Kamerstuk 21501-32-320

Verslag van een algemeen overleg

Landbouw- en Visserijraad


21 501-32
Landbouw- en Visserijraad

nr. 320
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 26 januari 2009

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft op 10 december 2008 overleg gevoerd met minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 8 december 2008 over het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 28 november 2008 (21 501-32, nr. 312);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 8 december 2008 over de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad op 17–19 december 2008 (21 501-32, nr. 313);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 18 november 2008 inzake de aanbieding van het Groenboek kwaliteit agrarische producten (22 112, nr. 728);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 3 december 2008 met de kabinetsreactie op het Groenboek Kwaliteit Landbouwproducten (22 112, nr. 744);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 2 december 2008 over gewasbeschermingsmiddelen: Inspanningen in Brussel (27 858, nr. 74);

– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 29 oktober 2008 over de mededeling inzake Actieplan EU-strategie voor diergezondheid (22 112, nr. 719);

– eventuele nieuwe fiches.

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

Voorzitter: Schreijer-Pierik Griffier: Dortmans

De voorzitter: Gisteren is in de procedurevergadering afgesproken, alles in één blok te behandelen, maar ik heb begrepen dat het gedeelte over visserij nu toch apart wordt besproken.

Visserij

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Mijn fractie kan zich goed vinden in de inzet van de minister voor de toegestane vangsthoeveelheden in 2009. Verwacht de minister dat in 2009 het te hanteren zeedagensysteem voldoende flexibiliteit biedt om rekening te houden met de platvisserij? Wat zijn tot op heden de resultaten van de onderzoeken met betrekking tot de pulsvisserij? Wanneer zijn de definitieve onderzoeksresultaten bekend op basis waarvan een besluit kan worden genomen over het permanent toestaan van deze vorm van visserij?

De laatste tijd komen er vooral van de Noodzeevisserij nogal verontrustende signalen over het verloop van de gesprekken over de aanwijzing van Natura 2000-gebieden en beschermde gebieden op de Noordzee. De dreiging van nog meer beschermde gebieden creëert veel onrust. Een en ander speelt zich af in het kader van het Nationaal Waterplan, waarmee de minister van Verkeer en Waterstaat bezig is. Daarin worden alle mogelijke activiteiten voor de Noordzee genoemd, maar niet de visserij. Ik meld dit omdat deze onrust de verhoudingen dreigt te verstoren tussen de visserij en de ngo’s die juist een convenant hebben afgesloten. Mijn fractie vraagt de minister hierop alert te zijn en, waar mogelijk, te bemiddelen.

De heer Polderman (SP): Voorzitter. In het laatste wetgevingsoverleg is uitvoerig over de visserij gesproken. Ik moet echter constateren dat het alleen maar meer van hetzelfde is, in plaats van dat een andere koers wordt gevaren. Ik vind dat teleurstellend. Ik zie dat de voorgestelde Total Allowable Catch (TAC) of totale toegestane vangst voor tong iets meer is. Het is de vraag of dit een goed signaal is. Ik heb gezien dat de pulstechniek op beperkte schaal wordt toegestaan en hoop dat dit in plaats van is en niet aanvullend. Als dit niet het geval is, hoor ik dat graag.

Wij hebben uitvoerig overleg gevoerd over de palingen, over het Europese aalplan. Ik had gedacht dat dit ook in Europa aan de orde zou komen, maar lees daarover in de geannoteerde agenda niets terug. Ik dacht dat het Europese aalplan dit jaar afgewerkt of in ieder geval ingeleverd moest zijn. Wat is de precieze stand van zaken?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Koppejan over de Natura 2000-gebieden, alsmede bij de zorg over het eventueel sluiten van gebieden.

De TAC’s voor schol en tong gaan omhoog. Ten aanzien van tarbot, griet, schar en bot kan de minister niet instemmen, omdat daaraan geen wetenschappelijke analyses ten grondslag liggen. Dat zijn de zogeheten bijvangsten. Wat gaat er nu gebeuren? Wij hebben immers vorige week op een andere manier gesproken over het principe van «het ene niet doen, omdat je het andere erbij krijgt».

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik spreek vandaag mede namens de fractie van GroenLinks.

Onze fracties hebben zorgen over de onderhandelingen met Noorwegen die nog niet zijn afgerond. Ik begrijp uit het Visserijnieuws dat de discards het grootste knelpunt blijken. Dat verbaast mij eerlijk gezegd, omdat de minister heeft gezegd open te staan voor alle ideeën en ook voor de standpunten van Noorwegen. Noorwegen heeft voorgesteld alles aan te landen en ervoor te zorgen dat er niets meer overboord gaat. Waarom zijn de discards een knelpunt als de minister met een welwillende houding de onderhandelingen is aangegaan?

Met de quota voor 2009 lijkt het de goede kant op te gaan. Kan de minister pleiten voor nog veel meer langetermijnbeheerplannen? Ten behoeve van de informatie aan de Kamer, een goede beoordeling van de Nederlandse inzet en de voorstellen van de commissie verzoek ik de minister voortaan aan te geven wat de adviezen van de Internationale Sociaal-Economische Aangelegenheden (ISEA) zijn, wat de Commissie voorstelt en wat de Nederlandse inzet zal zijn. Als zij de beheerplannen daarnaast zet om aan te geven waarom zij boven of onder een advies van de ISEA gaat zitten, lijkt mij dat een goede stap in de verbetering van de informatievoorziening. Dan kunnen wij deze overleggen snel doorlopen.

Antwoord van de minister

Minister Verburg: Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de inbreng in eerste termijn. Er zullen volgende week nog spannende onderhandelingen worden gevoerd, want dat gebeurt altijd in december. Het ziet er op dit moment niet echt slecht uit, maar als er onderhandeld wordt, komt de hele zaak vaak weer in beweging. Aan het eind van zo’n sessie of via schorsingen en tussenonderhandelingen kan het plaatje er wel eens heel anders uitzien. Net als andere jaren verwacht ik dat de mensen die daarbij betrokken zijn de nachten tevoren goed hebben geslapen, omdat zij enkele dagen weinig slaap zullen krijgen. Ik ben trots op het team waarmee ik mag opereren. Deze mensen kunnen goed een nachtje doorgaan op water, chocolademelk en koffie.

De concrete vragen die zijn gesteld, kan ik nog niet allemaal beantwoorden. Een deel ervan hangt immers af van de uitkomsten van de onderhandelingen van volgende week.

De heer Koppejan vraagt of het aantal zeedagen voldoende is. Diezelfde vraag is vorig jaar rond het vraagstuk gesteld. Toen is de stelling ingenomen dat het aantal zeedagen in ieder geval voldoende moet zijn om het quotum te kunnen vangen. Vorig jaar is de mogelijkheid geopend om, als dat nodig mocht zijn, halverwege het jaar een verzoek in te dienen om extra zeedagen te krijgen, teneinde het quotum te kunnen vangen. Ik heb er vorige week in het overleg met de visserijsector naar gevraagd en daar bleek dat het dit jaar niet nodig was. Ook voor volgend jaar zullen wij de stelling betrekken dat, als het aantal zeedagen onvoldoende is om het quotum te vissen, er een mogelijkheid moet zijn voor verruiming.

De heer Koppejan vraagt wanneer de pulskor erkenning krijgt. Het voorstel van de Europese Commissie is dat er ook volgend jaar een eenjarige vergunning komt, zij het dat er dan vijf of zes pulskorren zijn die op die manier gaan vissen. Belangrijk is dat rond de methode van de pulskor een aantal vragen moet worden beantwoord. Ik vind dat dit traject nogal lang duurt. Ik vind ook dat degenen die het onderzoeksrapport moeten leveren, wel heel veel vragen blijven stellen. Ik ben voornemens volgende week de Commissie en de commissaris aan te moedigen en te vragen ergens een punt te zetten, anders zitten wij hier met sint-juttemis nog vragen te beantwoorden over de toepassing van de pulskor. Vissers in Nederland en in andere Europese lidstaten willen op enig moment helderheid over de vraag of een pulskor de moeite van de investering waard is. Je besluit immers niet zo maar op een achternamiddag tot de aanschaf daarvan. Je hebt er vaak krediet voor nodig. Het is de vraag of banken daarin kunnen en willen investeren. Als besluitvorming over een nieuwe vismethode als de pulskor al zo lang duurt, wat betekent dat dan voor andere innovaties? Ook daarbij loop je het risico dat er eindeloos wordt doorgevraagd. Er moet een punt achter worden gezet.

Er zijn vragen gesteld over de TAC’s. Ik heb nieuws, vers van de pers. Er is vanmorgen overeenstemming bereikt met Noorwegen. De TAC voor schol is overeenkomstig het meerjarenbeheerplan vastgesteld op 55 500 ton. De TAC voor tong is 14 000 ton, dat is ook in overeenstemming met het meerjarenplan. De transfer van schol van Noorwegen naar de Europese Unie is verlaagd. Het doel is de blauwe wijting te sparen. Ieder jaar zijn er ingewikkelde onderhandelingen tussen Noorwegen en de Europese Unie. Dat zou op zich niet zo erg zijn, maar Noorwegen is een goede onderhandelaar en het is lastig om namens de Europese Unie te onderhandelen, omdat daarin 27 lidstaten willen worden bediend. Het is minder gemakkelijk dan een-op-een onderhandelen.

In het algemeen ben ik er voorstander van om meer te werken met meerjarenbeheerplannen. Dan heb je een met elkaar overeengekomen systeem voor het monitoren van de ontwikkeling van het bestand. De visserij staat ook voor de opdracht en de uitdaging om te verduurzamen en om aan zorgvuldig bestandsbeheer te doen. Dat moet je niet alleen doen op basis van ad-hocbeslissingen en ieder jaar opnieuw meten. Hoe meer meerjarenbeheerplannen er komen, hoe beter dat is.

Nog liever zou ik hebben dat de beheerplannen worden opgesteld door de regionale adviescommissies, waarin alle spelers in dit spel om de tafel zitten. Die commissies bestaan uit wetenschappers, zoals biologen, mensen van de ngo’s en vertegenwoordigers van de visserijsector. Als zij met elkaar een advies geven, zouden de Europese Commissie en de lidstaten dat advies blind moeten overnemen, omdat daar alles is gewogen en omdat de duurzaamheid daarin wordt geborgd. Het is een belangrijk punt voor het nieuwe visserijbeleid voor de komende jaren.

De heer Koppejan en mevrouw Snijder vragen naar Natura 2000. Ik hoorde bij de heer Koppejan tussen de regels door een verzuchting dat het zo druk wordt op de Noordzee. Hij heeft dat niet gezegd, maar laat ik het dan maar zeggen: het is en wordt zo druk op de Noordzee. Iedereen heeft daar belangen. Wij willen windmolens op de Noordzee, wij willen vaarroutes, wij willen kunnen blijven vissen en wij willen nog veel meer. Dat moet wel allemaal netjes ingepast worden. De onderlinge verkeersgebruikers moeten ook rekening houden met elkaar. Aanstaande vrijdag staat het waterplan op de agenda van het kabinet. In dat plan moet rekening worden gehouden met de verschillende gebruikers op de Noordzee. Het vraagt een zorgvuldig inpassingsbeleid en wederzijds respect van de verschillende gebruikers. Alle doelen en alle deelnemers kunnen netjes worden ingepast, maar dat betekent wel dat men respect voor elkaar moet hebben.

Dat geldt dus ook voor de visserijsector en het Noordzeeconvenant. De gebieden zijn aangewezen. De coördinatoren daarvan zijn bekend en worden aangemeld in Brussel. Wij zijn met die procedure bezig, maar ook hier geldt dat het netjes wordt ingepast en dat er spelregels gelden. Men kan blijven vissen waar men vist, maar men heeft ook te maken met andere gebruikers. Iedereen moet zich aan de spelregels houden.

Mevrouw Ouwehand spreekt over Noorwegen en de aanpak van de discards. Ik heb al eerder gezegd dat bijvangsten voor mij een belangrijk thema op de agenda zijn. Noorwegen landt nu alles aan. Wij gaan volgend jaar kijken wat wij kunnen doen. Nog mooier zou het echter zijn, om selectiever te vissen, zodat men minder bijvangst heeft. Bijvangst is een groot probleem en als wij een begin kunnen maken met de oplossing daarvan of er zelfs grote stappen in kunnen maken, winnen wij een wereld in de richting van verduurzaming. Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan, want het betekent dat nieuwe vismethoden moeten worden ontwikkeld. Als het dan weer zo lang duurt voordat die methoden worden toegestaan en erkend, gaat het wellicht nog langer duren. Wij zullen hier veel werk van maken. Wij zijn blij met alles wat wij kunnen leren van de proeven in Noorwegen en Denemarken. Niet elk land hoeft immers zelf het wiel uit te vinden.

De heer Polderman vraagt naar het Europese aalplan. Dat plan gaat naar de Europese Commissie en de Kamer krijgt een bevestiging van de gemaakte afspraken. Het beheerplan gaat in alle voorlopigheid en met alle voorbehouden naar de Europese Commissie. Wij behouden ons het recht voor om betere alternatieven in te dienen als die er zijn en wij werken aan een commissie die aan de slag kan met de zogeheten third opinion.

Nadere gedachtewisseling

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Mijn opmerking over de Natura 2000-gebieden heeft vooral betrekking op het feit dat de visserijsector, mede gestimuleerd door de minister, bezig is met een verduurzamingsslag. Om die slag te maken, is rust nodig. Ik juich toe dat de minister wil werken met langetermijnbeheerplannen en vangstquota die zich voor een langere termijn binnen een bepaalde bandbreedte bewegen. Dat helpt allemaal. Naast vangstquota zijn er echter ook gebieden nodig waar men kan vissen. Kan de minister mij geruststellen dat zij vasthoudt aan de nu aangewezen gebieden, zodat de vissers weten waar zij voor de lange termijn aan toe zijn?

Inzake het waterplan is mijn vraag in hoeverre de belangen van de visserijsector voldoende gewaarborgd zijn. Kunnen de vissers ervan uitgaan dat de komende tijd niet op hun belangen wordt beknibbeld?

De heer Polderman (SP): Voorzitter. De minister zegt dat het er niet slecht uitziet in de onderhandelingen, maar ik vraag mij af voor wie. Voor de vissen en voor het ecosysteem ziet het er volgens mij wel slecht uit. Die discussie loopt echter.

Ik ben blij dat de minister gaat voor meerjarenbeheerplannen. Wij moeten de discussie met Noorwegen over de bijvangsten aangaan. De discussie over de pulskor duurt weliswaar heel lang, maar de vragen die erover worden gesteld, zijn terecht. Het gaat immers om de vraag of dit de oplossing is voor de verduurzaming van de visserij. Ik heb er zelf ook vragen bij en denk dat er alternatieven zijn die wellicht meer perspectief bieden. De minister trekt de parallel door en denkt dat het bij andere methoden ook zo lang duurt. Ik vraag mij af of dat het geval is, want als de problemen worden opgelost, is het ecologisch beter en kan het wellicht sneller gaan. De oplossing ligt inderdaad in het opstellen van meerjarenbeheerplannen door regionale adviescommissies.

De minister zegt dat het druk wordt op de Noordzee. Dat klopt en daarom heb ik een motie ingediend, die overigens is aangenomen. Ik vraag mij af hoe het staat met de uitwerking daarvan om toe te werken naar een rijksbestemmingsplan voor de Noordzee. Dan kun je de drukte reguleren en in goede banen leiden. De motie beoogt om een en ander qua planning en ruimtelijke ordening beter te structureren. Wordt de motie voldoende meegenomen? Mijn fractie is nieuwsgierig naar de uitvoering van het waterplan.

Ik begrijp dat het Nederlandse aalplan wordt ingestoken zoals wij dat hebben besproken. Ik ben daarover tevreden, evenals over het zoeken naar een commissie voor de third opinion. Mijn vraag was echter hoe het Nederlandse aalplan in Europa landt en wat in Europa de geluiden zijn rond het Europese aalplan, waarin het immers moet passen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ik hoor de minister zeggen dat zij niet instemt met de TAC’s voor tarbot, griet, schar en bot, omdat het bijvangst is en omdat er geen goede wetenschappelijke onderbouwing is. De minister zegt dat Noorwegen in principe alles aanlandt. Ik stel mij voor dat ook Nederland probeert alles aan te landen, want wij hebben er niets aan als bijvangsten worden teruggegooid. Ik hoor graag een reactie van de minister.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de laatste opmerking van mevrouw Snijder. Op dit moment staat niets een doorvoering van Noorse methode in de weg. Natuurlijk zou het mooier zijn als je selectieve technieken ontwikkelt en toepast. Het kan echter beide. Als je selectiever kunt vangen en alles wat je hebt gevangen, toch aanlandt, kun je nu alvast met dat aanlanden beginnen. De minister zegt dat zij welwillend naar alle voorstellen kijkt, maar ik lees dat de discards een groot knelpunt zijn. Als Noorwegen zegt dat de Nederlandse boomkorkotters een beruchte reputatie hebben en dat zij zijn begonnen met verplicht aanlanden, dan kan ik mij voorstellen dat de minister een welwillende positie moet innemen. Ik begrijp dat het akkoord inmiddels is gesloten, maar vind het een vreemde gang van zaken.

Ook mijn fractie is voorstander van meerjarenbeheerplannen. Ik schrik echter wel als ik de minister hoor zeggen dat in de regionale adviescommissies wetenschappers en vissers bij elkaar zitten. Het uitgangspunt moet natuurlijk zijn dat de wetenschap en de visserijbiologen aangeven wat verantwoord is. Daarover gaan wij niet onderhandelen. Laten wij leren van het rapport van de Algemene Rekenkamer en niet de deur openzetten voor een zwaarder gewicht voor economische belangen voor de korte termijn. Daarmee schieten de ecologie en de economie op de lange termijn niets op. Als de wetenschap de kaders bepaalt, kan daarna de sector om de tafel voor de invulling daarvan. Als je altijd maar weer boterzachte polderoverleggen organiseert, voorspel ik dat wij de kritiek van de Rekenkamer jaar na jaar zullen terugzien.

Minister Verburg: Voorzitter. De heer Koppejan vraagt inzake de Natura 2000-gebieden in welke mate ik de vissers kan geruststellen. In een eerder overleg met de Kamer zijn vijf gebieden aangewezen waaraan het nodige moet gebeuren qua onderzoek en het ontwikkelen van beheerplannen. Daarna moet worden bezien of nog meer gebieden aangewezen kunnen en moeten worden. Dat perspectief lag er en blijft er liggen.

Over het gebruik van de Noordzee kan ik zeggen dat nog voor de Kerst het waterplan verschijnt, waarvoor de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat de eerstverantwoordelijke is. In het waterplan is ook aandacht voor de Noordzee. De Kamer moet even wachten op het waterplan voor een antwoord op de vraag wanneer er een rijksbestemmingsplan voor de Noordzee komt en op de vraag of de motie daarin voldoende is verwerkt.

De heer Polderman (SP): Ik heb begrepen dat het waterplan in de ministerraad komt. Ik heb er wel een concept van gezien via een ander kanaal, maar heb daarin niets over dit aspect gelezen. Mijn vraag is dan ook of de minister ervoor wil pleiten dat het die richting opgaat.

Minister Verburg: Ik zal de motie betrekken bij de inbreng die ik te zijner tijd in het kabinet lever.

Het Europese aalplan is nog niet geland in Europa. De lidstaten moeten voor het eind van 2008 hun plannen indienen. Afgesproken is wat wij gaan doen. Ook andere lidstaten zijn hieraan gehouden, zodat er op zijn vroegst in januari inzicht ontstaat. Wij komen er nog over te spreken.

Rond de bijvangst is de situatie iets minder eenvoudig dan mevrouw Snijder en mevrouw Ouwehand die voorstellen. Voor het eerst staat het probleem van bijvangst zo prominent op de agenda en voor het eerst maak ik er een prominent en prioritair punt van. Daarmee is het probleem echter nog niet opgelost. Het eenvoudig aanlanden, zoals mevrouw Ouwehand suggereert, is nog niet zo eenvoudig. Noorwegen kan dat doen, maar wij hebben te maken met Europese quota. Je zult eerst in Europa moeten afspreken wat het betekent voor de quota en voor het meetellen en meerekenen voor het quotum. Het is immers vis waarop een visser in principe niet wil vissen. Wij gaan daarmee aan de slag, maar het probleem is iets minder eenvoudig op te lossen dan nu wordt verondersteld.

Op het gebied van nieuwe vismethoden kan ik mij voorstellen dat ook andere landen nadenken over het ontwikkelen van een selectieve vangsttechniek, zodat er geen bijvangsten zijn. Die techniek is er nog niet, maar ik hoop dat die er binnen afzienbare tijd komt.

Ik ben een groot voorstander van regionale adviescommissies. Ik peins er echter niet over om dat alleen aan wetenschappers over te laten. Wetenschappers zijn soms zo deskundig dat zij het volstrekt oneens zijn met elkaar. De ene bioloog beweert dit en een andere iets totaal anders. Dan heb je nog geen koers. Als je wetenschappers, ngo’s en vissers met elkaar aan tafel zet, ontstaat er een mix van nuchtere betrokkenheid en verantwoordelijkheid en komt men tot goede adviezen. Wat mevrouw Ouwehand boterzacht noemt, noem ik stevig en sterk. Ik wijs maar op het mosselconvenant. Een dergelijk convenant kunnen wetenschappers alleen niet bewerkstelligen, maar alle betrokkenen samen wel.

Landbouw

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Polderman (SP): Voorzitter. Over het Groenboek heeft de Kamer een uitvoerige brief ontvangen. Ik was teleurgesteld over de opmerking dat dit voorlopig alles is. Het is wat mager, maar ik neem aan dat de Kamer later nader wordt geïnformeerd. De minister houdt ons nog even in spanning voordat wij er definitief een oordeel over kunnen geven.

Inzake de chemische ontsmetting met chloor ben ik het eens met de stelling dat er geen chloorkippen in Europa moeten zijn.

Met betrekking tot de import van agrarische producten is mijn fractie zeer ongerust over de Chinese melaminemengingen. Wij kunnen wat dat betreft niet streng genoeg zijn. Ook in Europa komt dat kennelijk voor. Wij moeten daar alert op zijn.

Ik kom op het punt van de gezondheidszorg. Hoe moeten wij de prioritering die daarin wordt aangebracht, begrijpen? Er zal beter worden geprioriteerd, maar het kenmerk van de ziekten is nu juist dat die van tevoren geen prioritering kennen. Je wordt altijd verrast door wat er op je afkomt. Als alle ziekten van tevoren bekend zouden zijn, waren al die diercrises er niet. Ik begrijp het niet, tenzij bedoeld wordt dat moet worden geprioriteerd in de vaccins om tegen de nu bekende dierziekten te vaccineren. Daar is mijn fractie voor. Nu lijkt het echter alsof wij ziekten in de hand krijgen door betere prioriteiten te stellen en dat lijkt mij lastig.

Een probleem blijft hoe transparant de betaling wordt. Het plan is die vooral af te wentelen op de ondernemers. Dat is op zich niet verkeerd, maar hoe wordt de betaling transparant en inzichtelijk gemaakt, zodat iedereen niet vooral naar de buurman kijkt? Wij moeten gezamenlijk optrekken. Hoe transparant wordt het systeem?

Tot slot kom ik bij het verslag. Mijn fractie heeft kennisgenomen van het feit dat een aantal zaken inzake de zuivelproducten nog niet rond is en dat de Polen nog tegen de melkquotering aanhikken. Een aantal punten is nog niet uitonderhandeld.

Ik dank de minister voor haar inzet om met haar collega in Denemarken het schandaal op de FaerOer aan de orde te stellen. In het stuk staat dat de minister in een volgend stuk op dit punt terugkomt. Ik hoor graag wat het resultaat is. Het is immers één ding om het aan te kaarten, maar een ander om er iets aan te doen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ik begin met het dossier inzake de gewasbeschermingsmiddelen. Mijn fractie heeft vernomen dat er vandaag in Brussel op hoog ambtelijk niveau een politiek akkoord is bereikt. De vraag is wat daarbij de inzet namens Nederland is. Welke uitkomst verwacht de minister en is die uitkomst in lijn met de zaken die hier zijn aangegeven? Er wordt gezegd dat de Kamer waarschijnlijk voor een voldongen feit wordt gesteld. Ik zeg nogmaals dat mijn fractie graag hoort wat de inzet van Nederland vandaag zal zijn.

Het Groenboek is een goede aanzet om aan te geven waaraan onze Europese producten moeten voldoen, ook bij de importproducten. Zo geven wij een Europees vlaggetje aan onze producten. Ik ben enigszins ongerust over de brieven die de minister naar aanleiding van het Groenboek schrijft. Zij gaat voor een duurzaam en gezond voedselaanbod en is voor verduurzaming van de consumptie. Dat zijn prachtige woorden, maar het gaat erom dat er een etiket komt waaruit blijkt waarvoor onze producten staan in relatie tot de importproducten. Dat heeft alles te maken met de Toonderhandelingen. Als dit goed gefundeerd wordt neergezet, geeft dat handvatten om importproducten te kunnen weren. Dat is toch min of meer de doelstelling. Het heeft alles te maken met de discussie die momenteel speelt en die de Fransen voor de komende vergadering van de Landbouw- en Visserijraad op de agenda hebben staan. Ik ben benieuwd naar het standpunt van de minister over een Frans memo over de invoer van landbouwproducten uit andere landen. Ik hoor graag wat haar inzet is voor het Franse idee dat Europa een aantal voorwaarden zou moeten kunnen stellen. Natuurlijk is het goed dat er een borging van kwaliteit van landbouwproducten is met het Groenboek.

Mijn fractie vindt dat de private certificeringssystemen niet op landenniveau moeten werken, maar dat wel afstemming moet plaatsvinden tussen de lidstaten. Er moet een level playing field komen. Het lijkt mij niet goed om hier een borgingssysteem te hebben en in Duitsland een ander systeem. Als je hier voldoet aan een aantal criteria, moet je met die criteria op Europees niveau uit de voeten kunnen.

De minister stelt in de brief dat Nederland blijft inzetten op een ambitieus en evenwichtig akkoord bij de WTO-onderhandelingen. Mijn fractie gelooft dat die inzet er is, zeker in relatie tot de landbouw en de non-trade concerns, maar de geluiden uit Genève doen ons twijfelen over de inzet van de staatssecretaris. De minister doet telkens haar best om die twijfel weg te nemen, maar de zorg blijft nadrukkelijk bij ons aanwezig. Ik roep het kabinet nogmaals ertoe op, ervoor te zorgen dat er een evenwichtig akkoord komt. Liever geen akkoord dan een onevenwichtig akkoord.

Inzake de diergezondheid vindt mijn fractie dat een en ander op Europees niveau moet plaatsvinden. Het is onwenselijk dat Nederland een financieringssysteem heeft en dat er in andere landen een heel ander systeem is. Er zijn nu verschillende financieringssystemen en dat is geen goede zaak.

Op dit moment kunnen diergeneesmiddelen, maar ook ontsmettingsmiddelen die in de landbouw worden gebruikt en die gecertificeerd zijn in andere Europese landen, niet hier op de markt komen. Dat is heel vreemd. Als Europa vindt dat diergeneesmiddelen of ontsmettingsmiddelen goed geregistreerd zijn en gebruikt mogen worden, is het vreemd dat deze niet op de Nederlandse markt mogen komen. Ik verzoek de minister dit na te gaan. Misschien kan zij er direct antwoord op geven, anders kan zij er inhoudelijk later op terugkomen.

De heer Atsma (CDA): Voorzitter. De gewasbescherming blijft voor mijn fractie een punt van grote zorg. De fase rood is kennelijk inmiddels aangebroken. Enkele weken geleden sprak mijn fractie haar zorgen uit over de toekomst van de Nederlandse tulp. Nu blijkt dat men ook voor heel veel andere teelten inziet dat het vijf voor twaalf is. Of het nu gaat om de uien in Zeeland of het noorden van Friesland of om de aardappelen in Groningen, over de volle breedte is die zorg aanwezig. Ik moedig de minister aan, bondgenoten in Europa te zoeken die met hetzelfde probleem worden geconfronteerd. Denk bijvoorbeeld aan Frankrijk, niet het geringste land binnen de Europese Unie, waar men met exact dezelfde problematiek wordt geconfronteerd bij de appelteelt. Ik hoop dat de minister dit punt met voorrang op haar netvlies houdt.

Inzake het Groenboek kwaliteit sluit ik aan bij een aantal opmerkingen die door collega’s zijn gemaakt. Mijn fractie geeft volop steun aan de zoektocht naar het versterken van het kwaliteitsbeleid. Het creëren van een label gericht op de consument, waardoor er meer transparantie komt in Europa, steun ik voluit. Het Groenboek komt hier uiteraard terug, maar het is goed dat de minister nu een aantal voorzetten kan geven.

Over de geografische indicaties, de streekproducten, hebben wij eerder gesproken. Mijn fractie heeft gezegd dat er voor Nederlandse streekproducten kansen liggen, of het nu gaat om de opperdoezer, speciale kaassoorten of de beerenburg in Friesland. Wel blijkt dat er volop sprake is van stroperigheid. De procedures zijn lang en het is een kostbare aangelegenheid. Daar is misschien nog een slag te maken. Het is vaak een nichemarkt, maar ook een bijzondere markt die je moet koesteren. Inzake de private certificeringsschema’s is het goed dat gestreefd wordt naar meer transparantie.

Ik koppel hieraan een alarmkreet die uit Almere en Amstelveen is gekomen, namelijk dat de positie van Yakult als yoghurtdrank wordt bedreigd door nieuwe Europese regelgeving. Het gaat om enkele honderden arbeidsplaatsen, niet alleen in Nederland maar ook in andere Europese landen. Het heeft te maken met de minimale hoeveelheid yoghurt die in een zuiveldrank moet worden verwerkt. Mijn fractie voorziet de minister graag van aanvullende informatie als zij die nog niet heeft. Het mag niet gebeuren dat door een beleidswijziging in oktober 2008 een bedrijfstak het water tot de lippen stijgt.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik ga ervan uit dat de heer Atsma bij de streekproducten doelt op heel specifieke producten waarbij een extra label kan komen. Dat wat achter het Groenboek zit, is echter op EU-niveau. Er moeten niet allemaal verschillende etiketten komen. In het kader van het Groenboek moet er één EU-label komen op een product met een bepaalde standaard.

De heer Atsma (CDA): Mevrouw Snijder kent het CDA. Hoe meer eenduidigheid en eenvoud in de regelgeving, hoe groter het enthousiasme bij mijn fractie.

Ten aanzien van de WTO-onderhandelingen herhaal ik mijn bijdrage van de vorige keer. De minister moet voortgaan op de ingeslagen weg en ervoor zorgen dat zij staatssecretaris Heemskerk in de touwen houdt, zowel in de media als in Genève. Hij wil immers nog wel eens uit de bocht vliegen.

Mijn fractie wil een gelijk speelveld in WTO-verband, maar ook in Europees verband. In die zin wijs ik op het gisteren verschenen rapport van de Europese Rekenkamer over de enorme verschillen tussen de doorwerkingen van de cross-compliance regelingen. Die verschillen zijn een punt van grote zorg. Terecht wordt nu op veel knoppen gedrukt om te achterhalen hoe deze ontstaan en waarom die niet zijn voorzien. Het woud aan regels rondom cross-compliance is de Kamer al vele jaren een ergernis. Als er ook binnen de lidstaten enorme verschillen zijn, moet daarop flink worden ingehakt. Het gaat mijn fractie niet snel ver genoeg. Ik hoor graag een reactie van de minister op het gisteren verschenen Rekenkamerrapport.

Tot slot een aantal opmerkingen over de Animal Health Strategy De Europese Commissie richt zich vooral op ziekten met een hoge publieke relevantie. Wat betekent dat precies? Wordt dan alleen gedoeld op de gevolgen voor de volksgezondheid? Wat betekent het vervolgens voor de blaasjesziekte en andere voorbeelden uit het recente verleden? Welke relatie wordt gelegd met het Europees Diergezondheidsfonds? Overigens deel ik de opvatting van anderen dat het goed is dat er eenheid komt over het Diergezondheidsfonds in Europa. Nu heeft Nederland samen met Duitsland, België en Denemarken een eigen publiekprivate samenwerking. De termijn voor het Nederlandse Diergezondheidsfonds loopt volgens mij volgend jaar af. Het zou goed zijn als in één keer de slag kan worden gemaakt naar het Europees Diergezondheidsfonds Daarvan is de CDA-fractie voorstander, maar dat betekent wel dat er nog veel water door de Rijn en andere rivieren moet stromen. Ik ben benieuwd naar de inzet van de minister op dit punt en wil graag regelmatig geïnformeerd worden over de vervolgstappen.

Mijn fractie is voor een goed en rechtvaardig schadevergoedingssysteem en heeft daarop in het verleden al aangedrongen. Dat systeem zou er vanuit de Europese context kunnen komen. In het verlengde daarvan kan men pleiten voor een Europese vaccinbank, gezamenlijk onderzoek et cetera. De minister weet wel hoe de CDA-fractie op dit punt het liefst wil inzetten.

Een aparte status voor de hobbydieren binnen Europa vindt mijn fractie wenselijk. Die wens is in een ander verband al eerder naar voren gebracht.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik begin met het Groenboek. In een eerder overleg heb ik het standpunt van mijn fractie al kort ingebracht. Etiketteren en informeren van de consument kan een goed beleidsinstrument zijn op weg naar de doelstelling om productie en consumptie te verduurzamen. Ik ageer er vooral tegen dat de minister dit als haar enige beleidsinstrument ziet. Als het aan mij ligt, komen er gewoon regels. Het instrument op zichzelf kan echter nuttig zijn.

Uit de insteek die met het Groenboek wordt meegegeven en uit de geschiedenis van dierlijke producten blijkt echter dat het instrument niet wordt gebruikt als beleidsinstrument om consumenten te informeren, maar als marketingtool om producten, waarmee van alles mis is, toch met een goed gevoel voor de consument in de winkels te leggen. Ik hoor graag welke insteek de minister heeft bij het Groenboek. Gaat het om het goed informeren van consumenten, waarbij je niet wegloopt voor eerlijke informatie over het product, of wordt het gebruikt als marketingtool voor Europese producten en kunnen wij straks een EU-sticker op foie gras verwachten? Dat lijkt mij geen goede zaak.

Nogmaals, als het aan mij ligt, komen er geen etiketten waarop staat: de kip die u nu gaat eten, heeft niet buiten mogen scharrelen, haar snavel is gekapt en zij heeft een rotleven gehad. Als het aan mij ligt, liggen die producten immers helemaal niet in de winkel. Als ze er echter toch liggen, moet de informatie er eerlijk op staan. Die visie moet je volgen als je etiketten als beleidsinstrument ziet. Als je op de lijn van de marketingtools zit, komen er heel andere etiketten uit. Ik ben daar geen voorstander van.

Over de informatie aan consumenten heb ik een actuele vraag. Ik heb mij gisteravond bij het Journaal verbaasd over de opstelling van de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA) over de dioxineproblemen met het Ierse vlees. De VWA zegt enerzijds dat er geen gevaar is voor de volksgezondheid, maar anderzijds dat wij het vlees toch maar niet moeten eten. Dat kan natuurlijk niet. Je kunt niet zeggen dat er niets aan de hand is en toch adviseren het vlees niet te eten. Laten wij eerlijk zijn over de gevaren die eraan kleven. Graag een reactie van de minister.

Dan kom ik bij de chloorkippen. Ik heb misschien niet goed geluisterd en heb het niet van het CDA en de VVD gehoord, maar ik neem aan dat wij allemaal vinden dat er geen chloorkippen in Europa moeten zijn. Kan de minister aangeven hoe haalbaar dit streven is? Mijn fractie is er voorstander van dat hierover een Raadsbeslissing wordt genomen.

Inzake diergezondheid heeft de Kamer een stafnotitie ontvangen van de Europese ondersteuning van de Kamer, waarvoor dank. Ik hoor graag hoe een en ander gaat lopen. Kan de minister meer duidelijkheid geven over het actieplan? Komen er Raadsconclusies of niet? Onze insteek is dat bij diergezondheid vooral naar de bron moet worden gekeken. De grote hoeveelheid dieren in Europa en ook in Nederland zorgt ervoor dat zij allerlei ziekten oplopen en dat er grote brandhaarden ontstaan. Het gesleep met dieren is een van de belangrijkste oorzaken. Als er een dierziekte uitbreekt, slaat die binnen de kortste keren over naar grote hoeveelheden dieren. Wij moeten beginnen bij de bron en kiezen voor een gezonde veestapel die veel kleiner is dan nu het geval is. Wat mij betreft, worden in de toekomst geen gezonde dieren geruimd en wordt er, als het nodig is, gevaccineerd.

Ik zou graag zien dat de minister zich achter deze uitgangspunten schaart.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Mijn fractie heeft positieve opmerkingen over de ontwikkelingen rondom het Groenboek Kwaliteit Landbouwproducten. Het is goed om te zien dat er meer concretisering en meer vaart in komt. De opmerking van mevrouw Snijder spreekt mij erg aan. Het spanningsveld tussen de uniformiteit in aansturing en de mogelijkheid tot variatie naar streekproducten en regio’s zal een lange weg vergen, maar er is sprake van een goede ontwikkeling.

Mijn fractie maakt zich zorgen over de gewasbescherming. Het is geen formeel agendapunt. Kan de Kamer daarover nog iets zeggen? Wat is nu precies waar en wat is niet waar? De heer Atsma sprak reeds zijn zorgen uit over de uien- en de bloembollentelers. Het gaat maar door. Ik wil heel graag dat er eerst alternatieven zijn. De beeldvorming dat Nederland straks niet meer kan telen, wordt her en der tegengesproken. Kan de minister een duidelijk beeld geven van de huidige situatie en wat die betekent voor de groeperingen die ons brieven schrijven, zoals de uien- en bollentelers? Met alleen het neerleggen van onze zorgen helpen wij die mensen niet. Het moet ook duidelijk zijn waarop de politiek nog invloed heeft.

De heer Atsma (CDA): Mijn fractie wil de zaak niet bagatelliseren, iets waarvan de PvdA soms een handje heeft. Als de problematiek rond de gewasbescherming betekent dat de bollenteelt, de uienteelt en de aardappelteelt acuut in de problemen komen, vindt mevrouw Jacobi dan dat dit punt van tafel moet?

Mevrouw Jacobi (PvdA): Luisteren is een vak. Als de heer Atsma mij goed beluistert, hoort hij dat ik vraag hoe wij met de zorg omgaan. Dat heeft niets met bagatelliseren te maken, maar met de vraag hoe je die categorie echt helpt. Kan de minister zeggen of, kijkend naar de situatie in Europa, die zorgen meer dan terecht zijn of dat er nog uitzonderingen mogelijk zijn en alternatieven kunnen worden gecreëerd? Ik wil de stand van zaken weten; anders ga je niet goed om met de zorg van de mensen. Het is belangrijk een goed beeld te krijgen. Als de heer Atsma daarin met mij optrekt, zijn wij kameraden.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Dit alles is de vorige keer ook al verwoord. Ik ben benieuwd of de PvdA-fractie met ons van mening is dat de Kamer nu moet weten wat er gebeurt op het hoogste ambtelijke niveau. Vandaag wordt er min of meer een klap op gegeven en staat de Kamer voor een voldongen feit. Daarover moet de minister duidelijkheid geven.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik heb dat in mijn inleiding gezegd. Mevrouw Snijder herhaalt mij.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik ben in mijn termijn vergeten aan te sluiten bij de zorgen die CDA en VVD hebben geuit over de WTO. Deelt mevrouw Jacobi die zorg? De staatssecretaris heeft een PvdA-kleur. Wij kennen de inzet van de minister om in WTO-verband in elk geval dierenwelzijn als non-trade concern op te nemen, terwijl er telkens geluiden van de staatssecretaris komen dat hij dat op voorhand afwijst. Hij lijkt er net iets anders in te staan dan in deze commissie wordt besproken.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik dank mevrouw Ouwehand voor deze vraag, want daarover wilde ik inderdaad nog spreken. In de stukken staat dat het eindpunt van de vorige onderhandelingen het beginpunt is van de nieuwe onderhandelingen. Welke afspraken heeft de minister met de heer Heemskerk gemaakt, zodat het kabinet een eensluidende inzet pleegt in deze ministeriële onderhandelingen? Is er al een eensluidende inzet of zijn er nog onderhandelingspunten tussen beiden? Ik heb er alle vertrouwen in, evenals in de wijze waarop de minister samenwerkt met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Ik neem aan dat er in die triangel een eenduidig standpunt is.

Antwoord van de minister

Minister Verburg: Voorzitter. De meeste fracties hebben vragen gesteld over het Groenboek Kwaliteit Landbouwproducten, over productnormen, productie-eisen en kwaliteitsborgingsystemen. Ik ben verheugd met dit initiatief van de commissie. De «V» van voedselkwaliteit is een belangrijk onderdeel van mijn departement. Het kabinet gaat voor gezond en duurzaam, en verdere verduurzaming is een belangrijke zaak. Voedselveiligheid en voedselkwaliteit staan daarbij centraal. Ik kom straks te spreken over de dioxine en dan mag nogmaals duidelijk zijn waarom het kabinet zo hecht aan die twee uitgangspunten. Ik ben blij dat de focus van het Groenboek op kwaliteit ligt.

Als je nadenkt over voedselkwaliteit, zou je eigenlijk verder moeten gaan dan het Groenboek nu aangeeft. In het Groenboek worden voornamelijk etikettering en certificering benadrukt. Ik denk dat er meer moet gebeuren dan alleen de consument informeren. Het is ook belangrijk dat de productie van voedsel verder verduurzaamt en dat wij de gezondheid bij wijze van spreken van ons bordje kunnen opscheppen. Voedsel moet gemaakt zijn met respect voor mens, dier en milieu. Het is belangrijk dat de kwaliteit van het voedsel gezamenlijk wordt bewaakt. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheid, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en consumenten.

Over de reactie is gevraagd of dit nu alles is. Dit is de kabinetsreactie die in eerste aanleg naar de Commissie is gestuurd. Ik heb al eerder gezegd dat er een eerste reactie zou komen, waarop vervolgens iedereen reageert. Het is mogelijk om op dit Groenboek te reageren, als dat maar gebeurt voor 31 december 2008.

De heer Atsma heeft gevraagd wat er wordt gedaan om het woud aan keurmerken en logo’s een halt toe te roepen. Daaraan is niet alles te doen, omdat het veelal private initiatieven zijn. In de nota over voedsel en consument die ik volgend jaar zal uitbrengen, zal ik echter aandacht besteden aan dat onderwerp en kijken wat eraan kan worden gedaan. Het is niet eenvoudig, want iedereen die op dit punt initiatieven wil ondernemen, moet aan een paar regels voldoen, maar heeft daarbinnen ook weer vrijheid en mogelijkheden en kansen. Ik zal nagaan op welke wijze kan worden vormgegeven aan transparante en eerlijke informatie en hoe de veelheid aan informatie enigszins kan worden gekanaliseerd. Keurmerken en logo’s als informatiebron vallen ook onder die studie.

Bij de keuze van voedsel is het vooral van belang dat consumenten een objectieve keuze kunnen maken. Keurmerken moeten die keuze in beginsel gemakkelijker maken en tegelijkertijd ondersteunen. Er is dit jaar al één maatregel getroffen. Omdat voor consumenten moeilijk te beoordelen is wat een keurmerk inhoudt en hoe betrouwbaar het is, is in april 2008 op het overheidsloket www.consuwijzer.nl een keurmerkensite gelanceerd. Consumenten kunnen daar betrouwbare en transparante informatie vinden over keurmerken.

Mevrouw Snijder zegt dat private certificeringsystemen moeten worden afgestemd tussen de lidstaten en dat goed moet worden gekeken naar een gelijk speelveld. Ik heb al gezegd dat er bij private systemen een eerste verantwoordelijkheid ligt voor het bedrijfsleven. Er zijn echter ook systemen die de grens overgaan. GlobalGAP is zo’n grensoverschrijdend systeem. Het bedrijfsleven neemt zijn verantwoordelijkheid, maar ik zeg de Kamer toe dat ik dit punt in Europees verband nogmaals aan de orde stel. Wij moeten kijken wat Europa kan betekenen op dat gelijke speelveld. Het is niet gemakkelijk, maar het is een belangrijk punt dat aan de orde moet komen.

Dan kom ik bij het onderwerp decontaminatie van pluimveevlees, de chloorkippen. Ik heb de Kamer eerder geïnformeerd over het kritische standpunt dat ik heb ingenomen. Het moet absoluut veilig zijn. De veiligheid van de gebruikte middelen voor mens, dier en milieu moet op de eerste plaats blijven staan en moet door een beoordeling van de European Food Safety Authority (EFSA) worden gegarandeerd. In juli 2008 is het voorstel over de kippen in het Permanent Comité in Brussel bijna unaniem door de lidstaten verworpen. Nederland heeft toen tegengestemd. Er zijn vragen open gebleven op het gebied van milieu, veiligheid en mogelijke resistentieontwikkeling ten aanzien van de middelen. Een zorgvuldige en volledige beoordeling van deze aspecten blijkt niet mogelijk; dat betekent dat Nederland tegen blijft.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Het is mij niet duidelijk hoe de EFSA de chloorkippen heeft beoordeeld.

Minister Verburg: De EFSA heeft alles beoordeeld, maar zegt dat er vragen open zijn gebleven op het gebied van milieu, veiligheid en mogelijke resistentieontwikkeling tegen de middelen. De EFSA heeft vastgesteld dat een volledige en zorgvuldige beoordeling van deze aspecten niet mogelijk is, zodat geen garanties kunnen worden gegeven. De EFSA onderzoekt dat soort dingen wetenschappelijk. Daarop moeten adviezen kunnen steunen. Nu kan een duidelijk besluit worden genomen en ik verwacht dat er in de Raad een meerderheid voor het besluit is te vinden.

Bijna alle fracties hebben gevraagd naar de stand van zaken rond het gewasbeschermingsmiddelendossier, de verordening en de Kaderrichtlijn duurzaam gebruik van pesticiden. Nederland heeft in dit dossier in vorige Raden het voortouw genomen. Ik heb toen al gezegd dat ik niet zal toestaan dat een teelt als de tulp verdwijnt uit Nederland. Dat geldt niet alleen voor tulpen, maar ook voor de toepassing van kleine teelten. Nederland is daarmee in Europa aan de slag gegaan en heeft veel landen meegekregen in dat standpunt. Natuurlijk moet worden verduurzaamd, maar er moet worden gezocht naar alternatieven. Alternatieven moeten ruimte krijgen in de markt, maar er moet scherp worden onderhandeld met het Europees Parlement. Als er een mogelijke uitkomst ligt, willen wij een assessment om te beoordelen wat een en ander voor de teelten betekent. Er wordt de komende dagen onderhandeld en ik verwacht dat het punt op de agenda voor de komende Landbouwraadvergadering staat. Nederland zal er zeer scherp naar kijken en niet zomaar instemmen met het resultaat van een mogelijk compromis als er geen zicht is op mogelijke effecten.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Is er nog ruimte voor een politieke beweging? Ik krijg uit Europa het beeld dat er geen keuzemogelijkheid meer is. Is dat zo?

Minister Verburg: Zo lang er wordt onderhandeld, is er ruimte. In onderhandelingen wil nog wel eens ruimte ontstaan. Soms moet je daarvoor de druk wat opvoeren. Iedereen wil er graag voor het eind van het jaar uitkomen. Het zou mooi zijn als wij eruit zijn als volgende week de laatste vergadering van de Landbouwraad wordt gehouden. Ik ben buitengewoon actief op dit punt. Alternatieven, milieuvriendelijk en gezondheidsvriendelijk, moeten alle ruimte hebben. Wij moeten die blijven stimuleren, maar ik sta niet toe dat de tulpenteelt of enige andere teelt om deze reden uit Nederland verdwijnt. Hetzelfde geldt voor de kleine toepassingen. Dat standpunt wordt door mijn collega’s in Europa breed gedeeld.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Wat staat er vandaag te gebeuren in Brussel? Op hoog ambtelijk niveau wordt er een politiek akkoord bereikt. Waar staat Nederland dan?

Minister Verburg: Er wordt vandaag zeer waarschijnlijk geen akkoord bereikt. Als je ergens wilt uitkomen, moet je met elkaar onderhandelen. Er wordt tussen nu en 15 december 2008 gekeken wat de mogelijkheden zijn. Er is dan wellicht een onderhandelingsresultaat dat tussentijds met de lidstaten wordt afgestemd. Als het goed is, wordt daarover volgende week in de Landbouwraad besloten. Dan wil ik echter inzicht hebben in de impact voor de verschillende teelten.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Betekent dit dat Nederland in principe vandaag akkoord gaat met een compromis dat er ligt? Ik vraag even door omdat ons verontrustende geluiden bereiken.

Minister Verburg: Er wordt geen besluit genomen voor de Landbouwraadvergadering van volgende week. Natuurlijk moet er overlegd en onderhandeld worden, maar op zijn vroegst komt het uiteindelijk resultaat in de vorm van een besluit volgende week in de Landbouwraad. Er is een periode genomen om met elkaar te overleggen en te onderhandelen en die periode loopt van vandaag, 10 december 2008, tot uiterlijk 15 december 2008. Er moeten immers ook nog een voorstel worden voorbereid en een assessment worden gedaan.

De heer Atsma (CDA): Het is goed om te horen dat er maar één gremium de baas is, namelijk de ministers. De minister zegt dat er in Europa breed draagvlak is om de kleine teelten overeind te houden. Hoe moeten wij dan in het land uitleggen dat er tegelijkertijd discussie blijft? Betekent dit dat de minderheid kan dicteren wat de meerderheid moet doen?

Minister Verburg: Ik ben ervan overtuigd dat de onderhandelaars namens Nederland er scherp in zitten. Ik heb vertrouwen in een goede uitkomst. Die uitkomst komt hopelijk voor het eind van dit jaar. Ik heb gezegd dat ik niet zal toestaan dat op grond van deze richtlijnen een teelt uit Nederland verdwijnt. Het Europees Parlement beslist hier echter mede over en het overleg moet dan ook plaatsvinden. Er moet worden onderhandeld en dat zal ook gebeuren.

Mevrouw Jacobi (PvdA): De tulpenbollenteler moet erop kunnen vertrouwen dat de kleine teelten overeind blijven en dat er hard wordt gewerkt aan alternatieven. Is er een mogelijkheid om tegelijk in de onderhandelingen te bewerkstelligen dat de alternatieven meer ruimte krijgen op de markt?

Minister Verburg: Dat zit al in het pakket dat er nu ligt. De Landbouwraad en het Europees Parlement verschillen daarover niet van opvatting. Alternatieven krijgen al ruimte. Ik zeg toe dat ik zal proberen om de Kamer zo snel mogelijk op de hoogte te stellen van het resultaat van de Landbouwraadvergadering. Ik moet even een slag om de arm houden, omdat niet is voorzien hoe lang de vergadering volgende week duurt. De vergadering is nu voorzien voor twee dagen, maar als de onderhandelingen langer duren dan verwacht, kan het later worden. Ik houd de Kamer echter op de hoogte.

Er is een aantal vragen gesteld over de import, de veiligheid en de communautaire regels. Er zijn vanuit de Europese Commissie initiatieven om de controle aan de Europese buitengrenzen verder te verbeteren. Daarvoor is al het nodige in gang gezet. Het betreft voorstellen van de Commissie om de huidige importregelgeving te actualiseren. Er komen immers veel producten binnen via zee- en luchthavens, ook in Nederland. Ook onze buurlanden en de Commissie kijken hiernaar met een positief kritische houding. De importzendingen worden snel en deskundig gecontroleerd. Aandacht van controleurs moet vooral gericht kunnen zijn op zendingen waaraan risico’s zijn verbonden. Daarom is voor ons en voor de Europese Unie een goede risicoanalyse van belang.

