Kamerstuk 31700-VI-111

Versterking executie strafvonnissen

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2009


31 700 VI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2009

nr. 111
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 maart 2009

1 Inleiding

In deze brief beschrijven wij een pakket maatregelen waarmee wij de executie van strafvonnissen gaan versterken. Dit punt kwam onder andere aan de orde tijdens de behandeling van de begroting van het ministerie van Justitie in uw Kamer op 5 november 2008 (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2008–2009, nr. 20, blz. 1459–1509 en blz. 1552–1567), waarbij u bent geïnformeerd over het feit dat ongeveer 50 000 mensen een straf – waaronder een groot aantal gevallen van geldboetes en vervangende hechtenis – hebben opgelegd gekregen die nog niet ten uitvoer is gelegd.1 Die 50 000 personen staan geregistreerd in het zogenaamde opsporingsregister (OPS) ter fine van aanhouding en zijn daarin opgenomen omdat zij, kort gezegd, een onbekende woon- of verblijfplaats hebben.

Met de maatregelen wordt verdere intensivering en verbetering in gang gezet om strafvonnissen slagvaardig te executeren. Het doel is de achterstallige werkvoorraad in OPS in drie jaar terug te brengen tot een normale werkvoorraad en de tegelijk de instroom in OPS te verminderen.2 Daarvoor worden de komende drie jaar 500 cellen gereserveerd. Dit is een ambitieuze en realistische doelstelling: de afgelopen jaren is gebleken dat jaarlijks ongeveer 2 000 detentiejaren worden «gevuld» vanuit de arrestatiebevelen en de aanhoudingen uit het OPS.

Op dit moment loopt een verdiepende analyse naar de samenstelling van het OPS. Tevens is een aantal onderzoeken gestart met als doel maatregelen te ontwikkelen waarmee de instroom in het OPS verder wordt gereduceerd en de uitstroom vergroot. De resultaten van die onderzoeken zijn over een paar maanden beschikbaar en zullen door ons worden betrokken bij het bezien van aanvullende maatregelen. Deze onderzoeken staan in paragraaf 3 beschreven. In paragraaf 2 volgt eerst een uiteenzetting van maatregelen die al in uitvoering zijn of die zeer binnenkort in uitvoering zullen worden genomen.

2 Versterking executie: doel en maatregelen

De executie van strafvonnissen is een verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie. Het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en de politie vervullen een belangrijke rol in de uitvoering ervan. Enkele van de hieronder beschreven maatregelen bouwen voort op wat al eerder is bedacht en ingevoerd om de groep mensen van wie de opgelegde straf nog niet ten uitvoer is gelegd in aantal terug te brengen. Het gaat om versterking van de executie van strafvonnissen.

2.1 Regionaal: verscherpte sturing op executie en ondersteuning politie

Het openbaar ministerie, de korpsbeheerder en de politie maken elk jaar op regionaal niveau een integrale afweging over de verdeling van de capaciteit van de politie, waaronder de capaciteit die zal worden ingezet voor de executie van strafvonnissen. Wij zullen het College van procureurs-generaal en het Korpsbeheerdersberaad vragen er bij de hoofdofficieren van Justitie en de korpsbeheerders op aan te dringen dat aan de executie passende prioriteit wordt gegeven. Wij zullen de resultaten monitoren, waarna wij zullen bezien of in de Landelijke Prioriteiten Politie op executie gerichte resultaatsafspraken moeten worden opgenomen.

De politie zal worden ondersteund bij de executietaken. In 2008 zijn in verschillende politieregio’s goede ervaringen opgedaan met ondersteuning vanuit de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). De DV&O is het onderdeel van de DJI dat belast is met het vervoer van verdachten en veroordeelden. De samenwerking zal worden uitgebreid om in het hele land veroordeelden effectiever aan te houden.

2.2 Nationaal en internationaal: uitbreiding Team Executie Strafvonnissen (TES)

Voor de opsporing van veroordeelden met de grootste straf(restanten) is in 2007 het TES opgericht: een samenwerkingsverband van het openbaar ministerie te Zwolle/Lelystad en het bovenregionale rechercheteam Noordoost Nederland. Het TES dat uit ongeveer 10 mensen bestaat, richt zich op OPS-gesignaleerde veroordeelden die een straf(restant) hebben uitstaan van 120 dagen of meer. Bij een straf(restant) van 120 tot 300 dagen wordt een Europees Aanhoudingsbevel uitgevaardigd en bij een straf(restant) van 300 dagen of meer volgt opsporing door het TES zelf. In het overgrote deel van de gevallen betreft dit het opsporen van veroordeelden die zich in het buitenland blijken te bevinden.

