Kamerstuk 21501-32-379

Verslag van een algemeen overleg

Landbouw- en Visserijraad


21 501-32
Landbouw- en Visserijraad

nr. 379
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 25 januari 2010

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 en de vaste commissie voor Europese Zaken2 hebben op 9 december 2009 overleg gevoerd met minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 3 december 2009 met het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 20 november (21 501-32, nr. 372);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 8 december 2009 met de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 14–16 december 2009 (21 501-32, nr. 373);

– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 20 november 2009 over het fiche Verordening inzake vangstmogelijkheden voor visbestanden (22 112, nr. 968);

– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 8 december over het fiche Mededeling «een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa» (22 112, nr. 977);

– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 8 december 2009 over het fiche Verslag over etikettering voor dierenwelzijn (22 112, nr. 980);

Van het overleg brengen de commissies bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Atsma

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Waalkens

De griffier van de commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Dortmans

Voorzitter: Schreijer-Pierik Griffier: Dortmans

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Atsma, Ouwehand, Polderman, Schreijer-Pierik, Snijder-Hazelhoff en Waalkens,

en minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

De voorzitter: Ik open de vergadering en heet de minister en haar staf welkom. We behandelen de landbouw- en visserijonderwerpen in een overleg. De spreektijd is bepaald op zes à zeven minuten per fractie.

De heer Polderman (SP): Voorzitter. Ik wil een aantal punten aan de orde stellen, in de eerste plaats CITES. In maart is een CITES-conferentie gepland in de EU en de lidstaten zullen binnenkort hun positie op de verschillende CITES-voorstellen bepalen. Ik heb begrepen dat collega Snijder een motie over de handel in ivoor zal indienen. Daar hebben we het gisteren in de procedurevergadering even over gehad. U kent de motie natuurlijk nog niet, maar ik neem aan dat we daarop terugkomen, dus ik laat het even zitten tot mevrouw Snijder daarover heeft gesproken. In ieder geval moeten landen als Tanzania en Zambia gedwongen worden om strenger op te treden. Laat ik mij kortheidshalve daartoe beperken en even afwachten waar mevrouw Snijder mee komt.

We hebben een brief van de samenwerkende milieu- en natuurorganisaties gekregen over het tegengaan van illegaal hout. De minister heeft deze brief ook gehad en ik zal daar vanwege de tijd niet uitvoerig op ingaan. Mijn fractie is met de minister van mening dat er een verbod moet komen op illegaal hout. Zouden we daar niet gewoon in Nederland mee kunnen beginnen? Ik steun de minister erin dat dit vooral Europees moet worden aangepakt. Ik denk echter dat onze eigen havens daar een belangrijke rol in spelen en om die reden is mijn vraag of we daar in Nederland niet meer en harder aan moeten trekken en als voorbeeld moeten dienen.

Ik kan kort zijn wat de plattelandsontwikkeling betreft. Ik ben vooral benieuwd hoe de minister uitvoering gaat geven aan het amendement van 1 mln., waarover de volgende week wordt gestemd.

Ik wil graag ingaan op het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De minister stelt in haar brief dat ze zich net als de Commissie zorgen heeft gemaakt over de moeilijke situatie op de zuivelmarkt. Daar hebben de boeren anders weinig van gemerkt, zou ik zeggen. Het ziet ernaar uit dat het heilige geloof in de vrije markt Nederland buitenspel zet in Europa. Ik heb namelijk vernomen dat Nederland niet is uitgenodigd voor het overleg tussen 22 Europese landen en ministers, omdat ze het landbouwbeleid te liberaal vinden. De minister stelt in haar reactie dat het wel vaker voorkomt dat een paar landen en ministers van lidstaten bij elkaar komen voor overleg, maar 22 van de 27 is niet «een paar». Wat gaat de minister nu doen? Stug volhouden dat Nederland, Engeland, Denemarken, Zweden en Malta gelijk hebben en de rest niet?Wat betekent dit voor de positie van Nederland in Europa? Isoleren we ons op deze manier niet?

Dan wil ik iets zeggen over de dierenwelzijnetikettering. Daar is maar weinig over bekend. De besluitvorming zit in de startfase. De minister heeft haar definitieve oordeel hierover met veel voorbehoud ingekleed, maar kan zij al wel aangeven dat ze een EU-voorstel voor verplichte etikettering zal steunen, ongeacht de strijd die dit eventueel zal opleveren in de WTO? Of zal ze ervoor pleiten om de consumentenvoorlichting over te laten aan de markt?

Mijn volgende punt betreft de GMO. Ik vind het een kwalijke zaak dat dit als mosterd na de maaltijd dreigt te worden. De Kamer heeft weliswaar zelf besloten om het overleg daarover uit te stellen, omdat voor sommige fracties de voorbereidingstijd te kort was – met name mijn eigen fractie – maar het verzoek was uitdrukkelijk om geen onomkeerbare besluiten te nemen, zodat het overleg met de Kamer goed kan verlopen.

Ik vind het onverantwoord dat de minister pleit tegen de adviezen om de voorgestelde TAC’s te verlagen met 13% en dat het beter 10% kan worden. Hierbij gaat het vooral om schol en tong. De minister zegt dat de bijvangsten ook meegerekend moeten worden, maar daarmee is het probleem dat we die moeten kunnen aanlanden. Het pleidooi van de minister om minder streng te zijn dan Europa en voor 10% te pleiten in plaats van voor 13,3% vind ik een verkeerd signaal.

Ik weet niet of de minister nog iets zal zeggen over de Q-koorts, want we hebben er morgen een uitgebreid overleg over. Ik opende vandaag mijn ochtendblad en zag dat de situatie in West-Brabant, waar ik woon, behoorlijk uit de hand loopt. In het kader van het Europese landbouwbeleid merk ik op dat die bacterie natuurlijk niet stopt bij de grens. Op het kaartje is met name de situatie in Noord-Oost Brabant keurig ingetekend, maar het gaat natuurlijk gegarandeerd de grens over. Het verspreidt zich door de lucht, zo heb ik mij laten vertellen. Is er overleg geweest tussen de ministers van Rijnland en van België om ook daar duidelijk aan te geven wat er in Nederland aan de hand is? Beperkte het zich maar tot Nederland, maar dat zal helaas niet het geval zijn en daarom wilde ik dit graag in dit overleg over de Landbouwraad kwijt. Morgen gaan we daar uiteraard over verder.

De heer Waalkens (PvdA): Voorzitter. We zitten in de nadagen van de termijn van deze commissaris. Ik weet niet precies wanneer de nieuwe Commissie in functie treedt, maar het is misschien nu toch wel tijd om terug te kijken op de afgelopen periode en te bezien wat de oude commissaris zoal heeft gedaan en wat de nieuwe commissaris aan opdrachten mee zou kunnen krijgen vanuit de lidstaten. Laat ik een beetje door de oogharen kijken naar het functioneren van de nog zittende commissaris. Toen zij aantrad, gaven wij haar het voordeel van de twijfel. Nu echter is duidelijk dat het spoor dat ze heeft achtergelaten zich laat typeren door een aantal herzieningsparagrafen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ik noem bijvoorbeeld de forse hervorming van het suikerbeleid, een enorme stap naar een eerlijke verdeling van de suikermarkt. Dat is een positief punt. Het is goed dat zij zich daarin, ondanks alle discussie over het voortzetten en het bevestigen van het eerder genomen besluit om de quotering af te schaffen, «vrouwmoedig» heeft opgesteld. Afspraak is afspraak maar niet dom door dom. De situatie op de suikermarkt in relatie tot het herbevestigen van de afspraak om de quotering af te schaffen vind ik een punt waarmee we de geloofwaardigheid van het gemeenschappelijk landbouwbeleid kunnen markeren. Ook heeft zij bij de herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid manmoedige pogingen gedaan om verder te komen in de ontwikkeling van de tweede pijler. Het is bekend dat wij voorstander zijn van het afschaffen van de eerste pijler en van het volledig inzetten op het waarderen en het belonen van de boeren en boerinnen voor het werk dat zij verrichten, maar die omzetting is niet snel genoeg gegaan, hoewel de commissaris onder aansporing van onze eigen minister daar wel een behoorlijke aanzet toe heeft gegeven.

Ik wil ook mijn complimenten voor de commissaris uitspreken met betrekking tot het aanpakken van de import en het gebruik van illegaal hout. Ik wil ook de minister complimenteren voor het feit dat er in samenspraak met de Commissie redelijke stappen op dit punt gezet zijn.

Met betrekking tot de komende Landbouwraad hebben we met de minister de afspraak gemaakt dat in het ggo-dossier geen onomkeerbare stappen worden gezet, maar dat we doorgaan met het infaseren van criteria die betrekking hebben op de sociaaleconomische aspecten. Ik ben benieuwd hoe Oostenrijk dat gaat invullen. Het lijkt erop dat het voorstel van minister Verburg en minister Cramer is geland in Brussel, maar Oostenrijk heeft daar misschien een andere agenda bij. Blijven de ministers op koers met dit dossier? We zullen daar na het kerstreces met de minister verder over spreken.

In de beschrijving van het fiche met betrekking tot de voedselketen komt een duiding dat de flexibiliteit met betrekking tot voorraadbeheer een instrument is dat nu gevoed wordt vanuit interventiemaatregelen, maar dat wij deze interventiemaatregelen, inkomensondersteuning, niet zien als een leidend principe, maar misschien als een afgeleid principe en dat voorraadbeheer heel noodzakelijk is om invulling te geven aan voedselsoevereiniteit en voedselzekerheid. Dat speelt misschien niet zozeer voor West-Europa, maar een strategisch voorraadbeheer, waarvoor ik al eerder een pleidooi heb gehouden, zou heel goed kunnen passen bij de inzet om te kijken hoe we wegkomen bij het gemeenschappelijk landbouwbeleid en voedsel en grondstoffen te gaan beschouwen als strategische goederen. Dat doen we ook met olie en andere grondstoffen. Het is van belang om ook in die zin de strategische positie van grondstoffen te beschouwen. Dat moet niet vanuit de lijn om daarmee boereninkomens te stutten gebeuren, maar veel meer vanuit het publieke belang van het hebben van publiek beheerde voorraden. Daarmee kunnen we speculatie uit de markt blazen en ik denk dat dat de inzet moet zijn om te komen tot het uitfaseren van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het infaseren van een eerlijke beloning van maatschappelijke diensten die gewenst worden. Voor zover ze niet uit de markt komen, kan dat publiek budget daarvoor worden ingezet.

Ik denk dat we wegmoeten bij historische referenties en dat we enorme mogelijkheden hebben bij de omzetting naar de tweede pijler. We hebben daar bij de landbouwbegroting uitvoerig bij stilgestaan en ik zie de notitie die de minister naar ons toe zal laten komen over het verruimen van de mogelijkheden door het inzetten van de artikelen 68 en 45 met belangstelling tegemoet. Onze wens is om die modulatie strakker, steviger en eerlijker te gaan inzetten in het belang van het platteland.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Als eerste wil ik ingaan op de dierproeven. We hebben overlegd met de minister van VWS over de Nederlandse inzet bij de wijziging van de dierproevenrichtlijn. Toen we dat AO hadden was er discussie over de positie van Nederland met betrekking tot het gebruik van primaten. De Europese Commissie heeft een voorstel gedaan om het gebruik van primaten te beperken tot onderzoek dat is gericht op levensbedreigende of gezondheidsondermijnende aandoeningen, maar de Nederlandse regering wilde niet aan die beperking. We hebben daarover van gedachten gewisseld en toen is op tafel gekomen dat een aantal aandoeningen mogelijk buiten het onderzoek zou vallen. De Kamer heeft de minister gevraagd of zij wilde laten zien waar haar stelling op gebaseerd is dat een aantal onderzoeksgebieden niet meer goed zou kunnen worden uitgevoerd. De minister heeft daarop gereageerd, maar die brief is eigenlijk een herhaling van wat zij al eerder aan de Kamer had geschreven. Eigenlijk kunnen we dus concluderen dat zij haar stelling dat een aantal onderzoeksgebieden in gevaar komt niet goed kan onderbouwen. In Nederland gaat de minister van VWS hierover, maar in Europa beslist de Raad van Landbouwministers erover. Ik wil dus aan deze minister vragen om gewoon het voorstel van de Europese Commissie te volgen. Ik heb al aangekondigd dat ik hier graag een motie over wil indienen als ik deze toezegging vandaag niet krijg. Ik denk dat het belangrijk is om het gebruik van primaten zoveel mogelijk te beperken. Volgens mij is het voorstel van de Europese Commissie dan ook een goed voorstel. Daardoor blijft onderzoek naar levensbedreigende of gezondheidsondermijnende aandoeningen mogelijk. Ik begrijp dan ook niet zo goed waar Nederland naartoe wil met een verruiming.

