Gepubliceerd: 14 januari 2009
Indiener(s): Maria van der Hoeven (minister economische zaken) (CDA)
Onderwerpen: begroting economie energie financiƫn markttoezicht natuur en milieu overige economische sectoren
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31700-XIII-50.html
ID: 31700-XIII-50

31 700 XIII
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2009

nr. 50
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 januari 2009

In de regeling van werkzaamheden heeft uw Kamer mij verzocht om voorafgaand aan het debat over de voorgenomen verkoop van het productie- en leveringsbedrijf van Essent een brief te ontvangen over mijn positie en bevoegdheden ten aanzien van een mogelijk verkoopbesluit. Hierbij voldoe ik aan dit verzoek.

Stand van Zaken

De Raad van Bestuur van Essent N.V. heeft een principe overeenkomst met RWE Aktiengesellschaft om het productie- en leveringsbedrijf van Essent te verkopen aan RWE. De overeenkomst zal pas geëffectueerd worden, nadat onder meer de beoordeling door mij van het splitsingsplan van Essent is afgerond. De aandeelhouders van Essent hebben mij per brief geïnformeerd over het vervolgtraject. De principeovereenkomst is thans voorgelegd aan de aandeelhouderscommissie. Naar verwachting zal in maart 2009 een voorlopig standpunt worden ingenomen dat wordt besproken met de betreffende Provinciale Staten en gemeenteraden in april 2009. De aandeelhouders verwachten in mei een definitief besluit over het voorstel van Essent. Hierna zal de verkoop nog moeten worden voorgelegd aan de bevoegde mededingingsautoriteit. Dit zal naar verwachting de Europese Commissie zijn, ervan uitgaande dat het een concentratie betreft met een communautaire dimensie als bedoeld in de Europese concentratieverordening.

Bevoegdheden

Het besluit tot verkoop is primair een aangelegenheid van de aandeelhouders. Daarbij ben ik als minister van Economische Zaken verantwoordelijk voor een optimale ordening van de energiemarkt en een goede borging van de publieke belangen. In dit verband hecht ik eraan op te merken dat de huidige energievoorziening goed functioneert en de publieke belangen goed zijn geborgd, zoals ik dat ook in mijn kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Kist inzake het publiek aandeelhouderschap van de energiebedrijven heb uiteengezet. Daarbij staat het belang van het netbeheer voorop. Bij het besluit tot verkoop vind ik het van belang dat er geen overhaaste besluiten worden genomen. Het rapport van de Commissie Kist biedt hier ook een aantal handvatten voor aan de aandeelhouders. In dit verband heb ik een aantal afspraken gemaakt met de aandeelhouders:

• De aandeelhouders delen het belang dat er geen overhaaste besluiten worden genomen. Er worden geen onomkeerbare stappen genomen voordat de splitsingsplannen beoordeeld zijn.

• De aandeelhouders delen het belang van goede wederzijdse informatie-uitwisseling voorafgaand aan een eventueel besluit tot privatisering. Er worden geen onomkeerbare stappen genomen zonder goed overleg.

• In geval van verkoop dient sprake te zijn van een beheerst verkoopproces, waarbij naast de verkoop ook andere criteria een zwaarwegende rol spelen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om aandacht voor de effecten op de Europese marktverhoudingen en de strategische visie van de overnemende partij op toekomstige investeringen in productiecapaciteit en duurzame energie.

Ten aanzien van de bevoegdheden merk ik het volgende op:

1. Beoordeling splitsingsplan Essent

Alvorens een verkoopbesluit geëffectueerd kan worden, dient Essent over te gaan tot splitsing van enerzijds het netwerkbedrijf en anderzijds het productie- en leveringsbedrijf overeenkomstig het door mij beoordeelde splitsingsplan. Ik zal die beoordeling verrichten zodra ik het plan vergezeld van een oordeel van de NMa heb ontvangen. Daarbij zal ik in het bijzonder erop toezien dat het netwerkbedrijf dat blijvend publiek aandeelhouders houdt, voldoende solide vermogensverhoudingen bevat, overeenkomstig hetgeen daarover is besproken met uw Kamer. Verder zal ik toezien dat oneigenlijke inleenconstructies worden voorkomen.

2. Overleg met bedrijven en aandeelhouders

Zoals gezegd heb ik een aantal afspraken gemaakt met de aandeelhouders en de bedrijven. Ofschoon de vervreemding van aandelen in productie- en leveringsbedrijven als zodanig niet aan een wettelijke toetsing door mij is onderworpen, zal ik in nader overleg treden zodra ik meer informatie over de overeenkomst heb ontvangen en bestudeerd. Vanzelfsprekend staat het belang van de Nederlandse energievoorziening voorop. Ik zal onder meer kijken naar de toekomststrategie van Essent/RWE en de ambities op het gebied van duurzame energie. Ook de toekomstpositie van de kerncentrale in Borssele is voor mij van belang. In het licht van de ontwikkeling van het Europese derde energiepakket voor de interne markt, vind ik de positie van RWE ten aanzien van unbundling zonder meer relevant. Daarbij is tevens van belang het door de Europese Commissie eerder verrichte mededingingsonderzoek met betrekking tot onder meer RWE. Tot slot hecht ik eraan dat de aandeelhouders zich actief de zorg aantrekken voor solide vermogensverhoudingen binnen de netwerkbedrijven, waarin het publieke aandeelhouderschap blijvend is.

3. Repressief toezicht op decentrale overheid

In het kader van repressief toezicht kan bij Koninklijk Besluit een besluit van een decentrale overheid worden vernietigd indien het algemeen belang wordt geschaad. Hangende het onderzoek of er reden is tot vernietiging over te gaan, is schorsing van het besluit van de decentrale overheid mogelijk. Bij de thans beschikbare informatie acht ik hiervoor geen grond aanwezig, mede gelet op de omstandigheid dat de wetgever een verbod op privatisering welbewust heeft beperkt tot netwerkbedrijven.

Ik constateer dat Essent de eerste stap heeft gezet naar privatisering. Op dit moment zijn voornamelijk de aandeelhouders en de provinciale staten en gemeenteraden aan zet. Ik vertrouw erop dat zij zorgvuldig zullen handelen.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven