Palantir |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Daniëlle Jansen (NSC) |
|
|
|
|
Welke organisatieonderdelen binnen uw ministerie maken/maakten direct gebruik van of hebben/hadden toegang tot de Palantir software?1
Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) maakt geen gebruik van Palantir-software.
Zijn er buiten de «Raffinaderij» nog andere projecten of initiatieven (geweest) die gebruik maken/maakten van Palantir software? Zo ja, welk organisatieonderdeel ontplooit/ontplooide dat initiatief en onder welke projectnaam of titel?
Ten aanzien van de zogenoemde «Raffinaderij» geldt dat dit een programma betreft dat buiten het domein van VWS valt. Daarnaast verwijs ik u graag naar de beantwoording van schriftelijke Kamervragen door de Minister van Justitie en Veiligheid.2
Welke organisatieonderdelen, daaronder worden ook verstaan samenwerkingsverbanden als het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC), het Landelijk Informatie- en Expertisecentrum (LIEC), de infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (iCOV) etc. en/of functionarissen maken/maakten gebruik van of hebben/hadden toegang tot de informatieproducten uit de «Raffinaderij» en/of Palantir software?
Zie het antwoord op vraag 2
Zijn er organisatieonderdelen die onder uw ministeriële verantwoordelijkheid vallen die data delen met de «Raffinaderij» of andere Palantir-gerelateerde initiatieven? Zo ja, welke organisatieonderdelen zijn dat?
Zie het antwoord op vraag 2.
Kunnen de vragen binnen drie weken en afzonderlijk beantwoord worden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk en afzonderlijk beantwoord.
De permanente vertegenwoordiging bij de Europese Unie |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Hoe vaak heeft, het afgelopen jaar, in de verschillende Vakraden, de Permanente Vertegenwoordiger een lid van het kabinet vervangen (en hoeveel Vakraden waren er in totaal gedurende deze periode)?
De Permanente Vertegenwoordiger kan een lid van het kabinet vervangen bij formele vergaderingen van de Raad van de Europese Unie, op verzoek van de betreffende bewindspersoon. Specifiek geldt dat de Permanente Vertegenwoordiger leden van het kabinet vervangt in de volgende Raadsformaties: de Raad Buitenlandse Zaken, de Raad Buitenlandse Zaken Handel, de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkeling, de Raad Buitenlandse Zaken Defensie, de Raad Algemene Zaken, Raad Algemene Zaken (Cohesie), de Raad Economische en Financiële Zaken en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken. Van 20 augustus 2024 t/m 19 augustus 2025 hebben in totaal 46 ministeriële bijeenkomsten van de Raad in deze formaties plaatsgevonden. De Permanente Vertegenwoordiger heeft bij 10 van die bijeenkomsten een lid van het kabinet vervangen. Voor de overige Raadsformaties geldt een vervangingsrelatie met de plaatsvervangend Permanente Vertegenwoordiger bij de Europese Unie. Voor de Europese Raad (staatshoofden of regeringsleiders) geldt dat vervanging door een andere lidstaat dient plaats te vinden.
Onderhandelt de Permanente Vertegenwoordiger die een lid van het kabinet vervangt in een Vakraad ook namens Nederland (met kabinetsleden van andere landen)?
Een lid van het kabinet dat lid is van een Raadsformatie en verhinderd is een zitting bij te wonen, kan zich laten vertegenwoordigen (artikel 4 van het Reglement van Orde van de Raad). In de praktijk gebeurt dat door de Permanente Vertegenwoordiger of zijn of haar plaatsvervanger, zoals ook in het antwoord op vraag 1 toegelicht. De Permanente Vertegenwoordiger draagt in deze hoedanigheid de standpunten uit van het kabinetslid dat hij vertegenwoordigt. In het geval van een stemming mag deze vertegenwoordiger geen stem uitbrengen. Voor het uitoefenen van het stemrecht kan een verhinderd kabinetslid enkel een ander lid van de Raadsformatie vragen om het stemrecht namens hem uit te oefenen (artikel 238 VWEU en artikel 11, lid 3 Reglement van Orde van de Raad).
Kan de Tweede Kamer de correspondentie toegestuurd krijgen tussen de Permanente Vertegenwoordiger bij de Europese Unie en het kabinet en tussen de Permanente Vertegenwoordiger bij de Europese Unie en de Europese Raad (en Vakraden) over het «chat control» voorstel, alsmede eerdere versies van dit voorstel, van de Europese Unie waarover 14 oktober gestemd zal gaan worden in de Europese Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-raad)?
De Permanente Vertegenwoordiger ondersteunt en vertegenwoordigt het kabinet bij verschillende EU-werkzaamheden op diverse manieren en momenten. Zo vertegenwoordigt hij het kabinet in het Comité van Permanente Vertegenwoordigers, waar de Vakraden, waaronder de JBZ-Raad, worden voorbereid. Dit geldt ook voor de EU-verordening ter voorkoming en bestrijding van online seksueel kindermisbruik, de «CSAM-Verordening», waar de Permanente Vertegenwoordiger op basis van vertrouwelijke instructies de Nederlandse positie uitdraagt.
De Kamer is meerdere malen over het inhoudelijke kabinetsstandspunt bij de CSAM-Verordening geïnformeerd, wat de basis voor de instructies vormt.1 De instructies maken deel uit van het diplomatieke verkeer. Om de Nederlandse onderhandelingspositie en de diplomatieke betrekkingen te beschermen kan ik deze niet met de Kamer delen. Er is over dit voorstel geen correspondentie bekend tussen de Permanente Vertegenwoordiger en de Europese Raad of het Secretariaat van de Raad.
Kan de Kamer deze correspondentie ontvangen voor een (eventueel) commissiedebat hierover (eind) volgende maand?
Zie antwoord vraag 3.
De NAVO-verplichtingen en pandemische paraatheid |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Tieman |
|
|
|
|
Kunt u zich herinneren dat u op 20 augustus 2025 in antwoord op Kamervragen schrijft: «Er zijn mij geen letterlijke uitspraken van mijn ambtsvoorganger in uw Kamer bekend over NAVO-verplichtingen op het gebied van pandemische paraatheid»?
Ja.
Bent u bekend met de uitspraken van voormalig Minister van VWS Agema tijdens het VWS begrotingsdebat van 23 oktober 2024: «Kort na mijn aantreden ben ik gebriefd over weerbaarheid. Weerbaarheid heeft een veel bredere context dan pandemische paraatheid. Dan gaat het bijvoorbeeld ook om de ontwikkelingen die aan de oostgrens plaatsvinden en om NAVO-verplichtingen. Sinds die briefing ben ik met mijn ministerie aan het inventariseren wat we nodig hebben om aan die NAVO-verplichtingen te voldoen. Dat doen we dus onder leiding van de NCTV. Daar zijn een aantal ministeries bij betrokken. Ik heb gevraagd of er een overlap zit tussen pandemische paraatheid en weerbaarheid van zorg en die is er.»?1
Ja.
Klopt het dat voormalig Minister Agema in dit debat, zoals hierboven geciteerd, letterlijk zegt: «Sinds die briefing ben ik met mijn ministerie aan het inventariseren wat we nodig hebben om aan die NAVO-verplichtingen te voldoen.»? Zo ja, naar welke NAVO-verplichtingen verwijst voormalig Minister Agema in dit citaat? Zo nee, waarom staat dit citaat dan letterlijk in de Handelingen van de Kamer?
Ja, dat klopt. Voormalig Minister Agema heeft dit in de beantwoording van de Kamervragen van het lid Van Houwelingen (ingezonden op 5 november jl.2) als volgt toegelicht: «Volgens artikel 3 van het NAVO-verdrag is weerbaarheid van de maatschappij een nationale verantwoordelijkheid en een collectief belang. Tijdens de NAVO Top in juli 2023 heeft Nederland zich gecommitteerd aan de NAVO-brede Resilience Objectives´s (RO)’s, terug te vinden in de Vilnius Summit Communiqué 3. Deze betreffen een specificering van de eerder door de NAVO benoemde 7 baseline requirements die een basisniveau weergeven op zeven civiele paraatheidsgebieden: continuïteit van overheid, energievoorziening, grootschalige opvang van personen, levensbehoeften, opvang van gewonden, (tele)communicatie en transport. Er is gecommitteerd aan het ontwikkelen van nationale doelen en het komen tot implementatieplannen».
Klopt het dat voormalig Minister Agema vervolgens in dit debat zegt: «Dat doen we dus onder leiding van de NCTV. Daar zijn een aantal ministeries bij betrokken.»? Kan de Kamer deze inventarisatie, onder leiding van de NCTV, van de NAVO-verplichtingen waar het ministerie aan moet voldoen, aldus voormalig Minister Agema in dit citaat, ontvangen? Zo nee, waarom niet?
Ja, dat klopt. Deze inventarisatie is verwerkt in de kabinetsbrede Kamerbrief over «Weerbaarheid tegen militaire en hybride dreigingen» die door de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister van Defensie en de Staatssecretaris van Defensie op 6 december jl.4 is verzonden aan uw Kamer.
Klopt het dat voormalig Minister Agema vervolgt met: «Ik heb gevraagd of er een overlap zit tussen pandemische paraatheid en weerbaarheid van zorg en die is er.»? Is het correct dat voormalig Minister Agema in dit citaat (letterlijk) zegt dat er: «een overlap zit tussen pandemische paraatheid en weerbaarheid van zorg? En «weerbare zorg» is toch één van de «NAVO-weerbaarheidsverplichtingen»2? Daarmee legt voormalig Minister Agema, ook gezien de context van dit citaat, toch heel duidelijk een verband tussen NAVO-verplichtingen en «pandemische weerbaarheid»? Zo nee, waarom niet? Hoe moet dit debatfragment dan worden geinterpreteerd? Zo ja, waarom liet voormalig Minister Jansen op 20 augustus 2025 aan de Kamer weten in antwoord op Kamervragen dat haar geen uitspraken bekend zijn over NAVO-verplichtingen op het gebied van pandemische paraatheid?
Ja, het klopt dat voormalig Minister Agema in dat debat heeft gezegd: «ik heb gevraagd of er een overlap zit tussen pandemische paraatheid en weerbaarheid van zorg en die is er».Daarmee heeft voormalig Minister Agema echter niet gezegd dat weerbare zorg een NAVO-weerbaarheidsverplichting is.
Voormalig Minister Jansen heeft in antwoord op Kamervragen van het lid Van Houwelingen (ingezonden op 14 juli jl.6) deze overlap reeds toegelicht: «Wel vraagt de NAVO van bondgenoten om hun zorgsysteem zo in te richten dat dit voorbereid is op crisis en conflict, zodat de continuïteit van de zorg voor militairen en burgers te allen tijde in stand gehouden kan worden. Dat is een begrijpelijke vraag, want we moeten in een dergelijke situatie goed voor onze soldaten zorgen. Infectieziekten zijn een van de dreigingen waar de zorg zich tegen moet wapenen».
Daarnaast heeft voormalig Minister Jansen in het debat over wijzigingen in de begroting van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) voor het lopende jaar op 2 juli jl. toegelicht dat geen sprake is van een verplichting: het gaat «uitsluitend om een verzoek van de NAVO om het zorgsysteem in Nederland zo in te richten, zo te organiseren, dat de gezondheidszorg in tijden van crisis en conflict voorbereid te zijn. Het is dus geen verplichting».
Aan wie heeft voormalig Minister Agema (zoals Minister Agema zelf aangeeft in het bovenstaande citaat uit het VWS begrotingsdebat) wanneer gevraagd of er, «een overlap zit tussen pandemische paraatheid en weerbaarheid van zorg»? Kan de Kamer het antwoord dat de Minister hierop heeft ontvangen toegestuurd krijgen? Zo nee, waarom niet?
Dit is ter sprake gekomen in een gesprek tussen voormalig Minister Agema en haar ambtenaren. Het antwoord is verwerkt in de kabinetsbrede Kamerbrief over «Weerbaarheid tegen militaire en hybride dreigingen» die door de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister van Defensie en de Staatssecretaris van Defensie op 6 december jl.7 is verzonden aan uw Kamer.
Is het correct dat voormalig Minister Agema, kort later in het debat, het volgende opmerkt: «Ik heb een opdracht gekregen uit het hoofdlijnenakkoord. Toen ik de post aanvaarde, tekende ik ook voor het uitvoeren van de opdrachten daarin. Los van wat ik er persoonlijk van vind, zal ik dat moeten uitvoeren omdat dat een geheel is samen met de intensiveringen die ik mag doen. Ik noem de 4,3 miljard voor het eigen risico en de 600 miljoen voor de zorg- en verpleegplekken. Daar hoort dus ook de andere kant bij: de 2 miljard euro die ik zal moeten besparen. Daar begint het dus mee. Los van wat ik daar persoonlijk van vind, sta ik daarvoor aan de lat. Ik zal dat dus ook moeten uitvoeren. Het bedrag van 300 miljoen zal op enige manier gedekt moeten worden, linksom of rechtsom. Daarnaast – dat zei ik net ook in de richting van mevrouw Bikker – ben ik kort na mijn aantreden gebrieft over de weerbaarheid in de wereld, de risico's die dat punt met zich meebrengt en eventuele escalaties, maar ook over NAVO-verplichtingen. Op het moment dat een NAVO-bondgenoot aangevallen wordt, heeft Nederland verdragsrechtelijke verplichtingen. Ik ben dus bezig in kaart te brengen wat wij nodig hebben, wat we al hebben, wat het programma Pandemische paraatheid daaraan toe zou voegen en wat wij nog meer nodig zouden hebben. Die inventarisatie wordt gedaan onder regie van de NCTV.»?
Ja.
Naar welke NAVO-verplichtingen verwijst voormalig Minister Agema in het bovenstaande citaat?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik kortheidshalve naar het antwoord op vraag 3.
Waarnaar verwijst het woord «daaraan» (m.a.w. «waaraan»?) in de zin «Ik ben dus bezig in kaart te brengen wat wij nodig hebben, wat we al hebben, wat het programma Pandemische paraatheid daaraan toe zou voegen en wat wij nog meer nodig zouden hebben.»? Zijn dat, gezien de context, toch de «NAVO-verplichtingen» op het gebied van «weerbare zorg» waar Minister Agema eerder in haar betoog naar verwees? Zo nee, waarnaar dan wel
Het verwijst naar «de weerbaarheid van onze zorg». Ik verwijs naar het stenogram van de begrotingsbehandeling van VWS op 23 oktober jl.8, waarin de precieze uitspraken die gedaan zijn, zijn opgenomen:«Voorzitter. Dan kom ik bij weerbaarheid. We moeten paraat staan voor iedere rampspoed die op ons afkomt, zoals hybride dreigingen, militaire dreigingen, natuurrampen of een nieuwe pandemie. Al die dreigingen vragen om versterking van de weerbaarheid van onze zorg. We willen namelijk dat zo veel mogelijk patiënten zo lang mogelijk zorg blijven krijgen, wat er ook gebeurt. Daarvoor is een forse versterking van de weerbaarheid van de zorg noodzakelijk. Onder regie van de NCTV en Defensie komen wij in het voorjaar met een plan van aanpak. [...] Ik ben dus bezig in kaart te brengen wat wij nodig hebben, wat we al hebben, wat het programma Pandemische paraatheid daaraan toe zou voegen en wat wij nog meer nodig zouden hebben. Die inventarisatie wordt gedaan onder regie van de NCTV».
Waarnaar verwijst, in de laatste zin van het bovenstaande integrale citaat, «die inventarisatie» (die onder regie van de NCTV wordt gemaakt)? Dat zijn gezien de context toch de NAVO-verplichtingen op het gebied van de zorg? Met andere woorden, ook hier legt voormalig Minister Agema toch heel duidelijk een verband tussen NAVO-verplichtingen en pandemische paraatheid? Waarom ontkent de Minister dit in haar beantwoording aan de Kamer van 20 augustus 2025?
Het citaat «die inventarisatie» verwijst naar wat voormalig Minister Agema in het begrotingsdebat op 23 oktober jl. ook heeft toegelicht: «Ik ben dus bezig in kaart te brengen wat wij nodig hebben, wat we al hebben, wat het programma Pandemische paraatheid daaraan toe zou voegen en wat wij nog meer nodig zouden hebben.». De inventarisatie is verwerkt in de kabinetsbrede Kamerbrief over «Weerbaarheid tegen militaire en hybride dreigingen» die door de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister van Defensie en de Staatssecretaris van Defensie op 6 december jl.9 is verzonden aan uw Kamer.
Is het correct dat voormalig Minister Agema, kort later in het debat, het volgende opmerkt: «Dat neemt niet weg – dat zei ik zojuist dus ook al – dat ik kort na het aantreden geïnformeerd ben over weerbaarheid, de bredere context waarin wij ons bevinden en de overlap die dat heeft met deze posten op pandemische paraatheid. Daar zal ik mee moeten dealen en een oplossing voor moeten vinden, want aan NAVO-verplichtingen zijn we gehouden. Op dit moment wordt er dus onder leiding van de NCTV geïnventariseerd wat er allemaal moet gebeuren. We hebben een stukje basis. Dat hebben we actief gezien tijdens de coronacrisis. Dan hebben we het over deze extra investering, waar een hele grote overlap, zo niet een volledige overlap zit. En dan hebben we het over andere zaken die we nu in kaart aan het brengen zijn. Wat nou als de situatie escaleert? Wat nou als we aan onze NAVO-verplichtingen moeten voldoen? Wat nou als het nog verder escaleert? Dat ben ik allemaal in kaart aan het brengen. Onder leiding van de NCTV zullen wij voor de volgende begroting – dus niet op deze begroting, maar voor de volgende begroting – met dekkingen en oplossingen komen.»?
Ja.
Door wie is voormalig Minister Agema, «kort na het aantreden geïnformeerd»? Wanneer en waar gebeurde dat? Kan de Kamer deze informatie waarnaar voormalig Minister Agema in dit fragment verwijst ontvangen? Zo nee, waarom niet?
Op 29 januari jl. is deze vraag gesteld door het lid Dekker10. Op 2 juni jl. heeft voormalig Minister Agema deze vraag als volgt beantwoord: «De briefings zijn door het Ministerie van Algemene Zaken geïnitieerd als introductieprogramma voor het nieuwe kabinet. [...] Het rubriceringsniveau van de briefings was minimaal Departementaal Vertrouwelijk. De opstellers van de briefings (zie antwoord 5 t/m11 bepalen de rubricering. De rubricering is vastgesteld conform de richtlijn Besluit Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie 2013 (VIRBI 2013)».
Ook in dit fragment verwijst voormalig Minister Agema naar «NAVO-verplichtingen», welke NAVO-verplichtingen zijn dit? Zijn dat de weerbaarheidsverplichtingen op het gebied van de zorg?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik kortheidshalve naar het antwoord op vraag 3.
Voormalig Minister Agema zegt in het hiervoor geciteerde fragment, «en de overlap die dat heeft met deze posten op pandemische paraatheid», waarnaar verwijst in dit citaat het aanwijzend voornaamwoord «dat»? Dit moeten toch, gezien de context, (wederom) de (NAVO) weerbaarheidsdoelstellingen (op het gebied van de zorg) zijn? Wat anders? Daarmee legt voormalig Minister Agema, voor de derde keer in dit debat, toch heel direct een verband tussen de (NAVO) weerbaarheidsdoelstellingen en pandemische paraatheid?
Het verwijst naar de weerbaarheid van onze zorg. Zie hieronder het volledige citaat uit het stenogram van de begrotingsbehandeling van VWS op 23 oktober jl.12: «Dat neemt niet weg – dat zei ik zojuist dus ook al – dat ik kort na het aantreden geïnformeerd ben over weerbaarheid, de bredere context waarin wij ons bevinden en de overlap die dat heeft met deze posten op pandemische paraatheid».
Waarnaar verwijst «daar» in de het betoog van voormalig Minister Agema, «Daar zal ik mee moeten dealen en een oplossing voor moeten vinden, want aan NAVO-verplichtingen zijn we gehouden.»? Zijn dit (wederom?) de «NAVO-verplichtingen» op het gebied van pandemische paraatheid zijn? Wat anders?
Het woord «Daar» verwijst naar de discrepantie die voormalig Minister Agema beschrijft tussen enerzijds de bezuinigingsopdracht die ze heeft aanvaard op publieke gezondheid en anderzijds de opdracht om de zorg weerbaar te maken, waar ook investeringen in de publieke gezondheid mee gemoeid zijn. Zij beschrijft deze discrepantie in het begrotingsdebat van 24 oktober jl. als volgt: «[...] Ik heb u dat al uitgelegd in reactie op uw vorige vraag. De afgelopen weken is al een heel aantal keren in mijn richting gezegd dat ik gedraaid ben. Al die momenten was dat niet het geval. Maar het is wel zo dat deze opdracht, die ik bij mijn aantreden heb gekregen, niet conform is wat ik altijd vanaf die kant heb gezegd. Dat is zo en dat is pijnlijk. Toch zal ik de opdrachten die ik bij het aanvaarden van mijn post gekregen heb, moeten uitvoeren. Dat neemt niet weg – dat zei ik zojuist dus ook al – dat ik kort na het aantreden geïnformeerd ben over weerbaarheid, de bredere context waarin wij ons bevinden en de overlap die dat heeft met deze posten op pandemische paraatheid. Daar zal ik mee moeten dealen en een oplossing voor moeten vinden, want aan NAVO-verplichtingen zijn we gehouden. Op dit moment wordt er dus onder leiding van de NCTV geïnventariseerd wat er allemaal moet gebeuren. We hebben een stukje basis. Dat hebben we actief gezien tijdens de coronacrisis. Dan hebben we het over deze extra investering, waar een hele grote overlap, zo niet een volledige overlap zit. En dan hebben we het over andere zaken die we nu in kaart aan het brengen zijn. Wat nou als de situatie escaleert? Wat nou als we aan onze NAVO-verplichtingen moeten voldoen? Wat nou als het nog verder escaleert? Dat ben ik allemaal in kaart aan het brengen.».
Verwijst bovenstaande citaat erop dat voormalig Minister Agema, tegen haar zin in, zich aan deze NAVO-verplichtingen (op het gebied van pandemische paraatheid) conformeert? En dat zij geen eigen afwegingsruimte heeft/had of in ieder geval dat zo heeft ervaren? Zo nee, waarom zegt voormalig Minister Agema dan, «Daar zal ik mee moeten dealen en een oplossing voor moeten vinden, want aan NAVO-verplichtingen zijn we gehouden.»?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 15. Daarin is aangegeven waarop het citaat, dat in vraag 15 is aangehaald, betrekking heeft.
Hoe verhoudt de dwang die voormalig Minister Agema, blijkt uit deze uitspraak, overduidelijk heeft ervaren vanuit de NAVO met betrekking tot de bezuiniging van 300 miljoen euro op pandemische paraatheid (die bovendien in het hoofdlijnenakkoord stond) zich tot de beweringen van onder andere de Ministers van Defensie en Justitie, meermaals in debatten, dat de NAVO-verplichtingen slechts een inspanningsverplichting behelzen, niet afdwingbaar zijn en dat uiteindelijk Ministers daarbij hun eigen afwegingen kunnen maken?
Uit de uitspraak leid ik een groot verantwoordelijkheidsbesef af bij voormalig Minister Agema. Voormalig Minister Jansen heeft hierover in het debat over wijzigingen in de begroting van het Ministerie van VWS voor het lopende jaar op 2 juli jl. reeds aangegeven «dat het kabinet gevoelsmatig ziet dat het een morele plicht heeft om goed voor onze soldaten te zorgen. En dat dit door voormalig Minister Agema «NAVO-verplichtingen» genoemd is, maar er dus geen sprake is van concrete, juridische, afdwingbare verplichtingen vanuit de NAVO richting Nederland om specifieke maatregelen in de zorg al dan niet te nemen. De NAVO heeft geen juridische instrumenten om dat te verplichten».
Is het juist dat in de samenvatting van het VWS begrotingsdebat op de website van de Kamer het volgende stuk is opgenomen3: «Nederland moet voldoen aan zijn NAVO-verplichtingen, zegt Agema, en dit overlapt met pandemische paraatheid.»? Hieruit blijkt toch ook, dat de strikt neutrale toehoorder, voormalig Minister Agema in dit debat heel duidelijk een verband hoorde leggen tussen de NAVO-verplichtingen en pandemische paraatheid? Klopt dat?
Hoe zaken op de website van de Kamer worden verwoord is niet de verantwoordelijkheid van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Ik verwijs naar het stenogram van de begrotingsbehandeling van VWS op 23 oktober jl.14, waarin de precieze uitspraken die gedaan zijn, zijn opgenomen.
Hoe kan het zo zijn, gezien dit alles, dat voormalig Minister Jansen op 20 augustus 2025, met verwijzing naar het bovengenoemde begrotingsdebat VWS van oktober 2024, in antwoord op Kamervragen schrijft: «Er zijn mij geen letterlijke uitspraken van mijn ambtsvoorganger in uw Kamer bekend over NAVO-verplichtingen op het gebied van pandemische paraatheid. Zie ook het stenogram van de begrotingsbehandeling van VWS op 23 oktober jl.»? Dit is toch, voor iedere neutrale toehoorder die het debat bekijkt of naleest, aantoonbaar onjuist?
Letterlijke uitspraken in uw Kamer van voormalig Minister Agema over NAVO-verplichtingen specifiek op het gebied van pandemische paraatheid zijn mij niet bekend. Dit heeft voormalig Minister Jansen tijdens het debat op 2 juli jl. ook aangegeven.
Begrijpt u dat het in een democratie bijzonder zorgelijk is als Ministers zich gedwongen zien, nadat ze hierover in het geheim (dus zonder dat de Kamer er weet van heeft en zonder publiek debat) na hun aantreden geïnformeerd zijn door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (AIVD en NCTV), vanwege (ook voor de Kamer) geheime verplichtingen die vanuit de NAVO (het leger dus) worden opgelegd, af te wijken van het regeerakkoord/hoofdlijnenakkoord dat wel democratisch via de Kamer en verkiezingen tot stand is gekomen en gelegitimeerd is?
Dit is niet het geval. Voormalig Minister Agema heeft dit in het begrotingsdebat van 24 oktober jl. als volgt toegelicht: «De opdracht die ik heb gekregen via de plaat uit het hoofdlijnenakkoord is dat er tegenover de intensiveringen die ik mag doen voor 4,3 miljard euro in het eigen risico en 60 miljoen in de verpleeghuizen, ook 2 miljard aan besparingen staat, waaronder deze 300 miljoen. Deze 300 miljoen zal ik dus moeten leveren om de boel in evenwicht te houden. Ik kan niet aan de ene kant geld uitgeven en aan de andere kant niet besparen. Dat is de afspraak die ik heb gemaakt. Daarnaast ben ik kort na mijn aantreden geïnformeerd en gebrieft over de weerbaarheid van ons land en de acties die we daaromtrent gaan ondernemen. De inventarisaties die we nu aan het doen zijn, moeten ertoe leiden dat we uiteindelijk een plan maken waarbij pandemische paraatheid is opgegaan in weerbare zorg.».
Begrijpt u waarom het zo belangrijk is voor de Kamer te achterhalen waarom voormalig Minister Agema zich blijkbaar gedwongen zag, vanwege (geheime) NAVO-weerbaarheidsdoelstellingen, een bezuiniging van 300 miljoen euro op pandemische paraatheid, die nota bene was opgenomen in het regeerakkoord, ongedaan te maken? Begrijpt u dat in een democratie (in tegenstelling tot bijvoorbeeld een junta) het niet zo kan zijn dat niet de Kamer en daarmee de bevolking maar de inlichtingendiensten en het leger het laatste woord hebben?
Ik vind het van groot belang dat de Kamer als hoogste orgaan binnen onze democratische rechtsstaat haar medewetgevende en controlerende taak, ook ten aanzien van het budgetrecht, kan uitvoeren.
Kunt u nogmaals, voor de derde keer in één jaar tijd, wederom de hamvraag beantwoorden, waar, wanneer, door wie en op welke wijze (mondeling en/of schriftelijk, wel of niet vertrouwelijk etc.) uw ambtsvoorganger, Minister Agema, na haar aantreden op de hoogte is gesteld (en dat dit is gebeurd is boven elke twijfel verheven en blijkt o.a. uit de citaten uit het begrotingsdebat VWS van 23 oktober 2024 die hierboven zijn weergegeven) van de «NAVO-doelstellingen»4 die betrekking hebben op, of op een of andere manier gerelateerd zijn aan, «pandemische paraatheid»?
Deze vraag is eerder door het lid Van Houwelingen op 5 juni jl.16 en 14 juli jl.17 gesteld. Zoals toen reeds geantwoord is: er zijn geen NAVO-verplichtingen met betrekking tot pandemische paraatheid. Zodoende heeft dat logischerwijs ook nooit aan de orde kunnen zijn.
Wel vraagt de NAVO van bondgenoten om hun zorgsysteem zo in te richten dat dit voorbereid is op crisis en conflict, zodat de continuïteit van de zorg voor militairen en burgers te allen tijde in stand gehouden kan worden. Dat is een begrijpelijke vraag, want we moeten in een dergelijke situatie goed voor onze soldaten zorgen. Infectieziekten zijn een van de dreigingen waar de zorg zich tegen moet wapenen.
Deze inzet is in lijn met de kabinetsbrede brief «Weerbaarheid tegen hybride en militaire dreigingen» die 6 december 2024 door de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister van Defensie en de Staatssecretaris van Defensie aan uw Kamer is verzonden. Daarin wordt in samenhang uiteengezet wat een weerbare maatschappij inhoudt en welke opgave er ligt om deze te bereiken. De zorg maakt hier een belangrijk onderdeel van uit. In de uitwerking wordt rekening gehouden met verschillende dreigingen, zowel qua omvang als qua impact. Dit betreft (hybride) conflicten, natuurrampen of pandemieën.
Kunt u deze (simpele) vragen, waarvan de laatste inmiddels voor de derde keer schriftelijk gesteld zijn, uiterlijk binnen de normale termijn van drie weken en afzonderlijk beantwoorden?
Dat is me helaas niet gelukt.
Palantir |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Judith Uitermark (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (NSC) |
|
|
|
|
Welke organisatieonderdelen binnen uw ministerie maken/maakten direct gebruik van of hebben/hadden toegang tot Palantir-software?1
Uit een inventarisatie binnen BZK blijkt dat er geen gebruik wordt gemaakt van Palantir-software. Over de werkwijze van het BZK-onderdeel AIVD worden in het openbaar geen uitspraken gedaan.
Zijn er buiten de «Raffinaderij» nog andere projecten of initiatieven (geweest) die gebruik maken/maakten van Palantir-software? Zo ja, welk organisatieonderdeel ontplooit/ontplooide dat initiatief en onder welke projectnaam of titel?
Ten aanzien van de zogenoemde «Raffinaderij» geldt dat dit een programma betreft dat buiten het domein van BZK valt. Daarnaast verwijs ik u graag naar de beantwoording van schriftelijke Kamervragen door de Minister van Justitie en Veiligheid.2
Welke organisatieonderdelen (onder organisatieonderdelen worden ook samenwerkingsverbanden als het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum, Landelijk Informatie- en Expertisecentrum, infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen, etc. verstaan) en/of functionarissen maken/maakten gebruik van of hebben/hadden toegang tot de informatieproducten uit de «Raffinaderij» en/of Palantir-software?
Zie het antwoord op vraag 2
Zijn er organisatieonderdelen die onder uw ministeriële verantwoordelijkheid vallen die data delen met de «Raffinaderij» of andere Palantir-gerelateerde initiatieven? Zo ja, welke organisatieonderdelen zijn dat?
Zie het antwoord op vraag 2.
Kunnen de vragen binnen drie weken en afzonderlijk beantwoord worden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk en afzonderlijk beantwoord.
De AIVD |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u ermee bekend dat op de website van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) de volgende bewering staat: «Wanneer personen of groepen bewust een narratief over een «kwaadaardige elite» verspreiden, creëren ze daarmee een feitelijk onjuist wereldbeeld.»?1
Ja. Dit is onderdeel van het anti-institutioneel-extremistische narratief. Aanvullend staat op dezelfde site dat, volgens aanhangers van dit narratief, deze kwaadaardige elite de bevolking wil onderdrukken, tot slaaf maken of zelfs vermoorden. De aanhangers van dit narratief stellen dat deze elite de controle heeft over de overheid, grote bedrijven, de rechtspraak, de wetenschap en kranten en tv-zenders. En dat hiertegen verzet moet worden gepleegd.
Bent u bekend met de volgende uitspraak van de directeur-generaal van de AIVD, gedaan tijdens een rondetafelgesprek op 28 juni 2023 in de Tweede Kamer, in antwoord op de vraag sinds wanneer Nederland volgens de AIVD dan feitelijk een «goedaardige elite» heeft: «Die vraag laat ik graag aan de historici over. Want wij doen geen onderzoek naar het verleden, wanneer dat moment heeft plaatsgevonden. [...]. Ik kan niet de vraag beantwoorden wanneer de elites goed zijn geworden.»
Ja. De AIVD constateert in zijn onderzoek dat er een narratief over een kwaadaardige elite verspreid wordt. Dit narratief stelt dat er een kwaadaardige elite aan de macht is, bestaande uit rechters, wetenschappers, politieagenten en politici, die erop uit is om mensen in Nederland te onderdrukken, tot slaaf te maken en te vermoorden. De AIVD verricht, op basis van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (Wiv) 2017, onderzoek met betrekking tot organisaties en personen die door de doelen die zij nastreven, dan wel door hun activiteiten, aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, dan wel voor de nationale veiligheid of voor andere gewichtige belangen van de staat. Het anti-institutionele narratief, zoals toegelicht in de publicatie «Anti-institutioneel extremisme in Nederland – Een ernstige dreiging voor de democratische rechtsorde?»1 vormt zowel een mogelijk lange termijn dreiging als een korte termijn geweldsdreiging voor de nationale veiligheid en de democratische rechtsorde.2
Bent u ermee bekend dat de AIVD sinds kort een «historisch adviseur» in dienst heeft?2
Ja.
Bent u bereid de directeur-generaal van de AIVD te vragen of hij misschien zou willen overwegen deze «historisch adviseur» van de AIVD (of eventueel andere historici) te verzoeken of hij wellicht kan onderzoeken naar sinds wanneer precies de elite die Nederland bestuurt «feitelijk goedaardig» is geworden, zoals de AIVD beweert?
Nee, ik ben hiertoe niet bereid. Zoals beschreven in beantwoording van vraag 2 doet de AIVD, op basis van de Wiv 2017, onderzoek naar dreigingen voor de nationale veiligheid en de democratische rechtsorde. Ook staat in het artikel waar de vraag aan refereert, dat de taak van de historicus is om historisch onderzoek naar de dienst te faciliteren- ook van wetenschappers buiten de AIVD.
Zo nee, waarom niet? Is het immers, voor een goed begrip van het «anti-institutioneel extremisme», niet essentieel te weten sinds wanneer de elite in Nederland precies «goedaardig» en kritiek op een «kwaadaardige elite» dus «feitelijk onjuist» is geworden?
Zie beantwoording vraag 4. Voor een goed begrip van het «anti-institutioneel extremisme» refereer ik graag naar de AIVD publicatie hierover van mei 20232.
Kunnen we er trouwens op vertrouwen dat de AIVD er melding van zal maken als de, volgens de AIVD, huidige goedaardige elite (onverhoopt weer) kwaadaardig wordt?
De AIVD heeft onder andere de wettelijke taak om onderzoek te verrichten naar dreigingen voor de nationale veiligheid en de democratische rechtsorde. U kunt erop vertrouwen dat de AIVD doet wat nodig is, in het geval de nationale veiligheid in het geding is.
Zo ja, hoe constateert de AIVD, die immers naar eigen zeggen niet kan aangeven wanneer de elite feitelijk goedaardig is geworden, dat de elite (weer) kwaadaardig is geworden?
Zie beantwoording vraag 6.
Zo nee, hoe kunnen we er dan op vertrouwen dat burgers die van mening zijn dat er een kwaadaardige elite is, door de AIVD niet onterecht worden gekwalificeerd als «anti-institutioneel extremisten» voor een opvatting die in dat geval wellicht dus «feitelijk juist» kan zijn?
Ruimte voor kritiek is een belangrijk onderdeel van een gezonde democratie. Door kritiek te (kunnen) geven, kan een democratie zich verder ontwikkelen. Een kritische boodschap waarin wordt gesteld dat de rechtsstaat niet functioneert, kan bijdragen aan het verbeteren van deze rechtsstaat. Daarvoor is en moet ruimte zijn binnen de democratische rechtsorde. De AIVD richt zich nadrukkelijk niet op burgers die kritiek uiten op het functioneren van de democratische rechtstaat. De AIVD doet, zoals eerder benoemd, o.a. onderzoek naar dreigingen voor de nationale veiligheid en de democratische rechtsorde. Een persoon kan een dreiging zijn wanneer sprake is van extremistische gedragingen. De AIVD definieert extremisme als «Het uit ideologische motieven bereid zijn om niet-gewelddadige en/of gewelddadige activiteiten te verrichten die de democratische rechtsorde ondermijnen».
Kunt u bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden?
Waar mogelijk heb ik de vragen afzonderlijk beantwoord.
Palantir |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Kunt u, naar aanleiding van uw beantwoording van eerdere schriftelijke vragen1, wellicht nog nader toelichten wat bedoeld wordt met «actief gebruik» in de zin «Er is in het heden of verleden geen actief gebruik van Palantir (licenties) bij het organisatieonderdeel NCTV2.»? Wordt er wellicht wel op een andere wijze («passief gebruik?») door de NCTV gebruikgemaakt van Palantir? Of kan uit dit antwoord geconcludeerd worden dat er op geen enkele wijze gebruik is gemaakt van Palantir door de NCTV? En los van het («actief» of «passief») gebruik, heeft de NCTV wel of geen (al dan niet via «samenwerkingsverbanden») toegang tot Palantir?
U schrijft dat de politie, in speciale gevallen, de «informatieproducten» afkomstig uit de Raffinaderij deelt met «ketenpartners»: wie zijn die «ketenpartners»?
Welke datasets worden met die ketenpartners gedeeld?
Welke algoritmen worden door die ketenpartners of binnen de «samenwerkingsverbanden» hiervoor gebruikt en/of ontwikkeld?
Worden deze algoritmen wellicht ook gepubliceerd op https://algoritmes.overheid.nl/nl/algoritme?
De ‘politiehandleiding complotdenken’ |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Is de interne politiehandleiding «Herkennen, duiden, handelen: complottheorieën en anti-institutioneel gedachtegoed» die ongeveer een week geleden op internet is verschenen authentiek? Met andere woorden, bestaat deze politiehandleiding?1
Voor wie is deze handleiding bestemd? Alleen voor de politie? Of gebruiken andere organisaties binnen het rijk deze handleiding wellicht ook? Wordt de handleiding ter beschikking gesteld aan alle politieagenten?
Bestaan er volgens u complotten? Staat onze hele geschiedenis eigenlijk niet bomvol van de complotten, van de opstand van de Batavieren en de moord op Caesar tot de Moord op het Groot Eiland?2 En kunnen veel van dit soort «complotten», denk bijvoorbeeld aan een bankoveral gepleegd door de georganiseerde misdaad, redelijkerwijs niet ook bestempeld worden als «kwaadaardig»?
In de politiehandleiding wordt (meermaals) gesproken over het geloof in een «kwaadaardige elite» dat kenmerkend zou zijn voor «complotdenkers»; kunnen we hieruit concluderen dat u (net zoals de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) trouwens) van mening bent dat het narratief over een «kwaadaardige elite» «feitelijk onjuist» is?3
Indien u dit narratief niet op voorhand «feitelijk onjuist» vindt, waarom wordt, in dat geval dus mogelijke terechte kritiek, op een «kwaadaardige elite» door de politie gecriminaliseerd als een vorm van «complotdenken»? En hoe kijkt u in dat geval aan tegen de constatering van de AIVD dat «een narratief over een «kwaadaardige elite» [...] een feitelijk onjuist wereldbeeld» is?
Indien u van mening bent dat de elite (in ons land) wél goedaardig is, mogen we dan wellicht aan het kabinet vragen sinds wanneer precies Nederland gezegend is met zo’n goedaardige elite? Welk jaar vormde het omslagpunt? Of is het kabinet wellicht van mening dat de elite die Nederland regeerde door de eeuwen heen per definitie altijd goedaardig moet zijn geweest? Maar hoe verhoudt zich dit dan bijvoorbeeld tot de excuses die onlangs door het kabinet zijn gemaakt voor de slavernij? Was de elite, die toen verantwoordelijk was voor de slavernij, «goedaardig» volgens het kabinet? Maar waarom dan excuses maken? Met andere woorden, sinds wanneer is de elite in ons land volgens het kabinet goedaardig geworden zoals de AIVD (en indirect ook de politie in dit document) expliciet beweert?
In de politiehandleiding wordt, als een thema van complotdenkers, ook het World Economic Forum genoemd, kunnen we daaruit opmaken dat het kabinet van mening is dat het World Economic Forum «goedaardig» is?
Indien dat niet het geval is, waarom wordt, in deze politiehandleiding, mogelijk dus terechte kritiek op het World Economic Forum, verdacht gemaakt als een vorm van «complotdenken»?
Indien dat wel het geval is, bent u wellicht bekend met de uitspraak van de (voormalige en recent in opspraak geraakte) oprichter en voorzitter van het World Economic Forum, Klaus Schwab, waarin hij, met trots stelt, dat de «Young Global Leaders» van het World Economic Forum wereldwijd «kabinetten hebben gepenetreerd»?4 Kunt u zich voorstellen dat er mensen zijn die een (globalistische) elite die zichzelf als doel stelt wereldwijd «kabinetten te penetreren», bijvoorbeeld vanuit democratisch oogpunt, als «kwaadaardig» bestempelen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wordt dergelijke kritiek in deze politiehandleiding gecriminaliseerd als een vorm van «complotdenken»? En wat vindt u van de recente onthulling dat de oprichter van het World Economic Forum, Klaus Schwab, opzettelijk data in het «Global Competitiveness Report» van het World Economic Forum liet vervalsen, met als gevolg dat het Verenigd Koninkrijk (VK) niet steeg van plek zeven naar plek vier, maar een plek op deze ranglijst daalde omdat, aldus Schwab, «Het VK niet mag verbeteren» aangezien «Dit kan worden gebruikt door voorstanders van de Brexit.»? Is dit iets wat een «goedaardige» organisatie en elite zou doen? Of is dit wellicht een voorbeeld van een kwaadaardig complot?5
Kunnen we uit deze politiehandleiding opmaken dat een oproep om moestuintjes aan te leggen een indicatie is voor «complotdenken»? Zo nee, waarom worden «moestuinen» expliciet genoemd in deze handleiding onder het kopje «complotdenken»? Zo ja, is het advies van oud-staatssecretaris Klijnsma in 2014 aan gepensioneerden om een moestuin te starten6 wellicht volgens deze politiehandleiding een indicatie dat oud-staatssecretaris Klijnsma mogelijk geneigd is tot «complotdenken»? En is het in dat geval volgens u verstandig, zoals de politiehandleiding immers vervolgens voorschrijft, om verdere «signalen van radicalisering» bij oud-staatssecretaris Klijnsma in de gaten te houden? Gaat de politie dat misschien ook doen?
Wat betekent «CTER-waardig»? Zijn signaleren van «radicalisering» volgens deze handleiding «CTER-waardig»? Is het correct dat bij signalen van «radicalisering», volgens deze politiehandleiding en een artikel hierover in de NRC,7 de persoon in kwestie in het kader van de vroegsignalering kan worden geregistreerd als een «potentiële terrorist»?
Is het correct dat «Fixatie op overheidsinstanties (Belastingdienst, CJIB, (lokale) bestuurders, RIVM, Jeugdzorg, etc.)» volgens deze politiehandleiding een indicatie kan zijn van radicalisering? Zo nee, waarom staat deze hierboven geciteerde zin uit de politiehandleiding dan onder het kopje «Radicalisering»? Zo ja, betekent dit dat burgers met (felle) kritiek (en daarmee waarschijnlijk ook een «fixatie») op bijvoorbeeld de Belastingdienst, het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) of de Jeugdzorg, op basis van deze politiehandleiding, door de politie in het kader van de vroegsignalering kunnen worden geregistreerd als «potentiële terroristen»?
Staan er wellicht ook Kamerleden bij de politie geregistreerd als «CTER-waardig» en/of als «potentiële terrorist»?
Kunt u één, slechts één voorbeeld, geven van een «anti-institutioneel extremist» die is veroordeeld door een rechter voor een of andere vorm van fysiek geweld? Zo ja, kan de Kamer het vonnis van de rechter in deze zaak toegestuurd krijgen? Zo nee, hoe verhoudt zich dit dan tot deze politiehandleiding waarin een grote groep burgers wordt gecriminaliseerd als potentieel «anti-institutioneel extremist»?
Is (inmiddels) wellicht duidelijk (geworden) voor u hoe problematisch deze politiehandleiding is waarin kritische, zelfdenkende en zelfstandige burgers, door de politie, door de staat dus, vanwege hun denkbeelden, gedachten en gezichtspunten, worden gecriminaliseerd als «complotdenkers» en «potentiële terroristen»? Zo ja, wat gaat u met dit inzicht doen?
De NAVO-verplichtingen en pandemische paraatheid |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Tieman |
|
|
|
|
Kunt u zich herinneren dat u op 20 augustus 2025 in antwoord op Kamervragen schrijft: «Er zijn mij geen letterlijke uitspraken van mijn ambtsvoorganger in uw Kamer bekend over NAVO-verplichtingen op het gebied van pandemische paraatheid»?
Ja.
Bent u bekend met de uitspraken van voormalig Minister van VWS Agema tijdens het VWS begrotingsdebat van 23 oktober 2024: «Kort na mijn aantreden ben ik gebriefd over weerbaarheid. Weerbaarheid heeft een veel bredere context dan pandemische paraatheid. Dan gaat het bijvoorbeeld ook om de ontwikkelingen die aan de oostgrens plaatsvinden en om NAVO-verplichtingen. Sinds die briefing ben ik met mijn ministerie aan het inventariseren wat we nodig hebben om aan die NAVO-verplichtingen te voldoen. Dat doen we dus onder leiding van de NCTV. Daar zijn een aantal ministeries bij betrokken. Ik heb gevraagd of er een overlap zit tussen pandemische paraatheid en weerbaarheid van zorg en die is er.»?1
Ja.
Klopt het dat voormalig Minister Agema in dit debat, zoals hierboven geciteerd, letterlijk zegt: «Sinds die briefing ben ik met mijn ministerie aan het inventariseren wat we nodig hebben om aan die NAVO-verplichtingen te voldoen.»? Zo ja, naar welke NAVO-verplichtingen verwijst voormalig Minister Agema in dit citaat? Zo nee, waarom staat dit citaat dan letterlijk in de Handelingen van de Kamer?
Ja, dat klopt. Voormalig Minister Agema heeft dit in de beantwoording van de Kamervragen van het lid Van Houwelingen (ingezonden op 5 november jl.2) als volgt toegelicht: «Volgens artikel 3 van het NAVO-verdrag is weerbaarheid van de maatschappij een nationale verantwoordelijkheid en een collectief belang. Tijdens de NAVO Top in juli 2023 heeft Nederland zich gecommitteerd aan de NAVO-brede Resilience Objectives´s (RO)’s, terug te vinden in de Vilnius Summit Communiqué 3. Deze betreffen een specificering van de eerder door de NAVO benoemde 7 baseline requirements die een basisniveau weergeven op zeven civiele paraatheidsgebieden: continuïteit van overheid, energievoorziening, grootschalige opvang van personen, levensbehoeften, opvang van gewonden, (tele)communicatie en transport. Er is gecommitteerd aan het ontwikkelen van nationale doelen en het komen tot implementatieplannen».
Klopt het dat voormalig Minister Agema vervolgens in dit debat zegt: «Dat doen we dus onder leiding van de NCTV. Daar zijn een aantal ministeries bij betrokken.»? Kan de Kamer deze inventarisatie, onder leiding van de NCTV, van de NAVO-verplichtingen waar het ministerie aan moet voldoen, aldus voormalig Minister Agema in dit citaat, ontvangen? Zo nee, waarom niet?
Ja, dat klopt. Deze inventarisatie is verwerkt in de kabinetsbrede Kamerbrief over «Weerbaarheid tegen militaire en hybride dreigingen» die door de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister van Defensie en de Staatssecretaris van Defensie op 6 december jl.4 is verzonden aan uw Kamer.
Klopt het dat voormalig Minister Agema vervolgt met: «Ik heb gevraagd of er een overlap zit tussen pandemische paraatheid en weerbaarheid van zorg en die is er.»? Is het correct dat voormalig Minister Agema in dit citaat (letterlijk) zegt dat er: «een overlap zit tussen pandemische paraatheid en weerbaarheid van zorg? En «weerbare zorg» is toch één van de «NAVO-weerbaarheidsverplichtingen»2? Daarmee legt voormalig Minister Agema, ook gezien de context van dit citaat, toch heel duidelijk een verband tussen NAVO-verplichtingen en «pandemische weerbaarheid»? Zo nee, waarom niet? Hoe moet dit debatfragment dan worden geinterpreteerd? Zo ja, waarom liet voormalig Minister Jansen op 20 augustus 2025 aan de Kamer weten in antwoord op Kamervragen dat haar geen uitspraken bekend zijn over NAVO-verplichtingen op het gebied van pandemische paraatheid?
Ja, het klopt dat voormalig Minister Agema in dat debat heeft gezegd: «ik heb gevraagd of er een overlap zit tussen pandemische paraatheid en weerbaarheid van zorg en die is er».Daarmee heeft voormalig Minister Agema echter niet gezegd dat weerbare zorg een NAVO-weerbaarheidsverplichting is.
Voormalig Minister Jansen heeft in antwoord op Kamervragen van het lid Van Houwelingen (ingezonden op 14 juli jl.6) deze overlap reeds toegelicht: «Wel vraagt de NAVO van bondgenoten om hun zorgsysteem zo in te richten dat dit voorbereid is op crisis en conflict, zodat de continuïteit van de zorg voor militairen en burgers te allen tijde in stand gehouden kan worden. Dat is een begrijpelijke vraag, want we moeten in een dergelijke situatie goed voor onze soldaten zorgen. Infectieziekten zijn een van de dreigingen waar de zorg zich tegen moet wapenen».
Daarnaast heeft voormalig Minister Jansen in het debat over wijzigingen in de begroting van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) voor het lopende jaar op 2 juli jl. toegelicht dat geen sprake is van een verplichting: het gaat «uitsluitend om een verzoek van de NAVO om het zorgsysteem in Nederland zo in te richten, zo te organiseren, dat de gezondheidszorg in tijden van crisis en conflict voorbereid te zijn. Het is dus geen verplichting».
Aan wie heeft voormalig Minister Agema (zoals Minister Agema zelf aangeeft in het bovenstaande citaat uit het VWS begrotingsdebat) wanneer gevraagd of er, «een overlap zit tussen pandemische paraatheid en weerbaarheid van zorg»? Kan de Kamer het antwoord dat de Minister hierop heeft ontvangen toegestuurd krijgen? Zo nee, waarom niet?
Dit is ter sprake gekomen in een gesprek tussen voormalig Minister Agema en haar ambtenaren. Het antwoord is verwerkt in de kabinetsbrede Kamerbrief over «Weerbaarheid tegen militaire en hybride dreigingen» die door de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister van Defensie en de Staatssecretaris van Defensie op 6 december jl.7 is verzonden aan uw Kamer.
Is het correct dat voormalig Minister Agema, kort later in het debat, het volgende opmerkt: «Ik heb een opdracht gekregen uit het hoofdlijnenakkoord. Toen ik de post aanvaarde, tekende ik ook voor het uitvoeren van de opdrachten daarin. Los van wat ik er persoonlijk van vind, zal ik dat moeten uitvoeren omdat dat een geheel is samen met de intensiveringen die ik mag doen. Ik noem de 4,3 miljard voor het eigen risico en de 600 miljoen voor de zorg- en verpleegplekken. Daar hoort dus ook de andere kant bij: de 2 miljard euro die ik zal moeten besparen. Daar begint het dus mee. Los van wat ik daar persoonlijk van vind, sta ik daarvoor aan de lat. Ik zal dat dus ook moeten uitvoeren. Het bedrag van 300 miljoen zal op enige manier gedekt moeten worden, linksom of rechtsom. Daarnaast – dat zei ik net ook in de richting van mevrouw Bikker – ben ik kort na mijn aantreden gebrieft over de weerbaarheid in de wereld, de risico's die dat punt met zich meebrengt en eventuele escalaties, maar ook over NAVO-verplichtingen. Op het moment dat een NAVO-bondgenoot aangevallen wordt, heeft Nederland verdragsrechtelijke verplichtingen. Ik ben dus bezig in kaart te brengen wat wij nodig hebben, wat we al hebben, wat het programma Pandemische paraatheid daaraan toe zou voegen en wat wij nog meer nodig zouden hebben. Die inventarisatie wordt gedaan onder regie van de NCTV.»?
Ja.
Naar welke NAVO-verplichtingen verwijst voormalig Minister Agema in het bovenstaande citaat?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik kortheidshalve naar het antwoord op vraag 3.
Waarnaar verwijst het woord «daaraan» (m.a.w. «waaraan»?) in de zin «Ik ben dus bezig in kaart te brengen wat wij nodig hebben, wat we al hebben, wat het programma Pandemische paraatheid daaraan toe zou voegen en wat wij nog meer nodig zouden hebben.»? Zijn dat, gezien de context, toch de «NAVO-verplichtingen» op het gebied van «weerbare zorg» waar Minister Agema eerder in haar betoog naar verwees? Zo nee, waarnaar dan wel
Het verwijst naar «de weerbaarheid van onze zorg». Ik verwijs naar het stenogram van de begrotingsbehandeling van VWS op 23 oktober jl.8, waarin de precieze uitspraken die gedaan zijn, zijn opgenomen:«Voorzitter. Dan kom ik bij weerbaarheid. We moeten paraat staan voor iedere rampspoed die op ons afkomt, zoals hybride dreigingen, militaire dreigingen, natuurrampen of een nieuwe pandemie. Al die dreigingen vragen om versterking van de weerbaarheid van onze zorg. We willen namelijk dat zo veel mogelijk patiënten zo lang mogelijk zorg blijven krijgen, wat er ook gebeurt. Daarvoor is een forse versterking van de weerbaarheid van de zorg noodzakelijk. Onder regie van de NCTV en Defensie komen wij in het voorjaar met een plan van aanpak. [...] Ik ben dus bezig in kaart te brengen wat wij nodig hebben, wat we al hebben, wat het programma Pandemische paraatheid daaraan toe zou voegen en wat wij nog meer nodig zouden hebben. Die inventarisatie wordt gedaan onder regie van de NCTV».
Waarnaar verwijst, in de laatste zin van het bovenstaande integrale citaat, «die inventarisatie» (die onder regie van de NCTV wordt gemaakt)? Dat zijn gezien de context toch de NAVO-verplichtingen op het gebied van de zorg? Met andere woorden, ook hier legt voormalig Minister Agema toch heel duidelijk een verband tussen NAVO-verplichtingen en pandemische paraatheid? Waarom ontkent de Minister dit in haar beantwoording aan de Kamer van 20 augustus 2025?
Het citaat «die inventarisatie» verwijst naar wat voormalig Minister Agema in het begrotingsdebat op 23 oktober jl. ook heeft toegelicht: «Ik ben dus bezig in kaart te brengen wat wij nodig hebben, wat we al hebben, wat het programma Pandemische paraatheid daaraan toe zou voegen en wat wij nog meer nodig zouden hebben.». De inventarisatie is verwerkt in de kabinetsbrede Kamerbrief over «Weerbaarheid tegen militaire en hybride dreigingen» die door de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister van Defensie en de Staatssecretaris van Defensie op 6 december jl.9 is verzonden aan uw Kamer.
Is het correct dat voormalig Minister Agema, kort later in het debat, het volgende opmerkt: «Dat neemt niet weg – dat zei ik zojuist dus ook al – dat ik kort na het aantreden geïnformeerd ben over weerbaarheid, de bredere context waarin wij ons bevinden en de overlap die dat heeft met deze posten op pandemische paraatheid. Daar zal ik mee moeten dealen en een oplossing voor moeten vinden, want aan NAVO-verplichtingen zijn we gehouden. Op dit moment wordt er dus onder leiding van de NCTV geïnventariseerd wat er allemaal moet gebeuren. We hebben een stukje basis. Dat hebben we actief gezien tijdens de coronacrisis. Dan hebben we het over deze extra investering, waar een hele grote overlap, zo niet een volledige overlap zit. En dan hebben we het over andere zaken die we nu in kaart aan het brengen zijn. Wat nou als de situatie escaleert? Wat nou als we aan onze NAVO-verplichtingen moeten voldoen? Wat nou als het nog verder escaleert? Dat ben ik allemaal in kaart aan het brengen. Onder leiding van de NCTV zullen wij voor de volgende begroting – dus niet op deze begroting, maar voor de volgende begroting – met dekkingen en oplossingen komen.»?
Ja.
Door wie is voormalig Minister Agema, «kort na het aantreden geïnformeerd»? Wanneer en waar gebeurde dat? Kan de Kamer deze informatie waarnaar voormalig Minister Agema in dit fragment verwijst ontvangen? Zo nee, waarom niet?
Op 29 januari jl. is deze vraag gesteld door het lid Dekker10. Op 2 juni jl. heeft voormalig Minister Agema deze vraag als volgt beantwoord: «De briefings zijn door het Ministerie van Algemene Zaken geïnitieerd als introductieprogramma voor het nieuwe kabinet. [...] Het rubriceringsniveau van de briefings was minimaal Departementaal Vertrouwelijk. De opstellers van de briefings (zie antwoord 5 t/m11 bepalen de rubricering. De rubricering is vastgesteld conform de richtlijn Besluit Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie 2013 (VIRBI 2013)».
Ook in dit fragment verwijst voormalig Minister Agema naar «NAVO-verplichtingen», welke NAVO-verplichtingen zijn dit? Zijn dat de weerbaarheidsverplichtingen op het gebied van de zorg?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik kortheidshalve naar het antwoord op vraag 3.
Voormalig Minister Agema zegt in het hiervoor geciteerde fragment, «en de overlap die dat heeft met deze posten op pandemische paraatheid», waarnaar verwijst in dit citaat het aanwijzend voornaamwoord «dat»? Dit moeten toch, gezien de context, (wederom) de (NAVO) weerbaarheidsdoelstellingen (op het gebied van de zorg) zijn? Wat anders? Daarmee legt voormalig Minister Agema, voor de derde keer in dit debat, toch heel direct een verband tussen de (NAVO) weerbaarheidsdoelstellingen en pandemische paraatheid?
Het verwijst naar de weerbaarheid van onze zorg. Zie hieronder het volledige citaat uit het stenogram van de begrotingsbehandeling van VWS op 23 oktober jl.12: «Dat neemt niet weg – dat zei ik zojuist dus ook al – dat ik kort na het aantreden geïnformeerd ben over weerbaarheid, de bredere context waarin wij ons bevinden en de overlap die dat heeft met deze posten op pandemische paraatheid».
Waarnaar verwijst «daar» in de het betoog van voormalig Minister Agema, «Daar zal ik mee moeten dealen en een oplossing voor moeten vinden, want aan NAVO-verplichtingen zijn we gehouden.»? Zijn dit (wederom?) de «NAVO-verplichtingen» op het gebied van pandemische paraatheid zijn? Wat anders?
Het woord «Daar» verwijst naar de discrepantie die voormalig Minister Agema beschrijft tussen enerzijds de bezuinigingsopdracht die ze heeft aanvaard op publieke gezondheid en anderzijds de opdracht om de zorg weerbaar te maken, waar ook investeringen in de publieke gezondheid mee gemoeid zijn. Zij beschrijft deze discrepantie in het begrotingsdebat van 24 oktober jl. als volgt: «[...] Ik heb u dat al uitgelegd in reactie op uw vorige vraag. De afgelopen weken is al een heel aantal keren in mijn richting gezegd dat ik gedraaid ben. Al die momenten was dat niet het geval. Maar het is wel zo dat deze opdracht, die ik bij mijn aantreden heb gekregen, niet conform is wat ik altijd vanaf die kant heb gezegd. Dat is zo en dat is pijnlijk. Toch zal ik de opdrachten die ik bij het aanvaarden van mijn post gekregen heb, moeten uitvoeren. Dat neemt niet weg – dat zei ik zojuist dus ook al – dat ik kort na het aantreden geïnformeerd ben over weerbaarheid, de bredere context waarin wij ons bevinden en de overlap die dat heeft met deze posten op pandemische paraatheid. Daar zal ik mee moeten dealen en een oplossing voor moeten vinden, want aan NAVO-verplichtingen zijn we gehouden. Op dit moment wordt er dus onder leiding van de NCTV geïnventariseerd wat er allemaal moet gebeuren. We hebben een stukje basis. Dat hebben we actief gezien tijdens de coronacrisis. Dan hebben we het over deze extra investering, waar een hele grote overlap, zo niet een volledige overlap zit. En dan hebben we het over andere zaken die we nu in kaart aan het brengen zijn. Wat nou als de situatie escaleert? Wat nou als we aan onze NAVO-verplichtingen moeten voldoen? Wat nou als het nog verder escaleert? Dat ben ik allemaal in kaart aan het brengen.».
Verwijst bovenstaande citaat erop dat voormalig Minister Agema, tegen haar zin in, zich aan deze NAVO-verplichtingen (op het gebied van pandemische paraatheid) conformeert? En dat zij geen eigen afwegingsruimte heeft/had of in ieder geval dat zo heeft ervaren? Zo nee, waarom zegt voormalig Minister Agema dan, «Daar zal ik mee moeten dealen en een oplossing voor moeten vinden, want aan NAVO-verplichtingen zijn we gehouden.»?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 15. Daarin is aangegeven waarop het citaat, dat in vraag 15 is aangehaald, betrekking heeft.
Hoe verhoudt de dwang die voormalig Minister Agema, blijkt uit deze uitspraak, overduidelijk heeft ervaren vanuit de NAVO met betrekking tot de bezuiniging van 300 miljoen euro op pandemische paraatheid (die bovendien in het hoofdlijnenakkoord stond) zich tot de beweringen van onder andere de Ministers van Defensie en Justitie, meermaals in debatten, dat de NAVO-verplichtingen slechts een inspanningsverplichting behelzen, niet afdwingbaar zijn en dat uiteindelijk Ministers daarbij hun eigen afwegingen kunnen maken?
Uit de uitspraak leid ik een groot verantwoordelijkheidsbesef af bij voormalig Minister Agema. Voormalig Minister Jansen heeft hierover in het debat over wijzigingen in de begroting van het Ministerie van VWS voor het lopende jaar op 2 juli jl. reeds aangegeven «dat het kabinet gevoelsmatig ziet dat het een morele plicht heeft om goed voor onze soldaten te zorgen. En dat dit door voormalig Minister Agema «NAVO-verplichtingen» genoemd is, maar er dus geen sprake is van concrete, juridische, afdwingbare verplichtingen vanuit de NAVO richting Nederland om specifieke maatregelen in de zorg al dan niet te nemen. De NAVO heeft geen juridische instrumenten om dat te verplichten».
Is het juist dat in de samenvatting van het VWS begrotingsdebat op de website van de Kamer het volgende stuk is opgenomen3: «Nederland moet voldoen aan zijn NAVO-verplichtingen, zegt Agema, en dit overlapt met pandemische paraatheid.»? Hieruit blijkt toch ook, dat de strikt neutrale toehoorder, voormalig Minister Agema in dit debat heel duidelijk een verband hoorde leggen tussen de NAVO-verplichtingen en pandemische paraatheid? Klopt dat?
Hoe zaken op de website van de Kamer worden verwoord is niet de verantwoordelijkheid van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Ik verwijs naar het stenogram van de begrotingsbehandeling van VWS op 23 oktober jl.14, waarin de precieze uitspraken die gedaan zijn, zijn opgenomen.
Hoe kan het zo zijn, gezien dit alles, dat voormalig Minister Jansen op 20 augustus 2025, met verwijzing naar het bovengenoemde begrotingsdebat VWS van oktober 2024, in antwoord op Kamervragen schrijft: «Er zijn mij geen letterlijke uitspraken van mijn ambtsvoorganger in uw Kamer bekend over NAVO-verplichtingen op het gebied van pandemische paraatheid. Zie ook het stenogram van de begrotingsbehandeling van VWS op 23 oktober jl.»? Dit is toch, voor iedere neutrale toehoorder die het debat bekijkt of naleest, aantoonbaar onjuist?
Letterlijke uitspraken in uw Kamer van voormalig Minister Agema over NAVO-verplichtingen specifiek op het gebied van pandemische paraatheid zijn mij niet bekend. Dit heeft voormalig Minister Jansen tijdens het debat op 2 juli jl. ook aangegeven.
Begrijpt u dat het in een democratie bijzonder zorgelijk is als Ministers zich gedwongen zien, nadat ze hierover in het geheim (dus zonder dat de Kamer er weet van heeft en zonder publiek debat) na hun aantreden geïnformeerd zijn door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (AIVD en NCTV), vanwege (ook voor de Kamer) geheime verplichtingen die vanuit de NAVO (het leger dus) worden opgelegd, af te wijken van het regeerakkoord/hoofdlijnenakkoord dat wel democratisch via de Kamer en verkiezingen tot stand is gekomen en gelegitimeerd is?
Dit is niet het geval. Voormalig Minister Agema heeft dit in het begrotingsdebat van 24 oktober jl. als volgt toegelicht: «De opdracht die ik heb gekregen via de plaat uit het hoofdlijnenakkoord is dat er tegenover de intensiveringen die ik mag doen voor 4,3 miljard euro in het eigen risico en 60 miljoen in de verpleeghuizen, ook 2 miljard aan besparingen staat, waaronder deze 300 miljoen. Deze 300 miljoen zal ik dus moeten leveren om de boel in evenwicht te houden. Ik kan niet aan de ene kant geld uitgeven en aan de andere kant niet besparen. Dat is de afspraak die ik heb gemaakt. Daarnaast ben ik kort na mijn aantreden geïnformeerd en gebrieft over de weerbaarheid van ons land en de acties die we daaromtrent gaan ondernemen. De inventarisaties die we nu aan het doen zijn, moeten ertoe leiden dat we uiteindelijk een plan maken waarbij pandemische paraatheid is opgegaan in weerbare zorg.».
Begrijpt u waarom het zo belangrijk is voor de Kamer te achterhalen waarom voormalig Minister Agema zich blijkbaar gedwongen zag, vanwege (geheime) NAVO-weerbaarheidsdoelstellingen, een bezuiniging van 300 miljoen euro op pandemische paraatheid, die nota bene was opgenomen in het regeerakkoord, ongedaan te maken? Begrijpt u dat in een democratie (in tegenstelling tot bijvoorbeeld een junta) het niet zo kan zijn dat niet de Kamer en daarmee de bevolking maar de inlichtingendiensten en het leger het laatste woord hebben?
Ik vind het van groot belang dat de Kamer als hoogste orgaan binnen onze democratische rechtsstaat haar medewetgevende en controlerende taak, ook ten aanzien van het budgetrecht, kan uitvoeren.
Kunt u nogmaals, voor de derde keer in één jaar tijd, wederom de hamvraag beantwoorden, waar, wanneer, door wie en op welke wijze (mondeling en/of schriftelijk, wel of niet vertrouwelijk etc.) uw ambtsvoorganger, Minister Agema, na haar aantreden op de hoogte is gesteld (en dat dit is gebeurd is boven elke twijfel verheven en blijkt o.a. uit de citaten uit het begrotingsdebat VWS van 23 oktober 2024 die hierboven zijn weergegeven) van de «NAVO-doelstellingen»4 die betrekking hebben op, of op een of andere manier gerelateerd zijn aan, «pandemische paraatheid»?
Deze vraag is eerder door het lid Van Houwelingen op 5 juni jl.16 en 14 juli jl.17 gesteld. Zoals toen reeds geantwoord is: er zijn geen NAVO-verplichtingen met betrekking tot pandemische paraatheid. Zodoende heeft dat logischerwijs ook nooit aan de orde kunnen zijn.
Wel vraagt de NAVO van bondgenoten om hun zorgsysteem zo in te richten dat dit voorbereid is op crisis en conflict, zodat de continuïteit van de zorg voor militairen en burgers te allen tijde in stand gehouden kan worden. Dat is een begrijpelijke vraag, want we moeten in een dergelijke situatie goed voor onze soldaten zorgen. Infectieziekten zijn een van de dreigingen waar de zorg zich tegen moet wapenen.
Deze inzet is in lijn met de kabinetsbrede brief «Weerbaarheid tegen hybride en militaire dreigingen» die 6 december 2024 door de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister van Defensie en de Staatssecretaris van Defensie aan uw Kamer is verzonden. Daarin wordt in samenhang uiteengezet wat een weerbare maatschappij inhoudt en welke opgave er ligt om deze te bereiken. De zorg maakt hier een belangrijk onderdeel van uit. In de uitwerking wordt rekening gehouden met verschillende dreigingen, zowel qua omvang als qua impact. Dit betreft (hybride) conflicten, natuurrampen of pandemieën.
Kunt u deze (simpele) vragen, waarvan de laatste inmiddels voor de derde keer schriftelijk gesteld zijn, uiterlijk binnen de normale termijn van drie weken en afzonderlijk beantwoorden?
Dat is me helaas niet gelukt.
De permanente vertegenwoordiging bij de Europese Unie |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Hoe vaak heeft, het afgelopen jaar, in de verschillende Vakraden, de Permanente Vertegenwoordiger een lid van het kabinet vervangen (en hoeveel Vakraden waren er in totaal gedurende deze periode)?
De Permanente Vertegenwoordiger kan een lid van het kabinet vervangen bij formele vergaderingen van de Raad van de Europese Unie, op verzoek van de betreffende bewindspersoon. Specifiek geldt dat de Permanente Vertegenwoordiger leden van het kabinet vervangt in de volgende Raadsformaties: de Raad Buitenlandse Zaken, de Raad Buitenlandse Zaken Handel, de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkeling, de Raad Buitenlandse Zaken Defensie, de Raad Algemene Zaken, Raad Algemene Zaken (Cohesie), de Raad Economische en Financiële Zaken en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken. Van 20 augustus 2024 t/m 19 augustus 2025 hebben in totaal 46 ministeriële bijeenkomsten van de Raad in deze formaties plaatsgevonden. De Permanente Vertegenwoordiger heeft bij 10 van die bijeenkomsten een lid van het kabinet vervangen. Voor de overige Raadsformaties geldt een vervangingsrelatie met de plaatsvervangend Permanente Vertegenwoordiger bij de Europese Unie. Voor de Europese Raad (staatshoofden of regeringsleiders) geldt dat vervanging door een andere lidstaat dient plaats te vinden.
Onderhandelt de Permanente Vertegenwoordiger die een lid van het kabinet vervangt in een Vakraad ook namens Nederland (met kabinetsleden van andere landen)?
Een lid van het kabinet dat lid is van een Raadsformatie en verhinderd is een zitting bij te wonen, kan zich laten vertegenwoordigen (artikel 4 van het Reglement van Orde van de Raad). In de praktijk gebeurt dat door de Permanente Vertegenwoordiger of zijn of haar plaatsvervanger, zoals ook in het antwoord op vraag 1 toegelicht. De Permanente Vertegenwoordiger draagt in deze hoedanigheid de standpunten uit van het kabinetslid dat hij vertegenwoordigt. In het geval van een stemming mag deze vertegenwoordiger geen stem uitbrengen. Voor het uitoefenen van het stemrecht kan een verhinderd kabinetslid enkel een ander lid van de Raadsformatie vragen om het stemrecht namens hem uit te oefenen (artikel 238 VWEU en artikel 11, lid 3 Reglement van Orde van de Raad).
