Dat Appelsientje de frisdrankentaks ontwijkt door koemelk aan een product toe te voegen |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Appelsientje ontwijkt suikertaks met truc: vleugje zuivel maakt sap belastingvrij»?1
Ja
Wat is uw reactie hierop?
Alcoholvrije dranken die een bepaald gehalte aan melkvet («zuivel») bevatten, zijn uitgezonderd van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken.2 Ook dranken waaraan zuivel wordt toegevoegd, vallen op deze manier niet onder de verbruiksbelasting. Op basis van de huidige wetgeving is dit toegestaan. Dit is niet nieuw. De huidige vormgeving van de uitzondering voor zuivel bestaat sinds 1993.
Of en in hoeverre de Kamer deze uitzondering wenselijk acht, is ook relevant voor de vormgeving van een mogelijke nieuwe verbruiksbelasting die differentieert op basis van het suikergehalte in de drank (hierna: gedifferentieerde verbruiksbelasting). Vorig jaar hebben de Ministeries van Financiën en Volksgezondheid, Welzijn en Sport onderzoek gedaan naar de mogelijkheden hiertoe. Over de uitkomsten van dit onderzoek heb ik samen met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de Kamer geïnformeerd per brief.3 In navolging van dit onderzoek zend ik uw Kamer, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, tegelijkertijd met deze beantwoording ook een contourenbrief. Deze contourenbrief richt zich op de mogelijkheid van een gedifferentieerde verbruiksbelasting en is opgesteld naar aanleiding van aangenomen moties op dit onderwerp.4 In de contourenbrief worden verschillende opties voor een gedifferentieerde verbruiksbelasting uiteengezet. Het demissionaire kabinet heeft de route van een contourenbrief gekozen vanwege haar demissionaire status, de verscheidenheid in politieke wensen – de aangenomen moties geven geen eenduidig beeld – en de nog te maken keuzes. Afhankelijk van de voorkeur van uw Kamer voor één van de in deze brief opgenomen opties kan het demissionaire kabinet deze desgewenst uitwerken in een wetsvoorstel. Overigens kan de vormgeving van de uitzondering voor zuivel- en sojadranken ook binnen de systematiek van de húidige verbruiksbelasting worden aangepast. De definitie van zuiveldranken kan zodanig worden aangepast dat over bijvoorbeeld vruchtensap of frisdrank met een kleine hoeveelheid zuivel voortaan wel verbruiksbelasting is verschuldigd. De systematiek hieromtrent is toegelicht in paragraaf 3.6 van de contourenbrief.
Vindt u het wenselijk dat bedrijven zoals Appelsientje belasting ontwijken door melkpermeaat aan hun producten toe te voegen? Zo nee, waarom heeft u dan wetgeving gemaakt die dit mogelijk maakt?
Zoals ik heb aangegeven in het antwoord op vraag 2 geldt op basis van de huidige wetgeving – die geldt sinds 1993 – dat dranken met een bepaald gehalte aan melkvetten zijn uitgezonderd van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. Het kabinet en de Staten-Generaal hebben deze wet destijds inclusief deze uitzondering vastgesteld. Door de vormgeving van deze uitzondering zijn alcoholvrije dranken betrekkelijk snel uitgezonderd van de verbruiksbelasting als zuivel wordt toegevoegd. Zoals aangegeven wordt gelijktijdig met deze beantwoording een contourenbrief aan uw Kamer gestuurd, waarin verschillende opties voor een andere vormgeving zijn opgenomen.
Erkent u dat het toevoegen van koemelk aan andere dranken het kabinetsbeleid op het gebied van de eiwittransitie ondermijnt? Zo nee, waarom niet?
Nee, de toevoeging van koemelk aan een product ondermijnt het kabinetsbeleid op de eiwittransitie niet. Het beleid van de Nederlandse overheid richt zich op een verschuiving naar een voedingspatroon met in verhouding meer plantaardige en minder dierlijke eiwitten. Binnen de huidige doelstelling, een consumptieverhouding van 50/50 in 2030, is er nog ruimte voor de consumptie van dierlijke eiwitten. Producten waaraan een klein beetje zuivel wordt toegevoegd ondermijnen daarmee de doelstelling op de eiwittransitie niet.
De overheid zet in op een duurzaam en gezond eetpatroon voor alle Nederlanders. Via onder andere het Voedingscentrum worden burgers hierover geïnformeerd. Daarnaast zijn er in 2023 diverse monitors uitgevoerd om de verschuiving naar een meer plantaardig eetpatroon te kunnen volgen. Over de resultaten van deze monitors bent u recent geïnformeerd.5
Heeft u signalen dat ook andere bedrijven de truc van Appelsientje zullen gaan overnemen? Zo ja, om hoeveel en om welke bedrijven gaat het?
In een artikel van RTL Nieuws van dezelfde strekking6 lees ik dat er ook andere frisdranken zijn die voornemens zijn een kleine hoeveelheid melkvetten aan hun product toe te voegen. Er zijn geen aantallen bekend.
Kunt u aangeven of het primaire doel van de limonadetaks is om een gezondere leefstijl te bevorderen of extra belastinginkomsten te genereren?
Het doel van de huidige verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken is het genereren van budgettaire opbrengst.7 Daarnaast wil het kabinet gezonde keuzes stimuleren. Een eerste stap daartoe is dat per 1 januari 2024 mineraalwater van de belasting is uitgezonderd. Een volgende stap kan zijn dat wordt overgegaan tot een gedifferentieerde verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken op basis van suikergehalte. Of en hoe een dergelijke verbruiksbelasting wordt vormgegeven, is nu aan de Tweede en Eerste Kamer.
Als het doel is een gezonde leefstijl bevorderen, kunt u dan gemotiveerd duiden waarom suikerhoudende zuiveldranken zijn uitgezonderd van de heffing?
Het doel van de belasting is primair budgettair (zie antwoord op vraag 6) en niet het bevorderen van een gezonde leefstijl.
Als het doel is extra belastinginkomsten te genereren, waarom biedt u dan de mogelijkheid tot belastingontwijking via het toevoegen van zuivel?
Zoals aangegeven onder vraag 2 geldt de uitzondering voor zuivel van oudsher. De definitie van de zuiveluitzondering is zo vormgegeven dat bepaalde alcoholvrije dranken betrekkelijk snel zijn uitgezonderd van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken.8 De uitzondering geldt, kort gezegd, voor drank uit melk met een melkvet gehalte van 0,02% massaprocent. In de parlementaire geschiedenis van de wet wordt toegelicht hoe het percentage van 0,02% destijds tot stand is gekomen.9 Daarin is uiteengezet dat bij de huidige omschrijvingen van alcoholvrije dranken aansluiting is gezocht bij de afbakening die wordt gebruikt in de zogenoemde gecombineerde nomenclatuur («GN-codes»), die deel uitmaakt van het gemeenschappelijk douanetarief van de Europese Gemeenschappen. Bij de opkomst van de zogenoemde yoghurtdranken en weidranken zijn alle producten onderzocht en is de grens vastgesteld op 0,02%mas. Dit percentage kan echter ook aan dranken worden toegevoegd die niet traditioneel als zuivel worden gezien, zoals vruchtensap of frisdrank.
Zoals aangegeven worden in de genoemde contourenbrief verschillende opties voor een gedifferentieerde verbruiksbelasting uiteengezet, en wordt hierbij ook ingegaan op de opties rondom de behandeling van zuivel- en sojadranken. Afhankelijk van de voorkeursrichting die uw Kamer aangeeft, kan de vormgeving van de huidige verbruiksbelasting worden aangepast. Aanpassing van de genoemde zuivel-uitzondering kan zowel plaatsvinden binnen een nieuw systeem dat differentieert op basis van het suikergehalte als binnen het huidige systeem. In de contourenbrief is dit toegelicht in paragraaf 3.6
Wat is de meest recente inschatting van de opbrengsten van de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken? Hoeveel kan er naar schatting worden misgelopen als deze truc breder zal worden toegepast?
De meest recente inschatting van de opbrengsten van de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken komt uit op € 699 miljoen in 2024 (raming Miljoenennota 2024). Hierbij zijn realisatiecijfers tot en met januari 2024 meegenomen. Het is niet mogelijk om een schatting te geven van het effect als meer drankproducenten een bepaald melkvetgehalte gaan toevoegen aan hun dranken. Van dranken die onder de zuiveluitzondering vallen, hoeft geen aangifte gedaan te worden. Het is daardoor niet mogelijk om de huidige omvang van deze categorie dranken op basis van aangiftedata in kaart te brengen. Ook is het lastig in te schatten of het toevoegen van zuivel in de toekomst aan populariteit zal winnen. Uiteraard blijven we de grondslag van de verbruiksbelasting de komende periode monitoren.
Wat is uw boodschap aan bedrijven zoals Appelsientje die door koemelk aan hun producten toe te voegen de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken ontwijken?
Het is een feit dat verbruiksbelasting níet is verschuldigd als de alcoholvrije drank een bepaald gehalte aan melkvet bevat, in lijn met de wet die sinds 1993 geldt. In hoeverre dat wenselijk is en blijft ligt nu ter beoordeling voor aan beide Kamers.
Deelt u de mening dat het beleid zo snel mogelijk moet worden aangepast om te voorkomen dat bedrijven belasting blijven ontwijken en de eiwittransitie blijvend wordt ondermijnd?
In bijgaande contourenbrief zijn de opties voor een gedifferentieerde verbruiksbelasting uiteengezet. Hierin worden ook verschillende opties voor de behandeling van zuivel- en sojadranken binnen een gedifferentieerde verbruiksbelasting toegelicht. In de brief is ook aangegeven hoe de uitzondering voor zuivel- en sojadranken kan worden aangepast binnen de húidige verbruiksbelasting. Het demissionaire kabinet heeft de route van een contourenbrief gekozen vanwege haar demissionaire status, de verscheidenheid in politieke wensen – de aangenomen moties geven geen eenduidig beeld – en de nog te maken keuzes. Verder merk ik op dat een wijziging van de uitzondering voor zuivel een structuurwijziging is met een voorbereidingsperiode van minimaal 12 tot 24 maanden voor de Douane vanaf het moment dat de wetswijziging is aangenomen door beide Kamers. Mocht uw Kamer een wijziging willen op dit gebied, dan dient met die termijn rekening te worden gehouden. De daadwerkelijke voorbereidings- en realisatieperiode is afhankelijk van complexiteit van de structuurwijziging en moet blijken uit enerzijds de Uitvoeringstoets en anderzijds de ruimte die er is in het IV portfolio van de Douane. Concreet voor het accijns en verbruiksbelastingportfolio geldt dat deze de komende jaren overvol is met onder andere aanpassingen naar aanleiding van (Europese) wetgeving en noodzakelijke modernisering van het ICT-landschap voor het borgen van de continuïteit van de accijns- en verbruiksbelastingprocessen.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat dezeloopholezo snel mogelijk wordt gedicht?
Zie antwoord vraag 11.
Wat gaat u ondertussen doen om te voorkomen dat andere bedrijven dit soort trucjes gaan toepassen en op welke termijn gaat u dat doen?
Zie antwoord vraag 11.
Wat bedoelt u met dat u de uitzondering in de suikertaks voor zuiveldranken onder de loep gaat nemen? Bedoelt u hiermee dat u de uitzondering voor koemelk zal gaan schrappen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
In het plenaire debat over het Gezond en Actief Leven Akkoord gaf u aan in september met een voorstel te komen voor een progressieve suikerbelasting op frisdranken. Schrapt u in dit voorstel ook meteen de uitzondering voor koemelk? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven kunnen in het kader van een gedifferentieerde verbruiksbelasting verschillende beleidsopties worden overwogen. In de genoemde contourenbrief zijn alle opties uiteengezet, zodat uw Kamer hierover een voorkeursrichting kan aangeven. Ook als niet wordt overgegaan op een gedifferentieerde verbruiksbelasting geldt dat de reikwijdte van de uitzondering voor zuivel- en sojadranken desgewenst kan worden aangepast. Ook dit is toegelicht in de contourenbrief.
Voor veel mensen is het een als vanzelfsprekende aanname dat vruchtensappen in hun aard plantaardig zijn. Overweegt u met Appelsientje in gesprek te gaan om aan te geven dat het belangrijk is een duidelijke waarschuwing op de verpakking op te nemen, waarbij gewaarschuwd wordt dat het product niet langer geschikt is voor mensen met een lactose-intolerantie of die principieel kiezen voor plantaardige voeding? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en op wijze?
Nee, wij zullen niet in gesprek gaan met Appelsientje. Producenten zijn verplicht alle ingrediënten op de juiste wijze op het etiket van de drank te vermelden. Op deze manier heeft een allergisch persoon voldoende informatie en is een waarschuwing niet nodig.
Zijn er voorbeelden in ons omringende landen waarin zuivelproducten een fiscale voorkeursbehandeling krijgen ten opzichte van plantaardige producten? Zo nee, waarom is dat dan in Nederland wel het geval?
Allereerst is de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken een nationale (verbruiks)belasting. Deze belasting is niet op Europees-niveau geharmoniseerd zoals de accijns en btw. Buiten de accijns kunnen EU-lidstaten andere indirecte belastingen heffen. Niet alle landen hebben daarom een verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. Zo heeft Nederland een verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken, maar Duitsland niet. Duitsland heeft dan wel weer een belasting op koffie, die Nederland niet heeft.
Van landen die een nationale belasting hebben op alcoholvrije dranken is bekend dat het merendeel een uitzondering heeft voor zuivel (of dranken op basis daarvan). Hieronder vallen landen als België, Frankrijk, Ierland en het Verenigd Koninkrijk. Deze uitzondering is niet altijd op melkvet gebaseerd, maar eerder op de vraag of de drank al dan niet toegevoegd suiker bevat.
