoerd in het kader van de motie van Van Wijngaarden en Peters blijkt dat medeplichtigen van eergerelateerd geweld op basis van de verschillende deelnemingsvormen al vervolgd kunnen worden. Indien het delict met voorbedachte rade is gepleegd en dit bewezen kan worden, leidt dit tot een zwaardere strafeis. De huidige juridische bepalingen bieden voldoende mogelijkheden voor vervolging van medeplichtigen. De Kamer zal om die reden geen voorstel ontvangen.
Kunt u uiteenzetten welke voortgang het kabinet deze regeerperiode wil boeken op het gebied van het tegengaan en voorkomen van genitale verminking en welke planning hierbij hoort?
Vrouwelijke genitale verminking (hierna: VGV) is een ernstige vorm van mishandeling en strafbaar in Nederland. Zoals per brief met uw Kamer gedeeld op 18 maart 2021, zijn er onder de actieagenda schadelijke praktijken verschillende maatregelen genomen om schadelijke praktijken, waaronder VGV, te voorkomen en tegen te gaan.4
Met een driejarige subsidie vanuit VWS aan Federatie van Somalische Associaties in Nederland (FSAN) worden nieuwe sleutelpersonen opgeleid en krijgen bestaande sleutelpersonen bijscholing over de verschillende vormen van schadelijke praktijken, waaronder VGV. Jaarlijks worden 150 huiskamergesprekken gevoerd door sleutelpersonen en hiermee worden minimaal 900 ouders die in deze potentiële doelgroep kunnen vallen geïnformeerd over schadelijke praktijken.
Er wordt een brede voorlichtingscampagne over de verschillende vormen van schadelijke praktijken ontwikkeld. Pharos ontvangt hiervoor subsidie en werkt hiermee samen met kennispartijen en kleine (zelf)organisaties die deel uitmaken van de relevante gemeenschappen. Daarnaast voert Pharos een aantal andere maatregelen uit. Het betreft het opzetten van e-learnings voor professionals in de zorg (zoals huisartsen, gynaecologen en verloskundigen) en justitie (zoals de politie en het OM) zodat signalen eerder en beter herkend kunnen worden.
Voor het tegengaan van VGV speelt Pharos ook een rol in de implementatie van de leidraad «Medische zorg voor vrouwen en meisjes met vrouwelijke genitale verminking (VGV)» en het verbreden van de registratiesystemen in de Jeugdgezondheidszorg voor het verbeteren van de signalering van VGV.
Het Ministerie van VWS heeft laten onderzoeken in hoeverre (dreigende of gerealiseerde) VGV wordt gesignaleerd door professionals, met als doel om de totale groep van (potentiële) slachtoffers beter door professionals in beeld te brengen. Dit onderzoek is met uw Kamer gedeeld op 18 juni 2021.5 Zo benadrukt het rapport dat het karakter van VGV als vorm van geweld éénmalig is met zeer ernstige gevolgen, wat – in het eenmalige karakter – verschilt van andere vormen van huiselijk geweld. In de periode voordat de besnijdenis plaatsvindt is de dreiging acuut, maar zijn de signalen moeilijk zichtbaar.
Er zijn hiermee belangrijke stappen gezet, op basis waarvan we ons de komende jaren blijven inzetten voor het voorkomen en tegengaan van VGV. Het kabinet zal uw Kamer voor het einde van de zomer informeren over de voorgestelde inzet op schadelijke praktijken, waaronder VGV, voor de komende jaren. De uitkomsten en aanbevelingen uit het rapport over VGV nemen we hierin mee.
Wanneer kan de Kamer een voorstel tegemoet zien om met preventieve gerechtelijke beschermingsbevelen te gaan werken om te voorkomen dat vrouwen worden meegenomen naar het buitenland?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 wordt uw Kamer nader geïnformeerd over de inzet op schadelijke praktijken, waaronder ook de inzet op preventieve gerechtelijke beschermingsbevelen.
Kunt u uiteenzetten welke voortgang het kabinet deze regeerperiode wil maken op het terrein van integratie, het tegengaan van parallelle samenlevingen en het tegengaan van radicalisering en welke planning hierbij hoort?
In het inburgeringsbeleid is zelfbeschikking één van de kernwaarden, waaraan aandacht wordt besteed tijdens de kennisoverdracht inzake de basiswaarden en fundamentele vrijheden van de Nederlandse samenleving. Dit komt aan de orde via de voorbereiding van het examenonderdeel Kennis Nederlandse Maatschappij en in het participatieverklaringstraject.
Zoals aan uw Kamer is aangegeven in mijn brief van 19 november jl6, heeft Femmes for Freedom voorlichtingsmateriaal ontwikkeld over zelfbeschikking voor onder meer vrouwen, LHBTI+-personen en nieuwkomersgroepen in het algemeen. Dit pakket is op 3 februari jl. gelanceerd. Het pakket bestaat onder meer uit een gids voor nieuwkomers en verschillende animaties over onderwerpen als huwelijksdwang, eergerelateerd geweld en eigen studie- en partnerkeuze. Het materiaal is in meerdere talen beschikbaar, zowel in geschreven als gesproken vorm. Ook heeft Femmes for Freedom voorlichtingslessen ontwikkeld die door docenten en andere professionals inburgering kunnen worden gegeven. De materialen worden verspreid naar gemeenten en AZC’s.
We willen dat iedereen in Nederland vrij kan zijn om eigen keuzes te maken binnen de grenzen van de rechtsstaat. Dit vraagt om een weerbare en veerkrachtige samenleving. Zoals aangegeven in de Kamerbrief over beleid preventie radicalisering van 19 november jl.7 werkt SZW op verschillende manieren aan het tegengaan van parallelle samenlevingen en radicalisering door voedingsbodems voor radicalisering weg te nemen. Hierbij zetten we in op het aanpakken van maatschappelijke spanningen en op het vergroten van de veerkracht en weerbaarheid van groepen en personen die extra ontvankelijk kunnen zijn voor spanningen en extremistische boodschappen. Zo verminderen en voorkomen we aantasting van de sociale stabiliteit.
In deze aanpak ondersteunt SZW gemeenten in hun lokale integrale aanpak door middel van adviesgesprekken, met de toolkit Evidence Based Werken en financiële ondersteuning via de Versterkingsgelden. SZW geeft ook training en advies aan professionals en gemeenschappen waarbij wordt ingezet op het vergroten van bewustwording, van kennis en handelingsperspectieven.
Uitgangspunt in deze lokale integrale aanpak zijn interventies die bewezen effect hebben op het voorkomen van radicalisering, zoals opvoedondersteuning, trainingen en coaching voor kwetsbare jongeren, theaterinterventies en jeugdwerk gericht op preventie radicalisering.
Wanneer kan de Kamer een voorstel tegemoet zien om een meldplicht voor medewerkers in de zorg en het onderwijs in te voeren bij eergerelateerd geweld, huwelijksdwang of vrouwelijke genitale verminking?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 ontvangt uw Kamer een brief met daarin een voorstel voor de inzet van het kabinet op schadelijke praktijken voor de komende jaren. Een plan van aanpak om signaleren en melden van eergerelateerd geweld, huwelijksdwang en vrouwelijke genitale verminking door professionals te vergroten, zal hierin worden meegenomen, met daarin een uiteenzetting van het voornemen om een meldplicht in te voeren voor medewerkers in de zorg en het onderwijs.
Welke voortgang wilt u, al dan niet in samenwerking met het Ministerie van Financiën, deze regeerperiode maken op het gebied van financiële zelfredzaamheid van vrouwen en welke planning hoort hierbij?
Het bevorderen van de financiële onafhankelijkheid van vrouwen is een belangrijke pijler binnen het emancipatiebeleid van dit kabinet. Het zorgt niet alleen voor meer gendergelijkheid over de hele linie, maar geeft vrouwen de vrijheid om hun eigen keuzes en hun talenten te ontplooien. De exacte maatregelen legt dit kabinet vast in de Emancipatienota, die uw Kamer rond het zomerreces ontvangt.
Daarnaast is het voor financiële zelfredzaamheid van vrouwen belangrijk dat zij zelf hun geldzaken begrijpen en kunnen beheren. Om goed mee te kunnen doen in onze samenleving, heb je taal- reken-, digitale en financiële vaardigheden nodig. Wie niet, of onvoldoende, over deze basisvaardigheden beschikt is vaak minder zelfredzaam, en heeft minder participatie- en ontwikkelingsmogelijkheden. In Nederland vinden we dat iedereen de kans moet krijgen om mee te doen, om te werken, een opleiding te volgen, te stemmen, en gezond door het leven te gaan. Daarom is het actieprogramma Tel mee met Taal van de Ministeries van OCW, BZK, SZW en VWS in het leven geroepen.
Voor mensen met geldvragen en geldzorgen zijn in veel gemeenten vrijwilligersorganisaties actief, zoals Schuldhulpmaatje en Humanitas. Verder hebben diverse gemeenten laagdrempelige loketten voor vragen, zoals de buurtteams die in veel gemeenten actief zijn, of specifieke loketten voor geldvragen.
Tot slot zal in het meerjarig programma gericht op zelfbeschikking dat ik – als onderdeel van de Actieagenda Schadelijke praktijken en in vervolg op de amendementen van lid Becker over dit onderwerp – naar uw kamer zal sturen specifieke aandacht uitgaan naar acties gericht op het verhogen van de financiële weerbaarheid van vrouwen die in afhankelijkheidsrelaties zitten in gesloten gemeenschappen.
