Kamerstuk 32123-V-61

Lijst van vragen en antwoorden inzake aanvullende commissievragen over de evaluatie van het FOL-verdrag

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2010


32 123 V
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2010

nr. 61
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 14 december 2009

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 9 oktober 2009 houdende de antwoorden op de vragen inzake de evaluatie van het FOL-verdrag over de periode oktober 2007 tot september 2008 (Kamerstuk 32 123 V, nr. 6).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 14 december 2009. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Ormel

Adjunct-griffier van de commissie,

Van Toor

1 t/m 3

Is het waar, zoals in sommige persartikelen is beweerd, dat de regering van de Nederlandse Antillen machtiging kan geven voor het gebruik van de FOL voor vliegtuigen en schepen van de VS, zonder met Den Haag te overleggen? Zo ja, op welke juridische basis is dat het geval en om welke gevallen handelt het hierbij in de laatste vier jaar?

Kunt u alsnog een ondubbelzinnig en uitputtend antwoord geven op de eerder gestelde vraag nummer 4, luidende: «Hebben de VS de beide FOL’s de afgelopen 5 jaar ook benut voor andere vluchten dan drugsbestrijdingsverkenningen, waarbij ook te denken valt aan vervoer van personeelsleden en andere personen naar, vanaf en via deze FOL’s? Zo ja is daarvan een overzicht beschikbaar en kan dat overlegd worden?»

Kunt u alsnog een separaat, ondubbelzinnig en uitputtend antwoord geven op de eerder gestelde vraag 10, luidende: «Kan met zekerheid uitgesloten worden dat de beide FOL’s op de Nederlandse Antillen en Aruba door de VS in het verleden ooit gebruikt zijn voor het vervoer van arrestanten en/of gevangenen, eigen personeelsleden daarbij niet meegerekend?»

Het gebruik van de FOL’s is geregeld in het FOL-verdrag. Dit verdrag geeft onder artikel II toestemming aan de Verenigde Staten voor toegang tot en het gebruik van Hato International Airport op Curaçao en Reina Beatrix Airport op Aruba, alsmede daartoe aangewezen havens en faciliteiten, uitsluitend in verband met drugsbestrijdingstaken vanuit de lucht. Op grond van artikel IV is geen voorafgaande diplomatieke vluchtverklaring noodzakelijk.

Voor vluchten in het kader van het FOL-verdrag wordt een verkorte procedure gehanteerd door de luchtvaartautoriteiten van de Nederlandse Antillen en Aruba voor het verkrijgen van toestemming om het luchtruim van de Nederlandse Antillen en Aruba binnen te mogen komen en te mogen landen. Voor alle andere vluchten zoals voor de reguliere oefeningen met de Amerikanen en voor de VIP bezoeken dient de reguliere toestemmingsprocedure via Den Haag gevolgd te worden.

Zoals ik aangaf in de antwoorden op vraag 4 en 10 in mijn brief van 9 oktober 2009 (Kamerstuk 32 123 V, nr. 6) is de FOL op Curaçao door de VS in de genoemde periode een enkele keer gebruikt als tussenstop of tijdelijke parkeerlocatie voor «distinguished visitor» (VIP) vluchten van onder andere de Secretary of State van de VS. Uit de gegevens die de VS heeft verstrekt op grond van de operationele overeenkomst en uit eigen observaties is gebleken dat de beide FOL’s niet zijn gebruikt voor het vervoer van arrestanten en/of gevangenen.

4

Kunt u aangeven, naar aanleiding van uw antwoord op vraag 2, in welke gevallen Nederland zelf over informatie uit de praktijk van het FOL-programma beschikt en waarover niet en daarom afhankelijk is van Amerikaanse autoriteiten?

Tussen het Koninkrijk en de VS zijn in de onderliggende uitvoeringsregeling afspraken gemaakt over de aard, inhoud en wijze van informatieverstrekking door de VS. De VS houdt de Commandant der Zeemacht in het Caribisch gebied (CZMCARIB) conform de verdragsafspraken op de hoogte van vluchten die vanaf de FOL’s worden uitgevoerd. Dit betreft aantallen en type vluchten en operationele vluchtgegevens zoals de duur van de vlucht, het patrouillegebied en type vliegtuig. Het Koninkrijk heeft de mogelijkheid om nadere informatie op te vragen.

5

Is het waar dat het Ministerie van Defensie van Ecuador zelf een onderzoek naar het gebruik van de basis Manta heeft gedaan en dat daaruit is gebleken dat er nog een operationele overeenkomst bestaat die invulling geeft aan de procedures in het gebruik van de basis? Is het waar dat dat onderzoek concludeert dat de VS zich het recht voorbehouden geen informatie te delen met de «host» nation over de gevlogen missies indien de VS dat noodzakelijk vinden? Is het u bekend dat in het geval van Manta allerlei vluchten zijn uitgevoerd met andere doelen dan drugscontrole, vluchten waarvan de Ecuadoriaanse regering geen kennis had? Heeft Nederland ook een dergelijke overeenkomst getekend?

De laatste drugsbestrijdingsverkenningsvlucht van de VS vanaf de basis Manta vond op 17 juli 2009 plaats. Op 18 september 2009 werd de basis formeel aan Ecuador overgedragen. Daarmede is het gebruik van Manta door de VS ook formeel beëindigd. De Ecuadoriaanse overheid heeft een onderzoek gedaan naar het gebruik van de basis. Er is geen operationele overeenkomst die het verder gebruik van de basis regelt. Er is wel een overeenkomst die de procedure regelt tussen de VS en Ecuador wanneer de luchtmacht, marine of kustwacht van de VS schepen onder Ecuadoriaanse vlag zou willen inspecteren. Deze overeenkomst staat los van het Amerikaanse gebruik van de basis Manta, dat inmiddels is beëindigd.

Volgens een verklaring van de Minister van Defensie van Ecuador zou Ecuador in het verleden geen «directe controle» hebben gehad op de informatie die door de vluchten werd verkregen. De informatie die door de vluchten werd verzameld werd doorgegeven aan een coördinatiecentrum in de VS waaraan ook een Ecuadoriaanse verbindingsofficier was (en is) verbonden. Deze informatie stond op verzoek ter beschikking van de Ecuadoriaanse autoriteiten. Naar aanleiding van een onderzoek van de Ecuadoriaanse regering naar de gebeurtenissen rond een aanval van Colombiaanse strijdkrachten op een FARC-basis in Ecuador zijn door de VS alle gegevens over vluchten in die periode aan Ecuador ter beschikking gesteld teneinde geruchten tegen te gaan als zou de basis Manta op enigerlei wijze betrokken zijn bij deze aanval.

Dat in het verleden vluchten zouden zijn uitgevoerd met andere doelen dan drugscontrole wordt door de VS ontkend. Tijdens de vluchten zijn in voorkomende gevallen onder meer schepen in nood waargenomen en schepen met mensensmokkelaars. In deze gevallen zijn de autoriteiten en schepen in de buurt gewaarschuwd in overeenstemming met het internationale recht. De Ecuadoriaanse autoriteiten hebben niet aangegeven dat allerlei vluchten zouden zijn uitgevoerd die niets met de drugsbestrijding uitstaande zouden hebben.

Voorts wordt benadrukt dat op de Nederlandse Antillen en Aruba geen Amerikaanse bases zijn gevestigd maar dat door de VS gebruik wordt gemaakt van faciliteiten van beperkte omvang op de beide civiele luchthavens van Curaçao en Aruba. Tussen de VS en het Koninkrijk is op grond van artikel III van het FOL-verdrag een uitvoeringsregeling getroffen. Deze ziet uitsluitend op drugsbestrijdingstaken in het kader van dit verdrag.

6

Is het waar dat volgens de (operationele) overeenkomst de Colombiaanse Host Nation Riders de officiële migratieprocedure moeten volgen en zij niet op de basis mogen verblijven? Gebeurt dat ook? Indien neen, waarom niet?

De luchtwaarnemers van bevriende naties, waaronder Colombia, vallen onder de vrijstellingen van artikel VII van het FOL-verdrag, waarin bepalingen zijn opgenomen met betrekking tot «Binnenkomst, vertrek en reisdocumenten». Op grond van artikel II van het verdrag is toegang tot en gebruik van de faciliteiten op de beide luchthavens van Curaçao en Aruba toegestaan voor luchtwaarnemers.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Waalkens (PvdA), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), voorzitter, Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), Nicolaï (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Schippers (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), De Roon (PVV), Voordewind (CU), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Ten Broeke (VVD), Van Raak (SP), Gill’ard (PvdA), Thieme (PvdD) en Peters (GL).

Plv. leden: De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), Vermeij (PvdA), Omtzigt (CDA), Spies (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Van Dijk (SP), Van Miltenburg (VVD), Ten Hoopen (CDA), Jonker (CDA), Boelhouwer (PvdA), Leerdam (PvdA), Arib (PvdA), Neppérus (VVD), Griffith (VVD), Lempens (SP), Schermers (CDA), Wilders (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Koşer Kaya (D66), Van Beek (VVD), Gesthuizen (SP), Samsom (PvdA), Ouwehand (PvdD) en Vacature (GL).