Kan de Tweede Kamer de correspondentie toegestuurd krijgen tussen de Permanente Vertegenwoordiger bij de Europese Unie en het kabinet en tussen de Permanente Vertegenwoordiger bij de Europese Unie en de Europese Raad (en Vakraden) over het «chat control» voorstel, alsmede eerdere versies van dit voorstel, van de Europese Unie waarover 14 oktober gestemd zal gaan worden in de Europese Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-raad)?
De Permanente Vertegenwoordiger ondersteunt en vertegenwoordigt het kabinet bij verschillende EU-werkzaamheden op diverse manieren en momenten. Zo vertegenwoordigt hij het kabinet in het Comité van Permanente Vertegenwoordigers, waar de Vakraden, waaronder de JBZ-Raad, worden voorbereid. Dit geldt ook voor de EU-verordening ter voorkoming en bestrijding van online seksueel kindermisbruik, de «CSAM-Verordening», waar de Permanente Vertegenwoordiger op basis van vertrouwelijke instructies de Nederlandse positie uitdraagt.
De Kamer is meerdere malen over het inhoudelijke kabinetsstandspunt bij de CSAM-Verordening geïnformeerd, wat de basis voor de instructies vormt.1 De instructies maken deel uit van het diplomatieke verkeer. Om de Nederlandse onderhandelingspositie en de diplomatieke betrekkingen te beschermen kan ik deze niet met de Kamer delen. Er is over dit voorstel geen correspondentie bekend tussen de Permanente Vertegenwoordiger en de Europese Raad of het Secretariaat van de Raad.
Kan de Kamer deze correspondentie ontvangen voor een (eventueel) commissiedebat hierover (eind) volgende maand?
Zie antwoord vraag 3.
‘Intelligence gathered by the Dutch’ |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Judith Uitermark (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (NSC) |
|
|
|
|
Kan de Kamer, desnoods vertrouwelijk, de informatie die de AIVD heeft gedeeld met de Amerikaanse inlichtingendiensten en waar Shellenberger in dit interview in minuut zes naar verwijst als «intelligence gathered by the Dutch» ontvangen?1 Zo nee, waarom niet?
Indien er aanleiding is om de Kamer op de hoogte te stellen van specifieke inlichtingen, dan gebeurt dat via de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten.
De effectiviteit van mRNA vaccins |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Daniëlle Jansen (NSC) |
|
|
|
|
Is het waar dat de Amerikaanse Minister van volksgezondheid, op 6 augustus 2025, in een toespraak gericht tot het Amerikaanse volk het volgende heeft gezegd: «HHS [het Amerikaanse Ministerie van volksgezondheid] has determined that mRNA technology poses more risk than benefits for these respiratory viruses.»?1
Dit is een correcte weergave van de inhoud van de video.
Is het waar dat het Amerikaanse Ministerie van volksgezondheid 22 projecten (met een totaal budget van een half miljard dollar) voor het ontwikkelingen van mRNA-vaccins heeft stopgezet?
Zie antwoord vraag 1.
Kan uit dit alles geconcludeerd worden dat, volgens het Amerikaanse Ministerie van volksgezondheid, de (Corona) mRNA vaccins niet «veilig en effectief» zijn? Zo nee, waarom zegt de Amerikaanse Minister van volksgezondheid dan dat er «meer risico’s dan voordelen» zijn en waarom zet hij 22 projecten voor de ontwikkeling van mRNA-vaccins stop?
Er is wereldwijde wetenschappelijke consensus over de veiligheid en effectiviteit van de COVID-19-vaccins. Ik ben geen commentator noch politiek duider en ga de standpunten en het beleid van het Amerikaanse Ministerie van Volksgezondheid dan ook niet becommentariëren.
Zijn volgens u (Corona) mRNA vaccins op dit moment, op basis van de laatste stand van de wetenschap, «veilig en effectief»?
Ja.
Kunt u deze vragen binnen drie weken beantwoorden?
Ja.
De antwoorden op schriftelijke vragen 'NAVO-verplichtingen' met betrekking tot 'pandemische paraatheid' |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Daniëlle Jansen (NSC) |
|
|
|
|
U schrijft in antwoord op Kamervragen (2025Z11435) dat er geen «NAVO-verplichtingen» zijn op het gebied van pandemische paraatheid maar waarom heeft uw ambtsvoorganger dit, bijvoorbeeld bij de plenaire begrotingsbehandeling VWS afgelopen oktober, dan keer op keer letterlijk zo gezegd in de Kamer?
Er zijn mij geen letterlijke uitspraken van mijn ambtsvoorganger in uw Kamer bekend over NAVO-verplichtingen op het gebied van pandemische paraatheid. Zie ook het stenogram van de begrotingsbehandeling van VWS op 23 oktober jl.1.
Deelt u de mening dat de uitspraken van uw ambtsvoorganger, in het begrotingsdebat, maar ook later bijvoorbeeld bij Ongehoord Nederland («Aan NAVO-verplichtingen zijn we gehouden», «daar zal ik mee moeten dealen», «De oud-premier heeft deze afspraken [met de NAVO] getekend dus wij houden ons eraan» enzovoort, enzovoort) er sterk op wijzen dat uw ambtsvoorganger (terecht of ten onrechte, dat doet er verder niet toe) blijkbaar van mening was dat deze NAVO-doelstellingen voor haar «verplichtingen» waren? Zo nee, waarom niet? Al deze formuleringen van uw ambtsvoorganger, meermaals en op verschillende momenten gedaan, terug te vinden in de Handelingen van de Kamer of na te luisteren bij de NPO, zijn toch overduidelijk niet vrijblijvend maar dwingend geformuleerd?
Zoals ook aangegeven in eerdere beantwoording van vragen van het lid Van Houwelingen2 en het lid Dekker3, heeft het kabinet Schoof zich gecommitteerd aan gemaakte NAVO-afspraken, derhalve zijn deze politiek bindend.
Begrijpt u dat het daarom dus voor de Kamer belangrijk is erachter te komen op welke wijze (vrijblijvend of dwingend) uw ambtsvoorganger (in ieder geval door de NCTV maar wellicht ook door andere instellingen) is geïnformeerd over de «NAVO-doelstellingen» (u wil de vraag immers blijkbaar niet beantwoorden als ik net zoals uw ambtsvoorganger spreek over «NAVO-verplichtingen») die op een of andere manier raken aan pandemische paraatheid?
Net als mijn ambtsvoorganger neem ik uw Kamer en diens taken zeer serieus. Dat doe ik onder andere door vragen naar eer en geweten te beantwoorden.
Wederom de vraag, waar, wanneer, door wie en op welke wijze (mondeling en/of schriftelijk, wel of niet vertrouwelijk etc.) is uw ambtsvoorganger na haar aantreden op de hoogte gesteld van de «NAVO-doelstellingen» die betrekking hebben op of op een of andere manier gerelateerd zijn aan «pandemische paraatheid»?
Zoals ook aangegeven in een eerdere beantwoording van vragen van het lid Van Houwelingen4, zijn er geen NAVO-verplichtingen met betrekking tot pandemische paraatheid. Zodoende heeft dat logischerwijs ook nooit aan de orde kunnen zijn op welk moment en op welke wijze dan ook.
Wel vraagt de NAVO van bondgenoten om hun zorgsysteem zo in te richten dat dit voorbereid is op crisis en conflict, zodat de continuïteit van de zorg voor militairen en burgers te allen tijde in stand gehouden kan worden. Dat is een begrijpelijke vraag, want we moeten in een dergelijke situatie goed voor onze soldaten zorgen.
Infectieziekten zijn een van de dreigingen waar de zorg zich tegen moet wapenen.
Deze inzet is in lijn met de kabinetsbrede brief «Weerbaarheid tegen hybride en militaire dreigingen» die 6 december 2024 aan de Kamer is verzonden. Daarin wordt in samenhang uiteengezet wat een weerbare maatschappij inhoudt en welke opgave er ligt om deze te bereiken. De zorg maakt hier een belangrijk onderdeel van uit. In de uitwerking wordt rekening gehouden met verschillende dreigingen, zowel qua omvang als qua impact: (hybride) conflicten, natuurrampen of pandemieën.
Kan u deze vragen afzonderlijk en binnen de normale termijn van drie weken beantwoorden?
Helaas is mij dat niet gelukt.
Het IPCC en weersextremen |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Is het correct dat op pagina 1585 van het laatste rapport van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC)1 het volgende staat: «There is low confidence in most reported long-term (multi-decadal to centennial) trends in TC frequency- or intensity-based metrics due to changes in the technology used to collect the best-track data.»?
Ja.
Wat betekent deze bewering van het IPCC? Beweert het IPCC hier niet mee dat er «weinig vertrouwen» («low confidence») is dat de frequentie en intensiteit van orkanen zou zijn toegenomen? Zo nee, wat staat er volgens u dan wel?
Zoals door IPCC in de zin na de geciteerde tekst wordt aangegeven mag deze bevinding niet worden geïnterpreteerd als dat er geen trends in de fysieke waarnemingen zijn. Wel betekent het dat de kwaliteit en/of tijdsduur van de waarnemingen nog onvoldoende zijn om een robuuste trend vast te kunnen stellen, met name door de variabiliteit op multi-decadaletijdschaal. Om die reden is er nog «weinig vertrouwen» («low confidence») dat de frequentie en intensiteit van orkanen zou zijn toegenomen.
Is het correct dat op pagina 1569 van het laatste IPCC-rapport het volgende staat: «In summary there is low confidence in the human influence on the changes in high river flows on the global scale.»?
Ja.
Wat betekent deze bewering van het IPCC? Beweert het IPCC hier niet mee dat er «weinig vertrouwen» («low confidence») is dat veranderingen in overstromingen door mensen zouden worden veroorzaakt?
IPCC geeft aan dat extreme neerslagvoorvallen een belangrijke, maar niet de enige factor is die van invloed is op het optreden van overstromingen van rivieren. Het IPCC geeft ook aan dat er – voorafgaand aan het AR6 WG I rapport van 2021 – maar weinig studies waren die specifiek naar de attributie van langetermijnveranderingen in overstromingen hadden gekeken. Om die reden (het feit dat er maar weinig studies zijn) stelt het IPCC in het AR6-rapport dat er «weinig vertrouwen» («low confidence») is dat veranderingen in overstromingen door menselijke klimaatverandering zouden worden veroorzaakt. Sindsdien zijn daarover veel meer studies verschenen, die in het 7e IPCC assessment rapport zullen worden meegenomen2.
Bent u (nog steeds) van mening dat er meer weersextremen zijn en dat dit wordt veroorzaakt door mensen? Zo ja, kunnen we daaruit dan concluderen dat u het IPCC niet zo serieus neemt?
Ja en dat is geheel in lijn met wat IPCC stelt. Door IPCC is in haar AR6 WG 1 rapport al aangegeven dat door de mens veroorzaakte klimaatverandering een vaststaand feit is en door klimaatverandering extreem weer wereldwijd is toegenomen en bij voortgaande klimaatverandering zal blijven toenemen. Zoals verwoord in hetzelfde hoofdstuk 11 op pagina 1517:
«Het is een vaststaand feit dat door de mens veroorzaakte uitstoot van broeikasgassen heeft geleid tot een verhoogde frequentie en/of intensiteit van bepaalde weers- en klimaatextremen sinds de pre-industriële tijd, met name wat betreft temperatuurextremen.»; en in de beleidssamenvatting onder A.3
«Door de mens veroorzaakte klimaatverandering heeft al invloed op veel weer- en klimaatextremen in elke regio ter wereld. Het bewijs van waargenomen veranderingen in extremen zoals hittegolven, hevige neerslag, droogtes en tropische cyclonen, en met name de toeschrijving ervan aan menselijke invloed, is sinds AR5 sterker geworden.»; en onder B2.2. «Met elke verdere toename van de opwarming van de aarde worden de veranderingen in extremen steeds groter.(…).»
Palantir |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Judith Uitermark (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (NSC) |
|
|
|
|
Welke organisatieonderdelen binnen uw ministerie maken/maakten direct gebruik van of hebben/hadden toegang tot Palantir-software?1
Uit een inventarisatie binnen BZK blijkt dat er geen gebruik wordt gemaakt van Palantir-software. Over de werkwijze van het BZK-onderdeel AIVD worden in het openbaar geen uitspraken gedaan.
Zijn er buiten de «Raffinaderij» nog andere projecten of initiatieven (geweest) die gebruik maken/maakten van Palantir-software? Zo ja, welk organisatieonderdeel ontplooit/ontplooide dat initiatief en onder welke projectnaam of titel?
Ten aanzien van de zogenoemde «Raffinaderij» geldt dat dit een programma betreft dat buiten het domein van BZK valt. Daarnaast verwijs ik u graag naar de beantwoording van schriftelijke Kamervragen door de Minister van Justitie en Veiligheid.2
Welke organisatieonderdelen (onder organisatieonderdelen worden ook samenwerkingsverbanden als het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum, Landelijk Informatie- en Expertisecentrum, infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen, etc. verstaan) en/of functionarissen maken/maakten gebruik van of hebben/hadden toegang tot de informatieproducten uit de «Raffinaderij» en/of Palantir-software?
Zie het antwoord op vraag 2
Zijn er organisatieonderdelen die onder uw ministeriële verantwoordelijkheid vallen die data delen met de «Raffinaderij» of andere Palantir-gerelateerde initiatieven? Zo ja, welke organisatieonderdelen zijn dat?
Zie het antwoord op vraag 2.
Kunnen de vragen binnen drie weken en afzonderlijk beantwoord worden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk en afzonderlijk beantwoord.
NAVO-doelstellingen en Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Ruben Brekelmans (minister defensie) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de bewering van de heer Bevers dat de geheime NAVO-doelstellingen, waarvan u eerder aan de Kamer heeft laten weten dat ze door de NAVO zijn gerubriceerd als geheim, mogelijk wel bekend zijn bij de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten?1
Bent u bekend met de bewering van de heer Bevers dat de geheime NAVO-doelstellingen, waarvan u eerder aan de Kamer heeft laten weten dat ze door de NAVO zijn gerubriceerd als geheim, mogelijk wel bekend zijn bij de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten.
Is dit het geval? Is de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten wellicht wél op de hoogte van deze geheime NAVO-doelstellingen?
In het openbaar kan ik hier geen uitspraken over doen, omdat het staatsgeheim gerubriceerd is wat er met de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten wordt besproken.
Indien dit het geval is, kunt u de geheime NAVO-doelstellingen dan, in vertrouwen, aan de gehele Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
Bij de NAVO-top 2023 in Vilnius hebben de NAVO-lidstaten zich gecommitteerd aan de NAVO Resilience Objectives, dit is terug te vinden in het Vilnius Summit Communiqué.De onderliggende stukken van de NAVO Resilience Objectives zijn weergegeven in een onderliggend document dat niet openbaar is. De Nederlandse staat kan niet zonder toestemming van de NAVO besluiten om op verzoek van de Tweede Kamer de NAVO Resilience Objectives openbaar te maken. De Minister van Justitie en Veiligheid zal in het najaar in overleg treden met de NAVO om mogelijkheden te bespreken om aanvullende informatie aan uw Kamer te doen toekomen.
Palantir |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Daniëlle Jansen (NSC) |
|
|
|
|
Welke organisatieonderdelen binnen uw ministerie maken/maakten direct gebruik van of hebben/hadden toegang tot de Palantir software?1
Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) maakt geen gebruik van Palantir-software.
Zijn er buiten de «Raffinaderij» nog andere projecten of initiatieven (geweest) die gebruik maken/maakten van Palantir software? Zo ja, welk organisatieonderdeel ontplooit/ontplooide dat initiatief en onder welke projectnaam of titel?
Ten aanzien van de zogenoemde «Raffinaderij» geldt dat dit een programma betreft dat buiten het domein van VWS valt. Daarnaast verwijs ik u graag naar de beantwoording van schriftelijke Kamervragen door de Minister van Justitie en Veiligheid.2
Welke organisatieonderdelen, daaronder worden ook verstaan samenwerkingsverbanden als het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC), het Landelijk Informatie- en Expertisecentrum (LIEC), de infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (iCOV) etc. en/of functionarissen maken/maakten gebruik van of hebben/hadden toegang tot de informatieproducten uit de «Raffinaderij» en/of Palantir software?
Zie het antwoord op vraag 2
Zijn er organisatieonderdelen die onder uw ministeriële verantwoordelijkheid vallen die data delen met de «Raffinaderij» of andere Palantir-gerelateerde initiatieven? Zo ja, welke organisatieonderdelen zijn dat?
Zie het antwoord op vraag 2.
Kunnen de vragen binnen drie weken en afzonderlijk beantwoord worden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk en afzonderlijk beantwoord.
Palantir |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Welke organisatieonderdelen binnen uw ministerie maken/maakten gebruik van of hebben/hadden toegang tot de Palantir software?1
Palantir is een technologiebedrijf dat gespecialiseerd is in software voor databeheer en -analyse. Organisaties maken onder andere van Palantir software gebruik om grote hoeveelheden data vanuit verschillende databronnen met elkaar te integreren. Deze data-integratie leidt tot inzicht/overzicht, waarmee complexe vraagstukken kunnen worden behandeld.
De politie gebruikt de software van Palantir enkel binnen de zogenaamde «Raffinaderij». «De Raffinaderij» is een analyseomgeving waar Palantir onderdeel van uitmaakt. Deze wordt alleen aangewend voor de bestrijding van zware en georganiseerde criminaliteit en het voorkomen van aanslagen.
Over het (kortstondige) gebruik van Palantir software door de zes zuidelijke Veiligheidsregio’s ten behoeve van informatiegestuurde veiligheid is uw Kamer op 21 juni 2021 geïnformeerd.2 Dit gebruik is reeds in 2021 beëindigd en was op geen enkele wijze gelieerd aan de analyseomgeving «de Raffinaderij». Alleen openbare en publiek toegankelijke data zijn door zes Veiligheidsregio’s gebruikt. Palantir had geen toegang tot data van de veiligheidsregio’s.
In het Nieuw Rechts artikel «Hoe de Nederlandse overheid stilletjes een politiestaat optuigt met Palantir» van 10 juli 2025 wordt geschreven dat NCTV nauw samenwerkt met Palantir. Er is in het heden of verleden geen actief gebruik van Palantir (licenties) bij het organisatieonderdeel NCTV.
Uit de uitgevoerde inventarisatie naar Palantir software gebruik binnen mijn ministerie is tot op heden geen andere aanwending van deze software gebleken.
Zijn er buiten de «Raffinaderij» nog andere projecten of initiatieven (geweest) die gebruik maken/maakten van Palantir software? Zo ja, welk organisatieonderdeel ontplooit/ontplooide dat initiatief en onder welke projectnaam of titel?
Nee, zie voor een uitgebreide toelichting de beantwoording van de eerste vraag.
Welke organisatieonderdelen (waaronder ook samenwerkingsverbanden als de Regionale Informatie- en Expertisecentra (RIEC's), Landelijk Informatie- en Expertisecentrum (LIEC), infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (iCOV), etc.) en /of functionarissen maken/maakten gebruik van of hebben/hadden toegang tot de informatieproducten uit de «Raffinaderij» en / of Palantir software?
Behoudens de politie en de zes veiligheidsregio’s3 in het verleden maken organisatieonderdelen van het Ministerie van Justitie & Veiligheid en/of aan Justitie & Veiligheid gelieerde samenwerkingsverbanden (waaronder de Regionale Informatie- en Expertisecentra, het Landelijk Informatie- en Expertisecentrum, en de infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen) geen gebruik van Palantir software.
Alleen de politie maakt gebruikt van de analyseomgeving «de Raffinaderij». Geen andere organisatieonderdelen van het Ministerie van Justitie & Veiligheid dan de politie en geen andere functionarissen dan de politiefunctionarissen hebben nu en/of hadden in het verleden toegang tot de analyseomgeving «de Raffinaderij».
Informatieproducten afkomstig uit de analyseomgeving «de Raffinaderij» worden niet gedeeld met partijen buiten de politie. Wel kan het zijn als op basis van een signaal afkomstig uit een informatieproduct vanuit de analyseomgeving «de Raffinaderij» sprake blijkt van hetzij een concrete verdenking van zware en georganiseerde criminaliteit dan wel een hoge kans op aanslagen dat de politie op basis van dit signaal op casuïstiek niveau contact legt met haar ketenpartners.
Zijn er organisatieonderdelen die onder uw ministeriële verantwoordelijkheid vallen die data delen met de «Raffinaderij» of andere Palantir-gerelateerde initiatieven, en zo ja, welke organisatieonderdelen zijn dat?
De politie ontvangt of ontving ten aanzien van de analyseomgeving «de Raffinaderij» geen data van andere organisatieonderdelen.
Vice versa hebben en/of hadden geen andere organisatieonderdelen of functionarissen dan de politie toegang tot de analyseomgeving «de Raffinaderij» of hebben nu en/of hadden die in het verleden toegang tot de informatieproducten uit deze analyseomgeving.
Onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie en Veiligheid vallen geen andere organisatieonderdelen die andere Palantir-gerelateerde initiatieven hebben of hadden lopen.
Uit vrijgegeven Wet open overheid (Woo)-documenten blijkt dat de verwerving van de Palantir software heimelijk heeft plaatsgevonden; klopt het dat hierdoor regels voor een openbare aanbesteding niet zijn gevolgd?
De heimelijke verwerving heeft in 2018 plaatsgevonden met een beroep op art. 2.23, lid 1 sub e van de AW 2012. Deze bepaling stelt dat de aanbestedingsregels niet van toepassing zijn op overheidsopdrachten voor leveringen, diensten of werken die geheim zijn verklaard, of waarvan de uitvoering met bijzondere veiligheidsmaatregelen gepaard moet gaan, of indien bescherming van wezenlijke belangen van Nederland dit vereist. Zie voorts beantwoording van vraag 6.
Wat waren de redenen voor het heimelijk verwerven van de Palantir software?
De redenen voor het heimelijk verwerven waren:
Kunnen de vragen afzonderlijk en binnen drie weken worden beantwoord?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Palantir |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Eelco Heinen (minister financiën, minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Welke organisatieonderdelen binnen uw ministerie maken/maakten direct gebruik van of hebben/hadden toegang tot de Palantir software?1
Uit de uitgevoerde inventarisatie binnen het Ministerie van Financiën is gebleken dat organisatieonderdelen geen direct gebruik maken of hebben gemaakt van Palantir-software, noch toegang hebben gehad tot Palantir-software. Voor zover bekend zijn er geen projecten of initiatieven binnen het ministerie die gebruikmaken of hebben gemaakt van Palantir-software.
Zijn er buiten de «Raffinaderij» nog andere projecten of initiatieven (geweest) die gebruik maken/maakten van Palantir software? Zo ja, welk organisatieonderdeel ontplooit/ontplooide dat initiatief en onder welke projectnaam of titel?
Zie antwoord vraag 1.
Welke organisatieonderdelen (onder organisatieonderdelen worden ook samenwerkingsverbanden als het RIEC, LIEC, iCOV, etc. verstaan) en/of functionarissen maken/maakten gebruik van of hebben/hadden toegang tot de informatieproducten uit de «Raffinaderij» en/of Palantir software?
Organisatieonderdelen van het Ministerie van Financiën ontvangen en delen informatie en signalen met ketenpartners binnen de geldende wettelijke kaders, deze levering vindt niet direct in Palantir plaats. De ketenpartners zijn zelf verantwoordelijk voor de selectie van hun software. De opname van de door Financiën geleverde informatie in een analysesysteem zoals Palantir door een ketenpartner valt daarmee buiten de verantwoordelijk van het Ministerie van Financiën.
De Minister van Justitie en Veiligheid geeft in de beantwoording op Kamervragen over Palantir2 aan dat de RIEC’s, het LIEC en iCOV geen gebruik maken van Palantir-software of informatieproducten daaruit, en andere functionarissen dan de politiefunctionarissen geen toegang daartoe hebben nu en/of hadden in het verleden. Daarnaast ontvangt of ontving de politie in relatie tot de analyseomgeving «de Raffinaderij» geen data van andere organisatieonderdelen.
Zijn er organisatieonderdelen die onder uw ministeriële verantwoordelijkheid vallen die data delen met de «Raffinaderij» of andere Palantir-gerelateerde initiatieven? Zo ja, welke organisatieonderdelen zijn dat?
Zie antwoord vraag 3.
Kunnen de vragen binnen drie weken en afzonderlijk beantwoord worden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Palantir |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Ruben Brekelmans (minister defensie) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Welke organisatieonderdelen binnen uw ministerie maken/maakten direct gebruik van of hebben/hadden toegang tot de Palantir-software?1
Vanwege de vertrouwelijkheid kan ik niet delen welke specifieke organisatieonderdelen binnen Defensie gebruik maken van de Palantir-software. Deze vertrouwelijkheid komt voort uit het moeten afschermen van capaciteiten van Defensie om hiermee de veiligheid en effectiviteit van Defensiepersoneel te vergroten in hun taakuitoefening.
Wel kan ik bevestigen dat binnen de Nederlandse krijgsmacht gebruik wordt gemaakt van de Palantir-software in het kader van interoperabiliteit tussen NAVO-partners tijdens militaire inzet.
Zijn er buiten de «Raffinaderij» nog andere projecten of initiatieven (geweest) die gebruik maken/maakten van Palantir-software, zo ja, welk organisatieonderdeel ontplooit/ontplooide dat initiatief en onder welke projectnaam of titel?
Ten aanzien van de zogenoemde «Raffinaderij» geldt dat dit een programma betreft dat buiten Defensie valt. Defensie is dan ook niet betrokken bij de totstandkoming of toepassing van dit programma en maakt er geen gebruik van. Verder verwijs ik u graag naar de beantwoording van schriftelijke Kamervragen door de Minister van Justitie en Veiligheid2.
Welke organisatieonderdelen (onder organisatieonderdelen worden ook samenwerkingsverbanden als het RIEC, LIEC, iCOV, etc. verstaan) en / of functionarissen maken/maakten gebruik van of hebben/hadden toegang tot de informatieproducten uit de «Raffinaderij» en / of Palantir-software?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er organisatieonderdelen die onder uw ministeriële verantwoordelijkheid vallen die data delen met de «Raffinaderij» of andere Palantir-gerelateerde initiatieven, en zo ja, welke organisatieonderdelen zijn dat?
Er zijn geen organisatieonderdelen binnen Defensie die data delen met het programma «Raffinaderij». Dit programma valt buiten het domein van Defensie.
Binnen Defensie wordt Palantir-software uitsluitend ingezet in het eerder genoemde kader van militaire operaties en NAVO-interoperabiliteit. De toepassing daarvan vindt plaats binnen Defensiespecifieke projecten en met inachtneming van de geldende wet- en r49egelgeving, waaronder de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
Kunnen de vragen binnen drie weken en afzonderlijk beantwoord worden?
De beantwoording wordt op de eerste dag na het zomerreces verzonden aan de Kamer.
Palantir |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Tieman |
|
|
|
|
Welke organisatieonderdelen binnen uw ministerie maken/maakten direct gebruik van of hebben/hadden toegang tot de Palantir-software?1
Navraag bij de onderdelen van het Ministerie van IenW inclusief de onder dit departement vallende ZBO’s leert dat Palantir daar niet in gebruik is of is geweest.
Zijn er buiten de «Raffinaderij» nog andere projecten of initiatieven (geweest) die gebruik maken/maakten van Palantir-software? Zo ja, welk organisatieonderdeel ontplooit/ontplooide dat initiatief en onder welke projectnaam of titel?
Dit is niet aan de orde bij het Ministerie Infrastructuur en Waterstaat of een van de onder verantwoordelijkheid van het ministerie vallende onderdelen.
Welke organisatieonderdelen (onder organisatieonderdelen worden ook samenwerkingsverbanden als RIEC's (Regionaal Informatie- en Expertisecentra), LIEC (Landelijk Informatie- en Expertisecentrum), iCOV (infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen), etcetera verstaan) en/of functionarissen maken/maakten gebruik van of hebben/hadden toegang tot de informatieproducten uit de «Raffinaderij» en/of Palantir-software?
Zie de antwoorden op vraag 1 en 2. Voor wat betreft informatie over specifiek de «Raffinaderij» wordt verwezen naar de beantwoording van deze vragen door de Minister van Justitie en Veiligheid (2025Z14552).
Zijn er organisatieonderdelen die onder uw ministeriële verantwoordelijkheid vallen die data delen met de «Raffinaderij» of andere Palantir-gerelateerde initiatieven? Zo ja, welke organisatieonderdelen zijn dat?
Nee.
Kunnen de vragen binnen drie weken en afzonderlijk beantwoord worden?
Vanwege het zomerreces en de benodigde afstemming heeft de beantwoording iets meer tijd gekost dan drie weken.
Vaccineffectiviteit en vaccinveiligheid |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Judith Tielen (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Is het u bekend dat een epidemioloog van het RIVM, als medeauteur, heeft meegewerkt aan de in de voetnoot genoemde studie1?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de resultaten van deze studie?
Ja.
Wat vindt u van de conclusie van de auteurs dat «niet gemeten confounders» en mogelijk «misclassificatie-effecten» de vaccin-effectiviteit (VE) waarschijnlijk kunstmatig hebben verhoogd? Deelt u de conclusie dat op basis daarvan kan worden gesteld dat de door de RIVM eerder gerapporteerde VE waarschijnlijk te rooskleurig is voorgesteld?
Nee, die conclusie deel ik niet. In wetenschappelijke artikelen en rapporten van het RIVM is beschreven dat de vaccin-effectiviteitschattingen beïnvloed kunnen zijn door ongemeten confounding en misclassificatie. Zo heeft het RIVM volop aandacht besteed aan misclassificatie door incompleetheid van het vaccinatieregister CIMS door informed consent, zie Van Werkhoven et al.2. Ook wordt dit besproken in het paper door De Gier et al. in het wetenschappelijke tijdschrift Vaccine 3. In de discussie van dit artikel wordt beschreven dat ongemeten confounding waarschijnlijk een overschatting van vaccineffectiviteit zal geven, en misclassificatie een onderschatting. Een vorm van ongemeten confounding wordt soms aangeduid als «healthy vaccinee bias», wat ook wordt omschreven in het artikel van De Gier et al.4. De misclassificatie die wordt onderzocht in het paper door Humphreys et al. gaat over het tijdsinterval tussen data-input en -extractie, welke een bescheiden effect heeft op vaccin-effectiviteitschattingen.
Kunt u zich het oversterfte-onderzoek2 van prof. Meester, dr. Bakker en dr. Walk nog herinneren?
Ja.
Kunt u zich nog herinneren dat u van mening was dat er twijfels waren aan de expertise van de auteurs van die studie en dat u hun rapport daarom naast u neerlegde?
Mijn ambtsvoorganger heeft deze uitspraak gedaan tijdens het commissiedebat Oversterfte van 20 februari jl. Hij baseerde zijn uitspraak op een oordeel van ZonMw in het kader van een subsidieoproep voor het onderzoeksprogramma naar redenen en oorzaken van oversterfte in de coronacrisis. De auteurs hadden een onderzoeksvoorstel ingediend dat inhoudelijk overeenkwam met een gedeelte van het rapport. De aanvraag was door ZonMw niet gehonoreerd omdat er onder andere twijfels waren over de uitvoerbaarheid van het onderzoek in de beschikbare tijd en de expertise van de onderzoekers. Dit oordeel benoemen de auteurs zelf in hun rapport en mijn ambtsvoorganger refereerde hiernaar.
Dit was echter niet de voornaamste reden om het rapport niet te betrekken bij de beleidsvorming. De onderzoekers concluderen in hun studie onder meer dat er een mogelijke relatie is tussen de COVID-19-vaccins en oversterfte. Voor het maken van het beleid omtrent vaccinaties laat ik mij adviseren door, onder andere, de Gezondheidsraad. De raad baseert haar advies op de laatste wetenschappelijke inzichten die zij nauwlettend in de gaten houdt. Daarnaast verzamelt, registreert en onderzoekt Lareb meldingen van mogelijke bijwerkingen. Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen beoordeelt de werkzaamheid en veiligheid van het vaccin en neemt maatregelen als dat nodig is. De breed gedragen wetenschappelijke consensus is dat COVID-19-vaccinatie veilig is en zeer veel overlijdens heeft voorkomen. Dit betekent niet dat geluiden die tegen de wetenschappelijke consensus in gaan, worden genegeerd. Het rapport van prof. Meester, dr. Bakker en dr. Walk is echter vanaf het moment van publicatie controversieel en is (nog) niet peerreviewed. Ik vertrouw erop dat de adviezen aan mij worden aangepast als blijkt dat dit nodig is.
Kunt u verklaren waarom deze drie auteurs – met volgens u een twijfelachtige expertise – veel eerder tot dezelfde conclusie kwamen als de zojuist aangehaalde onderzoeker van het RIVM in het artikel genoemd in de eerste voetnoot, namelijk dat er sterke confounding en misclassificatie was waardoor de VE van de Covid-19 vaccins waarschijnlijk sterk overschat wordt?
Zie mijn antwoord op vraag 3. Reeds bij publicatie van het RIVM-onderzoek in een peerreviewed wetenschappelijk tijdschrift is ongemeten confounding en misclassificatie uitgebreid besproken. De inzichten van de drie auteurs zijn niet nieuw.
Hoe kijkt u nu terug op uw uitspraak met betrekking tot het oversterfte-onderzoek van prof. Meester, dr. Bakker en dr. Walk, temeer deze auteurs zelf grotendeels de financiering voor hun rapport moesten verzorgen?
Waarom komt deze bevinding niet terug in rapporten van het RIVM, zeker nu een onderzoeker van het RIVM zelf tot een vergelijkbare conclusie is gekomen?
Zie het antwoord op vraag 3. In RIVM-onderzoeken is ongemeten confounding en misclassificatie altijd erkend. Dit zijn geen nieuwe inzichten.
Gaat u het Nederlandse volk voorlichten over deze resultaten of laat u het volk in de veronderstelling dat de vaccins tegen Covid-19 mensen (bijna) onsterfelijk maken, zoals de rapporten van het RIVM en CBS (en later ook NIVEL) suggereren?
De rapporten van het RIVM, CBS en NIVEL suggereren zeker niet dat vaccins tegen COVID-19 mensen (bijna) onsterfelijk maken en ik heb niet de impressie dat de Nederlandse bevolking deze veronderstelling heeft. De studies van het RIVM en uitgebreide internationale peerreviewed literatuur concluderen wel dat de COVID-19-vaccins zeer veel sterfte hebben voorkómen. Ik zie geen aanleiding om deze boodschap aan te passen.
Legt u dit onderzoek, waarvan een prominente medewerker van het RIVM coauteur is, ook weer naast u neer zoals u eerder deed bij het oversterfte-onderzoek van prof. Meester, dr. Bakker en dr. Walk?
Zoals ik noemde bij het antwoord op vraag 5 laat ik mij door verschillende instanties adviseren als het gaat om vaccinaties. Ik vertrouw erop dat de adviezen aan mij worden aangepast als dat uit studies noodzakelijk blijkt. Ditzelfde principe geldt ook voor het rapport van prof. Meester, dr. Bakker en dr. Walk. Dit is niet noodzakelijk gebleken.
Het artikel 'Rates of succesful conceptions according to COVID-19 vaccination status: Data from the Czech Republic' |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Daniëlle Jansen (NSC) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het wetenschappelijk artikel getiteld «Rates of succesful conceptions according to COVID-19 vaccination status: Data from the Czech Republic' dat is verschenen op 19 juni 2025 in het tijdschrift «International Journal of Risk & Safety in Medicine»?1
Ja.
Bent u bekend met de conclusie van deze studie: «In Tsjechië waren de percentages succesvolle concepties aanzienlijk lager bij vrouwen die vóór een succesvolle conceptie tegen COVID-19 waren gevaccineerd dan bij vrouwen die niet waren gevaccineerd»?
Ja.
Baart deze conclusie u wellicht zorgen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het onderzoek toont aan dat succesvolle geboortecijfers in juni 2021 – maart 2023 bij Tsjechische vrouwen in de leeftijd van 18–39 jaar lager waren bij gevaccineerde vrouwen dan bij niet-gevaccineerde vrouwen, maar hierbij is, zoals de onderzoekers zelf in hun onderzoek aangeven, niet gecorrigeerd voor andere factoren die hierbij een rol kunnen spelen, zoals leeftijd, inkomen, leefstijl, gezinsgrootte et cetera.2 Bovendien vermelden de auteurs dat de dalende fertiliteit in meerdere landen wordt waargenomen en dit geassocieerd wordt met onder andere economische instabiliteit en sociale ongelijkheden.3
Worden op dit moment in Nederland ook (jonge) vrouwen (met wellicht een kinderwens), bijvoorbeeld (jonge) vrouwen die in de zorg werken en direct contact hebben met kwetsbare patiënten, gevaccineerd tegen Covid?
Op dit moment wordt vaccinatie tegen COVID-19 in Nederland aanbevolen aan kwetsbare doelgroepen, waaronder ouderen, mensen met een afweerstoornis en personen die behoren tot de medisch hoog-risicogroepen en zorgmedewerkers die contact hebben met mensen met een medisch hoog risico. In de laatste groepen kunnen ook (jonge) vrouwen zitten met een kinderwens.
Indien dit het geval is, vindt u het verstandig hiermee door te gaan in het licht van de conclusie van de hierboven aangehaalde wetenschappelijke studie? Zo ja, waarom?
De besluitvorming over welke doelgroepen in aanmerking komen voor vaccinatie, wordt gebaseerd op adviezen van de Gezondheidsraad. Deze adviezen zijn gestoeld op de meest recente wetenschappelijke inzichten. Er zijn geen wetenschappelijke aanwijzingen dat COVID-19-vaccinaties op de langere termijn bijwerkingen veroorzaken die zouden moeten leiden tot een andere afweging met betrekking tot de inzet van vaccins.
Zouden (jonge) vrouwen (met een kinderwens) in het kader van «informed consent» niet op zijn minst vanaf nu erop gewezen moeten worden dat de kans op een toekomstige succesvolle zwangerschap (waarschijnlijk of mogelijk) afneemt als men zich laat vaccineren tegen Covid? Zo nee, waarom niet?
Zoals eerder aangegeven in de antwoorden op schriftelijke vragen van Van Haga van 8 september 20224 kan iedereen via verschillende (online) kanalen informatie vinden over de COVID-19-vaccinaties en de mogelijke bijwerkingen die kunnen optreden als zij dit willen. Daarnaast staan mogelijke bijwerkingen beschreven in de bijsluiters van de vaccins, welke te vinden zijn op de website van het CBG. Deze bijsluiters worden geüpdatet op het moment dat er nieuwe bijwerkingen aan het licht komen. Overige informatie over bijwerkingen en de voordelen en risico’s van de vaccinaties zijn te vinden op de websites van de rijksoverheid, Lareb, het RIVM en het CBG. Er is op dit moment geen wetenschappelijk bewijs dat COVID-19-vaccinatie de kans op een succesvolle zwangerschap verlaagt. Daarom is er in het kader van «informed consent» geen aanleiding om vrouwen met een kinderwens specifiek te waarschuwen voor een mogelijk verminderde vruchtbaarheid na vaccinatie.
De auteurs van de hierboven aangehaalde studie raden aan aanvullend onderzoek te doen naar de mogelijke effecten van de Coronavaccins op de (menselijke) vruchtbaarheid, bent u bereid (bijvoorbeeld door ZonMw) hiernaar onderzoek te laten doen? Zo nee, waarom niet?
Zoals eerder aangegeven in de antwoorden op schriftelijke Kamervragen van Van Meijeren op 31 december 20245 is en wordt de veiligheid van COVID-19-vaccins uitgebreid onderzocht en beoordeeld door verschillende onafhankelijke wetenschappelijke instanties, waaronder het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) en de Gezondheidsraad. Ik zie geen aanleiding om extra onderzoek te laten uitvoeren.
Het medeondertekenen door de minister van Defensie van de beantwoording op vragen van het lid Dekker (2025Z01466) |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Daniëlle Jansen (NSC) |
|
|
|
|
Kan de Kamer alle berichten (sms, chat, e-mail, etc.) ontvangen die zijn uitgewisseld tussen het Ministerie van VWS en het Ministerie van Defensie over het medeondertekenen door de Minister van Defensie van de beantwoording van de vragen die door het lid Dekker zijn gesteld (2025Z01466) op 29 januari 2025?1
De permanente vertegenwoordiger bij de Europese Unie |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Kunt u kort de rol beschrijven van onze permanente vertegenwoordiger bij de Europese Unie? Wat zijn zijn taken? Bij welke vergaderingen is hij aanwezig?
De permanent vertegenwoordiger (PV) werkt voor de gehele rijksoverheid en geeft leiding aan de Permanente Vertegenwoordiging, waar medewerkers van vrijwel alle ministeries werken. De Permanente Vertegenwoordiging behartigt de Nederlandse belangen in de Europese Unie. De PV neemt deel aan het comité van permanent vertegenwoordigers (Coreper) dat belast is met de voorbereidingen van de werkzaamheden van de Raad.
Wat is de taak van de permanente vertegenwoordiger als de Minister verhinderd is en niet aanwezig kan zijn bij de Europese Raad? Spreekt de permanente vertegenwoordiger dan tijdens de vergadering namens de Minister?
Aan de Europese Raad nemen vanuit de lidstaten de regeringsleiders en de staatshoofden deel (artikel 15, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie). Namens Nederland neemt de Minister-President deel. In artikel 235, lid 1, van het Verdrag van de Werking van de Europese Unie is vastgelegd dat vervanging door afwezigheid enkel mogelijk is door een ander lid van de Europese Raad te machtigen. Wanneer namens Nederland de Minister-President niet aanwezig kan zijn, wordt in goed overleg één van de BeNeLux-leden gevraagd om Nederland te vervangen. De permanent vertegenwoordiger kan de Minister-President in de Europese Raad niet vervangen. De permanent vertegenwoordiger kan wel leden van het kabinet vervangen bij zogenaamde Vakraden; van deze mogelijkheid wordt, indien leden van het kabinet niet aanwezig kunnen zijn bij hun Raadsfomatie, gebruik gemaakt.
Kan de Tweede Kamer, voor het afgelopen jaar, de correspondentie toegestuurd krijgen tussen de permanente vertegenwoordiger bij de Europese Unie en het kabinet en tussen de permanente vertegenwoordiger bij de Europese Unie en de Europese Raad? Zo nee, waarom niet?
De permanent vertegenwoordiger heeft op een zeer breed terrein contact met diverse actoren in Brussel. Het is helaas niet haalbaar om alle stukken die daarbij een rol hebben gespeeld op korte termijn te inventariseren en te toetsen op de aanwezigheid van informatie waarvan de openbaarmaking gelet op het belang van de staat achterwege moet blijven. Dat neemt natuurlijk niet weg dat specifieke en gerichte verzoeken om communicatie vanuit de Kamer opnieuw zullen worden beoordeeld.