Wanneer kan de Kamer een voorstel tegemoet zien om de bij afgelopen begrotingsbehandeling structureel gemaakte post van 300.000 euro uit het integratiebudet jaarlijks in te vullen voor ondersteuning en hulp rond genoemde thema’s?
Zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven, wordt uw Kamer nader geïnformeerd over de inzet op schadelijke praktijken waaronder ook over een meerjarig programma gericht op de bevordering van zelfbeschikking.
Deelt u de mening dat de genoemde onderwerpen heel belangrijk zijn en volop aandacht van de bewindspersonen moeten krijgen en voorkomen moet worden dat door versnippering en verdeling tussen ministeries deze zaken onvoldoende prioriteit krijgen?
Zoals is aangegeven in de voortgangsbrief van 18 maart 2021 over de Actieagenda Schadelijke Praktijken is er sprake van een heldere aansturing inzake de uitvoering van de Actieagenda schadelijke praktijken. Ons gezamenlijke doel is om schadelijke praktijken eerder en beter in beeld te krijgen, te stoppen en duurzaam op te lossen. Het kabinet vindt het onacceptabel dat praktijken als huwelijksdwang en eergerelateerd geweld nog in Nederland voorkomen. Daarom zetten wij via de maatregelen uit de Actieagenda stevig in op preventie, vroegsignalering, hulpverlening en repressie.
De verschillende departementen dragen elk vanuit de eigen verantwoordelijkheid bij aan de aanpak van schadelijke praktijken. Gedurende de looptijd van de actieagenda is de Staatssecretaris van VWS de coördinerend bewindspersoon. Ik ben van mening dat de coördinatie tussen de departementen hiermee op een goede manier vorm krijgt.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden voorafgaande aan het commissiedebat Inburgering en integratie van 30 maart aanstaande?
Ja.
Het bericht dat Dexia nog altijd onder adequate schadevergoedingen voor de woekerpolisaffaire probeert uit te komen. |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitzending van Radar van 24 januari 2022?1
Ja
Hoeveel gedupeerden van de woekerpolisaffaire hebben geen gebruik gemaakt van de Duisenbergregeling en wachten nog op schadevergoeding? Hoeveel van deze gedupeerden zitten bij Dexia?
De Duisenbergregeling heeft betrekking op aandelenleaseproducten die in de jaren negentig door verschillende partijen werden aangeboden2. Het betreft producten waarbij de aankoop van aandelen werd gefinancierd met een geldlening. De Duisenbergregeling is een compensatieakkoord, gesloten in 2005 tussen Dexia en verschillende consumentenbelangenorganisaties en consumentenclaimstichtingen. Consumenten konden zich aanmelden voor vergoeding en de meerderheid heeft dit ook gedaan.
In 2007 is de Duisenbergregeling vervolgens door het Gerechtshof Amsterdam algemeen verbindend verklaard. Consumenten konden zich via een zogenaamde opt-out afmelden voor de regeling. In totaal is ongeveer 10% van de Dexia-klanten niet akkoord gegaan met de regeling. Dit waren circa 30.000 klanten. Er wachten nu ongeveer 10.000 klanten op de afwikkeling van hun dossier. Dexia is een afwikkelonderneming, wat inhoudt dat het zich uitsluitend richt op het afronden van deze openstaande dossiers.3
Ik vind het vervelend dat deze zaken nog steeds niet afgehandeld zijn en dat de afhandeling zo lang duurt. Deze lange duur heeft meerdere oorzaken. Benadeelden hadden het recht om niet akkoord te gaan met de voorwaarden gesteld in de Duisenbergregeling. Dit betekent echter wel dat zij op eigen initiatief of middels een claimstichting om compensatie moesten verzoeken. Dit kan leiden tot schikkingsonderhandelingen, een procedure bij het Kifid of een procedure bij de civiele rechter. De afgelopen jaren zijn verschillende procedures gevoerd die tot nieuwe inzichten hebben geleid over compensatie. Op dit moment lopen nog steeds meerdere procedures. De ontwikkelingen in de rechtspraak hebben ook gevolgen voor de rechtspositie van partijen in schikkingsonderhandelingen, nu deze ontwikkelingen ertoe kunnen leiden dat een van de partijen eerst een belangrijke uitspraak wil afwachten voordat een schikkingsaanbod wordt gedaan dan wel geaccepteerd.
Wat vindt u ervan dat Dexia deze groep buiten advocaten en rechtsbijstand om benadert, middels een deurwaardersexploot en onder dreiging van gerechtelijke stappen?
Ik heb geen zicht op de communicatie bij deze individuele dossiers, maar heb bij Dexia navraag gedaan naar deze werkwijze. Dexia heeft mij bericht dat zij zich intensief inspant om de klant telefonisch en schriftelijk te benaderen, maar dat het in sommige gevallen niet lukt om contact te krijgen met een klant. Dexia zegt in dat geval een exploot te laten betekenen door een deurwaarder, waarbij de klant wordt uitgenodigd voor een gesprek. Een deurwaarder heeft toegang tot de Basisregistratie Personen zodat de persoon met meer zekerheid kan worden bereikt. Als ook daarna geen contact te krijgen is, of als een minnelijke regeling niet mogelijk blijkt te zijn, wordt het dossier volgens Dexia overgedragen aan de juridische afdeling, waarna het dossier waar mogelijk bij de rechter wordt afgewikkeld. Ook in deze fase zegt Dexia dat klanten te maken kunnen krijgen met een deurwaarder, omdat deze de dagvaarding betekent.
Ik mij kan voorstellen dat consumenten het als overweldigend ervaren als er een deurwaarder aan de deur komt. Wel vind ik het belangrijk dat Dexia actief klanten benadert om openstaande dossiers te kunnen sluiten. Dexia moet dit uiteraard op een correcte wijze doen, dus zonder onnodige druk te zetten. Als Dexia klanten op een andere manier kan bereiken, ofwel direct ofwel via gemachtigden wanneer deze bij Dexia bekend zijn, heeft dit uiteraard de voorkeur. Het kan niet zo zijn dat, door middel van een deurwaardersexploot, juridische bijstand wordt omzeild. Dat zou ik kwalijk vinden.
Welke rechten hebben gedupeerden als zij een dergelijk exploot ontvangen? Zijn gedupeerden inderdaad gehouden om «binnen twee weken» te reageren? Kan Dexia dit eisen, of is het aan de gedupeerde om het moment van contact te kiezen? Vind u deze termijn in het licht van deze al twee decennia durende affaire niet ook totaal buitenproportioneel?
Zoals ik hierboven heb beschreven, kan volgens Dexia in twee situaties sprake zijn van een deurwaardersexploot. Ik wil daar duidelijk onderscheid in maken, omdat dit van belang is voor de vraag of de klant gehouden is om daarop te reageren.
De eerste situatie betreft een exploot waarbij de klant wordt uitgenodigd voor een gesprek. Daarvoor wordt een termijn van twee weken gegeven. Dexia zegt hiervan gebruik te maken wanneer het, na verscheidene pogingen tot telefonisch en schriftelijk contact over een langere periode, niet lukt om in contact te komen met de klant en ziet het als een laatste poging om in contact te komen met de klant. Het staat klanten in beginsel vrij om zich wel of niet aan de gestelde termijn te houden. De gesprekken tussen de klanten en Dexia zijn volgens Dexia vrijblijvend van aard en klanten zijn vrij om in te gaan op een aanbod of niet. Wanneer er geen contact tot stand komt kan dat wel betekenen dat de afwikkeling nog langer op zich laat wachten of dat een gerechtelijke uitspraak uiteindelijk nodig blijkt. Dit kan dan leiden tot situatie twee.
De tweede situatie is wanneer het dossier aan de juridische afdeling van Dexia is overgedragen voor afwikkeling in een gerechtelijke procedure. De klant kan dan middels een dagvaarding worden opgeroepen om in de procedure bij de rechter te verschijnen. De dagvaarding wordt ook door een deurwaarder per exploot uitgebracht.4 Het is voor de juridische positie van de klant van belang om zelf, of met inschakeling van zijn of haar belangenbehartiger, binnen de daarin gestelde termijn te reageren of te verschijnen in de procedure. De rechter kan bij afwezigheid immers een verstekvonnis wijzen, dat in het nadeel kan zijn van de klant.
Ik begrijp dat Dexia dossiers waarbij het niet mogelijk blijkt contact te krijgen met de klant op deze manier wenst af te wikkelen. Tegelijkertijd vind ik ook dat een termijn van twee weken kort lijkt indien een dossier al langere tijd stil zou liggen. Ten slotte wil ik benadrukken dat deze wijze van afwikkeling mij op het eerste gezicht niet wenselijk lijkt in dossiers waarin al contact is met de klant of eventuele juridische bijstand van de klant. Ik heb Dexia daarop gewezen.
Wat vindt u ervan dat Dexia afspraken afzegt als blijkt dat juridische bijstand aanwezig zal zijn bij afspraken? Hebben gedupeerden er recht op dat, als zij dat willen, bijstand aanwezig is bij dergelijke gesprekken? Zo nee, waarom niet?
Er bestaat in geschillen tussen een financiële dienstverlener en consument dikwijls een ongelijk speelveld. Ik vind het daarom belangrijk dat, indien een consument gebruik wenst te maken van juridische bijstand, daar ook de ruimte voor wordt geboden. Dexia heeft mij laten weten dit te doen en dat de vertegenwoordiger van klanten in het merendeel van de dossiers ook bij gesprekken aanwezig is geweest.
