Kamerstuk 31700-IV-33

Aruba, weekbericht vertegenwoordiging

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2009

Gepubliceerd: 24 februari 2009
Indiener(s): Ank Bijleveld (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA)
Onderwerpen: begroting bestuur de nederlandse antillen en aruba financiƫn recht staatsrecht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31700-IV-33.html
ID: 31700-IV-33

31 700 IV
Vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2009

nr. 33
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 februari 2009

Op 10 februari jl. informeerde ik uw Kamer over een weekbericht van de vertegenwoordiging van Nederland in Aruba dat in handen van derden terecht was gekomen. Ik zegde u toe u nader te informeren nadat het door mij ingestelde interne onderzoek zou zijn afgerond. Naar aanleiding van de regeling van werkzaamheden van 12 februari is mij voorts gevraagd een reactie te geven op de berichten dat de Arubaanse minister van Justitie aangegeven zou hebben dat hij alle AIVD-ers uit Aruba wil hebben. Ik zal hierop ingaan nadat ik eerst kort een reactie geef op de inhoud van het weekbericht.

In de eerste plaats wil ik nogmaals benadrukken dat het onderhavige weekbericht een reguliere ambtelijke rapportage betrof. Deze interne rapportage van de Nederlandse Vertegenwoordiging in Aruba geeft mij inzicht in de ontwikkelingen in Aruba. Zoals ik eerder aan u meldde worden de rapportages indien de inhoud daartoe aanleiding geeft gebruikt bij de voorbereiding van beleid. Deze rapportages zijn derhalve bestemd voor intern gebruik. Op de hier bedoelde rapportage stond nadrukkelijk vermeld dat deze vertrouwelijk behandeld moest worden. Dat de rapportage door de Arubaanse minister van Justitie opzettelijk in de publiciteit is gebracht en daarmee zeer breed verspreid is, vind ik kwalijk.

Voor de inhoud van het betreffende weekbericht is in de media de nodige aandacht geweest. Ook u hebt mij een reactie gevraagd op de inhoud. Gegeven de aard van het weekbericht zal ik alleen op hoofdlijnen een reactie geven. Het bericht is een parafrasering van hetgeen de vertegenwoordiging op het eiland heeft opgevangen en is geen weergave van de mening van de vertegenwoordiging.

Van de informatie over de interne verhoudingen binnen de regeringspartij heb ik kennisgenomen. Dat de minister-president en de minister van Justitie zich ieder op hun eigen wijze over Nederland uitspreken is mij uit eigen ervaring en uit de kranten bekend. Ik volg de situatie in Aruba in zijn algemeenheid op de voet en met toenemende zorg. Het is niet voor niets dat Nederland investeert in de nauwe samenwerking met Aruba om de vreemdelingenketen en de politieorganisatie op orde te brengen. Ook maak ik me zorgen naar aanleiding van berichten dat het Gemeenschappelijk Hof van Justitie niet in staat wordt gesteld de nodige verbeteringen in de bedrijfsvoering op het eiland door te voeren hetgeen gevolgen kan hebben voor de rechtspraak. Deze berichten zijn voor mij aanleiding op korte termijn met de minister-president van Aruba nog eens te spreken over positie van de rechterlijke macht in Aruba.

In het voorstel van rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie, dat thans voor advisering bij de Raad van State van het Koninkrijk ligt zijn garanties opgenomen voor rechtspleging op een adequaat niveau. Onder meer zullen de griffies geen landsdiensten meer zijn. Bedoeling was dat het voorstel voor alle betrokken landen een zogenaamde consensusrijkswet zou zijn, gebaseerd op artikel 38, tweede lid, van het Statuut. Aruba heeft ondanks daartoe steeds te zijn uitgenodigd nauwelijks deelgenomen aan het ambtelijk overleg ter voorbereiding van het voorstel. Zowel op ambtelijk als op bestuurlijk niveau is voorafgaand aan besluitvorming in de rijksministerraad veel contact geweest met Aruba om alsnog consensus te bereiken over het voorstel. Toen uiteindelijk bleek dat Aruba niet wilde instemmen met het voorliggende concept heeft de rijksministerraad besloten voor wat betreft Aruba het voorstel te baseren op artikel 43, tweede lid, van het Statuut (de waarborgfunctie van het Koninkrijk) waarmee consensus met Aruba geen vereiste meer is.

In het bijzonder wil ik ingaan op de vermeende rol van de procureur-generaal. De heer Pietersz, onder meer oud-procureur-generaal van de Nederlandse Antillen, is vorig jaar op mijn initiatief benoemd als waarnemend procureur-generaal voor de periode van een half jaar om de toenmalige procureur-generaal van Aruba waar te nemen. De heer Pietersz is na pensionering van de vorige procureur-generaal per 1 januari op verzoek van Aruba benoemd tot «vaste» procureur-generaal. Ik zie dat de heer Pietersz een positieve bijdrage levert aan een aantal lastige dossiers en discussies tussen Aruba en Nederland. Ik twijfel niet aan de oprechtheid van de procureur-generaal om de rechtszekerheid voor de bevolking te dienen en bij te dragen aan de al genoemde samenwerking tussen Aruba en Nederland op het terrein van de rechtshandhaving.