Kan melkpermeaat allergische reacties oproepen? Zo ja, bent u dan bereid het in wetgeving als allergeen te behandelen met een verplichte waarschuwing op producten waarin het verwerkt is? Zo nee, hoe zeker bent u daarvan en op grond van welke wetenschappelijke vaststelling?
Melkpermeaat is een bijproduct van (ultra)filtratie van melk tijdens de productie van kaas en andere zuivelproducten. Tijdens het (ultra)filtratieproces passeert het permeaat door verschillende zeven. De samenstelling van het melkpermeaat is afhankelijk van de grootte en permeabiliteit van de gebruikte zeven.10 Het product Appelsientje bevat 10% melkpermeaat, per liter kan het dan 4–12 gram lactose bevatten en ongeveer 400 mg melkeiwit. De meeste mensen met lactose-intolerantie kunnen deze hoeveelheid verdragen, maar melkpermeaat kan dus een allergische reactie oproepen bij gevoelige personen. Omdat melkpermeaat als ingrediënt wordt toegevoegd aan het product, moet dit op het etiket in de ingrediëntenlijst worden vermeld. Daarnaast moet het woord «melk» op een nadrukkelijk manier worden genoemd, aangezien het hier om een allergeen gaat.
Het blokkeren van een Twitter account van een arts |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is het correct dat op 17 februari 2021 om 17:23 uur door een ambtenaar van het Ministerie van VWS de volgende e-mail is gestuurd naar Facebook: «zou je dit aan twitter kunnen doorsturen, misschien kunnen ze deze man blokkeren? En nemen jullie vanuit de IGJ contact met zo iemand op»?1
Wordt met «deze man» en «zo iemand» in de bewuste e-mail verwezen naar een arts?
Is het (dus) correct dat jet Ministerie van VWS via een medewerker van Facebook heeft verzocht om het Twitteraccount van een arts te blokkeren?
Heeft het Ministerie van VWS met «deze man» zelf nog contact gezocht? Was «deze man» ervan op de hoogte dat het Ministerie van VWS zijn Twitteraccount wilde (laten) blokkeren?
Is het account van «deze man» uiteindelijk ook daadwerkelijk geblokkeerd door Twitter?
Is het correct dat het kabinet eerder heeft laten weten in antwoord op Kamervragen2 dat VWS niet één van de organisaties binnen de rijksoverheid is die (zoals de politie of de Kansspelautoriteit dat wel zijn) de status hebben van «trusted flagger»?
Kunnen we hieruit concluderen dat ook vanuit organisaties binnen de rijksoverheid die niet de status hebben van «trusted flagger» (zoals VWS) verzoeken kunnen worden gedaan aan sociale mediabedrijven zoals Twitter om sociale media accounts te blokkeren? Zo nee, waarom niet?
Vindt u het wenselijk dat (rijks)ambtenaren mails versturen naar sociale mediabedrijven met het verzoek accounts van artsen te blokkeren?
Kan de Kamer een overzicht krijgen van de verzoeken die de afgelopen vier jaar zijn verstuurd vanuit het Minister van VWS voor het blokkeren van sociale media accounts op Twitter, Facebook of LinkedIn?
Kunt u de bovenstaande vragen afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
Kunt u, indien het versturen van het gevraagde overzicht meer tijd vergt, de beantwoording van de overige vragen alvast eerder en binnen drie weken naar de Kamer versturen?
Het Akkoord voor de Noordzee |
|
Laura Bromet (GL), Suzanne Kröger (GL), Julian Bushoff (PvdA), Joris Thijssen (PvdA) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Christianne van der Wal (minister zonder portefeuille landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (VVD), Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat Greenpeace Nederland uit het Noordzee Overleg (NZO) is gestapt? Wat is uw reactie hierop?
Wat is uw reactie op de bezwaren van Greenpeace op het versnellen van de gaswinning in de Noordzee? Deelt u de mening dat het versnellen van de gaswinning in de Noordzee niet in lijn is met het Klimaatakkoord van Parijs?
Bent u bekend met het onderzoek van The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS)1 waaruit blijkt dat meer gaswinning in de Noordzee nauwelijks van invloed is op de gasprijs en de leveringszekerheid?
Bent u bekend met het onderzoek van Oil Change International van 12 maart getiteld «Troubled Waters»2 dat het beleid voor olie- en gasproductie van Noordzeelanden toetst aan het Parijsakkoord? En met de conclusie van dit rapport dat het Nederlands olie- en gaswinningbeleid in negen van de elf categorieën niet in lijn is met het Parijsakkoord?
Deelt u de conclusie dat, gecombineerd met het feit dat versnelling van de gaswinning in de Noordzee pas over enkele jaren mogelijk extra gaswinning zou kunnen opleveren, een versnelling van gaswinning in de Noordzee niet noodzakelijk is en men beter kan focussen op energiebesparing en verduurzaming van de energie?
Deelt u de mening dat het versnellen van gaswinning op de Noordzee een bedreiging is voor de geloofwaardigheid van Nederland in de internationale klimaatonderhandelingen, waar Nederland zich juist hard maakt voor het uitfaseren van fossiele brandstoffen?
Deelt u de mening dat het versnellen van de gaswinning in de Noordzee niet in lijn is met de aangenomen motie van de leden Kröger en Thijssen over een wetenschappelijk onderbouwd afbouwpad voor fossiele winning3 ?
Deelt u de mening dat het versnellen van de gaswinning en het afgeven van vergunningen tot 2045 in de Noordzee niet in lijn is met de aangenomen motie van het lid Kröger over in de Mijnbouwwet vastleggen dat vergunningen iedere aantal jaar getoetst worden op het noodzakelijke afbouwpad voor fossiele winning4?
Deelt u de mening dat het versnellen van de gaswinning in de Noordzee niet in lijn is met de aangenomen motie van het lid Kröger over het afbouwpad voor fossiele winning in lijn brengen met de plannen voor een CO2-vrij energiesysteem5?
Waarom is in de Klimaatnota’s van 2022 en 2023 niet gesproken over de gaswinning in de Noordzee, terwijl in het Akkoord voor de Noordzee is afgesproken dat als uit onderzoek zou blijken dat afspraken in strijd zijn met het Parijsakkoord, in de Klimaatnota zou worden ingegaan op hoe het passend kan worden gemaakt?
Bent u bekend met het feit dat in het Noordzeeakkoord is afgesproken dat in 2023 ruim 13 procent van de Nederlandse Noordzee volledig gesloten wordt voor bodemberoerende visserij, wat zou doorgroeien naar 15 procent in 2030? Klopt het dat dit percentage in 2023 bij lange na niet is gehaald?
Hoeveel procent van de Nederlandse Noordzee is inmiddels gesloten voor de bodemberoerende visserij? Hoe gaat u er voor zorgen dat dit percentage alsnog behaald gaat worden en op welk termijn?
Gaat u zich ervoor inzetten dat in 2030 15 procent van de Nederlandse Noordzee gesloten is voor de bodemberoerende visserij zoals afgesproken in het Noordzeeakoord?
Het bericht 'Ministerie van Sociale Zaken informeert mensen actief over onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens' |
|
Doğukan Ergin (DENK) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Hoeveel personen zijn benadeeld door de onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens?1
Laat ik voorop stellen dat ik het betreur dat er onrechtmatig persoonsgegevens zijn verwerkt en dat ik mij inspan om betrokkenen hierover zo transparant en zorgvuldig mogelijk te informeren. In deze fase kan ik echter nog geen aantallen geven. De afgelopen maanden heeft mijn departement prioriteit gegeven aan het afhandelen van de inzageverzoeken. Voor ieder ingekomen verzoek is geïnventariseerd of er verwerkingen van persoonsgegevens zijn aangetroffen in de administratie en zo ja, of er sprake is geweest van onrechtmatige verwerkingen. Voor de eerste 131 inzageverzoeken is gebleken dat in twaalf gevallen onrechtmatig persoonsgegevens zijn verwerkt in het kader van salafisme en aanverwante onderwerpen. Dit had niet mogen gebeuren. Ik kan me voorstellen dat de personen die dit betreft zijn geschrokken en dit een naar bericht voor hen is. Zij hebben dan ook mijn excuses ontvangen. Op dit moment lopen er nog 48 recent ontvangen inzageverzoeken waarvan nog bekeken moet worden of sprake is van onrechtmatige verwerkingen.
In de volgende fase start het Ministerie van SZW met het proactief benaderen van mensen van wie persoonsgegevens in documenten zijn aangetroffen en van wie betrouwbare contactgegevens voor handen zijn. Vervolgens zal voor deze personen geïnventariseerd worden of sprake is van onrechtmatigheid of dat sprake is geweest van verwerkingen in het kader van maatschappelijk verkeer2. Ik verwacht daarom uw Kamer pas na de zomer te kunnen informeren over het totaal aan onrechtmatige verwerkingen van persoonsgegevens.
Hoeveel verzoeken om inzage in persoonsgegevens in verband met de onrechtmatige verwerking zijn er tot nu toe ingediend?
Op dit moment hebben in totaal 179 personen een inzageverzoek ingediend. Vlak na de verzending van de Kamerbrief «Herstel van vertrouwen overheid en moslimgemeenschappen»3 zijn 131 verzoeken binnengekomen. Vervolgens zijn er na verzending van de eerste besluiten afgelopen maand 48 nieuwe verzoeken bijgekomen. Ik verwacht dan ook dat er de komende periode nieuwe verzoeken bij zullen komen.
Hoeveel van deze informatieverzoeken zijn inmiddels afgehandeld?
De verwachting is dat de eerste 131 verzoeken zijn afgehandeld voor het commissiedebat Inburgering en Integratie van 27 maart.
Bij hoeveel van de ingediende informatieverzoeken is vastgesteld dat er sprake is van onrechtmatige verwerking van gegevens?
In twaalf van de 131 gevallen is gebleken dat een onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens heeft plaatsgevonden.
Wat is de gemiddelde doorlooptijd van de aanvraag voor een informatieverzoek?
De AVG schrijft voor dat complexe inzageverzoeken binnen drie maanden moeten worden afgehandeld.
Gezien de grote hoeveelheid verzoeken die vlak na de Kamerbrief zijn binnengekomen en het gelijktijdig uitwerken van het afhandelingsproces, is het mijn departement helaas niet in alle gevallen gelukt om de termijn van drie maanden te halen. Ik kan me voorstellen dat het vervelend is om lang op antwoord te moeten wachten. Mijn departement werkt dan ook hard om de gestelde termijn te halen.
Inmiddels is meer ervaring opgedaan met het proces en is de werkwijze verbeterd. Ook wordt extra capaciteit ingezet. Op deze manier worden mensen zo snel en tegelijk zorgvuldig mogelijk geïnformeerd. Ik verwacht de lopende inzageverzoeken binnen de termijn van maximaal drie maanden af te handelen.
Acht u de huidige deadline van 31 maart aanstaande toereikend om alle informatieverzoeken te ontvangen en af te handelen?
Burgers hebben altijd het recht om een AVG-inzageverzoek in te dienen bij SZW en SZW dient vervolgens daarop te besluiten. Voor deze specifieke situatie geldt dat SZW de onrechtmatig verwerkte persoonsgegevens pas zal verwijderen als de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) haar onderzoek heeft afgerond. Zo lang het onderzoek van de AP loopt, zal SZW de persoonsgegevens bewaren en kunnen burgers via een inzageverzoek inzicht krijgen in de onrechtmatig verwerkte persoonsgegevens. Het is nog niet duidelijk wanneer de AP haar onderzoek afrondt. Na afronding van het onderzoek door de AP gaat SZW conform de voorschriften in AVG en Archiefwet over tot verwijdering van die gegevens.
Kunt u bevestigen of de personen, wiens gegevens onrechtmatig zijn verwerkt, inmiddels excuses hebben ontvangen?
De personen die een inzageverzoek hebben gedaan en van wie SZW heeft vastgesteld dat hun persoonsgegevens onrechtmatig zijn verwerkt, hebben excuses ontvangen in de brief die ik hen heb gestuurd. Daarnaast start SZW de komende periode met het proactief informeren van personen van wie onrechtmatig persoonsgegevens zijn verwerkt. Ook deze personen zullen excuses ontvangen.
Indien er nog geen excuses zijn aangeboden, wanneer bent u van plan om een excuusbrief aan te bieden, conform de motie-Van Baarle?2
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u uitleggen waarom deze gegevens zijn verwerkt? Krijgen de benadeelden de mogelijkheid om hierover persoonlijk uitleg te ontvangen?
Deze onrechtmatige verwerkingen zijn gedaan in het kader van duidingen, signaleringen en monitoring rondom fenomenen als salafisme, maatschappelijke spanningen en radicalisering. Ik heb in mijn brief van 18 september 2023 uitgelegd dat SZW een rol heeft in de beleidsinzet op deze onderwerpen.5 Binnen deze aanpak zijn persoonsgegevens zoals naam, woonplaats en levensbeschouwelijke opvatting in mailverkeer en analyses opgeslagen. Soms zijn ook gedragingen, uitingen en de context waarbinnen deze personen actief waren vastgelegd. Daarnaast heeft SZW informatie over salafisme, maatschappelijke spanningen en radicalisering van derden opgeslagen met daarin verwerkingen van persoonsgegevens. Zoals ik ook in mijn brief van september heb aangegeven, was dit handelen niet juist. Ik kan me voorstellen dat dit voor degenen die dit betreft, een onaangenaam bericht is. Ik wil dan ook zo transparant mogelijk zijn over de onrechtmatige verwerkingen. In dit proces is zorgvuldigheid en transparantie zeer belangrijk om het geschade vertrouwen te herstellen. Daarom krijgt iedereen van wie SZW persoonsgegevens heeft verwerkt (rechtmatig of onrechtmatig) in zijn of haar besluit op het inzageverzoek het aanbod om bij SZW de stukken in te zien, gevolgd door de mogelijkheid tot een toelichtend gesprek.
Welke specifieke maatregelen neemt u om herhaling van onrechtmatige verwerking van de persoonsgegevens in de toekomst te voorkomen?
Mijn departement is sinds april 2021 gestopt met werkzaamheden waarbij persoonsgegevens onrechtmatig werden verwerkt, zoals duiding van personen en organisaties in het kader van de Taskforce Problematisch Gedrag en Ongewenste Buitenlandse Financiering.6 Daarnaast wordt er actief gewerkt aan AVG-bewustzijn, zodat medewerkers meer alert zijn op de juridische beperkingen ten aanzien van het verwerken van persoonsgegevens.
Ontvangt u feedback van de benadeelden nadat zij inzage hebben verkregen in hun persoonsgegevens? Zo ja, kunt u hier nader op in gaan?
Ik kan me voorstellen dat het voor betrokkenen naar is om te horen dat de overheid onrechtmatig hun persoonsgegevens heeft verwerkt. Het is dan ook begrijpelijk dat dit reacties losmaakt. Tot nu toe heeft mijn departement in enkele gevallen reacties ontvangen op de besluiten op inzageverzoeken. Dit varieert van een positief geluid over de toelichting, een verzoek tot directe verwijdering van de betreffende persoonsgegevens tot aangedane reacties. Ik waardeer het zeer dat deze personen hun feedback hebben willen delen. Mijn departement spant zich in om zo goed mogelijk opvolging te geven aan de ontvangen feedback. In alle gevallen zijn mijn medewerkers het gesprek aangegaan met de desbetreffende personen.
Bent u bereid om de deadline voor het indienen van informatieverzoeken te verlengen tot minimaal 31 juli?
Ja. Eerder hanteerde SZW de deadline 31 maart, maar gezien het AP-onderzoek is het niet mogelijk om per 1 april te starten met het verwijderen van de onrechtmatig verwerkte persoonsgegevens. Daarom zal mijn departement 31 juli als nieuwe deadline hanteren. Dit wordt mogelijk verlengd als het AP onderzoek tegen die tijd nog niet afgerond is. Overigens hebben burgers altijd het recht om een inzageverzoek in te dienen, en dient SZW daarop te besluiten.
Bent u bereid om deze vragen ruim voor het commissiedebat Inburgering en Integratie van 27 maart te beantwoorden?
Ja
De beantwoording van eerdere schriftelijke vragen over door de Chinese overheid gefinancierde weekendscholen |
|
Ruben Brekelmans (VVD), Mpanzu Bamenga (D66), Bente Becker (VVD), Jan Paternotte (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Mariëlle Paul (VVD) |
|
Bent u het ermee eens dat het uiterst onwenselijk is dat buitenlandse mogendheden ongewenste invloed kunnen uitoefenen op (voormalige) burgers en hun kinderen in Nederland?1
Kunt u bevestigen dat Nederland eerder wel zicht had op het aantal door de Turkse overheid gesponsorde weekendscholen en de lesmaterialen in deze scholen nadat toenmalig Minister van integratie ons daar een toezegging op had gedaan, maar dat de overheid nu geen zicht heeft op het aantal door de Chinese overheid gesponsorde weekendscholen en de lesmaterialen in deze scholen?
Bent u bereid om op korte termijn in kaart te brengen hoeveel kinderen deelnemen aan informeel onderwijs, gefinancierd door de Chinese overheid? Kunt u daarbij tevens in kaart brengen om hoeveel weekendscholen dit gaat en hoe deze gefinancierd worden? Zo nee, waarom niet?
Bent u het ermee eens dat het wenselijk is om toezicht te houden op weekend- en avondscholen met een antidemocratisch en/of anti-integratief karakter en op welke wijze wordt hier in het wetsvoorstel informeel onderwijs op toegezien?
Bent u bereid om informeel onderwijs een vast onderdeel te maken van de landenneutrale aanpak Ongewenste buitenlandse inmenging?
Welke «uiteenlopende omstandigheden» speelden een rol bij de vertraging van het wetsvoorstel informeel onderwijs? Bent u het ermee eens dat dit uitstel onwenselijk is?2
Wanneer kan het wetsvoorstel op zijn vroegst ingaan, bij een snelle behandeling in de Staten-Generaal?
Kunt u het wetsvoorstel versneld, of in ieder geval voor Prinsjesdag, in consultatie laten gaan? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om in aanloop naar het wetsvoorstel alvast in overleg te gaan met de landen die voor langdurig in Nederland verblijvende diaspora informeel onderwijs sponsoren, om de komst van toezicht en de wenselijkheid van openbaarmaking van lesmateriaal te bespreken? Bent u dus bereid om dat in dit specifieke geval te doen met de Chinese overheid?
Bent u bereid om als onderdeel van de taskforce ongewenste financiering en problematisch gedrag en/of de Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS) met gemeenten het gesprek aan te gaan over het handelingsperspectief bij weekendscholen die vanuit het buitenland gefinancierd worden en hen begeleiden om het gesprek met deze weekendscholen aan te gaan?
Worden er al voorbereidingen getroffen door de Onderwijsinspectie om zo snel mogelijk uitvoering te kunnen geven aan signaalgestuurd toezicht?
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
De laatste stand van zaken rondom de 36 Afghaanse studentes |
|
Daniëlle Hirsch (GL) |
|
Gerrit van Leeuwen |
|
Bent u bekend met de 36 Afghaanse studentes aan het National Agricultural Education College (NAEC) in Kaboel, die in tegenstelling tot de mannelijke studenten niet de kans hebben gekregen af te studeren? Is u bekend dat de studenten slechts een diploma hebben ontvangen, echter zonder het achterliggende onderwijs?
In de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking op d.d. 21 november jl. heeft het kabinet de Kamer geïnformeerd over de laatste stand van zaken omtrent de 36 Afghaanse NAEC-studentes, waarbij is gemeld dat de Taliban besloten hebben om de studentes alsnog een diploma uit te reiken.
Houdt de ambassade contact met de studentes? Is het bekend hoe het op dit moment gaat met de studentes?
De ambassade onderhoudt geen contact meer met de studentes omdat het project met de NAEC is afgerond en de studentes niet meer op school zitten.
Wat is de laatste stand van zaken aangaande de toezegging van het kabinet «om deze studentes te blijven ondersteunen en hen ook daadwerkelijk baat bij hun opleiding te laten hebben»?1
De ambassade onderzoekt de mogelijkheden voor het realiseren van werkervaringsplekken, via een VN-partner. Deze verkenning loopt nog en heeft vooralsnog niet geleid tot resultaten.
Waarom sloten de gesprekken over de zogeheten Qatar-optie onvoldoende aan bij deze wens? Heeft u het aanbod direct met de partij in Qatar besproken? Zo ja, wat kwam er uit dit gesprek? Zo nee, waarom niet?
Het ministerie heeft geen rechtstreeks contact gehad met de partij in Qatar, maar via een NGO. De zogeheten Qatar-optie bleek niet uitvoerbaar vanwege praktische- en veiligheidsredenen. In een soortgelijke zaak werden vrouwelijke studentes die naar het buitenland wilden gaan om te studeren bij de grens tegengehouden door de Taliban. Daarnaast waren er problemen te voorzien met logistieke ondersteuning, zoals bij het aanvragen van paspoorten en visa, maar ook de benodigde toestemming om te reizen zonder een mahram (mannelijke begeleider).
Vooralsnog hebben gesprekken over het aanbieden van werkervaringsplekken voor de afgestudeerde studentes nog geen resultaat opgeleverd, maar de ambassade blijft zich hiervoor inspannen. Een mogelijke werkervaringsplek in Afghanistan zou bijdragen aan het ondersteunen van economische kansen voor deze groep vrouwen en meisjes in Afghanistan.
Waarom acht u het voorstel dat uit deze gesprekken is gekomen niet «uitvoerbaar»?2
Zie antwoord vraag 4.
Hoe verlopen de gesprekken met een VN-partner in Afghanistan voor het realiseren van werkervaringsplekken? Kunt u aangeven wat deze optie inhoudt en waarom deze optie volgens u beter is dan de Qatar-optie?
Zie antwoord vraag 4.
Uiterlijk op welke termijn wilt u een geschikte optie hebben gevonden voor de studentes?
De situatie in Afghanistan is complex en de gesprekken met de VN-partner vinden nog steeds plaats. Het is daarom lastig om vast te stellen op welke termijn een geschikte optie kan worden gevonden. Nederland blijft zich inzetten voor het realiseren van werkervaringsplekken langs deze spoor, zolang dat perspectief biedt. Gegeven de genoemde uitdagingen lijkt dit de enige reële optie.
Het bericht 'WO II-voorstelling afgelast vanwege antisemitisme' |
|
Martine van der Velde (PVV), Maikel Boon (PVV) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van het bericht «WO II-voorstelling afgelast vanwege antisemitisme»?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat het annuleren van culturele evenementen vanwege de dreiging van antisemitisme een verkeerd signaal afgeeft en dat men hiermee lijkt te wijken voor Jodenhaat? Zo ja/nee, kunt u uw standpunt toelichten?
Zoals ik aan heb gegeven tijdens het vragenuur van 26 maart en de Minister-President namens het gehele kabinet heeft benadrukt in zijn brief van 28 maart, heeft antisemitisme geen plaats in onze samenleving. Ik vind het zeer zorgelijk als culturele evenementen worden afgelast vanwege antisemitisme.
De Joodse gemeenschap in Nederland maakt zich in toenemende mate zorgen over hun veiligheid. Die zorgen nemen we zeer serieus. Het mag niet zo zijn dat dreiging ertoe leidt dat artiesten niet meer vrij zijn in het doen van culturele uitingen.
Culturele vrijheid is van groot belang. Juist de culturele sector is daarbij een plek waar we elkaar ontmoeten en dichter bij elkaar kunnen komen. Culturele uitingen kunnen bijdragen aan wederzijds begrip voor verschillende bevolkingsgroepen in de samenleving.
Hoe beoordeelt u de rol van de overheid bij het waarborgen van de veiligheid van culturele evenementen en het bestrijden van discriminatie, in het bijzonder gezien de opkomst van antisemitisme?
Ik vind het waarborgen van de veiligheid bij culturele evenementen en het bestrijden van antisemitisme en andere vormen van racisme heel belangrijk. Ik heb met de sector gesproken over wat nodig is om te zorgen dat artiesten, kunstenaars en culturele instellingen veilig hun werk kunnen doen. Het uitgangspunt is dat de culturele sector een openbare plek is en dat moet worden voorkomen dat activiteiten vanwege hun inhoud of persoonskenmerken van de artiest niet kunnen doorgaan. Antisemitische incidenten mogen nooit leiden tot beïnvloeding van de programmering. Daar is ook met de vertegenwoordigers van de sector over gesproken en zij benadrukken dit. We delen met elkaar de overtuiging dat een voorstelling of concert of andere culturele activiteit niet geannuleerd wordt vanwege een Joods thema of de Joodse achtergrond van artiesten. Afgesproken is dat partijen in de cultuursector in overleg met mij komen tot een algemene handreiking en specifieke protocollen met een eenduidige richtlijn.
Ook ga ik in gesprek met de VNG om te verzekeren dat de toegang tot de lokale driehoek gewaarborgd is. De lokale driehoek is in elke gemeente namelijk verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid.
De aanpak van antisemitisme is een integraal onderdeel van de kabinetsbrede inzet tegen discriminatie. Naast repressie is ook preventie van belang waarbij onder meer wordt ingezet op bewustwording via Holocausteducatie in het onderwijs, aandacht voor antisemitisme in het inburgeringstraject en bewustwording van kwetsende antisemitische spreekkoren in het voetbal. In opdracht van het Ministerie van SZW ondersteunt de Anne Frank Stichting het Spreekkorenproject. Om negatieve stereotyperingen te doorbreken, is het Ministerie van SZW eind 2023 een pilot gestart voor interreligieuze dialoogsessies tussen jongeren met verschillende geloofsovertuigingen. De Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding speelt als speciaal adviseur van het kabinet een cruciale rol in het contact met de Joodse gemeenschap, de rest van de maatschappij en het buitenland.
Voor antisemitisme is geen plaats in onze samenleving. Op korte termijn zal het Kabinet uw Kamer nader informeren over de verdere aanpak van antisemitisme.
De dalende vaccinatiegraad onder jonge kinderen |
|
Harmen Krul (CDA) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Bent u bekend met het NOS-bericht «Vaccinatiegraad onder kinderen in Den Haag nog nooit zo gevaarlijk laag» (nos.nl)?1
Ja.
Herkent u de zorgen uit het artikel over de fors dalende vaccinatiegraad onder (jonge) kinderen? Zo ja, kunt u de ernst hiervan nader toelichten?
Ja, de huidige vaccinatiegraad is zorgelijk, zowel landelijk als in verschillende regio’s. De informatie over de vaccinatiegraad in Den Haag is afkomstig uit het jaarlijkse vaccinatiegraadrapport dat het RIVM opmaakt. Dit rapport heb ik samen met mijn voortgangsbrief over de aanpak «Vol vertrouwen in vaccinaties» op 29 juni jl.2 met uw Kamer gedeeld. Een daling van de vaccinatiegraad maakt dat de kans op uitbraken van infectieziekten toeneemt, vooral daar waar clusters zijn van niet-gevaccineerde individuen.
Kan u ingaan op de verschillende risico's van de ziektes waarvoor het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) bestaat?