Ik loop even de agenda langs. Allereerst wil ik iets zeggen over het verslag van de vorige bijeenkomst over ivoor. De heer Polderman heeft daar al iets over gezegd en ik begrijp dat mevrouw Snijder daar iets over zal inbrengen. Kortheidshalve sluit ik mij daar dus bij aan. Ik wil de minister op het hart drukken om vooral alle beperkingen die mogelijk zijn te ondersteunen en niet zoals vorig keer, meen ik, mee te gaan met redeneringen als wanneer we een keer een illegale transactie toestaan, we de boel vooruit helpen. Het is gebleken dat dergelijke polderafspraken alleen leiden tot een toename van de handel in illegaal ivoor, dus daar moeten we niet meer mee willen experimenteren.

Dan staat het punt van de inzet van Nederland met betrekking tot illegaal hout op de agenda. Dat lijkt me prima. Houdt dat vol, zou ik zeggen.

Mijn volgende punt heeft betrekking op de dierenwelzijnlabeling. De minister kent de opvatting van de Partij voor de Dieren dat labeling vooral niet mag gaan over het geven van een positief gevoel aan consumenten bij producten die wellicht een klein stukje diervriendelijker zijn dan gangbaar, maar nog lang niet echt dierenwelzijn betekenen. Wat ons betreft gaat het om eerlijke en neutrale informatie op een etiket en geen blij varkentje als de enige welzijnsverbetering bij wijze van spreken een handjevol stro is geweest. Ik zou dus graag zien dat de minister zich daarvoor inzet. Eerlijke en neutrale informatie is de beste informatie die je op een etiket kunt wensen.

Dan kom ik op de visserij. In het verslag van de vorige Raad hebben we gelezen dat er over tonijn is gediscussieerd. Ik heb daar vragen over. Italië moppert over de beperking van de vangst van de blauwvintonijn en daarover zegt de minister dat de TAC-daling niet begrensd is met de gebruikelijke limiet van 15%. Dat verbaasde mij een beetje. Is er dan een afspraak dat de daling altijd maximaal 15% mag zijn? Daar heb ik graag een toelichting op. Ik druk de minister op het hart dat het met de blauwvintonijn heel slecht gaat. Ik heb haar de vorige keer al gevraagd of we niet gewoon de Europese wateren kunnen sluiten voor de vangst. Toen heeft ze gezegd «Europa is gekke Henkie niet». Echter, als het dier definitief uitsterft, heeft niemand er meer wat aan. Ik wil mijn voorstel dan ook maar herhalen. Het lijkt mij goed als we in elk geval onze eigen verantwoordelijkheid nemen, even los van wat andere pipo’s in de wereld zich menen te kunnen veroorloven. Excuus voor deze misschien wat badinerende uitdrukking, maar als je niet in de gaten hebt dat het echt afgelopen moet zijn met de vangst op tonijn, is die kwalificatie misschien toch wel terecht. Ik zou hierop graag een reactie willen van de minister.

Ik wil graag nog iets zeggen over de eigen visbestanden. Ik heb me verbaasd over de uitspraak van de minister dat ze het niet eens is met de voorgestelde verlaging voor tarbot en griet. Ze zegt dat er geen wetenschappelijke onderbouwing is, dat het bovendien om een bijvangstsoort gaat en dat het, omdat het een bijvangst is bij de vangst op tong en schol waarvan de quota weer hoger zijn, zou leiden tot discards. Je kunt natuurlijk echter ook voorstellen om met lagere quota voor tong en schol te werken. Sterker nog, dat heeft de Europese Commissie gedaan. De minister vindt deze verlaging echter te strikt. Ik heb twee vragen daarover: waarom beginnen we vanuit het voorzorgsbeginsel niet met de meest kwetsbare soorten en stellen we van daaruit de quota vast voor de soorten die daarmee samenhangen? Als er geen wetenschappelijke onderbouwingen beschikbaar zijn, zou Nederland dan niet moeten varen op het voorzorgsbeginsel en niet denken zelf te weten wat we dan nog wel kunnen vangen? Ik zie dat ook bij de platvisserij. Daar zegt de minister dat wij een andere mening dan de Commissie hebben en dat de Commissie verkeerd gerekend heeft. Zij wil slechts een daling van 10% in plaats van 13,3%. Als je niet weet wie er gelijk heeft, zou ik zeggen dat het voorzorgsbeginsel voorop moet komen.

De heer Polderman (SP): Op zich heb ik dezelfde insteek als mevrouw Ouwehand. Ik stel mijn vraag slechts om een misverstand te voorkomen. Op bladzijde 9 van de agenda staat: «Ten aanzien van het niveau van visserij-inspanning in 2009 kan Nederland instemmen». Ik neem aan dat dat fout is en dat het «2010» moet zijn, of hebben we het over het afgelopen jaar?

De voorzitter: U stelt die vraag dus via mevrouw Ouwehand aan de minister.

De heer Waalkens (PvdA): Met betrekking tot de vaststelling van de TAC van de doornhaai zou ik aan mevrouw Ouwehand willen vragen wat zij vindt van de aantekening dat er een bijvangstmogelijkheid is van 10%.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): De doornhaai heb ik niet gezien in het stuk.

De heer Waalkens (PvdA): Daar zijn de TAC’s voor vastgesteld en daar is een aantekening voor gemaakt van 10% bijvangstmogelijkheid. Wij vinden eigenlijk dat als je de TAC op nul zet, je ook de bijvangst zou moeten veroordelen en niet als aantekening in de quota moet opnemen. Bent u het daar mee eens?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Met dat principe ben ik het eens. Ik heb dat over de doornhaai niet gelezen, dus inhoudelijk kan ik niet beoordelen of de heer Waalkens gelijk heeft. Ik ga er echter zomaar van uit dat dat het geval is en ik ondersteun uiteraard het pleidooi om de bijvangst dan ook op nul te zetten en dat overeenkomstig in de TAC te regelen.

Minister Verburg: Om misverstanden en onzekerheden te voorkomen, wil ik zeggen dat de heer Polderman gelijk heeft. Op pagina 9 moet «2009» gelezen worden als «2010». Zo is het bedoeld.

De heer Atsma (CDA): Om bij dit onderwerp te blijven wil ik zeggen dat de CDA-fractie zich kan vinden in de voorstellen die de minister doet en verdedigt met het oog op de quota voor 2010. Ook kunnen wij ons vinden in datgene wat de minister in haar brief heeft geschreven over de TAC’s van tong en schol. Ook als het gaat om de bijvangst kunnen wij ons met de lijn van de minister verenigen, waarbij ik wil zeggen dat we volgende week in bredere zin zullen terugkomen op het visserijbeleid. Het lijkt me goed dat daar de meer beleidsmatige kant van het beleid aan de orde komt. Wat de CDA-fractie betreft, laat ik dat graag over aan collega Koppejan.

College Waalkens zei het al: er komen nieuwe commissarissen en er vertrekken commissarissen en het is natuurlijk wel interessant om van de minister te horen of er tussen de koffie en het gebak ook nog wordt gesproken over de komst van de nieuwe commissaris. Ik vind het prachtig om terug te kijken, maar ik heb liever dat we vooral ook vooruit kijken, want er komt een commissaris uit een land waarvan wij destijds bij de toetreding ons afvroegen of het allemaal wel goed zou komen. De zaken waren in eigen land niet op orde. Ik hoef alleen nog maar te wijzen op de vele discussies die we ook in dit huis hebben gevoerd over de situatie in de slachthuizen in Roemenië. Kortom, ik zou de minister willen vragen of zij al een inkijkje heeft gehad in de ambities van deze commissaris en ik zou willen weten wat we daarvan mogen verwachten en hoe dat spoort met de visie op het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Daar komen we ongetwijfeld de komende maanden nog vaak op terug, maar ik denk dat het ook wel de volgende week op de agenda zal staan. Het lijkt mij daarom goed om alvast een inschatting te maken van wat de nieuwe «minister» van Europa gaat doen.

Minister Verburg: Hebt u het nu over de nieuwe commissaris van visserij?

De heer Atsma (CDA): Nee, over de commissaris van landbouw. Ik had het onderwerp visserij afgesloten door u een groot compliment te geven en ben ik vervolgens direct doorgegaan met het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

De vereenvoudiging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid staat volgende week ook op de agenda. De minister geeft in haar brief aan dat er begin dit jaar 39 concrete voorstellen ter vereenvoudiging zijn gedaan. Dat is een herhaling van zetten. Vorige week hebben wij tijdens de begrotingsbehandeling al aangegeven dat wat ons betreft daar niet snel genoeg mee aan de slag kan worden gegaan, omdat de individuele ondernemer in zijn dagelijkse praktijk moet gaan merken wat het betekent als je op 39 verschillende domeinen slagen wil maken die leiden tot vereenvoudiging en dus ook tot lagere administratieve lasten.

Over de perceelsregistratie hebben wij de vorige week voor wat betreft de Nederlandse situatie uitvoerig over gesproken. Ook dit onderwerp heeft echter een Europese component en ik zou graag van de minister willen horen of zij bereid is om dit aan te kaarten in Europa. Wij hebben namelijk meegekregen dat ook in andere landen, zoals Frankrijk en Engeland, de problemen groot zijn. Ook hier geldt dat uniformiteit het meest verstandig zou zijn. Er moet echter wel een werkbare oplossing zijn. Wat dat betreft heb je met 27 landen straks natuurlijk nogal wat te verhapstukken.

Ook bij de toekomst van het Europese plattelandsbeleid hebben wij de vorige week kort stilgestaan. Eén van de vragen die daar een beetje in de lucht is blijven hangen, is wat de rol wordt van de provincies en de decentrale overheden in het plattelandsbeleid. Gaan we vol inzetten op de verplichte cofinanciering richting de provincies? Dat is een discussie die we in het kader van de LFA’s – de less favoured areas – hebben gevoerd, maar die is nog niet ten einde gekomen. Wellicht ligt er volgende week nog een amendement waarover gestemd moet worden. Het is natuurlijk wel goed om te weten of de rijksoverheid in algemene zin een wat terugtrekkende beweging maakt op het punt van dat plattelandsbeleid en dat de gaten die daarin vallen door anderen moeten worden ingevuld.

Ik wil graag nog iets zeggen over het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de toekomst daarvan. We komen opnieuw te spreken over de Houtskoolschets. Ik neem aan dat dat binnen twee of drie maanden gebeurt, dat is althans de ambitie van deze minister. Wij hebben daar eerder over gesproken en de minister heeft toen aangegeven dat ze met een vervolg zou komen. Nu is mijn vraag wat dat betekent voor de bijeenkomst die in Parijs wordt gehouden, waar 22 Europese lidstaten aanwezig zijn, formeel of informeel – het zal wel informeel zijn – maar waar Nederland volgens de geruchten niet bij aanschuift. Gebeurt er iets zonder ons en over ons? Als dat laatste aan de orde zou kunnen zijn, maken wij ons daar enige zorgen over. Ik denk dat niet alleen de politiek zich daar zorgen over zou moeten maken, maar dat ook velen die mede afhankelijk zijn van het gemeenschappelijk landbouwbeleid toch even de wenkbrauwen zullen fronsen. Ik zou graag een toelichting willen op wat er precies gaande is.

Mijn volgende punt betreft de staatssteun voor de aankoop van landbouwgrond die ook op de agenda staat en ook heeft te maken met het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Wij zijn met de minister op dit punt erg terughoudend. Voor ons is de gekozen insteek de juiste, maar de minister schrijft in haar toelichting op de agenda dat er nog geen definitief standpunt ingenomen is als het bijvoorbeeld gaat om de steun die nu wordt bepleit door Hongarije, Letland, Litouwen en Italië. We hebben deze discussie eerder gehad over Frankrijk en Duitsland. Kortom, waar wordt de begrenzing getrokken van wat staatssteun is en wat het zou moeten zijn of vooral wat het niet zou moeten zijn? Wij waken hiervoor omdat wij meer dan afhankelijk zijn van de wereldmarkt. Het baart ons veel zorgen als dat gelijke speelveld met voeten wordt getreden door dit type beslissingen die onherroepelijk leiden tot een renationalisatie van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en van het landbouwbeleid in het algemeen. Wij vinden dat de minister als een bok op de haverkist moet zitten om dit te voorkomen.

We hebben het de vorige week al over de zuivelmarkt gehad, dus hoef ik daar nu niets meer over te zeggen.

Ik heb nog een opmerking naar aanleiding van de bijeenkomst van vorige keer over de Q-koorts. Wij vroegen aan de minister of zij duidelijk wilde maken wat de positie van de sectoren is die nu hard geraakt dreigen te worden. Morgen wordt hier inhoudelijk een debat over gevoerd, maar het is natuurlijk wel verstandig om te weten wat de afbakening is binnen de gezondheidsfondsen. Wat kan er wel en wat kan er niet? Waar komt Europa in beeld als het gaat om het meefinancieren van onverhoopte draconische maatregelen? Je moet namelijk niks uitsluiten op dit punt. Ik heb begrepen dat er deze week nieuwe afspraken zijn gemaakt, maar dat er ten aanzien van de Q-koorts een haakje om is geplaatst. Kortom, kan de minister zeggen wat er in materiële zin zou kunnen of niet zou kunnen gebeuren?

Ik had nog een aantal punten met betrekking tot de prijsmarktonderzoeken en de etikettering, maar die laat ik door tijdsgebrek even voor wat ze zijn.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): De CDA-fractie had om uitstel van het AO over de ggo’s verzocht. Dat vond ik een goed voorstel en dat heb ik ondersteund. Op de agenda staat echter nog dat de minister tijdens de Raad de resultaten van haar conferentie zou presenteren. Dat ben ik in mijn termijn vergeten te noemen. Ik neem aan dat de CDA-fractie met haar verzoek richting de minister tot uitstel en tot geen onomkeerbare stappen ook mijn pleidooi ondersteunt om dit van de agenda af te halen.

De heer Atsma (CDA): Het is niet alleen uw verzoek; de Kamercommissie heeft dit gisteren bij mijn weten aangegeven omdat wij terecht de bouwstenen voor de stappenbepaling vanuit de conferentie die hier is gehouden zouden meekrijgen. Als die bouwstenen niet worden aangereikt in de richting van de Kamer valt er op dit moment weinig te discussiëren. Daarom hebben wij ook om dat uitstel verzocht en wat dat betreft, zitten we dus volledig op een lijn.

Gisteren hebben we collega Graus van de PVV beloofd om aan te geven dat hij, mocht het komen tot een VAO over olifanten en ivoor, graag het woord zou willen voeren, omdat zijn inbreng vanmorgen niet gehoord kan worden. Ik vind het verstandig om dat even te zeggen. De heer Graus doet mentaal mee aan dit overleg, maar kan er niet bij zijn en wordt wel geacht om straks bij het VAO te zijn.

De voorzitter: Dat is genoteerd, maar ik meen dat daartoe ook andere mogelijkheden openstaan.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): De heer Graus gaf aan dat hij in ieder geval graag een VAO wilde, maar als je hier niet aan het debat hebt deelgenomen..... Maar het is nu blijkbaar goed geregeld.

Ik wil graag beginnen met de olifanten en de discussie over het ivoor, waarover ook de vorige keer al is gesproken. We weten allemaal dat er in maart in 2010 een grote CITES-conferentie is. Dat duurt nog even, denken we dan. We weten echter allemaal dat Nederland daar met een groot aantal Europese landen zit en dat er met één mond via Europa wordt gesproken. Het is dan goed dat er een duidelijk signaal wordt afgegeven. Laat ik nog even terugkijken naar de stappen die de minister in de grote conferentie in Den Haag 2007 heeft gezet. Dat waren prachtige stappen, maar het lijkt dat er nu toch een aantal ontwikkelingen is in enkele Afrikaanse landen waardoor daar de olifant de verliezer dreigt te worden. Daarom denk ik dat het goed is dat de minister dit onderwerp in Europa nog een keer op de agenda zet. De illegale handel doet weer opgang omdat restpartijen die er vanuit de illegaliteit nog liggen nu legaal worden verhandeld, met grote risico’s dat er meer illegale partijen in het legale circuit kunnen komen. Dit is echt een bedreiging voor de olifant in een aantal landen. Ik noem dan Tanzania en Zambia en er was nog een land. Ik denk dat het goed is dat deze Kamer daar aandacht voor vraagt en ik ben van mening dat er hiervoor een motie moet worden ingediend, of de minister moet nu zeggen dat zij bereid is om daar in Europa opnieuw aandacht voor te vragen. Ik denk dat dat nodig is. Als zij in Europa probeert om daar aandacht voor te vragen, hoeven wij hierover in ieder geval geen motie in te dienen.

Wat de ggo’s betreft, heb ik allereerst complimenten aan de minister waar zij de afgelopen maanden heeft getracht om met het congres of symposium een aantal zaken los te trekken.

Ik heb nog enkele opmerkingen over een aantal onderwerpen dat komende week op de agenda staat en allereerst het EU-plattelandsbeleid. Ik hoop toch dat Nederland zich vooral inzet voor de zogenaamde As 1-gelden, dus op de eerste pijler. Dat wist u al. We moeten gaan voor de concurrentiekracht van onze sector. Innovatie, gericht zijn op en het behouden van die kracht is naar ons gevoel de toekomst. Ik heb vorige keer bij de begrotingsbehandeling al gezegd dat de beste basis voor het platteland is als ervoor wordt gezorgd dat economisch sterke bedrijven overeind kunnen blijven. In die zin zou ik van de minister willen weten hoe het kan dat België meer geld uittrekt voor het behouden van deze positie en voor deze innovatiekracht dan Nederland. Dat is voor ons toch wel een punt van zorg.

Dan kom ik bij de discussie over de verplichte cofinanciering die wij verleden week ook al hebben gevoerd. Men weet dat wij daar in principe een voorstander van zijn, maar dat wij ons wel zorgen maken dat er grote risico’s aan vastzitten als wij dit bij de provincies achterlaten. Het lijkt nu dat de provincies daar een rol in krijgen en dat daar amper middelen voor zijn. Ik zou daarom graag het verzoek dat vanachter deze tafel al is gedaan willen herhalen, namelijk of er helderheid over kan komen. Wat ons betreft is het gewoon een Nederlandse verplichte cofinanciering en we vinden dat het Rijk dat tot zich moet nemen. Daar is vorige week ook het amendement voor ingediend en dat zullen wij dan ook steunen.

Dit brengt mij bij een punt dat hieraan raakt, namelijk de discussie die in Frankrijk gevoerd lijkt te worden. Europa gaat met 22 lidstaten om de tafel en Nederland zit er als een van de belangrijkste spelers wat betreft landbouw in Europa niet bij. Hoe kunnen we dat verklaren? We hebben toch altijd van de minister begrepen dat de Houtskoolschets heel goed is gevallen in Europa? Hoe kan het dan dat Nederland als dat een van de dragers daarvan, want dat beeld gaf de minister toch, niet aan tafel zit?

De heer Atsma (CDA): Ik heb begrepen, maar alleen uit het geruchtencircuit, dat het Frankrijk en die 22 landen onder andere gaat om een pamflet van de VVD waarin staat dat het budget meer dan gehalveerd gaat worden. Je kunt natuurlijk wel ambities waar willen maken op basis van de Houtskoolschets van de minister, maar hoe moet ik dat nu uitleggen? U hebt net hiervoor gezegd dat we de zaken wat betreft het plattelandsbeleid op orde en op peil moeten houden en marktgericht moeten zijn, maar vervolgens haalt u meer dan de helft van het geld weg. Ik kan me voorstellen dat andere landen zich zorgen maken over wat er in Nederland gebeurt. Nederland is weliswaar niet de grootste partij, maar wel een partij die ertoe doet.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Volgens mij gaat het in Frankrijk echt niet over ons pamflet, laat dat helder zijn. Ik verbaas mij erover, want waar heeft de agrocluster in Nederland belang bij? Dat het een goede concurrentiepositie behoudt. Daar moeten we alles op inzetten. Ik zie dat dit kabinet inzet op een cofinanciering. Dat zien we allemaal gebeuren. Daar is op zich niks mis mee. Dan kun je een heel groot deel verplicht cofinancieren. Dat is de lijn. Ik verbaas mij er echter over want wij hebben de Houtskoolschets op hoofdlijnen gesteund en ik zeg bewust «op hoofdlijnen». De minister heeft steeds gezegd dat dat in Europa goed is gevallen en daarom verbaas ik mij dat wij nu niet in Frankrijk aan tafel zitten. Ik denk dat dat een heel logische vraag is. Misschien kan de minister uitleggen wat er uiteindelijk in Frankrijk wordt besproken. Er zit een aantal grote lidstaten aan tafel en ik geloof helemaal niet dat die lidstaten er nu op uit zijn om te snoeien in de budgetten. In die zin kan ik uw vraag dus niet helemaal plaatsen.

De heer Polderman (SP): Voor zover ik het begrepen heb gaat het in Parijs met name om de liberalisering van de zuivelsector. Dat is een discussie waar u een duidelijk positie in hebt gekozen. Het gaat volgens mij dus inderdaad niet over uw VVD-pamflet en over de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, maar met name over de liberalisering van de zuivelsector. Daarin heeft Nederland samen met een aantal andere landen naar het lijkt inmiddels een minderheidspositie. Mijn vraag is dus of u daarop kunt reageren. Ik maak mij zorgen of Nederland zich op dit punt niet isoleert.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik weet niet wat er op de agenda staat. Misschien hebt u inzage in de agenda gehad. Ik hoor dat graag van de minister. Wat betreft het zuivelbeleid maakt de VVD-fractie zich inderdaad zorgen, want we hebben aldoor gezegd dat we een zachte landing moeten maken. We zien nu echter dat het niet op de rails komt. We gaan richting 2015 en er moet nog behoorlijk wat gebeuren. Die zachte landing zit er naar mijn gevoel niet in. Wat betreft de staatjes die ik gezien heb, is er een viertal lidstaten, waaronder Nederland, die op dit moment meer zuivel produceren en produceren alle andere lidstaten in Europa op dit moment minder melk, Het baart mij dus zorgen dat we nog steeds niet in Europa een verevening kunnen realiseren. Ik zou zeggen dat deze minister daar aan tafel moet komen als het in Frankrijk inderdaad over het zuivelbeleid gaat, want daar hebben wij als Nederland natuurlijk nog wel iets over te melden.

Tot slot zou ik nog iets willen vragen over de voedselketen. We weten allemaal van de High Level Group. Naar mijn gevoel was die ingesteld om te bekijken hoe de opbouw in de hele keten is. In de debatten gaat die discussie zich echter verschuiven naar het bekijken hoe het zit met de consumentenpositie en hoe de consument uit de hele discussie naar voren komt. Dat betreur ik, want naar mijn gevoel was de High Level Group specifiek bedoeld om te bezien hoe de ketenverdeling is en was die meer op de producent gericht. Ik zou willen vragen of de minister ook het beeld heeft dat die discussie zich nu meer gaat richten op wat de consument betaalt in plaats van te kijken naar wat de rol van de producent is.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Minister Verburg: Voorzitter. Dank voor de inbreng in de eerste termijn van de zijde van uw Kamer. Het is door verschillenden van u opgemerkt dat het de volgende week inderdaad een bijzondere vergadering wordt. Dat komt niet alleen door de diversiteit van de agenda maar ook vanwege het feit dat het de laatste vergadering van het jaar is. Ook zal het zeer waarschijnlijk voor het laatst zijn dat de beide commissarissen, respectievelijk van Landbouw en van Visserij, in deze persoon aanwezig zullen zijn. Ik kom straks terug op de vragen die daarover gesteld zijn. Ik denk dat het goed is om hier te melden dat het een vergadering zal zijn die wellicht drie dagen in beslag gaat nemen, omdat we ten aanzien van landbouw een aantal belangrijke onderwerpen op de agenda hebben staan en omdat er met betrekking tot Visserij de afspraken, overleggen en onderhandelingen over de TAC’s van volgend jaar zullen moeten worden vastgesteld. U weet uit voorgaande jaren dat het daarbij gaat om het innemen van een vertrekpositie en vervolgens te kijken hoe je er op een verstandige manier uit kunt komen, waarbij het principe van zorg en voorzorg en de balans met de visserijmogelijkheden een heel belangrijke is.

Er zijn ook vragen gesteld over de Q-koorts. Ik meld onmiddellijk maar dat minister Klink en ik vanmiddag hierover een persconferentie zullen geven. Er komt ook een brief naar uw Kamer waarin wij mededelingen zullen doen over de contacten die we hebben in Europa en met Europa. Als u het goedvindt, ga ik daar nu niet op vooruitlopen. De brief komt eraan, de persconferentie komt vanmiddag en wij zullen dan ook een zorgvuldig traject in de richting van de regio hebben, want ook dat is natuurlijk heel belangrijk zaak.

De heer Polderman (SP): Ik heb een vraag ter verduidelijking. De minister zegt dat zij vanmiddag ingaat op de regionale ontwikkelingen, maar die houden natuurlijk niet met een streep bij de grens op. Zou zij in het kader van het Landbouwberaad kunnen zeggen of er überhaupt overleg is geweest met de ministers van de omringende landen? Dat betreft namelijk ook de regionale component. Dat is een simpele vraag. Daar kan zij toch wel antwoord op geven?

Minister Verburg: Ik geef nu even het proces aan. Ik geef aan dat wij daar met betrekking tot Europa en de regio vanmiddag op ingaan. Verder ga ik daar niet op in. Dat kan vanmiddag en dat kan in uitgebreide zin ook morgen. Ik denk dat ik nu zorgvuldig ben om dit even aan te kondigen, ook procesmatig. Wij gaan in de publiciteit vanmiddag in op de inhoud en dat gebeurt morgen in uw Kamer. U hebt daar ruim de tijd voor uitgetrokken. Dat is verstandig en dat betekent ook dat we die tijd daaraan met elkaar kunnen besteden.

De heer Waalkens heeft even teruggekeken op de periode van mevrouw Fischer Boel. Hij zei dat hij in positieve zin terugkijkt op die periode. Ik ben dat zeer met hem eens. Er zijn in haar periode belangrijke hervormingen doorgevoerd en zij is en was een commissaris met lef die in moeilijke momenten de rug recht heeft gehouden en in staat en bereid was om op momenten dat er sprake was van grote druk vanuit deze of gene sector en er dus grote belangen op het spel staan of er grote zaken aan de orde zijn -dan wil er nog wel eens wat druk ontstaan vanuit deze of gene lidstaat of vanuit een combinatie van lidstaten – het algemeen belang en de langere termijn belang scherp voor ogen te houden. Daar kun je alleen maar respect voor hebben en ik vind dat ze dat knap heeft gedaan. Ik versta de inbreng van de heer Waalkens eigenlijk zo dat hij mij uitnodigt hier volgende week in de Raad wellicht iets over te zeggen. Ik zal dat met plezier doen als daar een mogelijkheid toe is. Overigens heb ik wel de laatste keer en marge van de vergadering de gelegenheid gehad om met de commissaris informeel een hapje te eten. Dat was buitengewoon plezierig, want dat gaf ook de mogelijkheid om even in kleine kring terug te kijken en de zaken in perspectief te stellen. Dat gezegd hebbend, hoop ik zeer dat haar opvolger, Dacian Ciolos, die lijn voortzet. Daar heeft zowel de heer Waalkens als de heer Atsma een vraag over gesteld en anderen zijn hier ook enigszins op in gegaan. De vraag is wat hij precies gaat doen. Ik moet u zeggen dat ik hem het afgelopen weekend aan de telefoon heb gehad en hem heb gefeliciteerd met zijn kandidaatstelling. Ik heb hem toen ook gevraagd wat hij van plan is en hij heeft mij gezegd dat hij een commissaris wil zijn voor heel Europa. Hij wil het ingezette beleid voortzetten en zich zodanig opstellen dat hij door alle 27 lidstaten wordt erkend als een commissaris van en voor Europa. Ik hoop dus dat die contacten niet alleen zo plezierig maar ook effectief zullen zijn. Ik denk namelijk wel dat we kunnen zeggen dat de contacten die wij hadden en nog steeds hebben met commissaris Fischer Boel effectief zijn. Als de persoonlijke relatie goed is en er ook een zekere openheid is van de commissaris naar de lidstaten draagt dat bij aan het komen tot een goede vorm van besluitvorming en ook tot goed beleid.

De heren Polderman en Atsma en mevrouw Snijder hebben vragen gesteld over de GLB-conferentie in Parijs. Dat is een voortzetting van de bijeenkomst die eerder heeft plaatsgevonden in Oostenrijk en dat was een bijeenkomst die louter gefocust was op de problemen in de zuivelsector. Daarom is het uitnodigingenbeleid zo vormgegeven door mijn collega Bruno Le Maire in Frankrijk. Inmiddels is gebleken dat ik morgen ook in Parijs zeer welkom zou zijn. Daarbij werd gezegd dat een uitnodiging op zo’n korte termijn wellicht zou leiden tot agendaproblemen en ik denk dat dat terecht is. Gelet op het feit dat u morgenmiddag om vier uur met collega Klink en met mij gedachten wilt wisselen over de ontwikkelingen rond de Q-koorts is het evident dat mijn agenda dat niet toe zal laten. Het is tegelijkertijd de verwachting dat dit de laatste bijeenkomst is die gericht is op zuivel waarin zo’n grote groep ministers met elkaar vergadert. Zoals u weet zijn de prijzen in de zuivelsector gelukkig sterk aangetrokken. Wat mij betreft mag dat nog wel een poosje doorgaan. De verwachting is dat volgende eventuele bijeenkomsten van Europese lidstaten gewoon weer in Brussel zullen plaatsvinden. Dat gebeurt dan niet bij de koffie met gebak, want dat hebben ze daar helaas niet zo vaak. Dat gebeurt dan vaak in de pauzes of op de momenten waarop de Europese Raad niet vergadert.

De heer Waalkens vraagt wanneer de verdere standpuntbepaling ten aanzien van de artikelen 68 en 45 komt. Dat zal waarschijnlijk komend voorjaar in april zijn zoals ik u heb toegezegd. Ik denk dat het goed is dat er ten aanzien van artikel 68 geen sprake is van overheveling naar de tweede pijler. Ik denk dat de heer Waalkens dat eigenlijk wel weet. Je kunt formeel gezien dus niet zeggen dat het om modulatie gaat. Ik praat tegen iemand die daar zeer goed van op de hoogte is, maar ik wil misverstanden graag voorkomen.

De heer Waalkens heeft ook een vraag gesteld naar aanleiding van het fiche Voedselketen, namelijk of daar geen strategie aan gekoppeld kon worden voor publiek voorraadbeheer. Hij heeft een verband gelegd met interventievoorraden en dat weer in verband gebracht met olie, omdat ook daarmee een daar strategisch voorraadbeheer zou plaatsvinden. Ik denk dat dit een punt is waar we eens heel goed naar zullen moeten kijken, maar wat minder eenvoudig is dan wanneer je het verhaal hoort. In tegenstelling tot olieproducten kunnen landbouwproducten namelijk bederven. Hoe houd je die in goede conditie? Ook moet je je afvragen welke kosten dat met zich zou brengen, wie daarvoor verantwoordelijk is, of de verantwoordelijkheid louter bij de overheid ligt en of er sprake is van publieke nulvoorraden. Er zijn dus heel veel vragen te stellen bij deze gedachte, die op zichzelf interessant is. Ik zeg wel toe dat ik dit punt gedurende de behandeling van dit fiche aan de orde zal stellen. Het is minder eenvoudig dan het lijkt, maar het is wel een interessant onderwerp om eens aan de orde te stellen en te kijken of het mogelijk is. Het haakt natuurlijk precies aan op het punt dat vorige week tijdens de begrotingsbehandeling naar voren kwam, namelijk voedselzekerheid als geopolitiek feit en de voedselstrategie. Wij zullen dus zeker bezien of en op welke wijze dat in dit verband aan de orde gesteld kan worden op Europees niveau.

De heer Atsma en mevrouw Snijder vroegen naar de goedkeuring van het Nederlandse POP. Het is mooi dat op 23 november het EU-plattelandscomité unaniem heeft ingestemd met het Nederlandse plattelandsontwikkelingsprogramma. Daarmee komt er de komende jaren 150 mln. beschikbaar voor landbouwactiviteiten die bijdragen aan innovatie, klimaat, landschap, biodiversiteit, waterbeheer, hernieuwbare energie en breedband internet op het platteland. Met uitzondering van de laatste categorie zijn deze categorieën allemaal een investering in klimaat, adaptatie, mitigatie, biodiversiteit, enz. Dat zijn heel mooie en verstandige zaken die passen in mijn streven om via het Europese landbouwbeleid de bijdragen van de landbouw aan het oplossen van belangrijke maatschappelijke uitdagingen door verduurzaming te belonen. Belangrijk voor de versterking van de biodiversiteit is het besluit om 30 mln. vrij te maken voor akkerrandenbeheer. Ook is er 8 mln. uitgetrokken voor landschappelijk waardevolle gebieden, zoals de Friese Wouden en het Groningse Westerkwartier. Verder komt er ongeveer 70 mln. beschikbaar voor innovatie, klimaatregelingen, hernieuwbare energie en waterbeheer en zo versterken we via innovatie en een intelligente combinatie van maatschappelijke doelen de verduurzaming van Nederland. Andere landen, zoals België, kunnen andere prioriteiten stellen, maar zodra er een totaaloverzicht is van alle goedgekeurde plattelandsontwikkelingsprogramma’s zal ik uw Kamer daarover informeren. Dat is overigens ook bij de begrotingsbehandeling aan de orde gesteld en daar is gistermiddag over gestemd, dus dat zal ik graag doen. Momenteel is zo ongeveer de helft van de POP’s, waaronder dat van Nederland, goedgekeurd.

De heer Atsma maakte een punt over de vereenvoudiging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Hij weet dat ook ik daar zeer voor ben. We hebben daar wel eens vaker over van gedachten gewisseld. Mijn stelling is dat een boer is geen boekhouder is en dat wij dat er ook niet van zouden moeten willen maken. Dat is eigenlijk een permanent punt van aandacht voor de Europese Commissie. Ik neem mij voor dat ik, op het moment dat ik de kans heb om met de nieuwe commissaris te spreken over de agenda van de toekomst, het punt van de vereenvoudiging, en mogelijk daardoor verbetering en versterking van de effectiviteit van het beleid, een prioritair punt zal proberen te maken. Ik zeg u maar in alle eerlijkheid dat het regelmatig op de agenda staat. Ook zijn de uitvoeringsorganen van de landen regelmatig bij elkaar. Zij doen daarbij concrete voorstellen. Dat gebeurt overigens op uitnodiging van de Europese Landbouwraad. Echter, op het moment dat het dan gaat om het echt implementeren van die vereenvoudigingen is dat toch nog een taaie bedoening. De Commissie is Nederland in deze ronde echter in ruim de helft van de door ons ingediende voorstellen in belangrijke mate tegemoetgekomen, met name op het punt van de vervolgcontroles bij kleine overtredingen en in de zogenaamde minimusgevallen. Daar ben ik blij mee want dat scheelt veel werk. Het gaat vaak om kleine bedragen en kleine overtredingen en het leidt tot heel grote ergernissen. Als we dat kunnen oplossen maken we een goede stap voorwaarts, maar ik zeg erbij dat dit niet voldoende is. We zullen daar dus mee bezig blijven en ik zal het op de agenda zetten bij mijn nadere kennismakingsgesprek dat niet aan de telefoon, maar persoonlijk zal plaatsvinden met de nieuwe Europese commissaris.

De heer Atsma vroeg ook of de rijksoverheid terugtrekkende bewegingen maakt met betrekking tot de cofinanciering van het Europese plattelandsbeleid. Nee, ik maak op geen enkele wijze een terugtrekkende beweging als het gaat om de nationale cofinanciering van de less favoured areas, oftewel de maatschappelijk waardevolle gebieden. Dat moet Europees nog even zijn vertaling krijgen, maar dat is wel de term die Nederland daarvoor heeft voorgesteld. Het zal de volgende keer wellicht ook wel zo genoemd worden. Ik heb tijdens het algemeen overleg over de Health Check van 10 juni jl. aangegeven dat afgesproken is dat de provincies de cofinanciering van de LFA-gebieden voor hun rekening nemen. Als er sprake is van een terugtrekkende beweging moet dit een terugtrekkende beweging van de provincies zelf zijn. Ik heb er tijdens de begrotingsbehandeling al op gewezen dat de provincies in de aanloop naar het hele traject hierover steeds enthousiast zijn geweest. Dat is dan ook de reden dat ik dit zeer tegenvallend vind. Het enthousiasme was er, de afspraken waren er en dan is er nu sprake van een terugtrekkende beweging. Dat is overigens ook de reden dat ik het desbetreffende amendement heb ontraden.

De heren Polderman en Waalkens vroegen naar de stand van zaken als het gaat om illegaal hout. Daarover is ook een positie ingenomen, met name door de heer Polderman. Ik denk dat het goed is om hier nog eens te benadrukken hoe stevig wij ons internationaal inzetten voor het verbod op de handel in illegaal hout. Die inzet in Europa en via Europa is er echt op gericht om ervoor te zorgen dat er niet langer illegaal hout wordt gekapt of verhandeld. Daarmee wordt ook een belangrijke bijdrage geleverd in de richting van duurzaam bosbeheer. Ik ben ervan overtuigd dat een verbod daarvoor het meest geëigend is. Mijn inzet is dat het huidige voorstel versterkt dient te worden met een verbod op de handel in illegaal hout, mits dat handhaafbaar is, want we moeten elkaar geen sprookjes vertellen. Dat ligt dus in de lijn met het FLEGT en het is niet strijdig met de WTO-regelgeving. Dat zijn cruciale elementen. Je kunt namelijk wel regelgeving met elkaar afspreken, maar op het moment dat het niet handhaafbaar is ben je bezig iets moois op te schrijven terwijl je kunt weten dat het in de praktijk niet van nut noch van enige waarde kan zijn. De juridische dienst van de Raad zal hiertoe op mijn verzoek een nader advies uitbrengen in de voorbereiding van de Raad. Het is nadrukkelijk de ambitie om te komen tot een duurzame productie van en handel in hout. Voor een duurzame productie is legaliteit een basisvoorwaarde. De Europese aanpak van de handel in illegaal hout vormt daarmee een essentiële eerste stap op weg naar duurzaamheid. De heer Polderman zei dat er dan maar alleen een verbod in Nederland zou moeten komen. Dat kan Europeesrechtelijk niet en ik denk ook niet dat dat verstandig zou zijn.

Verschillende leden hebben gesproken over de gmo’s. Er is waardering uitgesproken voor het internationale seminar dat vorige week heeft plaatsgevonden. Dank daarvoor. Het was inderdaad een goed seminar, dat ons stapjes verder heeft gebracht. Ik wil graag ingaan op het proces. Ik ben het met de heer Waalkens eens dat wij daarin stappen vooruit moeten maken. Op dit moment hebben wij een enquête van de Europese Commissie liggen omtrent sociaaleconomische aspecten. Vorige week heeft minister Cramer tijdens het high level segment van dat internationale gmo-seminar de voorstellen van COGEN aan de andere lidstaten uitgereikt. Sommige lidstaten hebben toen gezegd dat het een interessante inzet zou zijn, sommige lidstaten hebben aangegeven dat ze even moeten bekijken of dit de elementen zijn die ook zij in de sociaaleconomische aspecten zouden willen inbrengen en andere lidstaten hebben gezegd dat dit een goede basis zou zijn, maar dat zij zelf nog iets extra’s hebben of iets anders willen. De afspraak is dat de ingevulde enquêtes in de loop van januari naar Brussel terugkomen. Wij hebben met de griffier van uw commissie gecommuniceerd dat collega Cramer en ik nog bezig zijn met het invullen. Wij zullen de resultaten daarvan naar uw Kamer sturen en er graag eerst met u over spreken alvorens wij een definitief standpunt naar Brussel sturen. In die zin liggen we op koers met deze hele ontwikkeling. Tegelijkertijd weten we dat er qua besluitvorming over de toelating van teelt en producten er een ander traject parallel aan loopt. Het een zal eerder tot besluitvorming komen dan het ander. Hierbij is er sprake van toelating binnen de Europese Unie en vrijlating aan de lidstaten ten aanzien van de teelt onder welke voorwaarden teelt zal worden toegelaten. Dit zijn twee trajecten die allebei hun eigen waarde en merites hebben en waar minister Cramer en ik gezamenlijk bovenop zitten om beide tot een goed resultaat te brengen.

Ik kom op de opmerkingen en vragen over CITES en de illegale handel in ivoor. De heer Polderman, mevrouw Snijder en mevrouw Ouwehand hebben daarover zeer terechte opmerkingen gemaakt, want de toename van de illegale handel en dus ook het onderscheppen daarvan baart grote zorgen. Op de CITES-conferentie in Den Haag is twee jaar geleden het bekende historische compromis geformuleerd. Mevrouw Snijder heeft hieraan gerefereerd. Iedereen was het over dit compromis eens en het is dan ook dood- en doodzonde en heel ernstig dat dit compromis het niet houdt en het in zijn effecten toch weer leidt tot illegale handel. We zijn nu bezig de zaak in kaart te brengen. We hebben het CITES-secretariaat al geïnformeerd en ik vind dat die ook gealarmeerd is en moet zijn. Ngo’s in Afrika worden nu door CITES gevraagd om nieuwe cijfers aan te leveren om de zaak zo goed en zo scherp mogelijk in beeld te krijgen, want een van de kenmerken van illegaliteit is dat je er geen zicht op hebt en je alleen maar taxaties kunt doen. Op het moment dat je illegaal ivoor onderschept weet je echter dat er iets mis is. Je moet dus goed kijken naar wat er precies aan de hand is en hoe het komt zodat je wellicht de oorzaken kunt wegnemen. Ik zal in de aanloop naar de CITES-conferentie die in maart 2010 zal plaatsvinden, blijven sturen richting het CITES-secretariaat. Tegelijkertijd zal ik dit punt ook in Europa ter sprake brengen, zoals mevrouw Snijder heeft gevraagd. Ik zal me in Europa actief inzetten om niet alleen deze zorg die is geuit in het EU-standpunt verwoord te krijgen maar ook om, indien mogelijk, op verdergaande maatregelen aan te dringen. Ik vind het van groot belang dat Europa hier met één stem spreekt, aandringt op maatregelen en verder gaat dan alleen het uitspreken van zorg. Het is het beste om dat ook al in de aanloop naar de CITES-conferentie te doen, want je moet druk opbouwen zodat je tijdens zo’n top afspraken kunt maken.

Dan wil ik graag ingaan op de etikettering van dierenwelzijn, waarover de heer Polderman en mevrouw Ouwehand hebben gesproken. Ik ben blij met het rapport van de Commissie. Etikettering en informatiecampagnes zijn zinvolle instrumenten om dierenwelzijn te verbeteren. Ze moeten gericht zijn op het promoten van diervriendelijke producten. Mevrouw Ouwehand zegt dat het moet gaan om eerlijke en onafhankelijke informatie. Dat ben ik zeer met haar eens. Ik breng in Europa wel eens het Nederlandse voorbeeld naar voren. In Nederland werken de dierenbescherming, de primaire producenten, de verwerkende industrie en de supermarkten samen om diervriendelijke producten tot stand te brengen en de consumenten te overtuigen van de meerwaarde van deze producten. Zo’n soort combinatie van de keten van het bedrijfsleven en een aantal ngo’s zou ik ook graag in breder verband willen zien. Ik hoop dat de Commissie op grond hiervan vrij voortvarend in 2010 zal komen met concrete voorstellen.

Mevrouw Ouwehand heeft ook een vraag gesteld over dierproeven. Zij zegt dat de brief een herhaling is van eerdere brieven en onderbouwd is met de stelling dat onderzoek in gevaar komt. Ik wil u het volgende mededelen. Hier wordt iedere keer steeds stevig over overlegd en onderhandeld. Er bestaat op dit moment een compromistekst en daarin is de passage over de primaten verduidelijkt. In informeel overleg van de Europese Commissie met het Europees Parlement en de Raad is een informeel akkoord opgesteld dat nu wordt voorgelegd aan de Raad. In de eerste plaats is het woord «potentieel» toegevoegd aan «levensbedreigend». Het gaat dus niet om «levensbedreigend», het gaat om «potentieel levensbedreigend». Daarnaast is er een passage toegevoegd waarin de term «gezondheidsondermijnende aandoening» nader wordt toegelicht. De toelichting is dan dat dit een beperking is in het normale fysieke of psychische vermogen om te functioneren. In de actuele compromistekst worden geen ziekten of aandoeningen genoemd. In de derde plaats mogen apensoorten die op de Europese lijst van bedreigde dieren voorkomen niet worden ingezet voor fundamenteel onderzoek. Dat alles is naar mijn mening een fundamentele verbetering.

De heer Atsma vroeg naar de staatssteunregeling voor de aankoop van landbouwgrond en noemde daarbij een aantal lidstaten. Al enkele jaren bestaan er in die landen rentesubsidies voor leningen ten behoeve van de aankoop van landbouwgrond door kleine familiebedrijven. De regeling loopt dit jaar af en deze landen willen die graag verlengen tot 2013. Ik moet u zeggen dat ik er enig begrip voor heb, vooral voor de situatie van de recent toegetreden lidstaten. Niet alleen hebben die lidstaten te maken met de structuurproblemen uit het verleden, maar ook ligt de inkomenssteun in die lidstaten fors lager dan in de «oudere» lidstaten. Uit het oogpunt van het gelijke speelveld, want dat is inderdaad een belangrijk criterium, zie ik geen bezwaren. Dit is immers het gevolg van de langzame infasering van de inkomenssteun en de slechte bedrijfsstructuur. Die beide elementen bedreigen op geen enkele wijze het gelijke speelveld. Afhankelijk van de informatie die de betreffende lidstaten nog aanleveren, ben ik voornemens om mij niet te verzetten tegen de verzoeken, mits die regelingen maar na 2013 definitief zijn verdwenen.