Bovendien moet optimaal gebruikgemaakt kunnen worden van elektronische informatie-uitwisseling. Ook dat is een van de onderdelen die worden beoogd, zowel tussen de overheid en het bedrijfsleven als tussen Nederlandse controleautoriteiten en hun collega’s van buurlanden en de Europese Commissie. Tussen de diensten van de Europese Commissie en Nederland wordt goed samengewerkt om de informatie-uitwisseling te verbeteren.

EU-voorzitter Frankrijk vraagt aandacht voor de productiestandaarden, die voor Europese ondernemers niet mogen leiden tot concurrentienadelen. Ik vind dat een terecht punt. Toch vind ik dat, als er een akkoord komt, in het licht van de WTO de offensieve en defensieve belangen van de Europese lidstaten goed in het oog moeten worden gehouden en dat er een ontwikkelingsdimensie in deze ronde moet zitten. Wij moeten scherp nagaan of goed voor de veiligheid wordt gezorgd en of wordt voldaan aan de minimumstandaarden. Wij moeten er echter voor waken dat langs deze lijnen wellicht onbedoeld toch protectionistische maatregelen worden getroffen. Het is een zaak van scherp aan de wind zeilen. Aan minimumeisen van veiligheid moet worden voldaan, maar er moeten geen onbedoelde effecten worden gerealiseerd. Ik heb al eerder gezegd dat ik binnen de Europese Unie blijf streven naar een gelijk speelveld. Wereldwijd zullen wij erop aandringen dat de voedselveiligheid hand in hand gaat met markttoegang van ontwikkelingslanden.

Er zijn vragen gesteld over de WTO. Ik hoop nog steeds dat er dit jaar een ministeriële conferentie zal plaatsvinden. Na een eerste afwachtende houding van iedereen blijkt dat er wellicht toch een pakket kan komen. Eerst werd de ministeriële conferentie in Genève voorzien voor komend weekend. Dat is inmiddels volgend weekend geworden. Het is van cruciaal belang dat wij op een eventuele ministeriële conferentie tot een akkoord kunnen komen. In juli is dat jammer genoeg niet gelukt, omdat twee landen, de Verenigde Staten en India, problemen bleven houden. Later heeft China zich daarbij aangesloten. Op grond van het huidige onderhandelingspakket blijkt dat ook Canada en Japan problemen hebben. Het is dus nog niet zeker dat de conferentie doorgaat. Ik heb erover gesproken met de heer Heemskerk en ik ben ook zeer on speaking terms met collega Koenders. Wij zullen zorgen voor een goed resultaat. Als de ministeriële conferentie doorgaat, zal ik er zelf aan deelnemen. Ik zal zorgen dat er geen spoortje licht schijnt tussen de heer Heemskerk en mij. Wij staan schouder aan schouder. Het kabinet zal met één mond spreken.

Nederland blijft in Europees verband aandacht vragen voor non-trade concerns. Tegelijkertijd heb ik daarvan in deze ronde niet al te hoge verwachtingen. De non-trade concerns moeten wel op de agenda komen, zodat ze in de volgende ronde verder kunnen worden ingevuld. Het is en blijft een belangrijk punt.

Ik kom bij het thema diergezondheid. De heer Polderman vraagt wat de Nederlandse prioriteiten zijn binnen het vernieuwde Europese diergezondheidsbeleid, de Community Animal Health Policy. Hij begrijpt niet dat je dierziekten kunt prioriteren, omdat die je immers overkomen en omdat je er niet op hebt gerekend. Ik geef ter informatie graag de categorisatie van de dierziekten. Wij zetten in op een categorisatie van dierziekten die bepalend moet zijn voor de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de bestrijding. Allereerst zijn dat de individuele dierhouders gezamenlijk, de sectoren of de overheid. Criteria voor die beoogde categorisatie van dierziekten dienen naar onze opvatting te zijn: het risico voor humane gezondheid, de aard van toe te passen bestrijdingsmaatregelen en de mate van optreden van externe effecten van de dierziekten en/of de bestrijdingsmaatregelen.

Op deze wijze worden drie categorieën van dierziekten gecreëerd, lopend van een hoog naar een beperkt of nauwelijks publiek belang. Als bij de categorie met beperkt of nauwelijks publiek belang het bedrijfsleven uitvoerder is, kan de risicoafdekking van de bestrijdingsmaatregelen mogelijk plaatsvinden via private verzekeringen. Als verzekeraars de financier worden van de bestrijding van dierziekten, hebben zij meer instrumenten tot hun beschikking om preventie toe te passen en om dat zonodig af te dwingen bij de deelnemers, bijvoorbeeld via premiereductie, eigen risico et cetera. Vooral voor de categorieën van dierziekten met een beperkt of geen publiek belang kan worden getracht in Europees verband afspraken te maken om de betaling van de bestrijdingskosten door de overheid met publieke middelen te beperken.

Verschillende fracties pleiten voor een diergezondheidsfonds op Europees niveau. Nederland streeft ernaar de directe dierziektebestrijdingskosten zo veel mogelijk door te belasten aan de sector en de dierhouders via het convenant Financiering bestrijding besmettelijke ziekten en het Diergezondheidsfonds. Binnen Europa belast Nederland in vergelijking tot andere lidstaten de bestrijdingskosten relatief zwaar door aan de sector. Vanuit concurrentieoogpunt maakt de Nederlandse sector hiertegen bezwaar. Dit betekent dat Nederland het voorstel steunt om tot Europese harmonisatie van de kostentoedeling te komen, mits het principe van doorbelasting van de toerekenbare kosten aan het bedrijfsleven niet wordt losgelaten. Wij vinden het fair dat Europees wordt afgesproken wat er gebeurt. Dat zal niet gemakkelijk zijn, maar dat is onze inzet. Dit punt brengt Nederland actief in bij de totstandkoming van de Europese diergezondheidsstrategie. Deze is reeds vastgesteld, maar geldt van 2007 tot 2013.

De heer Atsma vraagt hoe de Kamer op de hoogte wordt gehouden. Ik zeg graag toe dat de Kamer jaarlijks op de hoogte wordt gehouden van de uitvoering van het Europese actieplan met betrekking tot de Europese strategie voor diergezondheid en de consequenties daarvan voor Nederland. Ik zal jaarlijks rapporteren over de stand van zaken met betrekking tot dierenwelzijn en diergezondheid. De eerstvolgende rapportage wordt voorzien in februari 2009 en daarin zal ik ook ingaan op het Diergezondheidsfonds, de herziening van het convenant, een aparte status voor hobbydieren en de vaccinbanken. Het actieplan zal overigens nog geen concrete voorstellen omtrent financiering bevatten.

Het laatste punt betreft de dioxine. Het gaat om de veiligheid van levensmiddelen die in de detailhandel verkrijgbaar zijn. De eerstverantwoordelijke daarvoor is mijn collega van VWS. Omdat wij goed overleg hebben en goed samenwerken, zal ik de stand van zaken meedelen. Door routinematige controle door de VWA samen met het Nederlandse bedrijfsleven en de Ierse overheid is het afgelopen weekend gebleken dat vanuit Ierland varkensvlees op de markt is gebracht dat verontreinigd is met dioxine. Het laat zich aanzien dat deze verontreiniging veroorzaakt is door diervoeder dat in Ierland is geproduceerd en dat is gevoerd aan negen varkensbedrijven in Ierland. Die verontreiniging is waarschijnlijk al in september begonnen. Op basis van die verontreiniging heeft de Europese Commissie de lidstaten geadviseerd, al het varkensvlees en alle vleesproducten die Iers varkensvlees bevatten, te blokkeren en te onderzoeken of de Europese norm ten aanzien van dioxine en pcb’s is overschreden.

De Nederlandse betrokkenheid beperkt zich voornamelijk tot vlees van zeugen uit Ierland. De geïmporteerde hoeveelheden in Nederland zijn klein en vooral bestemd voor de fabricage van vleesproducten. In overleg met de VWA heeft het bedrijfsleven besloten tot een zogeheten recall van alle varkensvlees en alle vleesproducten waarin Iers varkensvlees is verwerkt. Daarnaast wordt de consument via berichtgeving door de detailhandel geïnformeerd over vlees en vleesproducten waarin Iers varkensvlees is verwerkt in relatie tot reeds aangeschafte producten.

Inmiddels is gebleken dat het met dioxine verontreinigde diervoer ook is geleverd aan 38 rundveebedrijven in Ierland. Deze bedrijven zijn door de Ierse overheid geblokkeerd. Uit onderzoek zal blijken in hoeverre het vlees van deze runderen de dioxinenorm overschrijdt. Verwacht wordt dat dit niet vergelijkbaar is met de situatie bij varkens, aangezien runderen een heel ander rantsoen krijgen. Vandaag vindt overleg plaats tussen de Chief veterinary officers in Brussel en zullen de Europese Commissie en de lidstaten spreken over eventuele verder te nemen maatregelen. Daarover zal vandaag of uiterlijk morgenochtend een brief naar de Kamer komen, ondertekend door de minister van VWS.

Mevrouw Ouwehand heeft gevraagd naar de voorlichting van de VWA. Ik vind dat de VWA uitermate adequaat heeft gereageerd. Vanuit Ierland zijn kleine hoeveelheden zeugenvlees geïmporteerd, die bestemd waren voor de vleeswarenindustrie. De periode waarin consumenten mogelijk zijn blootgesteld aan dioxine, in combinatie met de lage concentratie door vermenging met ander vlees en ingrediënten, draagt ertoe bij dat er geen directe risico’ s zijn voor de consumenten. Alleen bij langdurige blootstelling aan te hoge concentraties dioxine kunnen gezondheidsrisico’s ontstaan. Bij het Bureau Risicobeoordeling van de VWA wordt heel streng geoordeeld. Voedselveiligheid en gezondheid staan met stip bovenaan en deze voorzichtige en gerichte aanpak is nodig en effectief. Laten wij hopen dat het probleem snel is opgelost en dat het probleem zoals in Ierland in het vervolg voorkomen wordt. Ik sluit niet uit dat daar enkele touwtjes strakker moeten worden aangetrokken. Ik sluit ook niet uit dat daarover vandaag in Brussel wordt gesproken.

De heer Atsma heeft een vraag gesteld over Yakult. Naar verwachting zal de Europese Commissie op 18 december 2008 komen met een nieuwe conceptverordening over productdefinities, gevolgd door uitvoeringsregelgeving, over de zogeheten Nutrient profiles. Dat zou gevolgen kunnen hebben voor Yakult in verband met de percentages vastgestelde yoghurt. De verordening zal vervolgens in het kader van de Raad worden besproken en in overleg met het ministerie van VWS zal Nederland daarin zijn positie bepalen. Het is goed dat de heer Atsma mij hierop attent heeft gemaakt. Ik zal extra aandacht besteden aan de verschillende belangen die hierbij spelen.

Nadere gedachtewisseling

De heer Polderman (SP): Voorzitter. Ik had in eerste termijn mijn stukken nog niet helemaal op orde en heb een paar dingen vergeten. Dat komt echter altijd goed, want mijn collega’s hebben vragen gesteld die ik had laten liggen. Ik had vooral willen vragen naar de dioxine. Het antwoord van de minister is niet helemaal geruststellend. Ik hoor dat deze zaak in september al is begonnen. Inmiddels is het december.

Minister Verburg: Dat heeft de heer Polderman niet goed gehoord. Het dioxineprobleem is pas eind vorige week voor het eerst aan het licht gekomen. Er zijn toen onmiddellijk maatregelen in gang gezet. In Ierland had men toen al de bedrijven op slot gezet. De verwachting is dat het voer waarin de besmetting mogelijk zit, wellicht al vanaf september is geleverd.

De heer Polderman (SP): Ik ben blij dat er zo snel is opgetreden, maar dat betekent nog niet dat de ongerustheid helemaal weg is. De minister zegt dat de touwtjes in Ierland wellicht moeten worden aangetrokken. Ik vind die houtje-touwtjepolitiek niet echt geruststellend. Ik blijf met de vraag zitten of dit het topje van een ijsberg is of het zoveelste incident dat slecht is voor de sector. Ik hoop het laatste. Dan is het nog niet goed, maar als het een topje van een ijsberg is, is dat nog veel erger. Er zijn geluiden dat ook het rundvlees besmet is en een advies dat je het maar beter niet kunt consumeren, doet toch wat vreemd aan.

Ik ben in eerste termijn vergeten nader in te gaan op de gewasbescherming. In tegenstelling tot mijn collega van het CDA ben ik daarover niet zo paniekerig. Ik neem kennis van het feit dat het dossier op dit moment wordt uitonderhandeld en dat het Europees Parlement er kritisch over is. Juist dat stemt mij tot enige gerustheid. Dan ontstaat er in ieder geval in Europa een gelijk speelveld. Als de richtlijnen voor de Nederlandse landbouw strakker zijn dan elders in Europa, is er ongelijke concurrentie en dat is een slechte zaak. Ik maak mij daarover echter voorlopig geen zorgen. De balans tussen milieu, gezondheid en de economie komt wel goed. Je moet met gezondheid en milieu niet willen marchanderen. Ik denk dat voor wat de kleine teelten betreft, de soep niet zo heet wordt gegeten als die wordt opgediend. Ik ben iets minder pessimistisch.

Met betrekking tot het Groenboek vraag ik mij af welke rol het kabinet ziet in het spanningsveld tussen reclame en voorlichting. Veel etiketten zijn particulier initiatief en lichten consumenten zogenaamd voor, maar dat is vaak reclame. Er worden claims gelegd dat iets gezond zou zijn en het is de vraag of dat allemaal betrouwbaar is. Ik ben voorstander van een betere voorlichting door de overheid. Een en ander moet in betere etikettering tot uitdrukking komen. Het verbaast mij dat er in Nederland zo weinig streekeigen producten zijn. Nederland heeft prima kwaliteitsproducten. Waarom is Frankrijk daarin veel beter dan Nederland? Waarom wordt er niet meer ingezet op Nederlandse streekproducten? Er is volgens mij meer mogelijk dan wat er nu gebeurt.

Met betrekking tot de gezondheidsaspecten ben ik benieuwd hoe een en ander gaat met de provincie. Het cruciale punt is dat ziekten je overkomen. De gekkekoeienziekte had immers niemand voorzien. Ik begrijp dat er prioriteit wordt aangebracht in de mate waarin een ziekte van belang is voor de volksgezondheid. Ik denk echter aan de provincies. Om een voorbeeld te noemen: het is niet duidelijk hoe het met de MRSA-bacterie gaat en welke consequenties er zijn. Welke slagen moeten hierin worden gemaakt? Ik ben sterk voor de provincies, maar je weet nooit welke gevolgen je dan over jezelf afroept. Ik vraag mij af of de prioritering zoals nu wordt voorgesteld, mogelijk is.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Een vraag van mij is onbeantwoord gebleven, namelijk waarom de in andere EU-landen goedgekeurde en gecertificeerde diergeneesmiddelen en ontsmettingsmiddelen, die ook voldoen aan de in Brussel opgestelde richtlijnen, niet in Nederland op de markt mogen komen zonder een heel uitgebreid traject te doorlopen met eventueel veel geld en onnodig dierenleed. Waarom kan dat niet? Kan daaraan iets gebeuren?

Over het antwoord van de minister inzake de dioxine ben ik enigszins verbaasd. Ik begrijp dat het ontdekt is in Ierland, maar dat er wellicht in september al verontreinigd voer was. Het is nu december. Hoe is onze voedselcontrole? Hoe is de voedselcontrole in Ierland? De minister zegt dat de touwtjes wellicht iets strakker moeten worden aangetrokken. Ik word daar heel zenuwachtig van. De verontreiniging loopt al vanaf september, maar is pas vorige week ontdekt. Ik kan niet anders dan concluderen dat dit wel een heel lang traject is. Dit ligt waarschijnlijk niet aan onze VWA, maar wel aan die van Ierland. Op Europees niveau moeten de touwtjes dus behoorlijk strak worden aangetrokken.

Dan kom ik bij het Groenboek. De minister focust op voedselveiligheid en voedselkwaliteit. Wij zijn het erover eens dat het daarom gaat. Naar mijn gevoel gaat het Groenboek echter verder dan dat. Het Groenboek beoogt op Europees niveau een etiket te geven om aan te geven onder welke voorwaarden in Europa wordt geproduceerd. Milieu, dierenwelzijn en voedselveiligheid zijn onderscheidende items, ook ten opzichte van importproducten. Ook daarover gaat de doelstelling van het Groenboek. Het gaat naar twee kanten: de consument duidelijk maken wat hij koopt, maar ook duidelijk maken onder welk Europees label en onder welke hoge standaard het voedsel is geproduceerd. Ik zou graag zien dat de minister daar iets meer de nadruk op legt.

Dat heeft ook raakvlakken met de discussie die in WTO-verband wordt gevoerd over de non-trade concerns. De minister zegt dat zij aandacht blijft vragen voor de non-trade concerns maar dat zij er in deze ronde geen hoge verwachtingen van heeft. Die non-trade concerns behoren naar ons gevoel hoog op de agenda te staan. De komende Landbouwraadvergadering staat er een Frans memo op de agenda over de importproducten uit niet-EU-landen. Hoe staat deze minister daar tegenover? Ik begrijp dat de Franse benadering is dat daarop best etiketten mogen worden geplakt en dat voorwaarden mogen worden gesteld.

De heer Atsma (CDA): Voorzitter. Ik dank de minister voor een aantal toezeggingen. In de eerste plaats heeft zij een toezegging gedaan over de Yakult-problematiek die door burgemeester Jorritsma van Almere aan ons kenbaar is gemaakt.

De minister zegt over het Diergezondheidsfonds dat de humane effecten prioriteit hebben. Als laatste punt noemde zij de externe effecten, zoals de economie. Dat uitgangspunt deelt mijn fractie, maar de vraag is hoe om te gaan met de lijst A-ziekten. Daar zit de bottleneck. Als Nederland vindt dat die lijst moet worden herzien, moet dat in Europees verband gebeuren. Als daarop wordt ingezet, heeft dat de volle steun van de CDA-fractie. De minister zegt dat de kosten voor dierziektebestrijding worden doorberekend. Dat is nu ook al aan de orde. Als je dat doet, is het verstandig dat degenen die meebepalen, ook meebetalen. Ik adviseer de minister dan ook om de VWA en het ministerie van LNV samen aan tafel te zetten met de sectoren die het voor een belangrijk deel moeten opbrengen.

De CDA-fractie hecht zeer aan eenduidigheid in de certificering, zeker als het gaat om transparantie en datgene wat bovenwettelijk is gedaan door branches en sectoren. Je moet dan echter wel die sectoren erbij betrekken. Je kunt dat nooit als overheid afdwingen.

Met betrekking tot de chloorkippen stellen Nederland en Europa hoge eisen aan de salmonella- en de campylobacterbestrijding. Dat vraagt inspanningen van de sectoren. Er zijn verschillende alternatieven. Als hier geen chloorbehandeling wordt toegestaan, moet er ook geen import vanuit derde landen mogelijk zijn. Die garantie moet er zijn.

Een laatste punt betreft de 1,5% extra productieruimte voor de melkveehouderij. De minister heeft in het vorige overleg gezegd, te kijken of de vetcorrectie over de hele sector kan worden uitgesmeerd.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik heb de minister twee belangrijke dingen horen zeggen: informeren van de consument en verduurzamen van de productie. Dit betekent dat er geen marketingbenadering zal worden gehanteerd. Ik mag aannemen dat ik de minister daarop op termijn mag afrekenen. Mijn fractie gaat dat scherp volgen.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik wens de minister alle sterkte met de «jongens» van Ontwikkelingssamenwerking en Economische Zaken. Ik denk dat het wel goed komt. Zij is een sterke vrouw.

Minister Verburg: Voorzitter. De melding inzake de dioxine is voor het eerst gedaan van donderdag op vrijdag en in Nederland op vrijdag. Wij zitten er heel dicht op, ook dit weekend. Het risico lijkt op dit moment niet groot, maar mag ook absoluut niet groot zijn. Voorzorg is dan het parool. De VWA is goed opgetreden en de zaak goed gemanaged tot nu toe. Laten wij hopen dat het met een sisser afloopt.

Als ik zeg dat er in Ierland nog aan een paar touwtjes moet worden getrokken, bedoel ik dat in overdrachtelijke zin. Vandaag zitten de veterinaire officials bij elkaar en zij zullen Ierland het vuur na aan de schenen leggen. Ik zou niet graag willen dat mijn Ierse collega’s mij vertellen wat wij hier moeten doen als wij de zaak niet op orde hebben. Een beetje professional heeft er zelf enorm de smoor in als hij iets niet goed heeft gedaan. Ook de autoriteiten hebben er enorm de smoor in als zij iets niet goed hebben gedaan. Ik denk dat er vanmiddag afspraken zullen worden gemaakt over wat Ierland gaat doen. Er zal het nodige gebeuren. Als ik dus spreek over de touwtjes die worden aangehaald, bedoel ik dat buitengewoon serieus.

De heer Polderman merkte in eerste termijn terecht op dat je problemen niet altijd kunt voorkomen. Je kunt niet altijd risico’s voorkomen, maar je moet wel zorgen dat je je zaakjes op orde hebt en de risico’s tot een minimum beperkt. Zo moet men dit traject zien. Wij gaan er heel zorgvuldig mee om en proberen consumenten zo goed mogelijk voor te lichten. De samenwerking met het bedrijfsleven, de Centrale Organisatie voor de Vleessector, de VION Food Group en het Centraal Bureau Levensmiddelen is uitstekend. Die lijnen zijn heel kort. Dat moet ook vanwege de volksgezondheid. Na het overleg in Brussel van vandaag wordt de Kamer morgen geïnformeerd over de stand van zaken en over eventuele besluiten.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik geloof dit allemaal wel, maar de kern van het geheel is dat de verontreiniging in het veevoer waarschijnlijk al in september is begonnen. Vorige week vrijdag is het ontdekt. Hoe kan het zo lang duren voordat het wordt ontdekt?

Minister Verburg: Ik ben bang dat dit ten koste zal gaan van de openhartigheid die ik naar de Kamer betracht. Ierland zal precies op een rijtje zetten hoe alles precies is gekomen. Op het moment dat men zegt dat de verontreiniging mogelijk al in september is begonnen, moet men die terugtracering heel zorgvuldig doen. Ierland is daarmee bezig. De reactie van de commissie leidt ertoe dat ik dit soort informatie een volgende keer niet aan de Kamer geef. Dan komt de Kamer het in de rapportage achteraf tegen. Ik vertel dan niets wat niet helemaal vaststaat. Ik vergelijk dit met het volgende. Als ik zeg dat het blauwtongvirus type 6 mogelijk een illegaal vaccin is dat is geïmporteerd uit Zuid-Afrika, zou de Kamer aan mij kunnen vragen of ik de dader nog niet heb gegrepen. Ik zet alles op alles om hem te traceren en uit te zoeken hoe het zit, maar het vraagt zorgvuldigheid. Ik zou graag willen dat ik de Kamer kon vertellen dat wij iemand in de kraag hebben gegrepen, maar het duurt nu al een week of drie. Dat is mij veel te lang, maar die tijd is nodig om het zorgvuldig uit te dokteren.

Als de vermoedens in Ierland zijn dat de verontreiniging wellicht teruggaat naar september, vind ik dat Ierland de plicht heeft, maar ook de ruimte moet hebben om dat terug te traceren. Ik doe de Kamer een vooraankondiging dat de uitkomsten worden gedeeld met andere Europese lidstaten in het kader van transparantie en onderling vertrouwen, maar ik vind dat Ierland het eerst serieus moet uitzoeken. Dat vraagt zorgvuldigheid. Pas als je het grondig hebt uitgezocht, kun je maatregelen nemen om iets dergelijks in de toekomst te voorkomen. Ik vind dat er goed is gereageerd. De bedrijven zijn geblokkeerd, zodat er geen nieuw probleem komt. Het probleem moet in Ierland worden opgelost in het belang van de veiligheid en betrouwbaarheid in Europa.

De heer Polderman (SP): Het zou jammer zijn als de minister concludeert dat zij minder openhartig moet zijn. Mevrouw Snijder en ik maken ons ongerust over het feit dat het traject zo lang duurt. In september gaat er iets mis en pas in december blijkt in het eindproduct dat er iets aan de hand is.

Minister Verburg: Dat zou iets kunnen zeggen over de ernst van het geheel. Ik begrijp dat de Kamer zekerheid wil hebben, maar laten wij de rapportage afwachten. Dan weten wij precies wat er is gebeurd en hoe het is gebeurd. Dan kunnen er passende maatregelen worden getroffen op Europees en Iers niveau.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Kan de minister aangeven of zij denkt dat er voor het algemeen overleg van volgende week over de VWA meer duidelijkheid is, zodat wij er daar verder over kunnen spreken?

Minister Verburg: Dat weet ik niet. Dat hangt helemaal af van de tijd die Ierland nodig heeft. Ik heb net de vergelijking gemaakt met het onderzoek naar het blauwtongvirus type 6. Ik kan dat niet garanderen. Zodra er betrouwbare informatie is, komt die naar de Kamer.

Ik kom bij het gewasbeschermingsmiddelenpakket. De heer Polderman heeft gelijk dat de kunst van de streekproducten tot nu toe beter wordt beheerst door Frankrijk, maar ook Italië doet het behoorlijk goed. Die kunst begint in Nederland op gang te komen. Ik hoop dat er nog veel meer volgt. De Kamer kent mijn beleid: ik ben actief waar dit kan worden gestimuleerd en gepromoot. De procedures zijn inderdaad streng, maar het gaat om een unieke aanduiding. Producten als Gouda Holland of Edam Holland mogen ook in Polen worden gemaakt of in Tsjechië, zo lang het niet echt beschermde namen zijn. Ik denk dat het met de Friese beerenburg meevalt, maar sluit niet uit dat ook daarvoor een risico ontstaat naarmate Europese lidstaten meer en meer geïntegreerd raken. Ik vind het belangrijk een en ander te stimuleren en voer actief beleid op dit punt.

De heer Polderman zegt dat preventie de beste bestrijding van ziekten is. Ik ben dat hartgrondig met hem eens. Hij noemt de MRSA-bacterie. Ik wijs in dat verband op het Convenant tegen antibioticaresistentie dat vorige week met het bedrijfsleven is getekend. Het bedrijfsleven gaat in de verschillende lagen en verantwoordelijkheden zelf aan de slag met het terugdringen van het gebruik van antibiotica, een belangrijke stap in het preventiebeleid. Het Nederlandse preventiebeleid hangt overigens niet alleen af van dit actieprogramma, maar van allerlei regels en maatregelen die reeds zijn getroffen, overigens in overleg met het bedrijfsleven. De opmerking van de heer Atsma in dat kader is terecht. Als het gaat om diergezondheid en preventie, moet je overleggen met degenen die eerstverantwoordelijk en aansprakelijk zijn. Het is inderdaad de bedoeling om de lijst A-ziekten te herzien. Dat zal het komend jaar in nauw en zorgvuldig overleg met het bedrijfsleven plaatsvinden.

Mevrouw Snijder vraagt of elders toegelaten middelen ook in Nederland kunnen worden toegelaten. Ik verzoek haar na dit overleg haar vraag duidelijker te formuleren en te onderbouwen met feitelijke informatie. Ik zeg haar toe dat zij schriftelijk antwoord krijgt.

De non-trade concerns staan op de agenda. Ik heb iets gezegd over het EU-memorandum met betrekking tot veiligheid en communautaire regels. Dat is een memorandum van het voorzitterschap. Het betreft de volgende thema’s: de verbetering van de invoercontrole en het formuleren van een nieuw Europees strategisch kader voor importcontrole van alle plantaardige en dierlijke producten, de analyse van de gezondheidsrisico’s sanitair, fytosanitair en fytosanitair van importproducten, het beëindigen van concurrentienadelen ten aanzien van producten uit derde landen en het nader beoordelen van legitieme factoren en collectieve preferenties. Dit laatste vraagt de nodige zorgvuldigheid, opdat recht wordt gedaan aan de goede bedoelingen van veiligheid en kwaliteit. Er moeten echter niet bedoeld of onbedoeld langs deze weg nieuwe handels- of importbarrières worden opgeworpen voor ontwikkelingslanden.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): De minister steunt het Franse memo dus in principe niet?

Minister Verburg: Dit memorandum wordt met elkaar besproken en ik geef aan wat onze inbreng zal zijn. Ik zeg dat bij het laatste punt heel goed duidelijk moet zijn wat wij daarmee beogen. Wij zullen heel zorgvuldig moeten balanceren bij wat wij doen, hoe wij dat doen en welke effecten dat heeft. Wij zullen daarover met elkaar van gedachten wisselen.

De heer Atsma vraagt naar de import van chloorkippen. Dit stuk gaat over de import. Het betreft een verzoek van de Verenigde Staten waarover reeds in juli is gesproken en waartegen wij nu nee zeggen. In juli is al de vergelijking gemaakt met het Europese bedrijfsleven. Europa en Nederland stellen terecht hoge eisen, maar moeten dat ook doen ten aanzien van de import.

Ik heb eerder al gezegd dat ik bezig ben om de vetcorrectie over alles te generaliseren. Daarover zal in Brussel nog overleg worden gevoerd.

Mevrouw Ouwehand heeft goed begrepen dat het Groenboek geen reclameboek mag worden. Het gaat om zorgvuldige en heldere voorlichting en daarop mag zij mij en de Europese Commissie afrekenen.

Mevrouw Jacobi dank ik voor de sterkte die zij mij toewenst. Laten wij allereerst hopen dat wij op de ministeriële conferentie terechtkomen, want dan is er goede kans dat er een WTO-akkoord in het verschiet ligt. Dat zou voor iedereen heel goed zijn en het zou een grote bijdrage betekenen bij het vinden van een weg uit de financiële en economische crisis.

Toezeggingen

– De minister zal een bevestiging sturen van de afspraken die met de Tweede Kamer zijn gemaakt over het aalbeheerplan.

– De minister zal in de nota Voedsel en consument aandacht besteden aan het eenduidig maken van consumenteninformatie en keurmerken.

– De minister zal de Tweede Kamer zo snel mogelijk op de hoogte stellen van de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad van 18 en 19 december 2008, onder andere over de besluitvorming rond de gewasbeschermingsmiddelen.

– De minister zal in de jaarlijkse rapportage over dierenwelzijn en dierengezondheid, voorzien in februari 2009, ingaan op het Actieplan EU-strategie voor diergezondheid en meer specifiek op de herziening van het Diergezondheidsfonds, de aparte status van de hobbydieren en de vaccins.

– De minister zal zo spoedig mogelijk een brief aan de Kamer sturen inzake de dioxinekwestie rond Iers vlees.

– De minister zal in overleg met de minister van VWS een standpunt bepalen inzake de conceptverordening productdefinities, in het bijzonder ten aanzien van de gevolgen voor Yakult.

– De minister zal schriftelijk reageren op het door het lid Snijder nader uit te werken thema rond de goedkeuring van diergeneesmiddelen en ontsmettingsmiddelen in Nederland en de toelating daarvan.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Atsma

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Dortmans


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), voorzitter, Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Vermeij (PvdA), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD) en Polderman (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Vendrik (GroenLinks), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Kuiken (PvdA), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD) en Lempens (SP).