Mocht het zo zijn dat Dexia de aanwezigheid van juridische bijstand ontmoedigt, dan vind ik dat zeer kwalijk en staat dat in schril contract met de verantwoordelijkheid die Dexia heeft bij een zorgvuldige afwikkeling van de dossiers. Gedupeerden kunnen van een dergelijke situatie melding maken bij DNB of AFM. Het toezicht richt zich niet op behandeling van individuele klachten. Als echter bij toezichthouders op basis van (meerdere) klachten het beeld ontstaat dat de bedrijfsvoering van Dexia niet op orde is, kan Dexia hierop worden aangesproken.
Wat vindt u ervan dat Dexia, nadat al jaren duidelijk is dat er niets deugde van bepaalde financiële producten die zij (of de rechtsvoorganger) verkochten, nog altijd onder adequate schadevergoeding probeert uit te komen? Vindt u het ook compleet immoreel dat dit bedrijf klanten probeert te bedotten die in het verleden al door hen belazerd zijn?
Ik verwacht dat Dexia haar verantwoordelijkheid neemt om dossiers op een goede manier, in lijn met de rechtspraak, af te sluiten. Het is aan de klanten of zij wel of niet akkoord gaan met een aanbod. Wanneer sprake is van een adequate schadevergoeding is niet aan mij om te beoordelen, maar volgt uit de rechtspraak en de omstandigheden van het geval. Als klanten twijfelen over de hoogte van de schadevergoeding, of deze te laag vinden, kunnen zij hierover advies inwinnen.
Deelt u de mening dat het voorkomen van rechtsgang een legitiem doel kan zijn, maar dat een geboden schikking dan in ieder geval aan dezelfde standaarden dient te voldoen als het zogeheten «Hofmodel»?
Ik verwacht dat Dexia bij het doen van een schikkingsaanbod de in de rechtspraak uitgezette lijnen volgt, waaronder het Hofmodel.
Wat vindt u ervan dat Dexia juridisch niet onderlegde mensen onder druk zet om een lagere vergoeding te accepteren? Wat vindt u ervan dat Dexia daarbij zelfs niet schuwt haar eigen documenten in twijfel te trekken, om zo gedupeerden onzeker te maken?
Het staat klanten vrij om het door Dexia gedane voorstel naast zich neer te leggen. Het is belangrijk dat zij zich daarvan bewust zijn. Als klanten onder druk gezet zouden worden, vind ik dat uiterst onwenselijk. Ik kan niet oordelen over de casuïstiek, maar ik vind wel dat Dexia hier een verantwoordelijkheid heeft en, zeker gezien de voorgeschiedenis, bij de afwikkeling het klantbelang voorop moet stellen. Ik heb dat aan Dexia laten weten.
Deelt u de mening dat het volstrekt onacceptabel is dat dit nog altijd de houding is van Dexia? Wat zegt dit over de bestuurders van dit bedrijf? Acht u deze bestuurders in staat om verantwoord een financiële instelling te leiden, als zij nog altijd proberen hun klanten een poot uit te draaien? Vindt u dat Dexia met dit gedrag haar zorgplicht nakomt?
Ik heb deze signalen gedeeld met de AFM en DNB. Ik kan mij niet mengen in het toezicht op individuele financiële ondernemingen. Betrouwbaarheid en geschiktheid van een bestuurder zijn doorlopende eisen waaraan voldaan moet worden. Bij onder andere banken en verzekeraars toetst DNB hierop bij aanvang van de functie. Alleen bij een redelijke aanleiding, bijvoorbeeld in het geval van gewijzigde feiten of omstandigheden ten aanzien van de betrouwbaarheid en/of geschiktheid, kan worden overgegaan tot hertoetsing. Het is aan DNB om te beoordelen wanneer daarvan sprake is.
Bent u bereid De Nederlandsche Bank (DNB) te vragen om onderzoek te doen naar de geschiktheid van de bestuurders van Dexia om een financiële instelling te besturen?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u bereid de Autoriteit Financiële Markten (AFM) te vragen om onderzoek te doen naar de afhandeling van de woekerpolisaffaire door Dexia en andere financiële instellingen met woekerpolissen in de portefeuille?
Dexia had geen beleggingsverzekeringen (ook wel woekerpolissen genoemd) in haar portefeuille, maar aandelenleaseproducten. Er wachten nu ongeveer 10.000 klanten op de afwikkeling van hun dossier. Ik mag de AFM en DNB geen instructies geven in een specifiek geval. Het is aan de toezichthouders zelf om te beoordelen of situaties bij een onder toezicht staande instelling aanleiding geven tot onderzoek of andere acties. Ik heb de signalen over Dexia gedeeld met de AFM en DNB.
Volledigheidshalve verwijs ik u voor de afhandeling van de beleggingsverzekeringenproblematiek en de eindcontrole op de activering door de AFM daarop naar de brief die mijn voorganger u op 28 juni 2019 daarover heeft gestuurd.5
Bent u bereid aan financiële instellingen die actief zijn in Nederland nog eens duidelijk te maken dat u niet gediend bent van dit soort gedrag, waarbij maximale winst wordt nagestreefd ten koste van klanten?
Sinds de kredietcrisis zijn meerdere maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat het klantbelang centraal staat, zoals de invoering van het productontwikkelingsproces en de algemene zorgplichtbepaling. Daarnaast is er veel aandacht geweest voor de governance en cultuur van financiële dienstverleners. Dit betekent dat de sector niet alleen naar de letter van de wet handelt, maar ook naar de geest van de wet en zich daarbij rekenschap geeft van haar maatschappelijke functie. Een gezonde cultuur en goede corporate governance moet uit de sector zelf komen. Daarnaast is ook de uitbreiding en versterking van het toezicht van belang. De overheid stelt hierbij de wettelijke kaders met toezicht door de toezichthouder, zoals geschiktheids- en betrouwbaarheidseisen.
Ik wil nog eens benadrukken dat financiële dienstverleners een verantwoordelijkheid dragen voor het vertrouwen in de financiële sector als geheel. Ik verwacht dat zij zich rekenschap geven van hun maatschappelijke functie in de manier waarop zij met hun klanten omgaan. Zij moeten het klantbelang centraal stellen in hun handelen en hebben een zorgplicht naar de consument.
Wat gaat u voorts doen om te zorgen dat financiële instellingen eindelijk eens voor hun klanten gaan zorgen, deze woekerpolissenaffaire eindelijk eens fatsoenblijk afronden in plaats van alleen te denken om hun eigen portemonnee?
Zie antwoord vraag 12.
Het bericht 'In achterkamertje van beautysalon verdienen ze aan leed van toeslagenouders: ‘Schandalig’' |
|
Mariëlle Paul (VVD) |
|
Aukje de Vries (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van bovenstaand bericht?1
Ja.
Kunt u een algemene reflectie geven op het bovenstaande bericht?
Het Algemeen Dagblad (AD) berichtte op 8 januari jl. over een tussenpersoon uit Den Haag die voor € 150,– mensen middels een standaardbrief hulp aanbiedt bij het indienen van een verzoek tot compensatie voor de problemen bij toeslagen. Uit het artikel wordt niet duidelijk of het om verzoeken gaat tot compensatie voor de problemen bij de kinderopvangtoeslag of de beoogde compensatie voor gedupeerden van problemen bij andere toeslagen (huurtoeslag, zorgtoeslag, kindgebonden budget) zoals aangekondigd door mijn ambtsvoorganger bij brief van 29 oktober 2021.2
Uitgangspunt voor de bestaande en beoogde herstelregelingen is dat het proces voor aanmelding en behandeling passend en zo eenvoudig mogelijk is. Aanmelding voor de herstelregeling kinderopvangtoeslag kan eenvoudig telefonisch en via de website van de hersteloperatie. Indien gewenst kunnen ouders hierbij ondersteuning krijgen vanuit het sociaal domein binnen hun gemeente, bijvoorbeeld als zij de Nederlandse taal niet machtig zijn. Ouders krijgen in het verdere proces onder meer gratis juridische bijstand en een persoonlijk zaakbehandelaar die hen bijstaat. Een beroep doen op de beoogde herstelregeling voor gedupeerden van andere toeslagen is niet mogelijk, omdat die herstelregeling nog niet van kracht is.
Vanuit het eerder genoemde uitgangspunt zou het absoluut niet nodig moeten zijn om (betaalde) aanvullende hulp in te schakelen. Het staat iedereen echter wel vrij om deze toch in te schakelen. Wanneer veel personen desondanks gebruikmaken van een (betaalde) tussenpersoon, is dit voor de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT), de VNG en voor mij een signaal dat de informatievoorziening en dienstverlening voor deze personen mogelijk niet goed werkt. Het artikel suggereert dat met name burgers die de Nederlandse taal onvoldoende machtig zijn, van deze tussenpersoon gebruikmaken. Naar aanleiding van deze casus kijken de VNG en UHT opnieuw naar de informatievoorziening aan en dienstverlening richting deze burgers.
Hoe kan het dat dit soort constructies met tussenpersonen kunnen bestaan? Wat gaat u hiertegen doen?
