Kamerstuk 21501-32-353

Verslag van een algemeen overleg

Landbouw- en Visserijraad


21 501-32
Landbouw- en Visserijraad

nr. 353
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 28 juli 2009

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken2 hebben op 2 juli 2009 overleg gevoerd met minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 29 juni 2009 met de geannoteerde agenda Landbouwraad van 13 juli 2009 (21501–32, nr.344);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 29 juni 2009 met het verslag Landbouw- en Visserijraad van 22 en 23 juni 2009 (21501–32, nr. 345);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 15 juni 2009 over de Nederlandse inzet 61ste jaarvergadering IWC (31 700-XIV, nr. 156);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 23 juni 2009 met Haaienactieplan (21501–32, nr. 343);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 29 mei 2009 over uitkomsten zeventiende sessie van de VN Commissie voor Duurzame Ontwikkeling van 4–15 mei 2009 (31 700-XIV, nr. 155);

– de brief van de Tweede Kamer van 12 juni 2009 met verslag deelname Kamerleden aan 17e sessie VN-commissie voor Duurzame Ontwikkeling van 10 tot en met 15 mei 2009 (2009Z11 176).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Atsma

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Ormel

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Dortmans

Voorzitter: Schreijer-Pierik Griffier: Dortmans

Aanwezig zijn 7 leden der Kamer, te weten: Atsma, Ouwehand, Polderman, Schreijer-Pierik, Snijder-Hazelhoff, Van der Vlies, Waalkens, en minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

De voorzitter: Ik open deze vergadering over de Landbouw- en Visserijraad en de 17e VN-commissie voor duurzame ontwikkeling. We hebben de tijd tot half een en daarna zijn er verschillende barbecues.

De heer Waalkens (PvdA): Mevrouw de voorzitter. Ik verontschuldig mij op voorhand dat ik om 11.30 uur naar een andere bijeenkomst moet.

Ik zal de agenda staccato langslopen. Ik begin met de uitkomsten van de commissie voor sustainable development. Een delegatie van deze commissie heeft getuige kunnen zijn van het onderhandelingstraject om tot een uitkomst te komen. Ik complimenteer de minister en de hele staf die daarbij betrokken is geweest met alle voorbereidingen en inspanningen om tot een goed resultaat te komen. Halverwege de afronding bleek dat er een eindpaper zou komen van vijftig pagina’s, maar dat is gelukkig teruggebracht tot behapbare porties.

Ik heb nog wat vragen, niet over het proces dat wij hebben afgerond, maar over wat wij ermee doen. Een mondiale top moet niet alleen voor de bühne zijn, maar ook beklijven, in die zin dat de gemaakte afspraken ook worden uitgewerkt. Mijn concrete vraag aan de minister is wie procedureel het actieprogramma gaat volgen. Hoe wordt het afgesproken commitment aan de doelen inhoudelijk getoetst? Is dat budgettair begeleid? We kunnen natuurlijk allemaal ambities uitspreken, maar hierover zou ik graag helderheid krijgen. Dat maakt niet alleen onze inzet, maar ook die van onze partners wat concreter en afrekenbaar. In hoeverre wordt de samenwerking met andere multilaterale organisaties opgepakt bij de uitkomsten van deze 17e VN-bijeenkomst? Het zou heel jammer zijn als de coördinatie en de verdeling van de werkzaamheden zou leiden tot versnippering in het veld, omdat het bij deze conferentie ging om het belang van rurale ontwikkelingen en van de landbouw in de complexe materie om de Millennium Development Goals te realiseren.

Ik heb al eens op een andere plek een voorstel gedaan aan het kabinet over de rol van voedselproductie. In Europa hebben we het systeem van interventievoorraden. Dat is een instrument dat dient ter ondersteuning van prijzen bij fluctuaties in de markt. Los van het verband met het gemeenschappelijk landbouwbeleid vraag ik de minister of we niet toe zijn aan mondiale afspraken over het aanleggen van strategische voedselvoorraden, die publiek beheerd worden, niet met het doel om enorme prijsfluctuaties op te vangen, maar om voedselzekerheid in de wereld een stevige basis te geven. We hebben in Europa afgesproken om strategische olievoorraden te gaan opzetten. Ik kan mij voorstellen dat wij dat ook voor grondstofstromen doen, omdat speculatie een belangrijk aspect is van de internationale handel. We weten door de statistieken van de FAO wel waar de voorraden zitten, maar de grote multinationals spelen hierin een belangrijke rol.

Dan kom ik op het verslag van de Landbouwraad. Ik ben blij met de presentatie van het rapport over het doden van dieren door de Animal Science Group in de Kamer en ook elders in Europa, over het bedwelmen in de pluimveesector. Hoe wordt dit uitgewerkt in Europese regelgeving? Blijkens de agenda vormen landbouw en klimaat een aandachtspunt van het Zweedse voorzitterschap. Ik was erg gecharmeerd van de technische briefing over de prijsvorming in de hele agro-voedselketen, van hoog tot laag en omgekeerd. Ik heb in dat overleg aan de ambtenaren gevraagd, maar ik stel die vraag ook op politiek niveau, waarom de mededinging niet specifiek in de high level group was vertegenwoordigd.

We kijken allemaal met angstige ogen naar de ontwikkeling van de zuivelmarkt. Ik ben blij dat wij de bedrijfstoeslagen naar voren hebben kunnen halen, maar er moet nog wel meer gebeuren. Ik voel mij onmachtig om uit te spreken wat er meer zou moeten gebeuren, maar misschien kan de minister nog duidelijk maken wat de inzet van Nederland is.

De heer Atsma (CDA): Ik deel het positieve gevoel van de heer Waalkens over het naar voren halen van de bedrijfstoeslagen. Als de boer de toeslag eerder krijgt, wordt zijn liquiditeitspositie versterkt. Kijkend naar de urgentie voor de sector, zou het consequent zijn om te zeggen: handen af van de bedrijfstoeslagen an sich.

De heer Waalkens (PvdA): Je ziet dat de markt op onderdelen onvoldoende inkomen genereert voor boeren en boerinnen. De verbinding van het afbouwen van de eerste pijler en het infaseren van de tweede pijler geeft een extra mogelijkheid om inkomen uit het leveren van maatschappelijke diensten te genereren. Het kan desastreuze gevolgen hebben om je alleen te verlaten op de markt, maar er kan een structurele financiering komen van activiteiten op het platteland en het beheer van de groene ruimte, verbonden aan maatschappelijke diensten. Als de geldstromen worden verlegd, wordt er geen geld afgepakt, maar opgepakt zodat inkomen wordt gegenereerd zowel uit de markt als uit de tweede pijler.

De heer Atsma (CDA): Dit zijn lange woorden en lange zinnen, maar het gaat maar om één ding. U complimenteert de minister met het eerder geven van de bedrijfstoeslagen aan de boeren. Geeft u de boeren ook de garantie dat u even de handen af houdt van een greep in de bedrijfstoeslagenpot van de individuele boer?

De heer Waalkens (PvdA): Wij weten allemaal dat met artikel 68 binnen de eerste pijler de geldstromen worden verlegd, zodat degenen die maatschappelijke diensten leveren daar eerlijk voor worden beloond. Bent u het met de houtskoolschets voor de inzet van het kabinet eens om artikel 68 en artikel 45 in te roepen, op speciaal verzoek van Nederland, om dit te gaan implementeren? Ik vind dat wij de boeren en boerinnen op het platteland recht doen door ze een eerlijke beloning te geven voor die maatschappelijke diensten. Met het huidige systeem dat er geen enkele tegenprestatie tegenover staat, houdt u iedereen voor de gek. Dan blijkt dat u met de kop tegen de muur wilt rijden, wanneer dit onder het vergrootglas wordt gelegd. Wij proberen een tweede inkomensstroom te genereren.

De voorzitter: Nee, nee, nee, dit is al bijna een kwartier aan de gang. De heer Waalkens komt tot een korte afronding.

De heer Waalkens (PvdA): Bij de walvisvangst komt er wat ons betreft geen uitweg voor Japan en andere landen die ruimte willen creëren voor wetenschappelijke vangsten die wij weer terugzien als biefstukjes in de supermarkt.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Nog even over het voorgaande punt, want dat is essentieel in dit debat. Het is logisch dat er volgende stappen worden gezet. Ik hoor dat de heer Waalkens blij is dat wij de toeslagrechten naar voren halen. Hij weet ook dat er nog geen herstel is in de investeringsplaatjes van de boeren. Het gaat vooral om jonge ondernemers die geïnvesteerd hebben en die waarschijnlijk niet in de gebieden zitten waar hij op doelt. Hoe kan hij zeggen dat zij daar de volgende keer ook op kunnen rekenen, terwijl het uitgangspunt van het kabinet was om er na 2013 geld af te halen? Dat gaat men gewoon doen.

De heer Waalkens (PvdA): In de houtskoolschets hebben we de verbinding gemaakt van een eerlijke beloning met een tegenprestatie voor maatschappelijke diensten. We hebben niet alleen enthousiast gesproken over artikel 68 en artikel 45. Wanneer de lidstaten de mogelijkheid hebben om die verbinding te maken, zoals het kabinet en zeker de Partij van de Arbeid willen, dan vind ik dit niet consequent van mevrouw Snijder. Iedereen weet dat er een forse verandering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid komt. Tot 2013 staan wij met onze handtekening voor het budget, maar we kiezen voor een offensieve benadering om die zachte landing van het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor te bereiden. De redenering van mevrouw Snijder is dat zij dat niet wil, maar daarmee steekt zij als een struisvogel haar kop in het zand. Ik vind dat niet eerlijk.

De heer Polderman (SP): Voorzitter. Ik zal zo meteen ook nog het nodige over het zuivelbeleid zeggen, maar ik begin met de VN-conferentie, want ik denk dat de minister terecht apetrots is op haar voorzitterschap van de VN-top over duurzame ontwikkeling. Wij zijn niet mee geweest, maar voor zover ik het kan beoordelen uit de verslagen is dit een constructieve bijeenkomst geweest. Het is allemaal prachtig: duurzame landbouw, verbetering van de productiecapaciteit, landbouw in het hart van de armoedebestrijding. In dit verhaal mis ik de wereldwijde protectionistische landbouw, in het bijzonder in de Verenigde Staten en in Europa en de rol van westerse dumping, invoerbarrières en de EPA’s. Wereldwijde eerlijke handel zou een eerste stap moeten zijn, maar daar wil men nog niet aan. Ik las een speech die minister Koenders vorige maand heeft gehouden over een dreigende golf van hongerconflicten in de wereld. Net als het International Food Policy Research Institute pleit hij onder andere voor een gedragscode bij buitenlandse landaankopen die een waarborg moet zijn voor duurzame, transparante onderhandelingen, delen van de opbrengsten, enz. Geschat wordt namelijk dat 15 tot 20 miljoen hectaren land in ontwikkelingslanden is opgekocht door buitenlandse multinationals. Dat is een slechte ontwikkeling. Ik hoor graag of deze minister op dit punt met minister Koenders op één lijn zit. Deelt Nederland deze analyse en de conclusies van Unctad? Welke maatregelen gaat Nederland nemen in EU-verband, om de beleidsruimte van Afrikaanse landen, in geld en reguleringscapaciteit, om voor hun eigen voedselzekerheid te zorgen te vergroten in plaats van te verminderen, zoals nu met de EPA’s gebeurt? Ik hoor hierop graag een reactie, want wij moeten natuurlijk wel door met dat dossier.

We hebben al vaker gesproken over het heikele punt van de zuivelmarkt. Het is vijf voor twaalf voor de melksector, als het niet erger is. Het water of de melk staat ze aan de lippen. We hebben gisteren opnieuw een mooie presentatie van de DDB gehad. Ik was daar samen met collega Atsma. De andere collega’s heb ik helaas gemist; die hadden andere prioriteiten. We hebben het allemaal druk. Het was een buitengewoon heldere analyse. We hebben een mooi filmpje gekregen dat ik via de griffier aan de rest van de commissie en misschien aan de minister kan doorgeven.

In die presentatie komt een punt naar voren dat relevant is voor de discussie met collega Waalkens of men het van die inkomenstoeslagen moet hebben. Die boeren zeggen: die inkomenstoeslag mag je houden als je maar zorgt voor een faire prijs. Daar gaat het om. Dat betekent gewoon regulering, zodat de kalmte weer terugkomt. Ik heb al eerder gemerkt dat ik met dit standpunt alleen sta. De ChristenUnie heeft zich er inmiddels bij aangesloten; nu zijn het de grootste oppositiepartij en de kleinste regeringspartij, dat schiet al op, maar er moet nog een hoop gebeuren.

De minister heeft in een vorig overleg gezegd dat het allemaal niet opschiet, omdat de productie vorig jaar met 4% is afgenomen, zodat het volledige melkquotum niet is gebruikt. Volgens de cijfers van het productschap voor zuivel is dat onjuiste informatie, omdat het quotum voortdurend wordt verhoogd. De productie is niet met 4% afgenomen, maar wel degelijk met 0,7% toegenomen in de Europese Unie. Het is een onjuiste voorstelling van zaken dat het quotum niet is volgemaakt. Als je het steeds verhoogt, komt het nooit vol. Ik denk dat de DDB er gelijk in heeft dat dit een onjuiste voorstelling van zaken is. Ik hoor hier graag een reactie op.

De Nederlandse inzet zal niet meteen veranderen, denk ik, maar je weet het nooit. Het ziet ernaar uit dat het vasthouden aan het quotum niet doorgaat. Wat is de Nederlandse inzet bij het Franse voorstel om te gaan voor minimumprijzen? Wij zien dat niet als de oplossing, maar het is in ieder geval wat. Een betere oplossing is om de machtspositie van de supermarkten aan te pakken. Ik heb begrepen dat de Commissie daar nog niet aan wil, maar interessant is dat de minister in deze context schrijft dat de neerwaartse prijzen aan de consument moeten worden doorgegeven. Op welke manier wil zij dit voor elkaar krijgen zonder in te grijpen bij de supermarkten? Het is veel te simpel om het probleem bij de boeren en de coöperaties te leggen. Daarmee wordt voorbijgegaan aan de machtspositie van de supermarkten.

Ik heb nog een aantal vragen over het verslag. De inzet van de minister om de less favoured areas een andere definitie te geven, namelijk kansrijke gebieden, is niet overgenomen door de andere lidstaten, omdat deze typisch aansluit bij de Nederlandse situatie. Er staat ook in het verslag dat de Commissie de actieve hulp van de lidstaten wel nodig heeft. Dat is volgens mij een ondersteuning van mijn pleidooi om het vooral nationaal te doen. Kan de minister nog ingaan op de vraag hoe deze suggestie door haar collega’s werd opgevat?

Ik complimenteer de minister voor haar inzet inzake de bedwelmingsmethoden in de pluimveesector, met een waterbad en elektrificatie. Het is jammer dat dit nog niet wordt overgenomen in Europa. Kan de minister toelichten hoe lang de uitfasering in Nederland zal duren? Als er geen bepaalde datum voor wordt geprikt, blijft het bij goede bedoelingen, zoals wij al eerder hebben gezien. Kan de minister toezeggen dat er voor concrete data concrete stappen worden gezet?

Dan ga ik over van de landbouw naar de visserij. Het is elk jaar hetzelfde verhaal met de walvisjacht, waarbij ik opmerk dat een walvis geen vis is. Het is een ritueel circus. Na jarenlang verhitte discussies met deze minister en haar voorgangers ben ik blij dat er niet meer wordt gerept van een Nederlands poldermodel van beheersing, maar gewoon van een keihard moratorium. Toch hoor ik graag nog een krachtige stellingname van de Nederlandse regering wat betreft sancties tegen Japan. De Australische regering dreigt Japan voor de rechter te slepen, als dit land doorgaat met de walvisvangst. Dat is pas spierballentaal. Ik heb begrepen dat er een werkgroep wordt ingesteld. Zolang de tegenstanders van de walvisjacht zich laten chanteren door Japan, IJsland en Noorwegen, zie ik het somber in. Zodra er daadwerkelijk overtredingen zijn gepleegd, moeten de overtreders worden gestraft, daarover kan de SP-fractie duidelijk zijn. Het lijkt mij onacceptabel om de Nederlandse vlag af te pakken bij de Sea Shepherd, zoals het voornemen schijnt te zijn. Als dat gebeurt, stel ik voor om alle schepen die in overtreding zijn, hun vlag af te nemen en deze illegaal te dumpen. Hierop hoor ik graag een reactie.

Verder hoor ik graag een reactie op de wat onduidelijke geluiden over de goedkeuring van het palingplan door Europa. Ik heb begrepen dat eurocommissaris Borg er niet mee akkoord gaat en aanvullende voorwaarden heeft gesteld. Het gaat om een buitengewoon moeizaam bevochten compromis. Wanneer krijgen wij hier naar verwachting van de minister duidelijkheid over? Hoe is dit opgelost in het Ierse voorstel, waarin zowel een grote vangstbeperking zit als compensatie voor de palingvissers?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik wil de commissie even meegeven dat ik gisterochtend bij de procedurevergadering van de vaste commissie van Verkeer en Waterstaat het kabinet heb verzocht om nadere informatie over de situatie met de Sea Shepherd en het voornemen van het kabinet om die zeebrief in te trekken. Als het goed is, krijgen we daar nog een brief over. De SP-fractie heeft mij daarin gesteund.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ik begin met de conferentie in New York over duurzaamheid, klimaat en landbouw. Ik kan mij in grote lijnen aansluiten bij wat de heer Waalkens daarover zei. Ik geef de minister nogmaals een compliment, omdat zij de rol die de landbouw kan spelen bij de klimaatverandering daar heel goed op de agenda heeft gezet. We moeten nu bekijken wat voor vervolg dat krijgt en hoe wij dat verder gaan inbedden, niet alleen hier, maar ook in relatie tot de Afrikaanse landen.

Allereerst loop ik een aantal punten uit het verslag van de vorige vergadering van de Landbouwraad langs. Het was mij een lief ding waard geweest als de minister en ik ons hadden gerealiseerd wat er in het verslag stond, toen ik gisteren in het debat over de glastuinbouw vroeg naar een aantal gewasbeschermingsmiddelen die zouden verdwijnen. Ik was maar wat blij toen ik gisteravond in het verslag las dat er een noodvoorziening wordt getroffen voor twee werkzame stoffen, zoals methaannatrium, dat heel belangrijk is in de bloembollenteelt. In het verslag staat dat paraffineoliën en methaannatrium voorlopig tot 2015 kunnen blijven. Deze noodvoorziening is van groot belang voor de bloembollenteelt. Dat is een mooie conclusie voor mij, voor de minister en in ieder geval voor de sector. Toen ik hier gisteren naar vroeg, hadden wij even het idee dat het allemaal weg was, maar het is in ieder geval nog tot 2015 te verkrijgen.

In het vorige verslag stond iets over de paling, waar de heer Polderman ook naar vroeg. Commissaris Borg heeft een aantal extra vragen gesteld in de discussie over de paling. Wat is de stand van zaken? Hebben wij de bezwaren tegen onze mooie plannen voor de sector kunnen weerleggen?

In relatie tot het verslag vraag ik mij af hoe ik het hele traject wat betreft dierenwelzijn moet zien. Moet ik constateren dat wij toch een Europa krijgen met meerdere snelheden, waarbij Nederland voorop gaat lopen? Dat lijkt ons niet wenselijk. De vraag is of dat nu echt de conclusie moet zijn.

Dan kom ik bij de zuivel. In de brief bij de agenda voor de komende vergadering van de Landbouwraad hebben wij kunnen zien wat het werkprogramma van het Zweedse voorzitterschap is. Er staan drie prioriteiten in die niet erg afwijken van onze prioriteiten, maar de situatie in de zuivelsector is onze grootste prioriteit. Wij hebben gisteren uitgebreid gesproken over de glastuinbouwsector, maar de zuivelsector zit wellicht in een nog moeilijkere situatie. Er staat een mooie zinsnede in de brief dat wij daarover van gedachten gaan wisselen, maar de vraag is of de minister nog wat in petto heeft. Kunnen wij nog iets anders doen dan het naar voren halen van de toeslagrechten? In maart is al voorgesteld door EZ om de liquiditeitspositie te versterken met 1,5 mld. Ik heb er gisteren in de discussie een lans voor gebroken om dat ook te laten gelden voor de glastuinbouw, want het is een beetje vreemd dat dit wel geldt voor het mkb, maar dat de agrarische sector er geen gebruik van zou kunnen maken. Is dit ook een mogelijkheid voor bedrijven in de agrarische of de zuivelsector die in een moeilijke situatie zitten? Ik vraag dit omdat ik denk dat er echt iets moet gebeuren. De heer Polderman noemt de grote zuivelconcerns en de supermarkten, maar dat hebben wij ook niet allemaal in een keer opgelost, want daar zitten we ook met markten en consumenten. Het blijft natuurlijk heel vreemd dat er zo’n discrepantie zit tussen de productieprijs en de consumptieprijs. Ik heb begrepen dat er in Europa vragen over zijn gesteld en dat er onderzoeken naar lopen. Wordt hier de komende week in de ministerraad over gesproken? Biedt de minister de zuivelsector ook de helpende hand?