Bij de regeling van werkzaamheden van 12 februari jl. verzocht het lid mevrouw Agema (PVV) mij een reactie op het bericht dat de Arubaanse minister van Justitie, de heer Croes, alle AIVD-ers van het eiland wil hebben. Een verzoek daartoe van minister-president Oduber is inderdaad ontvangen. Voor wat betreft de werkzaamheden van de AIVD op Aruba kan ik kort zijn. Op Aruba is sinds 2006 een liaison van de AIVD werkzaam, die is gehuisvest in het kantoor van de vertegenwoordiging van Nederland in Aruba. De aanstelling van deze liaison heeft met instemming van de Arubaanse regering plaatsgevonden. De liaison is op Aruba geplaatst voor het onderhouden van contacten met inlichtingen- en veiligheidsdiensten in Latijns Amerika en het Caribisch gebied en verricht zijn werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van het hoofd van de AIVD. Om misverstanden te voorkomen hecht ik eraan op te merken dat de liaison niet betrokken is bij de totstandkoming van de weekberichten van de vertegenwoordiging. Ik zie naar aanleiding van bovengenoemde feiten dan ook geen aanleiding om aan het verzoek van minister-president Oduber te voldoen.

Zoals ik in mijn brief van 10 februari reeds meldde heb ik een intern onderzoek ingesteld. In de brief zegde ik u toe u over de resultaten ervan te informeren. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat:

– geen van de betrokkenen het weekbericht als staatsgeheime informatie heeft beschouwd. Het weekbericht was ook niet als zodanig gerubriceerd. Wel bevatte het weekbericht aanduidingen dat er prudent mee om moest worden gegaan vanwege de gevoelige inhoud ervan;

– het weekbericht kende een bredere verspreiding dan op grond van de aanhef van het weekbericht mocht worden verondersteld;

– het weekbericht is door een ambtenaar van Justitie per e-mail gezonden aan een Arubaanse ambtenaar. Hiervoor zijn geen goede verklaringen te vinden anders dan een menselijke fout. Er zijn geen aanwijzingen dat dit niet te goeder trouwer is gebeurd;

– nadat de fout is ontdekt is door betreffende ambtenaar adequaat gehandeld. Hij heeft het bevoegd gezag geïnformeerd en getracht is het e-mailbericht terug te halen, dit is echter niet gelukt;

– de Arubaanse ambtenaar heeft het bericht gedeeld met zijn minister, de heer Croes, die de informatie vervolgens heeft geopenbaard in de Arubaanse media.

Mede op basis van de aanbevelingen van de onderzoekers heb ik een aantal maatregelen genomen:

– de weekberichten van de vertegenwoordigingen worden alleen nog naar de directeur Koninkrijksrelaties van mijn ministerie gezonden. Vervolgens wordt bepaald welke informatie met wie gedeeld moet worden;

– er zal bij de vertegenwoordigingen extra aandacht worden gegeven aan de rubricering van rapportages, waarbij ook de juiste terminologie wordt gebruikt. Voor het Rijk is een gemeenschappelijk begrippenkader ontwikkeld en vastgesteld, dit zal gehanteerd moeten worden. Gezorgd zal worden dat gevoelige informatie pas na interne controle en akkoord wordt doorgezonden;

– er zal een duidelijke splitsing worden aangebracht in berichten die staatsgeheime informatie bevatten en berichten die overige informatie bevatten;

– in algemene zin is er op de ministeries van BZK en van Justitie veel aandacht voor een juiste omgang met vertrouwelijke informatie en hoe er gehandeld moet worden indien er iets mis gaat. Uit het onderzoek bleek dat alle betrokken ambtenaren adequaat hebben gehandeld nadat de fout ontdekt werd;

Concluderend wil ik opmerken dat er fouten zijn gemaakt, maar dat ik geen aanwijzigen heb dat er niet te goeder trouw is gehandeld. Met de maatregelen die nu genomen zijn en worden voorbereid, ben ik er van overtuigd dat de kans op herhaling aanzienlijk is verkleind.

Dat de relatie tussen Nederland en Aruba schade heeft opgelopen door het bekend worden van het weekbericht moge duidelijk zijn. Ik heb echter goede gesprekken gehad met minister-president Oduber over het voorval. Op basis van deze gesprekken heb ik er vertrouwen in dat de relatie tussen Nederland en Aruba binnenkort weer in rustiger vaarwater zal verkeren.

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten