Het bericht dat een Hamas-fan die betrokken was bij de terreuraanval van 7 oktober opduikt bij een pro-Palestijnse sit-in Amsterdam |
|
Geert Wilders (PVV), Marina Vondeling (PVV) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekent met het bericht «Hamas-fan die bij bloedbad 7 oktober was duikt op bij sit-in Amsterdam»?1
Ja.
Hoe is het mogelijk dat Al-Khatib die eigenhandig het geweld tijdens de terreuraanval van 7 oktober 2023 filmde, het moorden toejuichte en die Hamas openlijk verheerlijkt Nederland fluitend is binnengelopen zonder dat iemand hem tegenhield?
Het kabinet is er alles aan gelegen om de Nederlandse democratische rechtsstaat en vrijheden te beschermen tegen terrorisme en extremisme. Hamas werd in 2003 op de Europese sanctielijst terrorisme (GS931) geplaatst. Eventuele deelname aan deze terroristische organisatie is dan ook strafbaar en publieke steunbetuigingen aan Hamas worden met grote zorg bezien.
Ten aanzien van dat laatste werkt het kabinet aan een wetsvoorstel om zowel het verheerlijken van terrorisme als het openlijk betuigen van steun aan een terroristische organisatie strafbaar te stellen.
Tegelijkertijd geldt onverminderd dat het toepassen van strafrechtelijke of vreemdelingenrechtelijke maatregelen uitsluitend kan plaatsvinden binnen de wettelijke kaders en op basis van concrete feiten en toetsbare aanwijzingen. Indien er vermoedens zijn van strafbare feiten of wanneer er een rechtsgrond bestaat voor een inreisverbod of ongewenstverklaring, is het aan de daartoe bevoegde diensten om op basis van beschikbare informatie te beoordelen of er acties ondernomen moeten worden. Over individuele gevallen doet het kabinet geen uitspraken.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat een gevaarlijke Hamas-terrorist hier vrij rondloopt en mee kan doen aan antisemitische demonstraties? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is de nationaliteit en verblijfsstatus van Al-Khatib? Is hij op dit moment nog in Nederland? Zo ja, waarom is deze terroristenlover niet allang aangehouden en het land uitgegooid?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel Hamas-aanhangers en terroristen lopen er op dit moment nog meer ongehinderd rond in Nederland? Graag een exact aantal en hun status.
Over exacte aantallen kan ik geen uitspraken doen. In het meest recente jaarverslag van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) staat wel beschreven dat Hamas al jaren actief is in Europa om financiële steun te verwerven.2 In Duitsland en Denemarken werden sinds eind 2023 meerdere personen aangehouden op verdenking van lidmaatschap van Hamas.
Deelt u de conclusie dat onze open grenzen een levensgevaarlijke uitnodiging is voor islamitisch terrorisme en dat dit beleid direct moet stoppen?
Om misbruik van migratiestromen en asielprocedures tegen te gaan is de afgelopen jaren door alle betrokken organisaties in de migratieketen, zowel in de dagelijkse praktijk als door middel van diverse onderzoeken, intensief aandacht besteed aan het onderkennen van signalen die de nationale veiligheid kunnen raken, alsmede het evalueren hiervan.
Het kabinet is niet bereid de grenzen te sluiten voor asielzoekers of immigranten op basis van herkomst uit zogenoemde «islamitische landen». Een dergelijke maatregel zou in strijd zijn met Nederlandse, Europese en internationale rechtsnormen, waaronder het verbod op discriminatie en het uitgangspunt dat asielverzoeken individueel worden beoordeeld.
Wel neemt het kabinet onverkort maatregelen om de toelating van personen die een risico voor de nationale veiligheid kunnen vormen te voorkomen. Daartoe worden bestaande bevoegdheden, zoals inreisverboden, ongewenstverklaringen en veiligheidschecks, actief ingezet en verder geoptimaliseerd. Het kabinet blijft inzetten op een streng, rechtvaardig en handhaafbaar asiel- en migratiebeleid binnen de rechtsstatelijke kaders.
Bent u eindelijk bereid de grenzen te sluiten voor asielzoekers en immigranten uit islamitische landen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Criminele netwerken en arbeidsuitbuiting |
|
Mariëtte Patijn (GroenLinks-PvdA) |
|
Mariëlle Paul (VVD), Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het artikel «Drie criminele Turkse families heersen over Zaanstad»?1
Ja.
Kent u meer gemeenten waarbij één persoon of een klein aantal personen aan het hoofd staat van criminele piramidestructuren die een wijk in de greep houden? Zo ja, om hoeveel gemeenten gaat dat en kennen die gemeenten ook een interventieteam of een andere vorm van ondersteuning tegen deze vorm van ondermijnende criminaliteit?