De heer Atsma vroeg ook of we de kwestie van de perceelsregistratie gaan aankaarten. Dat hebben we al bij de Europese Commissie gedaan, zoals ik verleden week ook heb aangegeven, en ik wil dat niet meer doen bij de Europese Landbouwraad. Wij zijn daarover in overleg met de Europese Commissie. Natuurlijk bekijken wij ook wat er in andere lidstaten gebeurt en of er sprake is van gelijke monniken, gelijke kappen. Dat is absoluut een permanent aandachtspunt, ook in de contacten met de Europese Commissie. Dit punt nu op de Raad aan de orde stellen, heeft geen toegevoegde waarde. Dat bedoelde de heer Atsma wellicht ook niet, maar dat zou het paard achter de wagen kunnen spannen en dat lijkt me in niemands belang.

Mevrouw Snijder heeft een opmerking gemaakt over de beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa. Zij zei dat het moet gaan over zowel de consumenten als de producenten. We gaan niet de consumenten loslaten en alleen naar de producenten kijken, want dan hebben we weer een scheef beeld. In Europa zetten we er nu op in dat we goed kijken naar zowel de belangen van de consumenten als van de primaire producenten. Daar gaat het mevrouw Snijder natuurlijk ook om. Dat kan door middel van een combinatie van programma’s. Men mag het van mij ook omdraaien, maar dan gaat het om de prijsvorming in de keten, hoe we die transparant kunnen krijgen en welke mogelijkheden er zijn om daar waar gewenst, mogelijk of noodzakelijk eventuele veranderingen aan te brengen. Ik geef al deze voorwaarden er maar bij omdat u weet dat het zeer nauw luistert, zoals vorige week door de uitspraak van onze NMa nog eens is benadrukt.

Dan kom ik bij de vragen die gesteld zijn over de visserij. De heren Polderman en Atsma hebben gevraagd naar de quota en het aantal zeedagen voor schol en tong. Wij steunen inderdaad het voorstel van de Commissie om de TAC te verhogen met enkele procenten bij de tong en met 15% bij de schol. Dat is ook conform het meerjarenplan en overigens ook conform de wetenschappelijke adviezen. Ik zeg daarbij dat we in Europa ten principale sterk inzetten op de meerjarige beheerplannen, want dat geeft de mogelijkheid om te volgen hoe bestanden zich ontwikkelen. Daar waar we dat zicht hebben heeft dat een positief effect op de ontwikkeling van het bestand. Voor het aantal zeedagen stelt de Commissie in eerste instantie 13% voor. Dat is conform het kabeljauwplan, maar niet conform het plan voor schol en tong. Vandaar mijn inzet om het aantal dagen te beperken met 10% en niet met ruim 13%.

Ook werd er gevraagd hoe het zit met de compensatie van de aalvissers. Ik heb al aangegeven dat het Productschap Vis daarmee bezig is en ook toegezegd dat ik de Kamer daarover zal informeren.

Mevrouw Ouwehand vroeg naar de blauwvintonijn en hoe Europa zich ten opzichte hiervan zou moeten opstellen. Het algemene principe is meerjarig beheer, minder jaarlijkse schommelingen, jaarlijkse schommelingen van plusminus 15% en in geval van uitzonderlijke omstandigheden schommelingen van meer dan 15%. Dat geldt dus ook voor blauwvintonijn. Dat is een forse verlaging, maar, zoals ik al eerder heb gezegd, is het in dit geval wellicht niet genoeg. Daarom denk ik dat het belangrijk is om daarop Europees en internationaal stevig te blijven inzetten. Zoals ik de vorige keer al heb gezegd, is het voor mij geen optie om, als we het internationaal niet eens worden, de vissers in Europa maar aan de kant te houden en de vissers in andere delen van de wereld maar gewoon hun gang te laten gaan. Er moet overeenstemming komen, want de blauwvintonijn moet inderdaad kunnen overleven. Sterker nog, het bestand moet weer gaan groeien.

Mevrouw Ouwehand sprak over het voorzorgsniveau voor geassocieerde soorten. In een aantal gevallen weten we weinig van bepaalde bestanden. Dat geldt bijvoorbeeld voor tarbot en griet, maar ook voor enkele andere soorten. Op die soorten wordt niet gericht gevist, maar ze zitten wel in de bijvangst bij de schol- en tongvisserij. Bij de schol stelt de Commissie 15% extra TAC voor en bij tong een geringe verhoging. Als we tarbot en dergelijke verlagen met 15% maar ze toch gevangen worden, moet de vangst overboord. Dat vind ik niet gewenst en daarom is mijn inzet op een status quo. We kunnen niet alles fors verlagen als wetenschappelijk advies zegt dat sommige doelsoorten het goed doen. Laten we onze zegeningen tellen als de wetenschappelijke adviezen zodanig zijn dat de bestanden vooruitgaan en dat het mede daardoor ook mogelijk is om sommige TAC’s te verhogen. Ik zou zeggen dat we op dat moment een ideale koers te pakken hebben, want dan gaat het goed met de visbestanden en kan het ook wat beter gaan met de visserijsector. Als we die koers te pakken hebben doen we het goed; een verbetering van de bestanden, ieder jaar een beetje meer en tegelijkertijd ook de mogelijkheden voor de visserijsector goed in het oog houden. Dat is soms balanceren op een slap koord, maar dat proberen we heel zorgvuldig te doen in Europa en u houdt mij daarbij scherp.

De voorzitter: De minister heeft gesproken over de persconferentie van vanmiddag, maar ik neem aan dat de Kamer daarvoor nog wel een brief krijgt.

Minister Verburg: Wat gebruikelijk is, mag u ook nu weer aannemen.

De heer Polderman (SP): Voorzitter. Dank aan de minister voor de beantwoording. We zullen zien wat we straks over de Q-koorts te horen krijgen en hoe we daar morgen over zullen gaan debatteren.

Ik loop even de verschillende punten langs. De minister zegt dat zij stevig inzet op ivoor. Daar wil ik haar voor complimenteren. Ik zou haar willen aanmoedigen om die inzet zeker door te zetten. Zij zegt dat het een compromis is geweest, maar naar mijn idee is er toen afgesproken dat er een rustperiode zou zijn in de handel in ivoor en dreigt dat nu teniet te worden gedaan. Ik blijf haar dus aanmoedigen om in ieder geval te blijven bepleiten dat de rustperiode voor de handel gehandhaafd blijft, zowel in als buiten Europa, want hoewel Europa met een stem spreekt telt die stem wel 27 keer. Wij moeten hier dus helder op in blijven zetten. Ik kan niet anders doen dan de minister hierin blijven aanmoedigen.

Hetzelfde geldt voor de handel in illegaal hout. Ook daarin blijf ik de minister aanmoedigen. In mijn eerste termijn zei ik al dat er een brief is van samenwerkende milieu- en natuurorganisaties die een aantal concrete voorstellen hebben gedaan. Zou zij daarop nog even in willen gaan? Ze hebben drie voorstellen gedaan. Als eerste stellen zij het hanteren van een uitgebreide definitie van illegaal hout voor. Wat is nu precies illegaal? Dat is altijd lastig en dat moet je dus duidelijk definiëren. Als tweede stellen zij een duidelijke lijst van strafbare feiten en verboden acties voor en hun derde suggestie is het instellen van minimumstraffen daarvoor. Is de minister daartoe bereid? Als de minister deze ideeën kan overnemen zijn wij helemaal gelukkig.

Ik wil nog iets zeggen over de agenda van de minister. Zij geeft er de voorkeur aan om morgen hier te discussiëren over de Q-koorts en niet in Parijs aanwezig te zijn om te discussiëren over de zuivel. Het lijkt mij terecht en logisch dat zij die keuze maakt. Dat betekent natuurlijk wel dat de angst bewaarheid wordt die ik had, namelijk dat Nederland zich gaat isoleren in de voortgaande discussie over of de liberalisering van de zuivelmarkt de juiste richting is. Ik ben benieuwd wat de andere 22 lidstaten in Parijs morgen gaan bekokstoven. Ik ben er gerust op dat dit een signaal is van minder liberalisering, maar ik denk dat de minister daar wat minder gerust op zal zijn. We zullen zien wat eruit komt en wat de lijn van de nieuwe commissaris zal zijn.

Volgens de minister is het vaststellen van de jaarlijkse TAC’s een vertrekpunt. Je gaat uit van wat haalbaar is en je gaat vervolgens onderhandelen. Dat zien we iedere keer, maar daardoor wordt de zaak altijd naar boven bijgesteld. Dat zouden we niet moeten willen. Er zijn nu eenmaal ondergrenzen en die zijn wat mij betreft hard. Ik vind dat de minister eigenlijk het verkeerde voorbeeld geeft doordat ze voor onze eigen visserij wat betreft platvis, tarbot en griet, daar toch gewoon aan blijft trekken en zegt dat wij niet minder willen. Dat vind ik het verkeerde signaal. Als wij hier terecht over de tonijn zeggen dat andere landen zich gewoon aan de regels moeten houden, moeten wij niet een ander voorbeeld geven door over onze eigen visserij te zeggen dat het bij ons wel een beetje anders kan. Ik blijf het probleem houden dat de minister in Europa het verkeerde signaal afgeeft en ik roep haar dus op om zich te houden aan de 13% die door wetenschappers wordt aanbevolen.

De heer Waalkens (PvdA): Ik dank de minister voor haar antwoord. Ik vind wat de minister zegt over voorraadbeheer en een strategische positie voor voedsel en voedselgrondstoffen interessant. Ik denk dat je niet alleen moet spreken over publieke voorraden, maar dat je ook private voorraden moet monitoren. Dat is uitermate gevoelig en ik heb in mijn eerdere bijdrage dan ook al de suggestie gedaan om bijvoorbeeld het IAEA het mandaat te geven om ook private voorraden te gaan monitoren. Dat doen we bij de nucleaire positie ook. Dat is ook uitermate explosief. Neem eens die optie mee en bezie of we kunnen komen tot een architectuur van toekomstig Europees beleid op dit terrein. We zien met belangstelling de positie van de minister op dat punt terug.

Inderdaad weet ik dat artikel 68 niet onder de modulatie valt, maar de minister kent onze wens om zo snel mogelijk een betere een deugdelijker onderbouwing te geven aan het plattelandsbeleid. Op het moment dat we met de budgetreview aan de gang gaan en we alleen maar historische rechten hebben in te brengen, weet ik een ding zeker, namelijk dat het budget voor dat traject gehalveerd gaat worden. Zet wat ons betreft maar druk op de ketel, want een basis van historische referenties kan niet de onderbouwing zijn van een Europees budget.

Ik moet zeggen dat ik andere informatie over de cofinanciering heb gekregen. Ik doel hierbij op de cofinanciering van de twee genoemde gebieden. Het maakt Brussel niet uit of het Rijk of de provincies de cofinanciering organiseren. De minister herbevestigt dat er afspraken zijn, maar ons bereiken andere berichten. Ik heb niet van haar gehoord hoe Oostenrijk haar voorstel interpreteert, maar misschien kunnen we het daarover hebben in het AO over de ggo’s. Er schijnt namelijk wat verschil te zitten tussen wat Oostenrijk op zijn agenda heeft en wat het heeft bedoeld te zeggen. We wensen Ciolos natuurlijk veel succes want hij weet precies waar de gaten zitten als het moeilijk wordt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Over de dierproevenrichtlijn ben ik niet tevreden. Ik heb de brief van minister Klink gelezen en ik hoor minister Verburg zojuist zeggen dat we het niet over specifieke ziekten en aandoeningen hebben. Waar hebben we het dan over? Het aanvankelijke voorstel van de Europese Commissie is het gebruik van primaten beperken tot onderzoek dat gericht is op «vermijding, voorkoming, diagnose of behandeling van levensbedreigende of gezondheidsondermijnende aandoeningen». Dat lijkt mij nog een behoorlijk ruime categorie. De minister zegt dat we nu een compromisvoorstel hebben waarin geen concrete ziekten worden genoemd, maar dat heeft de minister van VWS wel gedaan. Hij heeft het bijvoorbeeld over dyslexie, over verslaving en over obesitas. Dat zijn onderzoeken waarover maatschappelijk gezien nogal wat discussie bestaat of je daar al dan niet dierproeven voor zou moeten doen en zeker primaten staan wat dat betreft hevig ter discussie. Ik begrijp dus niet waarom Nederland de aanvankelijke formulering van de Europese Commissie, waar toch echt «gezondheidsondermijnende aandoeningen» in worden genoemd, te beperkt vindt. Ik zal daar een motie over indienen, want ik geloof dat de Kamer in eerder overleg heeft aangegeven er toch ook wel wat voor te voelen om het daarbij te houden.

