Gepubliceerd: 23 december 2009
Indiener(s): Gerda Verburg (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CDA)
Onderwerpen: natuur- en landschapsbeheer natuur en milieu ruimte en infrastructuur waterkeringen en waterbeheer
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32002-7.html
ID: 32002-7
Origineel: 32002-2

32 002
Wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet in verband met uitbreiding van de werkingssfeer van beide wetten naar de exclusieve economische zone

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 23 december 2009

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel A komt te luiden:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel d wordt «onder d genoemd» vervangen door: onder c genoemd.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel n door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

o. exclusieve economische zone: exclusieve economische zone van Nederland als bedoeld in de Rijkswet instelling exclusieve economische zone.

2. Na onderdeel D wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Da

In artikel 9a, eerste en tweede lid, artikel 9b, eerste en derde lid, artikel 9c, tweede lid, en artikel 9d, derde lid, wordt «Milieu- en Natuurplanbureau» telkens vervangen door: Planbureau voor de Leefomgeving.

3. Na onderdeel F wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Fa

Aan artikel 60a worden de volgende leden toegevoegd:

10. Artikel 19d is niet van toepassing op handelingen in de exclusieve economische zone waarvoor, voordat deze wet in de exclusieve economische zone van kracht werd, op grond van andere wetten en met inachtneming van artikel 6, derde en vierde lid, van richtlijn 92/43/EEG, een vergunning is of zal worden verleend indien daartoe voor dat tijdstip een aanvraag is ingediend.

11. Artikel 19d is niet van toepassing op handelingen waarvoor, voor 1 januari 2013, een aanvraag tot wijziging van de in het tiende lid bedoelde vergunning is aangevraagd en deze vergunning met inachtneming van artikel 6, derde en vierde lid, van richtlijn 92/43/EEG, zal worden gewijzigd, dan wel voor 1 januari 2013 ambtshalve een besluit tot wijziging van die vergunning met inachtneming van voornoemde richtlijnbepaling is vastgesteld.

12. De vergunning, bedoeld in het tiende en elfde lid, kan door het bevoegde gezag dat de vergunning heeft verleend, worden gewijzigd of ingetrokken in de gevallen, bedoeld in artikel 43, vierde lid, in het bijzonder indien dit noodzakelijk is om de instandhoudingsdoelstelling voor het desbetreffende Natura 2000-gebied te realiseren.

B

Na artikel I worden de volgende artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IA

Indien het bij koninklijk besluit van 15 september 2009 ingediende voorstel van wet houdende regels met betrekking tot versnelde ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke en infrastructurele projecten (Crisis- en herstelwet) (32 127) tot wet is of wordt verheven, wordt de Natuurbeschermingswet 1998 als volgt gewijzigd:

A

In artikel 19kc, derde lid, wordt «en op handelingen met betrekking tot wegen» vervangen door: en op handelingen in de exclusieve economische zone en op handelingen met betrekking tot wegen.

B

Artikel 19kg wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «re-alistische» vervangen door: realistische.

2. In het vierde lid wordt in de tweede volzin «plan» vervangen door: programma.

C

Artikel 19kl wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «in samenhang met het tweede lid, onderdeel a» vervangen door: in samenhang met het derde lid, onderdeel a.

2. In het tweede, derde en vierde lid wordt na de aanduiding «2.», «3.», onderscheidenlijk «4.» telkens een spatie ingevoegd.

D

Artikel 19km wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de aanduiding «1..» vervangen door «1.» en wordt «de overeenkomstig artikel 19kh, vierde lid, uitgezonderd de ruimte die is toegedeeld aan projecten als bedoeld in artikel 19kh, vijfde lid vastgestelde ruimte,uitsluitend» vervangen door: de overeenkomstig artikel 19kh, vierde lid, vastgestelde ruimte, uitgezonderd de ruimte die is toegedeeld aan projecten als bedoeld in artikel 19kh, vijfde lid, uitsluitend.

2. In het tweede lid wordt «toebedeeld» vervangen door: toegedeeld.

E

In artikel 45, eerste lid, wordt «artikelen 6» telkens vervangen door: artikelen 16.

F

In artikel 57, eerste lid, wordt «die hij krachtens de artikelen 16, 19ia in samenhang met 19c, en 19ke bevoegd is» vervangen door: die hij krachtens de artikelen 19c, 19ia in samenhang met 19c, en 19ke bevoegd is.

ARTIKEL IB

Indien het bij Koninklijke boodschap van 20 mei 2009 ingediende voorstel van wet houdende Vaststelling van overgangsrecht en wijziging van diverse wetten ten behoeve van de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) (31 953), tot wet is of wordt verheven, en artikel 6.2, onderdeel A, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel A van deze wet, komt artikel I, onderdeel A, onder 2, van deze wet als volgt te luiden:

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel o, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

p. exclusieve economische zone: exclusieve economische zone van Nederland als bedoeld in de Rijkswet instelling exclusieve economische zone.

ARTIKEL IC

Indien het bij Koninklijke boodschap 20 mei 2009 ingediende voorstel van wet houdende Vaststelling van overgangsrecht en wijziging van diverse wetten ten behoeve van de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) (31 953), tot wet is of wordt verheven, en artikel 6.2., onderdeel A, van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel A van deze wet, komt artikel 6.2., onderdeel A, van die wet als volgt te luiden:

A

Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel o door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

p. omgevingsvergunning: omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Toelichting

De voorgestelde wijziging van artikel I, onderdeel A, onder 1, heeft tot doel een foutieve verwijzing te herstellen. Artikel I, onderdeel A, onder 2, houdt verband met de oprichting van het Planbureau voor de Leefomgeving waarin tevens de functies van het Milieu- en Natuurplanbureau zijn ondergebracht.