In de relatief korte tijd dat het TES bestaat, heeft het team al goede resultaten geboekt. In 2008 werden veroordeelden opgespoord ter executie van ruim 120 jaar gevangenisstraf. Gezien de resultaten van het TES zal dat team in eerste instantie worden verdubbeld.

2.3 CJIB: vonnissen betekenen en controleren in OPS.

Het CJIB gaat onderzoek doen naar de verblijfplaats van veroordeelden aan wie nog een vonnis moet worden betekend. Bij de betekening worden dan ook de openstaande zaken uit het OPS tenuitvoergelegd. Deze werkwijze is in een pilot succesvol gebleken.

2.4 Good practices landelijk invoeren

De ketenpartners zullen hun werkwijzen optimaliseren. Hierbij valt voor de politie te denken aan onderstaande website veroordeeldengezocht.nl maar ook aan een inzet van Automatic NumberPlate Recognition (ANPR). Deze werkwijzen zullen worden verzameld en worden verspreid.

2.5 Inroepen hulp van burgers: publiceren van gegevens van ontraceerbare veroordeelden op het internet

Het openbaar ministerie en de politie in Amsterdam hebben vooruitlopend op de landelijke ontwikkelingen de website www.veroordeeldengezocht.nl in gebruik genomen. Daarmee wordt de hulp van burgers ingeroepen bij het doorgeven van de verblijfplaats van veroordeelden.

Het College van procureurs-generaal heeft de Aanwijzing opsporingsberichtgeving, waarin het beleid van het openbaar ministerie beschreven is voor publicatie van dit soort gegevens, aangepast en deze zal de basis vormen van de landelijke toepassing van dat beleid. De nieuwe Aanwijzing zal naar verwachting nog dit voorjaar inwerkingtreden. Dat betekent niet dat alle personen die in het opsporingsregister staan op een dergelijke website zullen worden geplaatst. Een te groot aantal zou de effectiviteit van het middel verminderen. Daarom wordt er, net als in Amsterdam, een selectie gemaakt. Daarbij ligt het voor de hand dat de veroordeelden met de zwaarste straffen het eerst in aanmerking zullen komen voor plaatsing.

3. Nadere analyse

Met de hieronder beschreven onderzoeken krijgen wij zicht op de samenstelling van het OPS. Voorts onderzoeken wij of wij kunnen voorkomen dat mensen hun straf in eerste instantie ontlopen, waardoor zij later opnieuw moeten worden opgespoord. Als de uitkomsten van de analyses daartoe aanleiding geven, zullen die worden betrokken bij de hierboven genoemde maatregelen.

3.1 Onderzoek naar samenstelling OPS

Het openbaar ministerie is een onderzoek gestart naar de samenstelling van het OPS. Uit het onderzoek zal onder meer blijken in welke mate het OPS administratief moet worden opgeschoond. Het onderzoek levert voorts het inzicht op welke mensen wel en niet kansrijk zijn op te sporen. Dit helpt bij het stellen van prioriteiten.

Wij kunnen u nu al melden dat het in de groep van 50 000 personen in meerderheid (55%) om niet betaalde geldboetes gaat waarvoor vervangende hechtenis moet worden ondergaan. Het overgrote deel (91%) van de uitstaande straffen is korter dan drie maanden.

3.2 Koppeling van bestanden

Veel vonnissen bevatten componenten waarbij de veroordeelde een geldsom moet betalen. Het CJIB doet onderzoek naar andere mogelijkheden van verhaal.

Onderzocht wordt in welke mate de samenstelling van de CJIB-bestanden overlap vertoont met bestanden bij onder andere de Belastingdienst, de Sociale Verzekeringsbank en het Uitvoeringsinstituut WerknemersVerzekeringen. Die vergelijking levert daarnaast mogelijk ook nieuwe aanknopingspunten op voor de verblijfplaats van een veroordeelde. Het CJIB zal daarnaast ook de gemeenten in zijn onderzoek betrekken.