Daarnaast heb ik een vraag over het uitfaseren van in het wild gevangen primaten. Uit de brief werd mij niet duidelijk wat precies de data zijn waaraan de Commissie moet denken en wat Nederland zou willen om dat nog verder op te rekken. Ook daarover zou ik anders een motie in willen dienen.

De minister heeft gezegd dat ze het compromis inzake ivoor niet langer omarmt en dat ze in gaat zetten op een stevige inzet in Europa in aanloop naar CITES. Betekent dit dat zij zich ook in de Europese Unie volop zal verzetten tegen pogingen van Tanzania en Zambia om de olifant te «downlisten»? Ik krijg graag een toezegging op dat punt.

Gebeurt er inderdaad wel het een en ander in de aanloop naar CITES? Kan de minister de Kamer een brief sturen met een schets van de beslismomenten? Ik heb namelijk het gevoel dat we te laat zijn als we pas twee weken voor CITES met de minister overleggen. In de tussentijd gebeurt er echter kennelijk toch wel het een en ander.

Mijn laatste vraag betreft de quota. Ook daar overweeg ik een motie over in te dienen. Ik begrijp gewoon niet dat de minister zegt dat de voorgestelde verlaging van de visserijinspanning voor kabeljauw conform het meerjarenplan is, maar dat dit voor schol en tong niet geldt. We weten dat kabeljauw als bijvangst in de tong- en scholvisserij behoorlijk sneuvelt. Ik denk dus dat we gewoon het voorstel van de Commissie moeten volgen en ik begrijp niet waarom de minister daar niet in mee wil.

De heer Atsma (CDA): Mijn dank aan de minister voor datgene wat ze in de richting van de Kamer heeft gezegd en vooral voor de toezeggingen, bijvoorbeeld met betrekking tot de vereenvoudiging van de regelgeving. De minister heeft aangegeven dat zij daaraan een hogere prioriteit zou willen toekennen voor de komende periode omdat het met die vereenvoudiging niet zo opschiet. Zo versta ik haar maar en wij kunnen dat alleen maar toejuichen.

Collega Waalkens sloot in de tweede termijn aan bij de opmerking die ik in de eerste termijn heb gemaakt over de lfa’s. Wellicht horen wij vanuit de provincies inderdaad andere geluiden. Kan de minister ons vóór dinsdag heel kort informeren over de laatste stand van zaken? De berichten die we hebben gekregen over de afspraken in juni worden namelijk weer betwist. Volgende week moeten we stemmen over de begroting en de amendementen en ik denk dat het verstandig is als we de laatste stand van zaken van de minister horen, zodat we geen verkeerde of overbodige dingen doen. We willen namelijk alleen maar de goede dingen doen.

Collega Waalkens heeft ook een aantal opmerkingen gemaakt over strategische posities. Ik begrijp dat aan de ene kant heel goed, maar voordat er al te enthousiast wordt gezegd dat wij daarmee aan de slag gaan denk ik dat het beter is als de minister eerst even verkent hoe je dat zou kunnen doen. Ik geef de heer Waalkens natuurlijk gelijk als hij zegt dat er niet zou mogen worden gespeculeerd met voedselvoorraden, maar je mag dat natuurlijk niet laten leiden tot een verplichting om te produceren voor of tot..., dus dat je een nieuwe vorm van quotering gaat introduceren. In die zin zeg ik dat de minister in die bredere afweging misschien ook de suggesties van LTO over een flexibele bijmenging mee zou kunnen nemen. Ik heb vorige week iets gezegd over de interventie in de akkerbouw. Kortom, we gaan positief kijken naar de suggesties die de heer Waalkens heeft gedaan, maar we moeten het wel breed oppakken en alle elementen meenemen.

De heer Waalkens (PvdA): Onder andere de Wereldbank heeft daar al uitgebreide studies naar gedaan. Daar zouden we ons bij aan kunnen sluiten.

De heer Atsma (CDA): Dat is prima. Ik zeg alleen dat we niet te kort door de bocht moeten gaan en er ook vanuit een brede invalshoek naar moeten kijken omdat er vele elementen aan vastzitten.

Wat betreft de staatssteun die op de agenda staat, herhaal ik dat wij er natuurlijk geen problemen mee hebben als je de hele kleine familiebedrijven in Roemenië, Polen en andere landen een handreiking doet als dat kan. De minister maakt hier echter zelf terecht een kanttekening bij. Ik zie in het rijtje landen ook Italië staan en bij mijn beste weten is Italië zeker niet de afgelopen jaren het braafste jongetje van de klas geweest. Ik voel er dan ook niet zo veel voor om als Italië om extra staatssteun vraagt, daar al te zeer in te bewegen. Ik hoop dat de minister onze mening daarover deelt.

Tot slot heb ik nog een opmerking over de etikettering. Wij hebben daar de afgelopen maanden en misschien wel jaren kanttekeningen bij geplaatst. De minister zou wat ons betreft er goed aan doen om in de discussie over etikettering te kijken hoe de consument onvoldoende wordt geïnformeerd als het gaat om nep-producten. We hebben in het verleden al nep-kaas genoemd. Ik zou nep-ham aan het rijtje toe willen voegen. Dat is een product waar je als consument helemaal niks mee kunt als je niet weet wat het is. Kortom, zet dat ook maar op de agenda.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik ben nog iets vergeten, namelijk om de minister de toezegging te vragen dat ze op de komende Landbouwraad niet over de ggo’s zal beginnen. Dat heb ik haar niet horen zeggen en ik begrijp dat het voor de Milieuraad ook staat geagendeerd. Mag ik ervan uitgaan dat het kabinet het volledig opschort totdat de Kamer erover gesproken heeft?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Dank aan de minister voor haar beantwoording in eerste termijn. Ik begin met de CITES-conferentie en de olifanten. Ik denk dat de minister het goed zegt. Het staat wel op de agenda in Europa maar het is de vraag of het voldoende bij iedereen tussen de oren zit dat daar in maart nog stappen voor moeten worden genomen. Ik verzoek haar dat dus nadrukkelijk op de agenda te zetten. Het is natuurlijk aardig dat we de afspraken in Den Haag hebben gemaakt, maar Tanzania en Zambia kunnen daar toch echt geen eigen uitleg aan geven en de handel toch weer in de benen houden. Dan moet je je toch afvragen of het niet verstandig is om naar een totaalverbod te gaan. Ik heb het idee dat de minister het op zich goed begrijpt, maar ik wil nog even wat helderder horen. Er hoeft dan geen motie te komen met het verzoek om juist die beide landen daar goed op aan te spreken. Ik hoop dat dit signaal vanuit Europa gegeven kan worden.

Ik wil graag een paar punten langslopen, allereerst de discussie over het zuivelbeleid die morgen in Parijs gehouden wordt. De minister zegt dat het een voortgaande discussie is die in relatie staat met de discussie die in Oostenrijk plaats heeft gevonden. Ik maak me daar toch wel zorgen over, omdat de lidstaten die daar aan tafel zitten over het algemeen niet de landen zijn die het met Nederland eens zijn. Die lidstaten zouden morgen dus wel tot een pas op de plaats kunnen besluiten. Dat is mijn interpretatie van geen afschaffing van quota et cetera. Ik maak mij daar echt zorgen over. Is het niet verstandig om een van de ambtenaren te sturen? Wij hebben morgen namelijk graag de discussie met de minister over de Q-koorts.

Ik denk dat de heer Waalkens terecht voedselzekerheid en voedselstrategie ter sprake bracht. Ik heb daar zelf niet over gesproken, maar ik wil mij er toch wel graag bij aansluiten want ik denk zeker dat dat een van de basispunten is waarop we het landbouwbeleid in de EU zouden moeten stoelen. De heer Atsma vroeg hoe de minister tegenover bijmenging stond, dat is ook het verhaal van LTO. Ik sluit me daarbij aan. Ook ik zou daarover graag iets meer van de minister willen horen.

Tot slot de cofinanciering, waar ook ik zeer bezorgd over ben. Zoals het er nu voorstaat, zullen wij het amendement van het CDA en de PvdA steunen. Ik denk dat het niet goed is als wij het zo versnipperd uit laten voeren door de provincies, met alle grote risico’s van dien. Ik denk dat we daar een heldere lijn in moeten vastleggen. Gezien de signalen die we daar nu over hebben, is de bezorgdheid daarover bij ons groot.

Minister Verburg: Voorzitter. Ik wil u ten aanzien van CITES het volgende toezeggen. Allereerst wil ik nog wel even zeggen dat het compromis van 2007 uit Den Haag een goed compromis was. Wij moeten ervoor oppassen dat tussenzinnetjes een eigen betekenis krijgen. Er was te veel ivoor op voorraad. Dat kon goed benut worden en onder strikte afspraken zou dat worden verkocht. Dat was het compromis. Daar loop ik niet voor weg, want het was een belangrijk en historisch compromis. Het was dus even een misvatting of een misformulering van mevrouw Ouwehand als ze zegt dat ik daar nu afstand van neem. Het compromis moet uitgevoerd worden volgens de afspraken die we daarover hebben gemaakt.

Dan wil ik ingaan op het punt van de illegaliteit. Ik wil het volgende met u afspreken. Ik heb al contact met het secretariaat van CITES. Ik zal vragen wat het nu weet en welke acties het zal opzetten in de aanloop naar de CITES-bijeenkomst in maart 2010. Op grond van de informatie die ik van CITES krijg en die CITES misschien ook wel rechtstreeks naar de Europese Commissie wil sturen, zet ik dit punt strategisch op de agenda van de volgende Europese Landbouwraad, zodat wij het daar gericht aan de orde kunnen stellen. Als ik het nu zou moeten doen zou ik alleen kunnen zeggen dat ik iets over Zambia of over Tanzania heb gehoord, maar dat is niet hard en dan gaat het daar de molen in. We doen het liever via CITES en misschien gaat CITES zelf ook wel direct naar de Europese Commissie. Ik zal het voor januari actief op de Landbouwraad zetten. Daar maken we een afspraak want dan hebben we ook de voorbereiding van 2010. Ik zal uw Kamer informeren over wat het resultaat van zowel de ene als de andere actie is en zal dat tegelijkertijd doen. Ook ik ben hier zeer ongerust over. Er mag niet door het compromis heen worden gefietst. Het is in het belang van mensen dat als er te veel aan voorraad is, het ook kan worden verkocht, want dan hebben ze in die landen ook weer een bron van inkomsten. Dat mag je allemaal niet onderschatten, maar wat we afspreken moet wel netjes worden nagekomen.

De brief waarop de heer Polderman doelde inzake illegaal hout kennen wij niet en dat is wat merkwaardig. Soms stuurt men de Kamer een brief en mij een afschrift en dan hebben wij hem in ieder geval, maar soms vergeet men dat echter en denkt men bijvoorbeeld dat de heer Polderman wel in het algemeen overleg aan de minister zal vragen om op hun brief te reageren. Dat kan ik niet zomaar out of the blue. Zou u daarom zo vriendelijk willen zijn om de afzenders van de brief te vragen om hun brief ook aan mij te sturen? Iedereen krijgt van mij antwoord en als het kan ook op korte termijn, maar soms krijgen wij zo veel brieven, vragen en verzoeken dat een reactie iets langer op zich laat wachten. Maar als ik geen brief heb, kan ik er ook niet op reageren.