Zoals ik aangaf in mijn antwoord op vraag 2 is de hersteloperatie erop gericht het proces van aanmelding en behandeling voor gedupeerden passend en zo eenvoudig mogelijk te maken. Ik wil benadrukken dat het absoluut niet nodig is om betaalde tussenpersonen in te schakelen. Het staat iedereen natuurlijk vrij om zelf (betaalde) aanvullende hulp in te schakelen. Het geven van advies aan burgers over het doen van een aanvraag en het ondersteunen van burgers bij het doen van een aanvraag bij een overheidsinstantie zoals Toeslagen is niet verboden. Bedrijven die deze diensten aanbieden dienen zich echter wel te houden aan wet- en regelgeving. Of er sprake is van strafbare gedragingen kan ik niet beoordelen op basis van dit artikel en is ook niet aan mij om te beoordelen. Wanneer personen vermoeden dat er sprake is van strafbaar handelen door tussenpersonen, dan moedig ik hen aan om aangifte te doen bij de politie. Uit het artikel maak ik op dat dat in dit geval ook gebeurd is, en dat de politie deze zaak onderzoekt. Wel ga ik na in hoeverre er grond is om een melding te doen bij de Autoriteit Consument en Markt die onderzoek kan doen en kan handhaven op het terrein van het consumentenrecht.
Bent u het met de leden van de VVD-fractie eens dat het bestaan van deze constructies volstrekt onacceptabel is?
Zie antwoord vraag 3.
Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat dit soort aanvragen worden gesignaleerd bij de toetsing?
Voor alle verzoeken die binnenkomen bij Toeslagen wordt vastgesteld om wat voor type verzoek het gaat. Er wordt niet vastgesteld en niet bijgehouden of verzoeken via of met hulp van een tussenpersoon binnenkomen. Dit zou ik ook onwenselijk vinden in het kader van gelijke behandeling. Indien het een verzoek betreft voor compensatie vanwege problemen met andere toeslagen, antwoordt UHT de burger middels een brief waarin onder meer wordt toegelicht dat de beoogde compensatieregeling thans nog niet bestaat en dat daarmee nog geen beroep gedaan kan worden op deze regeling. Er wordt aangegeven dat deze burgers daarom ook niet op een lijst worden geplaatst bij UHT. Ik wil hiermee voorkomen dat er mogelijke onterechte verwachtingen worden gewekt dat er recht zou zijn op compensatie en daarmee uitbetaling. Op deze manier wordt direct duidelijkheid gegeven aan deze groep. Indien het verzoek (ook) een verzoek om compensatie vanwege de problemen met de Kinderopvangtoeslag bevat, wordt de ouder aangemeld voor de huidige hersteloperatie kinderopvangtoeslag, voor zover een ouder daar niet al bekend is.
Welke stappen gaat u ondernemen om de groep gedupeerden waarom het hier gaat te informeren over de bestaande hulp en middelen bij het aanvragen van compensatie, zodat zij dit soort constructies kunnen vermijden?
Wanneer veel personen gebruikmaken van een (betaalde) tussenpersoon, is dit – zoals ik ook in antwoord 2 aangaf – voor UHT, de VNG en voor mij een signaal dat de informatievoorziening en dienstverlening voor deze personen mogelijk niet goed werkt. Naar aanleiding van deze casus kijken de VNG en UHT opnieuw naar de informatievoorziening aan en dienstverlening richting deze groep burgers. Op korte termijn betekent dit in ieder geval dat UHT de informatie over onder andere de mogelijkheden rondom juridische bijstand en ondersteuning vanuit gemeenten nadrukkelijker op de website plaatst. Ook wordt aangegeven wat burgers kunnen doen indien zij vermoeden dat er sprake is van strafbaar handelen door tussenpersonen. Deze informatie wordt ook geplaatst op het Engelstalige gedeelte van de website van de hersteloperatie. Daarnaast informeert de VNG de gemeenten over deze casus en vraagt hen waar mogelijk additionele voorlichting te geven, bijvoorbeeld via wijkteams. UHT en de VNG verkennen of er additionele mogelijkheden zijn om deze doelgroep beter te bereiken.
Hoe wordt omgegaan met de genoemde taalbarrière die oorzaak kan zijn dat gedupeerden zich tot dit soort tussenpersonen wenden?
Het artikel suggereert dat met name burgers die de Nederlandse taal onvoldoende machtig zijn van deze tussenpersoon gebruikmaken. Zoals ik aangaf in mijn antwoord op vraag 2 en vraag 6 kunnen burgers die de taal onvoldoende machtig zijn gratis ondersteuning krijgen vanuit hun gemeente bij het aanmelden voor de hersteloperatie Kinderopvangtoeslag. Daarnaast wil ik er zorg voor dragen dat de informatie over onder andere deze ondersteuning, verdere juridische bijstand en wat burgers kunnen doen indien zij vermoeden dat er sprake is van strafbaar handelen ook nadrukkelijker wordt vermeld op het Engelstalige gedeelte van de website van de hersteloperatie.
Wat gaat u doen om de mensen in beeld te krijgen die onterecht door dit soort constructies worden gelokt?
Er wordt niet vastgesteld en niet bijgehouden of verzoeken via of met hulp van een tussenpersoon binnenkomen. Burgers die een verzoek indienen voor de beoogde compensatie vanwege problemen met andere toeslagen ontvangen wel de eerder genoemde brief van UHT. Daarnaast wil ik via voorlichting en informatievoorziening benadrukken dat het absoluut niet nodig zou moeten zijn om (betaalde) aanvullende hulp in te schakelen. Zoals ik aangaf in mijn antwoord op vraag 6 vraag ik de gemeenten om waar mogelijk additionele voorlichting te geven. Ook wordt er additionele informatie geplaatst op de website van de hersteloperatie over wat burgers kunnen doen indien zij vermoeden dat er sprake is van strafbaar handelen door tussenpersonen. Daarnaast wil ik samen met de VNG verkennen of er additionele mogelijkheden zijn om deze doelgroep beter te bereiken.
Heeft u een beeld of door dit soort constructies daadwerkelijk geld bij mensen terecht komt die feitelijk niet gedupeerd zijn? Zo ja, over hoeveel geld gaat het dan?
Deze constructie – waarbij een tussenpersoon een burger helpt met het invullen van een verzoek om compensatie – leidt er op zichzelf niet toe dat er geld bij mensen terechtkomt die geen gedupeerde zijn van de kinderopvangtoeslag zijn. Immers: iedereen die zich aanmeldt voor de herstelregeling voor gedupeerden van de problemen bij de kinderopvangtoeslag, op welke wijze dan ook, doorloopt een grondige eerste toets. Op basis van deze toets wordt vastgesteld of iemand gedupeerd is en in aanmerking komt voor de € 30.000,– vanuit de Cathuisregeling.
Daarnaast geldt dat de beoogde herstelregeling voor gedupeerden van de andere toeslagen nog niet in werking is. Naar aanleiding van verzoeken van burgers op basis van deze, toekomstige, regels wordt nog niet besloten, laat staan compensatie uitgekeerd.
Of het signaal uit het bericht in het AD tot misbruik van de herstelregelingen leidt is nu nog geen oordeel over te geven. Ik verwijs hiervoor ook naar mijn toezegging in de begeleidende brief van heden waarin ik heb aangegeven een inventarisatie te maken van signalen rondom misbruik en u hierover in de Voortgangsrapportages kinderopvangtoeslag te informeren.
Kunt u de vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja, behoudens vragen 3 en 4 die zijn gezamenlijk beantwoord vanwege de samenhang.
Het uithuisplaatsen van broers en zussen |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Sander Dekker (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Ontwikkelingen rondom samenplaatsing van broers en zussen bij uithuisplaatsing»1 en de uitzending van Nieuwsuur van 5 januari jl. over dit onderwerp?
Ja.
Hoeveel broers en zussen worden jaarlijks gescheiden respectievelijk samen uit huis geplaatst?
De Universiteit van Amsterdam heeft in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) onderzoek gedaan naar het aantal broers en zussen dat bij een gezamenlijke (gelijktijdige) uithuisplaatsing gescheiden geplaatst wordt. Op 18 januari 2022 heb ik het onderzoeksrapport toegezonden aan uw Kamer.2
Uit het dossieronderzoek blijkt dat in de periode 2015–2020 binnen een representatieve steekproef van zeven jeugdhulporganisaties 1.717 broers en zussen gezamenlijk (gelijktijdig) uit huis zijn geplaatst, afkomstig uit 726 gezinnen. Van de 1.717 broers en zussen zijn 480 kinderen gescheiden geplaatst, waarvan 316 kinderen alleen en 164 met tenminste één broer of zus, maar niet met alle broers en zussen. Dit betekent dat in 28 procent van de bestudeerde dossiers broers en zussen in de periode 2015–2020 gescheiden geplaatst zijn.
Ook is onderzocht of het percentage gescheiden geplaatste broers en zussen significant verschilt per type plaatsing. Hieruit blijkt dat significant vaker gescheiden geplaatst wordt bij spoedplaatsingen (45%) dan bij reguliere plaatsingen (15%), vaker bij plaatsingen in bestandspleegzorg (40%) dan bij netwerkpleegzorg (14%) en vaker bij plaatsingen in een pleeggezin (29%) dan in een gezinshuis (15%).3
Deelt u de mening dat uit artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) kan worden opgemaakt dat broers en zussen niet van elkaar gescheiden mogen worden na uithuisplaatsing, tenzij daar gegronde redenen in het belang van het kind voor zijn? Zo ja, wat zijn de gegronde redenen in het belang van het kind op grond waarvan in Nederland broers en zussen toch gescheiden van elkaar uit huis worden geplaatst? Zo nee, waarom niet?