Het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) beschermt tegen 13 ernstige infectieziekten. Deze ziekten hebben verschillende ziektebeelden en verschillende risico’s3. Infectieziekten kunnen ernstige gevolgen hebben. Zo kan kortademigheid of uitdroging optreden, maar ook hersenvliesontsteking, bloedvergiftiging, chronische leverontsteking of kanker. Sommige ziekten kunnen levenslange gevolgen hebben (zoals Rodehond en Polio) of zelfs overlijden als gevolg hebben (zoals Meningokokkenziekte).
Acht u het verstandig dat u in uw gesprek met het NPO Radio1 journaal op donderdag 14 maart 2024 de door u genoemde ineffectiviteit van foldertjes van de overheid uit de covidpandemie, over een kam scheert met informatieverstrekking voor reguliere vaccinaties voor jonge kinderen? Zo ja, waarom denkt u dat het wantrouwen tegenover covidvaccins in een pandemie vergelijkbaar is met wantrouwen tegen vaccins voor ziekten als mazelen en polio, die we gelukkig al decennia niet of nauwelijks in Nederland hebben? Zo nee, kunt u een toelichting geven waarom de ontstane situatie rondom covidvaccins nu leidt tot uw conclusie dat de overheid maar beperkte invloed heeft op de algehele vaccinatiegraad onder (jonge) kinderen?
Zoals gedeeld in mijn voortgangsbrief op de aanpak «Vol vertrouwen in vaccinaties»4 blijkt uit onderzoek dat, mede vanwege de COVID-19-vaccinatie, meer ouders vragen en twijfels hebben over vaccineren. Daarnaast blijkt uit onderzoek van het RIVM dat er sprake is van een dalend vertrouwen in aanbevelingen van de overheid over vaccineren5. Dit zien we ook terug in de landen om ons heen. Van de COVID-pandemie hebben we geleerd dat het vertrouwen in artsen het hoogst is en dat mensen zich beter gehoord voelen door artsen dan door de overheid.
Wat betekent het dat u concludeert in bovengenoemd interview dat voorlichting en/of informatie vanuit de overheid niet of nauwelijks effect heeft op de vaccinatiebereidheid?
Voor verschillende mensen kunnen verschillende vormen van communicatie en informatie helpend zijn. Het is belangrijk om als overheid juiste en objectieve informatie beschikbaar te maken. Dit doen we via het RIVM. Ik zet mij dan ook in voor het beschikbaar en goed vindbaar maken van de juiste informatie, die zo goed mogelijk aansluit bij de informatiebehoefte van de doelgroep. Daarnaast is voor een grote groep mensen de zorgverlener een belangrijke en betrouwbare bron van informatie. De overheid kan zorgverleners hierin ondersteunen.
Hoe ziet uw de rol van de overheid met betrekking tot het verhogen van de vaccinatiegraad?
Ik zet mij in op tien acties om het vertrouwen in het Rijksvaccinatieprogramma te verhogen. Zie hiervoor mijn brief over «Acties vaccinatiegraad Rijksvaccinatieprogramma»6. Ik vind vaccinatie van het grootste belang en zet mij ervoor in dat de juiste informatie vindbaar is en dat het communicatiemateriaal zodanig ontwikkeld wordt, dat het zo goed mogelijk aansluit bij de behoeften van de doelgroep. Daarnaast ben ik van mening dat de overheid kan faciliteren om de mensen in het veld te ondersteunen zich zo goed mogelijk in te kunnen zetten voor het voorkomen van infectieziekten. Dit doe ik bijvoorbeeld middels de Vaccinatiealliantie. Ook is het van belang te beseffen dat iedere gemeente en zelfs iedere wijk iets anders vraagt (maatwerk). Hierbij past de beleidsvrijheid, die gemeenten nu hebben voor een lokale aanpak.
Wat gaat u concreet doen om (huis)artsen te ondersteunen om de vaccinatiegraad omhoog te stuwen?
Zie antwoord vraag 6.
Staat u nog steeds achter uw schrijven in de Kamerbrief van 5 februari jl. dat een campagneweek of anderszins brede campagne een impuls zou kunnen geven aan het herstel van het vertrouwen in het RVP en het vergroten van de kennis?
We zien dat de dalende vaccinatiegraad meerdere oorzaken heeft: een dalend vertrouwen in de overheid, de preventieparadox en toename van het gebruik van sociale media en verspreiding van desinformatie. Allereerst zien we dat juist doordat vaccins zo goed werken en vele ziekten, waartegen gevaccineerd wordt, uit het straatbeeld zijn verdwenen, de noodzaak van vaccineren voor steeds meer mensen onduidelijk is. Daarnaast zien we dat mensen het meest vertrouwen hebben in hun zorgverlener. Daarom stimuleer ik JGZ-organisaties om zoveel mogelijk de wijken in te gaan om ouders en jeugdigen te bereiken. Ook ben ik verheugd over initiatieven van zorgverleners die zich online betrouwbare informatie over vaccinaties delen.
Bent u, gezien de laatste GGD-cijfers, bereid om haast te maken met een brede vaccinatiecampagne en voorlichting, en dit niet afhankelijk te maken van een nieuw kabinet? En bent u bereid de Kamer hier voor het zomerreces over te informeren?
Ik heb uw Kamer recent geïnformeerd over de acties die ik in gang zet om het vertrouwen in het Rijksvaccinatieprogramma te verhogen7. Ik informeer uw Kamer voor de zomer over de voortgang op de tien ingezette acties.
Het bericht ‘Nederlanders betalen reisbureau hoge bedragen voor evacuatie familie Gaza’ |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nederlanders betalen reisbureau hoge bedragen voor evacuatie familie Gaza»?1
Ja.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerder gestelde schriftelijke vragen van het lid Van Baarle (DENK) d.d. 6 februari 2024?2
Ja.
Klopt het dat Abed Al Attar nog steeds niet is teruggekeerd naar Nederland? Zo ja, wat gaat u doen om Abed Al Attar zo spoedig mogelijk terug te laten keren naar Nederland?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken blijft zich via politieke en diplomatieke inspanningen inzetten voor alle Nederlanders die vanuit Gaza willen terugkeren naar Nederland, inclusief de heer Al Attar. Conform de AVG is het Ministerie van Buitenlandse Zaken terughoudend in het geven van meer details over individuele zaken.
Kunt u verklaren waarom het zo moeilijk blijkt om Nederlanders terug naar Nederland te halen vanuit Gaza en welke concrete inspanningen heeft u geleverd om dit te versnellen? Zijn er autoriteiten die onvoldoende meewerken of processen bij autoriteiten die vertragend werken?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zorgt ervoor dat de namen van de mensen met wie het ministerie in contact staat en die in aanmerking komen, bekend zijn bij de relevante autoriteiten, waaronder de Israëlische en Egyptische autoriteiten, die de lijsten opstellen van mensen die de grens over mogen. Het ministerie en de Nederlandse ambassades en vertegenwoordigingen in de regio onderhouden actief contact en stemmen af met alle betrokken partners in de regio. Via alle beschikbare diplomatieke kanalen, ook in EU-verband, zet het ministerie zich er voor in dat deze personen zo snel mogelijk Gaza kunnen verlaten. Daarnaast wordt op politiek niveau, door verschillende leden van het kabinet waaronder de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister-President, blijvend aandacht gevraagd dat alle Nederlanders, inclusief kerngezinsleden, mensen met een Nederlandse verblijfsstatus en mensen die een positief besluit van de IND hebben in het kader van gezinshereniging, zo snel mogelijk Gaza kunnen verlaten. De definitieve grenslijst wordt opgesteld door Israël en Egypte die ook gezamenlijk de grens bewaken. Aan de grens wordt toegang verzocht; de autoriteiten ter plekke bepalen vervolgens de feitelijke toelating. Ook zijn er mensen die vanwege individuele- en veiligheidsomstandigheden Gaza (nog) niet kunnen verlaten.
Hoe komt het proces van het op lijsten plaatsen van personen die Gaza mogen verlaten precies tot stand, welke autoriteiten zijn hierbij betrokken en wat is de rol van deze autoriteiten?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe heeft u uitvoering gegeven aan de aangenomen motie-Van Baarle c.s. over het bevorderen dat in Europees verband gezamenlijk wordt opgetrokken om Europese staatsburgers in Gaza zo snel mogelijk terug te halen?3
Nederland onderhoudt op alle niveaus sinds oktober intensief contact met betrokken partners in de regio en zet zich er via alle beschikbare diplomatieke kanalen voor in. Zeker ook in EU-verband vindt vanaf oktober politieke druk plaats richting alle betrokken landen in de regio opdat EU-onderdanen wordt toegestaan Gaza te verlaten. Daarnaast vindt continu EU-coördinatie en samenwerking aan de grens en in de betrokken landen plaats
Klopt het dat er bedragen tussen de 12.000 en 250.000 euro gevraagd worden om mensen uit Gaza te halen?
De genoemde bedragen uit het mediabericht «Nederlanders betalen reisbureau hoge bedragen voor evacuatie familie Gaza» kunnen wij niet verifiëren. Bij de verlening van consulaire bijstand volgt het Ministerie van Buitenlandse Zaken de route langs de officiële autoriteiten om mensen te helpen Gaza te verlaten en naar Nederland over te brengen.
Klopt het dat mensen gebruik maken van een reisbureau dat zeer hoge kosten rekent voor het arrangeren van de overtocht van Gaza naar Egypte?
Zie het antwoord op vraag 7.
Deelt u de mening dat het schrikbarend is dat er zo veel geld verdiend wordt aan de wanhoop van mensen die uit Gaza moeten vluchten? Zo ja, hoe gaat u zich internationaal inspannen voor een mogelijkheid voor Palestijnen om zonder slachtoffer te worden van absurde kosten Gaza te kunnen verlaten?
Ik deel uw mening dat het schrikbarend is indien er zoveel geld wordt verdiend aan de wanhoop van mensen die uit Gaza vluchten. Nederland blijft zich ervoor inzetten dat alle Nederlanders, inclusief kerngezinsleden, mensen met een Nederlandse verblijfsstatus en mensen die een positief besluit van de IND hebben in het kader van gezinshereniging zo snel mogelijk Gaza kunnen verlaten.
Kunt u verzekeren dat Nederlanders die terugkeren naar Nederland vanuit Gaza, of Nederlanders die hun familie wensen terug te halen uit Gaza, niet genoodzaakt zijn om zeer hoge bedragen te betalen voor de evacuatie uit Gaza? Indien u dat niet kunt, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat deze hoge kosten niet meer betaald dienen te worden?
Nederlanders in Gaza of hun familieleden in Nederland kunnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken vragen om consulaire bijstand als zij dat willen. Bij de verlening van consulaire bijstand handelt het ministerie conform de gemaakte (inter)nationale afspraken. Hierbij wordt de route langs de officiële autoriteiten gevolgd. Het betalen voor diensten maakt hier geen onderdeel van uit.
Het bericht 'Coffeeshops Tilburg en Breda mogen meer legale cannabisvoorraad in huis hebben: ‘genoeg voor een week’' |
|
Mirjam Bikker (CU), Harmen Krul (CDA), Diederik van Dijk (SGP), Daniëlle Jansen (NSC) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Coffeeshops Tilburg en Breda mogen meer legale cannabisvoorraad in huis hebben: «genoeg voor een week»»?1
Ja.
Was dit een kabinetsbesluit?
Nee. In het Besluit Experiment gesloten coffeeshopketen, dat op 1 juli 2020 in werking is getreden, is vastgelegd dat de voorraad hennep of hasjiesj die door een coffeeshophouder wordt aangehouden niet meer bedraagt dan de hoeveelheid die hij op weekbasis nodig heeft voor de verkoop aan klanten. De burgemeester is bevoegd om nadere eisen te stellen aan deze maximaal toegestane handelsvoorraad. Bij de start van de aanloopfase hebben de burgemeesters van Breda en Tilburg in overleg met de Ministers van Justitie en Veiligheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport de wettelijke norm voor de maximale handelsvoorraad voor de periode van de aanloopfase naar beneden bijgesteld tot 500 gram. Na een paar maanden hebben de burgemeesters in overleg met de Ministers de lokale nadere eis laten vervallen, vanwege de te grote belemmeringen voor de uitvoering door deze beperking. Zo vonden de burgemeesters het onwenselijk dat als gevolg van de 500-gram maatregel coffeeshops meermaals per dag bevoorraad moesten worden. De beveiligd-vervoerders bewaarden de producten in hun voertuig om later op de dag de voorraden van de coffeeshops opnieuw aan te vullen. Het is veiliger en beter beheersbaar wanneer de gereguleerde producten in de coffeeshop worden bewaard in plaats van in rondrijdende voertuigen. Daarnaast was de registratie in het track & trace-systeem door de vele extra handelingen die uitgevoerd moesten worden foutgevoeliger dan wanneer er grotere leveringen kunnen plaatsvinden. Tot slot maakte de 500 gram-beperking het moeilijk om vraag en aanbod van gereguleerde cannabis tijdens de aanloopfase op elkaar af te stemmen.
Waarom moet de Kamer in de media vernemen dat de regering een uniforme norm in het geheel loslaat, coffeeshophouders aanvankelijk zelf laat bepalen hoeveel voorraad zij aanwezig hebben en in strijd met het besluit experiment gesloten coffeeshopketen zelfs gaat toestaan méér dan de handelsvoorraad die nodig is voor één week aanwezig te hebben?
Op 28 februari jl. is uw Kamer tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet experiment gesloten coffeeshopketen in verband met de toevoeging van een elfde gemeente aan het experiment geïnformeerd hierover. Ik, de Minister van Medische zorg, heb het volgende medegedeeld tijdens dit debat naar aanleiding van een vraag van het lid Sneller: «Het doel van de aanloopfase die nu in Breda en Tilburg is begonnen, is het verbeteren van de systemen en processen. Er waren bijvoorbeeld problemen met het track-and-tracesysteem die naar boven zijn gekomen. Die zijn inmiddels verholpen. Er waren ook problemen met de maximaal toegestane handelsvoorraad. Daarover zijn we in gesprek gegaan met de burgemeesters en andere betrokken partijen. We hebben besloten om de handelsvoorraad op te hogen.»
