Het bericht 'OM gaat ‘schokkend’ Hamas-filmpje bij De Kuip onderzoeken, CIDI doet aangifte' |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met bovenstaand bericht?1
Ja, wij zijn bekend met bovenstaand bericht.
Bent u bekend met het feit dat voorafgaand aan de bekerwedstrijd Feyenoord-Ajax «Hamas, Hamas, alle joden aan het gas» werd gezonden en gescandeerd? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Ja. Wij vinden dit afschuwelijk. Dit soort verwerpelijke en kwetsende teksten horen überhaupt niet gezongen of gescandeerd te worden, ook niet in of rondom een voetbalstadion.
Gaat het Openbaar Ministerie naast de zanger in beeld ook onderzoek doen naar de tientallen mensen die luidkeels meezongen met de antisemitische leuzen?
Het Openbaar Ministerie richt zich momenteel op het onderzoek naar de beelden waarop te zien is dat er, voorafgaand aan de wedstrijd Feyenoord – Ajax op 5 april 2023, antisemitische leuzen worden gezongen. Er kunnen geen uitspraken worden gedaan over lopende of nieuw op te starten onderzoeken.
Feijenoord is in nauw contact met de politie om de alle deelnemers te identificeren. Ook het Auditteam Voetbal en Veiligheid zal onderzoek doen naar de incidenten rond en tijdens de wedstrijd Feyenoord – Ajax. Onderdeel van het onderzoek is of er antisemitische teksten zijn gezongen of geroepen.
Waarom is niet direct ingegrepen door de aanwezige politie of de voetbalclub zelf? Bent u het ermee eens dat dit wel had moeten gebeuren? Zo ja, welke stappen gaat u zetten om ervoor te zorgen dat in de toekomst in soortgelijke situaties wel direct wordt ingegrepen?
De politie heeft, nadat het incident hen bekend werd, dit gemeld bij de beveiligingsorganisatie en aan Feyenoord verzocht om de beelden (en geluid) veilig te stellen. Ook is aan het Voetbal Recherche Team gevraagd deze zaak op te pakken. Hun informatieorganisatie heeft op internet gezocht naar beeldmateriaal van het incident en de Voetbaleenheid heeft contact gehad met het CIDI voor het doen van aangifte.
In dit geval was het niet de ingehuurde zanger die (binnen de hekken van het stadion) deze afschuwelijke teksten uitkraamde, maar een door hem op het podium gevraagde willekeurige supporter die eerst een gewoon vrolijk Feyenoord-lied inzette maar plotseling overging op genoemde teksten.
De lokale driehoek heeft met Feyenoord het incident besproken en geëvalueerd. Met hen zijn wij het eens dat ingegrepen had moeten worden. Dit is ook binnen de club met beveiliging en stewarding besproken. Geschokt door de gebeurtenis zal de club hier in de toekomst nog strikter op toezien. Zoals hierboven vermeld wordt ook door het auditteam onderzoek gedaan naar het incident.
Los van het incident wordt er veel gedaan om dergelijke incidenten te voorkomen. De KNVB heeft de afgelopen jaren samen met betrokken partijen, waaronder de overheid, veel gerealiseerd om racisme en discriminatie tegen te gaan via het programma Ons Voetbal Is Van Iedereen (OVIVI).2 Een onderdeel van dit programma is de samenwerking met de Anne Frank Stichting, die op aangeven van de betaald voetbalorganisatie, trajecten aanbiedt aan supporters die zich misdragen in het stadion. Bijvoorbeeld aan supporters die zich schuldig maken aan het roepen van antisemitische of discriminerende leuzen. Een dergelijk traject biedt een optie voor strafvermindering en zet in op bewustwording en het tegengaan van antisemitische en discriminerende uitingen. Feyenoord heeft als eerste club samen met de Anne Frank Stichting een lokale tour opgezet als onderdeel van dit Spreekkorenproject. De supporters worden langs diverse lokale plekken genomen die relevant zijn voor het oorlogsverleden en ontmoeten medesupporters die gekwetst worden door bepaalde spreekkoren. De anti-Joodse spreekkoren zijn het uitgangspunt van de tour. Er is ook aandacht voor andere discriminerende spreekkoren. Het merendeel van de deelnemers geeft aan dat zij na de tour anders tegen de spreekkoren aankijken.
Welke acties zijn door de voetbalclub zelf genomen? Welke acties verwacht u van de voetbalclub in dit verband? Ziet u hier ook verantwoordelijkheid voor de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB)? Zo ja, welke?
De club is zoals aangegeven geschrokken en is in nauw contact met de politie om de deelnemers te identificeren. Ook zal de club maatregelen als stadionverboden opleggen als daders kunnen worden geïdentificeerd. Feyenoord heeft een omvangrijk programma aan activiteiten – waaronder lesprogramma’s en reizen naar voormalige concentratiekampen met supporters – om antisemitisme tegen te gaan en bewustwording te creëren. Het werkt daarbij nauw samen met onder andere diverse Joodse en maatschappelijke instanties.
De wijze waarop betaald voetbal organisaties (BVO’s) dienen op te treden bij kwetsende spreekkoren binnen in de stadions staat omschreven in de richtlijn bestrijding verbaal geweld, wat onderdeel is van het handboek competitiezaken betaald voetbal van de KNVB. Uitgangspunt is dat BVO’s en supportersverenigingen primair verantwoordelijk zijn voor het gedrag van hun supportersaanhang c.q. leden en voor duidelijke tolerantiegrenzen ten aanzien van ongewenste spreekkoren en verbaal geweld. Deze grenzen worden onder meer bekendgemaakt in het huisreglement van de club. In het stadion is de organisator verantwoordelijk voor een veilig verloop van het evenement en gelden de protocollen uit het Handboek Competitiezaken van de KNVB. Daarbuiten zorgt de overheid voor veiligheid en handhaving van de openbare orde.
Als discriminerende spreekkoren zich voordoen dan zijn clubs verplicht hierover te rapporteren aan de KNVB en hierbij aan te geven wat ze hieraan hebben gedaan. Meldingen kunnen ook door bezoekers worden gedaan via app DiscriminatieMelder, waarbij meldingen tijdens de wedstrijd bij de veiligheidsorganisatie van een betaald voetbalclub binnen kunnen komen. Daarnaast kan het ook middels waarneming door de veiligheidsorganisatie zelf binnenkomen in de commandoruimte (meldkamer stadion).
Discriminerende spreekkoren kunnen ook worden gesignaleerd en geregistreerd door auditoren van de KNVB die wedstrijdaudits uitvoeren. Voor spreekkoren geldt het protocol dat het publiek door de stadionspeaker wordt toegesproken en gewaarschuwd dat bij herhaling/voortzetting de wedstrijd zal worden stilgelegd. Indien de spreekkoren worden voortgezet, wordt de wedstrijd stilgelegd. Er wordt dan met de lokale overheid overlegd of er definitief wordt gestaakt of dat de wedstrijd nog één keer wordt hervat. In geval van hervatting van de wedstrijd en opnieuw herhaling van de spreekkoren wordt de wedstrijd definitief gestaakt. Want dergelijke spreekkoren zijn abject en absoluut ontoelaatbaar.
Bent u in contact geweest met de voetbalclub om deze uitingen van Jodenhaat aan de kaak te stellen? Zo ja, wat waren de uitkomsten van dit contact? Zo nee, waarom niet?
De KNVB en lokale driehoek hebben contact gehad met Feyenoord. Zoals eerder vermeld heeft Feyenoord aangegeven geschrokken te zijn van de beelden en werkt op dit moment mee aan het onderzoek van het Openbaar Ministerie om de deelnemers te identificeren. Op 17 mei gaan wij in gesprek met de KNVB. In het gesprek zal de aanpak van antisemitische spreekkoren ook worden besproken.
Bent u het ermee eens dat het uiten van dit soort antisemitische leuzen niet alleen schadelijk is voor de Joodse gemeenschap maar ook bedreigend? Zo ja, welke stappen gaat u zetten om met een strengere aanpak van antisemitische spreekkoren in en rondom voetbalstadions te komen? Zo nee, waarom niet?
Ja, dat zijn wij volkomen met u eens.
BVO’s in Nederland moeten voldoen aan de licentie-eisen van de KNVB. Een van de licentie-eisen is het hebben van een schriftelijk antidiscriminatie en antiracisme beleid en het toepassen van dit beleid in de organisatie. Hieronder valt ook beleid ten aanzien van antisemitisme. De BVO’s rapporteren aan een onafhankelijke certificeringsinstantie en de licentiecommissie betaald voetbal monitort en toets of clubs aan de gestelde criteria voldoen.
Dat alleen is niet voldoende. Mede daarom zijn wij met alle partners uit Ons Voetbal Is Van Iedereen, waaronder de KNVB, in gesprek over een vervolg. Daarin willen we met elkaar een proces in gang zetten gericht op het normeren van gedrag in en rondom stadions met betrekking tot het terugdringen van onwenselijke en discriminerende spreekkoren waaronder antisemitische.
Het bericht ‘Dader verkrachting verdacht van nieuwe verkrachting tijdens proefverlof’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat een veroordeelde verkrachter tijdens zijn proefverlof opnieuw een vrouw verkrachtte?1
Ja.2
Kunt u uitleggen waarom deze levensgevaarlijke serieverkrachter die in 2018 tot zeven jaar celstraf is veroordeeld al in 2022 op proefverlof mocht?
Ik kan niet ingaan op individuele gevallen. In zijn algemeenheid kan ik wel het volgende zeggen. De term proefverlof wordt niet gebruikt in de huidige wet- en regelgeving. De Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting3 (hierna: de Rtvi) kent de navolgende vormen van verlof:
Het kortdurend en langdurend re-integratieverlof, re-integratieverlof voor extramurale arbeid en het penitentiair programma vormen een belangrijk onderdeel van de detentiefasering en zijn ter voorbereiding op de terugkeer in de samenleving. In de Rtvi en Penitentiaire Maatregel (hierna: Pm) staan de termijnen waarop de verschillende vormen kunnen ingaan.
Incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Bijvoorbeeld ingeval van het overlijden van een ouder.
Bij de beslissing op het verzoek om re-integratieverlof wordt beoordeeld of het re-integratieverlof past en bijdraagt aan de re-integratie en/of gedragsdoelen die zijn opgenomen in het detentie & re-integratieplan (D&R-plan). Het gedrag gedurende detentie, risico’s en slachtofferbelangen worden meegewogen in de beslissing. De reclassering, de politie en het OM kunnen om advies worden gevraagd.
Daarnaast volgt uit de Pm het penitentiair programma. Sinds 1 december 2021 kunnen gedetineerden met een straf korter dan een jaar middels dit programma het laatste deel van de detentie buiten de gevangenismuren doorbrengen, waarbij ze onder toezicht staan van de reclassering. Voor het penitentiair programma geldt een overgangsregeling van drie jaar voor gedetineerden die op 1 december 2021 al vast zaten.
Wie heeft deze beslissing genomen? Hoe heeft deze persoon of hebben deze personen tot deze beslissing kunnen komen? Kunt u dit in een feitenrelaas naar de Kamer sturen?
Ik kan niet ingaan op individuele gevallen. Een feitenrelaas zal derhalve niet worden verstuurd. Ik kan in zijn algemeenheid wel aangeven welke functionaris verantwoordelijk is voor de beslissing tot de verschillende vormen van verlof:
De selectiefunctionaris van de Dienst Justitiële Inrichtingen (hierna DJI) is namens de Minister voor Rechtsbescherming bevoegd te beslissen op een eerste verzoek om re- integratieverlof wanneer een gedetineerde is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van langer dan twee jaar (al dan niet onherroepelijk). De directeur van de inrichting adviseert (art. 18 van de Rtvi).4
De selectiefunctionaris is daarnaast namens de Minister voor Rechtsbescherming bevoegd te beslissen op een verzoek om re-integratieverlof voor extramurale arbeid (art. 20a van de Rtvi)5 en op een verzoek tot deelname aan het penitentiair programma (artikel 7 Pm).
De directeur is bevoegd te beslissen op een eerste verzoek om re-integratieverlof bij een veroordeling tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van korter dan twee jaar en bij vervolgverloven (niet het eerste verlof). In dat geval adviseert de selectiefunctionaris (art. 18 van de Rtvi).
Bent u het eens met de stelling dat dit levensgevaarlijke beest helemaal nooit vrijgelaten had mogen worden? Zo nee, waarom niet?
Los van het feit dat ik niet kan ingaan op individuele gevallen ben ik het niet eens met de stelling dat betrokkene nooit vrijgelaten had mogen worden. Het opleggen van een (vrijheids)straf dient verschillende doelen;
De gevangenisstraf moet veilig en humaan worden uitgevoerd en, wanneer de gedetineerde terugkeert naar de samenleving, dient de terugkeer zo verantwoord mogelijk gebeuren. Voor een succesvolle re-integratie in de samenleving is het van belang dat een gedetineerde oefent met vrijheden. Hierbij werken de verschillende partners waaronder DJI, de reclassering en gemeenten zoveel mogelijk samen om de re-integratie van alle gedetineerden zo goed mogelijk voor te bereiden. Zo wordt voor elke gedetineerde bij aanvang van detentie een D&R-plan opgesteld waarin wordt beschreven hoe – met inachtneming van risico’s, gedrag en slachtofferbelang – stappen gezet kunnen worden die bijdragen aan een veilige terugkeer. Het uitgangspunt hierbij is tevens dat de tijd in detentie zinvol wordt benut. Dit betekent dat ook voor langgestraften wordt bekeken welk traject wanneer kan worden ingezet. Als de straf nog lang duurt, gaat het om afgewogen, kleine stappen, zoals activiteiten binnen de muren van de gevangenis en met expliciet toezicht door medewerkers van de gevangenis.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat daders van ernstige gewelds- en zedendelicten helemaal nooit meer proefverlof krijgen? Zo nee, waarom niet?
Zie de beantwoording van vraag 4.
Bent u het eens met de stelling dat dit levensgevaarlijke verkrachtingsbeest levenslang achter slot en grendel opgesloten moet worden? Zo nee, waarom niet?
Los van het feit dat ik niet kan ingaan op individuele gevallen ben ik het niet met deze stelling eens. Voorop staat dat het aan de rechter is welke straf iemand krijgt opgelegd. Artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht6 bepaalt dat een dader die zich schuldig maakt aan verkrachting met ten hoogste een gevangenisstraf van twaalf jaar wordt bestraft. Onder omstandigheden kan dit verhoogd worden tot achttien jaar indien het misdrijf de dood ten gevolge heeft (art. 248, lid 8 Sr)7. Het opleggen van een levenslange gevangenisstraf voor een verkrachting is volgens het Wetboek van strafrecht dan ook niet mogelijk.
Bent u bereid bij het beantwoorden van bovenstaande vragen u niet te verschuilen achter het argument dat u geen uitspraken mag doen over zaken die nog onder de rechter liggen, aangezien dit op geen enkele wettelijke regel gebaseerd is, maar enkel wordt ingeroepen als het politiek goed uitkomt?
Zie de beantwoording van bovenstaande vragen.
Het lekken van cijfers over misbruik in de danswereld |
|
Michiel van Nispen (SP), Jeanet van der Laan (D66), Mohammed Mohandis (PvdA) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Begrijpt u het verdriet en de verontwaardiging bij onder andere Kim Koumans, de klokkenluider in het dossier dansmisbruik, over het voortijdig naar buiten komen van cijfers uit het onderzoek naar misbruik in de danswereld?1
Ja en ik deel deze verontwaardiging dat de cijfers naar buiten zijn gelekt voordat de dansers zijn geïnformeerd. Ik weet hoe belangrijk het is de dansers te informeren om zo bij te dragen aan de erkenning van slachtoffers en te voorkomen dat slachtoffers verder worden geschaad. Hier heb ik mij samen met de betrokken partijen voor ingezet. Ik betreur het ten zeerste dat de cijfers onaangekondigd naar buiten zijn gebracht.
Klopt het dat behalve de onderzoekers alleen het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over deze cijfers die nu zijn gelekt beschikte? Zo niet, op welke plek of plekken lagen deze cijfers?2
Verinorm heeft een samenvatting van de concept conclusies en resultaten gedeeld met het Ministerie van VWS. Aangezien de Staatssecretaris van OCW en ik gezamenlijk met een beleidsreactie komen, heeft ook het Ministerie van OCW inzage gekregen in deze concept conclusies.
Wat is uw reactie op de verontwaardiging bij de auteur van dit onderzoek?3
Ik deel met de auteur van het onderzoek het ongeloof en verontwaardiging dat dit vroegtijdig naar buiten is gekomen. Het is een omvangrijk onderzoek waar veel tijd in heeft gezeten bij de onderzoekers. Ook zijn er veel slachtoffers betrokken bij het onderzoek die moedig hun verhaal hebben durven vertellen aan de onderzoekers. Ik heb de auteur van het onderzoek daar ook persoonlijk over gesproken.
Waarom heeft u er eigenlijk voor gekozen al inhoudelijk te reageren op een (mogelijk door uw ministerie) gelekt onderdeel van een belangrijk onderzoek dat nu niet volledig en vroegtijdig naar buiten komt?
Ik heb nog niet inhoudelijk gereageerd, maar vind het wel belangrijk om aan te geven dat mijn zorg uitgaat naar de slachtoffers.
Het onderzoek is nog niet uitgebracht en ik heb het nog niet kunnen inzien. Mijn ministerie heeft een concept van de conclusies en aanbevelingen gekregen. Op 22 mei publiceert Verinorm de definitieve uitkomsten van het onderzoek naar de cultuur, de aard en omvang van grensoverschrijdend gedrag in de danssector.
Als ik het rapport heb bestudeerd zal ik hierop samen met de Staatssecretaris van OCW reageren.
In mijn reactie op de mediaberichten heb ik aangegeven dat mijn zorg uitgaat naar de slachtoffers. Daarnaast heb ik vermeld dat de danssector voorbereidingen treft om gezamenlijk te werken aan een sociaal veilige danssector. Evenals het belang van melden van grensoverschrijdend gedrag en het onlangs aangekondigde integriteitscentrum. Ik vond het belangrijk om te reageren om de slachtoffers een hart onder de riem te steken en om deze gang van zaken af te keuren.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval voor a.s. 22 mei, beantwoorden?
Ja.
Nederlanders in detentie in het buitenland |
|
Joost Sneller (D66) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «EU: Nederland moet beter omgaan met veroordeelde landgenoten in buitenland» van 6 februari 2023?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de conclusie van de Europese Commissie, dat de procedure voor strafoverdracht voor Nederlanders die in een ander EU-land zijn veroordeeld (hierna: WETS) als administratief moet worden beschouwd omdat de rechter hierin slechts een adviserende rol heeft en de Minister besluit?
In het kader van de Wets-procedure wordt mijn besluit over de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse rechterlijke uitspraken genomen met inachtneming van het oordeel van een rechterlijke autoriteit (art 2:12 Wets). Dit oordeel van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is, zoals de Raad van de Europese Unie ook zelf in het evaluatierapport constateert, leidend. Overigens betreft het hier niet een evaluatierapport van de Europese Commissie maar van de Raad van de Europese Unie.
Wat is uw reactie op de conclusie uit het evaluatierapport dat deze administratieve procedure onwenselijk is en onvoldoende rechtsbescherming biedt aan veroordeelden, en dat een rechter voortaan zou moeten beslissen over de strafoverdracht op grond van de WETS?
Mijn beleidsreactie op het evaluatierapport van de Raad van de Europese Unie zal ik uw Kamer voor het zomerreces doen toekomen. In die brief zal ik ingaan op de conclusies en aanbevelingen in het rapport.
Wel merk ik op dat de procedure van overdracht van veroordeelden op grond van de Wets in lijn is met het Kaderbesluit 2008/909/JBZ. Dat Kaderbesluit vereist niet dat een rechterlijke autoriteit maar een bevoegde autoriteit de beslissing over de strafoverdracht neemt.
Deelt u de conclusie van de EU dat WETS-procedures worden gevoerd zonder afdoende rechtsbescherming voor de veroordeelde? Kunt u uiteenzetten wat de rol van de veroordeelde is in de WETS-procedure, en op welke momenten aan de veroordeelde informatie wordt verstrekt over de inhoud en het verloop van de WETS-procedure?
De Raad van de Europese Unie concludeert niet dat de Wets-procedure wordt gevoerd zonder afdoende rechtsbescherming voor de veroordeelde. Daarbij ben ik van mening dat de rechtsbescherming van de veroordeelde is geborgd in het Nederlandse systeem. Voor het zomerreces zal ik uw Kamer een uitgebreider antwoord geven in mijn beleidsreactie op het evaluatierapport van de Raad van de Europese Unie.
Een strafoverdracht naar Nederland vindt alleen plaats als het buitenland daar om vraagt. De veroordeelde kan wel aangeven dat hij voor strafoverdracht in aanmerking wil komen. Daarnaast kan de afdeling Internationale Overdracht Strafvonnissen (IOS) van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), al dan niet op verzoek van de veroordeelde, het buitenland vragen een verzoek tot strafoverdracht te doen. Het is vervolgens aan het buitenland om wel of geen verzoek te doen. De veroordeelde en/of zijn advocaat wordt over elke stap in de Wets-procedure schriftelijk geïnformeerd. Daarnaast kan de veroordeelde of zijn advocaat gedurende of na afloop van de procedure het dossier opvragen. Daarmee wordt aan de veroordeelde tijdens en achteraf inzage geboden over het verloop van de procedure. Tevens kan bij de overname van straffen uit het buitenland de veroordeelde en zijn advocaat inbreng leveren. Dit zal door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden worden betrokken in zijn oordeel. De veroordeelde kan na overname van de straf schriftelijk vragen om een heroverweging van het oordeel van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Gedurende de hele procedure is IOS voor de veroordeelde telefonisch bereikbaar via een speciale informatielijn. De Raad van de Europese Unie prijst dit laatste overigens als een «best practice».
Kunt u uiteenzetten in hoeverre de conclusies uit het EU-rapport ook van toepassing zijn op de WOTS-procedure?