De heer Atsma (CDA): Voorzitter. Het is voor een deel schieten in de lucht om te kijken naar de agenda voor de eerstvolgende Landbouwraad, omdat deze agenda er nog niet is. De Landbouwraad is pas over een flink aantal dagen gepland. Maar goed, er is een aantal onderwerpen aangegeven die sowieso besproken zullen worden. Het Zweeds voorzitterschap heeft het ei gelegd en een aantal agendapunten aangedragen die de conclusies van de VN-conferentie raken die door een deel van de Kamercommissie is bijgewoond. Een van de kernboodschappen die de minister afgaf in New York is dat landbouw niet het probleem maar een deel van de oplossing van de problemen kan zijn. Ik denk dat het goed is dat dit ook tussen de oren komt van het Zweeds voorzitterschap en bij wat er op de agenda komt; dat de landbouw meer moet worden beschouwd als oplossing dan als oorzaak van het probleem. Bij de oplossing van het probleem denken wij allereerst aan de enorme armoede, waar wij in New York van verschillende kanten mee werden geconfronteerd. De beelden waren volstrekt helder en daar is geen woord Spaans bij. De problemen zijn majeur en worden alleen maar groter. In die zin vinden wij dat de minister heeft gekozen voor een benadering met lef. Het was wel een huzarenstukje om alle deelnemende landen op één lijn te krijgen. We waren daar met vier fracties vertegenwoordigd en hebben dat van nabij kunnen meemaken. Collega Waalkens en mevrouw Snijder hebben hierover ook een opmerking gemaakt, en de heer Polderman heeft dat uit de verslagen meegekregen. De stoere taal die in sommige parlementen wordt gebezigd, helpt niet om tot een gezamenlijke slotverklaring te komen, maar wij vinden het prima wat daar is neergelegd. We hopen dat de minister zich in de komende maanden volop zal inzetten voor dit onderwerp, wanneer Zweden het op de agenda zet.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik heb een korte vraag over landbouw als oplossing. Dat kan. Ik vind dat landbouw een grote rol moet spelen bij de onderhandelingen over en de aanpak van het klimaatprobleem. Ik zie ook dat de minister als illustratie, neem ik aan, zegt dat wij een duurzame vorm van biobrandstoffenproductie ook in dat kader moeten zien. Tot nu toe wijzen alle signalen de andere kant op. De biobrandstoffen werken tegen het klimaat in en de concurrentie met voedsel blijft heel groot. Dat is toch iets waar uw fractie zich zorgen over maakt. Denkt u dat zo’n illustratie zinnig is om de koers aan te geven voor de kant die wij op moeten?

De heer Atsma (CDA): Ik denk dat er in New York en in deze Kamer volstrekt heldere signalen zijn afgegeven over de concurrentie van biobrandstoffen met voedsel. De minister heeft duidelijk gemaakt dat die spanning er is, maar dat je die knip moet durven maken. Ik zie niet dat daarover een groot verschil van mening was. Sterker, er liggen misschien wel meer kansen, zoals bij het verder ontwikkelen van het onderzoeksprogramma en datgene wat wij in Nederland kunnen betekenen voor derde landen. Ik noem dit bewust, omdat op de agenda van de raad waarschijnlijk ook het landbouwonderzoek in internationaal verband staat. Er kan worden ingetekend op een aantal specifieke aspecten van het internationaal landbouwonderzoek, waarbij Wageningen UR leidend is. Ik zou het toejuichen wanneer Wageningen niet alleen nu, maar ook op lange termijn in die frontpositie blijft staan. Dan kun je ook die slag maken naar derde landen, waarover ik aan het begin van mijn bijdrage sprak. Wat dat betreft sluiten de agenda’s wellicht meer op elkaar aan dan sommigen denken.

De situatie op de zuivelmarkt komt ongetwijfeld heel uitgebreid aan de orde. Ik heb begrepen dat de marktanalyse waarschijnlijk rond 22 juli komt, maar dan is de Landbouwraad al achter de rug. Betekent dit dat er zes tot acht weken moet worden gewacht voordat in Europa verder wordt gesproken over wat er aan de hand is op de zuivelmarkt? Ziet de minister aanleiding om een extra bijeenkomst te beleggen? De situatie is urgent. Gisteren waren wij met een aantal collega’s bij LNV. Ook LTO-ondernemers zullen dat voor honderd procent bevestigen. Het is helder dat er iets moet gebeuren. De discussie over de toeslagen gaan wij nu niet herhalen. Die hebben we gevoerd. We zijn blij dat de minister ervoor heeft gezorgd dat de toeslagen eerder kunnen worden betaald en we hopen dat de collega’s zo verstandig zullen zijn om de handen af te houden van de rechten die naar de individuele boer toe gaan. Als de heer Waalkens het in een interruptiedebatje zo uitlegt dat er wat hem betreft voor 2013 niets met de toeslagrechten gebeurt, hebben we in elk geval al een stapje gezet.

De heer Waalkens (PvdA): Dit is inderdaad uitlokking. Wij staan voor het budget, maar we gaan afspraken maken over de verdeling van het budget.

De heer Atsma (CDA): Dan blijft er een dubbelgezicht van de Partij van de Arbeid en andere partijen, die enerzijds aan de minister vragen om de boeren eerder uit te betalen en anderzijds toch snel een deel van dat geld van de boeren afpakken en erbij zeggen dat zij maar uitzoeken wat zij daarmee gaan doen. Dat vind ik raar, maar daarover zullen wij ongetwijfeld nog op een ander moment spreken.

Gisteren werd op de LNV-bijeenkomst gepleit voor permanente marktmonitoring. Ik denk dat daar wel iets in zit, zeker gezien de huidige crisis. Collega Waalkens gaf terecht complimenten voor de uitleg die wij hebben gekregen over waar de high level group mee bezig is. Dat zou heel goed zijn, omdat volstrekt onduidelijk is wat er precies met de melkprijzen gebeurt, zeker in relatie tot wat de supermarktketens doen. Dat is voor niemand uit te leggen. Daarom doe ik de suggestie om daarop permanente monitoring toe te passen.

De heer Waalkens (PvdA): In de technische briefing, waaraan u refereert, kwam naar voren dat mededinging als hoogste prioriteit wordt meegegeven. Uitgerekend de Commissaris voor mededinging, die in feite de marktmeester is, zit niet in de high level group. Wat vindt u daar nu van?

De heer Atsma (CDA): Ik deel uw opvattingen. Als het via een andere lijn kan worden georganiseerd, is dat prima. Wij hebben van links tot rechts dezelfde signalen gekregen. We vinden allemaal dat de prijsopbouw verschrikkelijk is. De boer krijgt minder dan de helft van de kostprijs, terwijl er in de supermarkt niets verandert voor de consument. Dat is aan niemand uit te leggen. Het maakt mij niet uit of het via de Commissaris voor mededinging moet of via een ander, wat mij betreft gaat Barroso zich ermee bemoeien, als er maar iets gebeurt.

In dat kader zijn nog een paar andere suggesties gedaan. De CDA-fractie is voorstander van de verlenging van het interventie-instrument die ongetwijfeld aan de orde zal komen. Er wordt verschillend gedacht over interventie, maar wij vinden dat er op dit moment geen andere mogelijkheid is. Laten wij in elk geval blij zijn dat dit instrument er is. Ik ben ervan overtuigd dat met de interventie is voorkomen dat de prijs nog verder is gezakt. Het is goed om aan alle tegenstanders van interventie, die zich soms ook in de boerenwereld manifesteren, uit te leggen dat dit ook een pluspunt kan zijn. Daarnaast wijs ik erop dat de kalvermelkregeling wordt opgetuigd en dat de banketbakkersroomregeling in het verleden heeft bewezen een klein beetje te helpen als een stap in de goede richting.

De heer Polderman (SP): Wij zien nu dat er interventie dreigt, maar interventie heeft alleen nut als je iets doet aan de hoeveelheid die er wordt gemaakt. Bent u het met mij eens dat je dit naar beide kanten moet doen? Je kunt dat naar mijn idee niet loskoppelen van de quotumdiscussie. Als je alleen de opkoop garandeert en nieuwe voorraden instelt in Europa, krijgen wij dezelfde boterbergen en melkplassen als wij in de jaren zestig en zeventig hebben gezien. Daar bent u toch niet voor?

De heer Atsma (CDA): Nee, daar is niemand voor. We hopen dat interventie een tijdelijk instrument is om het evenwicht in de markt terug te brengen. Dat geldt in dit geval specifiek voor de zuivel, maar in de vleessector hebben wij gezien dat hetzelfde instrument uit de kast is gehaald. Dat kan publiek of privaat zijn. Collega Waalkens suggereerde om interventievoorraden in relatie tot strategische buffers te beoordelen. Dat vind ik niet zo’n gek idee. Kan de minister hierop reageren en dit in een context plaatsen?

De heer Polderman (SP): Dat is geen antwoord op mijn vraag. Het is heel handig dat de heer Atsma nu doorgaat naar de suggestie van collega Waalkens, maar ik vraag hem concreet of interventie alleen een instrument is als je daarnaast ook wat aan de quotering doet. Anders houd je toch twee dingen. Je kunt dat evenwicht niet herstellen als je maar aan een kant van de balans gaat zitten.

De heer Atsma (CDA): Dan moet ik nog een keer uitleggen dat wij leven in een markt die niet door Nederland of door Europa wordt bepaald. We hebben het over een vrije wereldmarkt. Het zijn voor een groot deel communicerende vaten. Naarmate wij hier de zaak temperen, komt het uit andere hoeken van de wereld met bakkenvol binnen. Wat dat betreft moeten wij ook even weten waar we staan.

De heer Polderman (SP): Hoe rijmt u dat met uw eerdere pleidooi om de landbouw in te zetten bij de bestrijding van armoede? Dit verhaal dat het een vrije markt blijft en dat wij vooral op de wereldmarkt moeten concurreren, klopt niet met het verhaal dat de landbouw in Afrika een kans moet hebben om zich te ontwikkelen. Deze kan zich nooit ontwikkelen als wij op deze manier doorgaan.

De heer Atsma (CDA): Nu worden er toch wel heel veel dingen op één hoop gegooid. Wij stellen vast dat bijna een miljard mensen in de wereld structureel honger hebben. Een van de oorzaken van die honger is dat in grote delen van de wereld te weinig, onvoldoende of zelfs geen voedsel wordt geproduceerd. De technologie en de kennis die door Nederland geëxporteerd zouden kunnen worden, kunnen heel veel betekenen voor de structurele opbouw. Ik wijs op de aanpassing van de ORET-regeling, die volgens ons een verkeerde uitwerking heeft. Als je je dat realiseert, kun je niet zeggen dat de problemen in de zuivelmarkt of in de landbouw één op één zijn gerelateerd aan het niet van de grond komen van de agrarische sector in derde landen. Dat is wat wij in de kern allemaal willen en dat was de boodschap van de minister dat landbouw medeoplosser is van het probleem.

Mijn laatste opmerking betreft het NZO-initiatief om de zuivel te stimuleren. De minister heeft daar ook een rol in. Wij zijn grote voorstanders van het stimuleren van de consumptie waar dat kan. Mijn vroegere pleidooien voor schoolmelk en andere initiatieven in het verlengde daarvan zijn bekend. Alle kleine beetjes helpen. Melk is gezond, dus wat is erop tegen, zou ik zeggen. Verder staan wij nog voor honderd procent achter het aalbeheerplan dat door Nederland bij de Visserijraad is neergelegd. Wij geven de minister alle ruimte om het er op deze manier door te krijgen in Europa.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik kon natuurlijk een glimlach niet onderdrukken toen ik de berichten las over de Europese ontvangst van het Nederlandse aalbeheerplan. De minister schrijft laconiek dat Borg het noch goed noch af kan keuren, maar het ziet er niet zo goed uit. Hij is niet erg overtuigd door de maatregelen die Nederland heeft getroffen. Ik vraag mij af in hoeverre de minister zelf nog overtuigd is. In hoeverre voldoet het voorgelegde plan om 157 ton schieraal over de dijk te zetten? Ik heb al eerder berichten gelezen over geruzie binnen de groep beroepsvissers. De een zou wel willen meewerken en de ander niet. Aan degenen die niet mee willen doen, zou men toch een vangstverbod willen opleggen. Ook toen moest ik glimlachen, want het is óf het een óf het ander; je kunt niet willekeurig vangstverboden opleggen aan vissers. Kortom, wat denkt de minister ervan? Is zij bereid om vangstbeperkende maatregelen te treffen? In de berichtgeving lijkt het erop dat alleen het plan van Ierland zal worden goedgekeurd, omdat dat land als enige heeft durven zeggen dat we maar wat minder moeten vangen. Ik hoor hierop graag een reactie van de minister.