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft de bescherming van de broers en zussen relatie binnen de reikwijdte van artikel 8 EVRM getoetst. In de zaak Saviny vs. Oekraine(2008) overwoog het EHRM dat op de overheid de positieve verplichting rust om gedurende de uithuisplaatsing een goed contact tussen ouders en kinderen te realiseren en waar mogelijk zorg te dragen dat broers en zussen bij elkaar blijven.4
Samen plaatsen van broers en zussen is niet altijd in het belang van het kind. Gescheiden plaatsen kan aangewezen zijn bijvoorbeeld wanneer een kind specialistische zorg of behandeling nodig heeft, een kind ernstige gedragsproblemen heeft waardoor hij/ zij een bedreiging vormt voor het welzijn en de ontwikkeling van zijn broers en zussen, broers en zussen veel conflicten hebben of bij (een vermoeden van) seksueel misbruik onderling.
Deelt u de mening van de in het artikel genoemde onderzoeker dat op grond van «de artikelen 16 IVRK, 8 EVRM, 17 IVBPR en de paragrafen 17 en 22 van de VN-Richtlijnen voor Alternatieve Zorg voor Kinderen, dat broers en zussen het recht hebben op bescherming van hun gezinsleven, hetgeen ook inhoudt dat zij bij voorkeur samen geplaatst moeten worden bij een uithuisplaatsing»? Zo ja, hoe gaat u hier gevolg aan geven? Zo nee, waarom niet?
Ja, deze mening deel ik. Op grond van de artikelen 16 IVRK, 8 EVRM en 17 IVBPR hebben broers en zussen het recht op bescherming van hun gezinsleven. Zoals ook beschreven bij de beantwoording van vraag 3 volgt uit jurisprudentie van het EHRM dat bij een uithuisplaatsing op de overheid de positieve verplichting volgt, waar dat mogelijk is, zorg te dragen dat broers en zussen bij elkaar blijven. In de niet-bindende VN-Richtlijnen voor Alternatieve Zorg voor Kinderen staat dat broers en zussen in beginsel niet worden gescheiden bij een uithuisplaatsing, tenzij er een duidelijk gevaar voor misbruik is, of een andere reden in het belang van het kind. Het is van groot belang toe te werken naar een situatie waarin deze richtlijnen in het overgrote deel van de uithuisplaatsingen kan worden opgevolgd.
Door de Universiteit van Amsterdam worden hiervoor verschillende aanbevelingen gedaan, te weten het uitbreiden van de plaatsingsmogelijkheden, het beter faciliteren en ondersteunen van pleeggezinnen en gezinshuizen en het wegnemen van financiële belemmeringen. De aanbevelingen van het onderzoek vragen om nadere afstemming met brancheorganisaties en rechtspraak. Uiterlijk 1 april 2022 zal ik uw Kamer informeren over de wijze waarop ik, samen met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), opvolging zal geven aan de aanbevelingen.
Deelt de mening dat praktische redenen om broers en zussen gescheiden uit huis te plaatsen, zoals de beschikbaarheid van een pleeggezin of gezinshuis, niet de genoemde gegronde redenen in het belang van het kind zijn maar dat juist het samen uit huisplaatsen doorgaans in het belang van het kind is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ja, deze mening deel ik. Zoals ook in het antwoord op vraag 4 benoemd, moet het streven bij een uithuisplaatsing zijn om waar dat mogelijk is broers en zussen samen te plaatsen. Uit het onderzoek van de Universiteit van Amsterdam blijkt dat dit in de praktijk bij een groot deel van de uithuisplaatsingen ook gebeurt. Door o.a. een tekort aan pleeggezinnen en gezinshuizen lukt dit helaas niet altijd. In die gevallen ontstaat een dilemma om kinderen óf niet uit huis te plaatsen, omdat er geen plek is voor de broers en zussen samen (wat vaak al geen optie meer is omdat kinderen in een zeer onveilige situatie verkeren) óf wel uit huis te plaatsen, maar dan gescheiden.
Wat doet de overheid om ervoor te zorgen de praktische belemmeringen die het kind beperken in de uitoefening van zijn recht op gezinsleven met broers en zussen weg te nemen, onder meer door het vinden van voldoende pleeggezinnen en gezinshuizen waar zij samen terecht kunnen?
Met verschillende maatregelen wordt ingezet op het werven en ondersteunen van pleegouders en gezinshuisouders. Bijvoorbeeld met de wervingscampagne «Open je Wereld»5, die in 2019 is gestart en ook dit jaar doorloopt. Deze campagne van Pleegzorg Nederland, pleegzorgorganisaties en gemeenten zet zich in voor het werven van meer pleegouders. Daarnaast is ook de ondersteuning van pleegouders erg belangrijk om de zorg voor hun pleegkind(eren) goed aan te blijven kunnen. Het project «Versterken van de Kracht van Pleegouders» verbetert deze ondersteuning. Binnen dit project is de website pleegzorg.nl gelanceerd, waar pleegouders betrouwbare informatie kunnen vinden, andere pleegouders kunnen ontmoeten en gebruik kunnen maken van een leeromgeving met trainingen. Ook goede initiatieven in het veld helpen bij het ondersteunen van pleegouders. Zo zijn het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ), de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen (NVP) en stichting Kinderpostzegels aan de slag met het Mockingbird Family Model en starten dit jaar nog de eerste Mockingbirdnetwerken in Nederland. Dit houdt in dat een aantal pleeggezinnen gekoppeld wordt aan een Hubhome, een (voormalig) pleeggezin dat getraind en betaald wordt om andere gezinnen bij te staan, bijvoorbeeld met advies, familiedagen of trainingen. Dit jaar starten de eerste Mockingbirdnetwerken in Nederland. Daarnaast werkt het Ministerie van VWS samen met de VNG, Jeugdzorg Nederland en de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen aan het verduidelijken van de vergoedingssystematiek voor pleegouders, conform de motie Westerveld c.s.6 over dit onderwerp.
In de afgelopen twee jaar heeft het Ministerie van VWS samen met Jeugdzorg Nederland, Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland, de brancheorganisatie Present 24X7, het Nederlands Jeugdinstituut en de VNG een uitvoeringsprogramma ontwikkeld en uitgevoerd om de (kwalitatieve en kwantitatieve) ontwikkeling van de gezinshuizen te stimuleren. Dit heeft ertoe geleid dat het aantal gezinshuizen de afgelopen jaren is gegroeid en er meer aanbod is voor een plaatsing in een gezinshuis bij een uithuisplaatsing. Daardoor is het ook vaker mogelijk om broertjes en zusjes samen te plaatsen in eenzelfde gezinshuis.
Waarom bestaat in onze nationale wet nog steeds geen bepaling die bescherming biedt aan het gezinsleven van broers en zussen als zij uit huis worden geplaatst?
Op grond van internationale wet- en regelgeving heeft Nederland al de inspanningsverplichting om waar mogelijk zorg te dragen dat broers en zussen bij elkaar blijven na een uithuisplaatsing (zie ook het antwoord bij vraag 3). De vraag of een nationale verankering van een dergelijke bepaling van toegevoegde waarde is wordt op dit moment verkend.
Deelt u de mening dat met het opnemen van een bepaling in het Burgerlijk Wetboek die voorschrijft dat broers en zussen niet van elkaar worden gescheiden na een uithuisplaatsing tenzij dit gerechtvaardigd is in het belang van het kind, de rechten van die kinderen beter gewaarborgd kunnen worden? Zo ja, gaat u een dergelijke bepaling doen opnemen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 7. Uiterlijk 1 april 2022 ontvangt uw Kamer een brief waarin ik, mede namens de Staatssecretaris van VWS, de Kamer zal informeren over de wijze waarop we opvolging gaan geven aan de aanbevelingen van het onderzoeksrapport en of ik het recht op samen plaatsen ga uitwerken in een wetsvoorstel of niet.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering van motie over het wettelijk verankeren van niet-gescheiden uithuisplaatsing van broers en zussen uit november 2020 (35 570-XVI, nr. 29)?
Zoals beschreven in de voortgangsbrief Jeugd7 van juni 2021 is verkend wat op internationaal en nationaal niveau met betrekking tot het samen plaatsen van broers en zussen is geregeld. Hieruit blijkt dat Nederland op grond van internationale wet- en regelgeving verplicht is om waar dat mogelijk is zorg te dragen dat broers en zussen bij elkaar blijven na een uithuisplaatsing. In Nederland is dit opgenomen als uitgangspunt in o.a. de Richtlijn Uithuisplaatsing voor jeugdhulp en jeugdbescherming. Voor mogelijkheden voor nationale verankering van het recht op samen plaatsen is gekeken naar de wetgeving in België en Schotland. In België is het Burgerlijk Wetboek in mei 2021 aangepast. Deze wet kent aan broers en zussen het recht toe om niet van elkaar gescheiden te worden en verleent broers en zussen het recht op persoonlijk contact. In Schotland is in februari 2021 de wet aangepast. In de wetswijziging is bepaald dat de autoriteiten broers en zussen in hetzelfde pleeggezin of instelling moeten plaatsen of in huizen die dicht bij elkaar liggen. Plaatsing in verschillende huizen in dezelfde buurt mag alleen als het welzijn van het kind hiermee beter wordt beschermd en bevorderd.