3.3 Voorkomen opneming in het OPS: prikkels voor medewerking aan tenuitvoerlegging en gebruik voorlopige hechtenis

In het geval van ontraceerbare veroordeelden wordt capaciteit ingezet voor het zoeken naar mensen die eerder al bij politie en Justitie bekend waren en die nu opnieuw moeten worden gevonden. Wij zullen onderzoeken of het mogelijk is het systeem zo in te richten dat er voor veroordeelden prikkels zijn mee te werken aan de executie van de straf. Wij zullen ook kijken naar mogelijkheden of de voorlopige hechtenis, uiteraard in die gevallen waar dat kan op grond van artikel 67 Wetboek van Strafvordering, kan worden ingezet om te voorkomen dat personen hun straf ontlopen.

4 Tot slot

De uitvoering van de maatregelen en de analyse ligt bij de organisaties die de verantwoordelijkheid dragen voor de executie. Zij zullen worden begeleid vanuit onze ministeries met een regiegroep waarin alle betrokkenen vertegenwoordigd zijn. Wij zullen de Kamer voor de zomer over de voortgang informeren.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

BIJLAGE

Werkwijze executie vonnissen

Het Centraal Justitieel IncassoBureau (CJIB) verzorgt in opdracht van het openbaar ministerie de tenuitvoerlegging van het grootste deel van de door de rechter opgelegde en nog niet tenuitvoer gelegde straffen. Het gaat om vrijheidsstraffen, geldboetes, taakstraffen en schadevergoedings- en ontnemingsmaatregelen. Het CJIB gebruikt de gegevens van de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) om veroordeelden aan te schrijven dan wel aan te manen hun betalingsverplichtingen na te komen. Het GBA is ook de bron voor het aankondigen van de aanstaande executie van een principale vrijheidsstraf aan veroordeelden. Deze aankondiging wordt gedaan aan een beperkte groep van veroordeelden, de «zelfmelders».

In de gevallen dat men of niet betaalt of zichzelf niet meldt, wordt een arrestatiebevel uitgevaardigd. Dit gebeurt ook standaard voor de andere groep van veroordeelden tot een principale vrijheidsstraf, de niet-zelfmelders. Arrestatiebevelen worden door het CJIB aangeboden aan het regiokorps waar de veroordeelde zijn woonof verblijfplaats heeft. De politie meldt de afhandeling van niet-succesvol afgehandelde arrestatiebevelen terug aan het CJIB.

Indien personen al gedetineerd zijn worden nieuwe openstaande vonnissen aansluitend geëxecuteerd. Wanneer uit de GBA blijkt dat de veroordeelde geen vast woon- of verblijfplaats in Nederland heeft wordt geen arrestatiebevel uitgevaardigd, maar wordt de veroordeelde direct in het OPS geregistreerd.

Op basis van deze werkwijze kan, kort gezegd, een drietal categorieën van ontraceerbare veroordeelden worden gemaakt. Het zijn veroordeelden die onvindbaar zijn omdat zij (1) naar het buitenland zijn verhuisd, (2) geen vaste woon- of verblijfplaats hebben, of omdat (3) zij weliswaar staan ingeschreven op een adres maar daar na herhaaldelijk bezoek niet zijn gevonden. Zij worden dan opgenomen in het OPS.

In het geval dat iemand geen inschrijving heeft in het GBA en hij zich wil inschrijven, bijvoorbeeld na terugkeer uit het buitenland, worden zijn gegevens in OPS gecontroleerd. Blijkt daaruit dat een vonnis uitstaat, dan maakt het CJIB een nieuw arrestatiebevel en wordt de hierboven beschreven werkwijze gevolgd.


XNoot
1

Wij hebben het hier over vrijheidsstraffen en over de toepassing van de vervangende hechtenis voor niet betaalde geldboetes, schadevergoedingsmaatregelen en ontnemingsmaatregelen of voor niet uitgevoerde taakstraffen. Het gaat hier niet om vrijheidsbeneming (gijzeling) opgelegd vanwege zogenaamde Mulderdelicten.

XNoot
2

In een bijlage bij de brief is beschreven op welke wijze vonnissen via het CJIB worden geëxecuteerd.