De conclusies van de Raad van de Europese Unie zijn niet van toepassing op de Wots-procedure. Het evaluatierapport heeft betrekking op de wijze waarop de Wets als implementatiewet gestand geeft aan Kaderbesluit 2008/909/JBZ. Het rechtsregime onder dat Kaderbesluit wijkt wezenlijk af van het regime onder de verschillende multilaterale en bilaterale verdragen over de overbrenging van gevonniste personen, waaraan uitvoering wordt gegeven door de Wots.
Kunt u toelichten hoe vaak een in het buitenland veroordeelde Nederlander, die niet aan de bindingstoets in de zin van de WOTS voldeed, toch naar Nederland is teruggekeerd na uitzitten van zijn detentie in het buitenland? Welke conclusie kunt u aan die cijfers verbinden?
Het is niet bekend of een gedetineerde terugkeert naar Nederland buiten het kader van een Wots-strafoverdracht. De betrokkene heeft dan immers zijn of haar straf volledig uitgezeten.
Bent u bereid om de bindingstoets te laten vervallen bij aanspraak op de WOTS voor een veroordeelde Nederlander, die geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland had en na invrijheidstelling naar Nederland zal worden uitgezet, zoals al het geval is in de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS)? In hoeverre is het relevant om te toetsen of een in het buitenland veroordeelde Nederlander binding heeft met Nederland om te kunnen beoordelen of de tenuitvoerlegging van de straf bijdraagt aan de re-integratie van de veroordeelde alhier, wanneer vaststaat dat de veroordeelde terugkeert naar Nederland, of wanneer bekend is dat de veroordeelde voornemens is om naar Nederland terug te keren? Onderschrijft u, in tegenstelling tot uw antwoord op vraag 11 in de beantwoording van eerdere vragen, de conclusie dat in dergelijke gevallen de bindingstoets in de zin van de WOTS een papieren werkelijkheid betreft?2
Ik ben niet bereid de bindingstoets te laten vervallen bij een verzoek tot Wots-overdracht van een veroordeelde Nederlander, die geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland had en na invrijheidstelling naar Nederland zal worden uitgezet. Het Kaderbesluit 2008/909/JBZ schrijft voor dat, tenzij een weigeringsgrond van toepassing is, overname van de tenuitvoerlegging door Nederland verplicht is indien een veroordeelde Nederlander niet meer in Nederland woont, maar door de EU-lidstaat van veroordeling na invrijheidstelling naar Nederland zal worden uitgezet. Deze verplichting is in de Wets overgenomen. Er bestaat geen internationale verplichting om veroordeelden met de Nederlandse nationaliteit over te nemen, die na hun invrijheidstelling kunnen worden uitgezet naar Nederland vanuit landen buiten de EU. Ik hecht eraan om in die gevallen de mogelijkheid te behouden om overname van de tenuitvoerlegging van de straf te kunnen weigeren als het doel van strafoverdracht, het belang van resocialisatie, niet wordt gediend.3
De Wots en de Wets zijn penitentiaire instrumenten die kunnen worden ingezet ten behoeve van de re-integratie van de veroordeelde in het land waarmee hij of zij een wezenlijke relatie heeft. Een veroordeelde komt in aanmerking voor strafoverdracht als hij of zij de Nederlandse nationaliteit heeft of een vreemdeling (inclusief EU-burgers) is met een verblijfstitel, en deze niet verliest, en in Nederland zijn of haar vaste woon- of verblijfplaats heeft. Een Nederlandse veroordeelde die niet in Nederland woont en van wie onvoldoende gebleken is dat Nederland het land is waar hij of zij na afloop van zijn of haar detentie weer de draad zal oppakken, komt niet in aanmerking. Daarvan is sprake indien betrokkene zijn of haar banden met Nederland heeft verbroken door zijn of haar hoofdverblijf naar een ander land te verplaatsen en geen sociale banden met Nederland meer heeft. In een dergelijk geval is het resocialisatiebelang immers niet met een overbrenging gediend.4 De wens om naar Nederland terug te keren is slechts relevant als er aanwijzingen zijn dat betrokkene vóór zijn of haar buitenlandse detentie de mogelijkheid openhield om naar Nederland terug te keren. Een gesteld vertrek of een uitzetting naar Nederland vanuit het land van veroordeling (buiten de EU) na het uitzitten van een gevangenisstraf, betekent nog niet dat de betrokkene zijn leven ook daadwerkelijk in Nederland zal oppakken.
De bindingstoets is in het kader van de Wots geen papieren werkelijkheid. De gedachte achter de overbrenging van gevonniste personen is dat tenuitvoerlegging van een straf in het land waarvan de veroordeelde onderdaan is en/of woont en geworteld is, de kans op resocialisatie van de veroordeelde vergroot en het risico van recidive verkleint.
Kunt u uiteenzetten op basis van welke gronden afwijzend kan worden besloten op een verzoek om strafoverdracht in de WOTS-procedure?
Een verzoek tot Wots-strafoverdracht wordt afgewezen indien er geen verdrag bestaat tussen Nederland en het betreffende land. Een verzoek wordt ook afgewezen indien betrokkene een vreemdeling is zonder vaste woon of verblijfplaats in Nederland. Voor de volledige lijst van voorwaarden voor de overname van de tenuitvoerlegging van buitenlandse rechterlijke beslissingen in strafzaken verwijs ik naar de Wots, het Beleidskader voor de Wots-procedure5 en het toepasselijke verdrag (het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen of een bilateraal verdrag tussen Nederland en het betreffende land).6
Kunt u uiteenzetten wat de rol van de veroordeelde is in de WOTS-procedure, op welke momenten aan de veroordeelde informatie wordt verstrekt over de inhoud en het verloop van de WOTS-procedure, en welke inzage de veroordeelde heeft in de – voor de besluitvorming relevante – overwegingen?
In de Wots-voortzettingsprocedure wordt de veroordeelde en/of zijn advocaat over elke stap in de Wots-procedure schriftelijk geïnformeerd. Daarnaast kan de veroordeelde of zijn advocaat gedurende of na afloop van de procedure het dossier opvragen. Daarmee wordt aan de veroordeelde tijdens en achteraf inzage geboden over het verloop van de procedure. Tevens kan bij de overname van straffen uit het buitenland de veroordeelde en zijn advocaat inbreng leveren. Dit zal door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden worden betrokken in zijn oordeel. De veroordeelde kan na overname van de straf schriftelijk vragen om een heroverweging van het oordeel van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Gedurende de hele procedure is de afdeling Internationale Overdracht Strafvonnissen (IOS) van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) voor de veroordeelde telefonisch bereikbaar via een speciale informatielijn.
In de Wots-omzettingsprocedure wordt de zaak voorgelegd aan de rechtbank. De veroordeelde kan tegen de uitspraak van de rechtbank cassatie instellen.
Kunt u uiteenzetten welke informatie in de WOTS-procedure wordt gepubliceerd?
De Dienst Justitiële Inrichtingen publiceert algemene informatie over de Wets- en Wots-procedures. Vanuit de rechtspraak worden uitspraken van de rechtbanken in het kader van Wots-omzettingsprocedure gepubliceerd. De oordelen van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in het kader van de Wets of Wots-voortzettingsprocedure worden niet gepubliceerd. De beslissing om rechterlijke uitspraken al dan niet te publiceren, is aan de onafhankelijke rechtspraak. De Raad voor de rechtspraak hanteert selectiecriteria voor het publiek toegankelijk maken van uitspraken door middel van opname in een databank op de website www.rechtspraak.nl. Het gaat om uitspraken die maatschappelijk en/of juridisch in het bijzonder en op zichzelf staand relevant worden geacht.7 Zoals de Raad van de Europese Unie aangeeft wordt het oordeel van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vanwege het adviserende karakter niet gepubliceerd.
Hoe beoordeelt u, in het licht van het beginsel van openbaarheid van de rechtspraak, de transparantie van de WOTS-procedure?
Openbaarheid van de rechtspraak is een belangrijk uitgangspunt. De beslissing om rechterlijke uitspraken in een Wots-procedure al dan niet te publiceren, is aan de rechtspraak.
Kunt u toelichten hoeveel verzoeken om strafoverdracht er sinds 2019 zijn geweest op grond van de WOTS? Hoeveel van deze verzoeken hebben geleid tot een succesvolle overbrenging? Hoeveel aanvragen zijn door de Divisie Individuele Zaken, Internationale Overdracht Strafvonnissen (DIZ IOS) afgewezen, en kunt u aangeven wat de reden(en) was voor afwijzing, bijvoorbeeld onvoldoende binding of strafrestant?
In het kader van de Wots zijn er vanaf 2019 tot en met 2022 in totaal 110 verzoeken en 76 succesvolle strafoverdrachten geweest. Deze cijfers zijn echter niet één-op-één met elkaar te verbinden aangezien Wots-procedures meer dan één jaar kunnen duren en verzoeken uit bijvoorbeeld 2022 momenteel nog in behandeling zijn. Redenen voor afwijzing zijn over het algemeen onvoldoende strafrestant of binding met Nederland.
De reden tot afwijzing wordt per zaak geregistreerd. Deze informatie kan alleen uit het systeem worden gehaald door de zaken één voor één te bekijken. Dat is zeer arbeidsintensief en foutgevoelig, waardoor op dit moment geen betrouwbare cijfers kunnen worden gegeven.
Op welke wijze heeft de afgelopen vijf jaar (externe) toetsing – bijvoorbeeld door de Inspectie J&V – plaatsgevonden van het gehanteerde WOTS/WETS-beleid én de uitvoering van dit beleid op uw ministerie? Indien dit niet heeft plaatsgevonden, bent u bereid een dergelijk onderzoek te laten uitvoeren? Welke autoriteit zou hiertoe bevoegd zijn? (Deze vragen hoeven niet noodzakelijkerwijs binnen de gebruikelijke termijn te worden beantwoord.)
In 2018 heeft DSP-groep in opdracht van het WODC een evaluatie uitgevoerd van de Wets vijf jaar na inwerkingtreding. In 2022 heeft de Raad van de Europese Unie een evaluatie uitgevoerd van de implementatie van Kaderbesluit 2008/909 middels de Wets. Er is geen recent onderzoek uitgevoerd naar het Wots beleid of uitvoering.
Ik heb op dit moment geen signalen dat het Wots-beleid of de uitvoering daarvan niet goed functioneert. Derhalve zie ik op dit moment geen aanleiding om een onderzoek te laten doen.
Voor wat betreft het proces kan de afdeling audit van DJI een onderzoek doen. Voor het overige zou het WODC onderzoek kunnen doen.
Het lekken van cijfers over misbruik in de danswereld |
|
Michiel van Nispen (SP), Jeanet van der Laan (D66), Mohammed Mohandis (PvdA) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Begrijpt u het verdriet en de verontwaardiging bij onder andere Kim Koumans, de klokkenluider in het dossier dansmisbruik, over het voortijdig naar buiten komen van cijfers uit het onderzoek naar misbruik in de danswereld?1
Ja en ik deel deze verontwaardiging dat de cijfers naar buiten zijn gelekt voordat de dansers zijn geïnformeerd. Ik weet hoe belangrijk het is de dansers te informeren om zo bij te dragen aan de erkenning van slachtoffers en te voorkomen dat slachtoffers verder worden geschaad. Hier heb ik mij samen met de betrokken partijen voor ingezet. Ik betreur het ten zeerste dat de cijfers onaangekondigd naar buiten zijn gebracht.
Klopt het dat behalve de onderzoekers alleen het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over deze cijfers die nu zijn gelekt beschikte? Zo niet, op welke plek of plekken lagen deze cijfers?2
Verinorm heeft een samenvatting van de concept conclusies en resultaten gedeeld met het Ministerie van VWS. Aangezien de Staatssecretaris van OCW en ik gezamenlijk met een beleidsreactie komen, heeft ook het Ministerie van OCW inzage gekregen in deze concept conclusies.
Wat is uw reactie op de verontwaardiging bij de auteur van dit onderzoek?3
Ik deel met de auteur van het onderzoek het ongeloof en verontwaardiging dat dit vroegtijdig naar buiten is gekomen. Het is een omvangrijk onderzoek waar veel tijd in heeft gezeten bij de onderzoekers. Ook zijn er veel slachtoffers betrokken bij het onderzoek die moedig hun verhaal hebben durven vertellen aan de onderzoekers. Ik heb de auteur van het onderzoek daar ook persoonlijk over gesproken.
Waarom heeft u er eigenlijk voor gekozen al inhoudelijk te reageren op een (mogelijk door uw ministerie) gelekt onderdeel van een belangrijk onderzoek dat nu niet volledig en vroegtijdig naar buiten komt?
Ik heb nog niet inhoudelijk gereageerd, maar vind het wel belangrijk om aan te geven dat mijn zorg uitgaat naar de slachtoffers.
Het onderzoek is nog niet uitgebracht en ik heb het nog niet kunnen inzien. Mijn ministerie heeft een concept van de conclusies en aanbevelingen gekregen. Op 22 mei publiceert Verinorm de definitieve uitkomsten van het onderzoek naar de cultuur, de aard en omvang van grensoverschrijdend gedrag in de danssector.
Als ik het rapport heb bestudeerd zal ik hierop samen met de Staatssecretaris van OCW reageren.
In mijn reactie op de mediaberichten heb ik aangegeven dat mijn zorg uitgaat naar de slachtoffers. Daarnaast heb ik vermeld dat de danssector voorbereidingen treft om gezamenlijk te werken aan een sociaal veilige danssector. Evenals het belang van melden van grensoverschrijdend gedrag en het onlangs aangekondigde integriteitscentrum. Ik vond het belangrijk om te reageren om de slachtoffers een hart onder de riem te steken en om deze gang van zaken af te keuren.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval voor a.s. 22 mei, beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘WhatsApp en Signal dreigen VK te verlaten vanwege breken encryptie’ van AG Connect |
|
Evert Jan Slootweg (CDA), Anne Kuik (CDA) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «WhatsApp en Signal dreigen VK te verlaten vanwege breken encryptie»?1
Wat regelt het wetsvoorstel Online Safety Bill in het Verenigd Koninkrijk precies?
Hoe beoordeelt u dit wetsvoorstel?
Ziet u het nut van de mogelijkheid om chatapps te kunnen scannen op materiaal van kindermisbruik om makers en verspreiders daarvan te kunnen opsporen, vervolgen en te bestraffen?
Wat vindt het kabinet ervan dat encryptie wordt gebruikt om materiaal van kindermisbruik te kunnen delen en te verspreiden?
Deelt u de mening dat de mogelijkheid om berichtendiensten te kunnen scannen op materiaal van kindermisbruik zwaarder moet wegen dan het recht van aanbieders om volledige encryptie aan te bieden aan gebruikers?
Zo ja, is het kabinet voornemens het Britse voorbeeld te volgen en te komen met een Nederlandse versie van de Online Safety Bill?
Bent u het eens met de bewering van Ciaran Martin, de voormalige baas van het Britse Cyber Security Centre tegen Politico dat «Client-side scanning lijkt, ondanks de claims van tegenstanders, wel een bepaald niveau van toegang te omvatten, een soort mogelijkheid om te sorteren en te scannen»2, waardoor opsporings- en veiligheidsdiensten wel degelijk delen en verspreiden van online kindermisbruik kunnen aanpakken?
Is het kabinet van mening dat de mogelijkheid om berichtendiensten te scannen op materiaal van kindermisbruik zwaarder moet wegen dan een dreigend vertrek van WhatsApp en Signal uit Nederland, wanneer blijkt dat het breken van encryptie een effectieve manier is om online kindermisbruik tegen te gaan?
Het bericht 'OM gaat ‘schokkend’ Hamas-filmpje bij De Kuip onderzoeken, CIDI doet aangifte' |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met bovenstaand bericht?1
Ja, wij zijn bekend met bovenstaand bericht.
Bent u bekend met het feit dat voorafgaand aan de bekerwedstrijd Feyenoord-Ajax «Hamas, Hamas, alle joden aan het gas» werd gezonden en gescandeerd? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Ja. Wij vinden dit afschuwelijk. Dit soort verwerpelijke en kwetsende teksten horen überhaupt niet gezongen of gescandeerd te worden, ook niet in of rondom een voetbalstadion.
Gaat het Openbaar Ministerie naast de zanger in beeld ook onderzoek doen naar de tientallen mensen die luidkeels meezongen met de antisemitische leuzen?
Het Openbaar Ministerie richt zich momenteel op het onderzoek naar de beelden waarop te zien is dat er, voorafgaand aan de wedstrijd Feyenoord – Ajax op 5 april 2023, antisemitische leuzen worden gezongen. Er kunnen geen uitspraken worden gedaan over lopende of nieuw op te starten onderzoeken.
Feijenoord is in nauw contact met de politie om de alle deelnemers te identificeren. Ook het Auditteam Voetbal en Veiligheid zal onderzoek doen naar de incidenten rond en tijdens de wedstrijd Feyenoord – Ajax. Onderdeel van het onderzoek is of er antisemitische teksten zijn gezongen of geroepen.
Waarom is niet direct ingegrepen door de aanwezige politie of de voetbalclub zelf? Bent u het ermee eens dat dit wel had moeten gebeuren? Zo ja, welke stappen gaat u zetten om ervoor te zorgen dat in de toekomst in soortgelijke situaties wel direct wordt ingegrepen?
De politie heeft, nadat het incident hen bekend werd, dit gemeld bij de beveiligingsorganisatie en aan Feyenoord verzocht om de beelden (en geluid) veilig te stellen. Ook is aan het Voetbal Recherche Team gevraagd deze zaak op te pakken. Hun informatieorganisatie heeft op internet gezocht naar beeldmateriaal van het incident en de Voetbaleenheid heeft contact gehad met het CIDI voor het doen van aangifte.
In dit geval was het niet de ingehuurde zanger die (binnen de hekken van het stadion) deze afschuwelijke teksten uitkraamde, maar een door hem op het podium gevraagde willekeurige supporter die eerst een gewoon vrolijk Feyenoord-lied inzette maar plotseling overging op genoemde teksten.
De lokale driehoek heeft met Feyenoord het incident besproken en geëvalueerd. Met hen zijn wij het eens dat ingegrepen had moeten worden. Dit is ook binnen de club met beveiliging en stewarding besproken. Geschokt door de gebeurtenis zal de club hier in de toekomst nog strikter op toezien. Zoals hierboven vermeld wordt ook door het auditteam onderzoek gedaan naar het incident.
Los van het incident wordt er veel gedaan om dergelijke incidenten te voorkomen. De KNVB heeft de afgelopen jaren samen met betrokken partijen, waaronder de overheid, veel gerealiseerd om racisme en discriminatie tegen te gaan via het programma Ons Voetbal Is Van Iedereen (OVIVI).2 Een onderdeel van dit programma is de samenwerking met de Anne Frank Stichting, die op aangeven van de betaald voetbalorganisatie, trajecten aanbiedt aan supporters die zich misdragen in het stadion. Bijvoorbeeld aan supporters die zich schuldig maken aan het roepen van antisemitische of discriminerende leuzen. Een dergelijk traject biedt een optie voor strafvermindering en zet in op bewustwording en het tegengaan van antisemitische en discriminerende uitingen. Feyenoord heeft als eerste club samen met de Anne Frank Stichting een lokale tour opgezet als onderdeel van dit Spreekkorenproject. De supporters worden langs diverse lokale plekken genomen die relevant zijn voor het oorlogsverleden en ontmoeten medesupporters die gekwetst worden door bepaalde spreekkoren. De anti-Joodse spreekkoren zijn het uitgangspunt van de tour. Er is ook aandacht voor andere discriminerende spreekkoren. Het merendeel van de deelnemers geeft aan dat zij na de tour anders tegen de spreekkoren aankijken.
Welke acties zijn door de voetbalclub zelf genomen? Welke acties verwacht u van de voetbalclub in dit verband? Ziet u hier ook verantwoordelijkheid voor de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB)? Zo ja, welke?
De club is zoals aangegeven geschrokken en is in nauw contact met de politie om de deelnemers te identificeren. Ook zal de club maatregelen als stadionverboden opleggen als daders kunnen worden geïdentificeerd. Feyenoord heeft een omvangrijk programma aan activiteiten – waaronder lesprogramma’s en reizen naar voormalige concentratiekampen met supporters – om antisemitisme tegen te gaan en bewustwording te creëren. Het werkt daarbij nauw samen met onder andere diverse Joodse en maatschappelijke instanties.
De wijze waarop betaald voetbal organisaties (BVO’s) dienen op te treden bij kwetsende spreekkoren binnen in de stadions staat omschreven in de richtlijn bestrijding verbaal geweld, wat onderdeel is van het handboek competitiezaken betaald voetbal van de KNVB. Uitgangspunt is dat BVO’s en supportersverenigingen primair verantwoordelijk zijn voor het gedrag van hun supportersaanhang c.q. leden en voor duidelijke tolerantiegrenzen ten aanzien van ongewenste spreekkoren en verbaal geweld. Deze grenzen worden onder meer bekendgemaakt in het huisreglement van de club. In het stadion is de organisator verantwoordelijk voor een veilig verloop van het evenement en gelden de protocollen uit het Handboek Competitiezaken van de KNVB. Daarbuiten zorgt de overheid voor veiligheid en handhaving van de openbare orde.
Als discriminerende spreekkoren zich voordoen dan zijn clubs verplicht hierover te rapporteren aan de KNVB en hierbij aan te geven wat ze hieraan hebben gedaan. Meldingen kunnen ook door bezoekers worden gedaan via app DiscriminatieMelder, waarbij meldingen tijdens de wedstrijd bij de veiligheidsorganisatie van een betaald voetbalclub binnen kunnen komen. Daarnaast kan het ook middels waarneming door de veiligheidsorganisatie zelf binnenkomen in de commandoruimte (meldkamer stadion).
Discriminerende spreekkoren kunnen ook worden gesignaleerd en geregistreerd door auditoren van de KNVB die wedstrijdaudits uitvoeren. Voor spreekkoren geldt het protocol dat het publiek door de stadionspeaker wordt toegesproken en gewaarschuwd dat bij herhaling/voortzetting de wedstrijd zal worden stilgelegd. Indien de spreekkoren worden voortgezet, wordt de wedstrijd stilgelegd. Er wordt dan met de lokale overheid overlegd of er definitief wordt gestaakt of dat de wedstrijd nog één keer wordt hervat. In geval van hervatting van de wedstrijd en opnieuw herhaling van de spreekkoren wordt de wedstrijd definitief gestaakt. Want dergelijke spreekkoren zijn abject en absoluut ontoelaatbaar.
Bent u in contact geweest met de voetbalclub om deze uitingen van Jodenhaat aan de kaak te stellen? Zo ja, wat waren de uitkomsten van dit contact? Zo nee, waarom niet?
De KNVB en lokale driehoek hebben contact gehad met Feyenoord. Zoals eerder vermeld heeft Feyenoord aangegeven geschrokken te zijn van de beelden en werkt op dit moment mee aan het onderzoek van het Openbaar Ministerie om de deelnemers te identificeren. Op 17 mei gaan wij in gesprek met de KNVB. In het gesprek zal de aanpak van antisemitische spreekkoren ook worden besproken.
Bent u het ermee eens dat het uiten van dit soort antisemitische leuzen niet alleen schadelijk is voor de Joodse gemeenschap maar ook bedreigend? Zo ja, welke stappen gaat u zetten om met een strengere aanpak van antisemitische spreekkoren in en rondom voetbalstadions te komen? Zo nee, waarom niet?
Ja, dat zijn wij volkomen met u eens.
BVO’s in Nederland moeten voldoen aan de licentie-eisen van de KNVB. Een van de licentie-eisen is het hebben van een schriftelijk antidiscriminatie en antiracisme beleid en het toepassen van dit beleid in de organisatie. Hieronder valt ook beleid ten aanzien van antisemitisme. De BVO’s rapporteren aan een onafhankelijke certificeringsinstantie en de licentiecommissie betaald voetbal monitort en toets of clubs aan de gestelde criteria voldoen.
Dat alleen is niet voldoende. Mede daarom zijn wij met alle partners uit Ons Voetbal Is Van Iedereen, waaronder de KNVB, in gesprek over een vervolg. Daarin willen we met elkaar een proces in gang zetten gericht op het normeren van gedrag in en rondom stadions met betrekking tot het terugdringen van onwenselijke en discriminerende spreekkoren waaronder antisemitische.
Het bericht ‘Dader verkrachting verdacht van nieuwe verkrachting tijdens proefverlof’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat een veroordeelde verkrachter tijdens zijn proefverlof opnieuw een vrouw verkrachtte?1
Ja.2
Kunt u uitleggen waarom deze levensgevaarlijke serieverkrachter die in 2018 tot zeven jaar celstraf is veroordeeld al in 2022 op proefverlof mocht?
Ik kan niet ingaan op individuele gevallen. In zijn algemeenheid kan ik wel het volgende zeggen. De term proefverlof wordt niet gebruikt in de huidige wet- en regelgeving. De Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting3 (hierna: de Rtvi) kent de navolgende vormen van verlof:
Het kortdurend en langdurend re-integratieverlof, re-integratieverlof voor extramurale arbeid en het penitentiair programma vormen een belangrijk onderdeel van de detentiefasering en zijn ter voorbereiding op de terugkeer in de samenleving. In de Rtvi en Penitentiaire Maatregel (hierna: Pm) staan de termijnen waarop de verschillende vormen kunnen ingaan.
Incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Bijvoorbeeld ingeval van het overlijden van een ouder.
Bij de beslissing op het verzoek om re-integratieverlof wordt beoordeeld of het re-integratieverlof past en bijdraagt aan de re-integratie en/of gedragsdoelen die zijn opgenomen in het detentie & re-integratieplan (D&R-plan). Het gedrag gedurende detentie, risico’s en slachtofferbelangen worden meegewogen in de beslissing. De reclassering, de politie en het OM kunnen om advies worden gevraagd.
Daarnaast volgt uit de Pm het penitentiair programma. Sinds 1 december 2021 kunnen gedetineerden met een straf korter dan een jaar middels dit programma het laatste deel van de detentie buiten de gevangenismuren doorbrengen, waarbij ze onder toezicht staan van de reclassering. Voor het penitentiair programma geldt een overgangsregeling van drie jaar voor gedetineerden die op 1 december 2021 al vast zaten.
Wie heeft deze beslissing genomen? Hoe heeft deze persoon of hebben deze personen tot deze beslissing kunnen komen? Kunt u dit in een feitenrelaas naar de Kamer sturen?
Ik kan niet ingaan op individuele gevallen. Een feitenrelaas zal derhalve niet worden verstuurd. Ik kan in zijn algemeenheid wel aangeven welke functionaris verantwoordelijk is voor de beslissing tot de verschillende vormen van verlof:
De selectiefunctionaris van de Dienst Justitiële Inrichtingen (hierna DJI) is namens de Minister voor Rechtsbescherming bevoegd te beslissen op een eerste verzoek om re- integratieverlof wanneer een gedetineerde is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van langer dan twee jaar (al dan niet onherroepelijk). De directeur van de inrichting adviseert (art. 18 van de Rtvi).4
De selectiefunctionaris is daarnaast namens de Minister voor Rechtsbescherming bevoegd te beslissen op een verzoek om re-integratieverlof voor extramurale arbeid (art. 20a van de Rtvi)5 en op een verzoek tot deelname aan het penitentiair programma (artikel 7 Pm).
De directeur is bevoegd te beslissen op een eerste verzoek om re-integratieverlof bij een veroordeling tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van korter dan twee jaar en bij vervolgverloven (niet het eerste verlof). In dat geval adviseert de selectiefunctionaris (art. 18 van de Rtvi).
Bent u het eens met de stelling dat dit levensgevaarlijke beest helemaal nooit vrijgelaten had mogen worden? Zo nee, waarom niet?
Los van het feit dat ik niet kan ingaan op individuele gevallen ben ik het niet eens met de stelling dat betrokkene nooit vrijgelaten had mogen worden. Het opleggen van een (vrijheids)straf dient verschillende doelen;
De gevangenisstraf moet veilig en humaan worden uitgevoerd en, wanneer de gedetineerde terugkeert naar de samenleving, dient de terugkeer zo verantwoord mogelijk gebeuren. Voor een succesvolle re-integratie in de samenleving is het van belang dat een gedetineerde oefent met vrijheden. Hierbij werken de verschillende partners waaronder DJI, de reclassering en gemeenten zoveel mogelijk samen om de re-integratie van alle gedetineerden zo goed mogelijk voor te bereiden. Zo wordt voor elke gedetineerde bij aanvang van detentie een D&R-plan opgesteld waarin wordt beschreven hoe – met inachtneming van risico’s, gedrag en slachtofferbelang – stappen gezet kunnen worden die bijdragen aan een veilige terugkeer. Het uitgangspunt hierbij is tevens dat de tijd in detentie zinvol wordt benut. Dit betekent dat ook voor langgestraften wordt bekeken welk traject wanneer kan worden ingezet. Als de straf nog lang duurt, gaat het om afgewogen, kleine stappen, zoals activiteiten binnen de muren van de gevangenis en met expliciet toezicht door medewerkers van de gevangenis.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat daders van ernstige gewelds- en zedendelicten helemaal nooit meer proefverlof krijgen? Zo nee, waarom niet?
Zie de beantwoording van vraag 4.
Bent u het eens met de stelling dat dit levensgevaarlijke verkrachtingsbeest levenslang achter slot en grendel opgesloten moet worden? Zo nee, waarom niet?
Los van het feit dat ik niet kan ingaan op individuele gevallen ben ik het niet met deze stelling eens. Voorop staat dat het aan de rechter is welke straf iemand krijgt opgelegd. Artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht6 bepaalt dat een dader die zich schuldig maakt aan verkrachting met ten hoogste een gevangenisstraf van twaalf jaar wordt bestraft. Onder omstandigheden kan dit verhoogd worden tot achttien jaar indien het misdrijf de dood ten gevolge heeft (art. 248, lid 8 Sr)7. Het opleggen van een levenslange gevangenisstraf voor een verkrachting is volgens het Wetboek van strafrecht dan ook niet mogelijk.
Bent u bereid bij het beantwoorden van bovenstaande vragen u niet te verschuilen achter het argument dat u geen uitspraken mag doen over zaken die nog onder de rechter liggen, aangezien dit op geen enkele wettelijke regel gebaseerd is, maar enkel wordt ingeroepen als het politiek goed uitkomt?
Zie de beantwoording van bovenstaande vragen.
Het niet tenuitvoerleggen van gevangenisstraffen op Sint Maarten |
|
Joost Sneller (D66), Hanneke van der Werf (D66) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «at least 136 people waiting to serve their time in prison» van 13 februari 2023?1
Hoe beoordeelt u het feit dat er per oktober 2022 minstens 136 tot een gevangenisstraf veroordeelde personen niet vast zaten, door een gebrek aan detentiecapaciteit op Sint Maarten?
Acht u het niet tenuitvoerleggen van gevangenisstraffen op Sint Maarten problematisch in het licht van de doelstelling van het bevorderen van goed bestuur door een bijdrage te leveren aan het versterken van de rechtsstaat van de landen, zoals omschreven in beleidsartikel 1 van de Begroting Koninkrijksrelaties?
Wat is het effect van het niet tenuitvoerleggen van gevangenisstraffen op Sint Maarten voor het vertrouwen in- en het functioneren van de rechtshandhavingsketen aldaar?
Onderschrijft u de conclusie uit de beleidsdoorlichting van artikel 1 van de Begroting Koninkrijksrelaties dat door de Nederlandse investeringen in de rechtshandhavingsketen een scheefgroei is ontstaan omdat deze niet op evenwichtige wijze plaatsvinden?2
Bent u van mening dat de huidige opstopping aan het einde van de Sint Maartense justitieketen, namelijk bij de tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen, te wijten is aan onevenredig grote investeringen in de delen van de strafrechtketen die zich bezig houden met opsporing, vervolging en berechting?
Heeft u aanwijzingen om aan te nemen dat van een dergelijke scheefgroei ook sprake is in de justitieketen van Curaçao of Aruba?
Bent u voornemens om opvolging te geven aan de aanbeveling uit de beleidsdoorlichting om toekomstige investeringen in de strafrechtketens van de landen steeds te doen op basis van het totale beeld van de keten, om opstoppingen elders in te keten te voorkomen?
Wat is de laatste stand van zaken met betrekking tot de bouw van een nieuwe gevangenis op Sint Maarten door United Nations Office for Project Services (UNOPS)? Wat is de beoogde opleverdatum?
Hoe groot is het acute tekort aan detentiecapaciteit op Sint Maarten?
Kunt u toezeggen om bij het eerst volgende Vierlandenoverleg met de regering van Sint Maarten in gesprek te gaan over het oplossen van het acute probleem van gevangenisstraffen die niet ten uitvoer worden gelegd? Welke rol ziet u hierin voor uzelf weggelegd?
Welke mogelijkheden ziet u om in Sint Maarten opgelegde gevangenisstraffen elders in het Koninkrijk ten uitvoer te leggen?
Het bestrijden van beroepsvandalen van Extinction Rebellion |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat de beroepsvandalen Extinction Rebellion wederom de wet hebben overtreden en activiteiten hebben ontplooid die de maatschappij ontwrichten en de economie schade berokkenen?
Wat vindt u van het feit dat de al onderbezette politie haar handen vol heeft aan deze beroepsvandalen, gezien het feit dat vandaag tientallen demonstranten van Extinction Rebellion zijn aangehouden en bij eerdere ernstige wanordelijkheden in Den Haag al honderden?1, 2
Deelt u de mening dat deze opruiende club anarchisten zo snel als mogelijk aan banden gelegd dient te worden? Zo ja hoe gaat u dat concreet doen? Kunt u hier een gedetailleerd antwoord op geven?
Heeft u de bereidheid om om de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast vanaf heden op Extinction Rebellion van toepassing te laten zijn?3 Zo ja, kunt u gedetailleerd antwoorden of u aan leden van Extinction Rebellion en aan vandalen die aan hun wetsovertredende acties meedoen gebiedsverboden gaat opleggen? Kunt u in uw antwoord ook aangeven of u andere mogelijkheden uit deze weg gaat toepassen, zoals een groepsverbod of een meldplicht?
Hoe gaat u zich ervoor inzetten dat iedere eurocent aan schade door wetsovertredende acties op Extinction Rebellion en de daders wordt verhaald? Kunt u hier een gedetailleerd antwoord op geven?
Ontvangt Extinction Rebellion subsidie? Zo ja hoeveel en heeft u de bereidheid om deze subsidie stop te zetten?
Heeft u de bereidheid om Extinction Rebellion, zolang ze wet overtreden, niet meer als gesprekspartner te zien?
Nederlanders in detentie in het buitenland |
|
Joost Sneller (D66) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «EU: Nederland moet beter omgaan met veroordeelde landgenoten in buitenland» van 6 februari 2023?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de conclusie van de Europese Commissie, dat de procedure voor strafoverdracht voor Nederlanders die in een ander EU-land zijn veroordeeld (hierna: WETS) als administratief moet worden beschouwd omdat de rechter hierin slechts een adviserende rol heeft en de Minister besluit?
In het kader van de Wets-procedure wordt mijn besluit over de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse rechterlijke uitspraken genomen met inachtneming van het oordeel van een rechterlijke autoriteit (art 2:12 Wets). Dit oordeel van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is, zoals de Raad van de Europese Unie ook zelf in het evaluatierapport constateert, leidend. Overigens betreft het hier niet een evaluatierapport van de Europese Commissie maar van de Raad van de Europese Unie.
Wat is uw reactie op de conclusie uit het evaluatierapport dat deze administratieve procedure onwenselijk is en onvoldoende rechtsbescherming biedt aan veroordeelden, en dat een rechter voortaan zou moeten beslissen over de strafoverdracht op grond van de WETS?
Mijn beleidsreactie op het evaluatierapport van de Raad van de Europese Unie zal ik uw Kamer voor het zomerreces doen toekomen. In die brief zal ik ingaan op de conclusies en aanbevelingen in het rapport.
Wel merk ik op dat de procedure van overdracht van veroordeelden op grond van de Wets in lijn is met het Kaderbesluit 2008/909/JBZ. Dat Kaderbesluit vereist niet dat een rechterlijke autoriteit maar een bevoegde autoriteit de beslissing over de strafoverdracht neemt.
Deelt u de conclusie van de EU dat WETS-procedures worden gevoerd zonder afdoende rechtsbescherming voor de veroordeelde? Kunt u uiteenzetten wat de rol van de veroordeelde is in de WETS-procedure, en op welke momenten aan de veroordeelde informatie wordt verstrekt over de inhoud en het verloop van de WETS-procedure?
De Raad van de Europese Unie concludeert niet dat de Wets-procedure wordt gevoerd zonder afdoende rechtsbescherming voor de veroordeelde. Daarbij ben ik van mening dat de rechtsbescherming van de veroordeelde is geborgd in het Nederlandse systeem. Voor het zomerreces zal ik uw Kamer een uitgebreider antwoord geven in mijn beleidsreactie op het evaluatierapport van de Raad van de Europese Unie.
Een strafoverdracht naar Nederland vindt alleen plaats als het buitenland daar om vraagt. De veroordeelde kan wel aangeven dat hij voor strafoverdracht in aanmerking wil komen. Daarnaast kan de afdeling Internationale Overdracht Strafvonnissen (IOS) van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), al dan niet op verzoek van de veroordeelde, het buitenland vragen een verzoek tot strafoverdracht te doen. Het is vervolgens aan het buitenland om wel of geen verzoek te doen. De veroordeelde en/of zijn advocaat wordt over elke stap in de Wets-procedure schriftelijk geïnformeerd. Daarnaast kan de veroordeelde of zijn advocaat gedurende of na afloop van de procedure het dossier opvragen. Daarmee wordt aan de veroordeelde tijdens en achteraf inzage geboden over het verloop van de procedure. Tevens kan bij de overname van straffen uit het buitenland de veroordeelde en zijn advocaat inbreng leveren. Dit zal door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden worden betrokken in zijn oordeel. De veroordeelde kan na overname van de straf schriftelijk vragen om een heroverweging van het oordeel van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Gedurende de hele procedure is IOS voor de veroordeelde telefonisch bereikbaar via een speciale informatielijn. De Raad van de Europese Unie prijst dit laatste overigens als een «best practice».
Kunt u uiteenzetten in hoeverre de conclusies uit het EU-rapport ook van toepassing zijn op de WOTS-procedure?
De conclusies van de Raad van de Europese Unie zijn niet van toepassing op de Wots-procedure. Het evaluatierapport heeft betrekking op de wijze waarop de Wets als implementatiewet gestand geeft aan Kaderbesluit 2008/909/JBZ. Het rechtsregime onder dat Kaderbesluit wijkt wezenlijk af van het regime onder de verschillende multilaterale en bilaterale verdragen over de overbrenging van gevonniste personen, waaraan uitvoering wordt gegeven door de Wots.
Kunt u toelichten hoe vaak een in het buitenland veroordeelde Nederlander, die niet aan de bindingstoets in de zin van de WOTS voldeed, toch naar Nederland is teruggekeerd na uitzitten van zijn detentie in het buitenland? Welke conclusie kunt u aan die cijfers verbinden?
Het is niet bekend of een gedetineerde terugkeert naar Nederland buiten het kader van een Wots-strafoverdracht. De betrokkene heeft dan immers zijn of haar straf volledig uitgezeten.
Bent u bereid om de bindingstoets te laten vervallen bij aanspraak op de WOTS voor een veroordeelde Nederlander, die geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland had en na invrijheidstelling naar Nederland zal worden uitgezet, zoals al het geval is in de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS)? In hoeverre is het relevant om te toetsen of een in het buitenland veroordeelde Nederlander binding heeft met Nederland om te kunnen beoordelen of de tenuitvoerlegging van de straf bijdraagt aan de re-integratie van de veroordeelde alhier, wanneer vaststaat dat de veroordeelde terugkeert naar Nederland, of wanneer bekend is dat de veroordeelde voornemens is om naar Nederland terug te keren? Onderschrijft u, in tegenstelling tot uw antwoord op vraag 11 in de beantwoording van eerdere vragen, de conclusie dat in dergelijke gevallen de bindingstoets in de zin van de WOTS een papieren werkelijkheid betreft?2
Ik ben niet bereid de bindingstoets te laten vervallen bij een verzoek tot Wots-overdracht van een veroordeelde Nederlander, die geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland had en na invrijheidstelling naar Nederland zal worden uitgezet. Het Kaderbesluit 2008/909/JBZ schrijft voor dat, tenzij een weigeringsgrond van toepassing is, overname van de tenuitvoerlegging door Nederland verplicht is indien een veroordeelde Nederlander niet meer in Nederland woont, maar door de EU-lidstaat van veroordeling na invrijheidstelling naar Nederland zal worden uitgezet. Deze verplichting is in de Wets overgenomen. Er bestaat geen internationale verplichting om veroordeelden met de Nederlandse nationaliteit over te nemen, die na hun invrijheidstelling kunnen worden uitgezet naar Nederland vanuit landen buiten de EU. Ik hecht eraan om in die gevallen de mogelijkheid te behouden om overname van de tenuitvoerlegging van de straf te kunnen weigeren als het doel van strafoverdracht, het belang van resocialisatie, niet wordt gediend.3
De Wots en de Wets zijn penitentiaire instrumenten die kunnen worden ingezet ten behoeve van de re-integratie van de veroordeelde in het land waarmee hij of zij een wezenlijke relatie heeft. Een veroordeelde komt in aanmerking voor strafoverdracht als hij of zij de Nederlandse nationaliteit heeft of een vreemdeling (inclusief EU-burgers) is met een verblijfstitel, en deze niet verliest, en in Nederland zijn of haar vaste woon- of verblijfplaats heeft. Een Nederlandse veroordeelde die niet in Nederland woont en van wie onvoldoende gebleken is dat Nederland het land is waar hij of zij na afloop van zijn of haar detentie weer de draad zal oppakken, komt niet in aanmerking. Daarvan is sprake indien betrokkene zijn of haar banden met Nederland heeft verbroken door zijn of haar hoofdverblijf naar een ander land te verplaatsen en geen sociale banden met Nederland meer heeft. In een dergelijk geval is het resocialisatiebelang immers niet met een overbrenging gediend.4 De wens om naar Nederland terug te keren is slechts relevant als er aanwijzingen zijn dat betrokkene vóór zijn of haar buitenlandse detentie de mogelijkheid openhield om naar Nederland terug te keren. Een gesteld vertrek of een uitzetting naar Nederland vanuit het land van veroordeling (buiten de EU) na het uitzitten van een gevangenisstraf, betekent nog niet dat de betrokkene zijn leven ook daadwerkelijk in Nederland zal oppakken.
De bindingstoets is in het kader van de Wots geen papieren werkelijkheid. De gedachte achter de overbrenging van gevonniste personen is dat tenuitvoerlegging van een straf in het land waarvan de veroordeelde onderdaan is en/of woont en geworteld is, de kans op resocialisatie van de veroordeelde vergroot en het risico van recidive verkleint.
Kunt u uiteenzetten op basis van welke gronden afwijzend kan worden besloten op een verzoek om strafoverdracht in de WOTS-procedure?
Een verzoek tot Wots-strafoverdracht wordt afgewezen indien er geen verdrag bestaat tussen Nederland en het betreffende land. Een verzoek wordt ook afgewezen indien betrokkene een vreemdeling is zonder vaste woon of verblijfplaats in Nederland. Voor de volledige lijst van voorwaarden voor de overname van de tenuitvoerlegging van buitenlandse rechterlijke beslissingen in strafzaken verwijs ik naar de Wots, het Beleidskader voor de Wots-procedure5 en het toepasselijke verdrag (het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen of een bilateraal verdrag tussen Nederland en het betreffende land).6
Kunt u uiteenzetten wat de rol van de veroordeelde is in de WOTS-procedure, op welke momenten aan de veroordeelde informatie wordt verstrekt over de inhoud en het verloop van de WOTS-procedure, en welke inzage de veroordeelde heeft in de – voor de besluitvorming relevante – overwegingen?
In de Wots-voortzettingsprocedure wordt de veroordeelde en/of zijn advocaat over elke stap in de Wots-procedure schriftelijk geïnformeerd. Daarnaast kan de veroordeelde of zijn advocaat gedurende of na afloop van de procedure het dossier opvragen. Daarmee wordt aan de veroordeelde tijdens en achteraf inzage geboden over het verloop van de procedure. Tevens kan bij de overname van straffen uit het buitenland de veroordeelde en zijn advocaat inbreng leveren. Dit zal door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden worden betrokken in zijn oordeel. De veroordeelde kan na overname van de straf schriftelijk vragen om een heroverweging van het oordeel van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Gedurende de hele procedure is de afdeling Internationale Overdracht Strafvonnissen (IOS) van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) voor de veroordeelde telefonisch bereikbaar via een speciale informatielijn.
In de Wots-omzettingsprocedure wordt de zaak voorgelegd aan de rechtbank. De veroordeelde kan tegen de uitspraak van de rechtbank cassatie instellen.
Kunt u uiteenzetten welke informatie in de WOTS-procedure wordt gepubliceerd?
De Dienst Justitiële Inrichtingen publiceert algemene informatie over de Wets- en Wots-procedures. Vanuit de rechtspraak worden uitspraken van de rechtbanken in het kader van Wots-omzettingsprocedure gepubliceerd. De oordelen van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in het kader van de Wets of Wots-voortzettingsprocedure worden niet gepubliceerd. De beslissing om rechterlijke uitspraken al dan niet te publiceren, is aan de onafhankelijke rechtspraak. De Raad voor de rechtspraak hanteert selectiecriteria voor het publiek toegankelijk maken van uitspraken door middel van opname in een databank op de website www.rechtspraak.nl. Het gaat om uitspraken die maatschappelijk en/of juridisch in het bijzonder en op zichzelf staand relevant worden geacht.7 Zoals de Raad van de Europese Unie aangeeft wordt het oordeel van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vanwege het adviserende karakter niet gepubliceerd.
Hoe beoordeelt u, in het licht van het beginsel van openbaarheid van de rechtspraak, de transparantie van de WOTS-procedure?
Openbaarheid van de rechtspraak is een belangrijk uitgangspunt. De beslissing om rechterlijke uitspraken in een Wots-procedure al dan niet te publiceren, is aan de rechtspraak.
Kunt u toelichten hoeveel verzoeken om strafoverdracht er sinds 2019 zijn geweest op grond van de WOTS? Hoeveel van deze verzoeken hebben geleid tot een succesvolle overbrenging? Hoeveel aanvragen zijn door de Divisie Individuele Zaken, Internationale Overdracht Strafvonnissen (DIZ IOS) afgewezen, en kunt u aangeven wat de reden(en) was voor afwijzing, bijvoorbeeld onvoldoende binding of strafrestant?
In het kader van de Wots zijn er vanaf 2019 tot en met 2022 in totaal 110 verzoeken en 76 succesvolle strafoverdrachten geweest. Deze cijfers zijn echter niet één-op-één met elkaar te verbinden aangezien Wots-procedures meer dan één jaar kunnen duren en verzoeken uit bijvoorbeeld 2022 momenteel nog in behandeling zijn. Redenen voor afwijzing zijn over het algemeen onvoldoende strafrestant of binding met Nederland.
De reden tot afwijzing wordt per zaak geregistreerd. Deze informatie kan alleen uit het systeem worden gehaald door de zaken één voor één te bekijken. Dat is zeer arbeidsintensief en foutgevoelig, waardoor op dit moment geen betrouwbare cijfers kunnen worden gegeven.
Op welke wijze heeft de afgelopen vijf jaar (externe) toetsing – bijvoorbeeld door de Inspectie J&V – plaatsgevonden van het gehanteerde WOTS/WETS-beleid én de uitvoering van dit beleid op uw ministerie? Indien dit niet heeft plaatsgevonden, bent u bereid een dergelijk onderzoek te laten uitvoeren? Welke autoriteit zou hiertoe bevoegd zijn? (Deze vragen hoeven niet noodzakelijkerwijs binnen de gebruikelijke termijn te worden beantwoord.)
In 2018 heeft DSP-groep in opdracht van het WODC een evaluatie uitgevoerd van de Wets vijf jaar na inwerkingtreding. In 2022 heeft de Raad van de Europese Unie een evaluatie uitgevoerd van de implementatie van Kaderbesluit 2008/909 middels de Wets. Er is geen recent onderzoek uitgevoerd naar het Wots beleid of uitvoering.
Ik heb op dit moment geen signalen dat het Wots-beleid of de uitvoering daarvan niet goed functioneert. Derhalve zie ik op dit moment geen aanleiding om een onderzoek te laten doen.
Voor wat betreft het proces kan de afdeling audit van DJI een onderzoek doen. Voor het overige zou het WODC onderzoek kunnen doen.
Een meldplicht bij stadionverboden |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat de man die bij de Europa League wedstrijd PSV-Sevilla op 23 februari jl. Sevilla-keeper Marko Dmitrovic aanviel een stadionverbod had?1
Ja.
Onder welke criteria wordt besloten om bij stadionverboden ook een meldplicht op te leggen? Ligt deze eindverantwoordelijkheid uitsluitend bij de burgemeester of worden betreffende voetbalclubs ook betrokken?
Een civielrechtelijk stadionverbod kan worden opgelegd door een voetbalorganisatie (voor het eigen stadion) of de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB). Ook de strafrechter kan een stadionverbod opleggen. Een meldplicht kan zowel door de officier van justitie, de strafrechter als de burgemeester worden opgelegd. Als de meldplicht wordt opgelegd, dan wordt deze goed nagekomen.
De officier van justitie kan bij ernstige bezwaren jegens de verdachte én verdenking van een strafbaar feit een meldplicht opleggen. De strafrechter kan een meldplicht opleggen bij een rechtelijke uitspraak; een (on)voorwaardelijke (taak)straf en als maatregel ter beveiliging van de maatschappij of voorkomen van strafbare feiten.
De burgemeester heeft op grond van artikel 172a van de Gemeentewet onder daarin bepaalde omstandigheden een bevelsbevoegdheid tot het opleggen van een gebiedsverbod, groepsverbod of meldplicht. De burgemeester mag een maatregel (zoals de meldplicht) opleggen als er sprake is van een herhaaldelijke of ernstige groepsgewijze of individuele verstoring van de openbare orde. Op grond van het tweede lid kan de burgemeester tevens een bevel geven aan een persoon aan wie door een private organisatie een sanctie is opgelegd, wegens gedrag dat bij de burgemeester de ernstige vrees doet ontstaan dat die persoon de openbare orde zal verstoren. De burgemeester is daarmee onder meer bevoegd tot het opleggen van een meldplicht in aanvulling op een civielrechtelijk stadionverbod. De burgemeester moet de noodzaak voor een aanvullende maatregel goed motiveren (zie ook het antwoord op vraag 6). Hierbij kan informatie van voetbalclubs worden gebruikt.
Is betreffende supporter behandeld volgens de zogenaamde persoonsgerichte aanpak (PGA-aanpak)? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen zijn gehanteerd?
Een persoonsgerichte aanpak (PGA) bestaat uit een mix van bestuurs-, civiel- en strafrechtelijke maatregelen, waarbij ook zorg- en overige interventies toegepast kunnen worden. Het treffen van maatregelen is een bevoegdheid van het lokaal gezag en de clubs, waarbij de PGA op verschillende manieren kan worden ingevuld of toegepast. De gemeente Eindhoven heeft laten weten dat aan de betreffende persoon civielrechtelijk, door de club, een stadionverbod is opgelegd en bestuursrechtelijk, door de burgemeester, een gebiedsverbod. Na het incident heeft de rechter in een snelrechtszitting een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, waarvan één voorwaardelijk, in combinatie met een gebiedsverbod voor twee jaar. Daarnaast heeft PSV een stadionverbod van 40 jaar gegeven en wil de club een procedure starten om de eventuele schade voor de club op de supporter te verhalen. Er wordt nu met alle partners bekeken welke eventuele aanvullende maatregelen nodig zijn, waarbij sowieso sprake zal zijn van een persoonsgerichte aanpak.
Bent u het eens dat er strakker opgetreden zou moeten worden tegen de relatief kleine groep notoire ordeverstoorders die het niet uitmaakt dat ze een stadionverbod hebben, zodat zij naast een omgevingsverbod ook standaard een meldplicht opgelegd krijgen?
Het bezoeken van een voetbalwedstrijd moet voor iedereen gastvrij en veilig zijn. De kleine groep notoire ordeverstoorders moeten met een lik op stuk beleid worden aangepakt. Dat ben ik met u eens. In eerste instantie is de handhaving van stadionverboden de verantwoordelijkheid van de betaald voetbalorganisaties. Civielrechtelijke, bestuursrechtelijke en strafrechtelijke maatregelen zijn complementair aan elkaar en in sommige gevallen is het inderdaad wenselijk deze gecombineerd in te zetten. De partijen uit het lokale driehoeksoverleg (burgemeester, politie en officier van justitie) en de betaald voetbalorganisatie werken hierin samen. Het standaard opleggen van een meldplicht is echter niet haalbaar en niet wenselijk en vereist altijd maatwerk, zie hiervoor ook het antwoord op vraag 6.
Bent u zich ervan bewust dat de vraag om na een stadionverbod vaker een meldplicht op te leggen ook vanuit betaald voetbalorganisaties zelf en supporters komt? Zo ja, bent u ook met hen in gesprek over het tegengaan van supportersgeweld?
Ja, daar ben ik mij van bewust en ik ben met deze partijen in gesprek. Recentelijk heb ik nog gesproken met het Supporterscollectief Nederland en een afvaardiging van supportersverenigingen. In dit gesprek heb ik deze zorgen ook gehoord en heb ik aangegeven dat dit primair een lokale afweging is. Ik heb ook aangegeven dat ik in gesprek zal blijven met alle partijen, waaronder de burgemeesters van gemeenten met een betaald voetbal organisatie, om te bezien of we alle instrumenten die we hebben ook goed en consequent inzetten en waar we elkaar kunnen helpen.
In verschillende gremia is het Ministerie van Justitie en Veiligheid met betaald voetbalorganisaties en supporters in gesprek over het tegengaan van supportersgeweld. Binnen de Regiegroep Voetbal en Veiligheid wordt op structurele basis overleg gevoerd tussen de KNVB, politie, openbaar ministerie, gemeenten en het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De supportersvertegenwoordiging zal op gezette tijden aansluiten bij de Regiegroep als geheel en heeft daarnaast ook waar nodig aparte gesprekken met de leden. Onder de Regiegroep voert de Expertgroep, die uit dezelfde partijen bestaat, op structurele basis overleg met het Supporterscollectief Nederland en een kerngroep van Supporter Liaison Officers (SLO’s – de internationale term voor supporterscoördinator). De samenwerking tussen alle partijen is intensief. Ons gezamenlijk doel is om het betaalde voetbal weer toegankelijk, gastvrij en veilig te maken voor iedereen.
Kunt u precies uiteenzetten waarom een meldplicht niet standaard wordt opgelegd na een stadionverbod? Is dit enkel uit capaciteitsgebrek of zijn er andere overwegingen die meespelen?
Het is niet haalbaar of wenselijk dat alle stadionverboden worden gecombineerd met strafrechtelijke of bestuursrechtelijke maatregelen zoals een meldplicht. Het opleggen van een meldplicht is niet in alle gevallen proportioneel, zoals iemand die een plastic beker bier naar het veld gooit of zijn/haar kaart illegaal doorverkoopt. Deze situaties vallen hierbuiten en worden alleen civielrechtelijk aangepakt. Het is aannemelijk dat de gezagsdragers aan de personen die hiervoor een stadionverbod krijgen, geen (gebiedsverbod met) meldplicht opleggen. Bovendien kan een meldplicht alleen onder bepaalde voorwaarden (zie ook het antwoord op vraag 2) worden opgelegd. Zo kan de burgemeester dit opleggen bij ernstige vrees voor (verdere) verstoring van de openbare orde. Het al dan niet opleggen van dergelijke maatregelen is een bevoegdheid van het lokaal gezag en vraagt altijd een lokale afweging en maatwerk.
Kunt u een update geven over de pilot met de digitale meldplicht die in 2020 vorm kreeg? Is het de bedoeling om dit traject voort te zetten? Zo ja, wat zijn de plannen met betrekking tot de financiering en de tijdslijn? Waarom lijkt het nog jaren te duren voordat duidelijk wordt of een digitale meldplicht mogelijk is terwijl een soortgelijke techniek al wordt toegepast met enkelbanden bij gedetineerden? Kunt u aangeven wat nodig is om elektronisch toezicht in het geval van stadionverboden toe te passen?2
Na een voorstudie is de Justitiële Informatiedienst (Justid) reeds gestart met de bouw van een prototype van de digitale meldplicht app. Het doel van het prototype is het toetsen van de technische haalbaarheid en het toetsen van de mogelijkheid om de app te beveiligen tegen fraude. Het prototype is daarmee nog niet geschikt voor operationeel gebruik.
Het prototype van de digitale meldplicht app bevat unieke software en functionaliteiten. Twee voorbeelden zijn gezichtsherkenning om de identiteit van de melder vast te stellen en nauwkeurige locatiebepaling. Fraudepreventie is hierbij cruciaal, omdat er risico's zijn op fraude met gezichtsherkenning door bijvoorbeeld deepfake technologie en fraude met de locatie door bijvoorbeeld VPN of GPS-spoofing. Een kritische succesfactor is dan ook het gebruik van geschikte software om deze fraude op te sporen en de privacy en informatiebeveiliging van de melder te waarborgen. Rond de zomer volgt een besluit over de volgende fase waarin wordt toegewerkt naar een pilot. In deze fase zal meer helderheid ontstaan over de financiële consequenties ook op basis van kosten-batenanalyses. Voor er daadwerkelijk in de praktijk met een digitale meldplicht kan worden gewerkt moeten er dus nog de nodige stappen worden gezet. Ik kan hier nu nog geen concrete tijdlijn aan verbinden, maar deel de urgentie en met mij de partners in dit traject zoals de gemeenten, politie en OM. De digitale meldplicht vereist een digitale voorziening die robuust, veilig en breed toepasbaar moet zijn. Dit vraagt om een gedegen en zorgvuldige aanpak en dat vergt tijd.
De app moet bruikbaar zijn op een smartphone van de meldplichtige. Dat maakt het complexer dan een enkelband. De identiteit moet continu fraudebestendig vastgesteld worden. Het zijn duidelijk twee verschillende (elektronische) middelen met andere hard- en software.
De toepassing van de enkelband is bovendien anders van aard dan de digitale meldplicht en kent een ander juridisch kader. Zo kan een enkelband uitsluitend worden toegepast bij een verdachte of veroordeelde op grond van het strafrecht, terwijl de meldplicht zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk kan worden opgelegd. Een enkelband voor de betrokkene is verstrekkender dan een (digitale) meldplicht. De toepassing van een enkelband ziet op het (desgewenst) continu zichtbaar maken van de locatie van een verdachte of veroordeelde. De (digitale) meldplicht ziet slechts, in combinatie met een gebiedsverbod, op controle op een bepaald moment, bijvoorbeeld gerelateerd aan een voetbalwedstrijd.
Bent u bereid om deze vragen te beantwoorden voor het commissiedebat over Sportbeleid op 5 april a.s.?
Ja.
Achterstallige coronaboetes |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Nog duizenden coronaboetes wachten op beoordeling, maar OM wil niet seponeren»?1
Ja.
Onderschrijft u de stellingname van het Openbaar Ministerie (OM), dat aangeeft de openstaande veroordelingen niet te willen seponeren?
Het is in de eerste plaats aan het Openbaar Ministerie om te beoordelen of een strafzaak moet worden geseponeerd. Ik ben het echter eens met het standpunt van het OM dat zo veel mogelijk moet worden voorkomen dat lopende strafzaken moeten worden geseponeerd.
Hoe reflecteert u op deze stellingname van het OM, in het licht van het feit dat wij inmiddels weten dat de effectiviteit en legitimiteit van de coronamaatregelen discutabel waren? Bent u niet van mening dat het in retrospectief niet gerechtvaardigd is om mensen met terugwerkende kracht te beboeten voor het overtreden van regels die niet (wetenschappelijk) onderbouwd konden worden en die bovendien grondwettelijk niet te legitimeren waren?
In het belang van een goed functionerende democratische rechtstaat dienen regels te worden gehandhaafd, ongeacht of deze maatregelen door sommige mensen of groepen van mensen als discutabel of onvoldoende onderbouwd worden gezien.
Het gaat bovendien hierbij om verzetszaken, dat betekent dat de zaken al op een eerder moment beoordeeld zijn en het OM destijds heeft besloten om een strafbeschikking op te leggen aan de verdachte. Er is hier dus geen sprake van met terugwerkende kracht bestraffen. De verdachten hebben verzet ingesteld en het verzet moet nog beoordeeld worden of door de rechter behandeld worden.
Hoe reflecteert u op het feit dat het OM kampt met grote personeelstekorten, waardoor ernstige delicten en strafzaken, zoals bijvoorbeeld zedenzaken, onbehandeld blijven, maar dat deze organisatie desalniettemin wel werk gaat maken van het vervolgen van burgers die zich tijdens de coronacrisis hebben beroepen op hun vrijheden en grondrechten en in dat licht bezien eigenlijk geen strafbare feiten hebben begaan?
De opsporingsinstanties en het OM hebben, zoals bekend, onvoldoende capaciteit om alle strafbare feiten waar zij kennis van nemen aan te pakken. Om deze reden zijn afspraken gemaakt over de prioritering bij de opsporing en vervolging van strafbare feiten. In zijn algemeenheid geldt bijvoorbeeld dat de aanpak van ernstige strafbare feiten, zoals zedenmisdrijven, voorrang krijgt. De vervolging bij de coronaboetes gaat dus niet ten koste van de vervolging van ernstige strafbare feiten.
Zoals ook blijkt uit het mediabericht waarnaar u verwijst vindt de behandeling van de «coronaboetes» plaats door het Parket Centrale Verwerking OM dat normaal gesproken vooral verkeersovertredingen en overtredingen op het gebied van de openbare orde behandelt. De behandeling van de coronaboetes gaat dus ook in dit opzicht niet ten koste van de vervolging van ernstiger strafbare feiten.
Hoe reflecteert u op het feit dat bijvoorbeeld de avondklok en de mondkapjesplicht volgens verschillende wetenschappelijke publicaties aantoonbaar geen effect hebben gehad op de bestrijding van het coronavirus, maar het OM burgers toch gaat vervolgen voor het overtreden van deze maatregelen? Vindt u niet dat voortschrijdend inzicht hierin zwaar zou moeten wegen en het seponeren van deze boetes dientengevolge dus op zijn plaats is, te meer daar de coronamaatregelen op dit moment op geen enkele manier meer relevant zijn voor het waarborgen van de veiligheid en de rechtsstaat en de Nederlandse samenleving dus op geen enkele manier gebaat is bij het doorzetten van deze zaken? Zo nee, waarom niet? Graag een uitgebreide analyse.
Zoals ik bij het antwoord op vraag 3 heb toegelicht is het belangrijk dat in een democratische rechtstaat de regels worden gehandhaafd, ook als deze regels door sommige mensen of groepen van mensen als discutabel of onvoldoende onderbouwd worden gezien. Indien mensen het niet eens zijn met een opgelegde strafbeschikking kunnen zij hiertegen verzet instellen bij de officier van justitie. De zaken in onderliggend artikel betreffen nog openstaande verzetszaken. Indien de officier de strafbeschikking niet wijzigt of seponeert naar aanleiding van het verzet dan wordt de zaak voorgelegd aan de rechter. Het is uiteindelijk aan de rechter om te bepalen of de strafbeschikking terecht is opgelegd.
Of een bepaalde regel tijdens het vervolgingsproces nog relevant is voor het waarborgen van de veiligheid en de rechtstaat is geen afweging om de vervolging te stoppen of door te zetten. In onze dynamische samenleving veranderen regels voortdurend. Het gaat erom dat burgers erop mogen vertrouwen dat de overheid de regels handhaaft. Dit geldt des te meer ten opzichte van de burgers die zich wel netjes aan de regels hebben gehouden en de burgers die wel bij overtreding de boete direct betaald hebben.
Hoeveel mankracht bij het OM gaat het kosten om alle coronaovertredingen op tijd te behandelen? Wat betekent dit voor de bezetting op andere zaken? Hoeveel vertraging levert het innen van de coronaboetes op voor de behandeling van andere strafzaken?
Zoals ook blijkt uit het mediabericht waarnaar u verwijst vindt de behandeling van de «coronaboetes» plaats door het Parket Centrale Verwerking OM dat normaal gesproken vooral verkeersovertredingen en overtredingen op het gebied van de openbare orde behandelt. De behandeling van de coronaboetes gaat dus niet ten koste van de vervolging van ernstiger strafbare feiten. Daarnaast geldt dat het overgrote deel van het werk al verricht is, alle corona-zaken zijn reeds beoordeeld waarna een strafbeschikking is opgelegd. Parket Centrale Verwerking OM is bekend en berekend op de instroom van grote aantallen. Het beoordelen en behandelen van de verzetszaken, dat nu nog loopt, is onderdeel van het reguliere werkproces van het Parket.
Is de vertraging die wordt opgelopen bij de behandeling van andere strafzaken ten faveure van de coronaovertredingen wat u betreft geoorloofd? Zo ja, wat is de argumentatie om hieraan prioriteit te geven ten opzichte van, bijvoorbeeld, wachtende zedenzaken?
Zie ook het antwoord op vraag 4. Er wordt geen prioriteit aan de behandeling van verzet tegen de coronaboetes gegeven, dit valt onder het reguliere werkproces van het Parket Centrale Verwerking OM. De behandeling van de coronaboetes gaat niet ten koste van de opsporing en vervolging van ernstiger strafbare feiten.
Welk voordeel voor de maatschappij levert het innen van de boetes voor coronaovertredingen de samenleving en de rechtsstaat op ten opzichte van de behandeling van andere strafzaken? Op welke manier wordt de nationale veiligheid hierdoor verbeterd en/of gewaarborgd?
Het is in het belang van het functioneren van onze democratische rechtstaat dat regels worden gehandhaafd ook als deze regels tijdens het vervolgingsproces niet meer actueel zijn.
Krijgen de bewindspersonen die zich tijdens de coronacrisis aantoonbaar niet aan de coronamaatregelen hebben gehouden ook een boete? Zo nee, waarom niet?
Bij de handhaving van regels wordt geen onderscheid gemaakt naar functie.
Hoeveel gaat het behandelen van de achterstallige coronaovertredingen de samenleving kosten ten opzichte van wat het oplevert? Heeft u een kosten-batenanalyse gemaakt van deze operatie en kunt u deze inzichtelijk maken?
Zoals ik hiervoor heb toegelicht is het behandelen van de coronaboetes in het belang van het functioneren van onze democratische rechtstaat. Dit belang kan moeilijk tegen een geldbedrag worden afgezet. Er is dan ook geen kosten-batenanalyse gemaakt.
Het bericht ‘Ik wil dat Wim wordt uitgeleverd aan Nederland. Zedenzaken tegen reformatorische hulpverlener staken’ |
|
Jan Klink (VVD) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Ik wil dat Wim wordt uitgeleverd aan Nederland. Zedenzaken tegen reformatorische hulpverlener staken»?1
Ja.
Op welke manier(en) zet de Nederlandse overheid zich in om te voorkomen dat Nederlanders in het buitenland dit soort misdrijven begaan?
Het kabinet werkt aan structurele, duurzame oplossingen voor het aanpakken van grondoorzaken van armoede, in brede zin. Armoede en de daarmee vaak gepaard gaande verschillen in welzijn en machtsverhoudingen zijn vaak oorzaak van dit soort misdrijven. De Nederlandse overheid kan niet voorkomen dat Nederlanders, ook in het buitenland, dit soort misdrijven begaan en/of dat dit soort misdrijven niet voorkomt.
Naar aanleiding van onder meer #MeToo en het seksueel grensoverschrijdend gedrag in Haïti zijn uitvoerders aangesproken en is bewustwording in het BHOS-beleid inzake machtsmisbruik aangescherpt, onder andere door aangescherpte gedragsregels inzake Sexual Exploitation, Abuse and Harassment (SEAH) en screening van medewerkers.
Kunt u aangeven welke vorderingen er zijn gemaakt op het weeshuisdossier sinds er een coördinator bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken is aangesteld?
Sinds het aanstellen van een coördinator bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn op het dossier «kind en welzijn» (weeshuistoerisme) de volgende activiteiten uitgevoerd.
In maart 2022 is er een uitvraag gedaan bij posten om te onderzoeken in hoeverre de problematiek rondom weeshuistoerisme speelt in het betreffende land. Deze exercitie is ook benoemd in de Kamerbrief van 6 mei 2022 (35 069 nr. 15). Daarnaast heeft het ministerie de reisadviezen aangepast voor landen waar weeshuistoerisme voorkomt. Op de website van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is in najaar 2022 informatie over vrijwilligerswerk in weeshuizen toegevoegd en geüpdatet.
Ook zijn de handelsperspectieven genoemd in het Ecorys-rapport onderzocht. Samen met de Ministeries van Justitie en Veiligheid, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Financiën is besproken welke daarvan realistisch, wenselijk en haalbaar zijn en welke concrete acties hieraan verbonden kunnen worden.
Zo is de ANBI-status, het invoeren van een VOG-vereiste en actieve communicatie om reizen van vrijwilligers naar zorginstellingen tegen te gaan onderzocht.
Voor een ANBI-status kan niet specifiek worden gekeken naar particuliere instellingen die vrijwilligerswerk aan weeshuizen aanbieden, waardoor het via de ANBI-status niet mogelijk bleek om deze instellingen voor de ANBI-status uit te sluiten.
Ook is de effectiviteit, wenselijkheid en haalbaarheid van het gebruik van de verklaring omtrent gedrag (VOG) voor vrijwilligers die naar weeshuizen uitreizen onderzocht en lijkt voorafgaande screening van personeel van instellingen op dit vlak wenselijk. Dezelfde discussie speelt met relevante organisaties v.a.v. humanitaire hulpverleners met als doel een zo goed mogelijke screening in te regelen. Nederlandse organisaties kunnen voor deze screening de VOG gebruiken.
Een eerste sectorbijeenkomst «Kind en Welzijn» heeft op het Ministerie van Buitenlandse Zaken plaatsgevonden. Hieruit is de denktank «Kind en Welzijn» ontstaan, waar maatschappelijk middenveld en particuliere initiatieven samen komen om onderlinge samenwerking te versterken en gedeelde uitgangspunten te formuleren om de rechten van het kind en kinderwelzijn te beschermen. Het Ministerie van Buitenlandse zaken is hierbij betrokken en neemt hieraan deel.
Op welke manier is er vooruitgang geboekt in het aanmoedigen van initiatieven van derde partijen door het Ministerie van Buitenlandse Zaken omtrent de voorlichting over reizen naar buitenlandse weeshuizen?
Voorlichting is een effectief instrument voor ontmoediging gebleken zo stelt het Ecorys-rapport. De sector is daarmee verder aan de slag gegaan via een mediacampagne, met name gericht op jongeren die vanuit goede intenties op pad gaan. Het ministerie staat in contact met onder andere Better Care Network Nederland (BCNN) met betrekking tot de campagne #stopweeshuistoerisme. Het ministerie moedigt de sector aan om campagnes voor bewustwording over de schadelijke gevolgen van weeshuistoerisme voort te zetten.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken onderzoekt op dit moment ook zelf in hoeverre voorlichting vanuit de rijksoverheid voor jongeren en hun ouders over de negatieve gevolgen van -veelal goedbedoelde- vrijwilligersreizen naar residentiele zorginstellingen voor kinderen/weeshuistoerisme meerwaarde zou kunnen hebben.
Bent u bereid om steviger beleid te maken rondom het opzetten en steunen van weeshuizen in het buitenland nu opnieuw blijkt dat kinderen in weeshuizen extra kwetsbaar zijn voor mishandeling? Zo ja, welke invulling gaat u hieraan geven? Zo nee, waarom niet?
Naast de in de antwoorden op de vragen 3 en 4 genoemde inspanningen ten aanzien van het tegengaan van weeshuistoerisme moedigt het ministerie de sector aan om zelf het vereisen van een verklaring omtrent gedrag (VOG) verplicht te stellen.
Daarnaast zal het Ministerie van Buitenlandse Zaken zelf in haar financieringsafspraken meer eisen stellen op het gebied van het screenen van personeel met organisaties die zij financiert. De VOG kan in deze screening gebruikt worden voor Nederlandse organisaties. Ik teken daarbij wel aan dat ook in geval van (extra) screening, individuele excessen niet kunnen worden voorkomen.
Wellicht ter overvloede, het Ministerie van Buitenlandse Zaken financiert geen instellingen die zich inzetten voor weeshuistoerisme.
Welke mogelijkheden heeft de Nederlandse overheid om te voorkomen dat Nederlanders die betrokken zijn bij misstanden in buitenlandse weeshuizen nieuwe particuliere initiatieven kunnen oprichten?
Die mogelijkheden zijn er niet. Onderzocht is of er mogelijkheden zijn om te voorkomen dat Nederlanders die betrokken zijn bij misstanden in buitenlandse weeshuizen nieuwe particuliere initiatieven kunnen oprichten bijvoorbeeld ten aanzien van de ANBI-status.
Kenmerkend voor de ANBI-regeling is dat deze is gericht op generieke, landelijke erkenning van doelen die niet op het eigenbelang of privébelang zijn gericht. ANBI’s hebben binnen de grenzen van de ANBI-regelgeving vrijheid in het nastreven van hun doelstelling. De grens van de ANBI-regeling ligt bij overtreding van de wet (of daar waar toepassing van de integriteitstoets in beeld komt) of waar een instelling door de rechter verboden wordt. De voorwaarden waarop door de Belastingdienst wordt getoetst, bieden geen ruimte om organisaties alleen vanwege het mogelijk aanbieden van weeshuistoerisme extra te controleren of om die reden de ANBI-status te ontnemen. In overleg met het Ministerie van Financiën is er geconcludeerd dat er middels de ANBI-regeling niet specifiek kan worden gekeken naar particuliere instellingen die werk in weeshuizen aanbieden. De ANBI is vooral een technische toets en geen inhoudelijke toets.
Bent u van mening dat buitenlandse weeshuizen die betrokken zijn bij Nederlandse organisaties, Nederlandse werknemers moeten verplichten in bezit te zijn van een verklaring omtrent het gedrag (vog)? Zo ja, op wat voor manier gaat u hierover communiceren en hiernaar handelen? Zo nee, waarom niet?
Ja, Nederlandse organisaties betrokken bij (de financiering van) buitenlandse weeshuizen zouden, als onderdeel van hun screenings beleid, Nederlandse werknemers moeten kunnen verplichten in het bezit te zijn van een verklaring omtrent gedrag (VOG). Het is aan de organisaties dan wel de sector zelf om de VOG verplicht te stellen.
Op dit moment onderzoekt het Ministerie van Buitenlandse Zaken in samenwerking met het Ministerie van Justitie en Veiligheid de mogelijkheden om het gebruik van de VOG te faciliteren voor Nederlandse hulporganisaties. Inzet is om gezamenlijk met uitvoeringsinstantie COVOG van JenV functieprofielen te maken ten behoeve van screening van werknemers en vrijwilligers waarbij SEAH een risico is.
Ziet u in deze recente misstanden aanleiding om alle aanbevelingen uit het Ecorys-rapport uit 2020, waaronder het instellen van een verbod op weeshuistoerisme, opnieuw te onderzoeken?2
De aanbevelingen uit het Ecorys-rapport uit 2020 zijn onderzocht en waar mogelijk opgevolgd. Er is in samenwerking met het Ministerie van Justitie en Veiligheid, het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het Ministerie van Financiën onderzocht welke van de genoemde handelingsperspectieven realistisch, wenselijk en haalbaar zijn en welke concrete acties hieraan verbonden kunnen worden. Er is geen aanleiding voor nieuw onderzoek.
Kinderontvoeringen naar Polen en het negeren van een Europees Aanhoudingsbevel |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de casus van de gezochte Nederlandse moeder en de vier ontvoerde kinderen uit Zwolle? Zo nee, bent u bereid kennis te nemen van de casus?1
Ja, ik ben bekend met deze casus.
Wat is uw beeld ten aanzien van de toepassing van weigeringsronden uit het Haags Kinderontvoeringsverdrag door landen zoals Polen waar gerechtelijke procedures traag verlopen?
Ik herken het door u geschetste beeld ten dele. In sommige gevallen wordt een beroep gedaan op de weigeringsgronden in het Haags kinderontvoeringsverdrag in het voordeel van de meenemende ouder. Daarnaast ondervinden sommige ouders problemen bij de tenuitvoerlegging van beslissingen tot teruggeleiding van hun kinderen naar Nederland. In principe staat dit los van de toepassing van eventuele weigeringsgronden door de rechter. Die problemen bij de tenuitvoerlegging vinden hun oorsprong in het nationale recht van het betreffende land. Het kabinet volgt deze problematiek nauwgezet en spreekt relevante landen hier bij gelegenheid op aan. Te meer omdat ik veel waarde hecht aan een correcte naleving van het Haags kinderontvoeringsverdrag.
In hoeverre herkent u het beeld dat Poolse rechters in het voordeel van de ontvoerende moeder vonnis wijzen?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom weigert een land, zoals bijvoorbeeld Polen, om kinderen terug te geleiden naar Nederland indien daartoe door een rechter is besloten?
Zie antwoord vraag 2.
Welke stappen gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat de kinderen waarvan de rechter geoordeeld heeft dat zij naar Nederland moeten, zoals in de casus als benoemd in vraag 1, ook daadwerkelijk zo snel mogelijk naar Nederland worden teruggebracht?
De Nederlandse Centrale autoriteit vraagt bij bilaterale contacten met Polen voortdurend aandacht voor correcte naleving van het Haags kinderontvoeringsverdrag. Ook in een breder verband wordt hierop aangedrongen: samen met een aantal andere lidstaten heeft Nederland zich in december 2022 gevoegd in een zaak voor het Hof van Justitie van de Europese Unie. In deze zaak is door een Poolse rechter een prejudiciële vraag gesteld over strijdigheid tussen Poolse wetgeving en Europese regelgeving op het gebied van internationale kinderontvoering. Het Hof heeft deze prejudiciële vraag inmiddels bevestigend beantwoord. Ook binnen de Europese Commissie is aandacht voor de naleving van het Haags kinderontvoeringsverdrag. Om deze reden is de Europese Commissie een zogenaamde inbreukprocedure tegen Polen gestart.
Waarom weigeren de Poolse autoriteiten om een Europees Aanhoudingsbevel uit te voeren en wat vindt u daarvan?
Het is aan de rechter van de aangezochte lidstaat om een besluit te nemen over de uitvoering van een Europees Aanhoudingsbevel. Op een rechterlijke beslissing van een andere lidstaat van de Europese Unie in een individuele zaak kan ik niet ingaan.
Hoe ziet u de toekomst van het Haags Kinderontvoeringsverdrag indien dit verdrag in veel gevallen niet meer dan een papieren tijger blijkt te zijn?
Landen die zijn aangesloten bij de verordening Brussel II ter en het Haags kinderontvoeringsverdrag – zoals Polen – zijn gehouden deze na te leven. Indien een land het verdrag structureel niet nakomt, spreekt het kabinet het desbetreffende land daarop aan. Zoals ook gemeld in mijn brief van 16 december jl. wordt gewerkt aan een protocol om landen te kunnen aanspreken op hun verantwoordelijkheid ten aanzien van de naleving van het Haags kinderontvoeringsverdrag2. Het protocol moet duidelijk maken wie wanneer in actie komt en welke diplomatieke wegen kunnen worden bewandeld om de betrokken verdragslanden te kunnen aanspreken. Dit protocol zal volgens de huidige planning voor de zomerreces van 2023 worden opgeleverd, periodiek worden geëvalueerd en waar nodig aangescherpt.
Het bericht dat de overdracht van Singh aan Nederland gebaseerd is op politieke onwil |
|
Kati Piri (PvdA), Don Ceder (CU), Tom van der Lee (GL), Michiel van Nispen (SP), Agnes Mulder (CDA), Tunahan Kuzu (DENK), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Christine Teunissen (PvdD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht: «Nederlander Jaitsen Singh (78) die al 39 jaar in de Verenigde Staten vastzit, komt niet vroegtijdig vrij»?1
Ja.
Hoe oordeelt u over dit bericht?
Het kabinet blijft zich inspannen om de heer Singh op humanitaire gronden vanwege zijn hoge leeftijd en fragiele gezondheid naar Nederland te brengen, mits hij geen gevaar voor de samenleving vormt. Bij de antwoorden op onderstaande vragen wordt hier een toelichting op gegeven.
Wat de consulaire bijstand betreft, klopt het dat het Ministerie van Buitenlandse zaken in het verleden (tot 2015) niet altijd aan de volledige bezoeknorm heeft kunnen voldoen. Dit heeft het ministerie erkend in de klachtbehandeling door de Nationale ombudsman. Voor een uitgebreide toelichting hierop wordt verwezen naar Aanhangsel Handelingen vergaderjaar 2017–2018, nr. 449. De Nationale ombudsman ziet echter geen reden om hieraan consequenties te verbinden, omdat de heer Singh sinds 2015 wel conform de bezoeknorm wordt bezocht.
Het artikel raakt daarnaast aan diverse andere aspecten waarover wij niet kunnen oordelen, zoals de rechtsgang in de Verenigde Staten.
Deelt u de teleurstelling over het feit dat de heer Singh na 39 jaar vastzitten in de Verenigde Staten nog steeds niet vrijkomt?
Op donderdag 26 januari 2023 heeft de Parole Hearing plaatsgevonden van de heer Singh, waarbij de Parole Board het parole-verzoek heeft afgewezen voor drie jaar. Wij kunnen ons voorstellen dat de heer Singh en zijn familie teleurgesteld zijn over het oordeel van de Parole Board.
Wij zetten ons in om de heer Singh op humanitaire gronden naar Nederland terug te brengen. De afwegingen waarom de Parole Board tot dit oordeel is gekomen zijn (nog) niet bekend. De transcripten van (de niet openbare) zitting zijn pas circa 45 dagen na de zitting beschikbaar en opvraagbaar bij de Parole Board.
Bent u van mening dat de Nederlandse regering er alles aan gedaan heeft om de heer Singh naar Nederland te krijgen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waar blijkt dat uit?
Uw Kamer heeft op 23 juni 2020 de motie van het lid Van Nispen c.s. inzake de heer Singh aangenomen.2 In deze motie wordt de regering verzocht zich maximaal in te spannen om de heer Singh op korte termijn naar Nederland over te laten brengen, verzoeken tot overbrenging te honoreren en hiertoe zo nodig de procedure tot overdracht van de tenuitvoerlegging van het strafvonnis te starten.
Bij brief van 21 september 2020 is uw Kamer geïnformeerd over de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan deze motie. Een Wots-procedure is niet de geëigende weg aangezien de zaak van betrokkene niet voldoet aan de criteria van het Beleidskader voor een Wots-procedure.3 In ieder geval staat vast dat betrokkene onvoldoende binding met Nederland heeft. Dit heeft de rechter in kort geding vastgesteld. De Wots-procedure is een penitentiair instrument, geen humanitair instrument. Daarnaast is vastgesteld dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die tot afwijking van het beleid zouden moeten leiden.4
Gezien het feit dat de Wots geen optie is, is gekeken naar andere mogelijkheden om betrokkene naar Nederland te halen. De weg die wegens humanitaire redenen daarvoor gebruikt kan worden is een gratieprocedure, mits er geen gevaar is voor de maatschappij. Samen met de advocaat van betrokkene en zijn zus is hierover gesproken. Betrokkene is meerdere malen gesteund bij een door hem ingediend gratieverzoek. Wat daarvoor allemaal is gedaan, is weergegeven in de brief aan uw Kamer van 18 mei 2021.5 Daarnaast is door de Minister voor Rechtsbescherming (namens het Kabinet) voorafgaand aan elke parole hearing een nieuwe steunbetuiging aan de Parole Board gestuurd. Uw Kamer is daarover op verschillende momenten geïnformeerd.6
Op wat voor manieren kan een gedetineerde binding hebben met Nederland, gaat dit enkel over woonplaats of kan binding ook op andere manieren worden aangetoond?
Wat de binding betreft, moet er sprake zijn van een wezenlijke relatie met Nederland. Het Nederlanderschap alleen is daarvoor niet voldoende. Bij het bepalen of er sprake is van binding wordt onder meer gekeken naar waar en hoe lang betrokkene feitelijk woonachtig was (duur van inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP)) en onder meer waar hij heeft gewerkt.7
Wanneer betrokkene zijn banden met Nederland heeft verbroken door bijvoorbeeld zijn hoofdverblijf naar een ander land te verplaatsen en meer dan vijf jaar buiten Nederland woont, en onvoldoende is gebleken dat degene tot doel had zijn hoofdverblijf in Nederland later weer op te pakken, komt hij niet in aanmerking voor overbrenging. In een dergelijk geval is het resocialisatiebelang immers niet met een overbrenging gediend. De rechter heeft geoordeeld dat het beleid omtrent strafoverdracht bestendig en correct wordt uitgevoerd.8
Bent u het eens dat er sprake is van een gewijzigde situatie nu bekend is dat de zus van de heer Singh bereid is hem op te vangen in Nederland?
Nee. Jurisprudentie bevestigt dat de enkele wens van een gedetineerde om zich na detentie wederom in Nederland te vestigen irrelevant is bij de beoordeling van aanwezigheid van binding. Die wens is niet bepalend voor het resocialisatiebelang.9 De wens om naar Nederland terug te keren wordt in de rechtspraak slechts relevant geoordeeld als er aanwijzingen bestaan dat betrokkene vóór zijn buitenlandse detentie de mogelijkheid openhield om naar Nederland terug te keren. Daarvan kan sprake zijn als betrokkene kan wijzen op getroffen voorbereidingen voor die terugkeer.10 In onderhavig geval is dat onvoldoende aangetoond en wordt daardoor niet aannemelijk geacht.
Bent u, gezien de unieke aard van deze zaak waarin alle mogelijkheden zijn afgelopen en gezien de humanitaire situatie van de gevangene bereid zo snel mogelijk een manier te vinden een geldige WOTS-procedure op te starten om de strafoverdracht tussen Nederland en de Verenigde Staten te initiëren en de heer Singh over te brengen naar Nederland (conform motie van het lid Van Nispen c.s. (kamerstuk 35 470-VI-11))?
Het doel van de overbrenging van gevonniste personen is de kans op resocialisatie van de veroordeelde te vergroten en het risico van recidive te verkleinen doordat de tenuitvoerlegging van een straf in het land gebeurt waar de veroordeelde onderdaan is en/of woont en geworteld is.
Zoals aangegeven in het antwoord onder 4 is een Wots-procedure niet de geëigende weg omdat de zaak van betrokkene niet voldoet aan de daaraan gestelde criteria. Dit is bevestigd in een rechterlijke uitspraak. De weg die wegens humanitaire redenen daarvoor gebruikt kan worden is een gratieprocedure, mits er geen gevaar is voor de maatschappij.
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk en met spoed te beantwoorden?
Ja.
Het gebrek aan hulp aan gestrafte jongeren |
|
Songül Mutluer (PvdA) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Helft gestrafte jongeren krijgt door rechter opgelegde hulp niet»?1
Ja.
Erkent u dat in zeker de helft van de gevallen de hulp die rechters opleggen aan gestrafte jongeren niet of pas veel te laat gegeven wordt? Zo ja, beschikte u al eerder over signalen of cijfers dat deze hulp niet of te laat wordt gegeven en welke signalen of cijfers betreft het dan? Zo nee, over welke andere gegevens beschikt u?
De informatie over niet (tijdige) beschikbaarheid van hulp op grond van een uitspraak van de kinderrechter wordt niet (landelijk) geregistreerd. De gemeenten, die verantwoordelijk zijn voor de organisatie en financiering, houden dit niet bij, en ook de Gecertificeerde Instellingen (GI’s) en de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) doen dit niet. Het door de RvdK genoemde getal is een eigen inschatting. Ik heb wel eerder van verschillende jeugdstrafrechtketenpartners signalen over de niet (tijdige) beschikbaarheid van deze hulp gekregen en hierover schriftelijke vragen van uw Kamer beantwoord.2
Deelt u de mening van de onderzoekers van de Raad voor de Kinderbescherming dat het uitblijven van die hulp er mede toe kan leiden dat jonge delinquenten recidiveren? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ik deel deze mening. Het is heel belangrijk dat deze hulp beschikbaar is en het vonnis van de rechter wordt uitgevoerd. Deze jongeren moeten hulp krijgen om hun gedrag te verbeteren en niet opnieuw de fout in te gaan.
Beschikt u over cijfers of andere informatie waaruit het verband blijkt tussen het uitblijven van hulp aan een gestrafte jongere en het terugvallen in crimineel gedrag? Beschikt u over cijfers of andere informatie waaruit blijkt dat hulp aan gestrafte jongeren werkt om het terugvallen in crimineel gedrag te voorkomen? Zo ja, over welke cijfers of informatie beschikt u? Zo nee, kunt u dit dan alsnog laten onderzoeken?
Nee, dit is niet in cijfers terug te vinden. De Recidivemonitor van het WODC bevat informatie over recidive. Op basis van deze informatie kan geen koppeling worden gemaakt tussen recidive en de (tijdige) beschikbaarheid van opgelegde jeugdhulp, omdat dit niet (landelijk) wordt geregistreerd. Daarnaast is het, ook als de jeugdhulp wel geregistreerd zou worden, te complex om dit specifieke verband te onderzoeken.
Deelt u de mening dat het aanbieden van lichtere hulp dan de hulp die jongeren nodig hebben, slechts een onvolkomen noodoplossing kan zijn? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ja, de RvdK adviseert op grond van een gestructureerde risicotaxatie welke hulp passend en nodig is. Gelet op de problematiek is dat vaak specialistische hulp. Lichtere hulp is dan niet afdoende.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat gemeenten in staat worden gesteld om de benodigde specialistische zorg voor gestrafte jongeren wel in te kopen?
Ik werk samen met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) aan het wetvoorstel «Wet verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen» en de Hervormingsagenda Jeugd om de wijze van inkoop van specialistische jeugdhulp beter te borgen. Beide trajecten zijn onder meer gericht op versterken van regionale samenwerking voor gemeenten, landelijke contractering van specialistische zorg en standaardisatie met betrekking tot contracten en kwaliteitskader.
Ook ondersteun ik gemeenten met de leergang Inkoop Jeugdhulp in het strafrechtelijk kader. In deze leergang wordt de kennis van gemeenten over deze specifieke jeugdhulp versterkt en gekeken naar mogelijkheden voor goede inkoopstrategie. Ten slotte werkt de Staatssecretaris van VWS samen met de VNG aan de Aanpak wachttijden, waarin gemeenten en regio’s ondersteund worden om te komen tot een structurele aanpak van de wachttijden voor jeugdhulp.
Acht u het wenselijk indien niet alle gemeenten in staat blijven om de juiste zorg voor gestrafte jongeren zelf in te kopen, dat u dit centraal op rijksniveau gaat regelen? Zo ja, acht u de tijd rijp om hiertoe over te gaan? Zo nee, waarom niet?.
Naast de trajecten genoemd in het antwoord op vraag 6 loopt er vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid een verkenning naar jeugdhulp in strafrechtelijk kader, met als doel inzicht te krijgen in de specifieke typen jeugdhulp waar het hier om gaat, de aantallen, de kosten, de knelpunten en de mogelijke oplossingsrichtingen. Deze verkenning moet, in samenhang met de trajecten genoemd in het antwoord op vraag 6, leiden tot een scenario waarin door de wijze van de inkoop geborgd wordt dat de jeugdhulp die is opgelegd door de rechter of noodzakelijk wordt geacht door de jeugdreclassering, ook uitgevoerd wordt. Zodra hier meer duidelijkheid over is zal ik uw Kamer informeren.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat hulpverleners in de jeugdzorg voor gestrafte jongeren minder tijd aan administratie en meer tijd aan het verlenen van hulp kunnen gaan besteden?
De meeste tijd en aandacht moet uitgaan naar het verlenen van jeugdzorg. Daarom is blijvende aandacht en actie voor het terugdringen van administratieve lasten en regeldruk belangrijk. Het Ketenbureau i-sociaal domein (i-sd) ondersteunt gemeenten en aanbieders daarbij, vooral op het gebied van inkoop en aanbesteden, en het verbeteren van de informatievoorziening. Voor de Jeugdwet is het Ketenbureau i-sd samen met gemeenten en aanbieders aan de slag met het standaardiseren van contracten en diensten/producten.
Het aansturen van een criminele organisatie vanuit detentie door Benaouf A. |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitspraak van de Amsterdamse rechtbank van 6 december 2022 in het zogeheten 13Maracane proces?1
Ja, ik ben bekend met deze uitspraak.
Wat vindt u van het feit dat een Mocro-mafia kopstuk, namelijk Benaouf A., blijkens het vonnis vanuit detentie «huiveringwekkende» moordplannen beraamde, onder andere door het ronselen van zogenaamde «hitters» en het maken van prijsafspraken voor het plegen van moorden?
Ik heb kennisgenomen van de uitspraak van de rechter. Ik vind het onacceptabel dat er vanuit detentie door kon worden gegaan met crimineel handelen. Het bestrijden van voortgezet crimineel handelen tijdens detentie (VCHD) heeft de hoogste prioriteit, waaronder het tegengaan van binnensmokkelen en opsporen van contrabande en in het bijzonder telefoons. Mijn departement en de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) werken hier continu en met grote intensiteit aan, in goede samenwerking met de betrokken ketenpartners. Deze samenwerking is geïntensiveerd met de Taskforce aanpak georganiseerde criminaliteit in detentie en bij berechting. Deze Taskforce heeft onder andere de wijziging van de Regeling Selectie, Plaatsing en Overplaatsing Gedetineerden (RSPOG) gerealiseerd. Deze wijziging is medio december in werking getreden. Hieronder kom ik uitgebreider op deze wijziging terug.
Wat vindt u van het feit dat Benaouf A. «een coördinerende en sturende rol» vervulde vanuit detentie onder andere door het gebruik van PGP-telefoons?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom zit een crimineel kopstuk als Benaouf A., gelet op strafrestant, vervolgstraffen, criminele carrière, macht en middelen, niet in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) te Vught?
Ik ga niet in op de situatie rondom individuele gedetineerden. Ik beantwoord de vragen daarom in algemene zin.
Plaatsingen in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) worden gedaan via de Selectie Adviescommissie Extra Beveiligde Inrichting. In deze adviescommissie zitten vertegenwoordigers van DJI, het OM, het GRIP en een psychiater. Zij geven een advies ten aanzien van de plaatsing.2
De afgelopen jaren hebben we de gevangenispopulatie in Nederland zien veranderen. De groep gedetineerden waarop extra toezicht moet worden uitgeoefend, neemt in omvang toe. In juni 2022 en september 2022 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van de maatregelen tegen deze buitencategorie criminelen.3 Met de bouw van het Justitieel Complex Vlissingen (JVC), met daarin een tweede EBI, komt er extra beveiligde gevangeniscapaciteit. Een tweede EBI biedt meer mogelijkheden om gedetineerden van elkaar te scheiden en netwerkvorming tegen te gaan. Om de toename van deze extreem gevaarlijke gedetineerden op te vangen wordt de capaciteit van afdelingen met Intensief Toezicht (AIT) in de komende periode fors uitgebreid. Het doel van dit intensieve toezicht is om vluchtgevaar tegen te gaan en te voorkomen dat gedetineerden door gaan met criminele activiteiten tijdens hun detentie. In de volgende voortgangsbrief van de Taskforce, naar verwachting in maart, ga ik concreter op de nieuwe Afdelingen met Intensief Toezicht in.
Verder is er onlangs een motie van het lid Ellian (VVD) aangenomen.4 Daarin wordt de regering verzocht om te onderzoeken of een (tijdelijke) locatie met hoogbeveiligde cellen gerealiseerd zou kunnen worden. Dit onderzoek is op dit moment in volle gang. Ik informeer uw kamer over de uitkomsten in de volgende voortgangsbrief van de Taskforce.
Door de recente aanpassing van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (Rspog) is het nu mogelijk om iemand in een extra beveiligd regime te plaatsen op basis van een dreiging die uitgaat van iemands rol en positie binnen een crimineel netwerk.5 Daarnaast is met deze aanpassing het besluit omtrent verlenging van plaatsing van een gedetineerde in de EBI aangepast van elke zes maanden naar elke twaalf maanden.
In hoeverre ziet u inmiddels in dat een zaak zoals die van Benaouaf A. exemplarisch is, namelijk iemand die nu veroordeeld is voor het aansturen van een criminele organisatie vanuit detentie, voor de te lichte beoordeling van de plaatsing in gevangenissen van criminele kopstukken?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u toelichten welke maatregelen worden getroffen bij het plaatsingsbeleid om te voorkomen dat criminelen (uiteindelijk) niet in het juiste regime worden geplaatst, waardoor zij door kunnen gaan met het aansturen van criminele organisaties?
Afgelopen juni en september heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang op de maatregelen die worden onderzocht en getroffen in de strijd tegen voortgezet crimineel handelen tijdens detentie.6 Een van de maatregelen is het verbeteren van de informatiedeling. Er hebben verkennende gesprekken plaatsgevonden tussen DJI en ketenpartners over het optimaliseren van de informatie-uitwisseling zodat de juiste inschatting kan worden gemaakt van mogelijke risico’s zoals VCHD. In de eerstvolgende voortgangsbrief van de Taskforce ga ik hier verder op in. Met goede informatie over het risicoprofiel van een gedetineerde kunnen vanaf de eerste dag in detentie adequate toezichtsmaatregelen worden opgelegd en kan de gedetineerde in een inrichting met het juiste beveiligingsniveau worden geplaatst.
Kunt u toezeggen dat de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), nu nieuwe plaatsingsgronden zijn gecreëerd, op basis van de meest actuele informatie en inzichten, criminele kopstukken zoveel mogelijk in de EBI zal plaatsen?
Gedetineerden worden in de EBI geplaatst op grond van criteria die zijn genoemd in een juridisch kader en op advies van de Selectie Adviescommissie Extra Beveiligde Inrichting. Dit doen zij op basis van de meest actuele informatie en inzichten. Er waren drie hoofdgronden voor plaatsing in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) in Vught: A: een extreem vluchtrisico, B: extreem maatschappelijk risico en C: risico van voorgezet crimineel handelen tijdens detentie. Zoals hierboven aangegeven is door de wijziging van de Rspog medio december 2022 een vierde grond toegevoegd (de D-grond) waarmee plaatsing in de EBI ook mogelijk wordt bij de dreiging die uitgaat van iemands rol en positie in een crimineel netwerk.
De problemen in de klinieken en het terbeschikkingstelling (tbs)-stelsel |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u van mening dat er problemen zijn in de tbs-klinieken op het moment en het tbs-stelsel als geheel? Hoe groot vindt u deze? Wat zijn volgens u de grootste uitdagingen op dit moment?
De grootste uitdaging die ik nu zie voor het tbs-stelsel is de capaciteitsdruk. Die zit zowel in de fysiek beschikbare plekken als in de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel. Het staat voor mij vast dat de capaciteitsdruk risico’s kan opleveren.
Is er volgens u sprake van incidenten of zijn er structurelere problemen, als we bijvoorbeeld kijken naar heftige incidenten in de klinieken en onttrekkingen met ernstige geweldsmisdrijven als gevolg?
Ik wil hierin niet vooruitlopen op de resultaten van de verschillende onderzoeken, maar op dit moment zie ik geen aanwijzingen dat er een directe relatie is tussen de capaciteitsdruk die ik bij mijn antwoord op vraag 1 heb geadresseerd en de incidenten van afgelopen jaar.
Wat is uw reactie op de opmerkingen van tbs-advocaat Jan-Jesse Lieftink die stelt dat het tbs-systeem onder grote druk staat en op termijn onhoudbaar zal worden?1 Kunt u dit toelichten?
Ik deel de zorgen die in de betreffende uitzending zijn geuit. Het klopt dat we, net als andere sectoren, in de forensische zorg te maken hebben met een krappe arbeidsmarkt. Het is moeilijk om personeel te werven en te behouden. Het klopt ook dat er momenteel sprake is van capaciteitsdruk in de tbs. Het aantal tbs-passanten dat in een penitentiaire inrichting wacht op de start van de tbs-behandeling is de afgelopen jaren toegenomen.2 Het voert mij echter te ver om te stellen dat het tbs-systeem onhoudbaar zou zijn. Zo is het aantal incidenten door de jaren heen stabiel en kent de sector goede recidivecijfers: zo’n 80 procent recidiveert niet binnen twee jaar na uitstroom.3
Hoe groot is op dit moment de druk op het personeel in de klinieken?
In het contractmanagement van DJI is aandacht voor de druk op het personeel. Die druk verschilt uiteraard per locatie en per moment. DJI is hierover continu in gesprek met zorgaanbieders en ziet erop toe dat passende maatregelen genomen worden indien nodig.
Hoe ernstig is de druk op de capaciteit op dit moment?
Als iemand een tbs-maatregel opgelegd krijgt, wordt hij eerst in een penitentiaire inrichting geplaatst in afwachting van plaatsing in een Tbs-kliniek. Dit geldt zowel voor personen die ook een gevangenisstraf hebben als voor personen die alleen een tbs-maatregel opgelegd krijgen. De personen die in afwachting van de start van hun tbs-behandeling in een penitentiaire inrichting zijn geplaatst worden tbs-passanten genoemd. Het aantal tbs-passanten is een graadmeter voor de druk op de tbs-capaciteit. Onderstaande tabel laat zien het aantal tbs-passanten de afgelopen jaren is toegenomen.
2017
26
2018
43
2019
39
2020
45
2021
64
2022
107
In hoeverre is men er al in geslaagd de bureaucratie terug te dringen, zoals in het verleden met ambitieuze plannen is aangekondigd?
Uit een door Andersson Elffers Felix uitgevoerde evaluatie bleek dat het beoogde doel van 25 procent vermindering van de administratieve lasten door drie concrete projecten niet was gehaald.4 Wel werd inzichtelijk dat een deel van de administratieve lasten echt noodzakelijk is en ook bijdraagt aan een goede kwaliteit van forensische zorg. Vanzelfsprekend blijf ik mij inzetten voor een verdere vermindering van administratieve lasten. Zo werkt mijn ministerie momenteel aan een softwareapplicatie waarmee een zorgaanbieder op geautomatiseerde wijze alle relevante gegevens over een patiënt kan opvragen op één plek. Voorheen moesten hiervoor meerdere systemen geraadpleegd worden.
In hoeverre is er volgens u een verband tussen de recente geweldsincidenten binnen en buiten de klinieken en de druk op het personeel?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens met de uitspraken van tbs-advocaat Lieftink dat er te weinig is gebeurd met de analyse en aanbevelingen zoals die zijn opgenomen in het rapport «Geen kant meer op kunnen» van de inspectie Justitie en Veiligheid van oktober 2020?2
Ik ben het niet eens met deze uitspraken. Sinds het verschijnen van het rapport van de Inspectie is de tbs-capaciteit, met dank aan de inspanningen van DJI en zorgaanbieders, daadwerkelijk uitgebreid. Zo is het de sector gelukt afgelopen jaar 90 extra plaatsen in Forensisch Psychiatrische Centra te realiseren. Ook heeft mijn ambtsvoorganger de generieke maatregel om een verlofmachtiging standaard in te trekken na verdenking van een strafbaar feit doen vervallen.6 Tot slot is de inkoopstrategie aangepast. De aanbesteding conform deze nieuwe inkoopstrategie is momenteel gaande. DJI zal in deze aanbesteding lang lopende contracten gaan afsluiten tot maximaal zes jaar. Door de langere looptijd van contracten zijn voor zorgaanbieders investeringen met minder onzekerheden omgeven. Dit moet ertoe leiden dat forensische zorgaanbieders zich beter kunnen richten op een veranderende vraag naar forensische zorg.
Wat is er de afgelopen jaren bijvoorbeeld precies gebeurd met de aanbeveling van het rapport om de zorg kwalitatief te verbeteren en ook de kwaliteit van de beveiliging te verbeteren? Waar blijkt dat uit?
Op 1 oktober 2022 is het Kwaliteitskader forensische zorg ingevoerd. Hierin is beschreven wat onder kwalitatief goede forensische zorg wordt verstaan en aan welke normen zorgaanbieders dienen te voldoen. De onderwerpen die de Inspectie in haar rapport heeft benoemd zijn opgenomen in het kwaliteitskader. De komende jaren wordt het kwaliteitskader verder geïmplementeerd zodat alle zorgaanbieders er eind 2028 volledig aan voldoen. Waar nodig en relevant kan dat betekenen dat er nadere werkafspraken worden uitgewerkt. Het kwaliteitskader geldt voor alle vormen van forensische zorg. Ik heb middelen beschikbaar gesteld voor de implementatie van het kwaliteitskader, oplopend tot structureel 19,- miljoen vanaf 2025.
Wat betreft de beveiliging heeft DJI afgelopen jaar bij alle FPC’s geïnventariseerd in hoeverre zij voldoen aan het Programma van Eisen. Hierin is vastgelegd aan welke eisen op het gebied van materiële beveiliging de klinieken moeten voldoen. Uit de inventarisatie blijkt dat er drie gebouwelijke ingrepen in gang gezet moeten worden om alle FPC’s aan de eisen te laten voldoen. Deze drie ingrepen zijn nodig bij twee FPC’s. Ik ben momenteel in gesprek met de betreffende locaties om de benodigde aanpassingen te realiseren. Overigens treffen de betrokken FPC’s, vooruitlopend op de ingrepen, compenserende maatregelen.
Wat is er de afgelopen jaren gebeurd met de aanbeveling om bepaalde generieke maatregelen af te schaffen betreffende verlof en te vervangen met meer maatwerk en vertrouwen aan de professionals?
Zie mijn antwoord op vraag 8.
Wat gebeurt er vanuit de overheid op het gebied van nazorg en compensatie voor medewerkers met traumatische en levensbedreigende ervaringen met soms ook posttraumatische stressstoornis (PTSS) als gevolg, ten gevolge van hun werkzaamheden in een tbs-kliniek?
Het verlenen van nazorg voor medewerkers die bij de uitoefening van hun reguliere werkzaamheden een traumatische ervaring hebben hoort bij goed werkgeverschap. Dit is dan ook opgenomen in het Kwaliteitskader forensische zorg.
Voor zover het de Rijksinstellingen betreft geldt hiervoor het algemeen beleid van DJI. Dit houdt in dat medewerkers die een schokkende of indringende gebeurtenis meemaken die zorg krijgen die zij nodig hebben: kwalitatief hoogstaand en op maat.
Per locatie is er een nazorgteam, met medewerkers die direct ondersteuning kunnen bieden aan collega’s ter plaatse. Bij ernstige incidenten en als blijkt dat het natuurlijk herstel van de medewerker niet goed gaat komen de specialist opvang en de traumapsycholoog in beeld.
Voor de particuliere instellingen geldt dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor het verlenen van nazorg aan hun medewerkers. De wijze waarop zij dat doen kan verschillen, waarbij uiteraard in algemene zin geldt dat zij moeten voldoen aan de regelgeving inzake goed werkgeverschap bij arbeidsongevallen.
Wat is uw reactie op het verhaal van Lenny en Alma, die als medewerkers in Veldzicht schokkende dingen meemaakten, wat tot op de dag van vandaag grote gevolgen voor hen heeft?3 Hoe kan het dat dit tot slepende rechtszaken heeft geleid, waarom is dit nog steeds niet naar tevredenheid opgelost door de oud-werkgever?
Ik spreek mijn medeleven naar Lenny en Alma uit voor wat hen overkomen is tijdens hun werk in een tbs-kliniek. Het is verdrietig te zien dat dit tot de dag van vandaag zo’n invloed op hun leven heeft.
Omdat de rechtszaak waar u aan refereert nog loopt, kan ik hier verder niet op ingaan.
Op welke wijze wordt eraan gewerkt om de werkdruk van het personeel werkzaam bij de tbs-klinieken te verminderen en de veiligheid voor medewerkers te verbeteren?
Ik volg een aantal sporen om de uitvoering van het tbs-systeem veilig en verantwoord te houden. Ik zet ten eerste in op het bevorderen van door- en uitstroom. Dat doe ik met het Implementatieprogramma Bestuurlijke Agenda Forensische Zorg, dat in 2021 bij DJI is gestart. Dit programma bestaat uit projecten die bijdragen aan de doelstellingen van de met de hele sector opgestelde Bestuurlijke Agenda Forensische Zorg.8 Daarnaast werk ik samen met de sector aan het uitbreiden van de tbs-capaciteit en het verbeteren van passende vervolgvoorzieningen. Tot slot zorg ik met het Kwaliteitskader voor voldoende ruimte voor professionals om hun werk goed en verantwoord te kunnen doen. In de voortgangsbrief forensische zorg van deze maand ga ik hier verder op in, inclusief de knelpunten bij deze opgave.9
Welke maatregelen gaat u nemen om de werking van de behandeling in klinieken en de terugkeer naar de samenleving te verbeteren en daarmee de uitvoering van het tbs-systeem veiliger te maken?