De komende maanden gaat mijn ministerie, samen met het Ministerie van VWS, in overleg met de brancheorganisaties en rechtspraak over de opvolging van de aanbevelingen uit het onderzoek van de Universiteit van Amsterdam. Daarbij betrekken we ook het vraagstuk of het nationaal verankeren van het recht op samen plaatsen van toegevoegde waarde kan zijn voor het terugdringen van het aantal gescheiden plaatsingen. Uiterlijk 1 april 2022 wordt uw Kamer over de uitkomsten geïnformeerd door middel van een inhoudelijke beleidsreactie op de resultaten en aanbevelingen van het onderzoek.
De gescheiden plaatsing van broers en zussen |
|
Fonda Sahla (D66) |
|
Paul Blokhuis (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Nieuwsuur van 5 januari 2022 en wat is uw reactie daarop?1
Ja. Het verhaal van de broer en zus die op jonge leeftijd uit huis zijn geplaatst en op verschillende plekken zijn ondergebracht vond ik erg aangrijpend. Vooral ook omdat de broer en zus in de eerste periode na de uithuisplaatsing alleen telefonisch contact hadden. Een uithuisplaatsing op zichzelf is al ingrijpend, maar nog meer wanneer de uithuisplaatsing ook ingrijpt in de band tussen broers en zussen. Naast de scheiding van hun ouders krijgen broers en zussen dan ook nog te maken met het gemis van elkaar.
Kunt u aangeven wat het effect is op kinderen van het overheidsingrijpen bij uithuisplaatsing? Kunt u deze effecten specificeren naar de effecten op hun lichamelijk en psychisch welzijn op zowel korte als lange termijn?
De vraag naar het effect van een uithuisplaatsing op kinderen is moeilijk eenduidig te beantwoorden. Veel factoren spelen daarin een rol (bijv. de leeftijd van het kind, de plek waar het kind geplaatst wordt en de kwaliteit van zorg). De ene uithuisplaatsing is ook de andere niet. Zo is bijvoorbeeld een plaatsing van een kind bij grootouders in vrijwillig kader moeilijk te vergelijken met een gedwongen uithuisplaatsing van een kind in een residentiële instelling. Een uithuisplaatsing is gericht op rust, stabiliteit en veiligheid. Tegelijkertijd weten we ook dat kinderen die uit huis zijn geplaatst te maken kunnen krijgen met overplaatsingen en niet altijd de hulp en ondersteuning ontvangen die zij nodig hebben waardoor problematiek bij het kind wordt veroorzaakt of verergerd.2
Hoeveel kinderen per jaar worden bij uithuisplaatsingen gescheiden van hun broers en/of zussen, zowel tegelijkertijd als op een later moment, en welk deel is dat van het totaal aantal uithuisgeplaatste kinderen? Aangezien er een grote verantwoordelijkheid bij de overheid rust om dit soort keuzes zorgvuldig te maken, hoe reflecteert u op mogelijke schade die is ontstaan als gevolg van scheiden van broers en zussen?
De Universiteit van Amsterdam heeft in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) onderzoek gedaan naar het aantal broers en zussen dat bij een gezamenlijke (gelijktijdige) uithuisplaatsing gescheiden geplaatst wordt. Op 18 januari 2022 heb ik het onderzoeksrapport toegezonden aan uw Kamer.3
Uit het dossieronderzoek blijkt dat in de periode 2015–2020 binnen een representatieve steekproef van zeven jeugdhulporganisaties 1.717 broers en zussen gezamenlijk (gelijktijdig) uit huis zijn geplaatst, afkomstig uit 726 gezinnen. Van de 1.717 broers en zussen zijn 480 kinderen gescheiden geplaatst, waarvan 316 kinderen alleen en 164 met tenminste één broer of zus, maar niet met alle broers en zussen. Dit betekent dat in 28 procent van de bestudeerde dossiers broers en zussen in de periode 2015–2020 gescheiden geplaatst zijn. Omdat het onderzoek is uitgevoerd bij een representatieve steekproef van jeugdhulporganisaties, kan worden aangenomen dat circa 28 procent van het totaal aantal kinderen dat in de periode 2015–2020 gezamenlijk uit huis is geplaatst, gescheiden geplaatst is.
Ook is onderzocht of het percentage gescheiden geplaatste broers en zussen significant verschilt per type plaatsing. Hieruit blijkt dat significant vaker gescheiden geplaatst wordt bij spoedplaatsingen (45%) dan bij reguliere plaatsingen (15%), vaker bij plaatsingen in bestandspleegzorg (40%) dan bij netwerkpleegzorg (14%) en vaker bij plaatsingen in een pleeggezin (29%) dan in een gezinshuis (15%).
Met dit onderzoek hebben we geen zicht gekregen op het aantal kinderen dat bij een niet-gezamenlijke uithuisplaatsing (dus op een later moment) gescheiden geplaatst is.
Het aantal broers en zussen dat gescheiden is geplaatst is lager dan eerder werd geschat. Uit een onderzoek van het Nederlands Jeugdinstituut in 2015 bleek dat naar schatting 50% van de broers en zussen niet samen worden geplaatst (Van den Berg & Ligtermoet, 2015). Daarnaast is voor het eerst gekeken naar de redenen voor de gescheiden plaatsingen. Hoewel dit in slechts de helft van de bestudeerde dossiers was vastgelegd (al dan niet impliciet), bleek dat in ongeveer de helft van de gevallen sprake was van een contra-indicatie (bijv. specialistische zorg nodig voor één of meerdere broers en zussen) en de andere helft om het niet beschikbaar zijn van een plek om alle kinderen samen op te vangen. In de gevallen waar er sprake was van een contra-indicatie kan worden aangenomen dat de gescheiden plaatsing in het belang was van broers en zussen.
Ik vind dat iedere gescheiden plaatsing, enkel vanwege het niet beschikbaar zijn van een plek voor de broers en zussen samen, er één te veel is. Uit het literatuuronderzoek dat de Universiteit van Amsterdam heeft verricht, blijkt o.a. dat kinderen zich minder veilig voelen als ze worden gescheiden van hun broers en zussen en dat ze hun broers en zussen net zoveel missen als hun ouders. Vooral na ervaringen met kindermishandeling- of verwaarlozing, is de relatie tussen broers en zussen vaak de meest hechte en constante relatie die beschikbaar is voor broers en zussen en dit kan cruciaal zijn voor het gevoel van verbondenheid en emotionele steun. Samen plaatsen is echter niet altijd in het belang van het kind. Gescheiden plaatsen kan aangewezen zijn, bijvoorbeeld wanneer een kind specialistische zorg of behandeling nodig heeft, een kind ernstige gedragsproblemen heeft waardoor hij/ zij een bedreiging vormt voor het welzijn en de ontwikkeling van zijn broers en zussen, broers en zussen veel conflicten hebben of bij (een vermoeden van) seksueel misbruik onderling.
Wordt bijgehouden welke kinderen gescheiden zijn van hun broers en/of zussen? Zo ja, hoe? Zo nee, welke acties worden ondernomen om deze registratie op korte termijn voor elkaar te krijgen?
Nee, dit wordt niet geregistreerd. De Universiteit van Amsterdam heeft om zicht te krijgen op het aantal broers en zussen dat bij een uithuisplaatsing gescheiden geplaatst wordt dossieronderzoek gedaan. De onderzoekers hebben aanbevolen ten behoeve van toekomstige monitoring de gescheiden plaatsingen te registreren en aan te leveren bij het CBS, zodat deze informatie centraal beschikbaar is.
Uiterlijk 1 april 2022 ontvangt uw Kamer een brief waarin ik, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), de Kamer zal informeren over de wijze waarop we opvolging gaan geven aan de aanbevelingen van het onderzoeksrapport, waaronder de aanbeveling met betrekking tot de registratie van gescheiden plaatsingen.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van het onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) over de gescheiden plaatsing van broers en zussen en hoe worden de lessen hieruit betrokken bij het beleid?2
Dit onderzoek is afgerond. Op 18 januari 2022 is uw Kamer geïnformeerd over de publicatie van het onderzoeksrapport.5 Uiterlijk 1 april 2022 ontvangt uw Kamer een brief waarin ik, mede namens de Staatssecretaris van VWS, de Kamer zal informeren over de wijze waarop we opvolging gaan geven aan de aanbevelingen van het onderzoeksrapport.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van het in kaart te brengen van doorplaatsingen op lokaal niveau?3
Bij de beantwoording van de Kamervragen van het lid Westerveld7 heeft de toenmalig Staatssecretaris van VWS geantwoord dat er landelijk geen informatie is over het aantal doorplaatsingen. Wel is er informatie beschikbaar over het herhaald beroep op jeugdhulp op landelijk, regionaal en lokaal niveau. Het in kaart brengen van het aantal doorplaatsingen op lokaal niveau is aan gemeenten zelf.
Kent u voorbeelden van beleid, zoals een «Kamer voor een Kind»4 of «Simba Familiezorg»,5 waarmee wordt voorkomen dat broers en zussen gescheiden uit huis worden geplaatst en op welke manier worden dezebest practices bevorderd en gedeeld onder relevante partijen?
Ja, deze voorbeelden ken ik. Deze initiatieven zijn door de gezinshuissector zelf ontwikkeld en geïmplementeerd.
Wat is de omvang van het huidige tekort aan pleeggezinnen? Hoe worden projecten zoals hierboven beschreven, gestimuleerd en ondersteund zodat broers en zussen wel samen geplaatst worden?
De omvang van het tekort aan pleeggezinnen kan niet worden aangegeven. Een tekort hangt af van zaken als de in- en uitstroom van pleegkinderen en pleegouders, het aantal kinderen per pleeggezin, de specifieke wensen en behoeften van pleegkinderen die wachten op pleegzorg (niet alle pleegouders kunnen voor alle pleegkinderen zorgen), regionale spreiding van pleeggezinnen, vraag naar pleegzorg en de vorm van pleegzorg die kinderen op een wachtlijst nodig hebben (zoals voltijds- of deeltijdspleegzorg). Wel is bekend dat op 31 december 2020 869 jeugdigen op plaatsingen bij pleegouders wachtten.
Wat zijn uw plannen om ervoor te zorgen dat er meer pleeggezinnen en gezinshuizen komen waar broers en zussen samen terecht kunnen? Wat zijn uw plannen om de bestaande pleegouders te ondersteunen, zodat zij de zorg voor hun pleegkinderen op een goede manier kunnen blijven dragen?
Het is belangrijk dat kinderen zo snel als mogelijk een goed passende plek vinden om hun ontwikkeling niet verder te schaden. Hoe groter de groep pleegouders, hoe groter de kans dat er een betere match gemaakt kan worden voor het kind, al dan niet samen met een broer of zus. Daarom is 30 oktober 2019 de campagne «openjewereld.nu» gestart, die ook dit jaar doorloopt. Deze campagne van Pleegzorg Nederland, pleegzorgorganisaties en gemeenten zet zich in voor het werven van meer pleegouders. Daarnaast is ook de ondersteuning van pleegouders erg belangrijk om de zorg voor hun pleegkind(eren) goed aan te blijven kunnen. Het project «Versterken van de Kracht van Pleegouders» verbetert deze ondersteuning. Binnen dit project is de website pleegzorg.nl gelanceerd, waar pleegouders betrouwbare informatie kunnen vinden, andere pleegouders kunnen ontmoeten en gebruik kunnen maken van een leeromgeving met trainingen. Ook goede initiatieven in het veld helpen bij het ondersteunen van pleegouders. Zo zijn het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ), de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen (NVP) en stichting Kinderpostzegels aan de slag met het Mockingbird Family Model en starten dit jaar nog de eerste Mockingbirdnetwerken in Nederland. Dit houdt in dat een aantal pleeggezinnen gekoppeld wordt aan een Hubhome, een (voormalig) pleeggezin dat getraind en betaald wordt om andere gezinnen bij te staan, bijvoorbeeld met advies, familiedagen of trainingen. Dit jaar starten de eerste Mockingbirdnetwerken in Nederland. Daarnaast werkt het Ministerie van VWS samen met de VNG, Jeugdzorg Nederland en de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen aan het verduidelijken van de vergoedingssystematiek voor pleegouders, conform de motie Westerveld c.s.10 over dit onderwerp.
In de afgelopen twee jaar heeft het Ministerie van VWS samen met Jeugdzorg Nederland, Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland, de brancheorganisatie Present 24X7, het Nederlands Jeugdinstituut, en de VNG een uitvoeringsprogramma ontwikkeld en uitgevoerd om de (kwalitatieve en kwantitatieve) ontwikkeling van de gezinshuizen te stimuleren. Dit heeft ertoe geleid dat het aantal gezinshuizen de afgelopen jaren is gegroeid en er meer aanbod is voor een plaats in een gezinshuis bij een uithuisplaatsing. Ook is het vaker mogelijk om broertjes en zusjes samen te plaatsen in eenzelfde gezinshuis.
Hoe verloopt de uitvoering van de motie van de leden Van Gerven en Westerveld om niet-gescheiden uithuisplaatsing van broers en zussen wettelijk te verankeren?6 In de uw brief Actuele ontwikkelingen in het jeugdbeleid van 17 juni jl. staat dat verkend is wat op nationaal en internationaal niveau met betrekking tot het samen plaatsen van broers en zussen is geregeld en wat de mogelijke varianten zijn om dit wettelijk te verankeren, kan de Kamer geïnformeerd worden over de uitkomsten van deze verkenning?7
Zoals beschreven in de voortgangsbrief Jeugd13 van juni 2021 is verkend wat op internationaal en nationaal niveau met betrekking tot het samen plaatsen van broers en zussen is geregeld. Hieruit blijkt dat Nederland op grond van internationale wet- en regelgeving verplicht is om waar dat mogelijk is zorg te dragen dat broers en zussen bij elkaar blijven na een uithuisplaatsing. In Nederland is dit opgenomen als uitgangspunt in o.a. de Richtlijn Uithuisplaatsing voor jeugdhulp en jeugdbescherming. Voor mogelijkheden voor nationale verankering van het recht op samen plaatsen is gekeken naar de wetgeving in België en Schotland. In België is het Burgerlijk Wetboek in mei 2021 aangepast. Deze wet kent aan broers en zussen het recht toe om niet van elkaar gescheiden te worden en verleent broers en zussen het recht op persoonlijk contact. In Schotland is in februari 2021 de wet aangepast. In de wetswijziging is bepaald dat de autoriteiten broers en zussen in hetzelfde pleeggezin of instelling moeten plaatsen of in huizen die dicht bij elkaar liggen. Plaatsing in verschillende huizen in dezelfde buurt mag alleen als het welzijn van het kind hiermee beter wordt beschermd en bevorderd.
De komende maanden gaat mijn ministerie, samen met het Ministerie van VWS, in overleg met de brancheorganisaties en rechtspraak over de opvolging van de aanbevelingen uit het onderzoek van de Universiteit van Amsterdam. Daarbij betrekken we ook het vraagstuk of het nationaal verankeren van het recht op samen plaatsen van toegevoegde waarde kan zijn voor het terugdringen van het aantal gescheiden plaatsingen. Uiterlijk 1 april 2022 wordt uw Kamer over de uitkomsten geïnformeerd door middel van een inhoudelijke beleidsreactie op de resultaten en aanbevelingen van het onderzoek.
Bent u bekend met de nieuwe wetgeving in België en Schotland op het gebied van het samen plaatsen van broers en zussen?
Ja, zie ook het antwoord op vraag 10.
Kunt u reflecteren op de stelling dat het niet samen plaatsen van broers en zussen in strijd is met het recht op gezinsleven? Kunt u uiteenzetten in hoeverre de huidige praktijk ten aanzien van gescheiden plaatsing van broers en zussen zich begeeft binnen de door het internationaal recht gestelde kaders? Kunt u daarbij ook ingaan op het internationaalrechtelijke voorschrift dat slechts een inbreuk gemaakt mag worden op het gezinsleven van een kind als daarvoor een «wettelijke basis» bestaat? Ziet u op grond hiervan aanleiding om de nationale wet aan te passen?8
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft de bescherming van de broers en zussen relatie binnen de reikwijdte van artikel 8 EVRM getoetst. In de zaak Saviny vs. Oekraine overwoog het EHRM dat op de overheid de positieve verplichting rust om gedurende de uithuisplaatsing een goed contact tussen ouders en kinderen te realiseren en waar mogelijk zorg te dragen dat broers en zussen bij elkaar blijven.15 De ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing vormen de wettelijke basis om in het gezinsleven in te breken (artikelen 1:255 BW jo. 1:265b BW).
Uit het onderzoek van de Universiteit van Amsterdam blijkt dat in 28 procent van de bestudeerde dossiers broers en zussen in de periode 2015–2020 gescheiden werden geplaatst.
Bij ongeveer de helft van de gescheiden plaatsingen is de reden niet vastgelegd in het dossier. Bij de dossiers waarin wel melding werd gemaakt van de (mogelijke) reden van de gescheiden plaatsing, bleek het ongeveer even vaak te gaan om praktische belemmeringen (het niet beschikbaar zijn van een plek voor de kinderen samen) als om contra-indicaties.
De komende maanden gaat mijn ministerie, samen met het Ministerie van VWS, in overleg met de brancheorganisaties en rechtspraak over de opvolging van de aanbevelingen. Daarbij betrekken we ook het vraagstuk of het nationaal verankeren van het recht op samen plaatsen van toegevoegde waarde kan zijn voor het terugdringen van het aantal gescheiden plaatsingen. Uiterlijk 1 april 2022 wordt uw Kamer over de uitkomsten geïnformeerd door middel van een inhoudelijke beleidsreactie op de resultaten en aanbevelingen van het onderzoek.
De Richtlijn Uithuisplaatsing en de Richtlijn Pleegzorg gelden als professionele standaard voor hulpverleners die werkzaam zijn bij een jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling; deze richtlijnen zijn onderling tegenstrijdig, de Richtlijn Uithuisplaatsing vermeldt dat een gebrek aan pleeggezinnen een reden kan zijn om broers en zussen van elkaar te scheiden, terwijl de Richtlijn Pleegzorg slechts kindgerichte afwegingen vermeldt als reden om broers en zussen van elkaar te scheiden, hoe verhouden deze professionele standaarden waar jeugdhulpprofessionals mee werken zich tot de rechten van het kind?
Zowel de Richtlijn Uithuisplaatsing als de Richtlijn Pleegzorg noemen de volgende vier redenen om broers en zussen niet samen te plaatsen:
De Richtlijn Uithuisplaatsing noemt inderdaad ook een vijfde reden, namelijk:
Voor beide richtlijnen geldt het uitgangspunt om broers en zussen samen te plaatsen. Tegelijkertijd doen zich in de praktijk echter situaties voor waarin het wegens beperkte beschikbaarheid van pleeggezinnen niet mogelijk is om broers en zussen samen te plaatsen. Pleegouders kunnen niet altijd meerdere pleegkinderen tegelijkertijd opvangen. Dit onderstreept het belang van het werven van meer pleegouders, voorkomen van uitval en goede ondersteuning voor pleegouders (zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 9).