De minister heeft een onderzoek naar haaien laten uitvoeren dat zij voorlegt aan de Commissie. Dat is op zichzelf goed. Ik neem aan dat zij het Haaienactieplan nog steeds steunt, maar de berichten over de haaien zijn zo zorgwekkend, bijvoorbeeld dat een derde ervan op uitsterven staat, dat ik wel een stevige inzet van de minister wil. Zij schrijft in haar brief dat het goed is dat volwassen exemplaren kunnen ontsnappen met de technieken die zijn getest, want zij kunnen zich nog voortplanten, maar de jongere exemplaren worden aan boord dood aangetroffen in de netten. Ik denk dat wij die jongere exemplaren ook nodig hebben voor het behoud van de bestanden. Op zichzelf vind ik dat ieder dier dat nutteloos is gestorven in die visserijnetten er één te veel is, en ik hoop dat de minister dat ook vindt. Ik hoor daarop graag een reactie.

Wat me opviel en waardoor ik nogal verbaasd was, is dat de minister in het vorige overleg over de Landbouwraad op de vraag van andere fracties over wat wij gaan doen aan de zuivelmarkt, niets heeft gezegd over een promotiecampagne voor melk. Toen zij in Brussel zat, of in Luxemburg, kwamen er mediaberichten dat zij een promotiecampagne gaat voeren. Waarom heeft de minister dat niet eerder aan de Kamer voorgelegd, zodat wij daarover een uitspraak hadden kunnen doen? Men zal begrijpen dat wij het daar niet zo mee eens zijn. Komt dat zomaar uit de lucht vallen? Dat bevalt mij niet. De minister doet dat vaker; geen antwoord geven op de vragen die wij in een AO stellen of in elk geval geen informatie geven over wat de plannen zijn en als zij in het buitenland is, komen de plannetjes via de media bij ons. Wij zijn erg tegen dit promotieplan, zoals men zich kan voorstellen.

De heer Atsma (CDA): Dit is een plan van de zuivelsector zelf. Ik zie niet wat er mis is met de promotie van melk en zuivel. Wat is er verkeerd aan melk?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik vind dit een erg interessante vraag van de heer Atsma, wat er mis is met de promotie van melk en zuivel. Mag ik die vraag zo lezen dat de heer Atsma er geen problemen in ziet als de overheid campagnes voert die zijn gericht op de voedselconsumptie van mensen? Is dat wat hij zegt?

De heer Atsma (CDA): Ik vraag of u weet wie het initiatief heeft genomen tot deze campagne.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ja, dat weet ik. De minister heeft gezegd dat zij dit een mooi initiatief vindt en dat er wat haar betreft wel gemeenschapsgeld in mag. Dat is natuurlijk de vraag.

De heer Atsma (CDA): Ik heb al aangegeven dat ik het fantastisch vind. Ga daarmee door. Ik stel voor om elke dag in plaats van koffie een glas melk op tafel te zetten. Hoe meer wij daarvan drinken hoe beter. Het is beter dan koffie.

De voorzitter: Maar dan ook karnemelk.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Het is goed dat de heer Atsma deze vraag nog even zo scherp stelt, want ik wil wel van de minister weten wanneer zij vindt dat met gemeenschapsgeld enige overheidsbemoeienis met het voedselpatroon van mensen te rechtvaardigen valt en wanneer niet. Wat zijn daar de criteria voor? Als de sector het moeilijk heeft, vindt de minister kennelijk dat de overheid zich er wel mee mag bemoeien en dat er euro’s naartoe mogen gaan die wij met z’n allen hebben opgehoest. Als dierenwelzijn en het klimaat in het geding zijn, vindt ze dat ineens niet meer zo gepast. Ik hoor hierop graag een reactie van de minister.

Wat hierbij wel mooi aansluit, is de Commission on Sustainable Development van de VN. Ik denk dat de minister deels terecht trots is op haar voorzitterschap. De invulling ervan is nog niet duidelijk. Het klopt dat landbouw een oplossing kan zijn, maar de vraag is hoe. Gaan wij landbouw als oplossing zien door in elk geval de randvoorwaarde te stellen dat landbouw geen onacceptabele schade mag aanrichten en klimaatverandering teweeg mag brengen of gaan wij kleine stukjes schade afschrapen en pleistertjes plakken?

De minister zegt dat duurzame landbouw, veehouderijpraktijken en duurzame biobrandstoffen een belangrijke rol spelen in de klimaataanpak. Ik denk dat zij daarmee op de verkeerde lijn zit. Landbouw kan een oplossing zijn en moet absoluut een grote rol hebben in de klimaatonderhandelingen, maar we moeten wel bij het begin beginnen. De landbouw veroorzaakt grote problemen voor het klimaat, omdat het gaat om 30% van de uitstoot. Dan moet je eerst kijken naar het beperken van de schade en de landbouw op een andere manier inrichten. Ik zou graag zien dat onze minister Zweden als kersverse nieuwe voorzitter van de Europese Unie dik steunt met de prioriteiten op dit gebied, zoals zij al heeft gezegd. Zweden gaat nog een stukje verder en heeft gezegd dat wij klimaatvriendelijke voedselkeuzes moeten maken. Zweden heeft richtlijnen gestuurd aan de lidstaten, waarin onder andere de expliciete aanbeveling staat om minder vlees en minder rijst te eten, gezien de klimaatbelasting van deze producten. Zweden heeft gevraagd om hierop te reageren. Laten wij dit oppakken in het licht van de klimaatonderhandelingen in Kopenhagen, eind van dit jaar. Gezien de uitspraak van de minister dat landbouw een deel van de oplossing kan zijn, zou ik graag zien dat zij deze richtlijnen omarmt en Zweden steunt bij die noodzakelijke doelen, om tot een goed akkoord te komen, waarin landbouw geen veroorzaker meer is, maar inderdaad een oplossing van de problemen.

In de vorige Landbouwraad zijn ook andere punten aan de orde gekomen, zoals de bescherming van dieren tijdens het doden. Ik heb de vorige keer gezegd dat ik het op prijs stel dat de minister pleit voor vrijheid voor de lidstaten om verdergaande maatregelen te nemen. Helaas was daarvoor geen politieke meerderheid te vinden. Zij schrijft dat zij de Commissie erkentelijk is dat het compromis voorziet in een evaluatie na het uitfaseren van deze methode. Het is mij niet helemaal duidelijk of er nu een evaluatie komt of een plan voor uitfasering.

Op de agenda staat de Nederlandse inzet bij de internationale walvisvaartconferentie, IWC, die een dag eerder is afgesloten, omdat men er weer niet uitkwam. Zoals gezegd heb ik in de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat gevraagd om nadere informatie van het kabinet. We gaan er een AO over plannen. Het moet mij van het hart dat ik het typerend vind dat Australië gaat bekijken hoe het Japan voor de rechter kan dagen en dat het Nederlandse signaal is dat die actievoerders wel heel erg lastig zijn en dat wordt bekeken hoe hun vaarvergunning kan worden ingetrokken. Er is geen enkel zicht op mogelijk optreden tegen Japan. Hoe recht is de rug van Nederland, als het zegt tegen de walvisjacht te zijn en er alles aan te willen doen om de walvis te beschermen?

De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter. Om te beginnen met de VN-conferentie over duurzame ontwikkeling, mijn fractie complimenteert de minister met het prima accent dat daar is gezet. Met de collega’s ben ik benieuwd hoe dat doorwerkt in de verdere discussies en ontwikkelingen. Ook mijn fractie heeft natuurlijk grote zorgen over de melkveehouderij. Diverse melkveehouders zitten met de handen in het haar. Het is helder dat er iets moet gebeuren, maar de vraag is wat nu te doen. De Europese zuivelmarkt wordt aan een analyse onderworpen die de Europese Commissie laat uitvoeren. In de tweede helft van juli komen de bevindingen en dan zullen er conclusies worden getrokken, mag je hopen. Met anderen stel ik de vraag: hoe dan verder? Het kan niet zo zijn dat wij wachten totdat wij elkaar na de vakantie weer treffen en het Zweedse voorzitterschap zogezegd is opgewarmd.

Ik lees in de geannoteerde agenda dat Fischer Boel voorstellen zal presenteren voor verlenging van de interventieperiode voor boter en mageremelkpoeder. Ik heb ook begrepen dat bij de Europese Commissie een aanvraag is ingediend voor de financiering van een zuivelpromotiecampagne. Dat zijn allemaal bijdragen die kunnen helpen, maar mijn zorg is of dat voldoende zal zijn om een brede sector te behouden.

Dan is er ook nog de slagschaduw van de verruiming en de afschaffing van het quotuminstrumentarium, waarover wij in het verleden diverse malen hebben gesproken. Dat is in deze tijd natuurlijk extra lastig. In die context maak ik mij zorgen over de levendige quotumhandel die zich in de afgelopen maanden heeft voorgedaan, omdat een deel van de melkveehouders verwacht dat het quotumsysteem in 2015 uiteindelijk niet afgeschaft zal worden. Hoe gaat dat op een integere wijze verder, wat betreft ons politieke aandeel daarin? Het lijkt mij onontkoombaar om in het najaar een fundamenteel debat te voeren over de zuivelmarkt en knopen door te hakken over de maatregelen die worden genomen, inclusief het quotumsysteem en de interventies. Ook mijn fractie heeft zich erover verbaasd dat een melkveehouder zijn melk om zo te zeggen onder de kostprijs moet leveren, terwijl ik daar in de winkel niets van merk. Dat is toch niet te verklaren? Hoe zit dat?

In België zijn afspraken gemaakt tussen melkveehouders, de zuivelindustrie, de distributie en het ministerie van Landbouw over verhoging van de prijs van consumptiemelk. Van de uitkomst van dat overleg over het verhogen van de prijs van consumptiemelk mag je misschien wat verwachten, maar toch ook weer geen wonderen. Het is wel belangrijk dat deze partijen rond de tafel zitten en overleg voeren. Waar blijft dat in ons land? Ik roep de minister of de sector op om intensiever in actie te komen.

Over de verlenging van de interventieperiode merkt mijn fractie op dat uit de markt gehaalde boter of melkpoeder vroeg of laat toch weer op de markt zal komen. De effecten hiervan moeten ook in de overwegingen worden meegenomen.

Dan kom ik op de toekomst van het gemeenschappelijke landbouwbeleid. In de informele Landbouwraad is geen overeenstemming bereikt over de financiering van inkomenstoeslagen na 2013. Graag hoor ik een uitgebreide toelichting van de minister op vragen als: waarover de lidstaten het niet eens waren, wat de opstelling was van de andere lidstaten en wat het vervolgtraject is. Ik begrijp dat er voorzitterschapsconclusies zijn vastgesteld, maar geen raadsconclusies. Wat is de status van deze voorzitterschapsconclusies?

Ook ik heb het signaal gekregen dat eurocommissaris Borg kritische vragen stelt over het aalbeheerplan. Ik hoop dat de minister alles uit de kast zal halen om het aalbeheerplan er ook in Brussel door te krijgen. De inzet van de beroepsvisserij is niet gering. Er is inderdaad wat discussie over de prijs waartegen schieraal over de dijk kan worden gezet; marktconform of voor een lager tarief. Dat is al een lastige vraag, maar deze optie moet niet verloren gaan.

De voorzitter: Dit was de eerste termijn van de kant van de Kamer. Ik schors de vergadering enkele minuten, zodat de minister de zaken kan ordenen en dan hervatten wij de vergadering.

Minister Verburg: Voorzitter. Ik had de Kamer al bedankt voor de waarderende woorden die zijn gesproken over het proces rond de zeventiende sessie van de commissie Duurzame ontwikkeling. Ik dank de Kamer ook voor de waarderende woorden over de uitkomsten daarvan. De uitkomsten zijn inderdaad van groot belang. Ik denk dat zowel de heer Waalkens als de heer Atsma terecht heeft gezegd dat wij in staat zijn geweest om de positie van de landbouw te kantelen. De ontwikkeling van landbouw en platteland werd tot dat moment door velen gezien als onderdeel van het probleem van klimaatverandering. Wij zijn gedurende die CSD in staat geweest om dat beeld te kantelen en de ontwikkeling van landbouw en platteland te gaan zien als onderdeel van de oplossing voor klimaatproblemen.

De uitkomsten van de belangrijkste thema’s, te weten landbouw en klimaat, water voor landbouw, landbouw en ecosystemen, de groene revolutie in Afrika en landbouw onder ecologische modernisering, nationaal en internationaal, gaan wij verder brengen in beleidsprocessen. Nationaal zal ik mij inzetten om deze thema’s te koppelen aan de belangrijke beleidstrajecten van dit kabinet, direct met collega’s die daarmee bezig zijn. Het gaat een belangrijke rol spelen voor en tijdens de top die aan het eind van het jaar in Kopenhagen zal worden gehouden. Die uitkomsten zullen ook op de agenda terugkomen. Het gaat dan om duurzame ontwikkeling, voedsel, landbouw in ontwikkelingslanden en biodiversiteit. Met collega Koenders ga ik na hoe de aanbevelingen van CSD 17 versterkt kunnen doorwerken, ook in het kader van onze gezamenlijke notitie, de LNV/OS-notitie over een groene ontwikkeling en revolutie van landbouw en platteland in Afrika. Met staatssecretaris Huizinga zal ik bespreken hoe het leggen van verbindingen tussen landbouw en water kan worden versterkt, ook via het interdepartementale beleidsprogramma Water mondiaal.

Het is mijn ambitie om, in navolging van de uitkomsten van CSD 17, landbouw een meer centrale rol te laten spelen in een aantal internationale processen. Ik heb het klimaatproces al genoemd. Zo heb ik onlangs in de Landbouw- en Visserijraad opgeroepen om de rol van landbouw te verstevigen in de internationale aanpak. Ik vraag er ook aandacht voor in de voorbereidingen en de uitkomsten van COP 15 in Kopenhagen.

De heer Waalkens heeft gevraagd naar het internationale en het multilaterale spoor. Dan hebben wij het over internationale partners zoals de FAO, de OESO en de Wereldbank. Met die partners ga ik na op welke wijze de aanbevelingen van CSD 17 kunnen doorwerken in het beleid van de lidstaten en met name in de uitwerking van de richtlijnen voor landbouw, water en ecosystemen.

De heer Atsma vroeg naar de inzet van Wageningen Universiteit. Ook in dit verband zie ik een rol voor Wageningen. Om invulling te geven aan de beleidsaanbevelingen van CSD 17 voor die vier belangrijke thema’s zet ik in op gezamenlijke activiteiten met Wageningen UR. Ik denk dan aan de oprichting van een centrum voor duurzame ontwikkeling en natuurlijke hulpbronnen. Daarnaast worden voor de belangrijkste uitkomsten van CSD projecten op het gebied van onderzoek, kennisoverdracht en capaciteitsontwikkeling ontwikkeld. Zo zal ik Wageningen UR vragen om voor water het cursorisch internationaal onderwijs en het beleidsondersteunend onderzoek te richten op de integratie van landgebruik en watermanagement en het multifunctionele karakter van de landbouw met een verwijzing naar de ecosysteemservices. Ook zal ik meer aandacht besteden aan de relatie tussen landbouw en klimaat in de onderzoeksopdracht en de onderzoeksontwikkeling. In gezamenlijke activiteiten werkt Wageningen UR samen met vooraanstaande internationale partners als het IFPRI en CGR-instituten. Kortom, wij zijn voluit bezig om de resultaten van CSD 17 in multilaterale organisaties te implementeren en ook in onderzoek, nationaal en internationaal, verder vorm en inhoud te geven. Dat doen wij extra in het kader van de «One UN» Approach. Als voorzitter van CSD 17 heb ik de links al gelegd met andere VN-organisaties. Ik zal dat binnenkort weer doen. Op 14 juli aanstaande zal ik een terugkoppeling geven van de resultaten en dan zal ik die resultaten verder bespreken bij het Economisch en Sociaal Comité, ECOSOC, die zal plaatsvinden in Genève waar ook die verbinding en verbreding worden gelegd. Ik zal dat ook doen bij de FAO-conferentie die eind dit jaar wordt gehouden. Resultaat is mooi. Het moet niet blijven bij mooie woorden, want dan sterft zoiets in schoonheid. Het thema en de uitkomsten zijn te belangrijk om ze op papier te laten beklijven. Ze zullen vertaald moeten worden in de praktijk.

Mevrouw Ouwehand, de heer Atsma en de heer Waalkens hebben nadere vragen gesteld over de CSD. Overigens vindt de terugkoppeling van de CSD vanwege tijdsproblemen in dit overleg plaats. Eerlijk gezegd vind ik dat de thema’s, de resultaten en het implementeren van de uitkomsten van deze commissie nader overleg met de Kamer rechtvaardigen. Ik geef de Kamer in overweging om de komende maanden en misschien wel de komende jaren van tijd tot tijd stil te staan bij de uitkomsten en de implementatie van CSD 17.

Begin april heeft de Europese Commissie het Witboek over adaptatie klimaatveranderingen en de bijbehorende werkdocumenten over gezondheid, water en landbouw gepubliceerd. De Landbouwraad zal nu een discussie voeren over de landbouwparagraaf van dit Witboek. Het voorzitterschap geeft met agendering van dit punt direct invulling aan een van de topprioriteiten en ik ondersteun Zweden hierin van harte. De Commissie laat in het document zien dat het klimaatbestendig maken van de Europese landbouw en plattelandsgebieden een grote uitdaging vormt voor de Europese Unie, de lidstaten en de agrarische sector. Wat dit betreft heeft klimaatverandering aanzienlijke effecten op de landbouw. Ik denk aan de gevolgen van biofysische processen waarop landbouwprocessen zijn gebouwd.

Over klimaat en vlees heeft mevrouw Ouwehand vragen gesteld. Zij pleit voor veranderingen in consumptie. Zij vraagt naar de bekende weg. Zij weet dat de regering noch voor vlees, noch voor zuivel, noch voor fruit, noch voor enig ander voedsel zaken wil voorschrijven. Het kiezen van het voedselpakket is een zaak van consumenten zelf. Het is wel belangrijk om voorlichting te geven over gezonde voeding en de samenstelling van de voeding. Het is ook goed om consumenten een handelingsperspectief te bieden en ze te laten kiezen voor duurzaamheid en gezondheid. Daar is het Voedingscentrum mee bezig. Het Voedingscentrum heeft voor mensen die daarin geïnteresseerd zijn een klimaatweegschaal ontwikkeld, zodat zij voor zichzelf de balans kunnen opmaken. Ik kan dat alleen maar toejuichen.

De heer Polderman heeft gevraagd of ik de lijn deel van de heer Koenders bij de aankoop van landbouwgronden. Het antwoord op die vraag is ja. Dat is een kabinetslijn. Het is een vraagstuk waarop wij een antwoord zullen moeten formuleren. Dat is een grote uitdaging. Ik zeg er wel bij dat het niet zo gedaan is, omdat wij het wereldwijd met elkaar eens moeten worden. De heer Koenders en ik spreken van tijd tot tijd over dit onderwerp.

De heer Waalkens vraagt of het geen interessante gedachte is om mondiaal strategische voedselvoorraden aan te leggen. Dat is een uitermate boeiend, maar ook breed vraagstuk. De ervaringen met andere strategische voorraden zijn niet onverdeeld positief. In overleg met multilaterale donoren hebben veel ontwikkelingslanden hun voorraden juist afgebouwd. Ik kies liever voor een brede benadering. Die is ook te vinden in de nota die ik samen met collega Koenders heb ontwikkeld. Dat is de vijfsporenbenadering, namelijk de verhoging en de verbetering van de productie, het stimuleren van een kansrijke omgeving, het stimuleren van een verbeterde ketenaanpak met verantwoord ondernemen, planet, people, profit, de verhoging van markttoegang en de sociale vangnetten en microkredieten. Dat is de vijfsporenbenadering in onze gezamenlijke aanpak. Daar zien wij eigenlijk meer in dan in het op wereldschaal aanleggen en zorgvuldig beheren van strategische voedselvoorraden.

Dan hebben alle woordvoerders gevraagd naar het werkprogramma van het Zweedse voorzitterschap. De heer Atsma heeft terecht opgemerkt dat er nog geen agenda is. In de brief heb ik aangegeven dat wij op 2 juli spreken over de volgende Landbouwen Visserijraad. De agenda is er nog niet, maar wij weten wel wat er op de agenda zou kunnen staan. Zweden heeft inmiddels het voorzitterschap van de Europese Unie op zich genomen. Ik heb in juni een bezoek gebracht aan mijn Zweedse collega om van gedachten te wisselen over de prioriteiten op het gebied van de belangrijkste dossiers voor landbouw en visserij. Hij gaf aan dat het Zweedse voorzitterschap drie prioriteiten heeft: voedsel en klimaat, de Europese en mondiale uitdagingen, gezonde veeteelt, gezonde dieren en duurzame visserij. Ik ben dat van harte met hem eens. Ik heb dat ook een aantal keren uitgedragen in de Europese Landbouwraad. Daarnaast gaat het Zweedse voorzitterschap aandacht schenken aan aspecten die te maken hebben met de voedselproductie nu en in de toekomst. Het gaat daarbij om de beschikbaarheid van voldoende en veilig voedsel. Zweden zet ook voluit in op verdere vereenvoudiging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ook dierengezondheid en dierenwelzijn zullen de aandacht krijgen onder het Zweedse voorzitterschap. Ik kan mij zeer wel vinden in die agenda van Zweden.

