Kamerstuk 33882-8

Amendement van het lid Oskam dat regelt dat een door de burgemeester op te leggen gebiedsverbod, groepsverbod of meldplicht aan personen die individueel of in groepsverband eenmalig (ernstig) of herhaaldelijk (al dan niet ernstig) de openbare orde hebben verstoord, kan worden verspreid over (maximaal) negentig dagen binnen een tijdvak van ten hoogste 36 maanden in plaats van ten hoogste 12 maanden

Dossier: Wijziging van de Gemeentewet en het Wetboek van Strafrecht ter aanscherping van de maatregelen ter bestrijding van voetbalvandalisme en ernstige overlast


Nr. 8 AMENDEMENT VAN HET LID OSKAM

Ontvangen 30 september 2014

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I, onderdeel A, onderdeel 4, wordt in het zesde lid, onderdeel b, «twaalf» vervangen door: zesendertig.

Toelichting

Op grond van onderhavig wetsvoorstel kan de burgemeester voortaan drie soorten bevelen geven aan personen die individueel of in groepsverband eenmalig (ernstig) of herhaaldelijk (al dan niet ernstig) de openbare orde hebben verstoord, namelijk:

  • 1. een gebiedsverbod (in eigen gemeente en – op verzoek van de desbetreffende burgemeesters – in anderen gemeenten);

  • 2. een groepsverbod; en

  • 3. een fysieke dan wel digitale meldplicht (in dan wel vanuit eigen gemeente of een andere gemeente).

De burgemeester kan dit bevel laten gelden voor ten hoogste drie maanden en maximaal driemaal verlengen, waarbij de verlenging telkens geldt voor ten hoogste drie maanden.

Daarnaast wordt in onderhavig wetsvoorstel de mogelijkheid gecreëerd om het bevel te verspreiden over (maximaal) negentig dagen, binnen een tijdvak van ten hoogste twaalf maanden. Dit is door de regering voorgesteld met als achtergrond zo effectief mogelijk aan hooligans beperkingen op te leggen met betrekking tot het bezoeken van voetbalwedstrijden.

Door de KNVB is verzocht om deze termijn van één jaar (feitelijk één voetbalseizoen) op te rekken naar twee, drie of vijf jaar. Door de burgemeesters van gemeenten die een betaald voetbalorganisatie (de zogeheten BVO) huisvesten, wordt verzocht om oprekking van deze termijn tot drie jaar. De ratio achter dit eensgezinde pleidooi is om hooligans langdurig, dat wil zeggen langer dan één voetbalseizoen, een maatregel op te leggen zodat zij niet na één seizoen opnieuw voor overlast kunnen zorgen rondom het stadion.

De regering geeft in de Nota naar aanleiding van het verslag aan dat het denkbaar is de burgemeester iets meer armslag te bieden, maar ziet op dit moment onvoldoende aanleiding de maximumtermijn voor de bestuurlijke maatregel ruimer te stellen (Kamerstukken II 2013/14, 33 882, nr. 6, pagina 23).

Ondergetekende ziet deze aanleiding wel. Onderhavig wetvoorstel is immers niet uitsluitend, maar wel grotendeels voortgekomen uit de wens onder meer de BVO’s en KNVB om hooligans te weren uit het stadiongebied, zodat voetbal een feest kan zijn voor de echte supporters. Ondergetekende acht het dan ook van belang dat de wetgever recht doet aan de ervaringen en gerechtvaardigde verwachtingen die deze organisaties hebben met betrekking tot het effectief weren van hooligans uit het stadiongebied. Een wijziging om voor drie voetbalseizoenen hooligans te weren uit het stadiongebied is dan niet alleen denkbaar, maar ook wenselijk in verband met het beoogde doel van onderhavig wetsvoorstel: voetbal moet een feest zijn en blijven voor de voetbalsupporters.

Daarbij dient te worden opgemerkt dat artikel 172a van de Gemeentewet ook van toepassing kan zijn op ander ernstig overlastgevend gedrag, niet zijnde voetbalgerelateerd. Ondergetekende denkt bijvoorbeeld aan misdragingen tijdens de jaarwisseling waarvoor de burgemeester een maatregel wil treffen. Ook dan kan het gezien de ernst van het gedrag gerechtvaardigd zijn om niet voor één jaarwisseling, maar voor meerdere jaren, een bevel uit te vaardigen.

Ondergetekende stelt aldus voor de periode waarbinnen de bevelen kunnen worden opgelegd, op te rekken van maximaal twaalf maanden naar maximaal zesendertig maanden.

Oskam