Gepubliceerd: 10 december 2008
Indiener(s): Gerda Verburg (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CDA)
Onderwerpen: begroting financiƫn internationaal landbouw ontwikkelingssamenwerking organisatie en beleid voedselkwaliteit
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31700-XIV-65.html
ID: 31700-XIV-65

31 700 XIV
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2009

nr. 65
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 december 2008

In het VAO sojateelt van 29 januari 2008 is de motie Wiegman-van Meppelen Scheppink c.s. (31 200 XIV, nr. 174) aangenomen. In mijn brief van 6 juni jl. (31 200 XIV/31 060, nr. 233) heb ik aangegeven dat u in de loop van dit jaar wordt geïnformeerd over de kansen en risico’s inzake de productie van soja voor ontwikkelingslanden en de mogelijkheden om Europese alternatieven voor soja te benutten.

Bijgaand treft u aan het onderzoeksrapport «Perspectieven van sojavervanging in voer, op zoek naar Europese alternatieven voor soja»1 en, mede namens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, het onderzoeksrapport «Towards sustainable soy, an assessment of opportunities and risks for soybean, based on a case study Brazil».1 Beide rapporten zijn opgesteld door Wageningen Universiteit en Research.

Het rapport «Towards sustainable soy, an assesment of opportunities and risks for soybean, based on a case study Brazil» geeft een overzicht en analyse van de belangrijkste economische, sociale en ecologische aspecten van de sojasector. Het bevat projecties die aangeven dat de vraag naar sojaproducten de komende jaren verder zal toenemen. Belangrijkste drijver daarvoor is de zich voortzettende economische groei in China en in andere Zuidoost Aziatische landen. Omdat de vraag sneller groeit dan het aanbod via een toename van de productiviteit kan realiseren, wordt in de komende jaren een verdere uitbreiding van het teeltareaal verwacht. Deze zal met name plaatsvinden in Brazilië en Argentinië. Hierbij zou het soja-areaal in beide landen samen met meer dan 10 miljoen hectare kunnen toenemen tot circa 50 miljoen hectare in 2020. In andere Zuid-Amerikaanse landen wordt eveneens een toename van het areaal verwacht maar deze is in omvang aanzienlijk beperkter. In andere delen van de wereld waar veel soja wordt geteeld (waaronder de Verenigde Staten, China en India) zal het areaal in omvang ongeveer gelijk blijven.

In de studie wordt de duurzaamheid van de sojasector beoordeeld aan de hand van de uitgangspunten en criteria zoals in concept zijn opgesteld door de Round Table on Responsible Soy (RTRS). Uitgangspunten zijn: naleving van wetten en internationale overeenkomsten, arbeidsvoorwaarden, aandacht voor de lokale bevolking, verantwoord milieugedrag en richtlijnen voor goede landbouwpraktijken. Deze uitgangspunten worden momenteel door de RTRS uitgewerkt naar specifieke criteria op basis waarvan certificering mogelijk is. Deze criteria hebben betrekking op: grondeigendomsrechten, sojateelt en ontbossing, arbeid, biodiversiteit en de ontwikkeling van geïntegreerde teeltsystemen. In het rapport wordt aan de hand van deze thema’s de situatie in Brazilië geanalyseerd. Hiermede wordt een inzicht verschaft in de duurzaamheidaspecten die met de teelt, verwerking en handel van soja – ook in andere productiegebieden – zijn verbonden. Volgens het rapport liggen de belangrijkste risico’s op het gebied van het verlies aan biodiversiteit, de verslechtering van het leefmilieu voor de lokale bevolking en het ontstaan van landrechten. Kansen zijn er vooral in economisch opzicht. Belangrijk voor de desbetreffende landen is de aan de productiegroei gerelateerde voorziene toename van de exportopbrengsten.

Het tweede rapport «Perspectieven van sojavervanging in voer, op zoek naar Europese alternatieven voor soja» geeft aan dat erwten de potentie hebben om in de intensieve veehouderij en lupinen/veldbonen bij rundvee het gebruik van soja als eiwitbron te reduceren. Echter alleen als besloten wordt tot aanzienlijke teeltsubsidies of toeslagen zal de teelt van deze gewassen in de EU aantrekkelijk worden. In Centraal en Oost Europa (bijvoorbeeld Oekraïne) zijn dergelijke teelten eerder economisch competitief te maken dan in West Europa. Intensivering van het teelt- en rassenonderzoek zal de productiviteit verhogen, maar er wordt niet verwacht dat daarmee het verschil in saldo van erwten, veldbonen en lupinen met tarwe wordt opgeheven. De grootschalige productie van sojavervangers in Europa is dan ook niet te verwachten. Aangegeven wordt dat productiviteitsverbetering in de sojateelt in Zuid Amerika – waardoor minder areaal nodig is – meer perspectief biedt. Reststromen van de biobrandstoffenproductie zouden wel via marktwerking een deel van het soja-eiwit uit het veevoederrantsoen kunnen vervangen.

De belangrijkste aanbevelingen uit beide rapporten zijn de versterking van het proces van de Round Table on Responsible Soy als internationaal platform waarin partijen zoals bedrijven (telers, verwerkers, handelaren, banken) en NGO’s (sociaal economische en natuur- en milieuorganisaties) duurzaamheidcriteria voor de gehele sojaketen (met nadruk op de teelt) ontwikkelen, en een noodzaak van (internationaal) onderzoek naar en introductie van geïntegreerde teeltsystemen en integrale landbouwketens die zowel leiden tot een verhoging van de opbrengst per hectare als een verbetering van de duurzaamheid.

Voor de regering zijn de beide rapporten een ondersteuning van het reeds ingezette beleid om een bijdrage te leveren aan het internationale proces de sojasector te verduurzamen, zoals omschreven in de brief aan de Tweede Kamer (30 800 XIV, nr. 106) van 6 juni 2007.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.