Veldpartijen geven aan dat de (juridische) positie van gezinshuisouders beperkt is, waardoor zij geen goede positie hebben om voor de uithuisgeplaatste kinderen op te komen, herkent u dit beeld en kunt u aangeven wat u gaat ondernemen om de positie van de gezinsouders te versterken?
Ik herken mij niet in het beeld dat gezinshuisouders een beperkte (juridische) positie hebben. Gezinshuisouders zijn heel belangrijk in het leven van de kinderen waarvoor zij zorg dragen. Gezinshuisouders zijn professionals die op professionele basis gezinshuiszorg bieden. Gezinshuisouders hebben, net als alle andere jeugdhulpprofessionals, een rol en positie die anders is dan de rol en positie van de eventuele voogd of de eigen ouder van het kind. Bij belangrijke beslissingen over bijvoorbeeld zorg en begeleiding, scholing en ook bij eventuele (over)plaatsing van een jeugdige is het belangrijk dat de betrokken professionals (waaronder de gezinshuisouders) worden geraadpleegd om in goed overleg, gezamenlijk te kunnen bepalen, wat het beste is voor deze jeugdige. De uiteindelijke beslissing ligt bij de voogd of, indien het een vrijwillige uithuisplaatsing betreft, bij de eigen ouders van het kind.
Kunt u in de uitvoering van de motie van de leden Sahla en Westerveld over het stimuleren van het opzetten van familie- en gezinshuizen het vraagstuk over het voorkomen van onwenselijke gescheiden plaatsing van broers en zussen meenemen?9
Ja, wij zullen dit punt onder de aandacht brengen van de regio’s en de gezinshuissector.
Het besluit van de voorzieningenrechter dat een zwembad in Hilversum voorlopig geen coronatoegangsbewijs hoeft te controleren voor zwemles |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Ferdinand Grapperhaus (CDA), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het besluit van de voorzieningenrechter Midden-Nederland dat een zwembad in Hilversum ouders voorlopig niet hoeft te controleren op het coronatoegangsbewijs als zij hun kinderen naar zwemles brengen?1
Ja.
Wat is uw reactie op het oordeel van de voorzieningenrechter dat «zwemles geen sportbeoefening of vermaak is, maar dat kinderen op zwemles gaan om te leren zwemmen in het belang van hun veiligheid»? Wat is uw reactie op het oordeel van de voorzieningenrechter dat wanneer er sprake is van zwemles een zwembad niet gezien kan worden als sportlocatie, aangezien zwemles niet gezien kan worden als sport of vermaak?
Zie het antwoord op vraag 4.
Welke consequenties heeft het besluit van de voorzieningenrechter voor alle andere zwembaden in Nederland waar het coronatoegangsbewijs verplicht moet worden gecontroleerd bij zwemlessen?
Zie het antwoord op vraag 4.
Deelt u de mening dat het voor de hand ligt om naar aanleiding van het besluit van de voorzieningenrechter de landelijk geldende regels inzake het coronatoegangsbewijs aan te passen, zodat ouders niet meer verplicht zijn om het coronatoegangsbewijs te vertonen als zij hun kinderen komen brengen, ophalen of omkleden bij zwemles, en ook personen van twaalf jaar en ouder die zelf zwemlessen volgen geen coronatoegangsbewijs meer hoeven te vertonen? Bent u hiertoe bereid?
Vanaf 25 februari jl. is het niet langer noodzakelijk om een CTB te tonen voor toegang tot een publieke binnenruimte van een sportlocatie. Dit geldt derhalve ook voor de toegang tot zwembaden en voor de deelname aan zwemlessen.
Het kabinet heeft, nu het voor ieder kind van groot belang is om zwemvaardig te zijn, er voor gekozen om zwemlessen tijdens de lockdown zoveel mogelijk door te laten gaan. Voorop staat dat kinderen en jongeren geen CTB hoefden te tonen bij het sporten en bij de zwemlessen. Voor de publieke binnenruimte van een locatie voor de beoefening van sport, zoals zwembaden, gold namelijk vanaf 18 jaar een CTB-plicht voor het publiek. Deze CTB-plicht voor volwassenen droeg bij aan een veiligere situatie op de sportlocatie en dus ook bij zwemlessen. Ouders die de sportlocatie wilden betreden om kinderen te brengen, halen of om te helpen bij het omkleden waren daarom wel verplicht een CTB te laten zien. Hierop gold een uitzondering voor personen die noodzakelijk zijn bij de begeleiding van kinderen en jongeren met een beperking. In de casus die voorlag bij de voorzieningenrechter Midden-Nederland werd de vraag gesteld of ouders zonder CTB het zwembad mogen betreden om hun kind te halen, brengen en omkleden. De voorzieningenrechter oordeelde kortgezegd dat er in deze specifieke situatie geen sprake is van een sportlocatie en daarom aan de ouders geen CTB kon worden gevraagd. De voorzieningenrechter kwam tot dit oordeel mede op basis van het feit dat dit specifieke zwembad bijna uitsluitend wordt gebruikt voor zwemles en het hoofddoel hiervan onderwijs is en geen sport. Zwemles valt reeds de gehele covid-19 crisis onder het sportregime. Dat zwemles een educatief element bevat is daarbij niet onderscheidend. Bovendien valt zwemles (met uitzondering van schoolzwemmen) niet onder de definitie van een onderwijsactiviteit als bedoeld in de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19. Zwembaden waar zwemlessen worden aangeboden zijn daarom over het algemeen locaties voor de beoefening van sport. In deze gevallen veranderde de plicht om het CTB van ouders te controleren dan ook niet. De uitspraak van de voorzieningenrechter maakte dit niet anders. Ik zag daarom geen aanleiding om ouders de mogelijkheid te geven om zonder CTB zwembaden te betreden, de veiligheid van de daar aanwezige andere ouders, personeel en zwemmers staat immers voorop. Vanzelfsprekend had dit geen betrekking op de specifieke casus die voorlag bij de voorzieningenrechter Midden-Nederland.
Kunt u deze vragen met spoed beantwoorden?
Het is helaas niet gelukt om deze vragen met spoed te beantwoorden.
Vergoeding van schade naar aanleiding van een uitspraak van de civiele rechter |
|
Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Sander Dekker (VVD) |
|
![]() |
Is het u bekend dat naast slachtoffers van misdrijven die recht op een schadevergoeding hebben, ook personen die op grond van een uitspraak van een civiele rechter recht op een schadevergoeding hebben of door een uitspraak van een civiele rechter anderszins een vordering hebben op een gedupeerde van de kinderopvangtoeslag die schade of vordering tijdelijk niet kunnen (laten) innen?1
Ja, ik ben daarmee bekend.
Ziet u in dit verband verschil tussen een particulier die op grond van een onrechtmatige daad schade kan vorderen op een gedupeerde van de kinderopvangtoeslag en een schade die op grond van een misdrijf is ontstaan? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet en welke gevolgen verbindt u hieraan?
Naar aanleiding van het in de kinderopvangtoeslagenaffaire afgekondigde moratorium heeft mijn ambtsvoorganger besloten aan een beperkte groep slachtoffers een voorschot uit te keren. Het gaat om de groep slachtoffers die recht hebben op een schadevergoeding die is toegekend door de strafrechter. Deze schadevergoedingsmaatregel zal tijdens het moratorium niet worden geïnd bij de dader als die tevens gedupeerde is van de toeslagenaffaire. Om te voorkomen dat deze groep slachtoffers hiervan nadeel ondervindt, wordt een voorschot uitgekeerd. Na afloop van het moratorium wordt de inning van de schadevergoedingsmaatregel bij de dader tevens gedupeerde van de kinderopvangtoeslagenaffaire hervat. Ik verwijs naar de beantwoording van eerdere Kamervragen die hierover zijn gesteld2.
Hoewel het moratorium ook geldt voor een particulier tevens gedupeerde van de kinderopvangtoeslag die door de civiele rechter is veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding, kan ik voor personen aan wie de civielrechtelijke schadevergoeding is toegekend niet dezelfde stap zetten. Het gaat bij civiele procedures namelijk niet om publiekrechtelijke straffen of maatregelen waardoor er dan ook geen rol voor de overheid is bij de inning. Een burger kan in civiele procedures schadevergoeding eisen op grond van onrechtmatige daad. Als de rechter de schadevergoeding toewijst, vindt de inning van de schadevergoeding plaats door vrijwillige betaling door de gedaagde of door tenuitvoerlegging van dat vonnis met hulp van de gerechtsdeurwaarder. Deze mogelijkheden tot schadeverhaal staan na het moratorium ook weer open voor de particulier die zijn schade uit onrechtmatige daad wil verhalen op een gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire.
Acht u het wenselijk dat in het geval een particulier op grond van een civiel vonnis een financiële vordering op een gedupeerde van de kinderopvangtoeslag heeft -bijvoorbeeld uit onrechtmatige daad- dat een voorschot vanuit de overheid aan die particulier op zijn plaats is, zodat ook die niet wordt benadeeld door de tijdelijke opschorting van de inning van schulden bij die gedupeerden? Zo ja, hoe gaat u hier zorg voor dragen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.