Er zijn veel vragen gesteld over de bescherming van dieren tijdens het doden, ofwel de verdovingsmethode. Er is in het afgelopen jaar hard gewerkt aan de herziening van de Europese wetgeving voor de bescherming van dieren tijdens het doden. Wij hebben er in de Kamer ook regelmatig over gesproken. De heer Waalkens vroeg wat er met het ASG-rapport over verdoving gebeurt. Ik heb dat overhandigd aan alle collega’s in Europa. Wij hebben het ook ingebracht in de onderhandelingen over de verordening. Het heeft niet kunnen leiden tot het resultaat dat wij wensten, namelijk dat het zou worden opgenomen en overgenomen. Wij hebben er vrij stevig over onderhandeld. Er is onder het Tsjechische voorzitterschap in juni een akkoord gekomen, waar wij tevreden over zijn, in die zin dat er mogelijkheden zijn om als lidstaat om een uitzonderingspositie te vragen bij Europa. Lidstaten kunnen dus met een andere werkwijze komen. Wij zijn nog bezig om juridisch te analyseren hoe dat zou moeten, maar van die ruimte zouden wij gebruik kunnen maken. De Europees Commissaris, mevrouw Vassiliou, heeft toegezegd dat zij bereid is om een assessment te doen, zodra de nieuwe aanpak in de praktijk effectief is en de evaluatie dan te laten plaatsvinden. In plaats van uiterlijk 2015 zou het naar voren getrokken kunnen worden. Dat zou wel eens binnen twee jaar kunnen gebeuren. Dat betekent dat wij daar in de praktijk mee gaan werken. Wij wachten dus niet af. Wij gaan dit verder voorbereiden en wij gaan ermee aan de slag.

Velen hebben gevraagd naar de situatie op de zuivelmarkt. Ik kan alleen maar beamen dat die situatie op dit moment weinig aanleiding geeft tot optimisme. Het is voor veel boerengezinnen een zware periode vanwege de langdurig lage melkprijs. Wij zien wel een stabilisering van de prijs, maar wij zien nog geen optimistische perspectieven. De verwachtingen voor de middellange termijn en de lange termijn zijn nog steeds positief. Ik denk dat het goed is om dat voor ogen te houden. Dat positieve beeld moeten wij betrekken bij de discussie over de situatie op de zuivelmarkt. Het gaat dan vooral om de maatregelen die wij zouden moeten treffen op Europees niveau. De zorgen zijn er, vooral voor melkveehouders en hun gezinnen.

De Kamer weet wellicht dat de situatie op de zuivelmarkt niet alleen tijdens de Landbouw- en Visserijraad besproken is, maar ook tijdens de Europese Top. De ministers-presidenten hebben met elkaar afgesproken dat de Europese Commissie zeer binnenkort met een nadere evaluatie komt. De heer Van der Vlies refereerde daar al aan. Door de Nederlandse inzet is daar nog aan toegevoegd dat de Europese commissie vervolgens met voorstellen zou kunnen komen, maar wel binnen de randvoorwaarden van de afspraken in de Health Check. Daarmee is het belang van die afspraken tijdens de Health Check onderstreept en binnen die randvoorwaarden kan de Commissie met voorstellen komen. Daar zullen wij in de Landbouwraad ongetwijfeld over doorspreken.

De voorzitter: De heer Waalkens wil graag een vraag stellen voordat hij de vergadering verlaat.

De heer Waalkens (PvdA): Ik heb een vraag over de suggestie van het aanleggen van publiek beheerde strategische voedselvoorraden. Het IFPRI heeft het interessante voorstel gedaan om te bezien of het soelaas kan bieden om enig tegenwicht te bieden in publiek beheerde strategische voedselvoorraden. Daar hebben wij ook met de heer Jurgen Vogler over gesproken tijdens de CSD-bijeenkomst in New York. Kortgeleden refereerde ook Rudy Rabbinge in een interview met NRC aan een meer strategische benadering bij het opzetten van voedselvoorraden. De minister heeft terecht gezegd dat die vijf sporen van belang zijn, maar ik wil dit nog eens nadrukkelijk onder de aandacht brengen. Ik dank de voorzitter voor de gelegenheid die zij mij heeft geboden om dit te benadrukken.

Minister Verburg: Ik heb dit in mijn aandachtsveld. Ik ken de publicaties daarover van IFPRI. De heer Rabbinge is overigens zeer goed bekend met de activiteiten van IFPRI en CGR. Het mag niet verbazen dat de heer Rabbinge daarover spreekt. Dat is een van de elementen die wij bekijken in internationaal verband. Ik verwacht dat dit in het najaar ook op de FAO-agenda zal staan. De gedachte wordt dus verder gebracht, maar het is wel zaak om daar zorgvuldig naar te kijken. Als wij het gaan doen, moet het ook effectief zijn.

Ik wijs op de verdere activiteiten op het gebied van zuivel. Wij hebben niet voor niets afgesproken dat wij voor de zachte landing van het stelsel van melkquotering in 2015 in Nederland meer ruimte hebben dan wij nodig hebben. Ik heb tijdens de onderhandelingen in het kader van de Health Check gevraagd om 2 a 3% quotumverruiming. Dat betekent niet dat het volgemolken moet worden, maar je hebt het wel nodig voor die zachte landing in 2015. Tegen de heer Polderman zeg ik dat er in het afgelopen jaar minder melk is geproduceerd dan in de jaren daarvoor. Er is 4% minder geproduceerd dan in vorige jaren. Dat betekent dat de melkquotering niet alles zegt over de hoeveelheid productie. Het is wel een bovengrens die wij hebben aangegeven. Het is waar dat Nederland meer heeft gemolken. Nederland is ook een van de lidstaten die de meeste superheffingen moet betalen en aan de boeren moet opleggen.

Dan kom ik bij de marktinstrumenten in het kader van de lage zuivelprijzen. Ik ben het zeer met de heer Atsma eens dat de Commissie de instrumenten voor interventie en particuliere opslag tot nu toe goed heeft ingezet. De Europees Commissaris is bereid een verlenging voor te bereiden. Die voorbereidingen vinden nu plaats. Dat betekent dat zou kunnen worden besloten tot een verlenging van de interventiemogelijkheden vanaf augustus.

De Kamer kent mijn grote terughoudendheid bij de inzet van exportrestituties. Dat is vaak een zaak van actie en reactie. Voordat je het weet, ontstaan er een aantal grotere blokken van landen en dat leidt weer tot complicaties, ook in WTO-verband.

De heer Atsma (CDA): Ik heb op tafel gelegd de veronderstelling van interventie en prijseffect.

De voorzitter: Er komt nog een tweede termijn. Wij willen graag om kwart over twaalf dit overleg afronden vanwege de regeling van werkzaamheden.

Minister Verburg: De heer Atsma heeft verondersteld dat de interventiemaatregelen hebben geleid tot stabilisering van de prijs. Ik denk dat er een effectieve inzet is geweest van de interventiemaatregelen en dat wij nu moeten zoeken naar de weg omhoog.

Dan zijn er vragen gesteld over de prijsvorming in Frankrijk en België. De Franse afspraken zijn in de keten gemaakt. Die afspraken zijn dus niet opgelegd door de rijksoverheid. Het is geen rijksbeleid, maar de rijksoverheid heeft wel een bemiddelende en faciliterende rol gespeeld. Als in de Nederlandse keten een dergelijk initiatief wordt opgepakt, dan ben ik ook graag bereid om een faciliterende rol te spelen. De ketenpartners moeten echter zelf tot afspraken komen. Dat kan geen zaak zijn van de rijksoverheid.

De heer Van der Vlies heeft naar de situatie in België gevraagd. De onderhandelingen hebben tot vannacht geduurd. Mijn laatste informatie is dat de onderhandelingen mislukt zijn. Dat betekent dat er ook in België geen gegarandeerde melkprijs is.

De vraag van de heer Polderman over de productie heb ik feitelijk al beantwoord. De productie in het quotumjaar 2008–2009 lag lager dan de productie in 2007–2008.

Mevrouw Snijder, de heer Atsma en de heer Van der Vlies hebben gevraagd naar extra mogelijkheden en maatregelen. Tijdens de Landbouwraad van 13 juli zullen wij opnieuw spreken over de zuivelsector. Wij zullen dan zeer waarschijnlijk ook spreken over de verlenging van interventietermijnen.

Over het promotieprogramma zuivel hebben de heer Atsma en mevrouw Ouwehand vragen gesteld. Mevrouw Ouwehand zegt dat ik de Kamer daar niet over heb geïnformeerd. Het stond niet op de agenda van de Landbouwraad in Brussel en wij hebben er ook niet over gesproken. Dit is een apart traject. De Nederlandse zuivelorganisatie heeft het initiatief genomen om een verzoek tot zo’n campagne in te dienen bij de Europese Commissie. Die mogelijkheden zijn er. De Nederlandse zuivelorganisatie heeft daar samen met de Franse collega’s gebruik van gemaakt. Als je op een bepaalde manier samenwerkt, kan het helpen om je voorstellen goedgekeurd te krijgen. Ik heb aangegeven dat het moment van besluitvorming nadert en dat het er goed uitziet, maar het is nog niet gebeurd.

Dat brengt mij bij het schoolmelkprogramma waar de heer Atsma aan refereerde. De heer Rosenmöller heeft vorige maand de aftrap gedaan voor het vernieuwde Europese schoolmelkprogramma in Nederland. Hij deed dat in zijn rol van voorzitter van de Stuurgroep Convenant Overgewicht. Daar is zorgvuldig over gewikt en gewogen. Ik ben blij dat die stuurgroep de consumptie van zuivel ziet als een positieve bijdrage aan de aanpak van overgewicht.

Dan ga ik naar de inkomenstoeslagen. Helaas is de heer Waalkens net weg. Wij zijn voluit bezig met de uitwerking van het eerder uitbetalen van de bedrijfstoeslagen. Wat betreft Artikel 68 kan ik alleen maar mijn inzet herhalen: nu niet afromen en in 2011 kijken of er aanpassingen nodig zijn voor 2012 en 2013.

De heer Polderman veronderstelt dat de Commissie ons niet steunt in de benaming van less favourite areas. Het tegendeel is waar. De Commissie ziet zeker iets in de suggestie van Nederland. Andere lidstaten zeggen dat overigens ook. Zij zien dat alleen eerder gebeuren in het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid. Dan kun je termen eenvoudig anders benoemen. Wij houden het nu even bij less favoured areas, maar in het nieuwe programma zou het een mooie nieuwe naam kunnen worden, bijvoorbeeld very valuable areas. Dat doet meer recht aan wat wij bedoelen.

De heer Van der Vlies heeft gevraagd naar de Raadsconclusies over de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid die uiteindelijk voorzitterschapsconclusies zijn geworden. Wij hebben gekeken hoe het gemeenschappelijk landbouwbeleid er na 2013 uit zou moeten zien. Wij doen dat op basis van de houtskoolschets die wij daarvoor hebben. Dat is ook het vastgestelde beleid van de Nederlandse regering. Waar wij niet zo blij mee waren, was dat er ook al een discussie over het budget plaatsvond. In de gedenkwaardige nacht van 3 op 4 juni hadden wij het spoeddebat over de toekomst van het gemeenschappelijke landbouwbeleid. Wij willen eerst gaan voor de inhoud en daarna voor de euro’s. Dat lijkt mij de meest gepaste aanpak. Om die reden hebben niet alleen wij, maar ook andere lidstaten gezegd dat wij dit niet vaststellen als Raadsconclusies, maar als voorzitterschapsconclusies.

De heer Atsma heeft een vraag gesteld over het landbouwonderzoek. Ik ben daar tijdens de beantwoording van de vragen over de CSD al even op ingegaan. Het Europese onderzoeksprogramma loopt tot 2013. De vraag is hoe het Europese onderzoeksbeleid na 2013 vormgegeven zal worden. Dat is nog onduidelijk, maar de discussies daarover komen net op gang. Het Zweeds voorzitterschap organiseert hier een conferentie over die volgende week plaatsvindt. Binnen de Commissie leeft het idee om voor onderzoek meer afstand te nemen tot programmering en vooral verantwoording. Het beeld dat de heer Atsma schetst, is een denkbaar scenario, maar het is niet zeker. Weet dat wij zeer alert zijn om een belangrijke rol te spelen in het onderzoeksprogramma. Wageningen Universiteit is onze troef daarin. Wij zijn zeer alert om internationaal een belangrijke voorhoederol te spelen, overigens ook in Europese samenwerking.

De heer Waalkens heeft gevraagd waarom DG Mededinging niet is opgenomen in de High Level Group. Het is een High Level Group van de Europese Commissie. Hoe Commissaris Verheugen die groep samenstelt, is natuurlijk zijn verantwoordelijkheid. Ik moet eerlijk zeggen dat ik hem die vraag niet heb kunnen stellen. Ik neem aan dat het de intentie van de heer Waalkens is om het belang van mededingingsregels op dit dossier te benadrukken en dat ben ik zeer met hem eens.

Dan een aantal vispunten, waarbij wij ook de walvis zullen behandelen. In de eerste plaats is gevraagd naar het Nederlandse aalbeheerplan. In mijn brief staat dat de Europees Commissaris heeft aangegeven dat hij het plan niet kan afkeuren, maar dat hij het ook niet kan goedkeuren. Dat betekent dat hij er nog geen eindoordeel over heeft. Wij zijn benaderd met de vraag om meer informatie te verschaffen. Mijn mensen werken hard om de gevraagde informatie te leveren. Ik hecht er belang aan om zo snel mogelijk helderheid te krijgen, zodat de sector aan de slag kan met het uitvoeren van het voornemen. Gebeurt dat niet, dan is het risico groot dat het voor dit seizoen te laat is. Het heeft ook een impact op de aalstand. Hoe sneller wij kunnen beginnen met de inzet op herstel, hoe beter het is. Vorige week dinsdag heb ik met Commissaris Borg gesproken en toen heb ik onze behoefte aan snelle duidelijkheid onder zijn aandacht gebracht. Ik heb ook toegezegd dat wij de gevraagde informatie heel snel zullen leveren. Als wij die informatie hebben aangeleverd, zetten wij erop in om er met de Europese Commissie over door te praten, zodat wij zo snel mogelijk duidelijkheid hebben.

Over het Haaienactieplan hebben wij op 16 april gesproken. Er is onderzoek naar gedaan. Uit dat onderzoek trek ik de volgende conclusies. In de eerste plaats concludeer ik dat de Pelagische visserij haaien en roggen bijvangt, maar dat de precieze aantallen niet bekend zijn. Het gaat bijvoorbeeld om de kwetsbare hamerhaaien en mantaroggen. Onder de nieuwe datacollectieverordening zullen wij vanaf 2010 de gegevens over bijvangsten gaan verzamelen. De tweede conclusie is dat er na jaren van experimenteren aan boord van de schepen een werkbare en effectieve oplossing is gevonden. Haaien en roggen kunnen nu ontsnappen via een nooduitgang. Wat mij betreft verdient deze oplossing meer bekendheid. Ik zal dit onderzoek dan ook onder de aandacht brengen van de Europees Commissaris en van de internationale sector. Tot slot trek ik de conclusie dat wij veel kunnen bereiken in het terugbrengen van bijvangsten, wanneer onderzoek en sector goed samenwerken en samen praktijkproeven doen. Het gaat nu om een specifiek element. Bijvangsten zijn een van de grootste problemen in de visserij en een van de grootste belemmeringen rond verduurzaming. Als wij samen met de wetenschap en de praktijk verder kunnen werken, zouden wij wel eens een heel eind kunnen komen. Daarop moeten wij voluit inzetten. Ik heb de Europese Commissie gevraagd om een meer concreet uitvoeringsplan. Ik wil dat de Commissie daar haast mee maakt, want er moet zo snel mogelijk mee gewerkt worden.

De heer Waalkens zegt geen enkele concessie te willen voor de walvisjacht. Laat het helder zijn: ik ben en blijf tegen de walvisjacht, zowel commercieel als wetenschappelijk. Daar hebben wij ons tijdens de bijeenkomst van de internationale walviscommissie ook voor ingezet. Er kwam uiteindelijk geen positieve uitkomst uit, maar er is wel een afspraak voor een vervolgbijeenkomst. Het is buitengewoon ingewikkeld, maar wij hebben een duidelijk standpunt. De heer Polderman heeft nog iets gezegd over de vlag. Daarover heeft staatssecretaris Huizinga desgevraagd een brief naar de Kamer gestuurd. Daar heeft mevrouw Ouwehand in agenderende zin ook iets over gezegd. Het lijkt mij goed dat de Kamer die brief afwacht. Dan heeft mevrouw Ouwehand nog gevraagd hoe recht de rug is van Nederland in de kwestie van de walvisvaart. Hartstikke recht!

De voorzitter: Ik dank de minister voor de beantwoording. Ik geef in tweede termijn het woord aan de heer Polderman.

De heer Polderman (SP): Voorzitter. Ik dank de minister voor de antwoorden. Ik twijfel niet aan de goede intenties van de minister bij de VN-commissie. Het gaat met name om de concrete vertaling. Ik ben blij dat de minister het eens is met de vragen die Koenders heeft gesteld over een protocol voor het vervreemden van landbouwgronden in ontwikkelingslanden. Daar moet snel iets aan gebeuren. Ik denk dat dit nog wel vaker op de agenda terug zal komen. Het feit dat wij het nu meenemen, had alleen te maken met agendatechnische problemen. Ik denk dat het terecht is dat wij er later ruimer aandacht aan besteden.

Wat betreft de zuivelmarkt blijf ik met de minister van mening verschillen. Het probleem is niet alleen dat ik daarover een meningsverschil met de minister heb, maar ik zet ook vraagtekens bij de juistheid van de cijfers. De minister zegt dat die 4% wel degelijk is vol gemolken. Ik heb een persbericht van de EMB, die er ook verstand van heeft, waaruit blijkt dat er 0,7% meer is gemolken in de EU. De bron is het productschap zuivel, dus die berichtgeving zou moeten kloppen. De melkproductie in de EU is dus niet met 4% afgenomen, maar de hoeveelheid melk is toegenomen. De 4% waar de minister het over heeft, betreft een onderscheiding van het EU-melkquotum, een quotum dat in 2007 met 2,5% en in de drie voorafgaande jaren steeds met 0,5% werd verruimd. Hoe zit het feitelijk met de interpretatie van de cijfers? Licht de minister ons verkeerd voor? Daar moeten wij duidelijkheid over hebben. Waar hebben wij het precies over?

Ik heb een vraag gesteld over het aalbeheerplan, waar ik nog geen antwoord op heb gekregen. Kan de minister toelichten hoe het zit met Ierland? Ierland heeft blijkbaar compensatie gegeven.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. De minister heeft gezegd dat binnenkort de diepte-evaluatie met resultaten over de zuivelsituatie naar buiten komt. Ik meen dat zij het had over 22 juli. De heer Atsma vroeg of er dan een extra bijeenkomst komt. Het lijkt mij wenselijk dat de vinger goed aan de pols wordt gehouden. Wij zijn natuurlijk voorstander van interventie om de zaak te stabiliseren. Dat zal ook de inzet van de minister zijn op 13 juli, waarvoor dank.

Ik heb de minister nog niets horen zeggen over de inhoudelijke crisissituatie. Zijn er mogelijkheden om daar iets aan te doen? Ik heb gisteren tijdens het debat over de glastuinbouw gevraagd waarom het kabinet niet de ruimte in het liquiditeitsfonds van Economische Zaken zoekt. Er ligt 1,5 mld. op de plank. Mijn fractie vindt het vreemd dat dit alleen aan één sector lijkt te kunnen worden besteed en niet breder, bijvoorbeeld voor de agrarische sector waar de liquiditeitsproblemen ook groot zijn.

De minister zei: eerst inhoud en dan euro’s. Daar zijn wij het allemaal over eens. Kan ik het zo begrijpen dat het Tsjechische voorzitterschap heeft getracht om consensus te bereiken over de periode na 2013, maar dat dit niet gelukt is? Welke consensus wilde Tsjechië dan? Waarom hebben Nederland en een aantal andere landen, Verenigd Koninkrijk, Zweden, Denemarken, dwarsgelegen? Waar zit het op vast? Ik deel niet de mening van de heer Waalkens. Wij moeten niet voor 2013 ingrijpen. Ik wil wel nadenken hoe wij het na 2013 gaan doen. Het zou interessant zijn om te weten wat het Tsjechische voorzitterschap op tafel heeft gelegd.

De heer Atsma (CDA): Voorzitter. Ik dank de minister voor de uitvoerige beantwoording. Ik kijk even naar de sector als geheel. Ik heb deze week in een ander verband gezegd dat je een koe niet kunt vragen om tijdelijk minder melk te produceren en dat je een tomaat niet langzamer kunt laten groeien. Alles wat voor andere sectoren geldt, zoals deeltijd-WW, is voor de primaire sector niet aan de orde. In die zin is het goed om de kabinetsbrede visie op de primaire sector onder de aandacht te brengen. Ik neem aan dat de minister zich dit ook realiseert. De urgentie is hoog.

De minister deed een heel opmerkelijke en belangwekkende mededeling. Zij deed een oproep aan de zuivelcoöperaties, de melkveehouders, de zuivelsector. Als deze organisaties iets willen als in Frankrijk, dan zouden zij bij de minister kunnen aankloppen. Zou de minister daar iets scherper op kunnen ingaan? In Frankrijk hebben de zuivelcoöperaties, de melkveehouders en de zuivelindustrie afspraken gemaakt om te komen tot een gegarandeerde prijs van €26 tot €28 per duizend kilo. Dat is substantieel hoger dan in Nederland. Hoe moet ik de door mij zeer gewaardeerde oproep van de minister duiden in dit kader? Is dat allemaal NMA-proof? Ik vind het heel interessant en ik hoop ook dat de zuivelindustrie meeluistert.

De heer Polderman (SP): Voorzitter. Dat was ik vergeten. De minister heeft gezegd dat zij afwacht totdat er iets is. Kan zij de organisaties ook aan tafel noden? Een meer actieve houding zou ik wel kunnen waarderen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik begin met een punt dat ik in eerste termijn vergeten ben. Ik las in het verslag van de Landbouwraad dat er toch is gesproken over de dierproevenrichtlijn, terwijl onze laatste informatie was dat het onderwerp van de agenda was afgevoerd. Hoe zit dat nu? Kan de minister toezeggen dat er kort na het reces een AO gepland wordt over dit onderwerp om te spreken over de Nederlandse inzet? Dit verbaasde mij. Ik wilde het toch genoemd hebben en ik krijg daar graag opheldering over.

De minister geeft niet zoveel antwoord op de vragen over het aalbeheerplan. Ik zie wel dat er antwoorden binnenkomen op de vragen die de GroenLinks-fractie heeft gesteld. Daarin staat het volgende. Als blijkt dat het de combinatie van beroepsvissers niet gaat lukken om die 157 ton eroverheen te zetten, dan kan de minister maatregelen nemen. Is het niet zo dat Commissaris Borg van tevoren wil weten of het wel gaat lukken? Hoe wordt dat onderbouwd?