Volledigheidshalve hebben wij uw Kamer nogmaals per brief op 15 maart jl. geïnformeerd over de ophoging van de handelsvoorraad.
Het is daarbij onjuist dat de regering de uniforme norm in het geheel zou hebben losgelaten, noch is er sprake van geweest dat coffeeshophouders aanvankelijk de voorraad zelf mochten bepalen of dat in strijd met het Besluit Experiment gesloten coffeeshopketen er meer dan een weekvoorraad zou zijn toegestaan. In overleg met de burgemeesters is juist geconstateerd dat de uitzondering die we hadden afgesproken voor de aanloopfase (tot 500 gram) op de wettelijk vastgelegde norm in het Besluit (weekvoorraad) te belemmerend bleek.
Bent u met de stelling eens dat dit veel verstrekkender is dan de in het debat van 28 februari genoemde «voorgenomen verhoging» van de handelsvoorraad?
Nee.
Vindt u dit getuigen van goede en volledige informatievoorziening naar de Kamer?
Ja. De Kamer is op 28 februari jl. geïnformeerd tijdens het plenaire debat en op 15 maart jl. heeft de Kamer een brief ontvangen waarin dit nogmaals wordt toegelicht.
Waarom is aanvankelijk gekozen voor een maximaal aanwezige handelshoeveelheid van 500 gram? Kunt u de onderliggende adviezen delen van politie en Openbaar Ministerie die bij de totstandkoming van die handelshoeveelheid destijds zijn betrokken?
Aanvankelijk is gekozen voor een maximum van 500 gram, zodat op kleine schaal getest kon worden met het track & trace-systeem en het toezicht op de gereguleerde voorraad in de coffeeshop. Per Kamerbrief d.d. 30 maart 20232 is de Kamer toentertijd geïnformeerd over de gemaakte afwegingen bij het besluit over de aanloopfase en over de ontvangen input van alle stakeholders, zo ook de input ontvangen van politie en het Openbaar Ministerie. In deze brief is gemeld dat de politie en het Openbaar Ministerie een aantal overdenkingen en vragen aan de Ministers hebben meegegeven, wijzende op de risico’s van twee handhavingsregimes. Deze overdenkingen zien op hoe handhaafbaar twee handhavingsregimes zijn, hoe daar effectief toezicht op wordt gehouden, of de rechtszekerheid niet in gevaar komt en of een dergelijk regime geen misbruik in de hand werkt. De politie en het Openbaar Ministerie stelden daarnaast dat de tijdelijke aanwezigheid van twee stromen in de coffeeshop niet aansluit bij de kern van het experiment, te weten een gesloten gedecriminaliseerde coffeeshopketen. De politie en het Openbaar Ministerie hebben evenwel laten weten dat het een politiek bestuurlijk experiment is en dat zij dit besluit zullen uitvoeren en zich vanuit hun rol uiteraard ten volle zullen inzetten.
Het Openbaar Ministerie en de politie hebben vorig jaar geen specifiek advies uitgebracht over de grootte van de handelshoeveelheid.
Zijn de politie en het Openbaar Ministerie om advies gevraagd bij het loslaten van deze norm en het opstellen van de voorgestelde open norm? Zo nee, waarom niet en bent u bereid dat alsnog te doen en de adviezen met de Kamer te delen? Zo ja, kunt u deze adviezen met de Kamer delen?
Ja, de politie en het Openbaar Ministerie zijn om advies gevraagd net als de andere betrokken partijen. De burgemeesters hebben middels een gesprek met de Ministers aangegeven dat de beperking van 500 gram belemmerend werkt en verzochten de Ministers om deze beperking los te laten. Telers en coffeeshophouders wensten eveneens een verhoging van de handelsvoorraad naar een weekvoorraad. En ook de Inspectie JenV gaf aan zich te herkennen in de knelpunten. In een gesprek met het Openbaar Ministerie op 19 februari jl. heeft het Openbaar Ministerie mede namens de politie aangegeven vanuit hun strafvorderlijke en strafrechtelijk perspectief geen bezwaren te hebben. Daarbij is benadrukt dat het een bestuurlijk experiment betreft met bestuurlijk toezicht. Wel gaven het Openbaar Ministerie en de politie de overweging mee om een vast gewicht voor de maximale handelsvoorraad vast te stellen. Wij hebben de burgemeesters dit signaal meegegeven en verzocht onderling afstemming te zoeken. Inmiddels hebben beide burgemeesters in het beleid opgenomen dat de maximale handelsvoorraad wordt vastgesteld op basis van het gemiddelde van de verkochte hoeveelheid van de vier voorgaande weken, met een maximale afwijking van 5%.3
Is hier sprake geweest van het geven van opvolging aan adviezen van politie en het Openbaar Ministerie zoals is verzocht in de overgenomen motie Bikker c.s. (Kamerstuk 36 279, nr. 11) die specifiek ook spreekt over de voorschriften voor coffeeshops?
Aan adviezen van politie en OM wordt opvolging gegeven in de overwegingen rondom het experiment. Ook op terreinen waar het niet de taakuitvoering van politie en OM zelf betreft wordt hun advies meegenomen. De voorschriften voor coffeeshops zijn vastgelegd in het Besluit coffeeshops experiment gesloten coffeeshopketen. Daarover is destijds ook advies gevraagd aan het OM en politie, dit advies is nadrukkelijk meegenomen. Het is aan de burgemeester om lokaal beleid in de driehoek te bespreken.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat over drugsbeleid?
De vragen zijn beantwoord binnen de reguliere termijn.
De brief ‘Looptijd EHF project’ |
|
Laura Bromet (GL), André Flach (SGP) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met de brief «Looptijd EHF project» verzonden februari 2024 door het samenwerkingsverband Zoetwaterberging in West Zeeuws-Vlaanderen?
Bent u het ermee eens dat dit samenwerkingsverband een mooi voorbeeld is van lokale samenwerking om uitdagingen op het gebied van water het hoofd te bieden?
Waarom heeft het 20 maanden geduurd vanaf het moment van aanvraag tot de toekenning van de aangevraagde subsidie?
Wat is volgens u de reden dat de looptijd van de toegekende subsidie 14 maanden korter is dan van de aangevraagde subsidie, wat neerkomt op een halvering? Heeft dit, zoals de brief suggereert, te maken met de bijdrage van het Europees Fonds voor de Plattelandsontwikkeling (ELFPO)?
Hoe denkt u dat het animo voor lokale projecten voor verduurzaming wordt beïnvloed als de looptijd van de subsidie veel korter is dan de tijd die nodig is voor de uitvoering?
Welke mogelijkheden ziet u om de deadline voor de subsidieverlening voor het genoemde project mee te laten bewegen met de looptijd van het project?
Welke ruimte ziet u om het moment tussen subsidieaanvragen en beslissing te versnellen voor lokale verduurzamingsinitiatieven en om financiering beter aan te laten sluiten op de behoefte?
De leegloop bij de recherche |
|
Max Aardema (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Politiebond vreest «braindrain» door leegloop bij recherche»?1
Klopt het dat het capaciteitsprobleem bij de recherche nog groter is dan binnen de reguliere dienst?
Klopt het dat er daardoor op grote schaal onderzoeken niet kunnen worden opgepakt?
Hoeveel opleidingsplekken rechercheur/recherchemodules zijn er jaarlijks op de Politieacademies?
Hoeveel opgeleide rechercheurs stromen er jaarlijks uit?
Welke mogelijkheden zijn er voor zij-instromers; welk traject dienen zij te doorlopen?
Wat gaat u eraan doen om dit capaciteitsprobleem bij de recherche op korte- en langere termijn op te lossen?
De verhouding tussen artikel 6 van de Kaderrichtlijn afvalstoffen en de EVOA-verordening |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Is de veronderstelling juist dat wanneer afvalstoffen op basis van de criteria in artikel 6 van de Kaderrichtlijn afvalstoffen (Richtlijn 2008/98/EG), niet langer als afvalstof aangemerkt worden deze onder de EVOA-verordening (Verordening 1013/2006) niet langer als afvalstof behandeld hoeven te worden? Kunt u zo nodig aangeven wanneer wel of niet?
Materialen die voldoen aan de criteria in artikel 6 van de Kaderrichtlijn afvalstoffen, hebben de einde-afvalstatus. Zij vallen daarmee niet meer onder de afvalstoffenwetgeving. De EVOA is alleen van toepassing op afvalstoffen en dus niet op materialen met de status einde-afval. Bij een verschil van inzicht tussen bevoegde gezagen voor internationale afvaltransporten schrijft artikel 28 van Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) voor dat de strengste indeling moet worden gevolgd. Dit geldt ook voor het onderscheid tussen afval of niet-afval.
Vereist artikel 6 van de Kaderrichtlijn afvalstoffen dat bij het hanteren van de genoemde criteria verschil gemaakt wordt tussen stoffen die geëxporteerd zullen worden of niet? Zo ja, op welke wijze?
Er is geen vereiste in artikel 6 van de Kaderrichtlijn afvalstoffen op basis waarvan onderscheid gemaakt wordt tussen stoffen die geëxporteerd worden en stoffen die binnen Nederland blijven.
Is het op basis van artikel 6 van de Kaderrichtlijn afvalstoffen vereist dat afvalstoffen pas als niet-afvalstof aangemerkt mogen worden als ontvangende landen expliciet toestemming geven om het als niet-afvalstof aan te merken?
Dit vereiste volgt niet uit artikel 6 van de Kaderrichtlijn afvalstoffen, maar uit artikel 28 van de EVOA.
Kunt u aangeven welke Europese jurisprudentie hierover beschikbaar is en hoe andere lidstaten hiermee omgaan?
De wijze waarop EU-lidstaten met deze vraag moeten omgaan is vastgelegd in artikel 28 «Geschillen over de indeling» van de EVOA-verordening. EVOA artikel 28 bepaalt dat bij verschil van inzicht over de status afval of niet-afval, het transport wordt behandeld als zijnde afval. Jurisprudentie over de toepassing van de Kaderrichtlijn afvalstoffen is beschikbaar via het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Het bericht 'Roep in Amsterdam om weren Samidoun kopstuk' |
|
Ingrid Michon (VVD), Bente Becker (VVD) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat het Samidoun-kopstuk Mohamed al Khatib vrijdag 15 maart komt spreken in het Dokhuis in Amsterdam over de rol van de Palestijnen in Europa bij de bevrijding van Palestina?1 Is deze berichtgeving juist?
Wat is Samidoun voor organisatie en wat is de doelstelling, positie, het ledenaantal en de rechtsvorm van deze organisatie in Nederland en internationaal? Is er bij u een beeld van mogelijke strafbare activiteiten vanuit Samidoun?
Is het juist dat Samidoun een dekmantel is voor de verboden terroristische organisatie Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (PFLP)? Als u dit niet weet, bent u bereid dit te onderzoeken?
Is het juist dat Mohamed al Khatib naast Europees coördinator van Samidoun ook lid is van of actief is voor de verboden organisatie PFLP? Als u dit niet weet, bent u bereid dit te onderzoeken?
Is het juist dat Samidoun verboden is in Duitsland? Zo ja, op welke grondslag?
Zijn er acties bekend van Samidoun in Nederland die gekenschetst kunnen worden als nodeloos kwetsend, opruiend en/of antisemitisch?
Is er voldoende grond om in Nederland een verbod van de organisatie te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Zijn Samidoun-leden onderwerp van een lokaal casusoverleg, in het kader van de persoonsgerichte aanpak van radicalisering en terroristische activiteiten? Zo nee, waarom niet?
Is het juist dat Samidoun-leden, waaronder Mohamed al Khatib, ook aanwezig zijn geweest bij de verstorende uit de hand gelopen demonstraties bij de opening van het Holocaustmuseum, waar ook antisemitische leuzen werden gescandeerd? Zijn er door deze leden tijdens deze demonstratie strafbare feiten gepleegd? Zo ja, zijn deze strafbare feiten opgevolgd door politie en Openbaar Ministerie?
Bent u het eens dat er alles aan moet worden gedaan om een voedingsbodem voor haat de kop in te drukken en er geen ruimte moet worden geboden aan boodschappen van personen of organisaties die groepen mensen tegen elkaar opzetten, terrorisme verheerlijken en/of antisemitisme aanwakkeren?
Bent u bereid, eventueel in samenwerking met Duitsland, te onderzoeken of Samidoun alsnog op de Europese lijst van terroristische organisaties kan worden geplaatst en bent u bereid zich hiervoor in te spannen in Europese Unie (EU-)verband?
Bent u bereid onderzoek te verrichten naar de geldstromen van Samidoun?
Welke mogelijkheden heeft een bank om een bankrekening van een organisatie te sluiten als de bank signalen heeft dat de rekening wordt gebruikt om antisemitische activiteiten te organiseren waarbij het terrorisme van Hamas wordt verheerlijkt?
Welke mogelijkheden heeft de gemeente Amsterdam om spreker Mohamed al Khatib te weren? Is er wettelijk gezien een mogelijkheid hem een gebiedsverbod of spreekverbod op te leggen? Zo ja, op welke grond? Bent u bereid actief met de de gemeente Amsterdam in gesprek te gaan over die mogelijkheden?
Het kabinet hecht eraan te benadrukken dat er in onze open samenleving geen ruimte en tolerantie is voor extremistische uitingen, zoals haatzaaien opruiing en aanzetten tot geweld. Deze uitingen zijn ondermijnend aan de democratische rechtsorde en kunnen een bedreiging vormen voor de openbare orde en/of nationale veiligheid.