Zie antwoord vraag 13.
Het bericht ‘Tbs'er ontsnapt tijdens begeleid verlof, verdacht van neersteken vrouw’ |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de inhoud van het bericht «Tbs'er ontsnapt tijdens begeleid verlof, verdacht van neersteken vrouw»?1
Ja, ik heb kennisgenomen van het bericht.
Wat is uw reactie op dit bericht?
In de eerste plaats is dit vreselijk voor het slachtoffer. Het is daarbij op zijn minst wrang te noemen dat de verdachte een tbs-gestelde is, die zich had onttrokken aan zijn begeleid verlof. We behandelen tbs-gestelden namelijk intensief om juist recidive te voorkomen. Maar helaas kan niet alle recidive voorkomen worden. Ik ben dankbaar voor het uitstekende werk van politie en justitie die de man nog dezelfde dag hebben kunnen aanhouden.
Zijn er signalen opgevangen dat de tbs'er een ontsnappingspoging zou doen tijdens zijn verlof? Hoe is daarmee omgegaan?
Op individuele gevallen ga ik inhoudelijk niet in. Bovendien loopt het opsporingsonderzoek nog. Wel kan ik u in algemene zin informeren over de toekenning van verlof binnen het tbs-stelsel.
Verlof is een belangrijk onderdeel van de behandeling van een tbs-gestelde. Verlof wordt ingezet om de vaardigheden die de tbs-gestelde heeft geleerd in de praktijk te brengen. Door stapsgewijs te oefenen met vrijheden werken we aan een veilige terugkeer buiten de muren van een kliniek.
De beslissing om verlof te verlenen komt zorgvuldig tot stand. In de eerste plaats wordt in een kliniek afgewogen of verlof verantwoord is, inclusief een toetsing bij een interne verlofcommissie, waar niet bij de behandeling betrokken deskundigen in zitten. Dit gebeurt multidisciplinair. Als het past in het behandelplan van een tbs-gestelde vraagt een kliniek een verlofmachtiging aan bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Vervolgens beoordeelt het Adviescollege Verloftoetsing Tbs (AVT) de aanvraag en adviseert DJI. In deze onafhankelijke commissie zitten ervaren psychologen, psychiaters en juristen die iedere verlofaanvraag beoordelen. Vervolgens besluit de Divisie Individuele Zaken van de DJI op basis van het advies of de tbs-gestelde op verlof mag. DJI neemt dit besluit namens mij als Minister. Bij een negatief advies van het AVT (dat wil zeggen een advies om geen verlof te verlenen), moet DJI dit advies overnemen. Bij een positief advies mag DJI anders beslissen. Als besloten wordt dat een tbs-gestelde op verlof mag, wordt vastgelegd waar het verlof voor dient en onder welke voorwaarden het plaats mag vinden.
Een verlofmachtiging wordt verleend aan het hoofd van de instelling voor de duur van één jaar. De kliniek beoordeelt gedurende de gehele behandeling of, conform de verleende verlofmachtiging, het verlof daadwerkelijk wordt verleend. Dit hoort ook bij de forensische scherpte die we vragen van alle klinieken. Indien er in de dagen richting het verlofmoment bijvoorbeeld concrete signalen zouden zijn dat iemand zich zou willen onttrekken, gaat het verlof niet door.
Is het gebruikelijk dat er enkel een begeleider meegaat op verlof, zonder aanvullende maatregelen zoals een elektronische enkelband? Zo ja, bent u bereid aanvullende maatregelen te onderzoeken teneinde een gevluchte tbs'er sneller op te kunnen sporen?
Tbs-gestelden krijgen verlof in verschillende fasen. De eerste fase begint met dubbel beveiligd verlof, waar een begeleider vanuit de kliniek en een beveiliger mee gaan. Vervolgens kan, indien verantwoord, worden afgebouwd naar dubbel begeleid verlof waarbij twee begeleiders mee gaan of enkel begeleid verlof waar één begeleider meegaat. De volgende fasen zijn het onbegeleid verlof en vervolgens transmuraal verlof, waarbij de tbs-gestelde buiten de kliniek verblijft maar nog wel in de kliniek behandeling krijgt. De laatste stap voorafgaand aan de voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel is proefverlof.
Voorafgaand aan elke volgende fase en/of na afloop van een verlofmachtiging dient een nieuwe aanvraag ingediend te worden. Hiervoor wordt opnieuw de procedure zoals onder vraag 3 beschreven gevolgd. Een tbs-gestelde mag alleen op een bepaalde vorm van verlof wanneer dit na zorgvuldige afweging verantwoord wordt geacht. Zolang de adviescommissies geen positief advies afgeven, zal een tbs-gestelde niet in de volgende fase van verlof overgaan. Het kan voorkomen dat een tbs-gestelde bijvoorbeeld niet verder komt dan de fase van begeleid verlof.
Een elektronische enkelband is momenteel geen instrument dat bij verloven wordt ingezet. Wel is recentelijk een pilot afgerond waarbij onder andere onderzocht is of toepassing van een elektronische enkelband of alcoholmeter tijdens verlof bijdraagt aan afspraakbetrouwbaarheid en daarmee een effectieve behandeling en risicomanagement. Ik onderzoek momenteel de resultaten van deze pilot. Ik zal uw Kamer over de uitkomsten van het onderzoek naar de resultaten van de pilot informeren in de tweede voortgangsbrief forensische zorg van dit jaar.
In de spaarzame gevallen dat een tbs-gestelde zich onttrekt, is opsporing veelal niet noodzakelijk. Wanneer iemand toch niet zelfstandig terugkeert, wordt een specialistisch opsporingsteam van het OM en politie, FastNL, ingezet. Overigens is de definitie van een onttrekking breed. Dit kan het te laat terugkeren van verlof betekenen, maar ook het niet nakomen van de afspraken tijdens het verlof.
Welke maatregelen zijn en worden genomen om herhaling te voorkomen, aangezien dit jaar ook al twee tbs'ers wisten te ontstnappen uit deze kliniek?
Ik vind het van cruciaal belang dat als zich incidenten voordoen er nauwkeurig gekeken wordt hoe het heeft kunnen gebeuren en dat er van geleerd wordt. Het incident waar deze Kamervragen op zien, is daarom voor mij aanleiding geweest de toedracht van het incident zorgvuldig na te gaan, samen met de FPC de Pompestichting en DJI. Zo voert de Pompestichting zelf nog een interne evaluatie uit. Op basis van de tot nu toe bekende feiten is geen onzorgvuldig handelen geconstateerd.2
Naar de ontvluchting uit FPC de Pompestichting in juni afgelopen jaar voert de Inspectie Justitie en Veiligheid onderzoek uit. Vooruitlopend op dat rapport heeft de kliniek deze zomer al wel maatregelen getroffen. FPC de Pompestichting heeft in overleg met de beveiligingsexperts van DJI tijdelijk extra bouwkundige en elektronische maatregelen genomen om een soortgelijke ontvluchting te kunnen voorkomen. De aard van deze maatregelen is met het oog op het voorkomen van ontvluchtingen vertrouwelijk.
De afgelopen jaren (vanaf 2018) vinden bijna 70 duizend (on)begeleid verlofbewegingen per jaar plaats vanuit een tbs-kliniek.3 Uit de cijfers van afgelopen vijf jaar (zie tabel) blijkt dat een onttrekking tijdens deze verlofbewegingen relatief zeldzaam is, waarbij ten tijden van de coronapandemie een daling van het aantal onttrekkingen waarneembaar is. Vreselijke incidenten zoals het onderhavige zijn gelukkig zeer uitzonderlijk. Ik zie momenteel dus geen aanleiding om de voorwaarden waar een tbs-gestelde aan moet voldoen om op verlof te mogen aan te scherpen.
2018
0
30
2019
1
44
2020
2
30
2021
0
21
2022
2
39
Cijfers van DJI
A – Ontvluchting vanuit/zonder toestemming verlaten van een (normaal) beveiligde, uitgebreid beveiligde of extra beveiligde) DJI-inrichting of afdeling of het tot die inrichting behorende terrein, dan wel van een afgesloten ruimte van een beperkt beveiligde inrichting.
B – Onttrekking vanuit een afgesloten ruimte of terrein van een (psychiatrisch) ziekenhuis of (niet-DJI) instelling.
C – Onttrekking aan het toezicht tijdens vervoer.
D – Onttrekking aan het toezicht tijdens een begeleid verlof of ander verblijf buiten de inrichting onder begeleiding.
E – Onttrekking vanuit een zeer beperkt beveiligde (ZBBI) of beperkt beveiligde (BBI) inrichting of terrein (niet vanuit een afgesloten ruimte) (niet van toepassing voor TBS).
F – Onttrekking vanuit/zonder toestemming verlaten van een open afdeling van een (psychiatrisch) ziekenhuis of (niet-DJI) instelling waarnaar de justitiabele is overgebracht wegens de noodzaak tot verpleging, zorg, hulp of behandeling.
G – Onttrekking door het zich niet tijdig op de afgesproken plaats bevinden of daar terugkeren na of tijdens onbegeleid verlof, deelname aan een scholings- of trainingsprogramma (STP), penitentiair programma (PP), of ander toegestaan verblijf buiten de inrichting zonder begeleiding.
Voorlopig cijfer
Worden nabestaanden en andere betrokkenen altijd op de hoogte gesteld van het verlof van een tbs'er?
Slachtoffers en/of nabestaanden kunnen bij het Openbaar Ministerie (OM) aangeven dat zij geïnformeerd willen worden als een tbs-gestelde verlof krijgt toegekend. Daarnaast informeert het OM slachtoffers en/of nabestaanden, die dat wensen, over de plaatsing in de kliniek, als er sprake is van een onttrekking en als de maatregel wordt verlengd of (voorwaardelijk) beëindigd.
Welke mogelijkheden ziet u om de voorwaarden waaraan een tbs'er moet voldoen om op verlof te mogen aan te scherpen?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht dat de Nederlandse staat geen zicht heeft op Nederlanders die in het buitenland een gevangenisstraf hebben uitgezeten en daarna terugkeren naar Nederland |
|
Joost Sneller (D66), Michiel van Nispen (SP) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de oproep van een aantal organisaties om het simpeler te maken voor Nederlandse gevangenen in het buitenland om hun straf in Nederland te laten uitzitten, zodat beter zicht kan worden gehouden op deze personen?1
Ja.
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is dat de Nederlandse staat geen zicht heeft op ex-gedetineerden als zij in het buitenland een straf hebben uitgezeten en dat dit zelfs een potentieel gevaar vormt voor de Nederlandse samenleving?
Er is geen strafrechtelijk kader meer voor toezicht als een veroordeelde zijn of haar straf volledig heeft uitgezeten. Dit geldt ook voor Nederlanders die in het buitenland zijn veroordeeld. Wel heeft de politie mogelijkheden om personen te signaleren als er sprake is van zorgen omtrent de Nationale Veiligheid.
In hierboven aangehaalde NRC-artikel wordt specifiek ingegaan op het gebrek aan zicht op zedendelinquenten die terugkeren naar Nederland. Ik deel de zorg dat daar nu onvoldoende zicht op is, omdat informatie over een veroordeling buiten de Europese Unie (EU) voor een zedenmisdrijf nu niet meegenomen kan worden bij de beoordeling van een aanvraag voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). Deze situatie vind ik onwenselijk. Mijn ambtsvoorganger en de vorige Minister van Justitie en Veiligheid hebben in 2020 opdracht gegeven om de mogelijkheden te onderzoeken om beschikbare en betrouwbare informatie over onherroepelijke veroordelingen van Nederlanders die buiten de EU en het Verenigd Koninkrijk (VK) zijn veroordeeld voor een zedendelict als additionele bron toe te voegen aan de VOG-screening. In nauwe samenwerking met het OM, Politie, de Justitiële Informatiedienst (Justid), de screeningsautoriteit Justis en het Ministerie van Buitenlandse Zaken worden mogelijke oplossingen onderzocht. Zoals reeds toegezegd zal ik uw Kamer hierover in het eerste kwartaal van 2023 informeren.2
Welke regels belemmeren nu precies dat de staat goed toezicht kan houden op veroordeelde terugkeerders? Bent u bereid te bezien of deze regels aangepast kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
Zoals bij antwoord 2 aangegeven, is er geen strafrechtelijk kader meer voor toezicht als een veroordeelde zijn of haar straf volledig heeft uitgezeten. Dit geldt ook voor Nederlanders die in het buitenland zijn veroordeeld. Er is daarbij geen onderscheid tussen een niet-EU-land of EU-land. Wel heeft de politie mogelijkheden om personen te signaleren als er sprake is van zorgen omtrent de Nationale Veiligheid.
Veroordelingen van Nederlanders uitgesproken door Europese strafrechter of een strafrechter uit het VK worden uitgewisseld met de Justitiële Informatiedienst (Justid) en worden bijgeschreven in het JDS. Deze veroordelingen kunnen worden betrokken bij de VOG-beoordeling.
Speelt dit probleem slechts wanneer iemand zijn straf heeft uitgezeten in een niet-EU-land of is dit probleem ook aan de orde wanneer iemand zijn straf heeft uitgezeten in een EU-land?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre is de Nederlandse staat op de hoogte van het feit of een Nederlander gedetineerd is in het buitenland? Als de Nederlandse staat op de hoogte is van de detentie, houdt zij dan ook bij wanneer iemand vrijkomt en is er dan contact met de gedetineerde over de vraag of de persoon van plan is om terug naar Nederland te komen? Zo nee, waarom niet?
Er zitten, voor zover bekend, circa 1.700 Nederlanders in detentie in het buitenland (peildatum 1 december 2022). Dit is het aantal Nederlanders die zich tot het Ministerie van Buitenlandse Zaken hebben gewend voor consulaire hulp.
De meeste landen zijn verplicht om de arrestatie van een buitenlander, indien de gearresteerde dit wenst, te melden aan de autoriteiten van het land van zijn nationaliteit.3 Het land van nationaliteit kan in dit geval consulaire bijstand aanbieden. Vanwege privacy redenen worden enkel persoonsgegevens door het Ministerie van Buitenlandse Zaken geregistreerd als de Nederlandse gedetineerde consulaire bijstand wil. Ook de einddatum van de detentie wordt, indien door de gedetineerde verstrekt, in het dossier opgenomen.
Er is geen contact vanuit Buitenlandse Zaken met de gedetineerde over de vraag of de gedetineerde van plan is om terug naar Nederland te komen. Dit is een taak van Bureau Buitenland van Reclassering Nederland, als onderdeel van de Nederlandse consulaire bijstand. Bureau Buitenland zorgt (op vrijwillige basis) onder meer voor ondersteuning ten behoeve van de resocialisatie en gaat na of een gedetineerde na detentie naar Nederland wil terugkeren. Bureau Buitenland organiseert ook nazorg door aanmeldingen en overdracht van informatie naar Nederlandse gemeenten (Regeling Bestuurlijke Informatie Justitiabelen).4
Bent u bereid zich ervoor in te spannen dat een Nederlandse gevangene in het buitenland altijd een deel van zijn straf in Nederland uitzit, zodat bijvoorbeeld de reclassering ook na de gevangenschap toezicht kan houden op deze persoon? Zo nee, waarom niet?
Ik ben niet van mening dat Nederlandse gedetineerden in het buitenland altijd een deel van hun straf in Nederland moeten uitzitten. Resocialisatie kan het beste worden vormgegeven, indien de veroordeelde zich in detentie kan voorbereiden op een terugkeer in de samenleving waarmee hij wezenlijke banden heeft. Daarbij willen niet alle Nederlandse gedetineerden na detentie altijd terug naar Nederland. Mocht een gedetineerde dat wel wensen dan is de vraag of het land waar de gedetineerde in detentie zit, bereid is om de straf over te dragen. Niet alle verdragen kennen een verplichting om gedetineerden over te dragen. Tot slot geldt in Nederland het vigerende beleidskader rondom strafoverdracht. Als wordt voldaan aan deze voorwaarden kan de straf door Nederland worden overgenomen.5
Bent u bereid aan te sturen op een actiever inzet van de Divisie Individuele Zaken, Internationale Overdracht Strafvonnissen (DIZ IOS) op lopende verzoeken, waardoor gebrek aan strafrestant door lange WOTS-procedures (Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen) kan worden voorkomen?
WOTS-verzoeken vergen een zorgvuldige, maar voortvarende behandeling. Er zijn meerdere partijen verantwoordelijk voor een snelle strafoverdracht. IOS is een van deze partijen en zet zich daar actief voor in. Zij volgen daarbij de juridische kaders.6
Er kunnen meerdere oorzaken zijn voor een te kort strafrestant. Bijvoorbeeld als het buitenland te laat een verzoek tot strafoverdracht heeft gedaan, waardoor onvoldoende straf resteert. Een andere oorzaak kan zijn dat het aanpassen of omzetten van de straf in Nederland resteert tot onvoldoende strafrestant. Een andere mogelijkheid is dat het na het verzoek tot strafoverdracht, de procedure te lang duurt waardoor er alsnog onvoldoende straf resteert. Een actievere inzet van IOS en andere betrokken ketenpartners zou hiertoe een oplossing kunnen bieden. Dat dit laatste een oorzaak zou zijn wordt niet herkend, om die reden zie ik dan ook geen aanleiding om te sturen op een actievere inzet van IOS.
Waarom wordt nauwelijks afgeweken van de vijfjaarsregel, waarover de regering stelt dat deze slechts een indicatieve objectivering is?2
De rechter heeft meerdere malen in individuele zaken geoordeeld dat het beleid omtrent strafoverdracht bestendig wordt uitgevoerd.8 Ik zie geen aanleiding om dit te wijzigen.
Re-integratie in de Nederlandse samenleving is van belang als er een wezenlijke relatie is met Nederland. Het Nederlanderschap alleen is niet voldoende om te kunnen spreken van binding, ook wordt gekeken waar de betrokkene feitelijk woonachtig is (inschrijving in de Basisregistratie Personen) en hoe lang en waar de betrokkene werkt.
In de praktijk wordt binding veelal aangenomen bij Nederlanders die in de afgelopen vijf jaar tenminste enige tijd in Nederland ingeschreven hebben gestaan (feitelijk woonachtig zijn geweest) en bij vreemdelingen met een verblijfsvergunning (die niet wordt ingetrokken als gevolg van het delict waarvoor hij is veroordeeld) indien zij tenminste vijf jaar onafgebroken in Nederland ingeschreven hebben gestaan.
Een Nederlandse veroordeelde die bijvoorbeeld zijn binding met Nederland heeft verbroken door zijn hoofdverblijf naar het buitenland te verplaatsen komt niet in aanmerking voor overbrenging. De wens om naar Nederland terug te keren wordt in de rechtspraak slechts relevant geoordeeld als er aanwijzingen zijn dat betrokkene vóór zijn buitenlandse detentie de mogelijkheid openhield om naar Nederland terug te keren.9
Zou het niet beter zijn om in plaats van te kijken naar de vraag hoe lang iemand al niet meer in Nederland is geweest (korter of langer dan vijf jaar), te kijken naar de vraag hoe groot de kans is dat iemand na detentie weer terug zal keren naar Nederland? Zo ja, bent u bereid de eis van vijf jaar te laten vallen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
In hoeverre wordt waarde toegekend aan de bindingsrapportages, terugkeeradviezen van Bureau Buitenland en brieven van familie die een (sociale) binding met Nederland aantonen in de beslissing om een Nederlandse gedetineerde over te plaatsen naar Nederland? Bent u bereid daar meer waarde toe te kennen in het beleidskader?
Bij een verzoek tot strafoverdracht wordt door IOS – indien beschikbaar – ook gekeken naar informatie uit de rapportages van Bureau Buitenland en brieven van de gedetineerde of zijn of haar familie. Het antwoord op de vraag in hoeverre hieraan waarde wordt toegekend is maatwerk, en afhankelijk van de individuele zaak.
Bent u bereid om de bindingstoets te laten vervallen bij aanspraak op de WOTS voor een veroordeelde Nederlander, die geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland had en na invrijheidstelling naar Nederland kan worden uitgezet, zoals al het geval is in de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS)?
Nee, ik ben niet bereid de bindingstoets te laten vervallen. Resocialisatie kan, zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 8 en 9, het beste worden vormgegeven indien de veroordeelde zich in detentie kan voorbereiden op een terugkeer in de samenleving waarmee hij een wezenlijke binding heeft.
Het vereiste van binding naast nationaliteit vloeit voort uit de doelstelling van de resocialisatie. Ook in het Kaderbesluit 2008/909/JBZ (inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen), geïmplementeerd met de WETS, wordt beoordeeld of sprake is van een voor een goede resocialisatie vereiste binding. Dat gebeurt in de eerste plaats door de EU lidstaat die de tenuitvoerlegging van een vonnis wil overdragen. Deze moet zich ervan vergewissen dat de tenuitvoerlegging in de uitvoerende lidstaat kan bijdragen aan de maatschappelijke re-integratie van de veroordeelde in die staat, daarbij moet rekening worden gehouden met de mate van verbondenheid met die staat.
Uit bovengenoemd Kaderbesluit volgt ook dat overname van de tenuitvoerlegging door Nederland verplicht is indien een veroordeelde Nederlander niet meer in Nederland woont, maar door de EU-lidstaat van veroordeling na invrijheidstelling naar Nederland wordt uitgezet. Deze verplichting is overgenomen in de WETS.
Er is geen internationale verplichting om veroordeelden met de Nederlandse nationaliteit over te nemen, die na hun invrijheidstelling kunnen worden uitgezet naar Nederland vanuit landen buiten de EU. Ik hecht eraan om in die gevallen de mogelijkheid te houden om overname van de tenuitvoerlegging van de straf te kunnen weigeren als het doel van strafoverdracht, het belang van resocialisatie, niet wordt gediend.
Wat is uw reactie op de uitspraak van voormalig Staatssecretaris Teeven die feitelijk eerlijk toegeeft al die tijd een verkeerde inschatting te hebben gemaakt met het innemen van het standpunt «weinig aandacht geven aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland», omdat de manier waarop het nu geregeld is een potentieel gevaar voor de Nederlandse samenleving is?
Het standpunt dat Nederland weinig aandacht geeft aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland deel ik niet. Nederland geeft op verschillende manieren aandacht aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland. Zie ook het antwoord op vraag 2 en 5.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zorgt voor consulaire bijstand en informeert, net als Bureau Buitenland van Reclassering Nederland, Nederlandse gedetineerden in het buitenland over de mogelijkheden tot straf overdacht.10 Ook is er een telefonische informatielijn beschikbaar van de afdeling Internationale Overdracht Strafvonnissen (IOS) van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI).
Bureau Buitenland biedt Nederlandse gedetineerden in het buitenland (op vrijwillige basis) ondersteuning door middel van contact met vrijwilligers van Bureau Buitenland. Deze vrijwilligers zijn werkzaam in de landen van detentie. Dit contact richt zich onder meer op het vergroten van het zelfinzicht, de zelfredzaamheid en de re-integratie na detentie. Ze houden zicht op de detentieomstandigheden, de gezondheid (mentaal en fysiek) en de procesgang van de strafzaak van de gedetineerde. Bureau Buitenland wordt gefinancierd door het Ministerie van Buitenlandse zaken en het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
Verder kan de gedetineerde aanvullende juridische ondersteuning ontvangen (in aanvulling op de lokale advocaat van de gedetineerde) van één van de twee onafhankelijke juridische organisaties in Nederland die voor deze activiteit subsidie ontvangen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. In de subsidieperiode 2020–2023 wordt de aanvullende juridische ondersteuning aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland uitgevoerd door Stichting Lawyers Across Borders, Stichting Dutch&Detained.
Ook zet Stichting Epafras zich in voor Nederlanders die vast zitten in buitenlandse gevangenissen. Zo bezoekt Epafras Nederlandse gedetineerden in het buitenland en geeft hen geestelijke zorg. Dit wordt gefinancierd door het Ministerie van Buitenlandse zaken en het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
Hoe lang is het bij u al bekend dat het bijvoorbeeld mogelijk is voor zedendaders, die buiten de EU zijn veroordeeld, om bij terugkomst gewoon een verklaring omtrent het gedrag (VOG) te krijgen? Kunt u uiteenzetten welke inspanningen er sinds die tijd op zijn geweest om dit probleem op te lossen?
De screeningsautoriteit Justis beoordeelt een VOG-aanvraag aan de hand van justitiële gegevens. Dit kunnen Nederlandse justitiële gegevens en onherroepelijke veroordelingen van Nederlanders, uitgesproken door Europese
strafrechters en strafrechters uit het VK, zijn. Bij de VOG-aanvraag voor het werken met kinderen kunnen ook onherroepelijke veroordelingen van andere EU-onderdanen voor zedenfeiten, uitgesproken in de EU of het VK, worden betrokken.
Vanaf november 2023 kunnen via het systeem ECRIS TCN (Third Country Nationals) ook onherroepelijke veroordelingen van derdelanders uitgesproken in de EU of het VK worden betrokken bij een VOG-aanvraag voor het werken met kinderen.
Er zijn geen internationale afspraken over het delen van onherroepelijke veroordelingen uitgesproken door strafrechters buiten de EU en het VK voor preventieve doeleinden zoals de VOG-screening. Daarom is Nederland vaak niet op de hoogte van de veroordeling en worden deze veroordelingen ook niet in het JDS geregistreerd. Onherroepelijke veroordelingen uitgesproken door strafrechters buiten de EU en het VK kunnen dan ook niet worden betrokken bij de VOG-screening. Dit is slechts anders in het geval veroordelingen zijn geregistreerd in de justitiële documentatie omdat er strafoverdracht heeft plaatsgevonden.
Zoals ik in het antwoord op vraag 2 al heb benoemd, hebben in 2020 mijn ambtsvoorganger en de vorige Minister van Justitie en Veiligheid opdracht gegeven om de mogelijkheden te onderzoeken om de onherroepelijke veroordelingen voor een zedendelict van Nederlanders die buiten de EU en het VK zijn veroordeeld, te kunnen betrekken bij de VOG-screening. Uw Kamer is hier eerder over geïnformeerd. 11 De afgelopen periode werden mogelijke oplossingen in nauwe samenwerking met het OM, Politie, de Justitiële Informatiedienst (Justid), de screeningsautoriteit Justis en het Ministerie van Buitenlandse Zaken grondig onderzocht. Zoals reeds toegezegd zal ik uw Kamer over de bevindingen in het eerste kwartaal van 2023 informeren.
Een asielzoeker die 6 weken cel heeft gekregen voor het vernielen van 23 auto’s in Ter Apel |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitspraak van de rechtbank Assen van 12 oktober jl. waarin de rechtbank een overlastgevende asielzoeker uit Eritrea zes weken gevangenisstraf heeft gegeven voor het vernielen van 23 auto’s in Ter Apel?1
Ja.
Deelt u de mening dat het niet uit te leggen is aan de slachtoffers dat deze asielcrimineel die net in Nederland is, meteen de boel kort en klein slaat, en vervolgens ook nog eens strafkorting krijgt? Zo nee, waarom niet?
Over de individuele omstandigheden van dit geval doe ik verder geen uitspraken. Wel kan ik in zijn algemeenheid aangeven dat we maximaal optreden tegen overlastgevende asielzoekers. Asielzoekers die in Nederland een misdrijf plegen, worden – indien de officier van justitie daartoe besluit – in Nederland strafrechtelijk vervolgd. In dit geval is daartoe ook besloten. De uiteindelijke strafoplegging is aan de strafrechter waarbij hij de individuele omstandigheden van het geval, zoals psychische klachten, meeweegt.
Op vreemdelingen die een misdrijf plegen is de ketenprocesbeschrijving VRIS (Vreemdelingen in het Strafrecht) van toepassing. Dit betekent dat bij alle strafrechtelijke vergrijpen door vreemdelingen wordt bezien welke gevolgen dat heeft voor hun verblijfsrecht en dat er, indien van toepassing, ingezet wordt op het vertrek uit Nederland. Daarbij kan er strafrechtonderbreking worden verleend, waarbij als voorwaarde geldt dat de vreemdeling niet terugkeert naar Nederland.
Kunt u garanderen dat deze asielcrimineel daadwerkelijk de vier schadeclaims van 700 euro betaalt? Zo nee, waarom niet?
Over de individuele omstandigheden van dit geval doe ik geen uitspraken. Wel merk ik in z’n algemeenheid het volgende op. Indien een persoon een strafbaar feit heeft gepleegd en daarbij schade heeft veroorzaakt, kan een rechter bepalen dat de schade moet worden vergoed. Dit wordt de schadevergoedingsmaatregel genoemd. Het Centraal Justitieel Incassobureau int de schadevergoedingsmaatregel bij de dader. Indien de dader acht maanden na onherroepelijk worden van het vonnis het bedrag niet (volledig) heeft betaald, treedt de voorschotregeling in werking. In geval van een gewelds- of zedenmisdrijven wordt het gehele bedrag vergoed aan het slachtoffer. Bij andere misdrijven is het bedrag gemaximeerd op € 5.000,0. De Staat zet vervolgens de inning op de dader voort.
Waarom is deze asielzoeker niet direct teruggestuurd naar Duitsland waar hij al een verblijfsvergunning had? Is dit inmiddels wel gebeurd?
Over de individuele omstandigheden, zoals de specifieke verblijfstitel en status van de asielprocedure, doe ik geen uitspraken.
Deelt u de mening dat als de diensten, onder uw verantwoordelijkheid, hun werk hadden gedaan en deze gekke vernielzuchtige asielzoeker direct hadden teruggestuurd naar Duitsland, een hoop leed had worden voorkomen?
Nee. Zie antwoord 4.
Welke maatregelen gaat u nemen om Nederlanders en hun bezit, met name de inwoners van Ter Apel, te beschermen tegen dit soort waanzinnige asielzoekers die u allemaal heeft binnengelaten?
Vooropgesteld dat ik mij niet kan vinden in uw generaliserende kwalificaties, wil ik benadrukken dat ik mij onverminderd inzet voor een stevige aanpak van overlastgevende asielzoekers enerzijds en het recht op bescherming van asielzoekers die gevlucht zijn voor oorlog en geweld anderzijds.
Een harde, integrale aanpak van overlast, in samenwerking met organisaties in de migratieketen, de gemeenten, de politie en het OM blijft nodig om onze gemeenschappen te beschermen en tegelijk een noodzakelijke voorwaarde om draagvlak voor ons asielsysteem te behouden. Asielaanvragen van mensen die zich misdragen, worden daarom al versneld afgedaan. Bij overlast met zeer grote impact worden ze overgeplaatst naar de speciale Handhaving- en Toezichtlocatie in Hoogeveen. In geval van criminele gedragingen wordt aangifte gedaan, politie en het OM leggen dan strafrechtelijke maatregelen op.
De zogenoemde toolbox, een bundeling van alle maatregelen wordt veel gebruikt door medewerkers in de migratieketen en de strafrechtketen, maar ook door gemeenten, winkeliers, openbaar vervoerders en andere betrokkenen.
In 2022 heb ik 1,25 miljoen euro beschikbaar gesteld waarmee gemeenten lokale maatregelen kunnen treffen om overlast tegen te gaan. Dat geld wordt gebruikt voor onder meer cameratoezicht, extra boa’s en coaches.
In aanvulling op het bestaande pakket aan maatregelen is structureel 45 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de versterkte aanpak overlast, de inrichting van sobere en strenge opvanglocaties (PBL) en voor intensivering terugkeer.
Recent heb ik uw Kamer geïnformeerd over de aanstelling van de Coördinator Nationale Aanpak Overlast.
In dit kader worden momenteel extra maatregelen uitgewerkt waaronder de inzet van een mobiel toezichtsteam in Ter Apel en verdere intensivering van de ketensamenwerking in Ter Apel om zowel op kansarme aanvragen als aanvragen van overlastgevende asielzoekers snel te beslissen.
Het bericht dat burgemeesters strijd aanbinden tegen extreme hardrijders na dodelijk ongeval Oud Gastel |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Burgemeesters binden strijd aan tegen extreme hardrijders na dodelijk ongeval Oud Gastel»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
In hoeverre zijn de middelen die burgemeesters hebben voldoende om extreme hardrijders aan te pakken?
Een effectieve aanpak van verkeersveiligheidsrisico’s is gestoeld op een lokale afweging van wat nodig is om die risico’s te beperken. Zoals ook gemeld in de beantwoording van de eerdere Kamervragen over het ongeval in Oud Gastel, is het belangrijk dat de betreffende burgemeesters het signaal dat hardrijders de verkeersveiligheid in hun gemeente in gevaar brengen, ook binnen hun gemeente oppakken in de lokale driehoek.2 In de lokale driehoek kan gekozen worden uit een voldoende breed scala aan infrastructurele, educatieve en handhavingsmaatregelen om snelheidsovertredingen zo veel mogelijk terug te dringen. Voorbeelden hiervan zijn respectievelijk aanpassing van de inrichting van de weg, voorlichting aan burgers en het aanvragen van een flitspaal. Het Rijk ondersteunt gemeenten hierbij, bijvoorbeeld met de investeringsimpuls verkeersveiligheid waarbij sinds 2020 tot 2030 500 miljoen euro beschikbaar is om een impuls te geven aan het verbeteren van de verkeersveiligheid ook op de gemeentelijke en provinciale wegen.
In hoeverre worden auto’s op gemeentelijke en provinciale wegen gescand door camera’s met ANPR (automatic number plate recognition) om extreme hardrijders aan te pakken? Kunnen burgemeesters verzoeken indienen om ANPR-camera’s op gemeentelijke en provinciale wegen te laten plaatsen? Zo ja, wat zijn dan de afwegingen om wel of niet ANPR-camera’s te laten plaatsen? Zo nee, waarom niet?
Voorop staat dat in algemene zin de handhavingsmiddelen die daarvoor bedoeld zijn, zoals de vaste en verplaatsbare flitspaal en de radar- en trajectcontroles, volstaan als middelen om snelheidsovertredingen te kunnen constateren en aan te pakken. Wensen omtrent aanvullende inzet op handhaving door de politie of het aanvragen van flitspalen om snelheidsovertredingen tegen te gaan, moeten binnen de lokale driehoek besproken worden.
Specifiek voor de aanpak van bestuurders die vaker ernstige verkeersovertredingen hebben begaan, waaronder snelheidsovertredingen, bestaat daarnaast nog een aantal andere bestuursrechtelijke en strafrechtelijke middelen. Deze maatregelen zijn in de beantwoording van de eerdere Kamervragen over het ongeval in Oud Gastel uiteengezet.3 Zo verkent het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat op dit moment binnen het bestuursrechtelijke kader of er een monitoringssysteem geplaatst kan worden in het voertuig van die bestuurders.4 Ook kan veelvuldig risicovol rijgedrag – waaronder te hard rijden – aanleiding vormen voor het OM en de politie om over te gaan tot een persoonsgerichte aanpak.5 Die aanpak is per definitie maatwerk en de afstemming daarover vindt lokaal tussen politie en OM plaats. Het gaat dus niet om één integrale aanpak, maar om op de persoon gericht maatwerk.
Aanvullend vraagt u naar de inzet van ANPR-camera’s en geotagging. De ANPR-camera’s van de politie kunnen niet worden ingezet voor de aanpak van bestuurders die de maximumsnelheid vaker overtreden. Daar is geen wettelijke grondslag voor. Voor wat betreft geotagging van voertuigen, geldt dat dit een onderdeel kan zijn van de eerdergenoemde persoonsgerichte aanpak bij bestuurders die vaker ernstige verkeersovertredingen begaan, waaronder snelheidsovertredingen. Met dit middel wordt terughoudend omgegaan. Het betreft een arbeidsintensievere interventie – gericht op de individuele bestuurder – die vanuit proportionaliteitsoverwegingen alleen bij de meest notoire (snelheids)overtreders wordt ingezet. De wettelijke grondslag hiervoor is artikel 3 van de Politiewet. Om zo min mogelijk inbreuk te maken op de privacy van betrokkene, gebeurt geotaggen met een baken dat geen locatiegegevens mag opslaan en alleen voor zeer beperkte duur op het voertuig geplaatst wordt. Het baken dient als hulpmiddel voor de politie. Het stuurt de politie een signaal wanneer het voertuig in gebruik is, zodat de politie het voertuig rijdend kan waarnemen en kan vaststellen of er snelheidsovertredingen mee begaan worden. Indien dat het geval is, kan de bestuurder staande gehouden worden.
Heeft u een interne integrale persoonsgerichte aanpak van extreme hardrijders? Zo ja, hoe ziet die aanpak eruit en bent u bereid om die aanpak ook extern in te voeren? Zo nee, waarom niet en bent u bereid om die aanpak in te voeren?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre kunnen auto’s worden gegeotagd om extreme hardrijders aan te pakken? Is dit wettelijk mogelijk? Zo ja, op basis van welke wet? Zo nee, welke wet zou moeten worden aangepast? Heeft u hiervoor pilots gestart? Zo ja, welke pilots en bent u bereid om die pilot om te zetten in beleid? Zo nee, waarom niet en bent u bereid om die pilots te starten?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe lang kunnen rijbewijzen worden ingevorderd om extreme hardrijders aan te pakken? Kunnen rijbewijzen ook definitief worden ingevorderd? Is dit wettelijk mogelijk? Zo nee, welke wet zou moeten worden aangepast? Hoe vaak en voor hoe lang worden er op jaarbasis rijbewijzen ingevorderd naar aanleiding van extreem hard rijden?
Bij ernstige verkeersdelicten, waaronder bepaalde snelheidsovertredingen, is zowel invordering van het rijbewijs als inbeslagname van het voertuig mogelijk.
Het rijbewijs van een bestuurder moet direct ingevorderd worden door de politie bij een snelheidsovertreding van 50 km per uur of meer te hard (30 km/h of meer bij een bromfiets). De politie heeft daarnaast de mogelijkheid het rijbewijs in te vorderen wanneer door de overtreding de veiligheid op de weg ernstig in gevaar is gebracht. Na invordering door de politie, besluit de officier van justitie in de meeste gevallen dat het rijbewijs wordt ingehouden voor de duur van de ontzegging van de rijbevoegdheid die op basis van de overtreding en de eventuele recidive door de rechter kan worden opgelegd. De maximale duur van ontzegging van de rijbevoegdheid is bij snelheidsovertredingen 2 jaar, bij recidive binnen 2 jaar is de maximumduur 4 jaar. Cijfers over invordering van het rijbewijs voor te hard rijden worden niet apart geregistreerd. Overigens is het rijden terwijl het rijbewijs is ingevorderd of tijdens een ontzegging van de rijbevoegdheid een misdrijf waarvoor door het OM standaard twee weken gevangenisstraf wordt geëist.
Op basis van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering kan besloten worden om een voertuig in beslag te nemen. In de door het Openbaar Ministerie vastgestelde «Aanwijzing inbeslagneming» is geregeld in welke gevallen de politie precies tot inbeslagname zal overgaan.6 Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de maximum toegestane snelheid met tenminste 100 procent wordt overschreden en er daarbij sprake is van concrete gevaarzetting. Het voertuig wordt inbeslaggenomen nadat daarover overleg met de officier van justitie heeft plaatsgevonden. Met inbeslagname van voertuigen wordt terughoudend omgegaan. Dit heeft onder andere te maken met het feit dat de verbeurdverklaring van het voertuig moet worden gevorderd. Hierin wordt meegewogen of de sanctie in verhouding staat tot de ernst van de overtreding en wordt ook de draagkracht van de verdachte meegewogen. Ook zijn er hoge kosten verbonden aan het opslaan van een voertuig tot betrokkene onherroepelijk veroordeeld is. Verder is de bestuurder die de overtreding begaat niet altijd de eigenaar van het voertuig. De verbeurdverklaring van een voertuig dat aan een ander dan de bestuurder toebehoort is alleen mogelijk als bij de eigenaar van het voertuig bekend was – of dat hij redelijkerwijs moest vermoeden – dat de bestuurder een overtreding zou begaan met het voertuig. Cijfers over inbeslagname en verbeurdverklaring van voertuigen worden niet apart geregistreerd.
In hoeverre kunnen auto’s in beslag worden genomen en worden ingevorderd om extreme hardrijders aan te pakken? Is dit beide wettelijk mogelijk? Zo nee, welke wet zou moeten worden aangepast? Hoe vaak worden er op jaarbasis auto’s in beslag genomen naar aanleiding van extreem hard rijden? Hoe vaak worden er op jaarbasis auto’s ingevorderd naar aanleiding van extreem hard rijden?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht dat waarnemers van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) al 5 maanden gevangen zitten in Oost-Oekraïne en inmiddels veroordeeld zijn tot 13 jaar gevangenschap |
|
Jasper van Dijk (SP), Christine Teunissen (PvdD), Kati Piri (PvdA), Agnes Mulder (CDA), Sylvana Simons (BIJ1), Ruben Brekelmans (VVD), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Tom van der Lee (GL), Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht dat twee Oekraïense OVSE-stafleden tot meer dan tien jaar veroordeeld zijn door illegitieme tribunalen in de niet-erkende Volksrepubliek Loehansk?1
Ja.
Heeft u met bondgenoten zicht op de omstandigheden waarin deze gevangenen worden vastgehouden en of zij toegang hebben tot medische zorg?
Het is op dit moment niet bekend waar de gevangenen worden vastgehouden.
Op welke manier wordt er druk gezet op Rusland – lid van de OVSE – om deze waarnemers en een derde gedetineerde (er zit nog één waarnemer vast) vrij te laten?
Naast het Voorzitterschap en de Secretaris-Generaal van de OVSE, hebben ook de EU en gelijkgezinde landen in OVSE-kader herhaaldelijk de veroordelingen onaanvaardbaar genoemd en Rusland opgeroepen tot onmiddellijke vrijlating.
Hoe heeft het kunnen gebeuren dat lokale waarnemers niet op tijd zijn geëvacueerd rond de tijd van de invasie op 24 februari jl.?
Lokale medewerkers van de Special Monitoring Mission zijn, voor zover mogelijk en voor zover zij dat wensten, binnen Oekraïne in veiligheid gebracht. Zij konden, voor zover de veiligheidssituatie dat toeliet, op vrijwillige basis aansluiten bij de konvooien die de missie organiseerde om medewerkers in veiligheid te brengen. Niet alle medewerkers hebben daar gebruik van willen maken. De SMM-medewerkers die naar andere landen zijn gevlucht zijn merendeels vrouw. Onder de op 24 februari afgekondigde Staat van Beleg was het volwassen mannen niet toegestaan het land te verlaten.
Bent u bereid de situatie van de drie waarnemers in OVSE-verband op te brengen?
Ja. Nederland heeft reeds samen met EU-partners de berechting en veroordeling van de betrokken waarnemers veroordeeld en hun vrijlating geëist, alsmede de vrijlating van de derde gedetineerde OVSE-medewerker.
Wilt u met uw Turkse ambtsgenoot in overleg treden om de vrijlating van deze drie waarnemers mee te nemen in de mogelijk volgende gesprekken tussen Turkije, Rusland en Oekraïne?
De penibele omstandigheden van de drie lokale OVSE medewerkers hebben de volle aandacht van SG OVSE, die in nauw overleg met het Oekraïense Ministerie van BZ tracht hun vrijlating te bevorderen. Nederland steunt de OVSE in de verantwoordelijkheid die de organisatie als voormalig werkgever neemt. Waar opportuun nemen we dit ook in bilaterale gesprekken op.
Wilt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.