Het artikel ‘Ondernemingsstrafrecht zonder klassenjustitie’ |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Ondernemingsstrafrecht zonder klassenjustitie. Van megaschikkingen naar megastrafbeschikkingen»?1
Ja.
Erkent u dat het nooit de bedoeling is geweest van de wetgever om de OM-transacties op te rekken naar een afkooppraktijk van schikkingen van honderden miljoenen voor banken en andere multinationals die de wet overtreden? Begrijpt u de kritiek op deze uitruil, het betalen van een geldbedrag ter voorkoming van strafvervolging, in ruil waarvoor strafvervolging en schuldvaststelling en schuldbekentenis achterwege blijft?
Ik begrijp dat bij sommigen het beeld kan ontstaan dat dat sprake is van een afkooppraktijk voor banken en andere grote ondernemingen. Hiervan is echter geen sprake, zoals ik in de antwoorden op uw vragen zal toelichten.
Aan de officier van justitie staan verschillende afdoeningsmodaliteiten ter beschikking. Naast dagvaarden of het al dan niet voorwaardelijk seponeren zijn dat de OM-strafbeschikking (artt. 257a-257h Wetboek van Strafvordering) en de transactie (art. 74 Wetboek van Strafrecht). Het OM kiest altijd – in lijn met het opportuniteitsbeginsel – voor de meest passende afdoeningswijze. Het klopt dat bij een transactie geen sprake is van strafvervolging en schuldvaststelling en dit wordt bij de beoordeling dan ook nadrukkelijk meegenomen (zie ook het antwoord op vraag2.
De officier van justitie kan er voor kiezen de verdachte onder voorwaarden een transactie aan te bieden om strafvervolging te voorkomen. Het is van belang hierbij onderscheid te maken tussen een reguliere transactie en een hoge transactie. Het begrip «hoge transactie» is nader afgebakend en omvat alle transacties waarbij betaling van een geldsom aan de Staat met een boetecomponent van € 200.000 of meer aan de orde is en transacties met een totale transactiewaarde van € 1.000.000 of meer (zie de Aanwijzing hoge transacties, Stct. 2020, 46166). Een hoge transactie wordt alleen aangeboden in het geval3 van strafbare feiten waarop een gevangenisstraf van niet meer dan zes jaar is gesteld4 wanneer zowel bewijstechnisch als beleidsmatig voldoende grond aanwezig is om tot dagvaarding te kunnen overgaan en5 de feitelijke gedragingen die grond zijn voor de transactie door de verdachte worden erkend, verdachte zijn handelen erkent en laat zien veranderingen in de bedrijfsvoering aan te willen brengen. In de regel worden hoge transacties alleen aan rechtspersonen aangeboden. Dat houdt onder meer verband met de omstandigheid dat aan een rechtspersoon meestal geen andere straf kan worden opgelegd dan een geldboete.
Bij de beslissing om een transactie aan te bieden worden door het OM elementen meegewogen zoals de proceshouding van de verdachte, of de verdachte de slachtoffers en/of eventuele nabestaanden heeft gecompenseerd, de maatregelen die verdachte neemt ter voorkoming van herhaling van strafbare gedragingen en de rol van de verdachte bij het aan het licht brengen van de strafbare feiten. Bovendien vormt recidive een contra-indicatie voor het aanbieden van een hoge transactie. Voor delicten die publieke verontrusting hebben veroorzaakt, geldt dat alleen een transactie wordt aangeboden indien daar een zeer goede reden voor is.
Voor hoge transacties kent het OM een speciale procedure met een onafhankelijke toetsingscommissie. Wanneer de officier van justitie overweegt een strafzaak af te doen door middel van het aanbieden van een hoge transactie, legt hij dit voornemen voor aan de hoofdofficier van justitie van zijn parket. Het transactievoorstel wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het College van procureurs-generaal, dat vervolgens advies vraagt aan de Toetsingscommissie hoge transacties. Na een positief advies van de Toetsingscommissie beslist het College van procureurs-generaal met inachtneming van dat advies, of het transactievoorstel aan de verdachte wordt aangeboden. Indien wordt besloten tot een hoge transactie dan maakt het OM dat in beginsel bekend door middel van een uitgebreid persbericht, waarmee het OM publieke verantwoording aflegt over de afdoening van de zaak.
In de Eerste aanvullingswet bij het nieuwe Wetboek van Strafvordering wordt voorgesteld de toetsing van hoge transacties door de onafhankelijke commissie te vervangen door rechterlijke toetsing.
Voor wat betreft de strafmaat wordt de verdachte niet bevoordeeld als de zaak wordt afgedaan met een transactie. De Aanwijzing hoge transacties geeft als criterium voor het aanbieden van een hoge transactie dat het delict waarvoor de transactie wordt aangeboden, indien de zaak aan de rechter zou worden voorgelegd, naar redelijkerwijs te verwachten is met een vermogensrechtelijke sanctie zal worden afgedaan. Voor het bepalen van de hoogte van het transactiebedrag noemt de Aanwijzing expliciet als aspect van belang: straffen die de rechter in soortgelijke gevallen heeft opgelegd. Het transactiebedrag komt overeen met de eis die een officier van justitie zou hebben uitgesproken als de zaak via een dagvaarding voor de rechter zou zijn gebracht. Ook is het van belang te vermelden dat in de transactieovereenkomst een ontnemingscomponent kan worden opgenomen waarmee het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt ontnomen. De transactie betekent dus niet dat een lichtere straf of maatregel (in vergelijking met afdoening door een rechter) wordt opgelegd en dus ook niet dat sprake is van klassenjustitie.
Vindt u ook dat deze transactiepraktijk kenmerken van klassenjustitie vertoont, mede omdat niet iedere verdachte de middelen heeft om strafvervolging af te kopen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke?
Zoals in het antwoord bij vraag 2 is toegelicht hangt het aanbieden van een hoge transactie af van een aantal omstandigheden, zoals erkenning van de gedragingen en de toegezegde of getroffen maatregelen ter voorkoming van verdere strafbare feiten, af of een transactie wordt opgelegd. Deze omstandigheden zijn slechts beperkt afhankelijk van beschikbare middelen bij de betrokken rechtspersoon.
Wat vindt u van de constatering in het artikel dat een OM-strafbeschikking als voordeel heeft dat hier tenminste wél sprake is van schuldvaststelling, waardoor grote bedrijven en hun advocaten liever aansturen op de OM-transactie, met als gevolg dat deze afkoop van strafvervolging een privilege dreigt te worden van de 1 procent grootste ondernemingen?
Strafvervolging en schuldvaststelling blijven inderdaad bij een transactie achterwege. Bij een strafbeschikking is hiervan wel sprake. Op grond van de Aanwijzing OM-strafbeschikking (Stcrt. 2022, 9133) van het College van Procureurs-Generaal is het uitvaardigen van een strafbeschikking het uitgangspunt (bij feiten waarvoor dat wettelijk mogelijk is en als de strafzaak zich ervoor leent) en kan alleen bij wijze van uitzondering nog gebruik worden gemaakt van de transactie als afdoeningsmodaliteit (zie de inleiding op paragraaf 2 van deze Aanwijzing). Bij de keuze voor de meest passende afdoeningsmodaliteit, zoals toegelicht in het antwoord op vraag 2, wordt het feit dat bij een transactie geen sprake is van strafvervolging en schuldvaststelling nadrukkelijk meegenomen.
Kunt u bevestigen dat uit onderzoeken blijkt dat afkoop van strafvervolging door multinationals niet bijdraagt aan ethisch gedrag en recidivepreventie?
In het artikel wordt verwezen naar onderzoeken die zich vooral richten op de Verenigde Staten en onderzoek naar banken wereldwijd. De wijze van het afdoen van strafzaken in Nederland, waaronder het aanbieden van transacties zoals ook toegelicht in de antwoorden op vraag 2, 3 en 4 is hiermee niet goed vergelijkbaar. Er zijn ook verschillende voorbeelden van zaken waarbij het OM ervoor heeft gekozen om banken of grote ondernemingen een strafbeschikking op te leggen dan wel te dagvaarden:
De afdoening van deze strafzaken heeft het OM via persberichten bekend gemaakt.
Wat is uw reactie op de conclusie dat het, voor een ondernemingsstrafrecht zonder klassenjustitie, noodzakelijk is dat we afscheid nemen van de huidige (Amerikaanse) afkooppraktijken?
Zoals ik in het voorgaande heb toegelicht is er geen sprake van afkooppraktijken.
Bent u het er mee eens dat vervolgens gekozen kan worden voor de OM-strafbeschikking of zo mogelijk voor het reguliere strafrecht, en dat hiermee een einde kan worden gemaakt aan deze vorm van klassenjustitie?
Ik ben het met u eens dat indien de zaak zich hiervoor leent de strafbeschikking de voorkeur heeft boven de transactie. Dit is ook het beleid van het OM, zoals toegelicht in het antwoord op vraag 4.
Het bericht dat een topambtenaar kinderpornografisch materiaal verspreidde onder werktijd |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het nieuwsbericht in het AD van 24 april 2025 met als kop «Topambtenaar verspreidde gruwelijke kinderporno onder werktijd, ministerie wist nergens van»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat het gaat om een (voormalig) topambtenaar die werkzaam was op een ministerie? Zo ja, op welk ministerie en in welke functie? Zo niet, kunt u toelichten hoe dergelijke misstanden in het algemeen worden geregistreerd en gecommuniceerd binnen de rijksoverheid?
Het gaat om een voormalig ambtenaar die werkzaam was op het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, in de functie van adviseur bedrijfsvoering.
Op welke wijze zijn ambtenaren in vergelijkbare functies bij aanstelling gescreend? Hoe wordt geborgd dat personen met toegang tot vertrouwelijke informatie en systemen voldoen aan de hoogste integriteitsnormen?
De betreffende ambtenaar had geen vertrouwensfunctie en is dan ook niet gescreend. Hij heeft bij indiensttreding een verklaring omtrent het gedrag (VOG) moeten overleggen. Elke ambtenaar legt bij indiensttreding de eed of belofte af en neemt kennis van de specifieke eisen van de ambtenarenwet. Ook geldt voor Rijksambtenaren de Gedragscode Integriteit Rijk.
Hoe is het mogelijk dat deze topambtenaar jarenlang ongestoord dit soort ernstig strafbaar gedrag kon vertonen onder werktijd, zonder dat dit opviel bij leidinggevenden of collega’s?
De voormalig ambtenaar voldeed aan hetgeen gevraagd werd voor zijn functie. Zowel inhoudelijk als in de samenwerking met de collega’s. De verstandhouding tussen werkgever en werknemer was goed en er waren geen signalen van strafbaar gedrag. Het kwam daarom als een enorme schok voor iedereen. De ernst en omvang van deze zaak zijn immers nauwelijks te bevatten. Vanzelfsprekend is er geen plek in onze organisatie voor iemand die betrokken is bij dergelijke zware en aangrijpende strafbare feiten. Ook als dit volledig losstaat van zijn of haar werkzaamheden.
Kunt u bevestigen dat het ministerie «nergens van wist», zoals in het artikel wordt gesteld? Wat zegt dit over het interne toezicht en integriteitsborging binnen ministeries?
Zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven, waren er geen signalen van strafbaar gedrag. Het gedrag dat later door politieonderzoek bekend werd kwam als een enorme schok voor alle naaste collega’s en leidinggevenden. Een dergelijke gebeurtenis heeft grote impact. Het ministerie heeft medewerkers begeleiding geboden om de impact van deze zaak te verkleinen, onder meer door de inzet van vertrouwenspersonen en de bedrijfsmaatschappelijk werker. Waar nodig zullen we dat blijven doen. De betreffende medewerker is geschorst en daarna ontslagen. Dit ontslag is door de rechter bekrachtigd.
Er wordt binnen het ministerie veel aandacht besteed aan integriteit en het gesprek daarover. Er zijn vertrouwenspersonen, een externe vertrouwenspersoon en personeelsraadgevers beschikbaar voor de medewerkers en er zijn loketten voor klachten over omgangsvormen, integriteitsmeldingen en misstanden. Tweejaarlijks worden een medewerkersbelevingsonderzoek en een integriteitsenquête uitgevoerd om de vinger aan de pols te houden.
In hoeverre zijn ICT-systemen van het ministerie in staat om dergelijk misbruik op te sporen of te signaleren? Zijn er in uw opzicht verbetermaatregelen nodig op dit gebied?
Er zijn zeker mogelijkheden om onder strikte voorwaarden op te treden als er signalen zijn dat misbruik wordt gemaakt van de systemen. Deze signalen waren er tot de arrestatie van betrokkene niet. Zodra deze signalen er wel kwamen is meteen opgetreden. We evalueren voortdurend onze ICT-systemen en het gebruik daarvan. Maatregelen om systemen aan te passen zijn op dit moment niet aan de orde.
Heeft deze zaak geleid tot herziening van interne integriteitsprotocollen, meldstructuren of digitale toezichtsystemen binnen de betrokken overheidsdiensten? Zo nee, waarom niet?
Nee, zie het antwoord op vraag 6.
Zijn er gevolgen voor leidinggevenden, HR of vertrouwenspersonen die mogelijk signalen gemist hebben? Zo ja, op welke wijze wordt daaruit lering getrokken? Zo nee, waarom niet?
Er waren geen signalen van strafbaar gedrag. Na de arrestatie werd steeds meer bekend over het strafbaar gedrag en is meteen opgetreden, uiteindelijk leidend tot ontslag van de betrokken ambtenaar.
Deelt u de opvatting dat ambtenaren een voorbeeldfunctie vervullen en dat het vertrouwen in de overheid ernstig wordt geschaad als dit soort zaken jarenlang verborgen blijft? Wat gaat u doen om het vertrouwen te herstellen?
Ja. Ambtenaren hebben een voorbeeldfunctie en dienen zich integer te gedragen, binnen en buiten diensttijd. Dit aspect komt ook terug in de Gedragscode Integriteit Rijk. Zodra het politieonderzoek was afgerond en het tot een veroordeling is gekomen is de betrokken medewerker ontslagen.
Bent u bereid tot een breed en onafhankelijk onderzoek naar de lessen uit deze zaak, met name gericht op het functioneren van toezicht, meldstructuren en cultuur binnen de rijksoverheid?
De politie heeft al onderzoek gedaan, op het ministerie zijn op basis daarvan disciplinaire maatregelen genomen en de rechter heeft recht gesproken. Voor medewerkers geldt dat er verschillende meldpunten zijn om misstanden aan te kaarten, zie ook het antwoord op vraag 5.
Via verschillende kanalen en op verschillende momenten worden deze meldpunten actief onder de aandacht gebracht.
Het bericht 'Stekende tbs’er al eerder met onbegeleid verlof' |
|
Wendy van Eijk-Nagel (VVD), Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Coenradie |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Stekende tbs’er al eerder met onbegeleid verlof: «Wij wisten dat hij opnieuw zou toeslaan en hebben hiervoor gewaarschuwd»»1 en het bericht «Malek F. stak drie mensen neer en maakt kans op verlof: slachtoffer leeft voortdurend in angst»?2
Ik ben bekend met de artikelen waarnaar wordt verwezen in de voetnoot.
Wat is uw reactie op deze berichten en welke onderzoeken worden naar aanleiding van het nieuwste steekincident gedaan, wanneer zijn deze onderzoeken afgerond en wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten?
Ik doe geen uitspraken over individuele gevallen. In algemene zin kan ik zeggen dat een verdachte bij incidenten aan passende maatregelen wordt onderworpen. Daarnaast doet een kliniek aangifte en onderzoekt de kliniek het incident. Hiervoor wordt een calamiteitenonderzoekscommissie ingezet. De bevindingen van deze commissie worden gedeeld met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie Justitie en Veiligheid.
Indien er vanuit de slachtoffers behoefte bestaat aan een gesprek met mijn departement, dan sta ik daarvoor open. Dit vanuit de gedachte dat een slachtoffer de regie moet hebben over zijn eigen verwerkingsproces.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de slachtoffers van Malek F. om beter inzicht te krijgen in de wijze waarop de waarschuwingen van slachtoffers zijn meegenomen in de besluitvorming om betrokkene uiteindelijk onbegeleid verlof toe te kennen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe vaak is sinds de inwerkingtreding van de Wet uitbreiding slachtofferrechten gebruik gemaakt van het spreekrecht bij tbs-verlengingszittingen, en als dit niet kan worden afgeleid uit de managementsystemen bij de Rechtspraak, kunt u dan bij elke rechtbank en het Hof Arnhem-Leeuwarden opvragen hoe vaak dit gebeurt?
Het beperkt spreekrecht bij tbs-verlengingszittingen is op 1 januari 2025 in werking getreden. Het beperkt spreekrecht biedt slachtoffers en nabestaanden de mogelijkheid om hun beschermingsbehoefte mondeling aan de rechter toe te lichten. Het beperkt spreekrecht ziet enkel op de voorwaarden die een relatie tot het slachtoffer hebben. Het is onbekend hoeveel slachtoffers sinds de invoering op 1 januari jl. van het beperkt spreekrecht gebruik hebben gemaakt. Dit kan niet worden afgeleid uit de managementsystemen van de rechtspraak. Uit navraag bij de rechtbanken en het Hof Arnhem-Leeuwarden is gebleken dat ook daar geen informatie over aantallen beschikbaar is.
Uit navraag bij de Rechtspraak, het openbaar ministerie en het CJIB over de eerste ervaringen komt het beeld naar voren dat er tot nu toe weinig gebruik is gemaakt van het spreekrecht. Op dit moment loopt bij het WODC een nulmeting van het beperkt spreekrecht op de tbs- en pij-verlengingszitting ten behoeve van de inhoudelijke effectevaluatie na twee jaar.
Hoeveel slachtoffers en nabestaanden krijgen per jaar vanaf 1 januari 2025 een brief waarin wordt uitgelegd dat zij het spreekrecht bij tbs-verlengingszittingen kunnen uitoefenen, en hoe ziet zo’n brief eruit?
Bij de invoering van het beperkt spreekrecht is er, op basis van beschikbare informatie bij de ketenpartners, vanuit gegaan dat het beperkt spreekrecht per jaar ongeveer 400 tbs-(verlengings)zittingen in eerste aanleg aan de orde kan zijn.
Het aantal slachtoffers en nabestaanden dat geïnformeerd en geraadpleegd wordt over het beperkt spreekrecht bij deze tbs-zittingen is daarmee naar schatting 720 per jaar (uitgaande van gemiddeld 1,8 slachtoffers per zaak). Ingeschat is dat gemiddeld tussen de 5 en 15% van de slachtoffers vervolgens daadwerkelijk gebruik zal maken van het beperkt spreekrecht.
Het CJIB informeert het slachtoffer over het beperkt spreekrecht. In de brief wordt gevraagd naar de beschermingsbehoefte van het slachtoffer, wordt toegelicht wat het beperkt spreekrecht inhoudt en wordt gevraagd of het slachtoffer hiervan gebruik wil maken. In de brief is een telefoonnummer opgenomen van het Slachtofferinformatiepunt van het CJIB, waar het slachtoffer terecht kan met vragen. In Q2 2025 zal er tevens een verwijzing worden opgenomen naar Slachtofferhulp Nederland voor ondersteuning. Het CJIB beziet op basis van de opgedane ervaringen of aanpassingen in de brief nog gewenst zijn.
Klopt het dat er bij de betreffende kliniek dit jaar al vier onttrekkingen zijn geweest, en is dit vergelijkbaar met andere tbs-klinieken?
In 2025 zijn tot nu toe zes tbs-gestelden van de betreffende kliniek geweest die niet tijdig teruggekeerd zijn van verlof. Deze personen zijn allemaal teruggekeerd in de kliniek. Het komt ieder jaar enkele tientallen keren voor dat een tbs-gestelde zich onttrekt aan verlof. Dit kan zowel om begeleid als onbegeleid verlof gaan. Naast te laat terugkeren, kan het ook gaan om een schending van de verlofvoorwaarden (een tbs-gestelde overnacht bijvoorbeeld bij zijn vriendin, terwijl dit volgens de verlofvoorwaarden bij de ouders had moeten zijn). Op het jaarlijks totale aantal verlofbewegingen ligt het percentage onttrekkingen doorgaans rond de 0,05 procent. Over een wat langere tijdsperiode dan de afgelopen maanden zien we geen duidelijk afwijkend beeld bij FPC Van Mesdag. Echter, gezien de onttrekkingen uit de kliniek dit jaar, monitort de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) of het aantal onttrekkingen tijdens verlofbewegingen significant afwijkt.
Wat is de wettelijke grondslag voor het onbegeleide verlof dat ongewenstverklaarde vreemdelingen in de tbs zoals Malek F. krijgen?
Zoals uw Kamer bekend ga ik niet in op individuele gevallen.
In algemene zin geldt dat verlof tijdens de tbs-behandeling ongewenst verklaarde vreemdelingen moet voorbereiden op resocialisatie in het land van herkomst. Vanwege de vreemdelingenwetgeving heeft een vreemdeling zonder rechtmatig verblijf namelijk geen recht op voorzieningen in Nederland en dient men terug te keren naar het land van herkomst.3 Indien een vreemdeling geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland, kunnen de behandelmogelijkheden in een tbs-kliniek belemmerd worden. De regelgeving (Verlofregeling tbs) laat alleen begeleid verlof bij vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf toe. Sporadisch, in individuele gevallen, wordt een machtiging verleend voor ander verlof dan begeleid verlof (onbegeleid of transmuraal verlof). Er is dan sprake van maatwerk. Dit besluit wordt door de Staatssecretaris Rechtsbescherming genomen na een positief advies van het Adviescollege Verloftoetsing tbs (AVT). Uiteraard wordt dit maatwerk alleen toegepast wanneer dit behandelinhoudelijk geïndiceerd is en veilig en verantwoord kan worden vormgegeven. Dit maatwerk heeft tot doel te voorkomen dat ongedocumenteerde vreemdelingen in uitzichtloze situaties terecht komen en de kans op repatriëring naar land van herkomst te vergroten. Immers, hoe verder een patiënt is in zijn of haar behandeling, des te groter de kans dat in het land van herkomst een soortgelijke voorziening gevonden kan worden waar de patiënt verder behandeld kan worden. Er is in 2023 en 2024 in vier gevallen bovengenoemd maatwerk toegepast en onbegeleid/transmuraal verlof toegestaan voor vreemdelingen met een tbs-maatregel. In 2025 is (nog) geen maatwerk toegepast.
Wat is de wettelijke grondslag voor het verlenen van een transmurale verlofstatus aan ongewenstverklaarde vreemdelingen in de tbs?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat slachtoffers en nabestaanden een sterkere positie zouden moeten krijgen bij het proces dat plaatsvindt bij het adviescollege verloftoetsing tbs? Zo nee, waarom niet?
Het meewegen van het belang en de veiligheid van slachtoffers is een vast onderdeel van het verlofproces en de verlofaanvraag. In de Verlofregeling tbs is opgenomen dat een slachtofferonderzoek moet plaatsvinden. Dit is een analyse van de mogelijke gevolgen en veiligheidsrisico’s van verlof voor het slachtoffer of zijn omgeving.4 In de praktijk betekent dit dat onder andere wordt gekeken naar de relatie van de tbs-er tot het slachtoffer, de kans op confrontatie en het bestaan van een eventuele betalingsregeling.
In gevallen kan sprake zijn van het opleggen van een contact- of gebiedsverbod ten behoeve van het slachtoffer als bijzondere voorwaarde bij het verlof. Daarnaast worden slachtoffers die dat willen, gedurende de behandeling van de patiënt op de hoogte gehouden van verlengingszittingen en verlofstappen.
Ik ga verkennen of versterking van de positie van slachtoffers en nabestaanden bij verloftoetsing mogelijk en wenselijk is, en zo ja op welke manier. Ik zal uw Kamer hiervan op de hoogte houden via de voortgangsbrief Slachtofferbeleid die in Q2 2026 naar uw Kamer zal worden gestuurd.
Waarom worden slachtoffers en nabestaanden van een zeer ernstig misdrijf in een zaak zoals deze middels standaardbrieven geïnformeerd?
Gelet op de verwachte aantallen brieven die per jaar worden verstuurd, is het noodzakelijk dit proces te standaardiseren. Het CJIB stuurt echter, indien de aard van de zaak daarom vraagt, op de individuele zaak afgestemde brieven en informeert de slachtoffers op maat. Slachtoffers en nabestaanden kunnen daarnaast altijd persoonlijk contact opnemen met het slachtofferinformatiepunt van het CJIB voor vragen en meer informatie.
Klopt het dat er 130 vreemdelingen in de tbs zijn zoals Malek F. die ongewenst zijn verklaard en dus geen recht hebben op verlof, maar moeten worden teruggestuurd naar het land van herkomst?
Dat klopt niet. Op 27 mei 2025 hadden 50 van de 163 niet-Nederlandse tbs-gestelden die op 30 april 2025 in de intra-en transmurale bezetting verbleven geen geldige verblijfstitel.
In de nota naar aanleiding van het verslag van de tweede vaststellingswet Wetboek van Strafvordering (Kamerstukken 36 636, nr. 7) schreef u dat er nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden over het gewenste beleid ten aanzien van vreemdelingen met tbs. Hoe verklaart u de praktijk waarin kennelijk toch (een deel van) deze groep begeleid en onbegeleid verlof heeft gekregen, terwijl besluitvorming in februari 2025 nog niet was afgerond?
Vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in de tbs kunnen in de knel raken tussen de stelsels van de migratieketen en de strafrechtketen. Dit komt met name doordat aan de vreemdeling zonder rechtmatig verblijf niet in alle gevallen verlof kan worden verleend, wat repatriëring naar- en resocialisatie in het land van herkomst in de weg staat. Zij zijn vanwege hun psychische problematiek en de tbs-maatregel in veel gevallen zeer moeilijk uitzetbaar. Dit heeft te maken met zowel de terugkeerrelatie met landen van herkomst als met de wetgeving die eist dat er minimale zorg beschikbaar én toegankelijk is in het land van herkomst.5 Tegelijkertijd belemmert het niet beschikken over een verblijfsvergunning de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel aangezien meerdere stappen in het verlof niet goed kunnen worden uitgevoerd zonder rechtmatig verblijf. Doordat verlof een belangrijk onderdeel is van de behandeling van een tbs-gestelde, stagneert de tbs-behandeling en wordt het nog lastiger om een verantwoorde terugkeer te realiseren. Door deze botsing van het vreemdelingenrecht en het strafrecht kunnen vreemdelingen in een uitzichtloze situatie te komen. Het is een ingewikkeld probleem met veel stakeholders uit zowel binnen- als buitenland.
De impasse die de botsing van het straf- en vreemdelingenrecht teweegbrengt is n.a.v. de Motie Ploumen/Jetten6 in navolging van de bevindingen van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) als hardvochtigheid aangemerkt door zowel Dienst Justitiële Inrichtingen als de drie Reclasseringsorganisaties. In een adviesrapport van februari 2021 vroeg de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) al aandacht voor dit probleem.7 Zo wordt in dit rapport gesteld dat door deze botsing van het vreemdelingenrecht en het strafrecht vreemdelingen in een uitzichtloze situatie dreigen te komen. Op dit rapport is vanwege de complexiteit van dit probleem tot op heden nog geen formele reactie gekomen van het kabinet.
In de tussentijd wordt in individuele gevallen bekeken welke mogelijkheden voor onbegeleid en transmuraal verlof mogelijk zijn, daar waar dit verlof veilig en verantwoord kan worden vormgegeven. Een terbeschikkinggestelde gaat namelijk pas met verlof als vanuit risicotaxatie en professioneel oordeel van de behandelaars de kans op recidive of terugval beheersbaar wordt geacht. Bovendien worden verlofaanvragen getoetst door een onafhankelijk adviescollege. Het Adviescollege Verloftoetsing tbs (AVT) is een onafhankelijk college dat alle verlofaanvragen, ingediend door Forensisch Psychiatrische Centra (FPC) ten behoeve van individuele tbs-gestelden, toetst op veiligheid. Op basis van die toetsing wordt een schriftelijk advies uitgebracht aan de Staatssecretaris Rechtsbescherming. Op basis van een strikt individuele beoordeling hebben opeenvolgende bewindspersonen de afgelopen jaren incidenteel maatwerk toegepast voor tbs-gestelden zonder verblijfsrecht.
Op peildatum 27 mei 2025 hadden 110 van de 163 niet-Nederlandse tbs-gestelden die op 30 april 2025 in de intra-en transmurale bezetting verbleven een geldige verblijfstitel. 50 niet-Nederlandse tbs-gestelden in de intra- en transmurale setting verbleven dus in de tbs zonder geldige verblijfstitel. Naast het feit dat een deel van deze 50 personen in een uitzichtloze situatie zit of dreigt te komen, houden zij schaarse en kostbare tbs-bedden bezet. Omdat deze situatie voor alle betrokkenen onaanvaardbaar is, ga ik hierover in gesprek met de Minister van Asiel en Migratie.
Kunt u bevorderen dat – als er een geschikte grondslag komt om een vorm van verlof te verlenen aan vreemdelingen in de tbs – dat verlof enkel is gericht op resocialisatie in het land van herkomst, en dus niet op resocialisatie in Nederland? Zo nee, waarom niet en wanneer is de Kamer geïnformeerd over de kennelijke beleidswijziging? Wie heeft deze beleidswijziging geïnitieerd en hoe is deze beleidswijziging juridisch vormgegeven?
Zie antwoord vraag 12.
Kunt u in gesprek gaan met de Minister van Asiel en Migratie om te bevorderen dat ongewenste vreemdelingen bij beëindiging van een tbs-maatregel meteen worden teruggestuurd naar land van herkomst?
Zie antwoord vraag 12.
Het gelijktrekken van de regels voor jeugdstrafzittingen binnen het Koninkrijk der Nederlanden |
|
Don Ceder (CU) |
|
Struycken , Zsolt Szabó (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat jeugdstrafzaken in Europees Nederland tegen minderjarigen tot 18 jaar standaard achter gesloten deuren worden behandeld, conform artikel 495b van het Wetboek van Strafvordering (Sv)?
Ja.
Klopt het dat op de BES-eilanden, alsmede in andere Caribische delen van het Koninkrijk zoals Curaçao, in beginsel een openbare strafzitting geldt voor jongeren vanaf 16 jaar (onder andere artikel 488 Sv BES)? Zo ja, wat is de juridische en praktische onderbouwing voor dit verschil?
Dat klopt. Belangrijk is om hierbij op te merken dat als uitgangspunt wordt genomen de leeftijd op het tijdstip waarop de vervolging tegen de verdachte is aangevangen. Het kan dus zo zijn dat voor een verdachte van 17 jaar, tegen wie de vervolging is aangevangen op het moment dat hij of zij nog geen 16 jaar was, als uitgangspunt geldt dat de zitting niet openbaar is.
Wat betreft de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: BES-eilanden) is de achtergrond van artikel 488 Sv BES gebaseerd op het rapport van de commissie Anneveldt.1 Deze commissie is ingesteld in 1979 om een herziening van het Nederlandse jeugdstrafrecht te onderzoeken. De commissie overwoog of de destijds bestaande bepaling die voorschreef dat het rechtsgeding in jeugdstrafzaken in principe niet openbaar zou plaatsvinden, diende te worden gehandhaafd.2 De commissie kwam destijds tot de conclusie dat dit wel zo was voor 12- tot 16-jarigen, maar niet voor 16- tot 18-jarigen. De commissie erkende dat een niet-openbare behandeling kan worden gerechtvaardigd vanuit de beschermingsgedachte en de pedagogische doelstelling en er eveneens indirect toe kan dienen het privéleven van de familie waartoe de jeugdige behoort, te beschermen. De commissie oordeelde dat een kind tot 16 jaar nog zozeer betrokken is bij dat gezin dat voor de bescherming van dat gezin een niet-openbare behandeling de voorkeur verdient. Voor de 16- tot 18-jarigen gold volgens de commissie echter dat de voordelen van openbaarheid (zoals de mogelijkheid tot controle op het functioneren van het openbaar ministerie en de rechter) zwaarder lijken te wegen dan de nadelen.3
Gelet op de huidige tekst en plek van artikel 495b Sv is de commissie Anneveldt niet gevolgd wat betreft de Nederlandse wetgeving. Dit blijkt uit het gegeven dat het artikel is geplaatst onder de afdeling die ziet op «Strafvordering in zaken betreffende personen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt».4 Wat betreft artikel 488 Sv BES is wel aansluiting gezocht bij de commissie Anneveldt. Dit verschil hangt samen met het feit dat de regeling die uitgaat van de openbaarheid van zittingen voor jeugdigen van 16 jaar en ouder oorspronkelijk afkomstig is uit het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen.5 Bij de omvorming van dit wetboek in 2010 in het kader van de staatkundige hervormingen tot het Wetboek van Strafvordering BES is de op dat moment bestaande regeling behouden.
Voor de autonome landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden (Curaçao, Aruba en Sint-Maarten, hierna: CAS-landen) geldt dezelfde leeftijdsgrens als op de BES-eilanden als het gaat om de openbaarheid van zittingen. De CAS-landen zijn zelf verantwoordelijk voor de regelgeving op dit terrein en kunnen dus zelf de leeftijdsgrens bepalen.
De CAS-landen hebben gewerkt aan de herziening van het Wetboek van Strafvordering waarbij door een gezamenlijke commissie is geschreven aan een wetboek dat voor alle drie de landen zou kunnen gelden. De leeftijdsgrens van 16 jaren wordt hier opnieuw gehanteerd. Wel is hierin expliciet de mogelijkheid opgenomen om het rechtsgeding dat in principe in het openbaar moet plaatsvinden, geheel of gedeeltelijk achter gesloten deuren te houden. De voorstellen voor een nieuw Wetboek van Strafvordering in de CAS-landen bevinden zich momenteel in verschillende stadia van goedkeuring, bekrachtiging en uitvoering.
Acht u het wenselijk dat jongeren van 16 en 17 jaar, die juridisch als minderjarig worden beschouwd en vaak nog volop in ontwikkeling zijn, in delen van het Koninkrijk wel publiekelijk terecht kunnen staan, terwijl zij in Europees Nederland beschermd worden door besloten zittingen?
Voor een antwoord op deze vraag wil ik de uitkomsten betrekken van een onderzoek dat het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Datacentrum (WODC) onlangs op mijn verzoek is gestart naar de werking van het jeugdstrafrecht op de BES-eilanden. Dit onderzoek richt zich op het in kaart brengen van juridische en organisatorische knelpunten van het jeugdstrafrecht BES en beoordeelt in hoeverre het huidige wettelijke kader aansluit bij de pedagogische en resocialiserende doelstellingen van een uitvoerbare strafrechtspleging voor jeugdigen. Daarnaast beoogt het onderzoek aanbevelingen te formuleren voor mogelijke aanpassingen in wetgeving en uitvoering, met als doel de effectiviteit en uitvoerbaarheid van het jeugdstrafrecht BES te versterken. De resultaten van dit onderzoek zijn naar verwachting medio 2026 beschikbaar, waarna ik uw Kamer daarover zal informeren.
Zoals ik heb aangegeven in antwoord op vraag 2, zijn de CAS-landen autonome landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden en zelf verantwoordelijk voor hun wetgeving ten aanzien van dit onderwerp. Het is niet aan mij om daar over te oordelen.
Hoe verhoudt dit verschil zich volgens u tot het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), dat stelt dat alle kinderen onder de 18 jaar recht hebben op bescherming van hun privacy in het strafproces?
Op 11 januari 2008 heeft de Hoge Raad zich in een specifieke zaak uitgelaten over de vraag of sprake was van strijdigheid met artikel 40 van het IVRK dat gaat over de bescherming van kinderen binnen het strafproces (ECLI:NL:HR:2008:BB4130). Deze zaak speelde zich af op Aruba. De verdachte had op het tijdstip waarop de vervolging was aangevangen de leeftijd van 16 jaar bereikt. De zitting van deze verdachte is daarom in de openbaarheid behandeld. Het in deze zaak toepasselijke artikel 488 Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen (hierna: Sv NA) houdt in dat het rechtsgeding in het openbaar wordt behandeld, tenzij de verdachte of diens medeverdachten op het tijdstip waarop de vervolging tegen hen is aangevangen de leeftijd van zestien jaren nog niet hebben bereikt.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat er geen sprake was van strijdigheid met artikel 40 van het IVRK. De Hoge Raad oordeelde dat de in artikel 488 Sv NA opgenomen grond voor het niet in het openbaar behandelen van het rechtsgeding hier niet van toepassing was. Bij dit oordeel is opgemerkt dat het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof niet inhoudt dat door of namens de verdachte is verzocht om een niet-openbare behandeling van de zaak dan wel dat aldaar beroep is gedaan op genoemde verdragsbepaling.
Kunt u aangeven of – en hoe – in de huidige situatie rekening wordt gehouden met kwetsbare jongeren met bijvoorbeeld een licht verstandelijke beperking, die extra risico lopen op stigmatisering en psychische schade bij openbare zittingen?
Op de BES-eilanden bestaat de mogelijkheid om een zaak die in de openbaarheid zal worden behandeld toch achter gesloten deuren te behandelen. De verdachte, zijn/haar advocaat, of het openbaar ministerie kan daar om verzoeken (artikel 309, eerste lid, Sv BES). De rechter zal daar per zaak over oordelen. Ook kan de rechter daartoe ambtshalve overgaan. Over hoe vaak en in welke zaken dat gebeurt, heb ik geen gegevens beschikbaar. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3, wordt in het kader van het WODC-onderzoek naar de werking van het jeugdstrafrecht BES nagegaan in hoeverre het huidige wettelijke kader aansluit bij de pedagogische en resocialiserende doelstellingen van een uitvoerbare strafrechtspleging voor jeugdigen.
Zou u het wenselijk vinden als er meer uniformiteit zou zijn binnen het koninkrijk op het gebied van beslotenheid van jeugdstrafzittingen tot 18 jaar? Waarom wel of waarom niet?
Hoe zou zo’n uniforme norm zich verhouden tot de autonomie van de landen binnen het Koninkrijk? Bent u bereid hierover het gesprek aan te gaan met de verantwoordelijke Ministers van Justitie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten, met respect voor hun eigenstandigheid?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 6, waarin ik aangeef eerst de uitkomsten van het WODC-onderzoek met betrekking tot de situatie op de BES-eilanden af te willen wachten. Afhankelijk van de resultaten van het WODC-onderzoek voor de BES-eilanden en mijn reactie daarop ben ik, indien gewenst en gevraagd door de autonome landen, bereid het gesprek te voeren over een uniforme norm op het gebied van de beslotenheid van jeugdstrafzittingen binnen het Koninkrijk der Nederlanden.
Bent u bereid om – in samenwerking met de landen en de ketenpartners – te verkennen hoe dit onderwerp op korte termijn gezamenlijk kan worden opgepakt, zodat jeugdigen binnen het gehele Koninkrijk kunnen rekenen op gelijke bescherming? Zo ja, op welke termijn en wijze wilt u dit aanpakken?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op de vorige vraag.
Het artikel 'Maaike (31) werd door indringer Walid K. thuis verkracht en wil niet langer zwijgen: ’Ik vrees dat andere vrouwen slachtoffer worden’' |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het artikel «Maaike (31) werd door indringer Walid K. thuis verkracht en wil niet langer zwijgen: «Ik vrees dat andere vrouwen slachtoffer worden»»?1
Kunt u aangeven of de verblijfsstatus van Walid K. uit Algerije inmiddels is ingetrokken? Zo niet, is er een procedure gestart om de verblijfsstatus van K. in te trekken? Zo niet, waarom niet?
Hoe kan het zo zijn dat een veroordeelde verkrachter na het uitzitten van nog niet de helft van zijn straf alweer aanspraak maakt op verlof?
Hoeveel van deze verlofbrieven zijn er afgelopen jaar verstuurd?
Kunt u aangeven hoeveel vreemdelingen in Nederland in detentie zitten en hoeveel vreemdelingen in Nederland in een tbs-kliniek zitten?
Kunt u aangeven hoeveel personen er met een tijdelijke verblijfsstatus in Nederland in detentie zitten en hoeveel personen met een tijdelijke verblijfsstatus in Nederland in een tbs-kliniek zitten?
Waarom worden slachtoffers nog altijd niet actief en volledig geïnformeerd over de vervroegde vrijlating van hun dader?
Welke maatregelen gaat u treffen zodat slachtoffers alsnog proactief worden geïnformeerd over de (vervroegde) vrijlating van hun dader?
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is betreft de aangenomen motie-Eerdmans (Kamerstuk 24 587, nr. 984) om slachtoffers en nabestaanden van zware gewelds- en zedenmisdrijven inzage geven in de rapporten van het Pieter Baan Centrum over hun zaak?
Optredens van de haatprediker Bob Vylan in Nederland |
|
Claudia van Zanten (BBB), Martin Oostenbrink (BBB), Caroline van der Plas (BBB), Agnes Joseph (BBB), Henk Vermeer (BBB), Mariska Rikkers (BBB), Marieke Wijen-Nas (BBB), Cor Pierik (BBB) |
|
David van Weel (minister , minister ) , Moes , Foort van Oosten (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel van De Telegraaf waarin wordt beschreven dat de artiest Bob Vylan tijdens een uitverkocht concert in Paradiso de moord op Charlie Kirk heeft verheerlijkt en heeft opgeroepen tot geweld tegen zionisten, het Israelisch Defensieleger (IDF) en personen met een ander gedachtengoed, waarbij hij expliciet uitsprak: «Ga ze vinden op straat»?
Kunt u een feitelijke omschrijving geven van wat «zionisten» zijn?
Deelt u de opvatting dat deze oproepen kwalificeren als opruiing en haatzaaien in de zin van artikel 137d van het Wetboek van Strafrecht? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven onder welk artikel van het Wetboek van Strafrecht de uitspraken van Bobby Vylan strafbaar zijn en wat de maximum straf daarvoor is?
Hoe beoordeelt u de vergelijking met eerdere oproepen van Amsterdamse taxichauffeurs tot een «Jodenjacht» op 8 november 2024, die breed veroordeeld werden als antisemitisch en gevaarlijk?
Vindt u het aanvaardbaar dat een artiest die openlijk geweld verheerlijkt en aanzet tot haat en straatterreur een podium krijgt in Nederland?
Bent u bereid om geen nieuwe optredens van Bob Vylan in Nederland meer toe te staan en desnoods gebruik te maken van uw bevoegdheid om deze persoon de toegang tot Nederland te ontzeggen? Zo nee, waarom niet?
Hoe kijkt u in dit licht aan tegen het feit dat Paradiso zich in eerdere verklaringen zelfs positief heeft uitgelaten over de bijdrage van deze artiest aan het publieke debat, terwijl er feitelijk sprake is van het verspreiden van haat en oproepen tot geweld?
Deelt u de mening dat het verheerlijken van geweld tegen Joden, Israëliërs of zionisten op gespannen voet staat met het kabinetsbeleid om antisemitisme krachtig te bestrijden? Welke concrete stappen gaat u zetten om dit soort optredens te voorkomen?
Hoe beoordeelt u de rol van gemeenten zoals Amsterdam, Nijmegen en Tilburg, die dergelijke optredens mogelijk maken? Bent u bereid in overleg te treden met burgemeesters om optreden tegen deze vorm van haatprediking hoog op de agenda te zetten?
Bent u bereid in kaart te brengen welke andere artiesten of sprekers in de nabije toekomst in Nederland staan geprogrammeerd die bekendstaan om vergelijkbare haatdragende of antisemitische uitingen, zodat tijdig maatregelen kunnen worden genomen?
Kunt u een inschatting geven van wat zo’n oproep tot geweld tegen Joden, Israëliërs en – wat Vylan zionisten – noemt, betekent voor de veiligheid van de Joodse gemeenschap?
Kunt u deze vragen afzonderlijk en zo spoedig mogelijk beantwoorden, gezien het feit dat Bob Vylan komende week opnieuw in Nederland optreedt?
De berichtgeving over de onterechte aanhouding en de gevolgen voor een Marokkaans-Nederlands gezin in Urk |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving over hoe op Urk een Marokkaans-Nederlands gezin werd opgeofferd om de rust in het dorp te bewaren, waarbij een veertienjarige jongen onterecht werd aangehouden en vervolgens een zogenoemd sepot 01 ontving?1
Klopt het dat de veiligheidsdriehoek in Urk op 11 oktober 2023 heeft besloten «voor het weekend een aanhouding te verrichten» om de rust in het dorp te bewaren? Hoe beoordeelt u deze handelwijze, mede gelet op het ontbreken van bewijs tegen de betrokken minderjarige?
Welke concrete juridische en operationele afwegingen zijn gemaakt bij het besluit tot aanhouding van deze minderjarige? Hoe is rekening gehouden met proportionaliteit, subsidiariteit, kinderrechten en de onschuldpresumptie?
Waarom is, ondanks het snelle besluit tot seponeren, niet onmiddellijk en publiekelijk gecommuniceerd dat de jongen onschuldig was? Bestaan er richtlijnen die het Openbaar Ministerie (OM) verplichten om in dit soort gevallen actief te rectificeren? Zo ja, waarom is dat niet gebeurd?
Wie nam het besluit tot het verspreiden van een politiebericht waarin werd gesteld dat «de verdachte op het spoor was gekomen», terwijl de jongen kort daarvoor was vrijgelaten en later volledig onschuldig bleek? Waarom is dit bericht niet onmiddellijk ingetrokken of gecorrigeerd?
Welke beschermingsmaatregelen zijn aan het gezin aangeboden toen bekend werd dat zij bedreigd werden door dorpsgenoten? Waarom is er niet gekozen voor directe bescherming of een veiligheidsplan ter plaatse, in plaats van hen feitelijk te dwingen tot vluchten?
Hoe beoordeelt u de keuze om de aanhouding zichtbaar uit te voeren met dienstauto’s bij de woning, in een kleine gemeenschap waar bekend was dat dit onmiddellijk tot stigmatisering zou leiden? Past dit binnen de richtlijnen voor het omgaan met minderjarigen?
Klopt het dat het gezin herhaaldelijk processtukken heeft opgevraagd, maar deze tot op heden niet heeft ontvangen? Op welke wettelijke grond is dit geweigerd? Hoe verhoudt dit zich tot hun recht op inzage en herstel?
Herkent u het patroon dat lokale overheden in situaties met sterke politieke of maatschappelijke emoties sneller geneigd zijn minderheden als «bliksemafleider» te gebruiken? Welke landelijke waarborgen bestaan er om dit te voorkomen?
Hoe verklaart u dat de gemeente, politie en het OM in hun interne communicatie vooral spraken over de «beeldvorming» en reputatie van de instituties, terwijl de veiligheid van het gezin nauwelijks aandacht kreeg? Hoe verhoudt dit zich tot de plicht van de overheid om burgers te beschermen?
Bent u bereid een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de handelwijze van politie, OM en gemeente Urk in deze zaak, zodat duidelijk wordt welke fouten zijn gemaakt en welke lessen daaruit moeten worden getrokken?
Welke routes van compensatie en herstel staan dit gezin nu daadwerkelijk open, zowel juridisch (schadevergoeding) als praktisch (psychosociale hulp, onderwijs voor de kinderen, bescherming)? Wordt dit gezin proactief hierin begeleid?
Bent u bereid te komen tot landelijke richtlijnen die borgen dat minderjarigen nooit louter om «signaalwerking» worden aangehouden, dat bij een onterechte verdenking binnen 48 uur publiekelijk wordt gerectificeerd en dat gezinnen in dergelijke situaties recht hebben op directe bescherming en nazorg?
Oproepen tot geweld tijdens het concert van Bob Vylan in Paradiso Amsterdam |
|
Eric van der Burg (VVD), Ingrid Michon (VVD), Ulysse Ellian (VVD) |
|
Moes , Foort van Oosten (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met uitspraken van Bob Vylan tijdens zijn concert waarbij geweld tegen de vermoorde Charlie Kirk en zionisten werd toegejuicht en werd opgeroepen mensen op straat te gaan vinden?
Deelt u de mening dat vrijheid van meningsuiting belangrijk is en kritiek op de Israëlische regering geuit moet kunnen worden, maar dat dit totaal iets anders is dan het verheerlijken van geweld en het tijdens een concert oproepen tot het «op straat gaan vinden van mensen?»
Hoe is de afweging tot stand gekomen om dit optreden toe te staan en is hierover contact geweest met de burgemeester van Amsterdam?
Hoe beoordeelt u de beslissing van de Britse regering om de leden van de band strafrechtelijk te vervolgen voor haatzaaien vanwege soortgelijke uitspraken en welke mogelijkheden daartoe hebben wij daartoe in Nederland?
Hebben de bandleden voor het optreden visa gekregen en hoe vindt deze afweging plaats? Wat hebben de uitspraken voor gevolgen voor een eventuele volgende beslissing?
Is er een mogelijkheid tot het opleggen van een inreisverbod en of ongewenstverklaring en wat is hiervoor nodig?
Wat voor gevolgen hebben deze uitspraken, waarvoor in het Verenigd Koninkrijk dus inmiddels strafrechtelijke vervolging is gestart, voor de volgende optredens van de band in Nederland op 16 en 17 september? Welke mogelijkheden heeft de overheid om te voorkomen dat hier opnieuw wordt opgeroepen tot geweld?
Bent u bereid contact te hebben met het gemeentebestuur van de andere gemeenten over de reeks volgende concerten waarbij het zeer waarschijnlijk is dat opnieuw zal worden opgeroepen tot geweld?
Het artikel ‘Middelbare scholen in Beverwijk en Heemskerk dicht vanwege jongerengeweld’ |
|
Martin Oostenbrink (BBB), Marieke Wijen-Nas (BBB) |
|
Becking , Foort van Oosten (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht: «Middelbare scholen in Beverwijk en Heemskerk dicht vanwege jongerengeweld»?1 Herkent u in de recente gebeurtenissen in Beverwijk en Heemskerk een bredere maatschappelijke dreiging, waarbij jongerengeweld, sociale media en digitale intimidatie elkaar versterken?
Hoe beoordeelt u het feit dat scholen hun deuren moeten sluiten vanwege dreiging en onveiligheidsgevoelens onder jongeren? Acht u dit een incident of een symptoom van een structureel probleem?
Welke rol speelt de georganiseerde jongerencriminaliteit in deze incidenten? Wordt dit actief gemonitord en aangepakt door politie, Openbaar Ministerie (OM) en Veiligheidshuizen?
Hoe beoordeelt u het gebruik van AI en deepfakes bij het verspreiden van dreigende beelden van geweld en explosies op scholen? Wordt dit gezien als een vorm van digitale ondermijning?
Welke rol spelen sociale media zoals TikTok en Snapchat in het aanwakkeren of verspreiden van geweld tussen jongeren en welke mogelijkheden ziet u om hier snel en effectief op in te grijpen?
Hoe wordt de samenwerking tussen politie, OM en Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid versterkt om sneller te reageren op digitale dreiging die leidt tot paniek en schoolsluiting?
Wordt overwogen om geweldsverheerlijking via sociale media strafbaar te stellen als digitale opruiing?
Hoe wordt de aanpak van jongerengeweld afgestemd op de bredere strategie tegen High Impact Crimes en ondermijning?
Hoe beoordeelt u het instellen van een noodbevel, inclusief samenscholingsverbod en preventief fouilleren, in deze context?
Welke structurele maatregelen worden genomen om gemeenten te ondersteunen bij het voorkomen van escalatie, bijvoorbeeld via extra inzet van wijkagenten, digitale recherche en jongerenwerk?
Welke impact heeft deze situatie op de scholieren, het onderwijs en de continuïteit van het leerproces? Welke ondersteuning wordt de komende periode aan deze school geboden?
Welke rol ziet u voor scholen in het vroegtijdig signaleren van spanningen en het bieden van preventieve ondersteuning?
Bent u bereid om scholen in risicogebieden structureel te ondersteunen met preventiemedewerkers, schoolmaatschappelijk werk en samenwerking met jongerenhubs?
Hoe wordt de rol van leraren versterkt in het signaleren van spanningen en het begeleiden van leerlingen die betrokken zijn bij of slachtoffer zijn van online geweld?
Hoe wordt de veiligheid van onderwijspersoneel geborgd in situaties van dreiging en geweld? Wordt dit meegenomen in het lerarenbeleid?
De Kamerbrief ‘Gezamenlijke reactie IenW en JenV op rapport Handhaven in het OV’ d.d. 9 juli 2025 |
|
Ingrid Michon (VVD), Hester Veltman-Kamp (VVD) |
|
Thierry Aartsen (VVD), Foort van Oosten (VVD) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat identiteitsvaststellingen door OV-boa’s in de praktijk geregeld 30 tot 45 minuten of langer duren, of soms helemaal niet plaatsvinden, met oplopende agressie en grote veiligheidsrisico’s voor reizigers en personeel tot gevolg?1
Klopt het dat OV-boa’s in de praktijk bij de inschatting dat de politie pas laat of helemaal niet ter plaatse kan komen, vaak besluiten een overlastgever te laten lopen?
Kan worden aangegeven hoe groot het zogenoemde «dark number» is van zwaardere overtredingen en incidenten in het OV die hierdoor niet kunnen worden afgehandeld, en hoe beoordeelt u dat in de praktijk juist lichtere overtredingen vaker worden beboet, terwijl zwaardere overtredingen vaak onbestraft blijven?
Deelt u de zorg dat reizigers door onveiligheid in het OV bepaalde lijnen of tijdstippen mijden, en dat dit in het bijzonder voor meisjes en vrouwen kan leiden tot een onveilig reisgevoel, waardoor zij het openbaar vervoer minder vaak gebruiken?
Hoe beoordeelt u dat de RET in Rotterdam via het Real Time Intelligence Centre (RITC) sinds 2021 aantoonbaar betere resultaten boekt – met fors minder wachttijd, minder agressie, meer veiligheid en een betere inzet van politie en boa’s – terwijl landelijk nog geen vergelijkbare aanpak wordt toegepast?
Hoe beoordeelt u dat de Rotterdamse aanpak in nog geen jaar tijd (2019) 13.820 politie-uren én 8.544 RET-uren heeft bespaard, terwijl elders in het land dagelijks politie en boa’s kostbare capaciteit verliezen aan tijdrovende identiteitschecks?
Kunt u toelichten waarom er nog geen landelijke richtlijnen of protocollen zijn opgesteld voor de samenwerking tussen politie en OV-boa’s bij identiteitsvaststellingen (behalve bij een check via het Rijbewijsregister), terwijl de brancheorganisatie OV-NL hier al jaren expliciet om vraagt?
Kunt u bevestigen dat de NS in 2023 circa 15.000 keer assistentie van de politie moest vragen, waarvan ongeveer 5.000 keer specifiek voor identiteitsvaststelling, en hoe beoordeelt u dat een aanpak zoals in Rotterdam deze inzet grotendeels had kunnen voorkomen?
Welke overwegingen liggen eraan ten grondslag dat u de juridische basis van de Rotterdamse samenwerking «niet solide genoeg» achten, en welke mogelijkheden ziet u om deze werkwijze zo snel mogelijk te borgen?
Kunt u aangeven hoe u voorkomt dat de toegang van OV-boa’s tot het rijbewijzenregister (voorzien 1 januari 2026) en andere registers nog verder vertraagt, terwijl de knelpunten al jaren bekend zijn en de noodzaak in de praktijk dagelijks zichtbaar is?
Welke reden ligt eraan ten grondslag dat u opnieuw teruggrijpt op het onderzoeken van de «wenselijkheid en noodzaak» van toegang tot de strafrechtsketendatabank en de Basisvoorziening vreemdelingen, en ziet u mogelijkheden om sneller richting uitvoering te gaan?
Ben u bereid om uiterlijk binnen zes maanden concrete voorstellen aan de Kamer voor te leggen om de Rotterdamse aanpak in meerdere regio’s te starten en te borgen, zodat reizigers en OV-personeel niet langer hoeven te wachten op oplossingen?
Het bericht ‘Verdachte aangehouden voor ernstig zedenmisdrijf op Amsterdamse Weesperzijde’ |
|
Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Mona Keijzer (minister ) (BBB), David van Weel (minister , minister ) , Eddy van Hijum (minister , minister ) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Verdachte aangehouden voor ernstig zedenmisdrijf op Amsterdamse Weesperzijde»?1
Bent u het eens met de stelling dat de wet voor iedereen geldt en dus ook voor asielzoekers? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier zorgt u ervoor dat dit in de praktijk ook het geval is?
Bent u het eens met de stelling dat er altijd consequenties moeten zijn voor asielzoekers die de wet overtreden, zoals het leefgeld inhouden, vastzetten, asielaanvraag intrekken en uitzetten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, in hoeveel gevallen wordt er na een veroordeling daadwerkelijk één van deze straffen opgelegd? Waarom niet in alle gevallen?
Op welke manier zorgt u ervoor dat wanneer een asielzoeker verdacht wordt van een overtreding of misdrijf of ander strafbaar gedrag, tussen vrijspraak of veroordeling niet wederom de fout in gaat?
Bent u het eens met de stelling dat het daarom extra belangrijk is dat het amendement over het sneller kunnen opleggen van een ongewenstverklaring kan helpen bij het straffen van asielzoekers die (ernstige) misdrijven plegen (Kamerstuk 36 704, nr. 52)? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om experts in het vreemdelingenrecht en het strafrecht te consulteren over hoe we ervoor kunnen zorgen dat vreemdelingen vaker de consequenties van hun gedrag ervaren en wilt u de Kamer hierover informeren? Zo nee, waarom niet?
Hoe verloopt het proces van het opleggen van boetes vanwege zwartrijden en ander illegaal gedrag in het openbaar vervoer? Bent u het eens met de stelling dat zulke boetes voor 100% moeten worden doorbelast (desnoods door het inhouden van leefgeld)? Zo ja, in hoeveel gevallen waarin het bekend is voor wie de boete is, wordt de boete ook daadwerkelijk doorbelast? Waarom niet in alle gevallen? Bent u bereid om met het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) in gesprek te gaan hierover en de Kamer hierover te informeren voor het commissiedebat vreemdelingen en asielbeleid van 2 oktober?
Bent u bekend met bovenstaande artikelen?1 2 3
In welke fase bevindt zich het lopende politieonderzoek naar de bekladding van het CIDI-gebouw tijdens het Gaza-debat in Den Haag op 7 augustus 2025?
Zijn de personen waarvan duidelijke beelden van bestaan van dat zij het CIDI-gebouw bekladden, waarvan hun namen circuleren op internet en waarvan hun namen bekend zouden zijn bij de politie reeds aangehouden, of tenminste verhoord? Zo ja, worden zij vervolgd en waarvoor precies? Zo nee, waarom niet?
Wordt ook expliciet gekeken naar degenen die de privéwoning van een CIDI-bestuurslid in Amsterdam hebben beklad met pro-Palestijnse stickers? Zo ja, welke prioriteit krijgt dit aspect van intimidatie?
Welke concrete maatregelen worden genomen om medewerkers van maatschappelijke organisaties te beschermen en specifiek wanneer hun privéwoningen doelwit worden?
Is er afstemming met lokale autoriteiten (gemeente, politie) om de veiligheid van deze medewerkers te waarborgen?
Hoe positioneert u de beide vormen van bekladding met ogenschijnlijk antisemitisch dan wel anti-Israëlisch motief?
Overweegt u wet- of beleidsaanpassingen om escalatie naar de privésfeer te voorkomen en worden er maatregelen genomen zoals cameratoezicht, specifieke meldpunten en bescherming voor bedreigde medewerkers?
In hoeverre is de Strategie Bestrijding Antisemitisme 2024–2030 en het Werkplan van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB), die maatregelen omvatten zoals bescherming, preventie en monitoring, direct ingezet na de bekladdingen van het CIDI-gebouw en de woning van een medewerker?
Kan concreet worden aangegeven of en hoe het veiligheidsfonds van € 1,3 miljoen wordt ingezet voor beveiligingsmaatregelen rond maatschappelijke organisaties zoals CIDI, of specifiek voor medewerkers die persoonlijk zijn bedreigd?
In hoeverre kan de dit jaar ingerichte taskforce hierin een rol spelen?
Worden instrumenten met betrekking tot verhoging van de pakkans, repressieve instrumenten zoals snelrecht en intrekken van Nederlanderschap bij ernstig antisemitisch geweld ook geactiveerd in gevallen zoals bekladdingen als voorbeeld van strafbare antisemitische intimidatie?
Zijn er concrete beleidsplannen voor prioriteit in strafrechtelijke vervolging bij antisemitische intimidatie die zich richt op individuele medewerkers of hun privéomgeving?
Worden maatschappelijke organisaties zoals CIDI actief betrokken bij preventiecampagnes of veiligheidstrainingen, bijvoorbeeld met betrekking tot het onderwijs?
Bestaat er voor dergelijke organisaties onder de post «onderwijs en preventie» een gerichte ondersteuning, bijvoorbeeld voor medewerkers die onderwerp zijn van intimidatie?
Welke stappen zijn de afgelopen maanden genomen om te komen tot verduidelijking of aanscherping van wetten rondom haatzaaien en discriminatie, zodat criteria transparanter en consistenter worden toegepast?
Kunt u de vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Het bericht dat Douwe Bob een kortgeding aanspant tegen VVD-leider Dilan Yesilgöz om Jodenhaat-tweet |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat zanger Douwe Bob een kort geding heeft aangespannen tegen VVD-leider Dilan Yeşilgöz vanwege een uitlating op X, waarin zij hem beschuldigt van antisemitisme?1
Wat is uw oordeel over het feit dat een voormalig Minister van Justitie en Veiligheid en huidig politiek leider van een regeringspartij iemand publiekelijk beschuldigt van Jodenhaat, zonder dat daar een rechterlijk oordeel of feitelijke onderbouwing aan ten grondslag ligt?
Deelt u de mening dat dergelijke uitspraken kunnen worden gekwalificeerd als smaad en laster, gelet op artikel 261 en 262 van het Wetboek van Strafrecht?
Bent u bereid het Openbaar Ministerie (OM) aan te sporen tot een toetsing of zelfs strafrechtelijk onderzoek, mede gelet op de precedentwerking die dit kan hebben op het maatschappelijk en politiek debat?
Deelt u de mening dat het ondermijnt aan het vertrouwen in de rechtsstaat wanneer politici zonder bewijs individuen publiekelijk beschuldigen van antisemitisme, met alle gevolgen van dien voor hun reputatie en veiligheid?
Welke waarborgen bestaan er momenteel om ervoor te zorgen dat ook politieke ambtsdragers zich aan de juridische en ethische grenzen houden van hun publieke uitlatingen, zeker wanneer zij spreken over antisemitisme of andere vormen van discriminatie?
De AI-explosie van kinderporno |
|
Diederik van Dijk (SGP) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht waaruit blijkt dat het aantal meldingen van kinderporno schrikbarend is gestegen, onder meer door Artificiële Intelligentie (AI) en de opkomst van versleutelde chatapplicaties?1
Herkent u de in het artikel gedane waarschuwende waarnemingen, onder meer met betrekking tot het feit dat voor het trainen van AI-modellen daadwerkelijk materiaal van echte kinderen wordt gebruikt, maar ook de glijdende schaal in de ernstigheid van het gebruik? Wat is uw reflectie hierop?
Welke extra inzet staat u voor ogen om genoemde verschrikkelijke praktijken, die blijkbaar in omvang en ernst toenemen, in te dammen? Is hier sprake van een groeiende inzet (opsporing etc.) die recht doet aan ernst en omvang van kinderporno, mede in relatie tot AI?
Wat zijn de voornaamste knelpunten om dit fenomeen daadwerkelijk aan te pakken? Hoe staat het met personele capaciteit, benodigde expertise, hoogwaardige opsporingstechniek, toereikende financiën en prioritering? Op welke vlakken is intensivering geboden?
Hoe verloopt de samenwerking met uw partners op EU-niveau om deze praktijken doeltreffend aan te pakken? Wat zijn hier de belangrijkste obstakels en hoe wordt daarop geacteerd? Met welke resultaten?
Wat kunt u zeggen over pakkans en effectiviteit van opsporing door politie en justitie? Hoe vaak worden er concreet straffen opgelegd in dit soort zaken?
Welke samenwerking heeft u met bedrijven die actief zijn in het genereren van AI om dit misbruik ervan tegen te gaan? Werken bedrijven voldoende mee en wat levert dit op?
Wat is bekend omtrent de bewustwording van burgers omtrent ernst en consequenties – drempelverlagend voor werkelijk misbruik, normalisatie onder jonge kinderen e.d., zoals benoemd in het betreffende artikel – van het kijken naar kinderporno, al dan niet met gebruikmaking van AI? Hoe kan die bewustwording worden vergroot onder jong en oud? Bent u bereid hierover advies in te winnen bij op dit terrein deskundige (communicatie)experts?
Welke mogelijkheden ziet u om via publiekscampagnes mensen ervan te doordringen dat ook achter het bekijken van namaakbeelden écht misbruikmateriaal van échte kinderen schuilt? Ziet u hierin meerwaarde om deze campagnes uit te breiden en zo ja, hoe?
Mogelijke consequenties van strafbaarstelling illegaliteit |
|
Diederik van Dijk (SGP) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Bent u bereid spoedadvies te vragen aan de Raad van State over de vraag of een aanmerkelijke kans bestaat dat ook individuele gedragingen uit medemenselijkheid of humanitaire hulp strafbaar zullen zijn in samenhang met artikel 108a van de Asielnoodmaatregelenwet?
Ik heb vandaag in uw Kamer aangegeven dat het kabinet als de asielnoodmaatregelenwet wordt aangenomen aan de slag zal gaan met strafbaarstelling illegaliteit en daarbij de handhavingspraktijk zal vragen prioriteit te geven aan criminele en overlastgevende asielzoekers. Daarmee ligt niet voor de hand dat zaken als hulp via kerken en het leger des Heils door dit artikel geraakt worden.
Wat ik als Minister echter niet kan, in het kader van de trias politica, is definitief uitsluitsel geven over de vraag hoe het OM en de rechtspraak het artikel zullen interpreteren.
U vraagt mij, omdat u op dit punt juridisch advies wil van de Raad van State, om het artikel over de strafbaarstelling van illegaliteit van de Asielnoodmaatregelenwet (108a) niet in werking te laten treden voordat advies verkregen is en daarmee op dit punt gebruik te maken van de bestaande mogelijkheid die deze wet biedt voor een artikelsgewijze inwerkingtreding.
Ik ben daartoe bereid zodat uw Kamer vandaag in meerderheid voor het wetsvoorstel kan stemmen en we geen tijd verliezen om het asielbeleid strenger te maken.
Ik zal zodra het wetsvoorstel in de Tweede Kamer is aangenomen de Raad van State vragen te adviseren over de vraag of een aanmerkelijke kans bestaat dat ook individuele gedragingen uit menselijkheid of humanitaire hulp onder dit artikel vallen. Dit mede naar aanleiding van berichtgeving vandaag dat dit in landen als België, Italië en Duitsland zou zijn uitgesloten van vervolging.
Na ommekomst van het advies van de Raad van State wil ik met uw Kamers beraadslagen over de consequenties van het zwaarwegende advies van de Raad van State, alvorens dit artikel in werking te laten treden.
Bent u bereid het desbetreffende artikel niet in werking te laten treden totdat u met de Tweede Kamer heeft beraadslaagd over de consequenties van het zwaarwegende advies van de Raad van State?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden nog voor de aanvang van eindstemmingen in de Tweede Kamer op 3 juli 2025?
Ja.
Het artikel ‘Ondernemingsstrafrecht zonder klassenjustitie’ |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Ondernemingsstrafrecht zonder klassenjustitie. Van megaschikkingen naar megastrafbeschikkingen»?1
Ja.
Erkent u dat het nooit de bedoeling is geweest van de wetgever om de OM-transacties op te rekken naar een afkooppraktijk van schikkingen van honderden miljoenen voor banken en andere multinationals die de wet overtreden? Begrijpt u de kritiek op deze uitruil, het betalen van een geldbedrag ter voorkoming van strafvervolging, in ruil waarvoor strafvervolging en schuldvaststelling en schuldbekentenis achterwege blijft?
Ik begrijp dat bij sommigen het beeld kan ontstaan dat dat sprake is van een afkooppraktijk voor banken en andere grote ondernemingen. Hiervan is echter geen sprake, zoals ik in de antwoorden op uw vragen zal toelichten.
Aan de officier van justitie staan verschillende afdoeningsmodaliteiten ter beschikking. Naast dagvaarden of het al dan niet voorwaardelijk seponeren zijn dat de OM-strafbeschikking (artt. 257a-257h Wetboek van Strafvordering) en de transactie (art. 74 Wetboek van Strafrecht). Het OM kiest altijd – in lijn met het opportuniteitsbeginsel – voor de meest passende afdoeningswijze. Het klopt dat bij een transactie geen sprake is van strafvervolging en schuldvaststelling en dit wordt bij de beoordeling dan ook nadrukkelijk meegenomen (zie ook het antwoord op vraag2.
De officier van justitie kan er voor kiezen de verdachte onder voorwaarden een transactie aan te bieden om strafvervolging te voorkomen. Het is van belang hierbij onderscheid te maken tussen een reguliere transactie en een hoge transactie. Het begrip «hoge transactie» is nader afgebakend en omvat alle transacties waarbij betaling van een geldsom aan de Staat met een boetecomponent van € 200.000 of meer aan de orde is en transacties met een totale transactiewaarde van € 1.000.000 of meer (zie de Aanwijzing hoge transacties, Stct. 2020, 46166). Een hoge transactie wordt alleen aangeboden in het geval3 van strafbare feiten waarop een gevangenisstraf van niet meer dan zes jaar is gesteld4 wanneer zowel bewijstechnisch als beleidsmatig voldoende grond aanwezig is om tot dagvaarding te kunnen overgaan en5 de feitelijke gedragingen die grond zijn voor de transactie door de verdachte worden erkend, verdachte zijn handelen erkent en laat zien veranderingen in de bedrijfsvoering aan te willen brengen. In de regel worden hoge transacties alleen aan rechtspersonen aangeboden. Dat houdt onder meer verband met de omstandigheid dat aan een rechtspersoon meestal geen andere straf kan worden opgelegd dan een geldboete.
Bij de beslissing om een transactie aan te bieden worden door het OM elementen meegewogen zoals de proceshouding van de verdachte, of de verdachte de slachtoffers en/of eventuele nabestaanden heeft gecompenseerd, de maatregelen die verdachte neemt ter voorkoming van herhaling van strafbare gedragingen en de rol van de verdachte bij het aan het licht brengen van de strafbare feiten. Bovendien vormt recidive een contra-indicatie voor het aanbieden van een hoge transactie. Voor delicten die publieke verontrusting hebben veroorzaakt, geldt dat alleen een transactie wordt aangeboden indien daar een zeer goede reden voor is.
Voor hoge transacties kent het OM een speciale procedure met een onafhankelijke toetsingscommissie. Wanneer de officier van justitie overweegt een strafzaak af te doen door middel van het aanbieden van een hoge transactie, legt hij dit voornemen voor aan de hoofdofficier van justitie van zijn parket. Het transactievoorstel wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het College van procureurs-generaal, dat vervolgens advies vraagt aan de Toetsingscommissie hoge transacties. Na een positief advies van de Toetsingscommissie beslist het College van procureurs-generaal met inachtneming van dat advies, of het transactievoorstel aan de verdachte wordt aangeboden. Indien wordt besloten tot een hoge transactie dan maakt het OM dat in beginsel bekend door middel van een uitgebreid persbericht, waarmee het OM publieke verantwoording aflegt over de afdoening van de zaak.
In de Eerste aanvullingswet bij het nieuwe Wetboek van Strafvordering wordt voorgesteld de toetsing van hoge transacties door de onafhankelijke commissie te vervangen door rechterlijke toetsing.
Voor wat betreft de strafmaat wordt de verdachte niet bevoordeeld als de zaak wordt afgedaan met een transactie. De Aanwijzing hoge transacties geeft als criterium voor het aanbieden van een hoge transactie dat het delict waarvoor de transactie wordt aangeboden, indien de zaak aan de rechter zou worden voorgelegd, naar redelijkerwijs te verwachten is met een vermogensrechtelijke sanctie zal worden afgedaan. Voor het bepalen van de hoogte van het transactiebedrag noemt de Aanwijzing expliciet als aspect van belang: straffen die de rechter in soortgelijke gevallen heeft opgelegd. Het transactiebedrag komt overeen met de eis die een officier van justitie zou hebben uitgesproken als de zaak via een dagvaarding voor de rechter zou zijn gebracht. Ook is het van belang te vermelden dat in de transactieovereenkomst een ontnemingscomponent kan worden opgenomen waarmee het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt ontnomen. De transactie betekent dus niet dat een lichtere straf of maatregel (in vergelijking met afdoening door een rechter) wordt opgelegd en dus ook niet dat sprake is van klassenjustitie.
Vindt u ook dat deze transactiepraktijk kenmerken van klassenjustitie vertoont, mede omdat niet iedere verdachte de middelen heeft om strafvervolging af te kopen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke?
Zoals in het antwoord bij vraag 2 is toegelicht hangt het aanbieden van een hoge transactie af van een aantal omstandigheden, zoals erkenning van de gedragingen en de toegezegde of getroffen maatregelen ter voorkoming van verdere strafbare feiten, af of een transactie wordt opgelegd. Deze omstandigheden zijn slechts beperkt afhankelijk van beschikbare middelen bij de betrokken rechtspersoon.
Wat vindt u van de constatering in het artikel dat een OM-strafbeschikking als voordeel heeft dat hier tenminste wél sprake is van schuldvaststelling, waardoor grote bedrijven en hun advocaten liever aansturen op de OM-transactie, met als gevolg dat deze afkoop van strafvervolging een privilege dreigt te worden van de 1 procent grootste ondernemingen?
Strafvervolging en schuldvaststelling blijven inderdaad bij een transactie achterwege. Bij een strafbeschikking is hiervan wel sprake. Op grond van de Aanwijzing OM-strafbeschikking (Stcrt. 2022, 9133) van het College van Procureurs-Generaal is het uitvaardigen van een strafbeschikking het uitgangspunt (bij feiten waarvoor dat wettelijk mogelijk is en als de strafzaak zich ervoor leent) en kan alleen bij wijze van uitzondering nog gebruik worden gemaakt van de transactie als afdoeningsmodaliteit (zie de inleiding op paragraaf 2 van deze Aanwijzing). Bij de keuze voor de meest passende afdoeningsmodaliteit, zoals toegelicht in het antwoord op vraag 2, wordt het feit dat bij een transactie geen sprake is van strafvervolging en schuldvaststelling nadrukkelijk meegenomen.
Kunt u bevestigen dat uit onderzoeken blijkt dat afkoop van strafvervolging door multinationals niet bijdraagt aan ethisch gedrag en recidivepreventie?
In het artikel wordt verwezen naar onderzoeken die zich vooral richten op de Verenigde Staten en onderzoek naar banken wereldwijd. De wijze van het afdoen van strafzaken in Nederland, waaronder het aanbieden van transacties zoals ook toegelicht in de antwoorden op vraag 2, 3 en 4 is hiermee niet goed vergelijkbaar. Er zijn ook verschillende voorbeelden van zaken waarbij het OM ervoor heeft gekozen om banken of grote ondernemingen een strafbeschikking op te leggen dan wel te dagvaarden:
De afdoening van deze strafzaken heeft het OM via persberichten bekend gemaakt.
Wat is uw reactie op de conclusie dat het, voor een ondernemingsstrafrecht zonder klassenjustitie, noodzakelijk is dat we afscheid nemen van de huidige (Amerikaanse) afkooppraktijken?
Zoals ik in het voorgaande heb toegelicht is er geen sprake van afkooppraktijken.
Bent u het er mee eens dat vervolgens gekozen kan worden voor de OM-strafbeschikking of zo mogelijk voor het reguliere strafrecht, en dat hiermee een einde kan worden gemaakt aan deze vorm van klassenjustitie?
Ik ben het met u eens dat indien de zaak zich hiervoor leent de strafbeschikking de voorkeur heeft boven de transactie. Dit is ook het beleid van het OM, zoals toegelicht in het antwoord op vraag 4.
De verder aan het licht gekomen misstanden in sektes door undercover onderzoek |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
David van Weel (minister , minister ) , Coenradie |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitzending van Undercover in Nederland waarin misstanden in de sekte «de lichtfamilie», die actief is in Nederland, zijn vastgesteld middels een undercover infiltrant?1 2
Ja, ik heb kennis genomen van het tweeluik van Undercover in Nederland over de sekte De Lichtfamilie.
Wat is uw reactie op deze documentaire waarin wordt gesproken over grensoverschrijdend gedrag binnen deze sekte, zoals shunning, het aftroggelen van geld van de leden en vernederen?
In zijn algemeenheid geldt dat iedereen het recht heeft om zijn eigen godsdienst of levensovertuiging te kiezen en zich daarop te baseren, mits dit binnen de wettelijke kaders blijft. Zo mogen mensen in principe afstand doen van hun persoonlijke bezittingen, maar dit mag niet gepaard gaan met strafbaar gedrag zoals manipulatie, dwang of vernedering. Dergelijke handelingen zijn onaanvaardbaar en kunnen juridische gevolgen hebben, vooral als ze leiden tot psychisch of fysiek letsel. Het Openbaar Ministerie (OM) kan strafrechtelijk ingrijpen als er voldoende bewijs is dat er sprake is van strafbare feiten.
Wat vindt u ervan dat in deze sekte er sprake is van een overtuiging dat mensen die ernstig ziek, zoals mensen met kanker, dit aan zichzelf te wijten hebben en door de «Draak» te verdrijven ook de genezing zelf in de hand hebben?
Dit vind ik bedrieglijk en gevaarlijk. Een overtuiging uitspreken – zoals de sekteleider in de uitzending doet – is overigens niet hetzelfde als alternatieve zorg verlenen. Voor de volledigheid kan ik hier benoemen dat zodra er sprake is van een alternatieve behandeling, de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (hierna: Wkkgz) en de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG) grenzen stellen. Een alternatieve zorgaanbieder mag volgens de Wkkgz geen schade of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid veroorzaken. Van schade of een aanmerkelijke kans daarop kan bijvoorbeeld sprake zijn als patiënten worden afgehouden van reguliere zorg.
In dat geval kan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) ingrijpen. Het is voor de samenleving erg belangrijk dat mensen die negatieve gevolgen ondervinden van dergelijke keuzes, dit melden bij de IGJ. De IGJ kan de situatie dan onderzoeken en ingrijpen als dat nodig is. Daarnaast kan een behandelaar strafrechtelijk worden vervolgd als hij een aanmerkelijke kans op benadeling van de gezondheid van de cliënt veroorzaakt of als hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zijn behandeling en advisering daartoe leidt. Hierover kan aangifte worden gedaan. Dit is geregeld in de Wet BIG.
Ik roep iedereen op om alert te zijn en eventuele zorgen of problemen over alternatieve behandelingen te melden bij de IGJ. Het is van groot belang dat we de veiligheid en gezondheid van patiënten vooropstellen, terwijl we ook hun recht op geloof en keuzevrijheid respecteren.
Deelt u de mening dat het niet aanvaardbaar is dat mensen worden gemanipuleerd en gekleineerd in het afstaan van hun bezittingen, alle contacten met mensen buiten de sekte en het ondergaan van grensoverschrijdende handelingen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat dit zeker geen nieuw fenomeen is gezien een eerdere documentaire van Undercover in Nederland in 2011, toen over de «Miracle of Love» sekte? En alle andere onthullingen over misstanden bij verschillende sektes in de jaren daarna?
Ja, ik ben het eens dat het bestaan van «sektes» geen nieuw fenomeen is. Neutraal gedefinieerd zijn «sektes» georganiseerde groepen mensen binnen een religie die dezelfde geloofsovertuigingen delen. Door de geschiedenis heen zijn ze in diverse vormen en onder verschillende omstandigheden ontstaan, vaak als reactie op sociale, culturele of religieuze veranderingen, wat aantoont dat ze van alle tijden zijn. De recente aandacht in de media en de maatschappij voor groeperingen die als sektes worden bestempeld, vooral door onthullingen van misstanden, hebben geleid tot een verhoogd bewustzijn en discussie over de problematiek die binnen deze groeperingen speelt.
Hoe groot en ernstig is volgens u momenteel de problematiek van sektes en misstanden die zich daarbinnen afspelen in Nederland?
Het is belangrijk te benadrukken dat gesloten groeperingen niet per definitie schadelijk zijn. Echter, er zijn gesloten groeperingen waarin misstanden voorkomen, waaronder strafbare feiten die ernstige gevolgen hebben voor hun leden en de samenleving. In dergelijke groeperingen kan het delen van ervaringen en het zoeken naar hulp bemoeilijkt worden door sterke loyaliteit, geheimhouding, machtsstructuren en een hoge mate van (dwingende) controle. Leden voelen zich vaak niet veilig om te spreken uit angst voor sociale uitsluiting of repercussies, wat leidt tot isolement en beperkte toegang tot externe hulpbronnen. Dit is zeer schadelijk, want fysiek en psychisch misbruik zijn ernstige schendingen van de lichamelijke en geestelijke integriteit van slachtoffers, met langdurige gevolgen die hun dagelijks leven, relaties, werk en welzijn ingrijpend kunnen beïnvloeden.
Er zijn geen exacte cijfers over «sektes», omdat hier niet op wordt geregistreerd. Bovendien is er geen overeenstemming over de definitie van een «sekte», wat het moeilijk maakt om te bepalen of een bepaalde groep als sekte kan worden aangemerkt.
Kunt u in algemene zin aangeven hoe de beleidsmatige aanpak van sektes in Nederland zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld?
De beleidsmatige aanpak van gesloten groeperingen in Nederland heeft de afgelopen jaren een belangrijke ontwikkeling doorgemaakt. Tussen 2012 en 2020 bestond het meldpunt Sektesignaal. Na het opheffen van het meldpunt hebben de leden Van Wijngaarden/Michon-Derkzen (VVD) en Van Nispen (SP) via diverse moties en Kamervragen verzocht om een nieuw meldpunt. Mede naar aanleiding hiervan is expertisecentrum Fier in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid op 1 juni 2024 gestart met een 2,5-jarige pilot om een hulppunt in te richten zodat er één herkenbaar punt komt voor hulp en doorverwijzing aan slachtoffers van onveiligheid en dwingende controle in (gesloten) groeperingen en hun omgeving. Het hulppunt zal op 1 juli 2025 van start gaan.
Waar hulpverleners en overheidsinstanties eerder geringe kennis hadden over gesloten groeperingen, zijn zij nu actiever geworden in het verzamelen van informatie. Er zijn initiatieven ontwikkeld om voorlichting te geven over risicofactoren van een gesloten groepering en het herkennen van problematiek. Het hulppunt van Fier zal investeren in het ontwikkelen van expertise op het gebied van onveiligheid en dwingende controle in (gesloten) groeperingen, met als doel een landelijke kennisfunctie te creëren. Daarnaast wordt er gewerkt aan een betere samenwerking tussen verschillende instanties, zoals hulpverleningsorganisaties, politie en inspecties, om een effectieve aanpak te waarborgen. Deze stappen wijzen op een groeiende erkenning van de problematiek die kan spelen binnen gesloten groeperingen en de noodzaak voor adequate ondersteuning van slachtoffers.
Deelt u de mening dat een goed functionerend en laagdrempelig Meldpunt voor sektes van het grootste belang is? Kunt u de Kamer uitgebreid informeren hoe dit Meldpunt, nu bij Fier, vorm is gegeven en hoe er voor wordt gezorgd dat slachtoffers hulp krijgen en naasten advies, maar ook dat er een landelijke kennisfunctie gaat ontstaan?
Ik deel de mening dat slachtoffers en hun naasten hebben baat bij een herkenbare plek in de hulpverlening. Met het inrichten van het hulppunt van Fier komt er zo een herkenbare plek waar signalen van onveiligheid en dwingende controle in (gesloten) groeperingen samenkomen, en waar kennis en expertise voorhanden is om informatie te verstrekken over problematiek binnen deze groeperingen. Op de website kunnen gebruikers informatie vinden, zoals risico-indicatoren en een hulpwijzer. Het hulppunt biedt ook passende (na)zorg voor personen die fysiek of emotioneel schade ondervinden doordat zij deel uitmaken of deel uit hebben gemaakt van een groepering waarin misstanden plaatsvinden. Slachtoffers en naasten kunnen via de website veilig, vertrouwelijk en kosteloos chatten met Fier, waar ze informatie, advies en professionele hulp door hbo-opgeleide hulpverleners kunnen ontvangen. De chat staat in verbinding met hulpverleningspartners en opsporingsinstanties, zodat slachtoffers ook offline ondersteuning kunnen krijgen indien zij dat wensen.
De chat met Fier is al geopend en kan ondersteuning bieden aan mensen die bijvoorbeeld seksueel geweld, psychisch geweld of uitbuiting hebben meegemaakt. Vanaf 1 juli 2025 kunnen mensen bij Fier terecht voor ondersteuning vanuit de specialisatie onveiligheid en dwingende controle in (gesloten) groeperingen.
Het hulppunt van Fier investeert in het ontwikkelen van expertise op het gebied van onveiligheid en dwingende controle in (gesloten) groeperingen, met als doel een landelijke kennisfunctie te creëren. Hiervoor wordt samengewerkt met deskundigen op operationeel en wetenschappelijk vlak, zowel nationaal als internationaal. De verworven kennis vormt de basis voor het hulppunt en de gerichte, onderbouwde inzet van hulpprofessionals die betrokken zijn bij de online hulpverlening. Vanuit deze kennispositie wordt er gewerkt aan kennisdeling, onder andere door het organiseren van voorlichtingssessies voor professionals. Daarnaast wordt er actief aandacht besteed aan samenwerking en het uitwisselen van informatie over trends en ontwikkelingen met gemeenten, politie en het OM.
Er is nadrukkelijk niet gekozen voor de oprichting van een nieuw meldpunt. De politie is het centrale punt voor het doen van meldingen en aangiftes van strafbare feiten. Bovendien kan een punt dat uitsluitend voor meldingen is bedoeld, geen directe en laagdrempelige hulp of ondersteuning door hiertoe opgeleide professionals aan slachtoffers en bezorgde familieleden bieden. Dit zou betekenen dat mensen altijd doorverwezen moeten worden. Het voordeel van de samenwerking met Fier is dat deze organisatie al over kennis beschikt met betrekking tot geweld in afhankelijkheidsrelaties en de benodigde samenwerkingsstructuren heeft. Bovendien zou een nieuw meldpunt leiden tot verdere versnippering van de hulpverlening voor slachtoffers.
Over de nadere vormgeving van het hulppunt bij Fier wordt de Kamer geïnformeerd in de Kamerbrief onveiligheid en dwingende controle in (gesloten) groeperingen die voor het zomerreces uitgaat.
Hoe zal er voor gezorgd worden dat slachtoffers en naasten aan de ene kant er zeker van zijn dat hulpvragen en zorgen laagdrempelig en veilig gemeld kunnen worden bij het meldpunt, maar aan de andere kant ernstige misstanden niet zonder gevolgen blijven en er lijntjes zijn met onder andere de politie en eventueel Inspecties om in te grijpen in de situaties die daar om vragen?
Het hulppunt van Fier zal 1 juli 2025 live gaan. Slachtoffers en hun naasten kunnen dan kosteloos op een veilige en vertrouwelijke manier chatten, en via die weg informatie, advies en hulp ontvangen. Chatgebruikers kunnen een account aanmaken, zodat ze op hun eigen gewenste momenten meerdere keren terug kunnen komen voor hulp. De laagdrempelige vorm van hulp maakt dat slachtoffers in beeld komen die anders niet gezien worden. Het is de bedoeling dat het hulppunt van Fier in contact staat met (opsporings)instanties en hulpverleningspartners, zodat Fier een warme overdacht kan faciliteren richting face-to-face hulpverlening of het doen van een melding of aangifte, als slachtoffers hiervoor openstaan. Het hulppunt zal daartoe met de politie samenwerken, onder meer met politiemedewerkers met de kenniscompetentie sektes en gesloten gemeenschappen.
De precieze uitwerking van de samenwerking wordt waar nodig bijgesteld op basis van ervaringen. Het hulppunt is daarnaast vanuit zijn expertpositie beschikbaar voor de politie voor kennis en informatie ten behoeve van opsporing en vervolging.
Welke financiering is er op dit moment gemoeid met dit «nieuwe» (ooit wegbezuinigde) Meldpunt voor sektes?
De (incidentele) kosten voor de 2,5-jarige pilot om een hulppunt in te richten bij Fier worden gedekt uit het beleidsbudget voor Slachtofferbeleid en bedragen € 926.907,–. Als de pilot succesvol blijkt te zijn, is het streven om deze hulpverlening duurzaam in te richten.
Hoe staat het met de aangenomen motie-Van Nispen/Michon-Derkzen waarin het kabinet wordt gevraagd werk te maken van hoe mensen beter beschermd kunnen worden tegen sektes en of, en zo ja hoe, voorkomen kan worden dat kinderen formeel toetreden tot gesloten gemeenschappen en waarin wordt verzocht in het kader van de aanstaande nieuwe wet omtrent strafbaarstelling van psychisch geweld het beleid rondom sektes beter vorm te geven en hierover al in een vroeg stadium te overleggen met deskundigen, Fier en de politie?3
Hierover wordt de Kamer geïnformeerd in de Kamerbrief onveiligheid en dwingende controle in (gesloten) groeperingen die voor het zomerreces uitgaat.
Bent u bereid deze vragen voor het commissiedebat slachtofferbeleid op 18 juni te beantwoorden?
Ik heb bewerkstelligd dat de beantwoording van de vragen is toegezonden voorafgaande aan het commissiedebat slachtofferbeleid, dat thans geagendeerd staat op 2 juli.
Het bericht ‘Daders lopen mogelijk vrij rond door fout met naam in 867 zaken’ |
|
Willem Koops (NSC) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Daders lopen mogelijk vrij rond door fout met naam in 867 zaken»?1
Ja.
Klopt het dat de administratie van de overheid zo’n bende is dat daardoor de administratie in 867 strafzaken niet klopt? Klopt dit aantal van 867?
Justid heeft sinds 2014 van 867 zaken bijgehouden waarin een aanwijzing bestaat dat de tenaamstelling mogelijk niet juist is. Het betreft zaken waarin sprake is van een onherroepelijk vonnis. Inmiddels loopt een analyse van deze zaken om nader inzicht te krijgen en de prioriteit te bepalen voor een verdere aanpak.
Klopt het dat van deze 867 zaken maar liefs 141 zaken ernstige zedendelicten en geweldsmisdrijven zijn?
Het klopt dat de Algemene Rekenkamer 141 zaken aangeduid heeft als ernstige zaken.
Ieder strafbaar feit kent een code op basis waarvan het in systemen wordt geregistreerd. Via deze codes zijn deze zaken geselecteerd.
Hierbij moet worden opgemerkt dat bij deze zaken de ernst van feiten en de strafoplegging in zaken varieert. Naast gevangenisstraffen komen ook geldboetes voor. Bij de analyse van de 867 zaken wordt ook nagegaan of de codes corresponderen met de delicten waarvoor verdachten zijn veroordeeld.
Hoeveel van de 867 zaken zijn terreurzaken en moordzaken?
Tot de 141 zaken behoren, naar eerste analyseresultaten aangeven, 5 zaken die betrekking hebben op (poging) tot moord, 2 zaken op (poging) tot doodslag en 2 zaken op terrorisme en 6 zedenzaken. Op 1 geval na is in deze zaken de straf geheel of gedeeltelijk uitgevoerd.
Hoeveel van de 867 zaken waarvan de administratie niet klopt hebben ertoe geleid dat verdachten vrijuit zijn gegaan?
Hier wordt onderzoek naar gedaan. Ik kan op dit moment niet vooruitlopen op de uitkomsten van het onderzoek.
Hoeveel van de 867 zaken waarvan de administratie niet klopt hebben ertoe geleid dat een onschuldige burger onterecht is gestraft? En in hoeveel gevallen is er verzocht om herziening of gratie?
Dit wordt onderzocht. Uit de eerste analyse van de 141 zwaardere zaken is gebleken dat er 1 onschuldige burger gesignaleerd stond door persoonsverwisseling. Daarop is onmiddellijk actie ondernomen om die signalering te stoppen. Het is nog niet bekend of in deze zaak door de schuldige een straf is ontlopen. Ik rapporteer hierover in september.
Is er schadeloosstelling uitgekeerd aan burgers die onterecht een veroordeling achter hun naam hebben?
Bij de Justitiële Informatiedienst zijn sinds 2014 geen situaties bekend waarbij schadevergoeding is uitgekeerd aan mensen die ten onrechte gedetineerd zaten als gevolg van een onjuiste tenaamstelling van een vonnis. Er zijn indicaties dat er vóór 2014 in een beperkt aantal gevallen schadevergoedingen zijn betaald.
Hoe kan het dat ambtenaren sinds 2005 op de hoogte waren van dit probleem, dat de ambtelijke top van het ministerie in 2012 hierover is ingelicht en dat de Minister pas in januari 2025 hiervan op de hoogte was?
Dit vormt onderwerp van de evaluatie naar de gang van zaken die ik zal laten uitvoeren. De Tweede Kamer wordt nader geïnformeerd hoe deze evaluatie vorm zal krijgen en wie deze zal uitvoeren.
Wanneer is het verbeterplan dat wordt opgesteld door het ministerie gereed en geïmplementeerd?
Zoals in de beleidsreactie van 2 mei jongstleden op het rapport van de Algemene Rekenkamer is aangegeven, maak ik sinds januari werk van het aanpakken van de problematiek. Momenteel wordt al uitvoering gegeven aan mijn plan van aanpak. Zo verwacht ik dat begin juli er een eerste versie van het toetsings- en handelingskader ligt. Dan kan begonnen worden met de herbeoordeling van individuele zaken. Daarbij wordt op basis van de analyse van zaken die nu loopt geprioriteerd. Ik verwacht dat voor het einde van dit jaar alle zaken zijn beoordeeld en, waar dat aan de orde is, in de strafrechtketen individueel in behandeling kunnen worden genomen.
Het plan van aanpak ziet op drie prioriteiten: het ontwikkelen van het toetsings- en handelingskader, de concrete aanpak van de geconstateerde zaken en het zoveel mogelijk voorkomen van fouten in de identiteitsvaststelling in de strafrechtketen dat ziet op de totstandkoming van het toetsings- en handelingskader. Dit plan wordt al deels uitgevoerd en wordt de komende weken afgemaakt. Omdat de uitvoering van het plan en de daarop volgende afwikkeling van individuele zaken in de strafrechtketen de betrokkenheid van de Nationale Politie, het Openbaar Ministerie en de Raad voor de rechtspraak vraagt, zal ik hun bij de vaststelling betrekken.
Kan de Minister aangeven op welke aspecten wordt ingegaan in dit verbeterplan?
Zie het antwoord op vraag 9. Daarnaast heb ik een programmadirecteur aangesteld om dit traject in goede banen te leiden. Voor meer details over deze inspanningen verwijs ik naar de brief die ik aan de Kamer heb gestuurd.
Om wat voor fouten gaat het hier: onjuiste tenaamstellingen in vonnissen of onjuiste verwerkingen daarvan in de administratie?
Het komt soms voor dat pas na het onherroepelijk worden van het vonnis nieuwe identiteitsinformatie beschikbaar komt over de gevonniste personen. Dit kan diverse oorzaken hebben, zoals:
Kunt u deze vragen één voor één, zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen drie weken beantwoorden?
Ja.
Het gelijktrekken van de regels voor jeugdstrafzittingen binnen het Koninkrijk der Nederlanden |
|
Don Ceder (CU) |
|
Struycken , Zsolt Szabó (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat jeugdstrafzaken in Europees Nederland tegen minderjarigen tot 18 jaar standaard achter gesloten deuren worden behandeld, conform artikel 495b van het Wetboek van Strafvordering (Sv)?
Ja.
Klopt het dat op de BES-eilanden, alsmede in andere Caribische delen van het Koninkrijk zoals Curaçao, in beginsel een openbare strafzitting geldt voor jongeren vanaf 16 jaar (onder andere artikel 488 Sv BES)? Zo ja, wat is de juridische en praktische onderbouwing voor dit verschil?
Dat klopt. Belangrijk is om hierbij op te merken dat als uitgangspunt wordt genomen de leeftijd op het tijdstip waarop de vervolging tegen de verdachte is aangevangen. Het kan dus zo zijn dat voor een verdachte van 17 jaar, tegen wie de vervolging is aangevangen op het moment dat hij of zij nog geen 16 jaar was, als uitgangspunt geldt dat de zitting niet openbaar is.
Wat betreft de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: BES-eilanden) is de achtergrond van artikel 488 Sv BES gebaseerd op het rapport van de commissie Anneveldt.1 Deze commissie is ingesteld in 1979 om een herziening van het Nederlandse jeugdstrafrecht te onderzoeken. De commissie overwoog of de destijds bestaande bepaling die voorschreef dat het rechtsgeding in jeugdstrafzaken in principe niet openbaar zou plaatsvinden, diende te worden gehandhaafd.2 De commissie kwam destijds tot de conclusie dat dit wel zo was voor 12- tot 16-jarigen, maar niet voor 16- tot 18-jarigen. De commissie erkende dat een niet-openbare behandeling kan worden gerechtvaardigd vanuit de beschermingsgedachte en de pedagogische doelstelling en er eveneens indirect toe kan dienen het privéleven van de familie waartoe de jeugdige behoort, te beschermen. De commissie oordeelde dat een kind tot 16 jaar nog zozeer betrokken is bij dat gezin dat voor de bescherming van dat gezin een niet-openbare behandeling de voorkeur verdient. Voor de 16- tot 18-jarigen gold volgens de commissie echter dat de voordelen van openbaarheid (zoals de mogelijkheid tot controle op het functioneren van het openbaar ministerie en de rechter) zwaarder lijken te wegen dan de nadelen.3
Gelet op de huidige tekst en plek van artikel 495b Sv is de commissie Anneveldt niet gevolgd wat betreft de Nederlandse wetgeving. Dit blijkt uit het gegeven dat het artikel is geplaatst onder de afdeling die ziet op «Strafvordering in zaken betreffende personen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt».4 Wat betreft artikel 488 Sv BES is wel aansluiting gezocht bij de commissie Anneveldt. Dit verschil hangt samen met het feit dat de regeling die uitgaat van de openbaarheid van zittingen voor jeugdigen van 16 jaar en ouder oorspronkelijk afkomstig is uit het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen.5 Bij de omvorming van dit wetboek in 2010 in het kader van de staatkundige hervormingen tot het Wetboek van Strafvordering BES is de op dat moment bestaande regeling behouden.
Voor de autonome landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden (Curaçao, Aruba en Sint-Maarten, hierna: CAS-landen) geldt dezelfde leeftijdsgrens als op de BES-eilanden als het gaat om de openbaarheid van zittingen. De CAS-landen zijn zelf verantwoordelijk voor de regelgeving op dit terrein en kunnen dus zelf de leeftijdsgrens bepalen.
De CAS-landen hebben gewerkt aan de herziening van het Wetboek van Strafvordering waarbij door een gezamenlijke commissie is geschreven aan een wetboek dat voor alle drie de landen zou kunnen gelden. De leeftijdsgrens van 16 jaren wordt hier opnieuw gehanteerd. Wel is hierin expliciet de mogelijkheid opgenomen om het rechtsgeding dat in principe in het openbaar moet plaatsvinden, geheel of gedeeltelijk achter gesloten deuren te houden. De voorstellen voor een nieuw Wetboek van Strafvordering in de CAS-landen bevinden zich momenteel in verschillende stadia van goedkeuring, bekrachtiging en uitvoering.
Acht u het wenselijk dat jongeren van 16 en 17 jaar, die juridisch als minderjarig worden beschouwd en vaak nog volop in ontwikkeling zijn, in delen van het Koninkrijk wel publiekelijk terecht kunnen staan, terwijl zij in Europees Nederland beschermd worden door besloten zittingen?
Voor een antwoord op deze vraag wil ik de uitkomsten betrekken van een onderzoek dat het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Datacentrum (WODC) onlangs op mijn verzoek is gestart naar de werking van het jeugdstrafrecht op de BES-eilanden. Dit onderzoek richt zich op het in kaart brengen van juridische en organisatorische knelpunten van het jeugdstrafrecht BES en beoordeelt in hoeverre het huidige wettelijke kader aansluit bij de pedagogische en resocialiserende doelstellingen van een uitvoerbare strafrechtspleging voor jeugdigen. Daarnaast beoogt het onderzoek aanbevelingen te formuleren voor mogelijke aanpassingen in wetgeving en uitvoering, met als doel de effectiviteit en uitvoerbaarheid van het jeugdstrafrecht BES te versterken. De resultaten van dit onderzoek zijn naar verwachting medio 2026 beschikbaar, waarna ik uw Kamer daarover zal informeren.
Zoals ik heb aangegeven in antwoord op vraag 2, zijn de CAS-landen autonome landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden en zelf verantwoordelijk voor hun wetgeving ten aanzien van dit onderwerp. Het is niet aan mij om daar over te oordelen.
Hoe verhoudt dit verschil zich volgens u tot het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), dat stelt dat alle kinderen onder de 18 jaar recht hebben op bescherming van hun privacy in het strafproces?
Op 11 januari 2008 heeft de Hoge Raad zich in een specifieke zaak uitgelaten over de vraag of sprake was van strijdigheid met artikel 40 van het IVRK dat gaat over de bescherming van kinderen binnen het strafproces (ECLI:NL:HR:2008:BB4130). Deze zaak speelde zich af op Aruba. De verdachte had op het tijdstip waarop de vervolging was aangevangen de leeftijd van 16 jaar bereikt. De zitting van deze verdachte is daarom in de openbaarheid behandeld. Het in deze zaak toepasselijke artikel 488 Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen (hierna: Sv NA) houdt in dat het rechtsgeding in het openbaar wordt behandeld, tenzij de verdachte of diens medeverdachten op het tijdstip waarop de vervolging tegen hen is aangevangen de leeftijd van zestien jaren nog niet hebben bereikt.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat er geen sprake was van strijdigheid met artikel 40 van het IVRK. De Hoge Raad oordeelde dat de in artikel 488 Sv NA opgenomen grond voor het niet in het openbaar behandelen van het rechtsgeding hier niet van toepassing was. Bij dit oordeel is opgemerkt dat het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof niet inhoudt dat door of namens de verdachte is verzocht om een niet-openbare behandeling van de zaak dan wel dat aldaar beroep is gedaan op genoemde verdragsbepaling.
Kunt u aangeven of – en hoe – in de huidige situatie rekening wordt gehouden met kwetsbare jongeren met bijvoorbeeld een licht verstandelijke beperking, die extra risico lopen op stigmatisering en psychische schade bij openbare zittingen?
Op de BES-eilanden bestaat de mogelijkheid om een zaak die in de openbaarheid zal worden behandeld toch achter gesloten deuren te behandelen. De verdachte, zijn/haar advocaat, of het openbaar ministerie kan daar om verzoeken (artikel 309, eerste lid, Sv BES). De rechter zal daar per zaak over oordelen. Ook kan de rechter daartoe ambtshalve overgaan. Over hoe vaak en in welke zaken dat gebeurt, heb ik geen gegevens beschikbaar. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3, wordt in het kader van het WODC-onderzoek naar de werking van het jeugdstrafrecht BES nagegaan in hoeverre het huidige wettelijke kader aansluit bij de pedagogische en resocialiserende doelstellingen van een uitvoerbare strafrechtspleging voor jeugdigen.
Zou u het wenselijk vinden als er meer uniformiteit zou zijn binnen het koninkrijk op het gebied van beslotenheid van jeugdstrafzittingen tot 18 jaar? Waarom wel of waarom niet?
Hoe zou zo’n uniforme norm zich verhouden tot de autonomie van de landen binnen het Koninkrijk? Bent u bereid hierover het gesprek aan te gaan met de verantwoordelijke Ministers van Justitie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten, met respect voor hun eigenstandigheid?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 6, waarin ik aangeef eerst de uitkomsten van het WODC-onderzoek met betrekking tot de situatie op de BES-eilanden af te willen wachten. Afhankelijk van de resultaten van het WODC-onderzoek voor de BES-eilanden en mijn reactie daarop ben ik, indien gewenst en gevraagd door de autonome landen, bereid het gesprek te voeren over een uniforme norm op het gebied van de beslotenheid van jeugdstrafzittingen binnen het Koninkrijk der Nederlanden.
Bent u bereid om – in samenwerking met de landen en de ketenpartners – te verkennen hoe dit onderwerp op korte termijn gezamenlijk kan worden opgepakt, zodat jeugdigen binnen het gehele Koninkrijk kunnen rekenen op gelijke bescherming? Zo ja, op welke termijn en wijze wilt u dit aanpakken?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op de vorige vraag.
Het bericht dat een topambtenaar kinderpornografisch materiaal verspreidde onder werktijd |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het nieuwsbericht in het AD van 24 april 2025 met als kop «Topambtenaar verspreidde gruwelijke kinderporno onder werktijd, ministerie wist nergens van»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat het gaat om een (voormalig) topambtenaar die werkzaam was op een ministerie? Zo ja, op welk ministerie en in welke functie? Zo niet, kunt u toelichten hoe dergelijke misstanden in het algemeen worden geregistreerd en gecommuniceerd binnen de rijksoverheid?
Het gaat om een voormalig ambtenaar die werkzaam was op het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, in de functie van adviseur bedrijfsvoering.
Op welke wijze zijn ambtenaren in vergelijkbare functies bij aanstelling gescreend? Hoe wordt geborgd dat personen met toegang tot vertrouwelijke informatie en systemen voldoen aan de hoogste integriteitsnormen?
De betreffende ambtenaar had geen vertrouwensfunctie en is dan ook niet gescreend. Hij heeft bij indiensttreding een verklaring omtrent het gedrag (VOG) moeten overleggen. Elke ambtenaar legt bij indiensttreding de eed of belofte af en neemt kennis van de specifieke eisen van de ambtenarenwet. Ook geldt voor Rijksambtenaren de Gedragscode Integriteit Rijk.
Hoe is het mogelijk dat deze topambtenaar jarenlang ongestoord dit soort ernstig strafbaar gedrag kon vertonen onder werktijd, zonder dat dit opviel bij leidinggevenden of collega’s?
De voormalig ambtenaar voldeed aan hetgeen gevraagd werd voor zijn functie. Zowel inhoudelijk als in de samenwerking met de collega’s. De verstandhouding tussen werkgever en werknemer was goed en er waren geen signalen van strafbaar gedrag. Het kwam daarom als een enorme schok voor iedereen. De ernst en omvang van deze zaak zijn immers nauwelijks te bevatten. Vanzelfsprekend is er geen plek in onze organisatie voor iemand die betrokken is bij dergelijke zware en aangrijpende strafbare feiten. Ook als dit volledig losstaat van zijn of haar werkzaamheden.
Kunt u bevestigen dat het ministerie «nergens van wist», zoals in het artikel wordt gesteld? Wat zegt dit over het interne toezicht en integriteitsborging binnen ministeries?
Zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven, waren er geen signalen van strafbaar gedrag. Het gedrag dat later door politieonderzoek bekend werd kwam als een enorme schok voor alle naaste collega’s en leidinggevenden. Een dergelijke gebeurtenis heeft grote impact. Het ministerie heeft medewerkers begeleiding geboden om de impact van deze zaak te verkleinen, onder meer door de inzet van vertrouwenspersonen en de bedrijfsmaatschappelijk werker. Waar nodig zullen we dat blijven doen. De betreffende medewerker is geschorst en daarna ontslagen. Dit ontslag is door de rechter bekrachtigd.
Er wordt binnen het ministerie veel aandacht besteed aan integriteit en het gesprek daarover. Er zijn vertrouwenspersonen, een externe vertrouwenspersoon en personeelsraadgevers beschikbaar voor de medewerkers en er zijn loketten voor klachten over omgangsvormen, integriteitsmeldingen en misstanden. Tweejaarlijks worden een medewerkersbelevingsonderzoek en een integriteitsenquête uitgevoerd om de vinger aan de pols te houden.
In hoeverre zijn ICT-systemen van het ministerie in staat om dergelijk misbruik op te sporen of te signaleren? Zijn er in uw opzicht verbetermaatregelen nodig op dit gebied?
Er zijn zeker mogelijkheden om onder strikte voorwaarden op te treden als er signalen zijn dat misbruik wordt gemaakt van de systemen. Deze signalen waren er tot de arrestatie van betrokkene niet. Zodra deze signalen er wel kwamen is meteen opgetreden. We evalueren voortdurend onze ICT-systemen en het gebruik daarvan. Maatregelen om systemen aan te passen zijn op dit moment niet aan de orde.
Heeft deze zaak geleid tot herziening van interne integriteitsprotocollen, meldstructuren of digitale toezichtsystemen binnen de betrokken overheidsdiensten? Zo nee, waarom niet?
Nee, zie het antwoord op vraag 6.
Zijn er gevolgen voor leidinggevenden, HR of vertrouwenspersonen die mogelijk signalen gemist hebben? Zo ja, op welke wijze wordt daaruit lering getrokken? Zo nee, waarom niet?
Er waren geen signalen van strafbaar gedrag. Na de arrestatie werd steeds meer bekend over het strafbaar gedrag en is meteen opgetreden, uiteindelijk leidend tot ontslag van de betrokken ambtenaar.
Deelt u de opvatting dat ambtenaren een voorbeeldfunctie vervullen en dat het vertrouwen in de overheid ernstig wordt geschaad als dit soort zaken jarenlang verborgen blijft? Wat gaat u doen om het vertrouwen te herstellen?
Ja. Ambtenaren hebben een voorbeeldfunctie en dienen zich integer te gedragen, binnen en buiten diensttijd. Dit aspect komt ook terug in de Gedragscode Integriteit Rijk. Zodra het politieonderzoek was afgerond en het tot een veroordeling is gekomen is de betrokken medewerker ontslagen.
Bent u bereid tot een breed en onafhankelijk onderzoek naar de lessen uit deze zaak, met name gericht op het functioneren van toezicht, meldstructuren en cultuur binnen de rijksoverheid?
De politie heeft al onderzoek gedaan, op het ministerie zijn op basis daarvan disciplinaire maatregelen genomen en de rechter heeft recht gesproken. Voor medewerkers geldt dat er verschillende meldpunten zijn om misstanden aan te kaarten, zie ook het antwoord op vraag 5.
Via verschillende kanalen en op verschillende momenten worden deze meldpunten actief onder de aandacht gebracht.
Het niet beboeten van ernstig dierenleed door botbreuken, bloedingen en ontwrichtingen bij miljoenen kippen, eenden en kalkoenen |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Rummenie , Femke Wiersma (minister ) (BBB) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het persbericht van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) waarin zij grote zorgen uiten omdat ze niet kunnen handhaven bij het ernstige dierenleed dat ontstaat doordat kippen, eenden en kalkoenen hardhandig worden gevangen en in kratten worden gepropt?1
Ja, ik heb kennisgenomen van het persbericht waar u op doelt.
Onderschrijft u de uitspraak van de NVWA dat miljoenen dieren per jaar gewond raken en pijn lijden als ze worden gevangen en op transport naar het slachthuis worden gezet? Zo nee, waarom niet en op welke wetenschappelijke rapporten baseert u dat precies?
Bij het vangen en vervoeren van pluimvee kunnen dieren gewond raken. De sector heeft de afgelopen jaren laten zien dat ze dit letsel sterk kan verminderen en ik vertrouw erop dat ze deze trend door zal zetten.
Kunt u bevestigen dat er tot dusverre alleen handhavend werd opgetreden als bij meer dan 1% van de dieren vangletsel is geconstateerd?2 Kunt u bevestigen dat hiermee wordt gedoogd dat jaarlijks meer dan vijf miljoen dieren (ernstige) verwondingen oplopen? Zo nee, waar baseert u dat dan op?
Ik kan bevestigen dat, met het doel vangletsel steeds verder terug te dringen, er sinds 2024 handhavend werd opgetreden als bij meer dan 1% van een koppel vangletsel werd geconstateerd in het slachthuis. Daarvoor werd er handhavend opgetreden als meer dan 2% van een koppel vangletsel liet zien. Het percentage vangletsel is verminderd in de afgelopen jaren. Ook is het aantal overschrijdingen van de handhavingsgrens gedaald. De NVWA wil de bedrijven die zelf verantwoordelijk zijn voor het welzijn van de dieren, aansporen om voldoende tijd te nemen voor het vangproces.
Wat vindt u ervan dat er een veehouderijsysteem is opgetuigd waarin het normaal wordt gevonden dat binnen één sector meer dan vijf miljoen dieren per jaar ernstige verwondingen oplopen?
Uiteraard vind ik dat moet worden voorkomen dat dieren gewond raken en pijn lijden. De pluimveesector in Nederland is een verantwoordelijke en innovatieve sector die hard bezig is om het vangproces met het oog op dierenwelzijn te verbeteren. De vorig jaar gepubliceerde rapportage van de publiek-private samenwerking naar verschillende methoden van vangen biedt handvatten voor de sector om het letsel verder terug te dringen.3
Deelt u de zorgen dat nu de NVWA niet meer handhavend kan optreden, het aantal dieren dat gewond raakt flink kan gaan oplopen? Zo nee, waarom niet?
Ik wil voorop stellen dat de rechterlijke uitspraak gaat over de onderbouwing van de methode waarmee de NVWA vangletsel vaststelt.. De NVWA onderzoekt naar aanleiding van deze uitspraak wat er nodig is om de pluimveesector in gezamenlijkheid de verantwoordelijkheid op te laten pakken zodat het welzijn van pluimvee in de gehele keten ook in de toekomst geborgd blijft. De sector heeft de afgelopen jaren laten zien gemotiveerd te zijn om vangletsel te verminderen en is daar ook in geslaagd. Ik vertrouw erop dat de sector haar uiterste best doet het percentage vangletsel te blijven verminderen.
Bent u ermee bekend dat de Tweede Kamer schande spreekt over de structurele dierenmishandeling bij het vangen van pluimvee?3 Deelt u de mening dat moet worden voorkomen dat pluimveehouderijen en vangploegen zonder gevolgen ernstig dierenleed veroorzaken?
Ik deel de mening dat moet worden voorkomen dat pluimveehouderijen en vangploegen, maar ook andere schakels in de keten, dierenleed veroorzaken.
Deelt u de mening dat nu de NVWA vangletsel niet meer kan beboeten vanuit slachthuizen, het noodzakelijk is dat er ook structureel toezicht komt bij het vangen van dieren in stallen? Zo nee, waarom niet?
De NVWA zal de uitspraak van de rechter goed bestuderen en daarbij komen tot de meest effectieve oplossing om toezicht te houden op het vang-, laad- en transportproces en waar nodig passende handhaving toe te passen. Mijn departement zal daarbij kijken wat er vanuit beleid nodig is om dit mogelijk te maken.
Bent u bereid om op zeer korte termijn te zorgen voor structureel toezicht bij het vangen van dieren in stallen? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 7.
Kunt u bevestigen dat – als de NVWA niet structureel bij het vangen van pluimvee in stallen aanwezig kan zijn, en vangletsel niet meer beboet mag worden door controles in slachthuizen – pluimveehouders en vangploegen kunnen wegkomen met dierenmishandeling? Wat vindt u hiervan?
Zie mijn antwoord op vraag 7.
Bent u bereid om via fokbeperkingen het aantal kippen, eenden en kalkoenen in Nederland op zeer korte termijn te verlagen, zodat er genoeg toezichtcapaciteit is om deze dierenmishandeling te constateren en te kunnen handhaven? Zo nee, waarom niet en hoe gaat u dan op korte termijn voorkomen dat dit dierenleed structureel blijft optreden?
Daartoe ben ik niet bereid. Het instellen van een fokbeperking is een zeer ingrijpende maatregel waarvoor de onderbouwing ontbreekt. Bovendien zet de NVWA, zoals toegelicht in het antwoord op vraag 7, stappen om gegeven de rechterlijke uitspraak tot een adequate aanpak te komen. Instellen van een fokbeperking is daarmee niet aan de orde.
Indien u hier niet toe bereid bent, bent u dan bereid om in het kader van transparantie op zeer korte termijn bij de consument van vlees en eieren bekend te maken dat er niet kan worden opgetreden tegen ernstige dierenmishandeling van pluimvee, waardoor de kans zeer groot is dat het stukje vlees of het ei op hun bord afkomstig is van een dier dat ernstig heeft geleden door botbreuken, bloedingen en/of ontwrichtingen? Zo ja, op welke manier gaat u ervoor zorgen dat dit breed in de samenleving bekend wordt? Zo nee, waarom niet?
Hiertoe ben ik niet bereid. Een dergelijke vorm van communicatie gaat eraan voorbij dat het overgrote deel van de sector zorgvuldig te werk gaat om onnodig lijden en letsel bij dieren te voorkomen en dat de NVWA, gegeven de rechterlijke uitspraak, hierop toezicht zal houden en zonodig handhavend zal optreden.
Kunt u bevestigen dat het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) in juni 2024 oordeelde dat het vangen van kippen aan de poten verboden is op grond van Europese wetgeving, en de toenmalige Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vervolgens liet weten dat er per augustus 2024 zou worden opgetreden?4
Het CBb vindt (uitspraak 4 juni), net als de rechtbank Rotterdam, dat het vangen van pluimvee door het aan de poten op te tillen een overtreding is van de Transportverordening en dat de NVWA hierop moet handhaven. De wijze waarop de NVWA gaat handhaven moet recht doen aan het belang van het welzijn van de dieren, maar ook aan het belang van de sector en het Europese speelveld. Op basis van deze uitspraak heeft de NVWA zorgvuldig onderzoek gedaan en hierbij is gebruik gemaakt van recente wetenschappelijke rapporten van de WUR en EFSA. De NVWA zal tot het van kracht worden van de nieuwe Transportverordening niet handhaven indien de dieren worden gevangen en opgetild op de wijze die door EFSA en in de concept-Transportverordening is weergegeven. Dit betekent dat pluimvee nog wel aan de poten kan worden opgetild maar dan onder aanvullende voorwaarden zoals het optillen aan beide poten met extra ondersteuning van het lichaam. De bedrijven krijgen vanaf 14 mei 2025 6 maanden de tijd om op een andere vangmethode over te gaan.
Kunt u bevestigen dat dit zou moeten betekenen dat inmiddels alle pluimveebedrijven en vangploegen zijn gestopt met het vangen van dieren aan hun poten? Kunt aangeven of dit inmiddels ook het geval is? Zo ja, waar baseert u dat op? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in het antwoord op vraag 12 heb uitgelegd heeft de sector vanaf 14 mei 2025 nog 6 maanden de tijd om op een ander wijze van vangen van pluimvee over te schakelen.
Kunt u bevestigen dat de NVWA, op basis van de uitspraak van het CBb, inmiddels dan ook handhavend optreedt tegen het vangen aan poten? Zo ja, hoe vaak wordt er gecontroleerd, hoeveel overtredingen van het verbod zijn geconstateerd, hoeveel waarschuwingen zijn er gegeven en hoeveel boetes zijn er opgelegd?
Zie mijn antwoord op vraag 13.
Bent u ermee bekend dat de Tweede Kamer wil dat deze afschuwelijke vangpraktijk verboden blijft?5 Kunt u toezeggen dat u zich er conform deze aangenomen motie actief voor inzet dat deze praktijk verboden blijft? Zo ja, op welke manier doet u dit?
Ik ben bekend met de motie van het lid Ouwehand (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1651). Het kabinet zet zich bij de onderhandelingen over het voorstel voor de herziening van de transportverordening in conform de eerder met de Kamer gedeelde lijn.
Kunt u deze vragen één voor één en met spoed, binnen een week, beantwoorden?
Ik heb deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het bericht ‘Verdachte die biddende moslim doodstak in Zuid-Frankrijk, meldt zich op Italiaans politiebureau’ |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
David van Weel (minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met de aanval op de 22-jarige Aboubakar Cissé in een moskee in Frankrijk, waarbij het slachtoffer vijftig keer werd neergestoken terwijl hij aan het bidden was?1
Bent u er ook mee bekend dat de kritiek in Frankrijk ook op de overheid is gericht vanwege het aanjagen van een «islamofoob klimaat» in Frankrijk, onder andere vanwege uitspraken van bewindspersonen als «weg met de hoofddoek»?
Zou u zich aangesproken voelen vanwege het aanjagen van een islamofoob klimaat in Nederland vanwege uitspraken die bewindspersonen in Nederland hebben gedaan, onder andere over de hoofddoek van moslimvrouwen? Zo nee, waarom niet?
Denkt u dat er in Nederland een serieus probleem van moslimhaat bestaat, zeker gezien meerdere islamofobe terroristen verwijzing hebben gemaakt naar bepaalde politici in Nederland die hen in hun moslimhaat geïnspireerd zouden hebben?
Deelt u dat het tragisch is dat de Franse koepelorganisatie van moslims zegt dat een grote meerderheid van moslims in Frankrijk het gevoel heeft dat moslimhaat niet even serieus wordt genomen als andere vormen van haat?
Hoort u eenzelfde soort verwijt ook van de moslimgemeenschap in Nederland, namelijk dat discriminatie en haat tegen haar niet even serieus genomen wordt als tegen andere gemeenschappen?
Kunt u opsommen hoe vaak de regering signalen heeft ontvangen van ofwel individuen of islamitische organisaties waarin ze hun zorg uitspreken over hun veiligheid?
Heeft u naar uw gevoel de zorgen van de moslimgemeenschap wél serieus genomen? Zo ja, waarom denkt u dat Nederlandse moslims dat niet zo hebben ervaren?
Kunt u opnoemen hoeveel contactmomenten ervanuit de regering zijn geweest met gebedshuizen om hun zorgen omtrent hun veiligheid aan te horen? Kunt u de data uitsplitsen naar geloofsgemeenschap?
Bent u bereid om als preventieve maatregel de beveiliging van moskeeën in Nederland structureel te verhogen? Zouden de best practices daarin meegenomen kunnen worden van de maatregelen die op dit moment voor synagoges in Nederland worden getroffen? Zo ja, welke maatregelen kunnen op korte termijn ook voor moskeeën worden ingezet? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid aanvullende maatregelen te treffen om moslimhaat en islamofobie in Nederland actief te bestrijden, onder andere door bijvoorbeeld een nationale bewustwordingscampagne of een Rijksbrede aanpak tegen moslimhaat?
Het bericht ‘Ouders die kind van school houden vanwege geloofsovertuiging worden niet meer vervolgd’ |
|
Anita Pijpelink (PvdA), Lisa Westerveld (GL) |
|
Mariëlle Paul (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ouders die kind van school houden vanwege geloofsovertuiging worden niet meer vervolgd»?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Wanneer bent u op de hoogte gesteld van het besluit van het Openbaar Ministerie (OM) om per direct te stoppen met de vervolging van ouders die hun kinderen thuishouden omdat ze vinden dat het onderwijs niet aansluit bij geloofs- of levensovertuiging?
Op 25 maart hebben wij vernomen dat het OM dit besluit genomen had. Het OM heeft laten weten zaken waarin op formele gronden ten onrechte een beroep op de vrijstelling wegens richtingsbezwaren wordt gedaan, zoals beroepen voor kinderen die al ingeschreven hebben gestaan op een school, nog wel te vervolgen. De overige zaken met betrekking tot deze vrijstelling vervolgt het OM inderdaad niet meer. Hiertoe is het OM overgegaan omdat de wettelijke bepalingen met betrekking tot richtingsbezwaren verschillend worden geïnterpreteerd. Dit komt bijvoorbeeld tot uiting in de jurisprudentie. Hieruit komt geen eenduidige lijn naar voren en dit leidt naar het oordeel van het OM tot een onvoorspelbare uitkomst van strafrechtelijke procedures. Omdat de wettelijke bepalingen verschillend worden geïnterpreteerd kan er sprake zijn van ongelijke behandeling. Onder deze omstandigheden meent het OM dat het niet langer verantwoord is om strafrechtelijke vervolging voort te zetten. Ik betreur dat het OM zich genoodzaakt ziet om dit besluit te nemen en dat het Ministerie van OCW hier niet van te voren op de hoogte is gesteld. Op dit moment worden alle mogelijkheden bezien die er zijn om te zorgen dat ook deze kinderen onderwijs krijgen.
Heeft er overleg plaatsgevonden tussen het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en het OM om tot dit besluit te komen? Zijn partijen als Ingrado betrokken geweest bij dit besluit?
Nee, er heeft niet op voorhand overleg plaatsgevonden over dit besluit. Naderhand heeft er wel ambtelijk overleg plaatsgevonden met het OM over het besluit en de gevolgen daarvan. De wenselijkheid van de strafrechtelijke status van de Leerplichtwet is in meer algemene zin het meest recentelijk aan de orde geweest in het beleidsoverleg Leerplicht met Ingrado, het Ministerie van OCW, het Ministerie van JenV en gemeenten van november 2024.
In Trouw2 noemt u de situatie onwenselijk, wat gaat u aan deze situatie doen? Zeker omdat u in hetzelfde artikel ook zegt dat «de wet ook op dit punt moet worden gehandhaafd»?
De afweging van het OM en het op dit moment ontbreken van andere handhavingsmogelijkheden maakt de uitvoering van de Leerplichtwet 1969 minder effectief en dat vind ik onwenselijk. Ik ben in afstemming met het OM, het Ministerie van J&V, VNG en Ingrado aan het bezien of er naast strafrechtelijke vervolging ook andere handhavingsmogelijkheden zijn. Ik informeer uw Kamer daarover voor de zomer.
Hoe verhoudt dit besluit zich tot de aangenomen motie van de leden Kwint/Westerveld3 waarin de regering wordt verzocht om alleen vrijstellingen van de leerplicht toe te staan voor leerlingen die om lichamelijke en psychische redenen niet in staat zijn om onderwijs te volgen en op welke manier is deze motie uitgevoerd?
In oktober 2023 is een aantal moties aangenomen over thuisonderwijs. Een deel van de moties riep op tot meer onderzoek naar thuisonderwijs en naar het starten van een pilot op het vlak van kwaliteitsborging.4 Ik heb als eerste gepoogd om te komen tot voorwaarden om te garanderen dat terwijl de vrijstelling blijft bestaan wordt geborgd dat kinderen goed onderwijs zouden krijgen. Dat doe ik met het wetsvoorstel «waarborgen thuisonderwijs», waarmee we de verplichting opleggen aan ouders met een vrijstelling om vervangend onderwijs te verzorgen. In het voorstel worden inhoudelijke eisen gesteld aan het vervangende onderwijs en er wordt toezicht op geregeld. Nu de situatie anders wordt, zal ik mij opnieuw beraden op de mogelijkheden, waaronder de mogelijkheid om de vrijstelling wegens richtingsbezwaren te schrappen.
Deelt u de zorgen van Ingrado dat het aantal vrijstellingen zal gaan toenemen als het OM stopt met handhaven?
Ik deel de zorg dat door het ontbreken van handhaving een ongewenste groei van het aantal beroepen op vrijstellingen kan ontstaan.
Deelt u ook de zorgen van Ingrado4 over hoe het recht op onderwijs voor kinderen van wie de ouders zich beroepen op een vrijstelling 5 onder b na dit besluit kan worden gewaarborgd? Komt het recht op onderwijs door dit besluit niet in gedrang?
Ik heb al langere tijd zorgen over deze groep leerlingen en ik wil dat hun recht op onderwijs geborgd wordt. Het besluit van het OM verandert die situatie niet, behalve dat de groep potentieel groter wordt. Er is op dit moment geen verplichting voor ouders met een vrijstelling om vervangend onderwijs te verzorgen. Zoals reeds aangegeven werk ik in dit verband aan een wetsvoorstel. In het kader van de uitwerking daarvan zal ook rekening moeten worden gehouden met recente ontwikkelingen. Ik zie mijzelf nu genoodzaakt te onderzoeken in hoeverre de vrijstellingsmogelijkheid wegens richtingsbezwaren in stand kan blijven.
Hoe verhoudt dit besluit van het OM zich tot het stijgende aantal kinderen dat thuiszit en verstoken is van onderwijs? Deelt u de zorgen dat dit besluit niet helpt om het aantal thuiszittende kinderen te verminderen?
Ik vind het risico groot dat de groep thuiszittende kinderen met dit besluit verder stijgt als gevolg van een stijging van ouders die een beroep doen op een vrijstelling. Het besluit van het OM, dat op basis van inhoudelijke redenen als toegelicht onder het antwoord op vraag 2 tot stand is gekomen, en het op dit moment ontbreken van andere handhavingsmogelijkheden dragen zeker niet bij aan de vermindering van het aantal thuiszittende kinderen en baart mij dan ook zorgen. Ook hierover ben ik met alle betrokken partijen in gesprek.
Heeft u zicht op hoeveel ouders een vrijstelling aanvragen omdat ze vinden dat er in de buurt geen school is die aansluit op hun levensovertuiging? Hoe vaak worden die vrijstellingen ook daadwerkelijk toegekend? Kunt u een overzicht geven van het aantal aanvragen en toekenningen van de afgelopen tien jaar, specifiek op vrijstelling voor levensovertuiging?
Jaarlijks wordt met uw Kamer de leerplichttelling gedeeld waarin de relatieve en absolute verzuimcijfers per gemeente worden vermeld.6 Wanneer de leerplichtambtenaar het verzoek tot vrijstelling afwijst, kan er een proces-verbaal opgemaakt worden. In 2024 ging dit om zo’n 160 strafzaken. Dat is minder dan 8 procent van het totaal verleende vrijstellingen.
De cijfers van de afgelopen 10 jaar zijn als volgt voor het aantal beroepen op de vrijstelling vanwege richtingsbezwaren:
2013–2014
575
2014–2015
619
2015–2016
705
2016–2017
813
2017–2018
931
2018–2019
1097
2019–2020
1280
2020–2021
1556
2021–2022
1771
2022–2023
2124
2023–2024
2475
Hoe vaak heeft het OM de afgelopen tien jaar boetes uitgedeeld aan ouders die hun kind ongeoorloofd thuishouden?
De strafbaarstelling bij het mogelijk niet voldoen aan de vereisten voor de vrijstelling artikel 5b Leerplichtwet valt onder de bredere overtreding van artikel 2 Leerplichtwet. Exacte cijfers over overtredingen die specifiek betrekking hebben op het onjuist toepassen van de vrijstelling kunnen niet uit de systemen van het OM worden gedestilleerd. Een (handmatige) inventarisatie van het aantal zaken op basis van artikel 5b Leerlichtwet wijst uit dat er landelijk zo’n 60 zaken in behandeling waren in april 2025. Wel zijn er totale cijfers beschikbaar over de algemene overtreding van artikel 2 van de Leerplichtwet. In de afgelopen 10 jaar zijn er in totaal 1.739 zaken door het OM vervolgd op grond van een overtreding van dit artikel. De wijze van afdoening verschilde per zaak. Bij veroordeling wordt de overtreding veelal afgedaan met opleggen van een boete.
Ingrado5 roept op niet langer te wachten met het afschaffen van vrijstellingen op grond van een geloofs- of levensovertuiging en het recht op thuisonderwijs wettelijk te verankeren zodat er beter toezicht kan worden gehouden, hoe staat u hier tegenover?
In Nederland hebben we een rijk en divers scholenaanbod. Mijn uitgangspunt blijft onverminderd dat ieder kind naar school moet gaan, behoudens die gevallen waar op grond van de wet vrijstelling voor is verkregen, en dat alleen in zeer uitzonderlijke gevallen vrijstelling van de leerplicht mogelijk zou moeten zijn.
Het bericht 'Stekende tbs’er al eerder met onbegeleid verlof' |
|
Wendy van Eijk-Nagel (VVD), Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Coenradie |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Stekende tbs’er al eerder met onbegeleid verlof: «Wij wisten dat hij opnieuw zou toeslaan en hebben hiervoor gewaarschuwd»»1 en het bericht «Malek F. stak drie mensen neer en maakt kans op verlof: slachtoffer leeft voortdurend in angst»?2
Ik ben bekend met de artikelen waarnaar wordt verwezen in de voetnoot.
Wat is uw reactie op deze berichten en welke onderzoeken worden naar aanleiding van het nieuwste steekincident gedaan, wanneer zijn deze onderzoeken afgerond en wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten?
Ik doe geen uitspraken over individuele gevallen. In algemene zin kan ik zeggen dat een verdachte bij incidenten aan passende maatregelen wordt onderworpen. Daarnaast doet een kliniek aangifte en onderzoekt de kliniek het incident. Hiervoor wordt een calamiteitenonderzoekscommissie ingezet. De bevindingen van deze commissie worden gedeeld met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie Justitie en Veiligheid.
Indien er vanuit de slachtoffers behoefte bestaat aan een gesprek met mijn departement, dan sta ik daarvoor open. Dit vanuit de gedachte dat een slachtoffer de regie moet hebben over zijn eigen verwerkingsproces.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de slachtoffers van Malek F. om beter inzicht te krijgen in de wijze waarop de waarschuwingen van slachtoffers zijn meegenomen in de besluitvorming om betrokkene uiteindelijk onbegeleid verlof toe te kennen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe vaak is sinds de inwerkingtreding van de Wet uitbreiding slachtofferrechten gebruik gemaakt van het spreekrecht bij tbs-verlengingszittingen, en als dit niet kan worden afgeleid uit de managementsystemen bij de Rechtspraak, kunt u dan bij elke rechtbank en het Hof Arnhem-Leeuwarden opvragen hoe vaak dit gebeurt?
Het beperkt spreekrecht bij tbs-verlengingszittingen is op 1 januari 2025 in werking getreden. Het beperkt spreekrecht biedt slachtoffers en nabestaanden de mogelijkheid om hun beschermingsbehoefte mondeling aan de rechter toe te lichten. Het beperkt spreekrecht ziet enkel op de voorwaarden die een relatie tot het slachtoffer hebben. Het is onbekend hoeveel slachtoffers sinds de invoering op 1 januari jl. van het beperkt spreekrecht gebruik hebben gemaakt. Dit kan niet worden afgeleid uit de managementsystemen van de rechtspraak. Uit navraag bij de rechtbanken en het Hof Arnhem-Leeuwarden is gebleken dat ook daar geen informatie over aantallen beschikbaar is.
Uit navraag bij de Rechtspraak, het openbaar ministerie en het CJIB over de eerste ervaringen komt het beeld naar voren dat er tot nu toe weinig gebruik is gemaakt van het spreekrecht. Op dit moment loopt bij het WODC een nulmeting van het beperkt spreekrecht op de tbs- en pij-verlengingszitting ten behoeve van de inhoudelijke effectevaluatie na twee jaar.
Hoeveel slachtoffers en nabestaanden krijgen per jaar vanaf 1 januari 2025 een brief waarin wordt uitgelegd dat zij het spreekrecht bij tbs-verlengingszittingen kunnen uitoefenen, en hoe ziet zo’n brief eruit?
Bij de invoering van het beperkt spreekrecht is er, op basis van beschikbare informatie bij de ketenpartners, vanuit gegaan dat het beperkt spreekrecht per jaar ongeveer 400 tbs-(verlengings)zittingen in eerste aanleg aan de orde kan zijn.
Het aantal slachtoffers en nabestaanden dat geïnformeerd en geraadpleegd wordt over het beperkt spreekrecht bij deze tbs-zittingen is daarmee naar schatting 720 per jaar (uitgaande van gemiddeld 1,8 slachtoffers per zaak). Ingeschat is dat gemiddeld tussen de 5 en 15% van de slachtoffers vervolgens daadwerkelijk gebruik zal maken van het beperkt spreekrecht.
Het CJIB informeert het slachtoffer over het beperkt spreekrecht. In de brief wordt gevraagd naar de beschermingsbehoefte van het slachtoffer, wordt toegelicht wat het beperkt spreekrecht inhoudt en wordt gevraagd of het slachtoffer hiervan gebruik wil maken. In de brief is een telefoonnummer opgenomen van het Slachtofferinformatiepunt van het CJIB, waar het slachtoffer terecht kan met vragen. In Q2 2025 zal er tevens een verwijzing worden opgenomen naar Slachtofferhulp Nederland voor ondersteuning. Het CJIB beziet op basis van de opgedane ervaringen of aanpassingen in de brief nog gewenst zijn.
Klopt het dat er bij de betreffende kliniek dit jaar al vier onttrekkingen zijn geweest, en is dit vergelijkbaar met andere tbs-klinieken?
In 2025 zijn tot nu toe zes tbs-gestelden van de betreffende kliniek geweest die niet tijdig teruggekeerd zijn van verlof. Deze personen zijn allemaal teruggekeerd in de kliniek. Het komt ieder jaar enkele tientallen keren voor dat een tbs-gestelde zich onttrekt aan verlof. Dit kan zowel om begeleid als onbegeleid verlof gaan. Naast te laat terugkeren, kan het ook gaan om een schending van de verlofvoorwaarden (een tbs-gestelde overnacht bijvoorbeeld bij zijn vriendin, terwijl dit volgens de verlofvoorwaarden bij de ouders had moeten zijn). Op het jaarlijks totale aantal verlofbewegingen ligt het percentage onttrekkingen doorgaans rond de 0,05 procent. Over een wat langere tijdsperiode dan de afgelopen maanden zien we geen duidelijk afwijkend beeld bij FPC Van Mesdag. Echter, gezien de onttrekkingen uit de kliniek dit jaar, monitort de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) of het aantal onttrekkingen tijdens verlofbewegingen significant afwijkt.
Wat is de wettelijke grondslag voor het onbegeleide verlof dat ongewenstverklaarde vreemdelingen in de tbs zoals Malek F. krijgen?
Zoals uw Kamer bekend ga ik niet in op individuele gevallen.
In algemene zin geldt dat verlof tijdens de tbs-behandeling ongewenst verklaarde vreemdelingen moet voorbereiden op resocialisatie in het land van herkomst. Vanwege de vreemdelingenwetgeving heeft een vreemdeling zonder rechtmatig verblijf namelijk geen recht op voorzieningen in Nederland en dient men terug te keren naar het land van herkomst.3 Indien een vreemdeling geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland, kunnen de behandelmogelijkheden in een tbs-kliniek belemmerd worden. De regelgeving (Verlofregeling tbs) laat alleen begeleid verlof bij vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf toe. Sporadisch, in individuele gevallen, wordt een machtiging verleend voor ander verlof dan begeleid verlof (onbegeleid of transmuraal verlof). Er is dan sprake van maatwerk. Dit besluit wordt door de Staatssecretaris Rechtsbescherming genomen na een positief advies van het Adviescollege Verloftoetsing tbs (AVT). Uiteraard wordt dit maatwerk alleen toegepast wanneer dit behandelinhoudelijk geïndiceerd is en veilig en verantwoord kan worden vormgegeven. Dit maatwerk heeft tot doel te voorkomen dat ongedocumenteerde vreemdelingen in uitzichtloze situaties terecht komen en de kans op repatriëring naar land van herkomst te vergroten. Immers, hoe verder een patiënt is in zijn of haar behandeling, des te groter de kans dat in het land van herkomst een soortgelijke voorziening gevonden kan worden waar de patiënt verder behandeld kan worden. Er is in 2023 en 2024 in vier gevallen bovengenoemd maatwerk toegepast en onbegeleid/transmuraal verlof toegestaan voor vreemdelingen met een tbs-maatregel. In 2025 is (nog) geen maatwerk toegepast.
Wat is de wettelijke grondslag voor het verlenen van een transmurale verlofstatus aan ongewenstverklaarde vreemdelingen in de tbs?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat slachtoffers en nabestaanden een sterkere positie zouden moeten krijgen bij het proces dat plaatsvindt bij het adviescollege verloftoetsing tbs? Zo nee, waarom niet?
Het meewegen van het belang en de veiligheid van slachtoffers is een vast onderdeel van het verlofproces en de verlofaanvraag. In de Verlofregeling tbs is opgenomen dat een slachtofferonderzoek moet plaatsvinden. Dit is een analyse van de mogelijke gevolgen en veiligheidsrisico’s van verlof voor het slachtoffer of zijn omgeving.4 In de praktijk betekent dit dat onder andere wordt gekeken naar de relatie van de tbs-er tot het slachtoffer, de kans op confrontatie en het bestaan van een eventuele betalingsregeling.
In gevallen kan sprake zijn van het opleggen van een contact- of gebiedsverbod ten behoeve van het slachtoffer als bijzondere voorwaarde bij het verlof. Daarnaast worden slachtoffers die dat willen, gedurende de behandeling van de patiënt op de hoogte gehouden van verlengingszittingen en verlofstappen.
Ik ga verkennen of versterking van de positie van slachtoffers en nabestaanden bij verloftoetsing mogelijk en wenselijk is, en zo ja op welke manier. Ik zal uw Kamer hiervan op de hoogte houden via de voortgangsbrief Slachtofferbeleid die in Q2 2026 naar uw Kamer zal worden gestuurd.
Waarom worden slachtoffers en nabestaanden van een zeer ernstig misdrijf in een zaak zoals deze middels standaardbrieven geïnformeerd?
Gelet op de verwachte aantallen brieven die per jaar worden verstuurd, is het noodzakelijk dit proces te standaardiseren. Het CJIB stuurt echter, indien de aard van de zaak daarom vraagt, op de individuele zaak afgestemde brieven en informeert de slachtoffers op maat. Slachtoffers en nabestaanden kunnen daarnaast altijd persoonlijk contact opnemen met het slachtofferinformatiepunt van het CJIB voor vragen en meer informatie.
Klopt het dat er 130 vreemdelingen in de tbs zijn zoals Malek F. die ongewenst zijn verklaard en dus geen recht hebben op verlof, maar moeten worden teruggestuurd naar het land van herkomst?
Dat klopt niet. Op 27 mei 2025 hadden 50 van de 163 niet-Nederlandse tbs-gestelden die op 30 april 2025 in de intra-en transmurale bezetting verbleven geen geldige verblijfstitel.
In de nota naar aanleiding van het verslag van de tweede vaststellingswet Wetboek van Strafvordering (Kamerstukken 36 636, nr. 7) schreef u dat er nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden over het gewenste beleid ten aanzien van vreemdelingen met tbs. Hoe verklaart u de praktijk waarin kennelijk toch (een deel van) deze groep begeleid en onbegeleid verlof heeft gekregen, terwijl besluitvorming in februari 2025 nog niet was afgerond?
Vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in de tbs kunnen in de knel raken tussen de stelsels van de migratieketen en de strafrechtketen. Dit komt met name doordat aan de vreemdeling zonder rechtmatig verblijf niet in alle gevallen verlof kan worden verleend, wat repatriëring naar- en resocialisatie in het land van herkomst in de weg staat. Zij zijn vanwege hun psychische problematiek en de tbs-maatregel in veel gevallen zeer moeilijk uitzetbaar. Dit heeft te maken met zowel de terugkeerrelatie met landen van herkomst als met de wetgeving die eist dat er minimale zorg beschikbaar én toegankelijk is in het land van herkomst.5 Tegelijkertijd belemmert het niet beschikken over een verblijfsvergunning de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel aangezien meerdere stappen in het verlof niet goed kunnen worden uitgevoerd zonder rechtmatig verblijf. Doordat verlof een belangrijk onderdeel is van de behandeling van een tbs-gestelde, stagneert de tbs-behandeling en wordt het nog lastiger om een verantwoorde terugkeer te realiseren. Door deze botsing van het vreemdelingenrecht en het strafrecht kunnen vreemdelingen in een uitzichtloze situatie te komen. Het is een ingewikkeld probleem met veel stakeholders uit zowel binnen- als buitenland.
De impasse die de botsing van het straf- en vreemdelingenrecht teweegbrengt is n.a.v. de Motie Ploumen/Jetten6 in navolging van de bevindingen van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) als hardvochtigheid aangemerkt door zowel Dienst Justitiële Inrichtingen als de drie Reclasseringsorganisaties. In een adviesrapport van februari 2021 vroeg de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) al aandacht voor dit probleem.7 Zo wordt in dit rapport gesteld dat door deze botsing van het vreemdelingenrecht en het strafrecht vreemdelingen in een uitzichtloze situatie dreigen te komen. Op dit rapport is vanwege de complexiteit van dit probleem tot op heden nog geen formele reactie gekomen van het kabinet.
In de tussentijd wordt in individuele gevallen bekeken welke mogelijkheden voor onbegeleid en transmuraal verlof mogelijk zijn, daar waar dit verlof veilig en verantwoord kan worden vormgegeven. Een terbeschikkinggestelde gaat namelijk pas met verlof als vanuit risicotaxatie en professioneel oordeel van de behandelaars de kans op recidive of terugval beheersbaar wordt geacht. Bovendien worden verlofaanvragen getoetst door een onafhankelijk adviescollege. Het Adviescollege Verloftoetsing tbs (AVT) is een onafhankelijk college dat alle verlofaanvragen, ingediend door Forensisch Psychiatrische Centra (FPC) ten behoeve van individuele tbs-gestelden, toetst op veiligheid. Op basis van die toetsing wordt een schriftelijk advies uitgebracht aan de Staatssecretaris Rechtsbescherming. Op basis van een strikt individuele beoordeling hebben opeenvolgende bewindspersonen de afgelopen jaren incidenteel maatwerk toegepast voor tbs-gestelden zonder verblijfsrecht.
Op peildatum 27 mei 2025 hadden 110 van de 163 niet-Nederlandse tbs-gestelden die op 30 april 2025 in de intra-en transmurale bezetting verbleven een geldige verblijfstitel. 50 niet-Nederlandse tbs-gestelden in de intra- en transmurale setting verbleven dus in de tbs zonder geldige verblijfstitel. Naast het feit dat een deel van deze 50 personen in een uitzichtloze situatie zit of dreigt te komen, houden zij schaarse en kostbare tbs-bedden bezet. Omdat deze situatie voor alle betrokkenen onaanvaardbaar is, ga ik hierover in gesprek met de Minister van Asiel en Migratie.
Kunt u bevorderen dat – als er een geschikte grondslag komt om een vorm van verlof te verlenen aan vreemdelingen in de tbs – dat verlof enkel is gericht op resocialisatie in het land van herkomst, en dus niet op resocialisatie in Nederland? Zo nee, waarom niet en wanneer is de Kamer geïnformeerd over de kennelijke beleidswijziging? Wie heeft deze beleidswijziging geïnitieerd en hoe is deze beleidswijziging juridisch vormgegeven?
Zie antwoord vraag 12.
Kunt u in gesprek gaan met de Minister van Asiel en Migratie om te bevorderen dat ongewenste vreemdelingen bij beëindiging van een tbs-maatregel meteen worden teruggestuurd naar land van herkomst?
Zie antwoord vraag 12.