De IND baseert zich bij de beoordeling of een vreemdeling een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid is, op de beschikbare informatie, zoals een duiding van de NCTV, een ambtsbericht van de AIVD of een oordeel over de openbare orde door politie en/of de lokale driehoek. Op basis van de beschikbare informatie is er in deze zaak onvoldoende grond om te concluderen dat het persoonlijk gedrag van betrokkene een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt.
In algemene zin geldt dat waar personen naar Nederland komen om hier extremistisch gedachtengoed te verspreiden het kabinet er alles aangelegen is om deze personen te weren. Zo is uw Kamer op 25 oktober 2023 geïnformeerd over het versterken van de maatregel om extremistische vreemdelingen uit Nederland te weren.1 Het weren uit Nederland kan plaatsvinden door een visum voor kort verblijf te weigeren als een vreemdeling visumplichtig is. Niet-visumplichtige derdelanders kunnen ook geweerd worden, bijvoorbeeld door hen te signaleren in het Schengeninformatiesysteem (SIS II) of door een ongewenstverklaring op te leggen, bijvoorbeeld als zij een gevaar vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid. Bij EU-burgers en vreemdelingen die langdurig ingezetene zijn van een lidstaat geldt dat het weren pas mogelijk is als het persoonlijk gedrag van de betrokkene een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt.
Waar grenzen in ons land worden overschreden, treedt de overheid op. Aanjagers die anderen aanzetten tot geweld, bewust extremistische boodschappen verspreiden en tot doel hebben deze te normaliseren, worden aangepakt. Zo zijn gemeenten en andere lokale professionals getraind in het herkennen van signalen van mogelijke radicalisering en kunnen gerichte interventies worden ingezet. Indien er sprake is van strafbare feiten, wordt er door politie, onder gezag van het Openbaar Ministerie, indien opportuun, opgetreden.
Naar aanleiding van de berichtgeving is er ook nauw contact geweest tussen het Ministerie van Justitie en Veiligheid, de gemeente en veiligheidsdiensten om de mogelijke risico’s van de komst van deze spreker en handelingsperspectieven in kaart te brengen. Vooropstaat dat er zowel in Amsterdam als op andere plekken in Nederland absoluut geen plaats is voor extremisme dan wel antisemitisme. De gemeente Amsterdam heeft zorgen uitgesproken over de komst van spreker richting de NCTV en beheerder van de locatie waar de bijeenkomst plaatsvindt. Gelet op de beschikbare informatie waar de beslissing van de IND op is gebaseerd, de bijeenkomst besloten en binnen is en lokale driehoek op dit moment geen informatie heeft die directe aanleiding geeft tot een vrees voor wanordelijkheden, maakt dat lokaal op grond van de openbare orde en veiligheid geen maatregelen ten aanzien van de bijeenkomst en spreker, zoals het opleggen van een gebiedsverbod, kunnen worden genomen. Gezien de actualiteiten zal de lokale driehoek vanzelfsprekend alert zijn op eventuele wanordelijkheden bij deze bijeenkomst.
Welke mogelijkheden heeft het kabinet zelf om spreker Mohamed al Khatib te weren bij bijeenkomsten in Nederland? Kunt u dit doen op grond van zijn lidmaatschap van een verboden terroristische organisatie en bent u daar ook toe bereid? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
Bent u bereid de vragen 14 en 15 bij voorrang en zo nodig apart versneld te beantwoorden omdat de komst van het Samidoun kopstuk al op 15 maart gepland staat?
Het kabinet heeft de genoemde vragen zo spoedig mogelijk beantwoord. De beantwoording van de overige vragen volgt.
Het bericht ‘Zuid-Afrika gaat burgers straffen als ze vechten voor Israël’ |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Zuid-Afrika gaat burgers straffen als ze vechten voor Israël»?1
Klopt het dat Zuid-Afrika burgers die in het Israëlische leger hebben gediend bij terugkeer in het land zal vervolgen? Zo ja, wat vindt u van dit voornemen?
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen van het lid Van Baarle (DENK) d.d. 23 november 2023?2
Is het u nog steeds niet bekend hoeveel Nederlanders momenteel actief zijn in het Israëlische leger noch hoeveel zijn opgeroepen of afgereisd? Indien dit zo is, waarom wordt dit niet door de Nederlandse regering bijgehouden?
Is het nog steeds zo dat er geen Nederlandse militairen zijn die toestemming hebben gevraagd om in het Israëlische leger te dienen?
Is het kabinet bereid om een (eventuele) machtiging voor militairen om voor het Israëlische leger te vechten in geen enkel geval te verstrekken? Zo nee, waarom niet?
Kan het kabinet uitsluiten dat de Israëlische regering werft in de zin van artikel 205 van het Wetboek van Strafrecht en zich dus onthoudt van het benaderen, bespelen, beïnvloeden of anderszins overreden van personen om in Israëlische krijgsdienst te treden of namens Israël deel te nemen aan een gewapend conflict?
Op welke wijze houdt het kabinet zicht op Nederlanders in Israëlische krijgsdienst en op de vraag of Nederlanders in Israëlische krijgsdienst mogelijk oorlogsmisdrijven begaan?
Welke wetgeving is van toepassing op mogelijke oorlogsmisdrijven gepleegd door Nederlanders in Israëlische krijgsdienst en hoe wordt erop toegezien dat bij terugkomst in Nederland mensen voor mogelijke oorlogsmisdrijven ook vervolgd worden?
Deelt u de mening dat eventuele oorlogsmisdrijven gepleegd door Nederlanders in Israëlische krijgsdienst nooit onbestraft zouden mogen blijven? Zo nee, waarom niet?
Bent u bekend met de talloze uitingen van mensenrechtenorganisaties en VN-experts over mogelijke oorlogsmisdrijven van het Israëlische leger? Zo ja, ziet u daarin geen aanleiding om Nederlanders te ontmoedigen om in Israëlische krijgsdienst te gaan?
Zijn er Nederlanders bekend die mogelijk in Israëlische krijgsdienst hebben bijgedragen aan mogelijke oorlogsmisdrijven? Zo ja, worden deze personen bij terugkeer vervolgd?
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat Nederlanders actief bijdragen aan de gewapende strijd van Israël in Gaza? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om ervoor te zorgen dat het voor Nederlanders verboden wordt om in Israëlische krijgsdienst te treden? Zo neen, waarom niet?
Het bericht 'Rechter gefrustreerd: klinieken willen verward persoon niet opnemen' |
|
Sarah Dobbe , Michiel van Nispen (SP) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Rechter gefrustreerd: klinieken willen verward persoon niet opnemen»?1
Het is in het belang van meneer zelf dat hij goede zorg krijgt die bij zijn complexe zorgbehoefte aansluit. Daarnaast is het in het algemeen belang dat meneer op de juiste, veilige plek wordt opgenomen. Inmiddels is een plek gevonden voor meneer en is hij met ingang van 29 maart 2024 opgenomen. Het is niet wenselijk dat dit niet tijdig gebeurt en dat het veel tijd kost een passende plek te vinden.
In mijn brief over Langdurig klinisch verblijf (28 maart 2024) licht ik toe hoe het Ministerie van VWS omgaat met deze casuïstiek.2 Het betreft jaarlijks honderden individuele gevallen in de langdurige zorg. Het Ministerie van VWS en in sommige gevallen het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV), denkt en werkt in dit soort casuïstiek op verzoek mee met zorgaanbieders, zorgfinanciers en cliëntvertegenwoordigers bij het zoeken naar een passende plek in de reguliere zorg. Vanuit die casuïstiek ken ik ook de uitdagingen voor zorgaanbieders, hulpverleners en zorginkopers rondom zorgplekken met (een zekere mate van) beveiliging. Het (tijdig) vinden van een passend (langdurige) zorgplek voor mensen die soms extra beveiliging nodig hebben is veelal niet eenvoudig. Het gaat om een doelgroep met een complexe zorg en beveiligingsvraag. Er is vaak sprake van gedragsproblematiek, een verstandelijke beperking, problemen op het terrein van psychiatrie, verslavingsproblematiek en vaak een combinatie daarvan. Bijna altijd is het nodig om voor deze mensen een plek op maat te creëren, gegeven de veelal unieke combinaties van problematiek. Dat maakt het ook vrijwel onmogelijk om passende zorgplekken voor deze doelgroep «op voorraad» beschikbaar te hebben.
Als we naar deze specifieke cliënt kijken dan blijkt uit de gepubliceerde rechterlijke uitspraak van 23 februari 2024 dat de meneer waar het hier over gaat, een verstandelijke beperking heeft, een verleden van geweldsfeiten heeft en agressie naar anderen toe vertoont.3 Hij heeft daarom voor langere tijd beveiligde zorg nodig op de grens van de gehandicaptenzorg, de geestelijke gezondheidszorg en de forensische zorg. Dat beeld past naadloos bij de doelgroep die ik hierboven benoem, waarbij dus ook voor deze meneer geldt dat we een plek op maat moeten creëren. Dat vergt helaas tijd, aangezien het vaak gaat om een nieuwe combinatie van specifieke kenmerken.
Bent u het ermee eens dat het zeer onwenselijk en zelfs gevaarlijk zou zijn als de persoon in kwestie op straat zou komen te staan omdat er geen behandelplek voor hem kan worden gevonden?
Ja, deze meneer heeft een passende zorgplek nodig met een bepaalde mate van beveiliging. Ik vind het onwenselijk dat voor een groep mensen die zeer complexe zorg nodig heeft, met een bepaalde mate van beveiliging, op dit moment onvoldoende passend aanbod is. In mijn antwoord op vraag 8 ga ik in op welke actie er is ingezet om een plek voor meneer te vinden.
Hoeveel vaker komt het voor dat mensen bij wie de rechtbank een zorgmachtiging heeft opgelegd op straat komen te staan, omdat er geen behandelplek voor hen beschikbaar is?
Aan de meneer waar het in deze casus om gaat is een rechterlijke machtiging onder de Wet zorg en dwang (Wzd) verleend. Uit de cijfers die ik van het OM heb ontvangen blijkt dat in het jaar 2023 er 14 keer een rechterlijke machtiging voor opname en verblijf onder de Wet zorg en dwang is afgegeven door de strafrechter. Uit de beschikbare gegevens is verder niet op te maken of voor deze personen steeds tijdig een behandelplek gevonden kon worden. Voor zover ons bekend wordt die informatie ook niet geregistreerd. Uit de ons bekende casuïstiek weten we dat er van begin af aan intensief gezocht moet worden naar een passende plek, met grote inzet van alle betrokken partijen (zoals zorgaanbieders, justitiële keten, zorg- en veiligheidshuizen, zorgkantoren, gemeenten en zorgverzekeraars en de Ministeries van J&V en VWS). Veelal lukt het dan om toch nog die plek te vinden of te creëren.
Hoe reageert u op de uitspraken van de Rechtbank in Zutphen dat de Wet zorg en dwang op dit punt niet werkt?2 In hoeverre is een wijziging van deze wet volgens u noodzakelijk om deze problematiek op te lossen?
De Rechtbank Zutphen stelt dat de Wet zorg en dwang deels niet werkt omdat instellingen niet gedwongen kunnen worden om iemand op te nemen en omdat er regie door een (overheids)instantie ontbreekt. De rechtbank acht dit zorgelijk, vanwege het individuele belang van meneer en ook vanwege het algemene belang van beveiliging van de samenleving.
Het klopt dat (private) zorginstellingen in de reguliere zorg niet gedwongen kunnen worden om iemand op te nemen.
In gevallen als het onderhavige, speelt dat het lastig is om cliënten met een complexe zorgvraag die een bepaalde mate van beveiliging nodig hebben te plaatsen. Ik zie dat ook. Dat dit lastig is, blijkt eveneens uit de wetsevaluaties van art. 2.3 Wet forensische zorg en de Wet verplichte ggz en de Wzd.5 Daarin wordt onder andere geadviseerd om de afstemming en de coördinatie rondom de plaatsing van cliënten met een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van de strafrechter te verbeteren.
Voor het verbeteren van het opnameproces voor deze complexe doelgroep moet echter niet alleen worden gekeken naar de wet. Het is vooral van belang dat er voldoende passend (beveiligd) zorgaanbod wordt gecreëerd voor cliënten met complexe problematiek en voor wie de Wzd passend is. In mijn eerdergenoemde brief over langdurig klinisch verblijf heb ik aangekondigd welke stappen ik zet om meer zorgaanbod te creëren. Daarnaast is het belangrijk dat de reguliere zorg beter wordt toegerust op de complexe doelgroep, voor zover die daar op haar plaats is, en dat de aansluiting tussen de forensische zorg en de reguliere zorg wordt verbeterd. Om dat te realiseren, ontwikkel ik samen met de Minister voor Rechtsbescherming een breed pakket aan maatregelen, dat ik neer zal leggen in een werkagenda. Voor de zomer stuur ik uw Kamer een brief met daarin de uitwerking van de werkagenda. De beleidsreactie op de evaluatie van artikel 2.3 Wfz is hier onderdeel van. Deze brief is toegezegd tijdens het commissiedebat gevangeniswezen en tbs van 15 februari jongstleden.
Hoe reageert u op de uitspraken van de Rechtbank in Zutphen dat de verblijfsstatus en de daaraan gerelateerde financieringsproblemen als oorzaak worden genoemd voor de niet-plaatsing van de persoon in kwestie? Welke maatregelen zijn volgens u nodig om dit probleem op te lossen?
Uit de rechterlijke uitspraak van 23 februari 2024 blijkt dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) de verblijfsvergunning van meneer heeft ingetrokken en dat het hoger beroep hiertegen nog loopt. Dit betekent dat meneer op dit moment niet rechtmatig in Nederland verblijft.
De regelgeving voorziet overigens in de financiering van zorg voor onrechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen. Financiering van medisch noodzakelijke zorg kan door een instelling bij het CAK worden gedeclareerd op grond van art. 122a van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Vergoed worden zorg of overige diensten als bedoeld in artikel 11 van de Zvw of artikel 3.1.1 van de Wet langdurige zorg.
Wat zegt dit nu over het zorgstelsel dat een gevaarlijk persoon moeilijk te plaatsen is omdat een zorgaanbieder daar alleen maar last van heeft en dit financieel niet interessant is? Wat zegt dit over de gebrekkige aansluiting tussen onze stelsels van straf en zorg? Welke fundamentele veranderingen zijn daarin volgens u nodig?
Er is een groep mensen die zeer complexe zorg nodig heeft met een passende mate van beveiliging. Dat er voor deze groep mensen op dit moment onvoldoende passend aanbod is, vind ik onwenselijk. Daarom werk ik aan een breed pakket van maatregelen.
Ik heb uw Kamer reeds een brief over langdurig klinisch verblijf toegestuurd6. Voor de zomer zal ik uw Kamer informeren over de werkagenda, die de aansluiting tussen de reguliere zorg en forensische zorg moet verbeteren (zie ook mijn antwoord op vraag 4).
In hoeverre heeft het feit dat het niet lukt een passende plek te vinden voor een persoon bij wie de rechtbank een zorgmachtiging heeft opgelegd te maken met tekortschietende budgetten en/of tarieven en doorgevoerde bezuinigingen?
Zie het antwoord op vraag 5.
Uit de informatie die ik tot mijn beschikking heb over deze casus blijkt dat het vinden van een geschikte plek voor meneer moeilijk is omdat hij een zeer complexe zorgvraag heeft en dat de plekken waar hij passende (beveiligde) zorg kan ontvangen schaars zijn en op maat moeten worden gemaakt voor de veelal unieke zorgbehoeften van deze cliënten. Financiële overwegingen speelden, voor zover mij bekend, geen rol.
Welke stappen worden er gezet om ervoor te zorgen dat de persoon in kwestie niet op straat komt te staan, maar alsnog een passende behandelplek krijgt?
Om voor de meneer in deze kwestie een passende plek te vinden, was en is maatwerk nodig en daarvoor vindt formeel overleg plaats tussen vertegenwoordigers van het Ministerie van JenV en VWS, de IND, DJI, het COA het CIZ en zorgaanbieders. Over deze casus is in 2023 en 2024 een aantal keren overleg gevoerd. Alle zorginhoudelijke, juridische en overige knelpunten worden bij dit soort overleggen in kaart gebracht en per knelpunt wordt naar oplossingen gezocht totdat uiteindelijk de best passende plek is gevonden. Zo ook in deze casus. Alle betrokken organisaties spannen zich tot het uiterste in om plaatsing op de best passende plek te realiseren. Inmiddels is het gelukt om voor de meneer in kwestie een plek te realiseren.
Met alle betrokken organisaties zetten we ons er met veel inzet gezamenlijk voor in zulke oplossingen zo tijdig mogelijk te realiseren. De realiteit is echter wel dat maatwerk tijd kost en dit soort specifieke (beveiligde) maatwerkplekken niet voorhanden is.
Welke stappen worden er gezet om het bredere probleem van mensen die ondanks een zorgmachtiging niet kunnen worden geplaatst in een zorginstelling op te lossen?
Zie het antwoord op vraag 4 en vraag 6.
Bent u bereid om deze vragen nog deze maand te beantwoorden, aangezien de persoon in kwestie begin april op straat dreigt te komen te staan?
Het is mij niet gelukt om deze vragen nog voor 1 april te beantwoorden.
De KNMG-gedragscode voor artsen |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is het correct dat de Minister voor Medische Zorg in haar recente beantwoording van 14 maart 2024 van schriftelijke vragen over de KNMG-gedragscode stelt dat ze niet met zekerheid («ja» of «nee») kan aangeven of een arts die «publiekelijk te kennen geeft dat hij of zij van mening is dat klimaat(verandering) de gezondheid niet (steeds meer) aantast en klimaat(verandering) dus geen bedreiging vormt voor de gezondheid van mensen» wel of niet in strijd handelt met de KNMG-gedragscode?
Nee, dit is geen correcte weergave. Ik heb in mijn eerdere antwoorden aangegeven dat het antwoord op deze vraag genuanceerd ligt omdat de omstandigheden van het geval van belang zijn. Ter verduidelijking wijs ik erop dat op grond van de KNMG-Gedragscode voor artsen als kernregel geldt dat een arts zich bewust is van de relatie tussen gezondheid, klimaat en milieu en zich inzet voor een duurzame zorgsector en gezonde leefwereld. Van deze regel kan echter in een specifiek geval gemotiveerd afgeweken worden. Op voorhand kan ik niet aangeven in welke gevallen dat aan de orde kan zijn. Dat maakt dat ik ook niet op voorhand kan aangeven of een arts in strijd handelt met de KNMG-Gedragscode, louter vanwege het feit dat een arts publiekelijk te kennen geeft dat deze van mening is dat klimaat(verandering) de gezondheid niet (steeds meer) aantast en klimaat(verandering) dus geen bedreiging vormt voor de gezondheid van mensen.
Als de Minister voor Medische Zorg dit al niet met zekerheid kan aangeven, hoe kunnen artsen dan weten of ze met deze hierboven specifiek omschreven bewering wel of niet in strijd handelen met de KNMG-gedragscode?
De KNMG-Gedragscode biedt een leidraad voor professioneel handelen van artsen. Zoals opgenomen in de gedragscode1 zijn de daarin opgenomen regels normerend en richtinggevend van aard en verwoorden zij waar artsen voor staan. Artsen kunnen daarop terugvallen en de gedragscode als ruggensteun gebruiken. Als een arts zich niet aan een regel in de gedragscode kan houden wordt in de gedragscode zelf aangeraden om met een collega te overleggen. Besluit een arts om van een kernregel af te wijken, dan is het belangrijk dat deze dat besluit goed onderbouwt2. Daarmee wordt ook in de gedragscode zelf al aangegeven dat afwijken van de gedragscode mogelijk is. Het is de verantwoordelijkheid van de arts zelf om te beoordelen of er ruimte is af te wijken van de kernregel van de KNMG-gedragscode voor artsen.
Is deze onduidelijkheid niet in strijd met het «lex certa-beginsel» uit het recht? Met andere woorden, in strijd met het legaliteitsbeginsel dat voor iedereen duidelijk moet zijn welk handelen leidt tot strafrechtelijke aansprakelijkheid, alsmede welke sancties daarop kunnen volgen?
Nee, er is geen sprake van strijd met het lex certa-beginsel. Daarbij is van belang dat de KNMG-Gedragscode opgesteld is door de beroepsgroep van artsen en het dus om een vorm van zelfregulering gaat. Zelfregulering heeft niet dezelfde juridische status als wetgeving of rechterlijke uitspraken. De (tucht)rechter is niet verplicht om normen die uit zelfregulering voortkomen, toe te passen. Bovendien is de kernregel in de gedragscode mijns inziens niet onduidelijk. Hieruit blijkt namelijk duidelijk dat uitgangspunt van de kernregel is dat er een relatie bestaat tussen klimaatverandering en milieuvervuiling enerzijds en de menselijke gezondheid anderzijds. Op grond van de gedragscode wordt van een arts verwacht dat hij zich daarvan bewust is en zich inzet voor een gezonde leefwereld.
Hoe kunnen artsen zich nog langer vrij voelen hun mening te uiten, kritiek te geven en deel te nemen aan het professionele en publieke debat als voor hen niet duidelijk is of ze daarmee wel of niet handelen conform de KNMG-gedragscode en hiervoor door de inspectie dus in potentie wel of niet vervolgd kunnen worden?
Ook artsen hebben het recht op vrijheid van meningsuiting. Zoals gezegd biedt de gedragscode een leidraad voor het professioneel handelen van artsen. Een arts is verantwoordelijk voor het eigen handelen en kan daarop ook worden aangesproken3. Een arts kan van een kernregel afwijken, maar daarbij is het belangrijk dat de afwijking goed wordt onderbouwd. Zoals aangegeven in de beantwoording van eerdere Kamervragen4 onderneemt de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: IGJ) pas actie als een arts uitspraken doet die een gevaar voor de volksgezondheid opleveren. Artsen kunnen op de website van de IGJ lezen hoe de IGJ interventies inzet en welke maatregelen zij kan nemen5.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Geen straf voor milieuactivisten die Meisje met de parel besmeurden: te ingrijpend, zegt hof’ |
|
Claire Martens-America (VVD), Ingrid Michon (VVD) |
|
Gräper-van Koolwijk , Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Geen straf voor milieuactivisten die Meisje met de parel besmeurden: te ingrijpend, zegt hof?»1
Ja
Deelt u de mening dat besmeuring van erfgoed volstrekt onacceptabel is? Deelt u tevens de vrees dat het niet bestraffen van besmeuring kan leiden tot meer van zulke incidenten?
Elke vorm van vernieling vind ik verwerpelijk en onacceptabel. Het Hof heeft de actie strafbaar geacht en de actievoerders hebben 23 dagen vastgezeten in voorarrest. Hiermee is een duidelijk signaal gegeven dat vernielingen (ook niet onder het mom van een demonstratie) niet zonder gevolg zullen blijven.
Hoe vaak wordt artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toegepast om een dader die zich schuldig maakt aan een strafbaar feit geen straf op te leggen? Kunt u een overzicht geven per delict?
Hieronder een overzicht per jaar van het aantal misdrijfzaken met het eindvonnis schuldigverklaring zonder oplegging van straf in eerste aanleg en in hoger beroep.
Uit de systemen van de Rechtspraak kan geen overzicht per delict worden weergeven.
Aantal misdrijfzaken met eindvonnis schuldigverklaring zonder oplegging van straf naar jaar afdoening door de rechter in 1e aanleg:
Aantal misdrijfzaken met eindvonnis schuldigverklaring zonder oplegging van straf naar jaar afdoening in hoger beroep:
Toelichting bij de cijfers
Bron: PSK en NIAS-MI, datum raadpleging 25-3-2024
Krijgen de verdachten, nu zij geen straf krijgen en wel in voorarrest hebben gezeten, een schadevergoeding? Zo ja, wat is hiervan de hoogte?
Artikel 533 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) bepaalt in welke gevallen een schadevergoeding wegens (ten onrechte) ondergaan voorarrest kan worden verzocht, en wat in dergelijke gevallen geldt als «schade» die voor vergoeding in aanmerking komt. Behalve dat sprake moet zijn van een geval in de zin van dit artikel, moet ook sprake zijn van gronden van billijkheid om een vergoeding toe te wijzen. Het verzoek moet binnen drie maanden na beëindiging van de zaak worden ingediend. In deze concrete zaak heeft het Hof Den Haag op 11 maart 2024 uitspraak gedaan. Op het moment van navragen (25 maart 2024) hebben de verdachten nog geen verzoek tot schadevergoeding ingediend. Nu bovengenoemde termijn nog niet is verstreken kan zo’n verzoek nog binnenkomen. Het is aan de rechter om in een concrete zaak te oordelen of een dergelijk verzoek moet worden ingewilligd en, zo ja, wat de hoogte van de vergoeding is.
Hoe beoordeelt u het «chilling effect» op de vrijheid van meningsuiting dat volgens de rechter uitgaat van bestraffing van vernieling en hoe verhoudt zich dit tot de zinsnede «behoudens zijn verantwoordelijkheden volgens de wet» uit artikel 9 lid 1 van de Grondwet?
Het is niet aan mij als Minister om te treden in een uitspraak van de rechter.
Kunt u aangeven of het Openbaar Ministerie (OM) van plan is om cassatie in te stellen tegen de uitspraak?
Het OM heeft geen cassatie ingesteld. Het Hof heeft het feit bewezenverklaard en ook strafbaar geoordeeld. Bij de Hoge Raad kijken de rechters niet meer inhoudelijk naar feiten en bewijs, maar naar de toepassing van het recht, het volgen van de gerechtelijke procedure en de motivatie van de uitspraak. Het OM zag geen mogelijkheden in cassatie.
Worden de kosten die het museum gemaakt heeft om de glasplaat en de lijst van het schilderij te herstellen, verhaald op de daders? Zo nee, waarom niet?
In beginsel ben ik van mening dat de kosten van vernielingen altijd door de daders vergoed zouden moeten worden.
Het Mauritshuis is echter een onafhankelijke privaatrechtelijke instelling aan wie het beheer en behoud van de rijkscollectie is toevertrouwd. Veiligheidszorg is onderdeel van dit beheer en behoud. Ik heb er vertrouwen in dat het Mauritshuis een weloverwogen afweging maakt in het al dan niet verhalen van de kosten op de daders.
Welke stappen zijn reeds ondernomen om te zorgen dat erfgoed beschermd wordt tegen vernieling? Welke stappen bent u voornemens te zetten?
Naar aanleiding van het incident met het Meisje met de Parel zijn er in de sector gesprekken geweest en zijn de veiligheidsprotocollen aangescherpt. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed organiseerde daarnaast samen met het Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed FARO twee bijeenkomsten over collectieveiligheid en protestacties. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft voorts met vertegenwoordigers van de cultuursector, waaronder ook de Museumvereniging, gesproken over wat nodig is om te zorgen dat artiesten, kunstenaars en culturele instellingen veilig hun werk kunnen doen. Om te verzekeren dat bij een verstoring snel en adequaat kan worden opgetreden, spraken we af dat partijen in de cultuursector samen een algemene handreiking en specifieke protocollen per type culturele instelling opstellen. Belangrijk is daarbij dat culturele organisaties wanneer nodig snel toegang hebben tot de lokale politie, burgemeester en officier van justitie (de driehoek). Uit het gesprek bleek dat dit met name voor kleinere organisaties nog niet altijd het geval is. Ik zal in overleg treden met de VNG om te verzekeren dat de toegang tot de driehoek gewaarborgd is.
Elk geregistreerd museum heeft bovendien een individueel beveiligingsplan. Erfgoedwetmusea stellen bijvoorbeeld integrale veiligheidsplannen op conform de Erfgoedwet en de Regeling beheer rijkscollectie en subsidiëring museale instellingen. Musea maken de veiligheidsmaatregelen die zij treffen om veiligheidsredenen echter niet openbaar. Ik kan daar dan ook niet verder op ingaan. De Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed houdt toezicht op de kwaliteit van deze plannen en heeft contact met de musea in Nederland. De musea hebben hun beveiliging in het algemeen gelukkig goed op orde. Ik zie daarom geen aanleiding om aanvullende stappen te zetten.
Deelt u de noodzaak om in gesprek met museumdirecteuren te bezien hoe de gevolgen van ordeverstorende acties en vernielingen kunnen worden voorkomen? Zo ja, ben u bereid dit gesprek te voeren?
Zoals genoemd in ons antwoord op vraag 8 zijn het Ministerie van OCW en de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed doorgaand met de musea in gesprek en heeft de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aanvullend met vertegenwoordigers uit de culturele sector gesproken over de omgang met ordeverstoringen zodat de veiligheid zo goed mogelijk kan worden gewaarborgd. Bovendien hebben musea hun beveiliging over het algemeen goed op orde. De noodzaak tot aanvullende gesprekken zie ik daarom niet.
Wat heeft u afgesproken met musea en andere culturele instellingen over hoe om te gaan met demonstraties en potentiële vernielingen aan de collectie? Wat is de verantwoordelijkheid dan wel bevoegdheid van de musea c.q. culturele instellingen?
Zie hier ook het antwoord op de vragen 7 en 8. Musea en culturele instellingen in het algemeen zijn zelf verantwoordelijk voor veiligheidszorg. De beveiligings- en veiligheidsplannen van musea worden doorgaans opgesteld op basis van risicoanalyses, waarin alle bestaande risico’s op schade worden meegenomen.
Bent u bereid in gesprek te gaan met het OM over het moderniseren van de OM-richtlijn over vernieling, zodat het OM bij daders die cultureel erfgoed uit onze musea vernielen, standaard een hogere (bijv. 300%) straf zal eisen dan bij vernieling van «gewone spullen»? Zo nee, waarom niet?
Een officier van justitie of advocaat-generaal heeft op grond van de wet en de Aanwijzing kader voor strafvordering van meerderjarigen voldoende mogelijkheden om een op de situatie toegesneden en passende straf te eisen. Ik zie geen noodzaak om het OM te vragen de richtlijn aan te passen.
Kunt u een stand van zaken geven van de uitvoering van de motie Michon c.s.2 over het wettelijk kader van demonstraties en de toegezegde kabinetsbrief over demonstraties?
Naar verwachting wordt deze brief, waarin ik en mijn collega van BZK ook ingaan op uw motie, in de maand april naar de Kamer wordt gezonden.
Het bericht ‘Samidoun-kopstuk naar Amsterdam: club riep op ’Europa te verslaan met kalasjnikovs, raketten en kogels’’ |
|
Diederik van Dijk (SGP) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Samidoun-kopstuk naar Amsterdam: club riep op «Europa te verslaan met kalasjnikovs, raketten en kogels»»?1
Ja.
Deelt u de zorg dat hier sprake kan gaan zijn van extremistische uitingen die ondermijnend zijn aan de democratische rechtsorde en daarom een bedreiging kunnen vormen voor de openbare orde en/of nationale veiligheid?
Het kabinet hecht eraan te benadrukken dat er in onze open samenleving geen ruimte en tolerantie is voor extremistische uitingen, zoals haatzaaien opruiing en aanzetten tot geweld. Deze uitingen zijn ondermijnend aan de democratische rechtsorde en kunnen een bedreiging vormen voor de openbare orde en/of nationale veiligheid.
De IND baseert zich bij de beoordeling of een vreemdeling een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid is, op de beschikbare informatie, zoals een duiding van de NCTV, een ambtsbericht van de AIVD of een oordeel over de openbare orde door politie en/of de lokale driehoek. Op basis van de beschikbare informatie is er in deze zaak onvoldoende grond om te concluderen dat het persoonlijk gedrag van betrokkene een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt.
In algemene zin geldt dat waar personen naar Nederland komen om hier extremistisch gedachtengoed te verspreiden het kabinet er alles aangelegen is om deze personen te weren. Zo is uw Kamer op 25 oktober 2023 geïnformeerd over het versterken van de maatregel om extremistische vreemdelingen uit Nederland te weren.4 Het weren uit Nederland kan plaatsvinden door een visum voor kort verblijf te weigeren als een vreemdeling visumplichtig is. Niet-visumplichtige derdelanders kunnen ook geweerd worden, bijvoorbeeld door hen te signaleren in het Schengeninformatiesysteem (SIS II) of door een ongewenstverklaring op te leggen, bijvoorbeeld als zij een gevaar vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid. Bij EU-burgers en vreemdelingen die langdurig ingezetene zijn van een lidstaat geldt dat het weren pas mogelijk is als het persoonlijk gedrag van de betrokkene een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt.
Waar grenzen in ons land worden overschreden, treedt de overheid op. Aanjagers die anderen aanzetten tot geweld, bewust extremistische boodschappen verspreiden en tot doel hebben deze te normaliseren, worden aangepakt. Zo zijn gemeenten en andere lokale professionals getraind in het herkennen van signalen van mogelijke radicalisering en kunnen gerichte interventies worden ingezet. Indien er sprake is van strafbare feiten, wordt er door politie, onder gezag van het Openbaar Ministerie, indien opportuun, opgetreden.
Klopt het dat het betreffende lid van de verboden terroristische organisatie Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (PFLP) visumvrij door Europa reist? Klopt het dat er nog geen inreisverbod is opgelegd? Waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt het verschaffen van toegang voor deze man zich tot de brief van 25 oktober jongstleden die zag op het versterken van de aanpak van extremistische sprekers en de positie van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) hierin, en tot de aangenomen motie van het lid Diederik van Dijk en de mogelijkheid om haat- en angstzaaiers te weren?2, 3
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u mogelijkheden om de het PFLP-lid een inreisverbod op te leggen? Zo ja, gaat u dat doen?
Zie antwoord vraag 2.
Indien dit niet mogelijk is, ziet u andere mogelijkheden – zoals bijvoorbeeld een gebiedsverbod – om te voorkomen dat het betreffende Samidoun-kopstuk vrijdag kan opereren en treedt u hiertoe ook in overleg met de burgemeester van Amsterdam? Hoe wordt daarnaast voorkomen dat dit Samidoun-kopstuk ook op andere plekken in Nederland opereert?
Naar aanleiding van de berichtgeving is er nauw contact geweest tussen het Ministerie van Justitie en Veiligheid, de gemeente en veiligheidsdiensten om de mogelijke risico’s van de komst van deze spreker en handelingsperspectieven in kaart te brengen. Vooropstaat dat er zowel in Amsterdam als op andere plekken in Nederland absoluut geen plaats is voor extremisme dan wel antisemitisme. De gemeente Amsterdam heeft zorgen uitgesproken over de komst van spreker richting de NCTV en beheerder van de locatie waar de bijeenkomst plaatsvindt. Gelet op de beschikbare informatie waar de beslissing van de IND op is gebaseerd, de bijeenkomst besloten en binnen is en lokale driehoek op dit moment geen informatie heeft die direcnte aanleiding geeft tot een vrees voor wanordelijkheden, maakt dat lokaal op grond van de openbare orde en veiligheid geen maatregelen ten aanzien van de bijeenkomst en spreker, zoals het opleggen van een gebiedsverbod, kunnen worden genomen. Gezien de actualiteiten zal de lokale driehoek vanzelfsprekend alert zijn op eventuele wanordelijkheden bij deze bijeenkomst.
Bent u bereid een klemmend beroep te doen op het Dokhuis in Amsterdam om dit evenement niet door te laten gaan?
Zie antwoord vraag 6.
Welke regelgeving is van toepassing voor de stichting die dit organiseert?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om de in Duitsland verboden beweging Samidoun, welke een mantelorganisatie is van de op de EU-terreurlijst geplaatste PFLP, te verbieden?
In Nederland kan een verzoek tot verbodenverklaring op grond van artikel 2:20 BW worden gedaan door het Openbaar Ministerie aan de rechtbank. Hierbij moet het gaan om een organisatie waarvan het doel in strijd is met de openbare orde en is het vereist dat de organisatie een rechtspersoon is naar Nederlands recht. Of dit het geval is, is het kabinet niet bekend. Het is aan het Openbaar Ministerie, niet aan het kabinet, om zich uit te spreken over de vraag of er in casu aanleiding bestaat om een dergelijk verzoek te doen.
Welke maatregelen neemt u om het inreizen van leden van terroristische organisaties in de toekomst te beletten? Kunt u hierbij onderscheid maken tussen visumplichtig en visumvrij reizen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u deze vragen uiterlijk donderdag 14 maart 2024 beantwoorden?
Het kabinet heeft de genoemde vragen zo spoedig mogelijk beantwoord.
De documentaire ‘Jehovah – Van God Los’ over seksueel misbruik in de gemeenschap van Jehovah’s Getuigen, harde uitsluiting uit de gemeenschap en zelfs suïcides |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de documentaireserie «Jehova – Van God Los» waarin ex-Jehovah’s getuigen spreken over manipulatie, misbruik en uitsluiting bij de Christelijke gemeente van Jehovah’s getuigen en de diepe trauma’s die ze daardoor hebben opgelopen?1
Wat vindt u van de verhalen van de ex-Jehovah’s getuigen over hun ervaringen met seksueel misbruik binnen de gemeenschap en hoe die meldingen intern zijn afgehandeld?
Erkent u dat er sprake is van «mandated shunning' binnen de gemeenschap van Jehova's getuigen in Nederland waarbij alle contacten met een ex-Jehova ongeacht familiebanden moeten worden verbroken, een vorm van sociaal doodverklaren? Hoe kijkt u naar de vele mentale problemen, depressies en zelfs de gevallen van suïcidaliteit, die deze praktijk van shunning teweeg brengt?
Ziet u dat vanwege het sterk gesloten karakter van de Jehovah’s getuigen veel misstanden onder de pet worden gehouden waardoor slachtoffers van misstanden nauwelijks gehoord en gezien worden?
Wat vindt u van het interne rechtssysteem dat binnen de gemeenschap van Jehovah’s getuigen bestaat, waarin slachtoffers bij drie «wijzen» (Ouderlingen) zaken zoals misbruik moeten aankaarten?
Wat vindt u ervan dat de organisatie naar buiten toe wel uitdraagt dat iedereen zich moet houden aan de wetten van het land, maar intern «wereldse instanties» als politie en justitie wegzet als werktuigen van Satan en hoe beziet u getuigenissen van slachtoffers, die opgedragen werden geen aangifte te doen bij «wereldse instanties»?
Vindt u het ook niet wrang dat veel getuigenissen over seksueel misbruik intern zijn genotuleerd en bewaard, maar dat slachtoffers die dossiers, die dus over hun eigen persoonlijke leven gaat, niet volledig te zien krijgen?
Vindt u het eveneens ook onbestaanbaar dat deze documenten op basis van een zeer ruime inbeslagname en vervolgens door de interpretatie van het verschoningsrecht niet gebruikt konden worden door Justitie om daders op te sporen en te berechten? Wat zijn nu nog de mogelijkheden om selectiever documenten in beslag te nemen (door het Openbaar Ministerie) waardoor een beroep op het verschoningsrecht niet zal slagen?
Bent u het met mij eens dat als het gaat om de gemeenschap van Jehovah’s getuigen, zolang zij zich bevinden in Nederland, zij niet boven de wet staan en individuen voor misdrijven moeten worden berecht?
Bent u bereid om te kijken naar een recente uitspraak in hoger beroep uit Noorwegen waarin de beschermde status als religieuze instelling wordt afgepakt vanwege de praktijk van shunning? In hoeverre kan dit ook in Nederland plaatsvinden, bijvoorbeeld waar het gaat om de ANBI-status (algemeen nut beogende instelling)? Wat is er mogelijk op dit gebied?
Bent u bereid om een vervolgonderzoek te laten uitvoeren na het eerdere onderzoek over het fenomeen uitsluiting, waarbij dan niet alleen wordt gekeken naar wat de gemeenschap hier zelf over zegt, maar juist naar wat er in de praktijk echt gebeurt, dus naar het verschil tussen de realiteit voor mensen binnen de gemeenschap en de boodschap hierover naar buiten toe?
Wat bent u van plan om te ondernemen naar aanleiding van deze schokkende documentaire, ter bescherming van ex-Jehovah’s getuigen en mensen die nu nog in de gemeenschap zitten?
Bent u bereid om onderzoek te doen naar de mogelijkheden waarop er wel sprake kan zijn van onderzoek naar en vervolging van strafbare feiten binnen de gemeenschap van Jehovah’s getuigen?
Bent u bereid opnieuw te bezien of deze vormen van keiharde uitsluiting, verstoting of zelfs sociaal doodverklaren niet als een vorm van mishandeling kan worden gezien? Zo niet, bent u dan bereid dit toe te voegen in het Wetboek van Strafrecht als een vorm van psychische mishandeling?