Het voorgestelde artikel I, onderdeel A, onder 3 voorziet in een overgangsregime. Veel activiteiten die nu plaatsvinden in de exclusieve economische zone zijn reeds vergunningplichtig op grond van wetgeving die al in de exclusieve economische zone van toepassing is. In het kader van het huidige beheer van de Noordzee en de verlening van vergunningen op grond van die wetten houden de bevoegde gezagen rekening met natuurwaarden en toetsen zij of voorgenomen activiteiten schadelijke gevolgen hebben voor natuurwaarden in gebieden met bijzondere ecologische waarden. Deze gebieden komen overeen met de aan te wijzen Natura 2000-gebieden in de exclusieve economische zone. Onder andere het Integraal Beheerplan Noordzee 2015 (IBN 2015) biedt hiervoor een afwegingskader. Bij activiteiten die mogelijk significante effecten hebben voor die gebieden, wordt een toets van de gevolgen voor de natuurwaarden uitgevoerd die in de praktijk gelijk is aan de beoordeling die op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 plaatsvindt bij een besluit over vergunningverlening. Om die reden is in de memorie van toelichting aangegeven dat het de verwachting is dat activiteiten die zijn vergund met inachtneming van het afwegingskader van het IBN 2015 ook na het doorlopen van het afwegingskader van de Natuurbeschermingswet 1998 doorgang zullen kunnen vinden. Niet alleen wordt in het kader van deze vergunningverlening beoordeeld of een activiteit significante negatieve effecten heeft, tevens wordt in de praktijk beoordeeld, bijvoorbeeld op grond van de Beleidsregels inzake toepassing Wet beheer rijkswaterstaatswerken op installaties in de exclusieve economische zone, of de desbetreffende activiteit de kwaliteit van de natuurlijke habitats niet verslechtert en deze geen significant verstorend effect heeft op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een nieuwe toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998 is in die gevallen overbodig. Om die reden is in artikel I, onderdeel A, onder 3, van deze nota van wijziging opgenomen dat artikel 19d van de wet buiten toepassing blijft voor handelingen in de exclusieve economische zone waarvoor, voordat de Natuurbeschermingswet 1998 in de exclusieve economische zone van toepassing werd, op grond van andere wetten dan de Natuurbeschermingswet 1998, een vergunning is verleend met inachtneming van het toetsingskader van artikel 6, derde en vierde lid, van de Habitatrichtlijn. Deze vrijstelling geldt ook voor wijzigingen van deze vergunningen, voor zover deze voor 1 januari 2013 zijn aangevraagd of ambtshalve vastgesteld en voor zover deze – eveneens met inachtneming van het toetsingskader van artikel 6, derde en vierde lid, van de Habitatrichtlijn – ook worden verleend of vastgesteld. Deze overgangsrechtelijke voorziening is getroffen, zodat aanvragen voor lopende projecten en wijzigingen van bestaande vergunningen door hetzelfde bevoegde gezag kunnen worden afgehandeld. Dit geldt in het bijzonder voor de aanleg van windturbineparken waarvoor de vergunning reeds is verleend of aangevraagd. De procedures in verband daarmee zullen voor 1 januari 2013 zijn afgerond. Deze voorziening maakt het mogelijk dat vertragingen als gevolg van een nieuwe toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998 worden voorkomen. Hierbij is wel leidend dat de vergunning ook daadwerkelijk is of zal worden verleend met inachtneming van het toetsingskader van artikel 6, derde en vierde lid, van de Habitatrichtlijn, zodat aan de verplichtingen op grond van deze richtlijn is voldaan. Indien dat niet het geval is, moet in voorkomend geval een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 worden aangevraagd. Voorts wordt, voor zover nodig, een grondslag gecreëerd voor de op grond van die wetten bevoegde gezagen om de desbetreffende vergunningen te wijzigen of in te trekken als dat noodzakelijk is om de instandhoudingsdoelstelling voor de desbetreffende Natura 2000-gebieden te realiseren. Dit verschaft deze bevoegde gezagen een passend instrument om te voorkomen dat de vergunde activiteit, ondanks de toetsing die heeft plaatsgehad, toch de kwaliteit van de natuurlijke habitats verslechtert of een significant verstorend effect heeft op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Hiermee wordt voldaan aan de algemene op de overheid rustende beschermingsverplichting op grond van artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn. Deze bepaling laat uiteraard onverlet dat de bevoegde gezagen gebruik kunnen maken van de bevoegdheden die in de desbetreffende wetten zijn opgenomen om de verleende vergunning te wijzigen of in te trekken.

Het voorgestelde artikel IA heeft tot doel enkele foutieve verwijzingen en redactionele onvolkomenheden te herstellen in de artikelen 19kg, 19kl, 19km, 45 en 57 van de Natuurbeschermingswet 1998, zoals die artikelen komen te luiden wanneer het voorstel voor een Crisis- en herstelwet, eenmaal wet, in werking treedt. De wijziging van artikel 19kc houdt verband met de bevoegdheid van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om een meldplicht in te voeren met betrekking tot handelingen met mogelijk negatieve gevolgen voor een Natura 2000-gebied, ingeval er geen vergunningplicht voor die handeling geldt op grond van artikel 19d, eerste lid, van de Nb-wet. Een dergelijke meldplicht is niet nodig voor activiteiten in de exclusieve economische zone, omdat de overheid van activiteiten in deze zone al kennis heeft vanwege de toepasselijkheid van andere wettelijke kaders in deze zone. De toevoeging van de artikelen IB en IC is noodzakelijk vanwege samenloop met een eerder ingediende wijziging van artikel 1 van de Natuurbeschermingswet 1998 in het voorstel voor een Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg