Het bericht ‘Geen straf voor milieuactivisten die Meisje met de parel besmeurden: te ingrijpend, zegt hof’ |
|
Claire Martens-America (VVD), Ingrid Michon (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Gräper-van Koolwijk |
|
Bent u bekend met het bericht «Geen straf voor milieuactivisten die Meisje met de parel besmeurden: te ingrijpend, zegt hof?»1
Ja
Deelt u de mening dat besmeuring van erfgoed volstrekt onacceptabel is? Deelt u tevens de vrees dat het niet bestraffen van besmeuring kan leiden tot meer van zulke incidenten?
Elke vorm van vernieling vind ik verwerpelijk en onacceptabel. Het Hof heeft de actie strafbaar geacht en de actievoerders hebben 23 dagen vastgezeten in voorarrest. Hiermee is een duidelijk signaal gegeven dat vernielingen (ook niet onder het mom van een demonstratie) niet zonder gevolg zullen blijven.
Hoe vaak wordt artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toegepast om een dader die zich schuldig maakt aan een strafbaar feit geen straf op te leggen? Kunt u een overzicht geven per delict?
Hieronder een overzicht per jaar van het aantal misdrijfzaken met het eindvonnis schuldigverklaring zonder oplegging van straf in eerste aanleg en in hoger beroep.
Uit de systemen van de Rechtspraak kan geen overzicht per delict worden weergeven.
Aantal misdrijfzaken met eindvonnis schuldigverklaring zonder oplegging van straf naar jaar afdoening door de rechter in 1e aanleg:
Aantal misdrijfzaken met eindvonnis schuldigverklaring zonder oplegging van straf naar jaar afdoening in hoger beroep:
Toelichting bij de cijfers
Bron: PSK en NIAS-MI, datum raadpleging 25-3-2024
Krijgen de verdachten, nu zij geen straf krijgen en wel in voorarrest hebben gezeten, een schadevergoeding? Zo ja, wat is hiervan de hoogte?
Artikel 533 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) bepaalt in welke gevallen een schadevergoeding wegens (ten onrechte) ondergaan voorarrest kan worden verzocht, en wat in dergelijke gevallen geldt als «schade» die voor vergoeding in aanmerking komt. Behalve dat sprake moet zijn van een geval in de zin van dit artikel, moet ook sprake zijn van gronden van billijkheid om een vergoeding toe te wijzen. Het verzoek moet binnen drie maanden na beëindiging van de zaak worden ingediend. In deze concrete zaak heeft het Hof Den Haag op 11 maart 2024 uitspraak gedaan. Op het moment van navragen (25 maart 2024) hebben de verdachten nog geen verzoek tot schadevergoeding ingediend. Nu bovengenoemde termijn nog niet is verstreken kan zo’n verzoek nog binnenkomen. Het is aan de rechter om in een concrete zaak te oordelen of een dergelijk verzoek moet worden ingewilligd en, zo ja, wat de hoogte van de vergoeding is.
Hoe beoordeelt u het «chilling effect» op de vrijheid van meningsuiting dat volgens de rechter uitgaat van bestraffing van vernieling en hoe verhoudt zich dit tot de zinsnede «behoudens zijn verantwoordelijkheden volgens de wet» uit artikel 9 lid 1 van de Grondwet?
Het is niet aan mij als Minister om te treden in een uitspraak van de rechter.
Kunt u aangeven of het Openbaar Ministerie (OM) van plan is om cassatie in te stellen tegen de uitspraak?
Het OM heeft geen cassatie ingesteld. Het Hof heeft het feit bewezenverklaard en ook strafbaar geoordeeld. Bij de Hoge Raad kijken de rechters niet meer inhoudelijk naar feiten en bewijs, maar naar de toepassing van het recht, het volgen van de gerechtelijke procedure en de motivatie van de uitspraak. Het OM zag geen mogelijkheden in cassatie.
Worden de kosten die het museum gemaakt heeft om de glasplaat en de lijst van het schilderij te herstellen, verhaald op de daders? Zo nee, waarom niet?
In beginsel ben ik van mening dat de kosten van vernielingen altijd door de daders vergoed zouden moeten worden.
Het Mauritshuis is echter een onafhankelijke privaatrechtelijke instelling aan wie het beheer en behoud van de rijkscollectie is toevertrouwd. Veiligheidszorg is onderdeel van dit beheer en behoud. Ik heb er vertrouwen in dat het Mauritshuis een weloverwogen afweging maakt in het al dan niet verhalen van de kosten op de daders.
Welke stappen zijn reeds ondernomen om te zorgen dat erfgoed beschermd wordt tegen vernieling? Welke stappen bent u voornemens te zetten?
Naar aanleiding van het incident met het Meisje met de Parel zijn er in de sector gesprekken geweest en zijn de veiligheidsprotocollen aangescherpt. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed organiseerde daarnaast samen met het Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed FARO twee bijeenkomsten over collectieveiligheid en protestacties. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft voorts met vertegenwoordigers van de cultuursector, waaronder ook de Museumvereniging, gesproken over wat nodig is om te zorgen dat artiesten, kunstenaars en culturele instellingen veilig hun werk kunnen doen. Om te verzekeren dat bij een verstoring snel en adequaat kan worden opgetreden, spraken we af dat partijen in de cultuursector samen een algemene handreiking en specifieke protocollen per type culturele instelling opstellen. Belangrijk is daarbij dat culturele organisaties wanneer nodig snel toegang hebben tot de lokale politie, burgemeester en officier van justitie (de driehoek). Uit het gesprek bleek dat dit met name voor kleinere organisaties nog niet altijd het geval is. Ik zal in overleg treden met de VNG om te verzekeren dat de toegang tot de driehoek gewaarborgd is.
Elk geregistreerd museum heeft bovendien een individueel beveiligingsplan. Erfgoedwetmusea stellen bijvoorbeeld integrale veiligheidsplannen op conform de Erfgoedwet en de Regeling beheer rijkscollectie en subsidiëring museale instellingen. Musea maken de veiligheidsmaatregelen die zij treffen om veiligheidsredenen echter niet openbaar. Ik kan daar dan ook niet verder op ingaan. De Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed houdt toezicht op de kwaliteit van deze plannen en heeft contact met de musea in Nederland. De musea hebben hun beveiliging in het algemeen gelukkig goed op orde. Ik zie daarom geen aanleiding om aanvullende stappen te zetten.
Deelt u de noodzaak om in gesprek met museumdirecteuren te bezien hoe de gevolgen van ordeverstorende acties en vernielingen kunnen worden voorkomen? Zo ja, ben u bereid dit gesprek te voeren?
Zoals genoemd in ons antwoord op vraag 8 zijn het Ministerie van OCW en de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed doorgaand met de musea in gesprek en heeft de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aanvullend met vertegenwoordigers uit de culturele sector gesproken over de omgang met ordeverstoringen zodat de veiligheid zo goed mogelijk kan worden gewaarborgd. Bovendien hebben musea hun beveiliging over het algemeen goed op orde. De noodzaak tot aanvullende gesprekken zie ik daarom niet.
Wat heeft u afgesproken met musea en andere culturele instellingen over hoe om te gaan met demonstraties en potentiële vernielingen aan de collectie? Wat is de verantwoordelijkheid dan wel bevoegdheid van de musea c.q. culturele instellingen?
Zie hier ook het antwoord op de vragen 7 en 8. Musea en culturele instellingen in het algemeen zijn zelf verantwoordelijk voor veiligheidszorg. De beveiligings- en veiligheidsplannen van musea worden doorgaans opgesteld op basis van risicoanalyses, waarin alle bestaande risico’s op schade worden meegenomen.
Bent u bereid in gesprek te gaan met het OM over het moderniseren van de OM-richtlijn over vernieling, zodat het OM bij daders die cultureel erfgoed uit onze musea vernielen, standaard een hogere (bijv. 300%) straf zal eisen dan bij vernieling van «gewone spullen»? Zo nee, waarom niet?
Een officier van justitie of advocaat-generaal heeft op grond van de wet en de Aanwijzing kader voor strafvordering van meerderjarigen voldoende mogelijkheden om een op de situatie toegesneden en passende straf te eisen. Ik zie geen noodzaak om het OM te vragen de richtlijn aan te passen.
Kunt u een stand van zaken geven van de uitvoering van de motie Michon c.s.2 over het wettelijk kader van demonstraties en de toegezegde kabinetsbrief over demonstraties?
Naar verwachting wordt deze brief, waarin ik en mijn collega van BZK ook ingaan op uw motie, in de maand april naar de Kamer wordt gezonden.
Een moeder die voor gerechtigheid vecht na de dood van haar zoon |
|
Marina Vondeling (PVV), Marjolein Faber (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Bent u bekend met de rechtszaak tegen de Oost-Europese Yurii S. die in januari vorig jaar de 22-jarige Darren doodreed omdat hij twee keer te hard reed binnen de bebouwde kom en onder invloed was?1
Ja.
Waarom is er net als bij de bloedtesten die het Centraal Bureau voor de uitgifte van Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) gebruikt om alcoholgebruik aan te tonen, na de arrestatie van Yurii S. niet getest op carbohydraatdeficiënt transferrine (CDT), Mean Corpuscular Volume (MCV) en Gamma GT?
Bij een verdenking van middelengebruik in het verkeer wordt een adem-, speeksel- of bloedonderzoek verricht. Hoe dat onderzoek dient plaats te vinden en op welke stoffen en drempelwaarden wordt getest, is voorgeschreven in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer. Over de onderhavige zaak worden geen mededelingen gedaan, nu deze nog onder de rechter is, en eventuele onderzoeksresultaten aan het oordeel van de rechter onderworpen zijn.
Kunt u uitleggen waarom de dader Yurii S. op vrije voeten is gesteld, terwijl hij in eerste instantie in voorarrest moest blijven vanwege vluchtgevaar (geen Nederlandse ingezetene) en recidive? Waarom telt het belang van de dader zwaarder dan het verdriet van de nabestaanden van dit afschuwelijke misdrijf?
De rechtbank beslist of een verdachte in voorlopige hechtenis moet worden geplaatst en of een verdachte uit voorlopige hechtenis kan worden geschorst. Over de redenen die ten grondslag liggen aan de schorsing uit voorlopige hechtenis kunnen geen mededelingen worden gedaan, nu de strafzaak nog onder de rechter is.
Vindt u het acceptabel dat de inhoudelijke zitting tegen Yurii S. pas 14 maanden na het doodrijden van Darren plaatsvindt? Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat de doorlooptijden in de rechtspraak korter worden?
Ik begrijp dat 14 maanden, zeker voor nabestaanden van een dergelijk verschrikkelijk ongeluk, lang is en nabestaanden hierdoor het idee kunnen krijgen dat de zaak geen prioriteit heeft. Dit is echter geenszins het geval. Over het tijdsverloop in de onderhavige zaak kan ik geen mededelingen doen, nu de zaak nog onder de rechter is.
Het verbeteren van de doorlooptijden in de strafrechtketen heeft mijn volle aandacht. Door het verkorten van doorlooptijden kan er voor worden gezorgd dat slachtoffers en nabestaanden sneller zekerheid krijgen over hun zaak. Er is de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in personeel. Daarnaast zijn er tal van maatregelen in gang gezet, waaronder het beter benutten van (super)snelrecht en het programma «Tijdige Rechtspraak». Als onderdeel van dit programma zijn verschillende interne werkprocessen tegen het licht gehouden en verbeterd. Ook is een landelijke inloopkamer ingesteld. De inloopkamer is een tijdelijke voorziening die op verzoek van gerechten bijstand verleent, onder meer in relatief eenvoudige strafzaken en zo bijdraagt aan het verkleinen van de achterstanden.
Bovendien heeft de problematiek van doorlooptijden in de gehele strafrechtketen mijn aandacht. In reactie op de parlementaire verkenning en de aanverwante motie Ellian cs., hebben de Minister voor Rechtsbescherming en ik in onze brief van 29 januari jl. aangegeven welke aanvullende maatregelen zullen worden genomen om de problematiek van de doorlooptijden op te lossen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om maatregelen waarmee de strafrechtketen kan worden ontlast; zoals het selectiever inzetten van het strafrecht, het werken met procesafspraken en het verruimen van de mogelijkheden tot het toepassen van de OM-strafbeschikking.
De maatregelen die zijn genomen en die nog in gang worden gezet, zullen naar mijn verwachting helpen om de doorlooptijden beheersbaar te houden.
Bent u het ermee eens dat de straffen voor dit soort misdrijven die worden opgelegd veel en veel te laag zijn?
Wanneer bij een ernstig verkeersongeval iemand is komen te overlijden, leidt dit bij de nabestaanden tot erg veel pijn en verdriet en tot een schok in de samenleving. Ik wens te benadrukken zeer mee te leven met het verlies van de nabestaanden. Het is begrijpelijk dat een opgelegde straf door de nabestaanden als te laag wordt ervaren en geen genoegdoening zal geven. Echter moet voorkomen worden dat ik mij als Minister van Justitie en Veiligheid met uitlatingen over een concrete zaak begeef op het terrein van de strafrechter. Het is immers aan de rechter om op basis van het geheel aan feiten en omstandigheden in een individuele zaak te oordelen of een bepaald strafbaar feit bewezen kan worden verklaard en welke straf daar dan bij hoort.
Wel wil ik benoemen dat met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten uit 2020 er voor is gezorgd dat daders van ernstige verkeersdelicten steviger kunnen worden aangepakt. Indien de rechtbank bijvoorbeeld bewezen acht dat er sprake is van roekeloosheid, wordt overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet wanneer het slachtoffer is komen te overlijden gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie. Dit kan oplopen tot een gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren wanneer blijkt dat de verdachte onder invloed was ten tijde van het ongeval. Dit zijn forse strafmaxima die het mogelijk maken dat daders van verkeersdelicten in ernstige zaken stevig kunnen worden gestraft. De eerste ervaringen van deze aanscherping uit de praktijk zijn gunstig, maar de effecten van de wet zullen in volle omvang blijken uit de evaluatie van de wet in 2025.
Daarnaast werk ik op dit moment aan een wetsvoorstel om te komen tot een meer effectieve aanpak van rijontzeggingen. Zo kan met dit wetsvoorstel een ontzeggingen van de rijbevoegdheid dadelijk uitvoerbaar worden verklaard, en volgt vervangende hechtenis bij het schenden van de rijontzegging.
Bent u bereid om maatregelen te nemen om bestuurders die onder invloed en te hard rijden, harder te straffen en desnoods dit soort verkeersmisdrijven van de Wegenverkeerswet over te hevelen naar het Wetboek van Strafrecht om dit te bewerkstelligen? Zo neen, waarom niet?
Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten uit 2020 heeft de rechtspraktijk meer handvatten gekregen om in zaken naar aanleiding van ernstige verkeersongevallen tot een bewezenverklaring van roekeloosheid te komen, waarvoor een hoger strafmaximum geldt dan wanneer er geen sprake is van roekeloosheid. Daarnaast bevat de genoemde wet verschillende andere wijzigingen waarmee daders van ernstige verkeersdelicten steviger kunnen worden aangepakt. Zo is het strafmaximum voor gevaarlijk rijgedrag zonder gevolgen verhoogd naar een gevangenisstraf van ten hoogste 6 maanden, en is met de introductie van artikel 5a WVW een aantal concrete schendingen van verkeersregels benoemd die – indien zij opzettelijk in ernstige mate worden geschonden en indien daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is – de kwalificatie roekeloosheid kunnen opleveren. Hiervoor kan maximaal twee jaar gevangenisstraf worden opgelegd. Het gaat daarbij onder andere om gevaarlijk inhalen, niet verlenen van voorrang, overschrijden van de maximumsnelheid, door rood licht rijden, tegen de verkeersrichting inrijden en tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden. Wanneer sprake is van roekeloosheid waarbij een slachtoffer komt te overlijden, wordt overtreding van artikel 6 WVW bestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of een geldboete van de vijfde categorie. Dit kan oplopen tot een gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren wanneer blijkt dat de verdachte onder invloed was ten tijde van het ongeval.
Dit zijn, zoals ook aangegeven in antwoord op vraag 5, forse strafmaxima die het mogelijk maken dat daders van verkeersdelicten in ernstige zaken stevig kunnen worden gestraft. De eerste ervaringen met deze aanscherping uit de praktijk zijn gunstig, maar de effecten van de wet zullen in volle omvang blijken uit de evaluatie van de wet in 2025. Overigens kunnen op dit moment – in geval van de meest ernstige verkeersdelicten waarbij een slachtoffer komt te overlijden – bestuurders al vervolgd worden volgens het Wetboek van Strafrecht, en worden steeds vaker verdachten van dergelijke delicten vervolgd voor doodslag.
Daarnaast werk ik op dit moment aan het wetsvoorstel «Verbetering aanpak rijden onder invloed». De maatregelen uit dit wetsvoorstel zijn niet alleen van toepassing op bestuurders die onder invloed hebben gereden, maar dragen ook bij aan de aanpak van andere overtredingen waarvoor een rijontzegging kan worden opgelegd, dat betekent vrijwel alle ernstige verkeersmisdrijven. Zo kan met dit wetsvoorstel een rijontzegging dadelijk uitvoerbaar worden verklaard, volgt vervangende hechtenis bij het schenden van de rijontzegging, en kan de rechter in aanvulling op een rijontzegging het rijbewijs ongeldig verklaren.
Bent u ook bereid om het spreekrecht voor slachtoffers ter terechtzitting uit te breiden zodat ook vrienden van slachtoffers spreekrecht kunnen krijgen? Zo neen, waarom niet?
Het is invoelbaar dat het overlijden van een slachtoffer door een misdrijf ook grote impact kan hebben op de vrienden van het slachtoffer, en er soms behoefte bij hen kan zijn om te spreken op de terechtzitting. Zoals eerder is aangegeven aan uw Kamer, wordt de afbakening van de kring van spreekgerechtigden in het kader van het nieuwe Wetboek van Strafvordering opnieuw tegen het licht gehouden.2 Zoals in de negende voortgangrapportage over het nieuwe wetboek is aangegeven zullen in de eerste aanvullingswet, die dit voorjaar in consultatie wordt gebracht, enkele bepalingen met betrekking tot het spreekrecht van slachtoffers worden aangepast. Daarbij wordt ook de vraag betrokken of het spreekrecht moet worden uitgebreid naar personen die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het slachtoffer staan, zoals bijvoorbeeld goede vrienden.
Een oplichter die meerdere malen met succes vrouwen heeft opgelicht en niet te stoppen lijkt |
|
Michiel van Nispen |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Bent u bekend met het verhaal van Benny van D. die meerdere vrouwen financieel heeft opgelicht waarbij hij zich voordoet als vermogend persoon en ze manipuleert in het storten van grote bedragen en het doen van grote aankopen?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat bijvoorbeeld zijn laatste slachtoffer aan een verplichting van 300.000 euro vastzit voor de afkoopsom van een appartement en hiermee diep in de schulden is beland?
Laat ik vooropstellen dat ik geen uitspraken doe over individuele gevallen. In het algemeen zijn situaties waarin mensen in de financiële problemen belanden door toedoen van anderen vaak schrijnend te noemen. Slachtoffers van fraude kunnen naast financiële schade ook te maken krijgen met psychische of emotionele schade. Dit gaat bijvoorbeeld op in situaties waarin personen denken in hun toekomst en hun relatie te investeren en daarbij grote financiële verplichtingen aangaan, maar opgelicht blijken te zijn door een partner met malafide bedoelingen. Slachtoffers kunnen voor advies en begeleiding terecht bij de Fraudehelpdesk en Slachtofferhulp Nederland. Slachtofferhulp Nederland biedt ondersteuning bij emotionele, financiële en juridische problematiek waar slachtoffers van fraude mee te maken kunnen krijgen. Voor verdere mogelijkheden voor slachtoffers van fraude verwijs ik naar het antwoord op vraag 4. Juist bij het aangaan van een grote financiële verplichting, zoals de aankoop van een huis of appartement, is het belangrijk dat partijen bekend zijn met de verantwoordelijkheid voor financiering die wordt aangegaan wanneer zij tekenen voor de aankoop van een woning. Via het initiatief Wijzer in geldzaken bevordert de Minister van Financiën, samen met partijen uit de financiële sector, het financiële bewustzijn van Nederlanders en informeren zij consumenten over financiële keuzes bij levensmomenten zoals het kopen van een huis.2
Een afkoopsom die verschuldigd is aan een verkoper als de koop van een woning of appartement toch niet kan doorgaan, dient als bescherming van de verkoper. Ook deze partij loopt schade op als de gesloten koop niet doorgaat.
Hoe is het mogelijk dat deze bewezen oplichter niet te stoppen lijkt, nu nog actief is op meerdere datingsites en mogelijkheden blijft krijgen om nieuwe potentiële slachtoffers op te lichten?
In het algemeen is het zo dat als sprake is van nepprofielen of indien misbruik gemaakt wordt van de identiteitsgegevens van iemand anders, de mogelijkheid bestaat om profielen te weren van datingssites of andere platformen. Hiervoor kan worden aangeklopt bij de beheerders van de betreffende datingplatforms. Slachtoffers van identiteitsfraude en oplichting kunnen aangifte doen bij de politie.
Wat vindt u van de uitspraak van de politie dat het hier enkel om een civiele zaak zou gaan en dat het strafrecht geen mogelijkheden zou bieden? Klopt dat volgens u?
De Minister van Justitie en Veiligheid benadrukt dat aangifte bij de politie van oplichting, fraude en flessentrekkerij altijd mogelijk is. Slachtoffers wordt aangeraden om aangifte te doen. Met de aangifte wordt zo veel mogelijk informatie verzameld en vastgelegd op basis waarvan voor de opsporing beoordeeld kan worden of sprake is van een strafbaar feit en, indien ja, welk strafbaar feit dit is.
Omdat voornoemde strafbare feiten bewijsbaar moeten zijn, wijst de politie bij een aangifte vaak ook op de mogelijkheden van een civiele zaak. Deze weg biedt gedupeerden de mogelijkheid om geleden schade te verhalen, ook indien een aangifte niet leidt tot een strafrechtelijke vervolging van de dader. Zoals ik in mijn reactie op de motie-Van Nispen/Ellian over oninbare civiele vorderingen in oplichtingszaken van 27 november jongstleden heb aangegeven, vind ik de toegang tot de civiele rechter van belang en zet ik mij in om verbeteringen bij civiele procedures te bewerkstelligen.3
Erkent u dat het aanspannen van een civiele zaak voor gedupeerden tijdrovend en duur is en daarmee voor veel slachtoffers niet tot de mogelijkheden behoort?
Ik vind het van belang dat iedereen, ook slachtoffers en gedupeerden, toegang heeft tot het recht. Ik realiseer me zeer goed dat het aanspannen van een civiele zaak voor gedupeerden tijd en geld kost. In het recht is het uitgangsprincipe evenwel dat ieder zijn eigen schade draagt, tenzij dat is te verhalen op een ander. Civiel procederen brengt kosten met zich mee, bijvoorbeeld de kosten voor griffierechten, juridisch advies en vertegenwoordiging door een advocaat. Deze kosten zijn in beginsel voor rekening van degene die een procedure start. Wel wil ik erop wijzen dat dit doorgaans verzekerbare kosten zijn die worden vergoed door een rechtsbijstandsverzekeraar. Bovendien kan de rechter bij een toewijzende vordering de proceskosten voor rekening van de veroordeelde partij laten komen. De deurwaarder kan deze kosten verhalen door bijvoorbeeld beslag te leggen. Het bovenstaande laat onverlet dat ik de toegang tot het recht versterk, omdat het van belang is dat iedereen dat recht heeft. De toegang wordt onder andere verbeterd door het verlagen van de kosten van het starten van een civiele procedure, waaronder de kosten van de griffierechten bij vorderingen onder de € 100.000.
Hoe is het volgens u mogelijk dat iemand zo’n spoor van vernieling kan aanrichten in het leven van meerdere slachtoffers, maar dat die persoon zich geen zorgen lijkt te hoeven maken om te worden vervolgd? Vindt u dit rechtvaardig en wenselijk?
Hoewel ik niet kan ingaan op de individuele kwestie, herkennen de Minister van Justitie en Veiligheid en ik dat de schijn van het ongestraft plegen van strafbare feiten een sterk gevoel van onrechtvaardigheid oproept. Het voortouw bij het opsporen en vervolgen van strafbare feiten ligt nadrukkelijk bij de politie en het Openbaar Ministerie. Zoals ook in het antwoord op vraag 4 is toegelicht, kunnen slachtoffers altijd aangifte doen van oplichting, fraude en flessentrekkerij. Aangifte is belangrijk omdat het informatie oplevert en dit aanleiding kan geven tot het instellen van een opsporingsonderzoek.
Wat kan er volgens u aan gedaan worden om dit spoor van vernieling een halt toe te roepen?
Ik wil mensen op het hart drukken kritisch te blijven bij het aangaan van financiële verplichtingen, juist ook als deze voor familie en vrienden worden aangegaan. Iedereen is verantwoordelijk om te weten waarvoor zij (hoofdelijk) aansprakelijk worden, ook als zij in de veronderstelling verkeren dat zij een aankoop enkel voorschieten en hier op een later moment voor terugbetaald zullen worden. Vanuit het Ministerie van Financiën wordt ingezet op het verhogen van de financiële fitheid in Nederland waarbij via het initiatief Wijzer in geldzaken kennis over financiële verplichtingen via campagnes en trainingen wordt gedeeld.
Daarnaast wordt ingezet op het verhogen van de weerbaarheid van potentiële slachtoffers van fraude; voorkomen is beter dan genezen. Dit gebeurt onder meer door de publiek-private samenwerking met de uitvoering van het Actieprogramma van de Integrale aanpak online fraude.4 Eind 2023 is de publiekscampagne Laat je niet Interneppenuitgevoerd. Dit betreft een meerjarige campagne in samenwerking met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties waarbij mensen worden opgeroepen om goed de afzender van online berichten te checken en bij twijfel niet op het bericht te reageren. Op laatjenietinterneppen.nl wordt informatie aangeboden hoe mensen dit soort online misleiding kunnen herkennen en wat ze ertegen kunnen doen.
Ook andere betrokken partijen hebben zijn verantwoordelijk voor het tegengaan van malafide praktijken. Zowel makelaars als notarissen zijn vanuit de Wet ter voorkoming van witwassen en de financiering van terrorisme (Wwft) de verplicht om onderzoek te doen naar de partijen tussen wie de (ver)koopovereenkomst van bijvoorbeeld een woning gesloten wordt. Hierbij komt voor makelaars en notarissen hoofdzakelijk een toets op de herkomst van de in te brengen financiering kijken. Indien partijen onder bewind staan of op andere wijzen niet in de financiële positie verkeren om de aankoop aan te gaan, zou dit via deze onderzoeksverplichting al bekend moeten worden.
Welke rol ziet u hierin voor bewindvoerders en toezichthoudende kantonrechters op dit gebied?
Zoals is toegelicht in het antwoord op vraag 6 ligt het voortouw bij het opsporen en vervolgen van strafbare feiten nadrukkelijk bij de politie en het Openbaar Ministerie.
In de door het lid Van Nispen aangehaalde nieuwsartikelen wordt melding gemaakt van bewindvoering. In het geval van problematische schulden of verkwisting kan voor de schuldenaar door de kantonrechter een financieel bewind worden ingesteld. Het zogenaamde schuldenbewind is bedoeld om de financiële positie van de onder bewind gestelde te stabiliseren en nieuwe schulden te voorkomen. Hiermee wordt tegelijkertijd tegengegaan dat nieuwe oninbare vorderingen bij derden ontstaan. Als er sprake is van een schuldenbewind wordt deze persoon opgenomen in het Centraal curatele- en bewindregister. Dit register kan door iedereen kosteloos worden geraadpleegd.5 Via een zoekopdracht op basis van achternaam en geboortedatum is voor iedereen na te trekken of deze persoon niet in staat is om financiële verplichtingen aan te gaan en na te komen.
De bewindvoerder is verantwoordelijk voor een goed beheer van de goederen van de onder bewind gestelde en de stabilisatie van de schuldensituatie. Hoewel de bewindvoerder de financiële zelfredzaamheid van de onder bewind gestelde zo veel mogelijk bevordert, is de bewindvoerder niet verantwoordelijk voor de gedragingen van de onder bewind gestelde. Een bewindvoerder kan een rechtshandeling die de onder bewind gestelde persoon heeft verricht, vernietigen op grond van artikel 1:439 van het Burgerlijk Wetboek. Een koopovereenkomst kan dan bijvoorbeeld ongeldig worden verklaard. De rol van de kantonrechter is dat deze toezicht houdt op de handelingen die de bewindvoerder verricht, onder meer door de rekening en verantwoording die de bewindvoerder jaarlijks ten overstaan van de kantonrechter over het gevoerde bewind moet afleggen. Op het gedrag van de onder bewind gestelde kan de kantonrechter niet ingrijpen.
Het maken van procesafspraken met criminele kopstukken |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Justitie sluit deal met zeer invloedrijke drugssmokelaar»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat met een crimineel kopstuk zoals Edin G., volgens de Drug Enforcement Agency een van de vijftig invloedrijkste ter wereld, procesafspraken worden gemaakt?
Criminele kopstukken moeten hard worden aangepakt. Het Openbaar Ministerie spant zich tot het uiterste in om dit te doen. Het Openbaar Ministerie heeft geoordeeld dat dit in deze zaak het meest effectief met behulp van procesafspraken kan. Bij het maken van procesafspraken neemt het Openbaar Ministerie altijd de aard en ernst van het strafbare feit en de persoon van de verdachte mee.
In hoeverre zijn bij de totstandkoming van deze procesafspraken alle voorschriften gevolgd uit de Aanwijzing procesafspraken in strafzaken van het Openbaar Ministerie?
Ten tijde van deze procesafspraken was de aanwijzing omtrent procesafspraken nog niet van kracht, maar het Openbaar Ministerie heeft destijds wel in de geest van deze aanwijzing gehandeld.
In hoeverre acht u het wenselijk dat het Openbaar Ministerie procesafspraken maakt met personen die op de sanctielijst van de OFAC (Office of Foreign Assets Control) zijn geplaatst?
Zie ook het antwoord op vraag 2. Of een verdachte op deze lijst staat hoeft niet zondermeer een reden te zijn om van procesafspraken af te zien.
In hoeverre is het volgens u wenselijk om met criminele kopstukken procesafspraken te maken?
Procesafspraken kunnen een wezenlijke bijdrage leveren aan de effectiviteit en voortvarendheid van het strafproces, met name in omvangrijke of complexe zaken. Door de totstandkoming van een door de officier van justitie en de verdachte gedragen voorstel voor een bepaalde afdoening van de zaak, zal de desbetreffende zaak daarna in eerste aanleg doorgaans minder zittingstijd vergen en sneller door de rechtbank kunnen worden afgedaan. Daarnaast kunnen procesafspraken bevorderen dat de procespartijen afzien van het instellen van hoger beroep, zodat de desbetreffende zaak in dat geval in één instantie wordt afgedaan. Een en ander kan bijdragen aan een verkorting van doorlooptijden, de werklast en capaciteitsinzet in omvangrijke of complexe strafzaken beperken en bij een veroordeling de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf vergemakkelijken.
Iedere strafzaak is anders. Afhankelijk van onder meer de aard en omvang van de zaak en de ernst van de gepleegde strafbare feiten maakt het Openbaar Ministerie een afweging hoe de verdachte het meest effectief kan worden vervolgd.
Zoals toegelicht in de brief van 26 oktober 20222 wordt voor het nieuwe Wetboek van Strafvordering een wettelijke regeling voor procesafspraken voorbereid, in samenspraak met het Openbaar Ministerie, de rechtspraak en de advocatuur. De ervaringen met procesafspraken die onder het huidige recht zijn en worden opgedaan, worden betrokken bij het opstellen van die regeling.Daarbij zal ook nadrukkelijk de vraag onder ogen worden gezien of de mogelijkheid om procesafspraken te maken bij bepaalde strafbare feiten moet worden uitgesloten. De verwachting is dat een regeling van procesafspraken als onderdeel van een meeromvattend wetsvoorstel (de zogeheten eerste aanvullingswet bij het nieuwe Wetboek van Strafvordering) in april 2024 in formele consultatie kan worden gegeven.
Welk maatschappelijk doel is gediend met het maken van procesafspraken met een crimineel kopstuk?
Procesafspraken kunnen een bijdrage leveren aan de effectiviteit en voortvarendheid van het strafproces. Dit betekent bijvoorbeeld dat een zaak sneller kan worden afgedaan en daardoor ook meer capaciteit beschikbaar blijft om andere strafzaken op te pakken.
In hoeverre is het volgens u wenselijk dat procesafspraken worden gemaakt indien onduidelijk is of de opgelegde gevangenisstraf daadwerkelijk ten uitvoer zal kunnen worden gelegd?
Uiteraard moeten gevangenisstraffen die door de rechter zijn opgelegd, te allen tijde worden uitgevoerd. Het maakt hierbij niet uit of het vonnis is gebaseerd op procesafspraken.
Welk belang hecht u aan het voorkomen van voortgezet crimineel handelen vanuit detentie indien procesafspraken gemaakt kunnen worden met criminelen waarvan onduidelijk is waar en onder welk regime zij hun detentie zullen ondergaan?
Dit kabinet hecht een groot belang aan het voorkomen van voortgezet crimineel handelen vanuit detentie.3 De totstandkoming van procesafspraken en van het vonnis staan los van de tenuitvoerlegging van straffen. Bij het maken van afspraken omtrent het strafproces ter zitting, is het toepasselijke detentieregime geen onderwerp van gesprek. Zo is dat ook opgenomen in de Aanwijzing procesafspraken in strafzaken van het Openbaar Ministerie.
Wat vindt u ervan dat een lagere gevangenisstraf via procesafspraken met het Openbaar Ministerie verkregen kan worden, indien daar een hoge geldboete tegenover staat?
Het is in concrete gevallen aan het Openbaar Ministerie om te beoordelen welke strafeis naar zijn oordeel passend is. Deze strafeis wordt vervolgens aan de rechter voorgelegd. De rechter beoordeelt uiteindelijk onafhankelijk of deze straf passend is voor de bewezenverklaarde feiten. Het past mij niet om te oordelen over de meest toepasselijke straf in individuele zaken.
Acht u een wettelijke begrenzing ten aanzien van de aard van het strafbare feit en de criminele positie van de verdachte bij procesafspraken wenselijk? Zo ja, bent u bereid een begrenzing mee te nemen in het nog te ontwikkelen wettelijk kader? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 5.
Indien uw antwoord op vraag 10 bevestigend luidt, bent u bereid in gesprek met het Openbaar Ministerie te bezien of het nog langer wenselijk is vooruitlopend op het wettelijke kader procesafspraken te maken waarbij de aard van het strafbare feit en de criminele positie van een verdachte niet zichtbaar en inzichtelijk worden meegewogen?
Zie allereerst het antwoord op de vragen 2 en 5. In elke zaak neemt het Openbaar Ministerie de aard en ernst van het strafbare feit en de persoon van de verdachte mee bij de keuze of het Openbaar Ministerie al dan niet procesafspraken maakt met de verdachte. Indien procesafspraken zijn gemaakt dan wordt dit op de zitting ter sprake gebracht. De rechter heeft een zelfstandige verantwoordelijkheid voor de uitkomst van de strafzaak. Dit brengt mee dat de rechter toetst of de gemaakte procesafspraken toelaatbaar zijn en dat hij beslissingen kan nemen die afwijken van die procesafspraken. Het eindoordeel van de rechter over de zaak en de onderbouwing daarvan worden opgenomen in het vonnis. Ik zie vooralsnog geen aanleiding om met het Openbaar Ministerie in gesprek te gaan over de in deze vraag genoemde punten.
Het optreden van de Atletiekunie na mogelijk seksueel grensoverschrijdend gedrag van een atleet |
|
Inge van Dijk (CDA) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de wijze van optreden van de Atletiekunie na mogelijk seksueel grensoverschrijdend gedrag van een atleet?1 2
Deelt u de mening dat slachtoffers van seksueel grensoverschrijdend gedrag zich volledig vrij moeten kunnen voelen om bij het Instituut Sportrechtspraak (ISR) een verklaring af te leggen, en dat het dus zeer onwenselijk is als zij dat niet doen uit angst dat zij dan niet meer geselecteerd worden?
Kunt u onderbouwd aangeven of de Atletiekunie volgens u in deze zaak wel of niet volgens de regels en richtlijnen binnen het tuchtrecht van de sport heeft gehandeld?
Klopt het dat er inmiddels onderzoek naar deze zaak wordt gedaan door het ISR? Zo ja, kunt u aangeven wat hiervan de stand van zaken is?
Kunt u aangeven of de Atletiekunie degene is geweest die de melding bij het ISR heeft gedaan?
Klopt het dat uit de definities die het ISR hanteert blijkt dat seksuele intimidatie een verboden gedraging is en dat daaronder ook ongewenst gedrag valt dat als gevolg heeft dat iemand in z’n waardigheid wordt aangetast, in het bijzonder wanneer «een vernederende of kwetsende situatie wordt gecreëerd»? Hoe beoordeelt u in dit licht deze zaak of dit wel of niet een privézaak betreft?3
Wanneer informeert u de Kamer over de voortgang van de professionalisering van het ISR, zoals aangekondigd in de voortgangsrapportage Nationaal Actieprogramma Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld?4
Het vernielen van een unieke archeologische vindplaats in de gemeente Emmen |
|
Sandra Beckerman |
|
Gräper-van Koolwijk |
|
Kent u het bericht «Unieke archeologische vindplaats vernietigd door bouw distributiecentrum»?1
Deelt u de mening dat het uiterst afkeuringswaardig is dat de gemeente Emmen -bewust- heeft gekozen voor de vernieling van een unieke archeologische vindplaats door de bouw van een distributiecentrum?
Welke stappen wilt u zetten richting de gemeente Emmen die bewust kozen voor het vernielen van een unieke archeologische vindplaats?
Klopt het dat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, na overleg met het ministerie, deze unieke vindplaats had willen aanwijzen als Rijksmonument? Het vernielen van Rijksmonumenten kan strafrechtelijk vervolgd worden als economisch delict, is deze mogelijkheid er nu ook? Zo nee, welke mogelijkheden ziet u wel?
Deelt u voorts de mening dat het in het huidige archeologiebestel onvoldoende mogelijk is om in te grijpen wanneer een gemeente te weinig doet om haar wettelijke taken op het gebied van archeologie uit te voeren?
Herkent u dat de monitor van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed laat zien dat een groot aantal gemeenten slechts met moeite in de basis in goed archeologiebeleid weet te voorzien?
Herkent u voorts dat het, 17 jaar na de wettelijke decentralisatie, pijnlijk is dat 130 gemeenten geen gemeente- of regioarcheoloog hebben?
Welke stappen wilt u zetten om de kwaliteit van archeologie bij gemeenten te verhogen? Wilt u alsnog de aanbevelingen van de Raad voor Cultuur voor de versterking van de inhoudelijke rol van gemeenten opvolgen?2
Deelt u de mening dat in het huidige archeologiebestel het (interbestuurlijk) toezicht onvoldoende is uitgewerkt, wat ingrijpen wanneer gemeenten hun taak niet goed uitvoeren, vrijwel niet mogelijk is?
Herkent u dat de Raad voor Cultuur reeds gewaarschuwd heeft dat het huidige interbestuurlijke toezicht «geen mogelijkheid voor effectieve sturing of controle op minimale kwaliteit» biedt?3
Bent u bereid alsnog de aanbevelingen van de Raad voor Cultuur voor het versterken van het toezicht op de kwaliteit van archeologie bij gemeenten op te volgen? Zo nee, welke maatregelen wilt u wel nemen?
Moeten de taken van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed uitgebreid worden om tot een beter archeologisch bestel te komen?
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het debat over cultuur?
Het vervangen en vervolgen van UNRWA. |
|
Dennis Ram (PVV) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het feit dat minimaal 17% van de medewerkers van de United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA) in Gaza actief was voor Hamas?1 2
Deelt u de overtuiging dat UNRWA tot op het bot corrupt is en derhalve in geen enkele vorm van steun mag ontvangen van Nederland? Zo nee, waarom niet?
Bestaan er juridische mogelijkheden, zowel nationaal als internationaal, om UNRWA aan te klagen of te verbieden vanwege;
Bent u op de hoogte van de activiteiten van de Israëlische organisatie Coordinator of Government Activities in the Territories (COGAT), die dagelijks honderden vrachtwagens met voedsel en humanitaire hulp Gaza binnenbrengt?3
Is het beeld dat de media schetsen van een hongersnood nog wel correct, gezien de enorme inspanningen die Israël dagelijks levert via COGAT om hulpgoederen te leveren? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat de humanitaire taken van UNRWA in Gaza overgenomen kunnen worden door COGAT en het World Food Program (WFP), aangezien nu slechts 38% van de hulpverlening door UNRWA wordt verzorgd?4 Zo nee, waarom niet?
Het al dan niet starten met re-integratie activiteiten door een levenslanggestrafte |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Bent u bekend met het feit dat het Adviescollege Levenslang Gestraften advies aan het Pieter Baan Centrum vraagt ten behoeve van haar eigen advies over het al dan niet starten met re-integratie activiteiten door een levenslanggestrafte?
Waarom kunnen nabestaanden geen inzage in of afschrift krijgen van de rapportage van het Pieter Baan Centrum krijgen, terwijl nabestaanden wel het recht hebben om gehoord te worden door het Adviescollege Levenslang Gestraften?
Ziet u dat het recht van nabestaanden om gehoord te worden door het Adviescollege Levenslanggestraften, illusoir dreigt te worden indien nabestaanden daaraan voorafgaand geen kennis kunnen nemen van de rapportage van het Pieter Baan Centrum? Zo ja/nee, waarom?
In hoeverre kan het voor nabestaanden secundair victimiserend zijn om met het Adviescollege Levenslanggestraften in gesprek te gaan zonder dat zij kennis kunnen dragen van het oordeel van het Pieter Baan Centrum?
Deelt u de mening dat nabestaanden inzage moeten kunnen hebben in de rapportage van het Pieter Baan Centrum alvorens zij gehoord worden door het Adviescollege Levenslanggestraften? Zo ja, op welke wijze kan deze inzage gerealiseerd worden? Zo nee, waarom niet?
Indien uw antwoord op vraag 5 bevestigend luidt, bent u bereid in overleg te treden met het Adviescollege Levenslanggestraften om te bezien hoe nabestaanden die dat wensen, alsnog inzage kunnen krijgen in de rapportage van het Pieter Baan Centrum?
De documentaire ‘Jehovah – Van God Los’ over seksueel misbruik in de gemeenschap van Jehovah’s Getuigen, harde uitsluiting uit de gemeenschap en zelfs suïcides |
|
Michiel van Nispen |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de documentaireserie «Jehova – Van God Los» waarin ex-Jehovah’s getuigen spreken over manipulatie, misbruik en uitsluiting bij de Christelijke gemeente van Jehovah’s getuigen en de diepe trauma’s die ze daardoor hebben opgelopen?1
Wat vindt u van de verhalen van de ex-Jehovah’s getuigen over hun ervaringen met seksueel misbruik binnen de gemeenschap en hoe die meldingen intern zijn afgehandeld?
Erkent u dat er sprake is van «mandated shunning' binnen de gemeenschap van Jehova's getuigen in Nederland waarbij alle contacten met een ex-Jehova ongeacht familiebanden moeten worden verbroken, een vorm van sociaal doodverklaren? Hoe kijkt u naar de vele mentale problemen, depressies en zelfs de gevallen van suïcidaliteit, die deze praktijk van shunning teweeg brengt?
Ziet u dat vanwege het sterk gesloten karakter van de Jehovah’s getuigen veel misstanden onder de pet worden gehouden waardoor slachtoffers van misstanden nauwelijks gehoord en gezien worden?
Wat vindt u van het interne rechtssysteem dat binnen de gemeenschap van Jehovah’s getuigen bestaat, waarin slachtoffers bij drie «wijzen» (Ouderlingen) zaken zoals misbruik moeten aankaarten?
Wat vindt u ervan dat de organisatie naar buiten toe wel uitdraagt dat iedereen zich moet houden aan de wetten van het land, maar intern «wereldse instanties» als politie en justitie wegzet als werktuigen van Satan en hoe beziet u getuigenissen van slachtoffers, die opgedragen werden geen aangifte te doen bij «wereldse instanties»?
Vindt u het ook niet wrang dat veel getuigenissen over seksueel misbruik intern zijn genotuleerd en bewaard, maar dat slachtoffers die dossiers, die dus over hun eigen persoonlijke leven gaat, niet volledig te zien krijgen?
Vindt u het eveneens ook onbestaanbaar dat deze documenten op basis van een zeer ruime inbeslagname en vervolgens door de interpretatie van het verschoningsrecht niet gebruikt konden worden door Justitie om daders op te sporen en te berechten? Wat zijn nu nog de mogelijkheden om selectiever documenten in beslag te nemen (door het Openbaar Ministerie) waardoor een beroep op het verschoningsrecht niet zal slagen?
Bent u het met mij eens dat als het gaat om de gemeenschap van Jehovah’s getuigen, zolang zij zich bevinden in Nederland, zij niet boven de wet staan en individuen voor misdrijven moeten worden berecht?
Bent u bereid om te kijken naar een recente uitspraak in hoger beroep uit Noorwegen waarin de beschermde status als religieuze instelling wordt afgepakt vanwege de praktijk van shunning? In hoeverre kan dit ook in Nederland plaatsvinden, bijvoorbeeld waar het gaat om de ANBI-status (algemeen nut beogende instelling)? Wat is er mogelijk op dit gebied?
Bent u bereid om een vervolgonderzoek te laten uitvoeren na het eerdere onderzoek over het fenomeen uitsluiting, waarbij dan niet alleen wordt gekeken naar wat de gemeenschap hier zelf over zegt, maar juist naar wat er in de praktijk echt gebeurt, dus naar het verschil tussen de realiteit voor mensen binnen de gemeenschap en de boodschap hierover naar buiten toe?
Wat bent u van plan om te ondernemen naar aanleiding van deze schokkende documentaire, ter bescherming van ex-Jehovah’s getuigen en mensen die nu nog in de gemeenschap zitten?
Bent u bereid om onderzoek te doen naar de mogelijkheden waarop er wel sprake kan zijn van onderzoek naar en vervolging van strafbare feiten binnen de gemeenschap van Jehovah’s getuigen?
Bent u bereid opnieuw te bezien of deze vormen van keiharde uitsluiting, verstoting of zelfs sociaal doodverklaren niet als een vorm van mishandeling kan worden gezien? Zo niet, bent u dan bereid dit toe te voegen in het Wetboek van Strafrecht als een vorm van psychische mishandeling?
Het bericht ‘Geen straf voor milieuactivisten die Meisje met de parel besmeurden: te ingrijpend, zegt hof’ |
|
Claire Martens-America (VVD), Ingrid Michon (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Gräper-van Koolwijk |
|
Bent u bekend met het bericht «Geen straf voor milieuactivisten die Meisje met de parel besmeurden: te ingrijpend, zegt hof?»1
Ja
Deelt u de mening dat besmeuring van erfgoed volstrekt onacceptabel is? Deelt u tevens de vrees dat het niet bestraffen van besmeuring kan leiden tot meer van zulke incidenten?
Elke vorm van vernieling vind ik verwerpelijk en onacceptabel. Het Hof heeft de actie strafbaar geacht en de actievoerders hebben 23 dagen vastgezeten in voorarrest. Hiermee is een duidelijk signaal gegeven dat vernielingen (ook niet onder het mom van een demonstratie) niet zonder gevolg zullen blijven.
Hoe vaak wordt artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toegepast om een dader die zich schuldig maakt aan een strafbaar feit geen straf op te leggen? Kunt u een overzicht geven per delict?
Hieronder een overzicht per jaar van het aantal misdrijfzaken met het eindvonnis schuldigverklaring zonder oplegging van straf in eerste aanleg en in hoger beroep.
Uit de systemen van de Rechtspraak kan geen overzicht per delict worden weergeven.
Aantal misdrijfzaken met eindvonnis schuldigverklaring zonder oplegging van straf naar jaar afdoening door de rechter in 1e aanleg:
Aantal misdrijfzaken met eindvonnis schuldigverklaring zonder oplegging van straf naar jaar afdoening in hoger beroep:
Toelichting bij de cijfers
Bron: PSK en NIAS-MI, datum raadpleging 25-3-2024
Krijgen de verdachten, nu zij geen straf krijgen en wel in voorarrest hebben gezeten, een schadevergoeding? Zo ja, wat is hiervan de hoogte?
Artikel 533 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) bepaalt in welke gevallen een schadevergoeding wegens (ten onrechte) ondergaan voorarrest kan worden verzocht, en wat in dergelijke gevallen geldt als «schade» die voor vergoeding in aanmerking komt. Behalve dat sprake moet zijn van een geval in de zin van dit artikel, moet ook sprake zijn van gronden van billijkheid om een vergoeding toe te wijzen. Het verzoek moet binnen drie maanden na beëindiging van de zaak worden ingediend. In deze concrete zaak heeft het Hof Den Haag op 11 maart 2024 uitspraak gedaan. Op het moment van navragen (25 maart 2024) hebben de verdachten nog geen verzoek tot schadevergoeding ingediend. Nu bovengenoemde termijn nog niet is verstreken kan zo’n verzoek nog binnenkomen. Het is aan de rechter om in een concrete zaak te oordelen of een dergelijk verzoek moet worden ingewilligd en, zo ja, wat de hoogte van de vergoeding is.
Hoe beoordeelt u het «chilling effect» op de vrijheid van meningsuiting dat volgens de rechter uitgaat van bestraffing van vernieling en hoe verhoudt zich dit tot de zinsnede «behoudens zijn verantwoordelijkheden volgens de wet» uit artikel 9 lid 1 van de Grondwet?
Het is niet aan mij als Minister om te treden in een uitspraak van de rechter.
Kunt u aangeven of het Openbaar Ministerie (OM) van plan is om cassatie in te stellen tegen de uitspraak?
Het OM heeft geen cassatie ingesteld. Het Hof heeft het feit bewezenverklaard en ook strafbaar geoordeeld. Bij de Hoge Raad kijken de rechters niet meer inhoudelijk naar feiten en bewijs, maar naar de toepassing van het recht, het volgen van de gerechtelijke procedure en de motivatie van de uitspraak. Het OM zag geen mogelijkheden in cassatie.
Worden de kosten die het museum gemaakt heeft om de glasplaat en de lijst van het schilderij te herstellen, verhaald op de daders? Zo nee, waarom niet?
In beginsel ben ik van mening dat de kosten van vernielingen altijd door de daders vergoed zouden moeten worden.
Het Mauritshuis is echter een onafhankelijke privaatrechtelijke instelling aan wie het beheer en behoud van de rijkscollectie is toevertrouwd. Veiligheidszorg is onderdeel van dit beheer en behoud. Ik heb er vertrouwen in dat het Mauritshuis een weloverwogen afweging maakt in het al dan niet verhalen van de kosten op de daders.
Welke stappen zijn reeds ondernomen om te zorgen dat erfgoed beschermd wordt tegen vernieling? Welke stappen bent u voornemens te zetten?
Naar aanleiding van het incident met het Meisje met de Parel zijn er in de sector gesprekken geweest en zijn de veiligheidsprotocollen aangescherpt. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed organiseerde daarnaast samen met het Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed FARO twee bijeenkomsten over collectieveiligheid en protestacties. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft voorts met vertegenwoordigers van de cultuursector, waaronder ook de Museumvereniging, gesproken over wat nodig is om te zorgen dat artiesten, kunstenaars en culturele instellingen veilig hun werk kunnen doen. Om te verzekeren dat bij een verstoring snel en adequaat kan worden opgetreden, spraken we af dat partijen in de cultuursector samen een algemene handreiking en specifieke protocollen per type culturele instelling opstellen. Belangrijk is daarbij dat culturele organisaties wanneer nodig snel toegang hebben tot de lokale politie, burgemeester en officier van justitie (de driehoek). Uit het gesprek bleek dat dit met name voor kleinere organisaties nog niet altijd het geval is. Ik zal in overleg treden met de VNG om te verzekeren dat de toegang tot de driehoek gewaarborgd is.
Elk geregistreerd museum heeft bovendien een individueel beveiligingsplan. Erfgoedwetmusea stellen bijvoorbeeld integrale veiligheidsplannen op conform de Erfgoedwet en de Regeling beheer rijkscollectie en subsidiëring museale instellingen. Musea maken de veiligheidsmaatregelen die zij treffen om veiligheidsredenen echter niet openbaar. Ik kan daar dan ook niet verder op ingaan. De Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed houdt toezicht op de kwaliteit van deze plannen en heeft contact met de musea in Nederland. De musea hebben hun beveiliging in het algemeen gelukkig goed op orde. Ik zie daarom geen aanleiding om aanvullende stappen te zetten.
Deelt u de noodzaak om in gesprek met museumdirecteuren te bezien hoe de gevolgen van ordeverstorende acties en vernielingen kunnen worden voorkomen? Zo ja, ben u bereid dit gesprek te voeren?
Zoals genoemd in ons antwoord op vraag 8 zijn het Ministerie van OCW en de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed doorgaand met de musea in gesprek en heeft de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aanvullend met vertegenwoordigers uit de culturele sector gesproken over de omgang met ordeverstoringen zodat de veiligheid zo goed mogelijk kan worden gewaarborgd. Bovendien hebben musea hun beveiliging over het algemeen goed op orde. De noodzaak tot aanvullende gesprekken zie ik daarom niet.
Wat heeft u afgesproken met musea en andere culturele instellingen over hoe om te gaan met demonstraties en potentiële vernielingen aan de collectie? Wat is de verantwoordelijkheid dan wel bevoegdheid van de musea c.q. culturele instellingen?
Zie hier ook het antwoord op de vragen 7 en 8. Musea en culturele instellingen in het algemeen zijn zelf verantwoordelijk voor veiligheidszorg. De beveiligings- en veiligheidsplannen van musea worden doorgaans opgesteld op basis van risicoanalyses, waarin alle bestaande risico’s op schade worden meegenomen.
Bent u bereid in gesprek te gaan met het OM over het moderniseren van de OM-richtlijn over vernieling, zodat het OM bij daders die cultureel erfgoed uit onze musea vernielen, standaard een hogere (bijv. 300%) straf zal eisen dan bij vernieling van «gewone spullen»? Zo nee, waarom niet?
Een officier van justitie of advocaat-generaal heeft op grond van de wet en de Aanwijzing kader voor strafvordering van meerderjarigen voldoende mogelijkheden om een op de situatie toegesneden en passende straf te eisen. Ik zie geen noodzaak om het OM te vragen de richtlijn aan te passen.
Kunt u een stand van zaken geven van de uitvoering van de motie Michon c.s.2 over het wettelijk kader van demonstraties en de toegezegde kabinetsbrief over demonstraties?
Naar verwachting wordt deze brief, waarin ik en mijn collega van BZK ook ingaan op uw motie, in de maand april naar de Kamer wordt gezonden.
Het bericht ‘Boetes elk jaar omhoog, behalve voor dierenleed in slachthuizen’ |
|
Thom van Campen (VVD) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met het bericht «Boetes elk jaar omhoog, behalve voor dierenleed in slachthuizen»?1
Bent u bekend met het feit dat boetes voor overtredingen in slachthuizen al sinds 2012 niet meer zijn verhoogd?
Kunt u aangeven wat op dit moment de hoogtes van de boetebedragen zijn en kunt u daarnaast een reflectie geven op deze bedragen?
Deelt u de mening dat het uitblijven van verhogingen en de huidige hoogte voor een perverse prikkel kan zorgen bij slachthuizen, waarmee wordt afgedaan aan de hoge standaard waaraan we deze bedrijven moeten houden?
Vindt u de huidige boetetarieven afdoende afschrikwekkend? Zo nee, bent u bereid om de boetes op te hogen conform een tarief dat afdoende afschrikwekkend is en bedrijven aan voorgenoemde hoge standaard kunnen worden gehouden?
Kunt u aangeven wanneer u deze ophoging inregelt, indien u bereid bent om de boetes op te hogen? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat er met de benoemde tijd tussen de geconstateerde overtreding en het opleggen van de boete, een onevenredige discrepantie bestaat met de tijd tot wanneer de boete wordt ontvangen?
Zo ja, kunt u aangeven waardoor het zo lang moet duren voordat boetes worden ontvangen en bent u voornemens om doorlooptijd te verkorten? Zo nee, waarom niet?
Kunt u een stand van zaken geven over de uitvoering van de motie van van de leden Van Campen/Eerdmans (Kamerstuk 28 286, nr. 1249), waarbij de Kamer pleit voor een strengere procedure langs het three-strikes out principe?
Wat is de stand van zaken van het wetsvoorstel Cameratoezicht in slachthuizen, wat volgens de beantwoording van de feitelijke vragen over de begroting LNV 2024 binnenkort in consultatie zou moeten gaan? Wordt met dit wetsvoorstel ook de mogelijkheid van artificial intelligence in slachthuizen geregeld, waarmee bij toezicht meer kan worden gekeken naar dierenwelzijn in de hele bedrijfsvoering, dan enkel naar incidenten?
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Een moeder die voor gerechtigheid vecht na de dood van haar zoon |
|
Marina Vondeling (PVV), Marjolein Faber (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Bent u bekend met de rechtszaak tegen de Oost-Europese Yurii S. die in januari vorig jaar de 22-jarige Darren doodreed omdat hij twee keer te hard reed binnen de bebouwde kom en onder invloed was?1
Ja.
Waarom is er net als bij de bloedtesten die het Centraal Bureau voor de uitgifte van Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) gebruikt om alcoholgebruik aan te tonen, na de arrestatie van Yurii S. niet getest op carbohydraatdeficiënt transferrine (CDT), Mean Corpuscular Volume (MCV) en Gamma GT?
Bij een verdenking van middelengebruik in het verkeer wordt een adem-, speeksel- of bloedonderzoek verricht. Hoe dat onderzoek dient plaats te vinden en op welke stoffen en drempelwaarden wordt getest, is voorgeschreven in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer. Over de onderhavige zaak worden geen mededelingen gedaan, nu deze nog onder de rechter is, en eventuele onderzoeksresultaten aan het oordeel van de rechter onderworpen zijn.
Kunt u uitleggen waarom de dader Yurii S. op vrije voeten is gesteld, terwijl hij in eerste instantie in voorarrest moest blijven vanwege vluchtgevaar (geen Nederlandse ingezetene) en recidive? Waarom telt het belang van de dader zwaarder dan het verdriet van de nabestaanden van dit afschuwelijke misdrijf?
De rechtbank beslist of een verdachte in voorlopige hechtenis moet worden geplaatst en of een verdachte uit voorlopige hechtenis kan worden geschorst. Over de redenen die ten grondslag liggen aan de schorsing uit voorlopige hechtenis kunnen geen mededelingen worden gedaan, nu de strafzaak nog onder de rechter is.
Vindt u het acceptabel dat de inhoudelijke zitting tegen Yurii S. pas 14 maanden na het doodrijden van Darren plaatsvindt? Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat de doorlooptijden in de rechtspraak korter worden?
Ik begrijp dat 14 maanden, zeker voor nabestaanden van een dergelijk verschrikkelijk ongeluk, lang is en nabestaanden hierdoor het idee kunnen krijgen dat de zaak geen prioriteit heeft. Dit is echter geenszins het geval. Over het tijdsverloop in de onderhavige zaak kan ik geen mededelingen doen, nu de zaak nog onder de rechter is.
Het verbeteren van de doorlooptijden in de strafrechtketen heeft mijn volle aandacht. Door het verkorten van doorlooptijden kan er voor worden gezorgd dat slachtoffers en nabestaanden sneller zekerheid krijgen over hun zaak. Er is de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in personeel. Daarnaast zijn er tal van maatregelen in gang gezet, waaronder het beter benutten van (super)snelrecht en het programma «Tijdige Rechtspraak». Als onderdeel van dit programma zijn verschillende interne werkprocessen tegen het licht gehouden en verbeterd. Ook is een landelijke inloopkamer ingesteld. De inloopkamer is een tijdelijke voorziening die op verzoek van gerechten bijstand verleent, onder meer in relatief eenvoudige strafzaken en zo bijdraagt aan het verkleinen van de achterstanden.
Bovendien heeft de problematiek van doorlooptijden in de gehele strafrechtketen mijn aandacht. In reactie op de parlementaire verkenning en de aanverwante motie Ellian cs., hebben de Minister voor Rechtsbescherming en ik in onze brief van 29 januari jl. aangegeven welke aanvullende maatregelen zullen worden genomen om de problematiek van de doorlooptijden op te lossen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om maatregelen waarmee de strafrechtketen kan worden ontlast; zoals het selectiever inzetten van het strafrecht, het werken met procesafspraken en het verruimen van de mogelijkheden tot het toepassen van de OM-strafbeschikking.
De maatregelen die zijn genomen en die nog in gang worden gezet, zullen naar mijn verwachting helpen om de doorlooptijden beheersbaar te houden.
Bent u het ermee eens dat de straffen voor dit soort misdrijven die worden opgelegd veel en veel te laag zijn?
Wanneer bij een ernstig verkeersongeval iemand is komen te overlijden, leidt dit bij de nabestaanden tot erg veel pijn en verdriet en tot een schok in de samenleving. Ik wens te benadrukken zeer mee te leven met het verlies van de nabestaanden. Het is begrijpelijk dat een opgelegde straf door de nabestaanden als te laag wordt ervaren en geen genoegdoening zal geven. Echter moet voorkomen worden dat ik mij als Minister van Justitie en Veiligheid met uitlatingen over een concrete zaak begeef op het terrein van de strafrechter. Het is immers aan de rechter om op basis van het geheel aan feiten en omstandigheden in een individuele zaak te oordelen of een bepaald strafbaar feit bewezen kan worden verklaard en welke straf daar dan bij hoort.
Wel wil ik benoemen dat met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten uit 2020 er voor is gezorgd dat daders van ernstige verkeersdelicten steviger kunnen worden aangepakt. Indien de rechtbank bijvoorbeeld bewezen acht dat er sprake is van roekeloosheid, wordt overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet wanneer het slachtoffer is komen te overlijden gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie. Dit kan oplopen tot een gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren wanneer blijkt dat de verdachte onder invloed was ten tijde van het ongeval. Dit zijn forse strafmaxima die het mogelijk maken dat daders van verkeersdelicten in ernstige zaken stevig kunnen worden gestraft. De eerste ervaringen van deze aanscherping uit de praktijk zijn gunstig, maar de effecten van de wet zullen in volle omvang blijken uit de evaluatie van de wet in 2025.
Daarnaast werk ik op dit moment aan een wetsvoorstel om te komen tot een meer effectieve aanpak van rijontzeggingen. Zo kan met dit wetsvoorstel een ontzeggingen van de rijbevoegdheid dadelijk uitvoerbaar worden verklaard, en volgt vervangende hechtenis bij het schenden van de rijontzegging.
Bent u bereid om maatregelen te nemen om bestuurders die onder invloed en te hard rijden, harder te straffen en desnoods dit soort verkeersmisdrijven van de Wegenverkeerswet over te hevelen naar het Wetboek van Strafrecht om dit te bewerkstelligen? Zo neen, waarom niet?
Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten uit 2020 heeft de rechtspraktijk meer handvatten gekregen om in zaken naar aanleiding van ernstige verkeersongevallen tot een bewezenverklaring van roekeloosheid te komen, waarvoor een hoger strafmaximum geldt dan wanneer er geen sprake is van roekeloosheid. Daarnaast bevat de genoemde wet verschillende andere wijzigingen waarmee daders van ernstige verkeersdelicten steviger kunnen worden aangepakt. Zo is het strafmaximum voor gevaarlijk rijgedrag zonder gevolgen verhoogd naar een gevangenisstraf van ten hoogste 6 maanden, en is met de introductie van artikel 5a WVW een aantal concrete schendingen van verkeersregels benoemd die – indien zij opzettelijk in ernstige mate worden geschonden en indien daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is – de kwalificatie roekeloosheid kunnen opleveren. Hiervoor kan maximaal twee jaar gevangenisstraf worden opgelegd. Het gaat daarbij onder andere om gevaarlijk inhalen, niet verlenen van voorrang, overschrijden van de maximumsnelheid, door rood licht rijden, tegen de verkeersrichting inrijden en tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden. Wanneer sprake is van roekeloosheid waarbij een slachtoffer komt te overlijden, wordt overtreding van artikel 6 WVW bestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of een geldboete van de vijfde categorie. Dit kan oplopen tot een gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren wanneer blijkt dat de verdachte onder invloed was ten tijde van het ongeval.
Dit zijn, zoals ook aangegeven in antwoord op vraag 5, forse strafmaxima die het mogelijk maken dat daders van verkeersdelicten in ernstige zaken stevig kunnen worden gestraft. De eerste ervaringen met deze aanscherping uit de praktijk zijn gunstig, maar de effecten van de wet zullen in volle omvang blijken uit de evaluatie van de wet in 2025. Overigens kunnen op dit moment – in geval van de meest ernstige verkeersdelicten waarbij een slachtoffer komt te overlijden – bestuurders al vervolgd worden volgens het Wetboek van Strafrecht, en worden steeds vaker verdachten van dergelijke delicten vervolgd voor doodslag.
Daarnaast werk ik op dit moment aan het wetsvoorstel «Verbetering aanpak rijden onder invloed». De maatregelen uit dit wetsvoorstel zijn niet alleen van toepassing op bestuurders die onder invloed hebben gereden, maar dragen ook bij aan de aanpak van andere overtredingen waarvoor een rijontzegging kan worden opgelegd, dat betekent vrijwel alle ernstige verkeersmisdrijven. Zo kan met dit wetsvoorstel een rijontzegging dadelijk uitvoerbaar worden verklaard, volgt vervangende hechtenis bij het schenden van de rijontzegging, en kan de rechter in aanvulling op een rijontzegging het rijbewijs ongeldig verklaren.
Bent u ook bereid om het spreekrecht voor slachtoffers ter terechtzitting uit te breiden zodat ook vrienden van slachtoffers spreekrecht kunnen krijgen? Zo neen, waarom niet?
Het is invoelbaar dat het overlijden van een slachtoffer door een misdrijf ook grote impact kan hebben op de vrienden van het slachtoffer, en er soms behoefte bij hen kan zijn om te spreken op de terechtzitting. Zoals eerder is aangegeven aan uw Kamer, wordt de afbakening van de kring van spreekgerechtigden in het kader van het nieuwe Wetboek van Strafvordering opnieuw tegen het licht gehouden.2 Zoals in de negende voortgangrapportage over het nieuwe wetboek is aangegeven zullen in de eerste aanvullingswet, die dit voorjaar in consultatie wordt gebracht, enkele bepalingen met betrekking tot het spreekrecht van slachtoffers worden aangepast. Daarbij wordt ook de vraag betrokken of het spreekrecht moet worden uitgebreid naar personen die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het slachtoffer staan, zoals bijvoorbeeld goede vrienden.
Het uitleveringsverdrag dat Nederland heeft gesloten met Marokko |
|
Kati Piri (PvdA), Songül Mutluer (PvdA) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is het doel van het recent getekende uitleveringsverdrag tussen Marokko en Nederland?
Het doel van bilaterale uitleveringsverdragen is het vestigen van een rechtsgrondslag voor de uitlevering van personen tussen de verdragsluitende partijen om de vervolging en de tenuitvoerlegging van opgelegde vrijheidsstraffen mogelijk te maken. Het recent ondertekende uitleveringsverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (Trb. 2024, 1) sluit daarbij aan bij andere uitleveringsverdragen.
Wat is de directe aanleiding voor het uitleveringsverdrag?
Er zijn verschillende aanleidingen voor het sluiten van een bilateraal uitleveringsverdrag met Marokko. De bestrijding van grensoverschrijdende ernstige ondermijnende criminaliteit vergt dat het Koninkrijk der Nederlanden verdragen op het gebied van de strafrechtelijke samenwerking sluit met derde landen die voor het welslagen van die bestrijding belangrijke bijdragen kunnen leveren. Marokko behoort tot die landen. Het Koninkrijk heeft met Marokko in het verleden al verdragen gesloten over de wederzijdse rechtshulp en de overdracht van gevonniste personen. Een uitleveringsverdrag past daarbij. In het bij brief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 29 november 2022 aangeboden Actieplan Marokko (Kamerstukken II 2022/23, 36 200 V, nr. 64) zijn beide landen overeengekomen over een uitleveringsverdrag te gaan onderhandelen. Verbetering van de onderlinge betrekkingen is hierbij ook van belang geweest.
Klopt het dat ook verdachten straks makkelijker uitgeleverd kunnen worden aan het Marokkaanse regime? Kunt u een voorbeeld geven van een situatie waarin dit zich zou kunnen voordoen? Over welke misdrijven gaat het?
Het verdrag maakt, behoudens enkele uitzonderingen, uitlevering mogelijk voor alle strafbare feiten waarvoor krachtens het recht van beide staten een gevangenisstraf van een jaar of een langere duur kan worden opgelegd, of als het gaat om tenuitvoerlegging van een straf, het strafrestant ten minste zes maanden bedraagt. De uitleveringsrelatie met Marokko was voorheen alleen gebaseerd op multilaterale verdragen die uitleveringsbepalingen bevatten. Deze bepalingen beperken de uitlevering tot specifieke strafbare feiten die in het desbetreffende verdrag regeling vinden, zoals drugssmokkel, corruptie of georganiseerde criminaliteit. Delicten waarbij geen verband is met de onderwerpen waarin multilaterale verdragen voorzien, zoals drugssmokkel, corruptie of georganiseerde criminaliteit, kunnen thans geen aanleiding geven tot uitlevering. Het betreft een groot aantal categorieën strafbare feiten, variërend van levensdelicten tot vermogenscriminaliteit. Ook bevat het verdrag op maat gemaakte afspraken over de formaliteiten rondom uitlevering, zoals termijnen en wijze van aanlevering van documenten. Het verdrag heeft geen gevolgen voor de geldende uitleveringsprocedures in het Koninkrijk, zoals die in het geval van Nederland zijn neergelegd in de Uitleveringswet.
Wat is uw opvatting over de werking van de Marokkaanse rechtspraak? Zijn de standaarden van de Marokkaanse rechtspraak op hetzelfde niveau als de Nederlandse rechtspraak? Indien dit niet het geval is, vindt u het dan verstandig om een dergelijk uitleveringsverdrag te sluiten?
Ik onthoud mij van een oordeel over de Marokkaanse rechtspraak. Bij het sluiten van uitleveringsverdragen is geen sprake van een algemeen geldende minimumstandaard. Tevoren wordt geïnventariseerd welke strafrechtelijke samenwerking er met de betrokken staat is, hoe deze samenwerking loopt, en hoe deze zich wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft zou moeten ontwikkelen. Bezien wordt bij welke multilaterale verdragen voor strafrechtelijke samenwerking de desbetreffende staat partij is, en of er uit de samenwerking op die grondslag tekortkomingen voortvloeien die kunnen worden ondervangen met een bilateraal verdrag. Vervolgens wordt bezien bij welke internationale mensenrechtelijke verdragen de desbetreffende staat partij is, en of er sprake is van voortdurende structurele schendingen van de rechten van verdachten. Ten aanzien van Marokko heeft het Koninkrijk toepassing gegeven aan dit beleid. In de memorie van toelichting op het voorstel van rijkswet tot goedkeuring van het verdrag zal in detail over al deze punten verantwoording worden afgelegd.
Heeft u in de gesprekken met uw Marokkaanse ambtsgenoot uw zorgen geuit over het Marokkaanse rechtssysteem en de onterechte veroordeling van mensenrechtenactivisten en journalisten? Zo ja, wat heeft u gezegd? Zo nee, waarom niet?
Het gesprek met mijn Marokkaanse ambtgenoot heb ik, gezien de bijzondere aanleiding voor het bezoek aan Marokko, benut om het wederzijdse belang van de verdere ontwikkeling van de strafrechtelijke samenwerking en de directe ondermijning door drugscriminaliteit van onze rechtsstaat te onderstrepen.
Heeft u de gesprekken met uw Marokkaanse ambtsgenoot benut om zich uit te spreken over de onterechte veroordeling van journalist Omar Radi? Heeft u de aantijging ontkracht dat Radi een spion van Nederland zou zijn?
Ik verwijs de leden allereerst graag naar mijn antwoord op vraag 5. Wat de zaak van heer Radi betreft, verwijs ik de leden graag naar hetgeen de Minister van Buitenlandse Zaken daarover, mede namens mij, heeft medegedeeld in het schriftelijk overleg met de Tweede Kamer over het Actieplan Marokko (Kamerstukken II 2022/23, 36 200 V, nr. 78).
Heeft de Minister garanties afgedwongen zodat Nederlandse activisten zich geen zorgen hoeven maken om gevangen genomen te worden op basis van hun kritiek op de Marokkaanse overheid als zij naar Marokko afreizen, gelet op eerdere voorbeelden zoals de zaak Saïd Chaou?
Dergelijke garanties kunnen in elk geval niet in algemene zin een plaats krijgen in een uitleveringsverdrag, ongeacht de staat die het betreft. Een uitleveringsverdrag bevat immers enkel afspraken over de uitlevering van personen tussen staten. In algemene zin is het zo dat indien de uitlevering moet worden geweigerd omdat er naar het oordeel van de Nederlandse autoriteiten sprake is van een politiek delict, of een daarmee samenhangend delict, die weigering niet wegneemt dat de autoriteiten van de verzoekende staat de opgeëiste persoon kunnen blijven vervolgen en ook aanhouden, wanneer deze persoon op vrijwillige basis naar het verzoekende land afreist.
Is het onder dit verdrag mogelijk om mensen die worden verdacht van – of veroordeeld zijn voor – kritiek op het Marokkaanse regime aan Marokko uit te leveren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Hoe gaat u verzekeren dat er geen onterecht veroordeelde Marokkaanse journalisten of activisten die zich hebben uitgesproken tegen het Marokkaanse regime worden uitgeleverd en een onterechte gevangenisstraf moeten uitzitten?
Ik verwijs de leden graag naar het antwoord op vraag 8.
Het maken van procesafspraken met criminele kopstukken |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Justitie sluit deal met zeer invloedrijke drugssmokelaar»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat met een crimineel kopstuk zoals Edin G., volgens de Drug Enforcement Agency een van de vijftig invloedrijkste ter wereld, procesafspraken worden gemaakt?
Criminele kopstukken moeten hard worden aangepakt. Het Openbaar Ministerie spant zich tot het uiterste in om dit te doen. Het Openbaar Ministerie heeft geoordeeld dat dit in deze zaak het meest effectief met behulp van procesafspraken kan. Bij het maken van procesafspraken neemt het Openbaar Ministerie altijd de aard en ernst van het strafbare feit en de persoon van de verdachte mee.
In hoeverre zijn bij de totstandkoming van deze procesafspraken alle voorschriften gevolgd uit de Aanwijzing procesafspraken in strafzaken van het Openbaar Ministerie?
Ten tijde van deze procesafspraken was de aanwijzing omtrent procesafspraken nog niet van kracht, maar het Openbaar Ministerie heeft destijds wel in de geest van deze aanwijzing gehandeld.
In hoeverre acht u het wenselijk dat het Openbaar Ministerie procesafspraken maakt met personen die op de sanctielijst van de OFAC (Office of Foreign Assets Control) zijn geplaatst?
Zie ook het antwoord op vraag 2. Of een verdachte op deze lijst staat hoeft niet zondermeer een reden te zijn om van procesafspraken af te zien.
In hoeverre is het volgens u wenselijk om met criminele kopstukken procesafspraken te maken?
Procesafspraken kunnen een wezenlijke bijdrage leveren aan de effectiviteit en voortvarendheid van het strafproces, met name in omvangrijke of complexe zaken. Door de totstandkoming van een door de officier van justitie en de verdachte gedragen voorstel voor een bepaalde afdoening van de zaak, zal de desbetreffende zaak daarna in eerste aanleg doorgaans minder zittingstijd vergen en sneller door de rechtbank kunnen worden afgedaan. Daarnaast kunnen procesafspraken bevorderen dat de procespartijen afzien van het instellen van hoger beroep, zodat de desbetreffende zaak in dat geval in één instantie wordt afgedaan. Een en ander kan bijdragen aan een verkorting van doorlooptijden, de werklast en capaciteitsinzet in omvangrijke of complexe strafzaken beperken en bij een veroordeling de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf vergemakkelijken.
Iedere strafzaak is anders. Afhankelijk van onder meer de aard en omvang van de zaak en de ernst van de gepleegde strafbare feiten maakt het Openbaar Ministerie een afweging hoe de verdachte het meest effectief kan worden vervolgd.
Zoals toegelicht in de brief van 26 oktober 20222 wordt voor het nieuwe Wetboek van Strafvordering een wettelijke regeling voor procesafspraken voorbereid, in samenspraak met het Openbaar Ministerie, de rechtspraak en de advocatuur. De ervaringen met procesafspraken die onder het huidige recht zijn en worden opgedaan, worden betrokken bij het opstellen van die regeling.Daarbij zal ook nadrukkelijk de vraag onder ogen worden gezien of de mogelijkheid om procesafspraken te maken bij bepaalde strafbare feiten moet worden uitgesloten. De verwachting is dat een regeling van procesafspraken als onderdeel van een meeromvattend wetsvoorstel (de zogeheten eerste aanvullingswet bij het nieuwe Wetboek van Strafvordering) in april 2024 in formele consultatie kan worden gegeven.
Welk maatschappelijk doel is gediend met het maken van procesafspraken met een crimineel kopstuk?
Procesafspraken kunnen een bijdrage leveren aan de effectiviteit en voortvarendheid van het strafproces. Dit betekent bijvoorbeeld dat een zaak sneller kan worden afgedaan en daardoor ook meer capaciteit beschikbaar blijft om andere strafzaken op te pakken.
In hoeverre is het volgens u wenselijk dat procesafspraken worden gemaakt indien onduidelijk is of de opgelegde gevangenisstraf daadwerkelijk ten uitvoer zal kunnen worden gelegd?
Uiteraard moeten gevangenisstraffen die door de rechter zijn opgelegd, te allen tijde worden uitgevoerd. Het maakt hierbij niet uit of het vonnis is gebaseerd op procesafspraken.
Welk belang hecht u aan het voorkomen van voortgezet crimineel handelen vanuit detentie indien procesafspraken gemaakt kunnen worden met criminelen waarvan onduidelijk is waar en onder welk regime zij hun detentie zullen ondergaan?
Dit kabinet hecht een groot belang aan het voorkomen van voortgezet crimineel handelen vanuit detentie.3 De totstandkoming van procesafspraken en van het vonnis staan los van de tenuitvoerlegging van straffen. Bij het maken van afspraken omtrent het strafproces ter zitting, is het toepasselijke detentieregime geen onderwerp van gesprek. Zo is dat ook opgenomen in de Aanwijzing procesafspraken in strafzaken van het Openbaar Ministerie.
Wat vindt u ervan dat een lagere gevangenisstraf via procesafspraken met het Openbaar Ministerie verkregen kan worden, indien daar een hoge geldboete tegenover staat?
Het is in concrete gevallen aan het Openbaar Ministerie om te beoordelen welke strafeis naar zijn oordeel passend is. Deze strafeis wordt vervolgens aan de rechter voorgelegd. De rechter beoordeelt uiteindelijk onafhankelijk of deze straf passend is voor de bewezenverklaarde feiten. Het past mij niet om te oordelen over de meest toepasselijke straf in individuele zaken.
Acht u een wettelijke begrenzing ten aanzien van de aard van het strafbare feit en de criminele positie van de verdachte bij procesafspraken wenselijk? Zo ja, bent u bereid een begrenzing mee te nemen in het nog te ontwikkelen wettelijk kader? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 5.
Indien uw antwoord op vraag 10 bevestigend luidt, bent u bereid in gesprek met het Openbaar Ministerie te bezien of het nog langer wenselijk is vooruitlopend op het wettelijke kader procesafspraken te maken waarbij de aard van het strafbare feit en de criminele positie van een verdachte niet zichtbaar en inzichtelijk worden meegewogen?
Zie allereerst het antwoord op de vragen 2 en 5. In elke zaak neemt het Openbaar Ministerie de aard en ernst van het strafbare feit en de persoon van de verdachte mee bij de keuze of het Openbaar Ministerie al dan niet procesafspraken maakt met de verdachte. Indien procesafspraken zijn gemaakt dan wordt dit op de zitting ter sprake gebracht. De rechter heeft een zelfstandige verantwoordelijkheid voor de uitkomst van de strafzaak. Dit brengt mee dat de rechter toetst of de gemaakte procesafspraken toelaatbaar zijn en dat hij beslissingen kan nemen die afwijken van die procesafspraken. Het eindoordeel van de rechter over de zaak en de onderbouwing daarvan worden opgenomen in het vonnis. Ik zie vooralsnog geen aanleiding om met het Openbaar Ministerie in gesprek te gaan over de in deze vraag genoemde punten.
Een oplichter die meerdere malen met succes vrouwen heeft opgelicht en niet te stoppen lijkt |
|
Michiel van Nispen |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Bent u bekend met het verhaal van Benny van D. die meerdere vrouwen financieel heeft opgelicht waarbij hij zich voordoet als vermogend persoon en ze manipuleert in het storten van grote bedragen en het doen van grote aankopen?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat bijvoorbeeld zijn laatste slachtoffer aan een verplichting van 300.000 euro vastzit voor de afkoopsom van een appartement en hiermee diep in de schulden is beland?
Laat ik vooropstellen dat ik geen uitspraken doe over individuele gevallen. In het algemeen zijn situaties waarin mensen in de financiële problemen belanden door toedoen van anderen vaak schrijnend te noemen. Slachtoffers van fraude kunnen naast financiële schade ook te maken krijgen met psychische of emotionele schade. Dit gaat bijvoorbeeld op in situaties waarin personen denken in hun toekomst en hun relatie te investeren en daarbij grote financiële verplichtingen aangaan, maar opgelicht blijken te zijn door een partner met malafide bedoelingen. Slachtoffers kunnen voor advies en begeleiding terecht bij de Fraudehelpdesk en Slachtofferhulp Nederland. Slachtofferhulp Nederland biedt ondersteuning bij emotionele, financiële en juridische problematiek waar slachtoffers van fraude mee te maken kunnen krijgen. Voor verdere mogelijkheden voor slachtoffers van fraude verwijs ik naar het antwoord op vraag 4. Juist bij het aangaan van een grote financiële verplichting, zoals de aankoop van een huis of appartement, is het belangrijk dat partijen bekend zijn met de verantwoordelijkheid voor financiering die wordt aangegaan wanneer zij tekenen voor de aankoop van een woning. Via het initiatief Wijzer in geldzaken bevordert de Minister van Financiën, samen met partijen uit de financiële sector, het financiële bewustzijn van Nederlanders en informeren zij consumenten over financiële keuzes bij levensmomenten zoals het kopen van een huis.2
Een afkoopsom die verschuldigd is aan een verkoper als de koop van een woning of appartement toch niet kan doorgaan, dient als bescherming van de verkoper. Ook deze partij loopt schade op als de gesloten koop niet doorgaat.
Hoe is het mogelijk dat deze bewezen oplichter niet te stoppen lijkt, nu nog actief is op meerdere datingsites en mogelijkheden blijft krijgen om nieuwe potentiële slachtoffers op te lichten?
In het algemeen is het zo dat als sprake is van nepprofielen of indien misbruik gemaakt wordt van de identiteitsgegevens van iemand anders, de mogelijkheid bestaat om profielen te weren van datingssites of andere platformen. Hiervoor kan worden aangeklopt bij de beheerders van de betreffende datingplatforms. Slachtoffers van identiteitsfraude en oplichting kunnen aangifte doen bij de politie.
Wat vindt u van de uitspraak van de politie dat het hier enkel om een civiele zaak zou gaan en dat het strafrecht geen mogelijkheden zou bieden? Klopt dat volgens u?
De Minister van Justitie en Veiligheid benadrukt dat aangifte bij de politie van oplichting, fraude en flessentrekkerij altijd mogelijk is. Slachtoffers wordt aangeraden om aangifte te doen. Met de aangifte wordt zo veel mogelijk informatie verzameld en vastgelegd op basis waarvan voor de opsporing beoordeeld kan worden of sprake is van een strafbaar feit en, indien ja, welk strafbaar feit dit is.
Omdat voornoemde strafbare feiten bewijsbaar moeten zijn, wijst de politie bij een aangifte vaak ook op de mogelijkheden van een civiele zaak. Deze weg biedt gedupeerden de mogelijkheid om geleden schade te verhalen, ook indien een aangifte niet leidt tot een strafrechtelijke vervolging van de dader. Zoals ik in mijn reactie op de motie-Van Nispen/Ellian over oninbare civiele vorderingen in oplichtingszaken van 27 november jongstleden heb aangegeven, vind ik de toegang tot de civiele rechter van belang en zet ik mij in om verbeteringen bij civiele procedures te bewerkstelligen.3
Erkent u dat het aanspannen van een civiele zaak voor gedupeerden tijdrovend en duur is en daarmee voor veel slachtoffers niet tot de mogelijkheden behoort?
Ik vind het van belang dat iedereen, ook slachtoffers en gedupeerden, toegang heeft tot het recht. Ik realiseer me zeer goed dat het aanspannen van een civiele zaak voor gedupeerden tijd en geld kost. In het recht is het uitgangsprincipe evenwel dat ieder zijn eigen schade draagt, tenzij dat is te verhalen op een ander. Civiel procederen brengt kosten met zich mee, bijvoorbeeld de kosten voor griffierechten, juridisch advies en vertegenwoordiging door een advocaat. Deze kosten zijn in beginsel voor rekening van degene die een procedure start. Wel wil ik erop wijzen dat dit doorgaans verzekerbare kosten zijn die worden vergoed door een rechtsbijstandsverzekeraar. Bovendien kan de rechter bij een toewijzende vordering de proceskosten voor rekening van de veroordeelde partij laten komen. De deurwaarder kan deze kosten verhalen door bijvoorbeeld beslag te leggen. Het bovenstaande laat onverlet dat ik de toegang tot het recht versterk, omdat het van belang is dat iedereen dat recht heeft. De toegang wordt onder andere verbeterd door het verlagen van de kosten van het starten van een civiele procedure, waaronder de kosten van de griffierechten bij vorderingen onder de € 100.000.
Hoe is het volgens u mogelijk dat iemand zo’n spoor van vernieling kan aanrichten in het leven van meerdere slachtoffers, maar dat die persoon zich geen zorgen lijkt te hoeven maken om te worden vervolgd? Vindt u dit rechtvaardig en wenselijk?
Hoewel ik niet kan ingaan op de individuele kwestie, herkennen de Minister van Justitie en Veiligheid en ik dat de schijn van het ongestraft plegen van strafbare feiten een sterk gevoel van onrechtvaardigheid oproept. Het voortouw bij het opsporen en vervolgen van strafbare feiten ligt nadrukkelijk bij de politie en het Openbaar Ministerie. Zoals ook in het antwoord op vraag 4 is toegelicht, kunnen slachtoffers altijd aangifte doen van oplichting, fraude en flessentrekkerij. Aangifte is belangrijk omdat het informatie oplevert en dit aanleiding kan geven tot het instellen van een opsporingsonderzoek.
Wat kan er volgens u aan gedaan worden om dit spoor van vernieling een halt toe te roepen?
Ik wil mensen op het hart drukken kritisch te blijven bij het aangaan van financiële verplichtingen, juist ook als deze voor familie en vrienden worden aangegaan. Iedereen is verantwoordelijk om te weten waarvoor zij (hoofdelijk) aansprakelijk worden, ook als zij in de veronderstelling verkeren dat zij een aankoop enkel voorschieten en hier op een later moment voor terugbetaald zullen worden. Vanuit het Ministerie van Financiën wordt ingezet op het verhogen van de financiële fitheid in Nederland waarbij via het initiatief Wijzer in geldzaken kennis over financiële verplichtingen via campagnes en trainingen wordt gedeeld.
Daarnaast wordt ingezet op het verhogen van de weerbaarheid van potentiële slachtoffers van fraude; voorkomen is beter dan genezen. Dit gebeurt onder meer door de publiek-private samenwerking met de uitvoering van het Actieprogramma van de Integrale aanpak online fraude.4 Eind 2023 is de publiekscampagne Laat je niet Interneppenuitgevoerd. Dit betreft een meerjarige campagne in samenwerking met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties waarbij mensen worden opgeroepen om goed de afzender van online berichten te checken en bij twijfel niet op het bericht te reageren. Op laatjenietinterneppen.nl wordt informatie aangeboden hoe mensen dit soort online misleiding kunnen herkennen en wat ze ertegen kunnen doen.
Ook andere betrokken partijen hebben zijn verantwoordelijk voor het tegengaan van malafide praktijken. Zowel makelaars als notarissen zijn vanuit de Wet ter voorkoming van witwassen en de financiering van terrorisme (Wwft) de verplicht om onderzoek te doen naar de partijen tussen wie de (ver)koopovereenkomst van bijvoorbeeld een woning gesloten wordt. Hierbij komt voor makelaars en notarissen hoofdzakelijk een toets op de herkomst van de in te brengen financiering kijken. Indien partijen onder bewind staan of op andere wijzen niet in de financiële positie verkeren om de aankoop aan te gaan, zou dit via deze onderzoeksverplichting al bekend moeten worden.
Welke rol ziet u hierin voor bewindvoerders en toezichthoudende kantonrechters op dit gebied?
Zoals is toegelicht in het antwoord op vraag 6 ligt het voortouw bij het opsporen en vervolgen van strafbare feiten nadrukkelijk bij de politie en het Openbaar Ministerie.
In de door het lid Van Nispen aangehaalde nieuwsartikelen wordt melding gemaakt van bewindvoering. In het geval van problematische schulden of verkwisting kan voor de schuldenaar door de kantonrechter een financieel bewind worden ingesteld. Het zogenaamde schuldenbewind is bedoeld om de financiële positie van de onder bewind gestelde te stabiliseren en nieuwe schulden te voorkomen. Hiermee wordt tegelijkertijd tegengegaan dat nieuwe oninbare vorderingen bij derden ontstaan. Als er sprake is van een schuldenbewind wordt deze persoon opgenomen in het Centraal curatele- en bewindregister. Dit register kan door iedereen kosteloos worden geraadpleegd.5 Via een zoekopdracht op basis van achternaam en geboortedatum is voor iedereen na te trekken of deze persoon niet in staat is om financiële verplichtingen aan te gaan en na te komen.
De bewindvoerder is verantwoordelijk voor een goed beheer van de goederen van de onder bewind gestelde en de stabilisatie van de schuldensituatie. Hoewel de bewindvoerder de financiële zelfredzaamheid van de onder bewind gestelde zo veel mogelijk bevordert, is de bewindvoerder niet verantwoordelijk voor de gedragingen van de onder bewind gestelde. Een bewindvoerder kan een rechtshandeling die de onder bewind gestelde persoon heeft verricht, vernietigen op grond van artikel 1:439 van het Burgerlijk Wetboek. Een koopovereenkomst kan dan bijvoorbeeld ongeldig worden verklaard. De rol van de kantonrechter is dat deze toezicht houdt op de handelingen die de bewindvoerder verricht, onder meer door de rekening en verantwoording die de bewindvoerder jaarlijks ten overstaan van de kantonrechter over het gevoerde bewind moet afleggen. Op het gedrag van de onder bewind gestelde kan de kantonrechter niet ingrijpen.
Het bericht ‘Lage straf uithalers: mag dat wel?’ |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Lage straf uithalers: mag dat wel?»?1
Ja.
Bent u bekend met het door een rechter in Rotterdam zelf bedachte project Snelle Toekomstgerichte Meervoudige Kamerzitting, ofwel een alternatieve vorm van berechting?
Ja, ik ben bekend met het project Snelle Toekomstgerichte Meervoudige Kamerzitting bij de rechtbank Rotterdam.
Is het een individuele rechter toegestaan zelf een project te bedenken inzake berechting die afwijkt van de normale gang van zaken ofwel zoals die in het Wetboek van Strafvordering is opgenomen?
Het staat de rechter vrij om binnen de wettelijke kaders strafzaken af te doen op een wijze die recht doet aan de strafzaak. Er vinden in het land diverse projecten plaats waarbij geëxperimenteerd wordt met verschillende wijzen van berechting, denk bijvoorbeeld aan wijkrechtsspraak.
Bij de Snelle Toekomstgerichte Meervoudige Kamerzitting (STMK) wordt – meer dan bij reguliere zittingen – de nadruk gelegd op de doelen van straf, zoals vergelding, preventie en resocialisatie. Het is belangrijk dat de verdachte verantwoordelijkheid neemt voor wat hij gedaan heeft en kan reflecteren op zijn gedrag. Op die manier komt beter in beeld wat er nodig is om te voorkomen dat die verdachte opnieuw in de fout gaat. Ook wordt gekeken naar de positie van het slachtoffer en hoe dader en slachtoffer nader tot elkaar kunnen komen.
Bent u bekend met de vijf punten van kritiek van het Gerechtshof Den Haag op deze alternatieve vorm van afdoening van strafzaken, zoals het Gerechtshof onlangs heeft opgenomen in haar arrest van 1 november 2023 (ECLI:NL:GHDHA:2023:2075)?
Ja, hiermee ben ik bekend.
In uw brief van 22 december 2022 schrijft u aan de Kamer over het nieuwe artikel 138aa Wetboek van Strafrecht dat is bedoeld om drugsuithalers in havens effectief te kunnen bestraffen: «Met de nieuwe strafbepaling heeft de wetgever niet alleen beoogd de ernst van de gedragingen tot uitdrukking te brengen, maar ook om effectieve handhaving mogelijk te maken en een afschrikwekkende werking te bewerkstelligen»; bent u het met de stelling eens dat de afschrikwekkende werking door deze afdoening totaal uit het zicht is?
Ik ben het niet eens met de stelling dat met de toepassing van de STMK de afschrikwekkende werking door deze afdoening totaal uit het zicht is.
De afschrikwekkende werking, zoals bedoeld in de aangehaalde passage, verwijst naar de vergelijking met de situatie voordat de uithalerswet in werking was getreden. Voorheen kregen uithalers namelijk enkel een boete voor het zich bevinden op verboden terrein en volgde geen uitgebreide vervolging. Daarnaast heeft de brief van 22 december 2022 betrekking op artikel 138aa Sr (de «uithalerswet»). In de recente uitspraak van het Hof Den Haag was de bewezenverklaring echter ook gebaseerd op artikel 2 juncto artikel 10 Opiumwet en niet alleen op artikel 138aa Sr. De strafbedreigingen van de Opiumwet en 138aa Sr verschillen van elkaar en hebben beide een effect op de uiteindelijke straf.
Bij de STMK maakt de rechter zijn afwegingen op grond van dezelfde wettelijke kaders als bij andere afdoeningsmodaliteiten van strafzaken. Aan de beslissingen van de rechter op basis van de STMK liggen dan ook dezelfde wettelijke vereisten ten grondslag. Bij uithalerszaken wordt tijdens de STMK eveneens rekening gehouden met de bedoeling van de wetgever, de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van verdachten. Wel wordt bij de STMK uitgebreider stilgestaan bij de verantwoordelijkheid van de verdachte voor de gevolgen van zijn daden en wordt meer ruimte genomen om gericht te zoeken naar manieren om recidive en herhaling te voorkomen.
Dit sluit aan bij de bedoelingen van de uithalerswet. Zoals ik reeds eerder heb aangegeven zijn sinds de inwerkingtreding niet alleen veel uithalers vervolgd en gestraft. De strafbaarstelling heeft het eveneens mogelijk gemaakt om personen waarvoor dit nuttig is reclassering aan te bieden en te helpen om voor een beter pad te kiezen.
Daarnaast is de uithalerswet van toegevoegde waarde omdat het de politie mogelijkheden biedt om onderzoek te doen naar de criminele netwerken waarin uithalers opereren en deze netwerken op te sporen en te vervolgen. Niet alleen de individuele uithalers vormen een probleem, maar juist ook de personen die deze uithalers ronselen en inzetten. Deze ronselaars vervullen voor meerdere criminele netwerken een onmisbare rol in de drugscriminaliteit, door de benodigde mankracht te leveren en deze te ronselen onder kwetsbare jongeren. Daarom worden deze (groepen van) ronselaars zo goed mogelijk in beeld gebracht en waar mogelijk verstoord en vervolgd voor deelname aan een criminele organisatie.
En het verlengde daarvan, bent u het met de stelling eens dat deze wijze van afdoening een schoffering is van politieagenten en het Openbaar Ministerie?
Het is aan de rechter om per zaak de afweging te maken wat een gepaste straf is, die recht doet aan het gepleegde feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij heeft de rechter de vrijheid om invulling te geven aan de wijze waarop de zaak wordt behandeld, binnen de bestaande wettelijke kaders.
Zo nee, kunt u dan een reactie geven op deze passage in het hierboven genoemde arrest: «In casu was duidelijk dat de te verwachten straf ingeval de reguliere procedure zou zijn gevolgd (en een bewezenverklaring zou zijn gevolgd) tussen de vier en vijf jaar gevangenisstraf zou bedragen»?
Het OM hanteert strafvorderingsrichtlijnen als uitgangspunt voor het bepalen van de strafeis en houdt daarnaast rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte (zie antwoord vraag 6). Dit is niet anders bij STMK zaken. In de onderhavige zaak is, zo heeft het Hof geconcludeerd, sprake geweest van een vorm van afspraken tussen het OM en de verdediging.
Bent u bereid om de toegezegde brief over de stand van zaken omtrent deze strafbaarstelling van drugsuithalers zo spoedig mogelijk naar de Kamer te sturen?
Dit zal terugkomen in de najaarsbrief georganiseerde en ondermijnende criminaliteit die voor het einde van dit jaar naar uw Kamer wordt gestuurd.
Het bericht dat het OM over Fouad L. (verdachte van het doodschieten van drie mensen in Rotterdam op 29 september jl.) ook melding deed bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Kuipers , Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Klopt het bericht dat het Openbaar Ministerie (OM) ook bij de IGJ melding deed over Fouad L.?1
Het OM heeft in maart 2023 contact gezocht met de IGJ door middel van een brief aan de Inspecteur-Generaal. Dit is een soortgelijke brief die naar het Erasmus MC is gestuurd.
Zo ja, bent u daarvan op de hoogte gebracht? Zo ja, betrof dit beide Ministers of één van u beiden?
De IGJ heeft een eigenstandige informatiebevoegdheid om bewindspersonen te informeren. Dat is in dit geval ook gebeurd richting de toenmalige Minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) en de Minister voor Langdurige Zorg en Sport (LZS).
Zo ja, wanneer was dat?
Op 3 oktober jl., dus na de gebeurtenis op 28 september.
Klopt het dat u in de richting van RTL Nieuws weigert iets bekend te maken over deze melding?
Ja, dat klopt. De voormalige Minister van VWS heeft dat inderdaad aangeven.
Zo ja, waarom weigert u dat en op welke wettelijke gronden?
Vanwege de bescherming van de privacy van betrokkenen en het lopende onderzoek van het Openbaar Ministerie kan ik informatie over de melding niet delen.
Waren de meldingen bij de IGJ van voor de dodelijke schietpartij?
Ja, de meldingen waren van voor de dodelijke schietpartij.
Is er gehandeld op de meldingen bij de IGJ over Fouad L.? Zo ja, hoe?
Ja, er is gehandeld. De inspectie heeft het signaal destijds in onderzoek genomen. Hoewel het op het moment van melding ging over een student, zonder artsdiploma, maakte de inspectie zich zorgen omdat het een toekomstige zorgverlener betrof.
Het doel van het onderzoek was in eerste plaats het maken van een inschatting van het risico voor de patiëntveiligheid. De inspectie sprak naar aanleiding van de melding met de Erasmus MC en heeft de student per aangetekende brief uitgenodigd voor een gesprek. Op deze uitnodiging is hij niet ingegaan, waarna de inspectie alsnog herhaaldelijk heeft geprobeerd om in contact te komen. Het inspectieonderzoek werd na de gebeurtenissen op 28 september jl. opgeschort.
Kan uit de meldingen worden opgemaakt dat Fouad L. een gevaar vormde?
Ik kan hier vanuit mijn positie niet verder op ingaan. De IGJ is een onafhankelijke organisatie en laat zich niet uit over individuele casuïstiek. Zie ook mijn antwoorden op de vragen 4 & 7.
Kan uit de meldingen worden opgemaakt dat Fouad L. een gevaar vormde voor de dodelijke slachtoffers?
Zie antwoord vraag 8.
Was Fouad L. op de hoogte van de meldingen bij de IGJ over hem?
Zie antwoord vraag 8.
Was de zorgverlening van Fouad L. op orde?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u deze vragen per omgaande beantwoorden?
Ik heb de vragen van uw Kamer zo snel mogelijk beantwoord. Door afstemming met meerdere partijen en het lopende onderzoek van het OM duurde de beantwoording langer dan gepland.
Kan de Kamer ook de aan de IGJ verzonden tijdlijn ontvangen? Zo nee, waarom niet?
De memo d.d. 3 oktober 2023 die de IGJ naar mij en de Minister voor Langdurige Zorg en Sport heeft gestuurd, bevat vertrouwelijke toezichtsinformatie. Daarom kan ik de inhoud niet met uw Kamer delen. Wel heb ik in de voorliggende beantwoording globaal een tijdlijn geschetst van de gebeurtenissen. Zie daarvoor mijn antwoorden op de vragen 1, 3 en 7.
De blijvend lange doorlooptijden bij zedenzaken |
|
Songül Mutluer (PvdA) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent uw het bericht «Waarom het laat behandelen van zedenzaken slecht is voor slachtoffers én verdachten» (EenVandaag 27 september 2023) en herinnert u zich uw antwoorden op de eerdere vragen van het lid Mutluer over de toen al blijvende achterstand bij het behandelen van ernstige zedendelicten (Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2717)?
Ja.
Zijn de gemiddelde doorlooptijden van zedenzaken sinds uw antwoord op de eerdere vragen van het lid Mutluer afgenomen? Zo ja, met hoeveel en wat zijn die doorlooptijden op dit moment? Zo nee, waarom niet?
Uw Kamer informeerde ik eerder over de doorlooptijden in zedenzaken, laatstelijk bij brief van 7 juni 2023, waarmee ik de Kamer de «Factsheet Strafrechtenmonitor 2022» aanbood (Kamerstukken II 2022/23, 29 279, nr. 794). De factsheet bevat kwantitatieve gegevens over de prestaties van de strafrechtketen en een overzicht van de bestaande voorraden, onder meer in zedenzaken.
Ten aanzien van zedenzaken hebben de politie, het openbaar ministerie en de Rechtspraak in 2019 zogeheten «professionele ketennormen» vastgesteld, met als doel een snelle doorlooptijd te bevorderen. Deze streefnorm houdt voor de politie in dat 80 procent van de zedenzaken (met uitzondering van het delict kinderpornografie) binnen zes maanden na de aangifte naar het openbaar ministerie moet zijn gestuurd. Afgaande op het landelijke beeld, was hiervan in 2022 in 49 procent van de gevallen sprake, een lichte verbetering ten opzichte van het jaar 2021 (46 procent).
Vervolgens geldt voor het openbaar ministerie dat 80 procent van de zedenzaken binnen zes maanden na ontvangst van de politie op zitting moet zijn geweest, waarbij geldt dat er 60 dagen zijn voor de eerste beoordeling en vervolgens vier maanden tot de eerste zitting. Van een eerste beoordeling binnen 60 dagen was in 2022 in 48 procent van de zaken sprake, ten opzichte van 44 procent in 2021. Ook lukte het in 2022 in vergelijking tot 2021 in meer gevallen om de zaak vervolgens binnen vier maanden op zitting te krijgen: daarvan was in 42 procent van de zaken sprake, ten opzichte van 38 procent in 2021.
Voor de Rechtspraak geldt de norm dat in 80 procent van de zedenzaken binnen drie maanden na de zitting in eerste aanleg een eindvonnis wordt gewezen. Dit lukte in 2022 in 71 procent van de zaken ten opzichte van 73 procent in 2021.
Het beeld is aldus dat de prestaties ten aanzien van de professionele ketennormen over het algemeen een bescheiden verbetering laten zien, maar ook dat er nog slagen gemaakt moeten worden. Zoals uw Kamer weet, zijn door de organisaties in de strafrechtketen recent verschillende stappen genomen om de doorlooptijden te verbeteren. Die stappen zijn vervat in het Actieplan versterken ketenaanpak zedenzaken, dat ik uw Kamer bij brief van 4 november 2022 deed toekomen (Kamerstukken II 2022/23, 34 843 nr. 63). Ik verwacht niet dat het effect daarvan al in de cijfers over 2022 of 2023 terug te zien zal zijn. Over de voortgang van het Actieplan, berichtte ik uw Kamer recent bij brief van 5 juli 2023 (Kamerstukken II 2022/23, 34 843/31 015, nr. 86).
Hoeveel extra voltijdsequivalenten (fte’s) voor de afhandeling van zedenzaken zijn er aangesteld naar aanleiding van de genoemde motie Klaver c.s. (Kamerstuk 35 300, nr. 11)? Hoeveel van deze extra fte’s zijn er echt bezig met de afhandeling van zedenzaken? Is daarmee de doelstelling wat betreft het aantal fte’s bereikt? Zo nee, waarom niet en hoeveel fte’s zijn er dan wel geworven? Is de structurele uitbreiding van 113 extra fte’s eind 2023 dan nog wel binnen bereik?
Van de laatste tranche van de motie Klaver zijn van de 14,6 fte die eind 2023 ingevuld dienen te zijn op 1 september 2023 12,7 fte ingevuld. Vanuit de tranche 2022 zijn er in totaal 1,9 fte nog niet ingevuld. Dit zijn functies op het gebied van digitale expertise die gelet op de huidige arbeidsmarkt moeilijk in te vullen zijn. In totaal staat daarmee nog 3,8 fte aan vacatures open.
Functie
Totaal verwacht eind 2023
Geworven
Aangesteld
Zedenrechercheur
60
59
59
Intelligence
11
11
9
Digitale recherche
19,3
16,5
16,5
Forensische opsporing
20
20
20
Zedendocenten
3
3
3
Totaal
113,3
109,5
107,5
Voor de cijfers over de bezetting en de formatie op het terrein zeden verwijs ik u graag naar het eerstvolgende Halfjaarbericht politie, dat op korte termijn naar uw Kamer wordt gestuurd.
Wat moet er nog extra gebeuren om te voldoen aan de norm dat 80% van alle zedenaangiften binnen zes maanden zijn onderzocht en naar het Openbaar Ministerie (OM) zijn doorgestuurd en hoe gaat u daar op welke termijn voor zorgen?
Zoals hierboven al genoemd, hebben de organisaties uit de strafrechtketen in 2022 het Actieplan versterken ketenaanpak zedenzaken gelanceerd. Het Actieplan is bedoeld om de doorlooptijden in zedenzaken te verkorten, maar heeft de bredere ambitie om de aanpak van zedenzaken door de organisaties uit de strafrechtketen te verbeteren en verder te professionaliseren.
Het verbeteren van de doorlooptijden is een complexe aangelegenheid. Met het Actieplan is een focus op zedenzaken aangebracht, die door betere selectie, scherpere werkafspraken en meer efficiënte sturing beoogt uiteindelijk aan de verbetering van doorlooptijden bij te dragen.
Heeft uw Actieplan versterken ketenaanpak zedenzaken er inmiddels daadwerkelijk toe geleid dat de doorlooptijden bij zedenzaken zijn afgenomen? ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet en wanneer gaat dit Actieplan dan wel concreet vruchten afwerpen?
De laatste cijfers met betrekking tot de doorlooptijden zien op het jaar 2022. Zoals ook aangegeven in mijn antwoord op vraag 2, verwacht ik niet dat het effect van de maatregelen uit het Actieplan versterken ketenaanpak zedenzaken dan al in volle omvang terug te zien zal zijn. Veel van deze maatregelen kregen en krijgen immers in 2023 of 2024 hun beslag. Op dit moment werken de organisaties aan een meer concrete doorwerking van de maatregelen naar de lokale ketenorganisaties. Vanaf 2024 verwacht ik de eerste effecten van de maatregelen uit het Actieplan terug te kunnen zien.
De detentie van een Nederlander in Spanje |
|
Songül Mutluer (PvdA), Kati Piri (PvdA) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Nederland vraagt actie van Spanje na schimmige arrestatie toerist: «Een uitzichtloze positie»»?1
Ja.
Wat heeft u tot nu toe gedaan om opheldering over deze arrestatie te krijgen? En wat gaat u daarvoor nog doen?
De zaak van betrokkene is op dit moment onder de rechter. Bovendien zijn wij gebonden aan onder andere de AVG rondom individuele casuïstiek. Wij moeten daarom – zoals gebruikelijk – terughoudend zijn in mijn beantwoording over de concrete casus.
In algemene zin heeft Nederland geen toegang tot de Spaanse informatie die ten grondslag ligt aan de Spaanse beslissingen en kunnen we ons niet mengen in de Spaanse rechtsgang. Wij kunnen u wel mededelen dat het Openbaar Ministerie het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft geïnformeerd dat betrokkene, zoals reeds bekend, niet wordt of werd verdacht van enig strafbaar feit gepleegd in Nederland en niet strafrechtelijk gesignaleerd staat of heeft gestaan. Het Openbaar Ministerie heeft deze informatie eerder al gedeeld met de advocaat van betrokkene. Betrokkene is ook niet gesignaleerd door andere Nederlandse overheidsinstanties. Voorts heeft de Nederlandse Politie van de Spaanse autoriteiten vernomen dat betrokkene niet is aangehouden op grond van informatie van de Nederlandse politie.
Staat deze man bij een van de Nederlandse diensten bekend als verdacht van, of gelieerd aan terrorisme of andere misdrijven?
Zie antwoord vraag 2.
Is het u bekend op grond van welke informatie deze man in Spanje vastzit? Zo ja, is dat informatie die vanuit Nederland is verstrekt? Zo nee, kunt u dan bij de Spaanse autoriteiten navragen wat de achtergrond van deze arrestatie is?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening van de burgemeesters van Tilburg en Arnhem dat de genoemde inwoner van Tilburg zich in een uitzichtloze situatie bevindt? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Inmiddels is betrokkene uitgezet en teruggekeerd in Nederland. Neemt niet weg dat wij ons voor kunnen stellen dat de ontstane situatie voor betrokkene een enorme impact heeft op het leven van betrokkene en zijn naasten.
Is het u bekend dat deze man inmiddels in hongerstaking is gegaan? Zo ja, deelt u dan de mening dat dit reden te meer is om snel in actie te komen en helderheid in deze zaak te krijgen? Zo ja, hoe gaat u daarvoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Het is ons bekend dat betrokkene in hongerstaking is geweest. Wij betreuren dit ten zeerste. Inmiddels is betrokkene uitgezet en teruggekeerd in Nederland. Aangezien de zaak van betrokkene op dit moment onder de Nederlandse rechter is moeten wij – zoals gebruikelijk – terughoudend zijn in de beantwoording over de concrete casus.
Krijgt deze man ondersteuning vanuit de Nederlandse vertegenwoordiging in Spanje? Zo ja, waaruit bestaat die ondersteuning? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken informeert Nederlandse gedetineerden over de mogelijkheid van begeleiding in het kader van consulaire bijstand. Het staat elke Nederlandse gedetineerde vrij om gebruik te maken of af te zien van consulaire bijstand. In dit geval verleende Buitenlandse Zaken consulaire bijstand aan betrokkene.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken levert geen juridische bijstand en kan zich niet mengen in de rechtsgang van een ander land. Zij kan gedetineerden alleen wijzen op de mogelijkheden voor lokale juridische hulp door een lijst te geven van namen van lokale advocaten.
Ook in dit geval heeft de ambassade betrokkene en familie gewezen op de mogelijkheid om een Nederlandse advocaat in Spanje in te schakelen. Daarnaast is betrokkene door twee medewerkers van de Nederlandse ambassade in Madrid en de Honorair Consul in Valencia bezocht. En is er regelmatig contact geweest met betrokkene, diens familie en advocaten.
Bent u bereid om contact op te nemen met uw Spaanse ambtsgenoot om opheldering over deze zaak te krijgen? Zo ja, gaat u dat dan ook op korte termijn doen? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse Politie en het Openbaar Ministerie hebben zich ertoe ingespannen om de situatie opgehelderd te krijgen. Zo is er informatie gedeeld met de advocaat van de betrokkene en heeft de Nederlandse politie meermaals contact opgenomen met de Spaanse politie om erop te wijzen dat betrokkene in Nederland niet wordt verdacht van enig strafbaar feit en niet gesignaleerd staat of heeft gestaan. In het kader van de consulaire bijstand aan betrokkene heeft de Nederlandse ambassade in Madrid meermaals contact gehad met de Spaanse autoriteiten. Er is regelmatig contact geweest met betrokkene, diens familie en advocaten zoals beschreven in antwoord op vraag 7. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid en Buitenlandse Zaken hebben nauw samengewerkt om duidelijkheid te krijgen over de situatie van betrokkene.
Deelt u de mening dat, indien vaststaat dat de verdenking tegen deze man onterecht is, dat hij dan per ommegaande naar Nederland moet kunnen terugkeren?
Inmiddels is de betrokkene uitgezet en teruggekeerd in Nederland.
Deelt u de mening dat als vast is komen te staan dat personen ten onrechte gesignaleerd staan vanwege terrorisme dat die personen op een «witte lijst» moeten komen te staan om te voorkomen dat zij last blijven ondervinden van die eerdere signalering? Zo ja, hoe gaat u hier voor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Een generieke oplossing, zoals de witte lijsten, ligt niet voor de hand. Tijdens de gesprekken die zijn gevoerd met de politie en het Ministerie van Buitenlandse Zaken werd snel duidelijk dat de omstandigheden per betrokkene en/of situatie enorm uiteen kunnen lopen. Dit betekent dat om personen te kunnen ondersteunen altijd sprake is van maatwerk, waarbij mijn ministerie vanzelfsprekend in gesprek blijft met de betrokken Nederlandse instanties.
Kunt u bovenstaande vragen met spoed beantwoorden?
Ja.
Politieke processen die beperkte OM-capaciteit opsouperen |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Openbaar Ministerie kan door personeelstekort sommige strafbare feiten niet meer vervolgen: «We moeten scherper kiezen»»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Bent u voorts bekend met de processen tegen Geert Wilders, Richard de Mos en Gideon van Meijeren?
Ja, ik ben bekend met de strafprocessen die hebben gelopen of nog lopen tegen de door u genoemde personen.
Deelt u de mening dat het onverkwikkelijk is dat zaken als derenmishandeling, hennepkweek en oplichting door het Openbaar Ministerie (OM) niet meer worden opgepakt, omdat vele tientallen rechercheurs en andere betrokkenen bij het OM druk waren of zijn met de vervolging van volksvertegenwoordigers zoals Geert Wilders, Richard de Mos en Gideon van Meijeren? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Deze mening deel ik niet. De capaciteit bij zowel het Openbaar Ministerie (OM) als de politie en de rechterlijke macht is – altijd – beperkt, waardoor het OM – altijd – moet kiezen welke zaken wel en niet worden opgepakt en bij de rechter aangebracht. Dat het OM keuzes moet maken is van alle tijden. Het OM heeft een eigenstandige bevoegdheid om te bepalen welke zaken het wanneer strafrechtelijk in onderzoek neemt en vervolgt. Met het oog op een doelmatige aanwending van middelen stelt het OM prioriteiten, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met de ernst van het strafbare feit en de maatschappelijke impact.
Deelt u de mening dat deze politieke processen niet alleen ontzettend veel geld kosten en beperkte mankracht opsouperen, maar ook het toch al broze vertrouwen in de rechtsstaat verder aantasten? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
In deze mening kan ik mij niet vinden. Wat mij betreft is er sprake van een politiek proces indien een beslissing in een strafzaak is ingegeven door politieke motieven. Daarvan is absoluut geen sprake van in de door u genoemde strafzaken, en bij geen enkele andere zaak bij het OM of de rechterlijke macht. Het OM heeft in alle individuele strafzaken een eigenstandige bevoegdheid, om onder meer te oordelen of een strafbaar feit is gepleegd en of de verdachte hiervoor moet worden vervolgd. Van deze bevoegdheid heeft het OM gebruikgemaakt in de zaken die u noemt.
Deelt u de mening dat als het OM stopt met politieke processen, het meer tijd heeft voor zaken die nu blijven liggen, waardoor de echte boeven aangepakt kunnen worden? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Zoals verwoord in mijn vorige antwoorden, is er naar mijn stellige overtuiging geen sprake van een politiek proces en heeft het OM een eigenstandige bevoegdheid om beslissingen te nemen.
Deelt u de mening dat de politieke inmenging van het OM grote gevolgen heeft, aangezien de partij van De Mos in Den Haag uit het college is gezet en het die plek als winnaar van de gemeenteraadsverkiezingen door de lopende zaak niet terug kreeg en gezien het feit dat De Mos nu weer geblokkeerd wordt als wethouder vanwege het hoger beroep dat het OM tegen de van alles vrijgesproken De Mos heeft ingesteld? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Ik ben ervan overtuigd dat het OM geen politieke inmenging pleegt in de strafzaak van De Mos en medeverdachten. Voor een onderbouwing hiervan verwijs ik naar mijn eerdere antwoorden.
Het OM is zich bewust van de impact van de zaak op de gemeentelijke politiek en heeft aangegeven de maatschappelijke noodzaak te zien om zo spoedig mogelijk en op een zorgvuldige manier duidelijkheid te krijgen in de zaak.
Deelt u de mening dat een hoger beroep in geval van een volledige vrijspraak niet gewenst is? En bent u bekend met het feit dat in andere landen, voornamelijk «common law»-systemen, genoeg voorbeelden zijn te vinden waarin een hoger beroep tegen een volledige vrijspraak in strijd wordt geacht met «double jeopardy»,2 oftewel het «ne bis in idem» principe? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven waarin u aangeeft of u voor het recht bent om niet twee keer voor hetzelfde feit te worden vervolgd?
Ik ben ermee bekend dat in andere landen het ne bis in idem-beginsel niet volledig hetzelfde wordt uitgelegd als in Nederland. In Nederland valt het hoger beroep onder dezelfde rechtsgang, waardoor geen sprake is van vervolging voor het hetzelfde feit (oftewel strijd met het ne bis in idem- beginsel) in geval van hoger beroep bij vrijspraak. Artikel 404 van het Nederlandse wetboek van Strafvordering bepaalt dat het OM hoger beroep kan instellen tegen vonnissen betreffende misdrijven, ook indien de verdachte van de gehele tenlastelegging is vrijgesproken. Het hoger beroep heeft verschillende functies. Allereerst is er de herstelfunctie, die inhoudt dat partijen gemaakte fouten kunnen herstellen, nieuwe of andere gronden kunnen aanvoeren en nieuwe feiten of omstandigheden kunnen inbrengen. Daarnaast geldt dat in hoger beroep de rechter in eerste aanleg wordt gecontroleerd, de zogenoemde controlefunctie van het hoger beroep. Tot slot heeft hoger beroep een rechtseenheidsfunctie; de rechter in hoger beroep bewaakt de rechtseenheid en rechtsontwikkeling. Het hoger beroep heeft dus, ook bij een volledige vrijspraak in eerste aanleg, een belangrijke functie.
Het artikel ‘Exorcisten ’De Laatste Reformatie’ onder vuur: duiveluitdrijvingen bij kinderen en wegbidden autisme’ |
|
Hatte van der Woude (VVD), Bente Becker (VVD) |
|
Mariëlle Paul (VVD), Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «Exorcisten «De Laatste Reformatie» onder vuur: duiveluitdrijvingen bij kinderen en wegbidden autisme»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het uitvoeren van zogenaamde duiveluitdrijvingen bij kinderen compleet verwerpelijk is, mede vanwege het feit dat hier sprake kan zijn van strafbare feiten zoals mishandeling? Zo nee, waarom niet?
Die mening deel ik. Mensen met ADHD, ADD of autisme ervaren de wereld anders. Dit is niet iets waar iemand van genezen kan worden door bijvoorbeeld duiveluitdrijvingen. Het is schrijnend dat er jongeren en/of ouders met kinderen met autisme zijn die hun situatie als zwaar ervaren en het gevoel of de overtuiging hebben dat ze van autisme moeten worden genezen door middel van duiveluitdrijvingen.
Het baart mij ook zorgen, want kinderen kunnen schade ondervinden als gevolg van deze praktijken. Als dat het geval is, is dat zeer onwenselijk. Kinderen moeten gezond en veilig kunnen opgroeien. Deze praktijken kunnen onder specifieke omstandigheden worden beschouwd als kindermishandeling en deze kunnen mogelijk ook strafbaar zijn. Hiervan kan aangifte worden gedaan bij de politie, waarna het Openbaar Ministerie onderzoekt of sprake is van strafbaar handelen.
Is bekend wat de psychische en lichamelijk gevolgen hiervan zijn voor kinderen? Zo nee, bent u bereid dit te onderzoeken?
In algemene zin zal de schade die kan ontstaan door genezingspraktijken door duivelsuitdrijving afhankelijk zijn van wat die praktijken inhouden en de verdere omstandigheden waarin het kind leeft en opgroeit. Ik ben niet voornemens dit nader te onderzoeken.
Waar kunnen kinderen of mensen in hun omgeving die zich zorgen maken, terecht die melding willen maken van een soortgelijk incident?
Wanneer er vermoedens zijn van kindermishandeling, lichamelijk of geestelijk, is het van groot belang dat men contact opneemt met Veilig Thuis voor advies of het doen van een melding. Professionals moeten bij een vermoeden de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling hanteren. Bij mogelijk strafbare feiten stemt Veilig Thuis af met de politie en doet zo nodig melding of aangifte. Indien er (mogelijk) sprake is van strafbare feiten kunnen mensen ook direct terecht bij de politie voor het doen van een melding of aangifte.
Waar kunnen kinderen terecht die hulp of zorg nodig hebben naar aanleiding van een mogelijk traumatische ervaring met duiveluitdrijvingen?
Kinderen en jongeren met psychische klachten, bijvoorbeeld naar aanleiding van een traumatische ervaring door duiveluitdrijving, kunnen in eerste instantie terecht bij hun huisarts, een lokaal wijkteam en vervolgens bij de geestelijke gezondheidszorg (jeugd GGZ). Samen met de jongere wordt bekeken welke hulp er nodig is. Daarnaast kunnen kinderen en jongeren telefonisch of via chat terecht bij de Kindertelefoon of MIND Korrelatie.
Deelt u de mening dat autisme niet iets is waar kinderen van hoeven te genezen? Zo ja, kunt u zich hierover uitspreken? Zo nee, waarom niet?
Deze mening deel ik volledig: autisme is niet iets waar iemand van genezen kan of zou hoeven worden.
Hoe ziet de Nederlandse tak van «De Laatste Reformatie» er uit? Wat is de huidige omvang van deze organisatie in Nederland? Hoeveel Nederlanders zijn lid van deze organisatie en kunt u inzicht geven in de financiering van deze organisatie? In hoeverre is deze organisatie gelieerd aan andere Nederlandse christelijk religieuze organisaties?
Het is niet aan de Rijksoverheid om toezicht te houden op religieuze groeperingen in Nederland. Op de website van de Laatste Reformatie publiceert de stichting de jaarverslagen. Het is ons onbekend in hoeverre de organisatie bijeenkomsten organiseert in andere Europese landen.
Hoe verhoudt de Nederlandse tak van De Laatste Reformatie zich tot de Europese organisatie? In hoeverre worden in andere Europese landen activiteiten georganiseerd door bovenstaande organisatie? Welke juridische stappen jegens De Laatste Reformatie zijn in andere Europese landen reeds gezet? In hoeverre is er onderling contact tussen lidstaten over de ontwikkeling van bovengenoemde organisatie?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid om, eventueel in Europees verband, met collega’s in landen als Australië, in contact te treden om te bezien welke maatregelen hier te nemen zijn, die daar al zijn afgekondigd?
Zoals eerder aangegeven ben ik, gelet op de vrijheid van religie en levensovertuiging én van de vrijheid van meningsuiting, niet voornemens om te onderzoeken welke juridische maatregelen mogelijk zijn. Uiteraard heeft de overheid een rol wanneer er sprake is van (een vermoeden van) kindermishandeling, al dan niet bij strafbare feiten. Het is daarom belangrijk dat als er vermoedens zijn van (strafbare) kindermishandeling, lichamelijk of geestelijk, mensen een melding doen bij Veilig Thuis of de politie zodat zij dit nader kunnen onderzoeken en indien noodzakelijk vervolgstappen kunnen nemen.
Heeft de Nederlandse overheid al visa verstrekt voor leiders van «de laatste reformatie» om in Nederland hun boodschap te verkondigen en is het mogelijk hen in de toekomst een inreisverbod op te leggen?
Over individuele gevallen doe ik geen uitspraken. In algemene zin kan worden gesteld dat een visum alleen kan worden geweigerd of ingetrokken indien een persoon een gevaar vormt voor de nationale veiligheid of de openbare orde. Dit geldt ook voor het opleggen van een inreisverbod.
Wat kunt u doen om kinderen hiertegen te beschermen? In hoeverre kunt u bestaande juridische instrumenten hier inzetten?
Indien sprake is van kindermishandeling, de veiligheid van kinderen in het geding is of hun ontwikkeling ernstig wordt bedreigd zijn de bestaande instrumenten voor de aanpak van kindermishandeling en ten aanzien van kinderbeschermingsmaatregelen van toepassing.
Zou de wet toezicht op informeel onderwijs het eenvoudiger maken om in te grijpen in een situatie zoals hierboven geschetst? Zo ja, op welke wijze? Zo nee waarom niet? Kunt u deze wet zo snel mogelijk aan de Kamer doen toekomen?
Voor zover ik kan opmaken uit het artikel gaat het hier niet om informeel onderwijs. De voorgenomen wet zou ingrijpen dan ook niet mogelijk maken. De beoogde indiening van de wet informeel onderwijs door de Minister voor Primair en Voortgezet onderwijs zal naar verwachting bij uw Kamer zal plaatsvinden in de eerste helft van 2024.
Zijn er nog andere organisaties bij u bekend die soortgelijke zogenaamde uitdrijvingen uitvoeren bij kinderen? Zo ja, welke? In hoeverre en op welke wijze kunt u ingrijpen bij deze organisaties?
Helaas is mij enkele maanden geleden een andere organisatie bekend geworden die op basis van gebedsgenezing kinderen met autisme claimt te kunnen genezen. Hierover heeft uw Kamer vragen gesteld die zijn beantwoord.2
Hoe staat het met de uitvoering van het toegezegd onafhankelijk onderzoek naar de aard en omvang van duivelsuitdrijvingen in Nederland? Is het onderzoek inmiddels afgerond en wat zijn de uitkomsten van dit onderzoek? Zo nee, deelt u gezien bovenstaande berichtgeving de noodzaak en urgentie om dat alsnog te doen?
Er is mij geen toezegging op dit terrein bekend en op dit moment bestaat geen voornemen onderzoek te doen naar aard en omvang van duivelsuitdrijvingen in Nederland.
De aanpak van Russische oligarchen in Nederland |
|
Jasper van Dijk |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht: «Tot aan de Amsterdamse Keizersgracht jaagt Oekraïne op Russisch bezit»?1
Het is niet aan het kabinet om berichtgeving van een recensie te voorzien. In algemene zin zet het kabinet zich voortdurend in om de sanctiedruk op Rusland te verhogen met effectieve maatregelen om geld- en goederenstromen die ten gunste kunnen komen aan de Russische oorlogsindustrie af te knijpen.
Is het waar dat «Russische eigenaren van het energiebedrijf VS Energy-groep de inkomsten uit hun Oekraïense zakenimperium gebruiken om de Russische invasie te financieren»?
Het kabinet kan niet ingaan op individuele casuïstiek.
Klopt het dat de Oekraïense bezittingen van VS Energy onder een vestiging aan de Keizersgracht in Amsterdam vallen, «vanwege de aantrekkelijke fiscale regelingen en gunstige belastingafspraken»?
Zie antwoord vraag 2.
Is de Nederlandse bedrijfstak van VS Energy inderdaad nog altijd actief? Hoe valt dit te rijmen met alle sanctiepakketten en beloftes over de aanpak van oligarchen?
De sancties tegen Rusland hebben als doel om Rusland onder druk te zetten en de mogelijkheden tot oorlogsvoering zoveel als mogelijk te beperken. Het kabinet zet zich voortdurend in om deze druk te verhogen, inclusief door listing van oligarchen als dat daartoe bijdraagt. Hierbij gelden de uitgangspunten van juridische houdbaarheid, EU-eenheid en leveringszekerheid. Het bedrijf VS Energy vervult nog altijd een energievoorzienende taak in Oekraïne, voor de Russische invasie was dat voor 10% van de energiebehoefte. De Oekraïense staat is op dit moment bezig met het nationaliseren van de infrastructuur. Het is dan ook niet de doelstelling van de sancties om dit bedrijf op non-actief te zetten.
Wat onderneemt u om ervoor te zorgen dat de bezittingen van Russische oligarchen in Nederland alsnog worden geconfisceerd?
Binnen de Nederlandse rechtsstaat is confiscatie mogelijk op basis van een strafvorderlijke titel. Confiscatie kan plaatsvinden bij of na een veroordeling voor een strafbaar feit, doordat in de uitspraak zelf een verbeurdverklaring wordt uitgesproken of doordat in een aparte uitspraak een ontnemingsmaatregel wordt opgelegd. Dit geldt bijvoorbeeld voor zover de goederen en financiële tegoeden door middel van of uit de opbrengst van een strafbaar feit zijn verkregen. In het geval van ontneming kan het ook gaan om legaal verkregen vermogen als de rechter heeft beslist wat het wederrechtelijk verkregen voordeel is.
Bent u voornemens om opvolging te geven aan rechtshulpverzoeken van Oekraïne teneinde hun te helpen hun onderzoek af te ronden en indien van toepassing bezittingen te ontnemen?
Wanneer Nederland een justitieel rechtshulpverzoek ontvangt, wordt dit beoordeeld en waar mogelijk uitgevoerd op basis van de toepasselijke verdragen en de Nederlandse wetgeving. De (eerste) toets ligt bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid, die verzoeken die aan de voorwaarden voldoen ter uitvoering aanbiedt aan het openbaar ministerie. Het openbaar ministerie voert rechtshulpverzoeken uit in samenwerking met de politie of een van de bijzondere opsporingsdiensten.
Mogelijke rechtsbases voor strafrechtelijke samenwerking tussen Nederland en Oekraïne zijn het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken (Straatsburg, 1959) en het Verdrag van de Raad van Europa inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven en de financiering van terrorisme (Warschau, 2005). Dit laatste verdrag ziet specifiek op de internationale samenwerking ten behoeve van het identificeren en opsporen van (crimineel) vermogen, het leggen van beslag en de confiscatie door de overname van elkaars confiscatiebeslissingen en de tenuitvoerlegging daarvan.
Hoe staat het verder met de aanpak van Russische oligarchen in Europa en Nederland? Wanneer krijgt de Kamer een update? Erkent u dat de grote woorden over een stevige aanpak vooralsnog nauwelijks worden waargemaakt?
Uw Kamer wordt regelmatig op de hoogte gehouden over de stand van zaken omtrent de oorlog in Oekraïne en de reactie daarop die Nederland gezamenlijk vormgeeft binnen EU-, NAVO- en internationaal verband. Onderdeel daarvan is de onverminderde voortrekkersrol van Nederland bij de ontwikkeling van nieuwe sanctiemaatregelen tegen Rusland om – waar mogelijk – de druk verder op te voeren. Voorts is uw Kamer het meest recent geïnformeerd op 21 april jl. over de stand van zaken omtrent de naleving van sancties in Nederland.2 Zoals toegezegd wordt uw Kamer na de zomer geïnformeerd over de discussie omtrent het gebruik van bevroren tegoeden voor de wederopbouw van Oekraïne.
De zaak Willem Engel |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Heeft het Openbaar Ministier (OM) of Justitie initiatief genomen om stukken van het strafdossier Willem Engel in te zien? Zo ja, is als die stukken geheim moesten blijven, daarmee niet een eerlijk proces geschaad?
Zoals ik in de eerdere beantwoording ook aangaf, kan ik geen uitspraken doen over specifieke VOG-aanvragen.2 Bij de VOG-beoordeling wordt beoordeeld of het justitiële verleden van iemand een bezwaar vormt voor het vervullen van een specifieke taak of functie in de samenleving. Bij een VOG-aanvraag wordt het justitiële verleden van de VOG-aanvrager beoordeeld aan de hand van de functie die de aanvrager wil gaan vervullen. Justis raadpleegt hiervoor het Justitieel Documentatiesysteem (JDS). Naast justitiële gegevens kan Justis ook bij het openbaar ministerie inlichtingen inwinnen over strafzaken, als dit voor de beoordeling van de VOG-aanvraag noodzakelijk wordt geacht (artikel 36, derde lid, Wjsg). Justis doet dit als uit de gegevens in het JDS onvoldoende de context blijkt van die gegevens. Of er inlichtingen worden ingewonnen, is aan Justis om te bepalen.
Indien het OM op eigen initiatief stukken heeft gedeeld dan is dat beïnvloeding van de VOG-zaak (Verklaring Omtrent Gedrag), wat is de reden hiervoor?1
Zie antwoord vraag 1.
Heeft het OM ook instructies gedeeld? Of zijn er instructies gedeeld met Justitie omtrent de VOG-afwijzing op 23 maart?
Nee. Zoals ik in de eerdere beantwoording heb aangegeven is er binnen het proces van de VOG-beoordeling geen ruimte voor eventuele beïnvloeding of instructies door derden.3
Waarvoor is er afstemming geweest, gezien het feit dat er op 23 maart minimaal 4 (juridische) instanties zijn geweest die een beslissing hebben genomen over Engel (te weten het OM, Justitie, de bestuursrechter en het Gerechtshof)?
Zoals in eerdere beantwoording aangegeven4 ben ik niet bekend met enige afstemming tussen de door u genoemde instanties.
In het algemeen kan worden opgemerkt dat Justis inlichtingen kan inwinnen bij het openbaar ministerie over (lopende) strafzaken. Justis doet dit enkel ten behoeve van de duiding van aangetroffen justitiële gegevens.
Ten aanzien van de quarantaine kan ik in algemene zin opmerken dat gedurende de coronapandemie er in die periode sprake is geweest van een zogenaamde inkomstenprocedure voor nieuwe justitiabelen om verspreiding van het coronavirus zoveel mogelijk tegen te gaan. Plaatsing in quarantaine was in bepaalde gevallen onderdeel van deze procedure.5
Wie heeft die datum (23 maart) vastgesteld? En waarom? Had de timing van de quarantaine van Engel in de Penitentiaire Inrichting (PI) tot en met 23 maart 2022 hiermee te maken?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u het eens met de stelling dat een directeur van een PI geen politiek mag bedrijven? Zo ja, hoe duidt u het afgebroken bezoek van Van Meijeren en het geannuleerde bezoek van Van Haga?
Ik deel, zonder daarmee een oordeel te geven over de onderhavige casus, de opvatting dat het niet tot de taak van een directeur van een PI behoort om politiek te bedrijven. Ik ga ervanuit dat u met het antwoord van de PI doelt op de e-mail die door de directeur van de PI Rotterdam, locatie Hoogvliet, is gezonden aan het lid Van Haga op 28 maart 2022. Daarin heeft de directeur aangegeven dat dhr. Van Haga van harte welkom is in de inrichting om een aldaar verblijvende gedetineerde te bezoeken. Daarbij is randvoorwaardelijk dat de gedetineerde hiertoe het initiatief neemt. De directeur heeft hem geïnformeerd dat hij, als lid van de Tweede Kamer, volgens de Penitentiaire beginselenwet behoort tot de groep van geprivilegieerd bezoek en toegang heeft tot de gedetineerde op de in de huisregels vastgestelde tijd en plaats (art. 38.7 PBW). Het is daarmee niet zo dat leden van de Tweede Kamer te allen tijde toegang hebben tot een gedetineerde. Deze toegang is beperkt tot de reguliere bezoekuren.
Tijdens één van de genoemde momenten is een lid van de Tweede Kamer toegang tot de inrichting verleend, maar nadat bleek dat niet de juiste procedure was gevolgd omdat dit buiten de reguliere bezoekuren was, is het lid verzocht de inrichting te verlaten.
Deelt u de mening dat het antwoord van de PI laat zien dat er wel contact is geweest met derden? Deelt u voorts de mening dat door te insinueren dat de gedetineerde een verzoek voor hun bezoek moet indienen en dat zij tijdens het reguliere bezoekuur zouden moeten komen de status van geprivilegieerd bezoek wordt geannuleerd en het daarmee een schoffering van meerdere Kamerleden is?
Zie antwoord vraag 6.
Waarom was er sprake van een GRIP-registratie (Gedetineerden Recherche Informatiepunt)? Wie besluit tot een GRIP-registratie, gezien het feit dat Engel en zijn medestanders uitgesproken pacifisten zijn en door met een dergelijke registratie te werken eigenlijk karaktermoord word gepleegd?
Hoewel ik niet kan ingaan op individuele casuïstiek, kan ik in algemene zin aangeven dat informatieverstrekking vanuit DJI aan het GRIP zijn grondslag heeft in de beheersbevoegdheid die de directeur van de inrichting ontleent aan de Beginselenwetten, waarbij het onder meer gaat om orde- en veiligheidsbelangen en de voorkoming of de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Informatieverstrekking vanuit het GRIP aan de directeuren van de inrichtingen en aan DJI vindt zijn juridische grondslag in artikel 4:3, eerste lid, sub c, van het Besluit politiegegevens, juncto artikel 18, eerste lid van de Wet politiegegevens.
De door het GRIP ontvangen informatie wordt door het GRIP opgeslagen, bewerkt en veredeld en waar nodig gedeeld met de daartoe geautoriseerde partijen. Na onderzoek rapporteert het GRIP indien nodig zijn bevindingen aan de directeur in de vorm van een GRIP-rapport. Het GRIP-rapport komt tot stand onder verantwoordelijkheid van de Officier van Justitie van het Landelijk Parket.
Kunt u duiden waarom u op de hoogte werd gehouden, ook over de arrestatie? Was dit op uw eigen verzoek?
Zoals in eerdere beantwoording aangegeven6 wordt de Minister van Justitie en Veiligheid door het openbaar ministerie op hoofdlijnen geïnformeerd over het verloop van bepaalde strafrechtelijke onderzoeken voor zover de Minister dit nodig heeft, zoals wettelijk is geregeld in artikel 129 Wet op de rechterlijke organisatie. Door de Minister te informeren over de hoofdlijnen van een strafzaak – zoals een arrestatie – wordt zij in staat gesteld haar politieke verantwoordelijkheid te nemen voor de gedragingen van het openbaar ministerie. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft echter geen enkele betrokkenheid bij de inhoudelijke afwegingen die het openbaar ministerie in zaken maakt.
Ziet u in dat dit in combinatie met het feit dat u zich gedurende het onderzoek negatief heeft uitgelaten over de heer Engel persoonlijk, een probleem oplevert?
Het oriënterend onderzoek dat door het openbaar ministerie was ingesteld, waarnaar u verwijst, was eind januari 2022 al publiekelijk bekend. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft zich in haar tweet van 1 februari 2022 in persoonlijke bewoordingen uitgelaten over wat zij vindt van uitspraken die gedaan zouden zijn door de heer Engel, zonder daar strafrechtelijke kwalificaties op los te laten. Het is aan het openbaar ministerie om de strafrechter te vragen juridisch over de uitspraken van de heer Engel te oordelen.
Was u inhoudelijk op de hoogte van de strafzaak op 1 februari 2022?
Zie antwoord vraag 10.
Had u moeten weten dat er een onderzoek liep in ieder geval vanaf 21 januari 2022 en dat achteraf gezien uw tweet op 1 februari 2022 wellicht in strijd met een goede procesorde en het politieonderzoek was?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat in één van uw antwoorden begrippen worden verwisseld, gelet op de zinsnede «Het belang van de verdachte» dat in het geval van Engel niet hetzelfde als «het belang van de staat»? Kunt u daarbij duiden waarom u ook verwijst naar strafrechtelijke documenten en/of informatie, hetgeen doet vermoeden dat u wél inhoudelijk op de hoogte bent gebracht over de zaak? Zou u, in het belang van transparantie, alle stukken willen delen, desnoods met redactie van persoonsgegevens van andere dan u of Engel?
Uit uw vraag kan ik niet opmaken in welke antwoorden de door u genoemde zinsnede zou worden genoemd waardoor het antwoord op deze deelvraag onbeantwoord moet blijven. Voor de overige deelvragen verwijs ik u naar eerdere beantwoording en het daarin genoemde Kamerstuk 2001/02, 28 362, nr. 2 waarin nader wordt ingegaan op de reikwijdte van artikel 68 Grondwet.7
Waarom stelt u dat er geen contact is geweest tussen de Nationaal Coördinator Terrorismebestreiding en Veiligheid (NCTV) en het OM over de strafzaak, ook niet indirect? Is er contact geweest direct of via andere personen of instanties over de heer Engel en/of stichting Viruswaarheid?
Zowel voor wat betreft de NCTV als voor het openbaar ministerie en de Minister van Justitie en Veiligheid verwijs ik u naar de beantwoording van uw eerdere vragen.8
Het is mij verder niet duidelijk welke personen of instanties u bedoelt waardoor ik uw laatste deelvraag niet kan beantwoorden.
Sinds welke datum wordt de heer Engel en/of stichting Viruswaarheid (nu Voorwaarheid) in de gaten gehouden, gemonitord of gevolgd (zie WOO LIMC spotrep Viruswaanzin)? Welke juridische grondslag is hiervoor gebruikt?
De suggestie die in de vragen besloten ligt, herken ik niet. Wat betreft de referenties naar het LIMC, verwijs ik naar eerdere antwoorden van het kabinet hierover.9 De NCTV heeft de heer Engel en/of de stichting Viruswaarheid niet in de gaten gehouden, gemonitord of gevolgd.10 De inlichtingen- en veiligheidsdiensten doen in het openbaar geen uitspraken over de wijze waarop zij hun wettelijke taken uitvoeren.
Welke gegevens zijn opgeslagen? Waar worden deze bewaard?
Zie antwoord vraag 15.
Welke onderdelen zijn hier naast het Land Information Manoeuvre Centre (LIMC), de NCTV en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) bij betrokken?
Zie antwoord vraag 15.
Bent u op de hoogte van het lekken van informatie uit het dossier Engel naar de pers en naar derden?
Nee.
Bent u bekend met het feit dat op 20 januari 2022 en 3 maart 2022 tweets verschenen van Dikkeboom (een online belager van Engel), dit daags voor de officiële bekendmaking van het onderzoek (21 januari 2022) en de arrestatie (16 maart 2022)?
Ik was niet bekend met de in vraag 19 genoemde tweets of het door u aangehaalde artikel van Vandaag Inside van 1 februari 2023. Het is niet aan mij om in te gaan op wijze waarop Vandaag Inside aan zijn informatie komt en wanneer zij overgaan tot het publiceren daarvan. Mij is niet gebleken van een mediacampagne van het OM – in welke vorm dan ook – tegen de heer Engel.
Wat vindt u van het feit dat hiermee duidelijk is dat het OM derden gebruikt om een mediacampagne tegen Engel te voeren? Deelt u de mening dat dit een zeer kwalijke zaak is?
Zie antwoord vraag 19.
Bent u bekend met het feit dat op 1 februari 2023 Vandaag Inside al weet te melden dat het OM in hoger beroep gaat, een dag voor het persbericht van het OM? Deelt u de mening dat ook hieruit is af te leiden dat het OM niet alleen persberichten stuurt, maar een mediacampagne voert? Zo ja, deelt u de mening dat dit niet is toegestaan?
Zie antwoord vraag 19.
Waarom heeft mevrouw Kaag afgezien van een aangifte? Deelt u de mening dat het opmerkelijk is te noemen dat Dikkeboom een aanvullende aangifte deed namens Kaag wegens bedreiging (art 285 SR), daags nadat Kaag aangifte zou doen? Deelt u voorts de mening dat er hier sprake lijkt te zijn van verregaande afstemming?
Iedereen is vrij om een aangifte in te trekken of door te zetten, ik heb daar als Minister geen rol in en zal dan ook niet verder ingaan op uw vraag.
Bent u bekend met het feit dat er vragen over de financiële transparantie over mevrouw Kaag zijn geuit door Engel op Twitter op 9 januari 2022? Zo ja, in hoeverre is er contact geweest met Twitter over het Engel/Viruswaarheid-onderzoek vanuit de overheid?
Ik was niet bekend met de door u aangehaalde vragen die op 9 januari 2022 zouden zijn geuit.
Bent u bekend met het feit dat in 2020 de AIVD minimaal één persoon uit de directe omgeving van Willem Engel heeft geïnterviewd? Bent u voorts bekend met het feit dat dit naar aanleiding was van het lid zijn van de medische Whatsappgroep gelieerd aan Viruswaarheid? Waarom was dat?
De inlichtingen- en veiligheidsdiensten doen in het openbaar geen uitspraken over de wijze waarop zij hun wettelijke taken uitvoeren.
Bent u bekend met het feit dat deze persoon op Facebook is afgeschermd van Engel? Zo ja, in hoeverre werken social media samen met overheidsdiensten om te monitoren en af te schermen?
Hiermee was ik niet bekend.
Bent u bekend met het feit dat in de WOO over de massa-aangifte tegen Engel melding wordt gemaakt van de map Bekende Nederlanders? Wat vindt u van het feit dat in meerdere artikelen in het nieuws duidelijk is geworden dat politie en justitie burgers illegaal in de gaten hielden? En is dat hier ook het geval?
Voor het archiveren en het gemakkelijk terugvinden van meldingen die het openbaar ministerie naar mijn ministerie stuurt op grond van artikel 129 Wet op de rechterlijke organisatie zijn digitale mappen aangemaakt. De map «bekende Nederlanders» was onderdeel van een mappenstructuur die in 2022 gebruikt is om dergelijke meldingen te archiveren. Van het «illegaal in de gaten houden van burgers» is geen sprake.
Bent u bekend met het feit dat de politie de vergaarbak Viruswaarheid erkent, sterker nog dat na verwijdering er een nieuwe is aangemaakt? Bent u het ermee eens dat deze praktijken niet horen in een rechtstaat?
Het is niet aan de Minister van Justitie en Veiligheid als stelselverantwoordelijke of aan mij om in te gaan op individuele casuïstiek onder andere vanwege de privacygevoelige en operationele informatie die dit kan omvatten.
In zijn algemeenheid is het zo dat de politie als taak heeft de strafrechtelijke rechtshandhaving en het handhaven van de openbare orde. Het is noodzakelijk dat de politie informatie verzamelt om deze taken uit te kunnen voeren. Dit doet de politie onder andere op basis van artikel 3 van de Politiewet 2012, mits de vergaring niet meer dan een geringe inbreuk maakt op iemands persoonlijke levenssfeer. Hierover heeft de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer uitgebreider geïnformeerd in het Halfjaarbericht politie van juni jl.11 Het vergaren van informatie voor deze doelen is als zodanig dan ook niet illegaal en de Minister van Justitie en Veiligheid herkent zich niet in het beeld dat met deze vraagstelling wordt geschetst.
Burgers kunnen, wanneer zij hiertoe aanleiding zien, gebruik maken van het zogenaamde «inzage en correctierecht». Dat betekent dat burgers een schriftelijke aanvraag kunnen doen bij politie om een overzicht van persoonsgegevens die de politie over hen heeft vastgelegd. Als een burger van mening is dat de opgeslagen informatie onjuist is, kan er een correctieverzoek worden ingediend. Vanwege privacyredenen kan iemand alleen voor zichzelf een inzage en/of correctieverzoek doen. Via de politiewebsite zijn de contactgegevens van de privacydesks per regio te vinden.12
Erkent u dat politie en justitie illegaal burgers in de gaten hield?
Zie antwoord vraag 27.
Zijn deze praktijken nog gaande?
Zie antwoord vraag 27.
Zijn deze inmiddels gelegaliseerd? Zo niet, wat is er gedaan om deze vergaarbakken te verwijderen? En wat kunnen individuele burgers doen om uit deze bakken te worden gehaald?
Zie antwoord vraag 27.
De Zuid-Afrikaanse plannen om de wet aan te passen zodat zij Poetin niet hoeven uit te leveren |
|
Laurens Dassen (Volt) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «South Africa plans law change over Putin ICC arrest warrant» van de BBC van 30 mei 2023?
Ja.
Bent u bekend met het feit dat in 2015 de Soedanese president Omar al-Bashir op bezoek was in Zuid-Afrika, niet werd gearresteerd en dat er geen consequentie volgde op deze beslissing?
Ja.
Verwacht u dat Poetin wordt gearresteerd als hij komende zomer in Zuid-Afrika deelneemt aan de BRICS-meeting?
Uit openbare bronnen is bekend dat er in Zuid-Afrika nog veel discussie is over de vraag hoe Zuid-Afrika om zou kunnen en moeten gaan met deze kwestie en er circuleren verschillende scenario’s. President Ramaphosa heeft een adviescommissie benoemd die de verschillende juridische (on)mogelijkheden in kaart zal brengen met betrekking tot de immuniteit van een staatshoofd van een staat die geen partij is bij het Statuut van Rome. Het kabinet vindt het niet gepast om vooruit te lopen op het mogelijke toekomstige handelen van de Zuid-Afrikaanse autoriteiten.
Wat verwacht u van het effect op de geloofwaardigheid van het Internationaal Strafhof (ICC) en het multilaterale systeem in het algemeen wanneer de Zuid-Afrikaanse regering besluit het arrestatiebevel te negeren?
Zoals bij het antwoord op vraag 3 is aangegeven, vindt het kabinet het niet gepast om vooruit te lopen op het mogelijke toekomstige handelen van de Zuid-Afrikaanse autoriteiten. Dat geldt temeer voor de te verwachten effecten van dat handelen, omdat het voor het moment ook niet bekend is op welke gronden Zuid-Afrika wel of geen gevolg zal geven aan het verzoek van het Internationaal Strafhof om president Poetin te arresteren en over te leveren.
Hoe kunnen we volgens u, als gastland van het Internationaal Strafhof, de geloofwaardigheid in het Internationaal Strafhof het beste beschermen en herstellen?
Als gastland draagt Nederland er zorg voor dat het Internationaal Strafhof in Nederland veilig, onafhankelijk en naar behoren zijn mandaat kan uitvoeren. Om dat te bewerkstelligen, faciliteert Nederland het werk van het Internationaal Strafhof zonder zich daar inhoudelijk in te mengen. Daarnaast is het Koninkrijk der Nederlanden ook één van de 123 partijen bij het Statuut van Rome. Ook in die hoedanigheid zal het kabinet het Internationaal Strafhof blijven steunen in de internationale strijd tegen straffeloosheid, onder meer door in het kader van de Assembly of States Parties van het Internationaal Strafhof alle partijen te blijven oproepen om de verplichtingen onder het Statuut van Rome na te komen en door in het kader van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en in bilaterale contacten het belang van samenwerking met het Internationaal Strafhof te blijven benadrukken. In het kader van deAssembly of States Parties zet het kabinet daarnaast ook actief in op regio-overstijgende samenwerking bij het beschermen van het Strafhof, zijn functionarissen en zijn medewerkers en bij het steunen van de verdragspartijen die hun verplichtingen onder het Statuut nakomen.
Eén van de kritiekpunten op het Internationaal Strafhof is dat de VN Veiligheidsraad een zaak naar het Internationaal Strafhof mag doorverwijzen terwijl de meerderheid in de Verenigde Naties (VN) Veiligheidsraad (China, Rusland en de Verenigde Staten (VS)) het Internationaal Strafhof niet erkent, wat vindt u van deze kritiek?
Vooropgesteld staat dat het kabinet het betreurt dat drie van de vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad geen partij zijn bij het Statuut van Rome. De VN-Veiligheidsraad beschikt op grond van hoofdstuk VII van het VN-Handvest over bijzondere bevoegdheden ten aanzien van de handhaving en het herstel van de internationale vrede en veiligheid. Op grond van deze bevoegdheden heeft de VN-Veiligheidsraad in de jaren ’90 onder meer de ad hoc-tribunalen voor het voormalige Joegoslavië en Rwanda opgericht. In het verlengde daarvan is in artikel 13, onder b, van het Statuut van Rome kort gezegd bepaald dat de VN-Veiligheidsraad de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof kan uitbreiden door een situatie bij de Aanklager van het Internationaal Strafhof aan te geven. Aangezien het Internationaal Strafhof onafhankelijk is, is het Internationaal Strafhof na een dergelijke aangifte door de VN-Veiligheidsraad bevoegd – maar niet verplicht – om een onderzoek te openen. In het Statuut van Rome wordt op deze manier rekening gehouden met de reeds bestaande bevoegdheden van de VN-Veiligheidsraad, die door het VN-Handvest zijn toegekend. Het VN-Handvest heeft de uitoefening van deze bevoegdheden niet afhankelijk gemaakt van het feit of de afzonderlijke (permanente) leden van de VN-Veiligheidsraad partij zijn bij het Statuut van Rome of niet.
Bent u bekend met het artikel «Pentagon withholding evidence in Russia war crimes case: Senators» van Al Jazeera van 11 mei 2023?
Ja.
Wat vindt u ervan dat de Amerikaanse Minister van defensie weigert belangrijke informatie over Russische oorlogsmisdaden in Oekraïne te delen met de onderzoekers van het Internationaal Strafhof met als argument dat steun aan het Internationaal Strafhof de deur zou kunnen openen voor vervolging van Amerikaanse militairen of politieke leiders?
De Verenigde Staten is geen partij bij het Statuut van Rome en heeft zich niet gecommitteerd om samen te werken met het Internationaal Strafhof. Het kabinet roept echter alle staten op om waar mogelijk potentieel bewijsmateriaal ten aanzien van de internationale misdrijven die in Oekraïne zijn en worden gepleegd met het Internationaal Strafhof te delen, ongeacht of zij partij zijn bij het Statuut van Rome of niet. Het kabinet is in dat licht verheugd over het feit dat de Amerikaanse Ministeries van Justitie en Buitenlandse Zaken dat reeds doen en dat het Congres het Ministerie van Defensie heeft opgeroepen om dat ook te doen.
Het kabinet respecteert tegelijkertijd de onafhankelijkheid van het Internationaal Strafhof en mengt zich daarom niet in het vervolgingsbeleid van de Aanklager van het Internationaal Strafhof. Om die reden onthoudt het kabinet zich ook van uitspraken over de mogelijke gevolgen die het delen van potentieel bewijsmateriaal ten aanzien van het onderzoek naar de situatie in Oekraïne zou kunnen hebben voor de vervolgingsbeslissingen van de Aanklager van het Internationaal Strafhof ten aanzien van andere situaties.
Bent u bekend met het artikel «Why Isn’t the Pentagon Helping the International Court Prosecute Putin?» van Defense One van 23 mei 2023 en bent u het met deze gepensioneerde Amerikaanse generaals eens dat toetreding tot het Internationaal Strafhof de Amerikaanse oproep tot gerechtigheid veel geloofwaardiger en krachtiger zou maken?
Ja.
Hoe gaat u zich ervoor inzetten om de VS deelnemer te maken van de ICC nu er een momentum is waarin zowel Democratische als Republikeinse senatoren zich uitspreken voor een actievere rol van de VS in het ICC?
Het beleid van de Assembly of States Parties van het Internationaal Strafhof is gericht op het bereiken van de situatie waarin uiteindelijk alle staten partij zijn bij het Statuut van Rome. Het Koninkrijk der Nederlanden en Zuid-Korea spelen bij de uitvoering van dat beleid een bijzondere rol, omdat zij in het kader van de Assembly of States Parties zijn aangewezen als de «co-focal points»voor het bevorderen van de universaliteit van het Statuut van Rome. De regering laat daarom geen gelegenheid onbenut om in nauwe samenwerking met in het bijzonder Zuid-Korea, het Internationaal Strafhof, de EU en verschillende NGO’s, het belang van de ratificatie van – of de toetreding tot – het Statuut van Rome uit te dragen. Dit gebeurt onder meer tijdens speciaal georganiseerde bijeenkomsten, tijdens side eventsbij de Assembly of States Parties, tijdens toespraken in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en in het kader van bilaterale gesprekken. Bij veel van deze bijeenkomsten zijn ook vertegenwoordigers van de Verenigde Staten aanwezig en ook in bilaterale gesprekken met de Verenigde Staten wordt de ratificatie van het Statuut van Rome zowel door het Koninkrijk als door andere partijen bij het Statuut van Rome met enige regelmaat aangesneden. De positie van de Verenigde Staten ten aanzien van de mogelijke ratificatie van het Statuut van Rome is echter al jarenlang uitgekristalliseerd en bij alle partijen bekend. Het kabinet verwacht dan ook niet dat deze positie op korte termijn zal veranderen.