Ik wil nog graag iets zeggen over Parijs. Het doet me goed dat de heer Polderman en mevrouw Snijder zeggen dat ik erbij moet zijn om te voorkomen dat daar de verkeerde afspraken gemaakt worden. Dat schept echt grote vreugde want dat betekent een groot vertrouwen, maar tegelijkertijd zeggen beiden dat het van belang is dat ik morgen hier ben en ik denk dat dat terecht is. In eerste termijn heb ik al aangegeven dat het gaat om een voortzetting van een eerder overleg dat heeft plaatsgevonden in Wenen en heb ik ook al gezegd dat dit laatste keer is dat deze groep in deze samenstelling met dit doel bij elkaar komt. Daarbij zou ik nog willen opmerken dat zo’n informele bijeenkomst niet besluitvormend is. Ik wijs erop dat we niet voor niets de tijdelijke High Level Expert Group in het leven hebben geroepen op Europees niveau, waar alle Europese lidstaten onder leiding van de Europese Commissie aan deelnemen. Deze groep komt voor 1 juli volgend jaar met concrete aanbevelingen ten aanzien van ontwikkelingen op de zuivelmarkt en van de versterking van de positie van producenten. Daar worden zaken voorbereid ten aanzien van de situatie op de zuivelmarkt en niet in Parijs. Ondanks het feit dat ik er niet kan zijn en dat het ook geen zin heeft om er een ambtenaar naartoe te sturen, zullen wij zeer binnenkort natuurlijk wel de verklaring kennen die daar wordt opgesteld. Zodra ik die heb, zal ik die direct naar de Kamer sturen, zodat u uw eigen beeld daarover kunt vormen.

Over de visserij is er een aantal opmerkingen gemaakt door de heer Polderman en mevrouw Ouwehand. Wat mevrouw Ouwehand zei over het kabeljauwplan klopt volgens mij niet helemaal, want daar valt volgens onze berekeningen de platvisvisserij niet onder. Vandaar ons standpunt over het aantal zeedagen. Dat gaat niet om het quotum, maar om de dagen op zee; 10% in plaats van 13,5%, de heer Atsma heeft dit ook al opgemerkt. Vissers moeten wel reëel in staat zijn om hun quotum ook op te vangen. Bij een aantal visserijen komt daar op het eind van het jaar een klem op te staan en dan komt er druk op en wordt gezegd: we hebben nog wel quotum, maar geen zeedagen meer. Dat moet toch wel een beetje met elkaar matchen en dat is ook conform het platvisbeheerplan in de Noordzee.

De heer Polderman vindt dat ik een ander principe moet aannemen voor de meerjarenplannen en heeft gesproken over de 13%. Daar heb ik net al op gereageerd. Laten we over de positionering van Nederland en onze uitgangspunten van gedachten wisselen tijdens het algemeen overleg over de toekomst van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Dan kunnen we daar wat principiëler over discussiëren. Nu zetten wij in op een onderhandeling met 27 lidstaten en de Europese Commissie. Dat doen wij al jaren en we proberen daar echt een bestendige lijn in te hanteren, zoals ik die in de eerste termijn ook heb geschetst.

Mevrouw Ouwehand heeft nog de vraag gesteld naar het gebruik van primaten in het onderzoek naar ziekten. De minister van VWS heeft in zijn brief inderdaad enkele ziekten genoemd die mogelijk daaronder vallen. Telkens zal een dierexperimentcommissie echter het doel van de proef en het ongerief van het dier afwegen. Dat zijn toch heel stevige waarborgen. Ik ken haar nu al een tijdje en kan dus niet uitsluiten dat zij hierover toch een motie gaat indienen, maar die wacht ik in alle vertrouwen af.

Mevrouw Ouwehand heeft ook nog gesproken over het uitfaseren van primaten die in het wild gevangen worden. In de huidige compromistekst staat een deadline voor het gebruik van primaten die behoren tot de tweede generatie en wel tien jaar. Voor apen die in gevangenschap worden geboren uit ouders die ook in gevangenschap zijn geboren, is tien jaar de minimale eis.

De heer Waalkens is teruggekomen op de voedselvoorraden. Ik heb hem gezegd dat ik zijn suggesties zal wegen en zeg dat nu ook tegen de heer Atsma. Ik ga mij nu niet vastleggen op bepaalde dingen. Ik vond de gedachten die de heer Waalkens in de eerste termijn uitte interessant, maar ga er nu verder niet op in. Ik neem ze mee en kom er zeker op terug, maar laten wij daarbij wel alle zorgvuldigheid in acht nemen.

Wat artikel 68 betreft, ben ik het helemaal met de heer Waalkens eens dat er na 2013 geen sprake meer moet zijn van historische referenties. Ik denk ook niet dat iemand daar nog een misverstand over kan hebben of maken: na 2013 is er geen Europees landbouwbeleid meer dat is gebaseerd op historische referenties!

De volgende week staat de aanbieding van het verslag van het ggo-seminar op de agenda en is het niet de bedoeling om tot enige besluitvorming op dit punt te komen. Zodra dat verslag er is, krijgt de Kamer dat natuurlijk direct toegestuurd, dus zeker voordat ik het in Brussel presenteer. Er wordt nu nog koortsachtig aan gewerkt, omdat het ook meerwaarde moet hebben voor de verdere discussie. Nogmaals, ik doe alleen verslag en er vindt geen besluitvorming plaats. We lopen daar ook niet op vooruit, want samen met minister Cramer en de Kamer hecht ook ik aan zorgvuldige besluitvorming. Wij nemen elkaar daarin bloedserieus en zullen dat ook blijven doen.

De heren Atsma en Waalkens hebben gevraagd naar de provinciale cofinanciering en mevrouw Snijder heeft zelfs gezegd dat de cofinanciering niet mag leiden tot versnippering. Dit is allemaal niet nieuw. Wij hebben het nu niet voor het eerst over het POP. We hebben daar met de provincies allerlei afspraken over gemaakt die zijn vastgelegd in het Comité van Toezicht. De heren Atsma en Waalkens zeggen dat zij andere berichten uit de provincies horen. Ik zal u daarom de besluitvorming, de vastlegging tijdens de vergadering in het Comité van Toezicht en het verslag van het algemeen overleg van 10 juni jl. toesturen waarin dit nadrukkelijk aan de orde is geweest. Ik begrijp heel goed dat dit voor aanstaande dinsdag moet, omdat er dan stemmingen plaatsvinden.

Met de opmerkingen van mevrouw Snijder heb ik een groter probleem, want dat zou betekenen dat we alles wat we al jaren doen op losse schroeven zetten. Dat betekent dat alle afspraken die we met de provincies ten aanzien van het POP tot 2013 hebben gemaakt, waaronder over de inzet van het Investeringsbudget Landelijk Gebied, op losse schroeven komen te staan. Daar moeten we niet aan beginnen, dat is niet consistent en dat is niet wat we hebben afgesproken. Ik zou het uitermate betreuren, maar ik zou het ook onzorgvuldig vinden.

De voorzitter: De Kamer heeft dat verslag van het AO van 10 juni jl. natuurlijk of wilt u dat nog eens extra toesturen?

De heer Atsma (CDA): Waar het collega Waalkens en mij vooral om gaat, is dat de provincies na de behandeling van de begroting van vorige week hebben laten weten dat niet is afgesproken wat de minister toen heeft gezegd. Daar moeten we gewoon helderheid over krijgen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Laat ik even helder zijn. Het gaat hier om een nieuwe invulling. Daarom zijn het ook pilots. Als die namelijk goed blijken te lopen, gaan we daar hopelijk meer slagen in maken. Dit bedoel ik juist en dat is dus veel breder dan de afspraken die we in het verleden hebben gemaakt. Vandaar mijn zorg dat het tot versnippering zal leiden.

De heer Waalkens (PvdA): Het gaat niet over het principe van de cofinanciering, het gaat om de hoogte van de cofinanciering: 25% of 50%.

Minister Verburg: Ik heb u de toezegging gedaan. De feitelijke afspraken moeten hier gewoon spreken. Ik zal voor het gemak het verslag met de afspraken van 10 juni erbij pakken en u laten weten wat erover in het verslag van het Comité van Toezicht staat. Hier moet inderdaad helderheid over komen. Dat is in het belang van de provincies, van LNV en van de Kamer. Die informatie krijgt u dus voor aanstaande dinsdag.

De heer Atsma sprak over etikettering van nep-producten. Het gaat nu om etikettering in het kader van dierenwelzijn. Het valt al niet mee om dat zorgvuldig te doen, net zo min als het meevalt om duurzaamheidslogo’s te ontwikkelen. Ik geloof niet dat we alles met alles moeten verbinden.

Tot slot kom ik op de opmerking van de heer Atsma over staatssteun. Ik ben in beginsel tegen staatssteunverzoeken en dus ook niet enthousiast over het Italiaanse verzoek. Het gaat om producten als olijven en dergelijke. Die groeien nog niet in Nederland. Hopelijk duurt dat ook nog een poosje. In die zin zijn er geen bedreigingen voor het level playing field. Ik zal echter wel mijn zorg hierover uitspreken en ik vind dat hier wel heel goed naar gekeken moet worden in het kader van het gelijke speelveld. Ik ga echter niet namens Nederland als enige het Italiaanse verzoek blokkeren.

De voorzitter: Er is al een VAO aangevraagd, dus ongetwijfeld spreekt de minister de Kamer deze week weer hierover. Er zijn verschillende toezeggingen gedaan:

Toezeggingen

– De minister zal de Kamer informeren over het totaalbeeld van de bestede POP-gelden door Nederland.

– De Kamer zal in april 2010 een brief ontvangen over de uitwerking van de standpuntbepaling ten aanzien van artikel 68 en 45.

– De minister zal de Kamer informeren over het Comité van Toezicht naar aanleiding van de hoogte van de verplichte cofinanciering door de provincies.

– De minister zal het secretariaat van CITES vragen om acties ten aanzien van ivoor in de aanloop naar de CITES-conferentie in maart 2010. De minister zal dit onderwerp als strategisch punt op de agenda plaatsten voor de Landbouwraad van januari 2010 en de Kamer zal over beide acties worden geïnformeerd.

– De minister zal de verklaring van de conferentie in Parijs zo snel mogelijk naar de Kamer sturen.

– Het verslag van de internationale conferentie over ggo’s zal naar de Kamer worden gestuurd voordat het in Brussel wordt aangeboden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik wil toch nog iets vragen over de ggo-conferentie. Ik meende dat de toezegging van de minister ook inhield dat het niet op de agenda zou komen.

Minister Verburg: Af en toe moet mevrouw Ouwehand wel luisteren. Ik heb gezegd dat het op de Landbouwraad staat onder any other business, dat ik daar verslag zal doen van het ggo-seminar en dat er ook een verslagje van zal liggen. Ik zal er dan een paar dingen over zeggen, maar er vindt geen besluitvorming plaats.

De voorzitter: Ik dank de minister en haar medewerkers en uiteraard ook de leden van de commissie voor hun bijdragen en sluit deze vergadering.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), voorzitter, Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD), Dibi (GroenLinks), Polderman (SP), Elias (VVD) en Linhard (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Luijben (SP), Tang (PvdA), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Pieper (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD), Vendrik (GroenLinks), Lempens (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD) en Van Dam (PvdA).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Atsma (CDA), Van Bommel (SP), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Waalkens (PvdA), voorzitter, Ormel (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Jonker (CDA), Irrgang (SP), De Roon (PVV), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Gill’ard (PvdA), Jasper van Dijk (SP), Thieme (PvdD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) en Peters (GroenLinks)

Plv. leden: Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), Vos (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Van Heugten (CDA), Lempens (SP), Schermers (CDA), Knops (CDA), Jacobi (PvdA), Samsom (PvdA), Kuiken (PvdA), Teeven (VVD), Spies (CDA), Roemer (SP), Wilders (PVV), Nicolaï (VVD), Van der Ham (D66), Van der Burg (VVD), Besselink (PvdA), Van Leeuwen (SP), Ouwehand (PvdD), Voordewind (ChristenUnie) en Vendrik (GroenLinks).