Overigens bereikte mij zojuist het bericht dat Noorwegen heeft aangekondigd om per 2010 de palingvisserij te stoppen. Ik heb dat nog niet kunnen verifiëren, maar dat klinkt mij als muziek in de oren.

Tot slot ga ik in op het Zweedse voorzitterschap en de richtlijnen die naar de lidstaten zijn gestuurd over voedsel en klimaat. Ik zou graag zien dat het Nederlandse kabinet die richtlijnen volledig omarmt. Ik zie de Nederlandse reactie op die richtlijn graag tegemoet. De vraag aan de minister is om de Kamer goed op de hoogte te houden, ook gezien het reces. Ik weet niet wat wanneer gaat spelen. De Nederlandse reactie op die richtlijnen en de inzet van Zweden willen wij goed kunnen monitoren. Ik krijg dus graag een toezegging op dit punt.

De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter. Ik zeg de minister dank voor haar reactie. Ik begrijp heel goed dat zij niet meer kan zeggen dan zij weet over de Landbouwraad van 13 juli en de dieptesondering naar de Europese zuivelmarkt die ergens in de tweede helft van juli beschikbaar komt. Ik sluit mij aan bij het pleidooi van enkele collega’s om het tij niet te laten verlopen. Als er aanleiding voor is, vragen wij de minister om een extra inzet, ook midden in de vakantie. Ik ben beschikbaar in ieder geval. Het water staat tot aan de lippen. Het signaal dat ik probeer af te geven is helder. Het kan niet zo zijn dat wij daar om praktische redenen anderhalf of twee maanden mee wachten. Dat zou echt heel verkeerd zijn.

Het tweede punt is de zuivelprijs. Ook ik vind het belangrijk dat de minister heeft gezegd dat zij faciliterend beschikbaar is als men daaraan gaat werken. Ik had de minister en de sector in gezamenlijkheid opgeroepen om een slag te slaan. Wie neemt het initiatief? Wacht de minister af of kan er een duwtje gegeven worden om de mensen aan tafel te krijgen?

Mijn laatste opmerking gaat over het aalbeheerplan. Ik vind het erg spannend, maar ik hoop echt dat die goedkeuring er komt. Wordt het waargemaakt? Dat is de vraag. De praktijk zal het leren. Het is levende natuur. Het commitment is er en dat mag niet op het spel komen te staan.

Minister Verburg: Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de inbreng in tweede termijn.

De heer Polderman heeft vragen over de zuivel gesteld. Het is ontzettend moeilijk discussiëren over statistiek. Wat ik hier ook beweer, hij zal zeggen dat hij andere cijfers heeft gekregen. Ik heb de cijfers gegeven die ik van de Europese Commissie heb gekregen. Als ik mij niet kan baseren op cijfers van de Europese Commissie, dan stop ik ermee. Dan moeten wij de Commissie naar huis sturen. Ik laat hem zijn politieke spel. Dat moet hij vooral doen. Ik baseer mij op cijfers van de Commissie.

De heer Polderman had in eerste termijn inderdaad gevraagd hoe het zit in Ierland met de compensatie. Daar heeft de overheid voor overigens een kleine sector een kleine compensatie ter beschikking gesteld, maar zij heeft wel die maatregel genomen. Daar vindt nu een rechtszaak over plaats. De vissers vinden dat zij daarvoor te weinig gecompenseerd worden en zij dagen de overheid voor de rechter.

Mevrouw Snijder heeft gevraagd of wij voldoende de vinger aan de pols houden. Dat hebben ook de heer Atsma en de heer Van der Vlies gevraagd. Natuurlijk, dat doen wij zeker. Wij zullen daar 13 juli over spreken. Wij laten het tij absoluut niet verlopen. Dit heeft mijn volle aandacht, hier in Nederland en in Brussel. Mocht het initiatief genomen worden om hiervoor een extra Landbouwraad te organiseren, dan zal ik er zijn. Ik ga niet naar de Noordpool op vakantie. Ik ben altijd in de buurt.

Mevrouw Snijder heeft ook gevraagd naar een nadere duiding van de voorzittersconclusies over het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Wij hebben over de inhoud gesproken en ook over de financiën, maar niet in concluderende zin. Ik wil hier wel zeggen dat ik aarzel over het trekken van formele Raadsconclusies uit een informele Landbouwraad. Dat heeft het Tsjechische voorzitterschap geprobeerd, maar eigenlijk moeten wij dat niet doen. Je moet informeel met elkaar van gedachten kunnen wisselen. Dan moet je bij wijze van spreken iets meer kunnen zeggen dan in een formele Landbouwraad. Als je dan formeel raadsconclusies wilt trekken, heb ik zo mijn aarzelingen. Dat heeft het Tsjechische voorzitterschap toch gedaan. Dan moet men niet raar opkijken als de Raad het daar niet mee eens is en het niet de correcte weergave vindt van wat men zou willen. Het betrof inhoudelijke en financiële conclusies. Nederland is geen dwarsligger, maar heeft een eigen standpunt. Wij willen niet dat informele Landbouwraden worden opgetild naar formele Landbouwraden met formele Raadsconclusies, waar wij ons vervolgens niet in kunnen vinden. Zo is dat gegaan. Daarom hebben wij met een aantal andere lidstaten voorgesteld om er maar voorzittersconclusies van te maken.

De heer Atsma, de heer Polderman en de heer Van der Vlies hebben gesproken over de ketenpartijen in de zuivel. In Frankrijk zijn de ketenpartijen met elkaar tot afspraken gekomen, zonder formele inmenging van de overheid. De overheid heeft een faciliterende rol gespeeld. Die afspraken moeten nog wel getoetst worden op het punt van de mededinging. Laten wij niet onmiddellijk denken dat het gras bij de buurman groener is. Over België heb ik het in eerste termijn al gehad. De heer Atsma hoopt dat de spelers in de keten meeluisteren en komen met een initiatief. Ik heb mij afgevraagd of ik daartoe zelf het initiatief kan nemen en ik wil dat overwegen. Ik wil er nog even zorgvuldig over nadenken. Je moet oppassen dat je met dit soort initiatieven geen verkeerde verwachtingen wekt. De overheid mag zich niet bemoeien met de prijsvorming. Dat is een zaak van de markt en van de margeverdeling in de keten. Er is begin dit jaar op mijn verzoek een rapport van het LEI uitgebracht dat voor de ketenspelers zelf een aardig aanknopingspunt kan zijn. Ik zal er dus over nadenken of het verstandig is dat ik een initiatief neem.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Het is een aardige geste. Wat u nu zegt, vind ik heel logisch. Ik zou het raar vinden als de minister naar de zuivelcoöperaties gaat om te zeggen dat het wenselijk is dat zij een hogere prijs betalen. Alle agrariërs zijn aandeelhouders en dan gaat de minister daartussen zitten. Dat lijkt mij een onmogelijke situatie.

De heer Van der Vlies (SGP): Het is een verenging van de vraagstelling die ik had. Mijn vraag was hoe we de mensen aan tafel krijgen. De verantwoordelijkheid ligt bij hen, maar we kunnen ze wel stimuleren om dat te doen.

Minister Verburg: De gedachtewisseling die zich hier ontspint, is begrijpelijk en terecht. Daarom heb ik ook gezegd dat ik er zorgvuldig over wil nadenken. Ik wil geen verkeerde indruk en geen valse verwachtingen wekken. Ik zie ook de grote problemen. Er is een urgentie om te bezien of er oplossingsrichtingen zijn en zo ja welke. Daarom zeg ik mijn optimale inzet toe.

Mevrouw Ouwehand heeft gezegd dat de dierproeven toch op de agenda stonden. Daar is een korte mededeling over gedaan, maar daar is niet inhoudelijk op ingegaan. De Kamer heeft hierover een brief gekregen van minister Klink. Ik geloof dat er na het reces een algemeen overleg met de verantwoordelijke bewindspersoon is gepland. Dat is minister Klink. Mevrouw Ouwehand heeft dan alle gelegenheid om hierover haar opvatting te geven.

Het aalbeheerplan. De Kamer heeft gevraagd of Commissaris Borg vooraf wil weten of de Nederlandse aanpak zal slagen. Commissaris Borg stelt terecht aanvullende vragen, met name over de onderbouwing ervan. Is het plan gezaghebbend en geloofwaardig? Daar hebben wij ons tot het uiterste voor ingezet. Daar heeft de Commissaris nog een aantal aanvullende vragen over gesteld. Die vragen gaan wij beantwoorden. Dan komt er een besluit van de Commissaris en kunnen wij verder werken. Een garantie van 100% is er natuurlijk nooit. De toezegging van de combinatie beroepsvissers en het plan dat wij op grond van dat voorstel hebben ingediend in Brussel zijn natuurlijk gezaghebbend. Op het moment dat daar groen licht voor komt, zullen wij het ook op die wijze gaan doen.

De heer Van der Vlies heeft op dat punt ook een opmerking gemaakt. Wij weten dat dit plan een gevolg was van een nadere gedachtewisseling met de Kamer. Het was een aanbod van de combinatie beroepsvissers. Komt er groen licht, dan zal het ook in de praktijk waargemaakt moeten worden, volgens de spelregels die ik daarvoor heb opgesteld en die ik met Brussel communiceer. Het moet binnen de financiële randvoorwaarden gebeuren en het moet transparant en controleerbaar zijn, want alleen dan kunnen wij een bijdrage leveren aan het herstel van de aalstand in de Nederlandse wateren.

Hiermee heb ik een reactie gegeven op alle punten die in tweede termijn aan de orde zijn gesteld.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Behalve op mijn vraag over de richtlijnen. Wordt de Kamer geïnformeerd over de inzet van het Zweedse voorzitterschap en op de Nederlandse reactie daarop?

Minister Verburg: Dat hoort bij het gebruikelijke verkeer tussen regering en Kamer.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Hebt u enig zicht op een datum?

Minister Verburg: Nee, dat kan ik nu zo niet zeggen. U kent onze zorgvuldige omgang met de Kamer. Dat zal op dit onderdeel zeker ook zo plaatsvinden.

De voorzitter: Dank u wel. Dan zijn wij aan het einde van het AO over de Landbouw- en Visserijraad. Er zijn geen toezeggingen gedaan. Ik dank eenieder voor de aanwezigheid en ik sluit de vergadering.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), voorzitter, Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD), Dibi (GroenLinks), Polderman (SP), Elias (VVD) en Linhard (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Pieper (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD), Vendrik (GroenLinks), Lempens (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD) en Van Dam (PvdA).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Atsma (CDA), Van Bommel (SP), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Waalkens (PvdA), voorzitter, Ormel (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Dijk (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Jonker (CDA), Irrgang (SP), De Roon (PVV), Boekestijn (VVD), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Gill’ard (PvdA), Van Dijk (SP), Thieme (PvdD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Peters (GL), Vacature (CDA) en Vacature (VVD).

Plv. leden: Jager (CDA), De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), Vos (PvdA), Haverkamp (CDA), Lempens (SP), Schermers (CDA), Knops (CDA), Jacobi (PvdA), Samsom (PvdA), Kuiken (PvdA), Teeven (VVD), Spies (CDA), Roemer (SP), Wilders (PVV), Nicolaï (VVD), Van der Ham (D66), Van der Burg (VVD), Besselink (PvdA), Van Leeuwen (SP), Ouwehand (PvdD), Voordewind (CU), Vendrik (GL), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA) en Snijder-Hazelhoff (VVD).