Wegens de vertrouwelijkheid van lopende politiezaken kan er niet worden ingegaan op de vraag of er meer gemeenten zijn waar één of een klein aantal personen aan het hoofd staat van criminele piramidestructuren.
Voor gemeenten zijn er diverse mogelijkheden om ondersteuning te krijgen in de aanpak van ondermijnende criminaliteit in wijken. De Regionale Informatie- en Expertisecentra (RIEC)2 ondersteunen gemeenten met haar partners in de aanpak van ondermijnende criminaliteit, waaronder het interventieteam van de gemeente Zaanstad. Partners zoals het Openbaar Ministerie (OM), politie en FIOD kunnen informatie met elkaar delen en samen optreden. Deze werkwijze heeft in verschillende gemeenten geleid tot goede resultaten3. Voor gemeenten die kampen met criminele netwerken met familieverbanden is een aantal praktische handvatten beschikbaar. Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) heeft een integrale werkwijze ontwikkeld om criminaliteit binnen familienetwerken aan te pakken4. In vijf stappen worden gemeenten meegenomen in de aanpak. Dit start bij het opvangen van signalen tot uiteindelijk goede organisatorische borging van het vraagstuk.
Daarnaast heeft EMMA (Experts in Media en Maatschappij) samen met Politie & Wetenschap en Tilburg University ook het boek «Interveniëren in criminele families» geschreven als handreiking voor gemeenten5. Tot slot is in het programma Preventie met Gezag (PmG), waar ook de gemeente Zaanstad in is opgenomen, aandacht voor de aanpak van criminele families. PmG zet zich in op het voorkomen dat jongeren en gezinnen in kwetsbare posities doorgroeien of afglijden in de criminaliteit. PmG heeft samen met EMMA de leergang criminele familie aanpak georganiseerd, waarin gemeenten onder meer leerden over de implementatie en uitvoering hiervan. Hierin zijn elementen voor een succesvolle aanpak op criminele families uiteengezet zodat gemeenten hier lering uit kunnen halen en is er een relevant netwerk van gemeenten opgebouwd. De geleerde lessen worden ook gedeeld met de rest van Nederland, bijvoorbeeld via de digitale vindplaats.
Ook is er een landelijke fenomeentafel in oprichting, specifiek gericht op kleinere, lokale en sectorale criminele samenwerkingsverbanden die via machtsposities in bepaalde wijken of sectoren grote invloed uitoefenen. Deze tafel wordt gecoördineerd door het Landelijk Informatie- en Expertisecentrum (LIEC), in nauwe samenwerking met diverse partners. De fenomeentafel heeft als doel om kennis te bundelen, interventies te ontwikkelen en de weerbaarheid van de samenleving te vergroten. Drie concrete casussen worden daarbij betrokken, te beginnen met de glazenwassersbranche in de gemeente Zaanstad.
Zijn u meer onderzoeken over criminele structuren in gemeenten bekend die vergelijkbaar zijn met het genoemde onderzoek van Bureau Beke met betrekking tot Zaanstad? Zo ja, welke onderzoeken zijn dat?
Ja, binnen PmG hebben meerdere gemeenten Bureau Beke ingezet om criminele netwerken in kaart te brengen. Doel van deze onderzoeken was om inzicht te krijgen in aard en omvang en om passende interventies in te zetten. Er zijn vergelijkbare onderzoeken6 uitgevoerd in de gemeenten Arnhem, Rotterdam en Amsterdam. Een vergelijking tussen gemeenten is niet te maken, vanwege de lokale context. Hierdoor is elke gemeente uniek in haar ondermijnende problematiek, zo ook de gemeente Zaanstad.
Deelt u de mening dat voorkomen moet worden hypotheek- en vastgoedfraude via ogenschijnlijk legale bedrijven kan plaatsvinden? Zo ja, wat is dan de stand van zaken betreffende de uitvoering van de motie van het lid Mutluer betreffende het onderzoeken of het verplicht stellen van een verklaring omtrent het gedrag bij een inschrijving in het Handelsregister effectief kan zijn bij het weren van criminele ondernemers (Kamerstuk 29 911, nr. 458)? Zo nee, waarom niet?
Ja, het kabinet heeft aandacht voor de bestrijding van hypotheek- en vastgoedfraude. Over de stappen die het kabinet hierin zet, is uw Kamer onder meer geïnformeerd in de Kamerbrief van 2 september jl.7 van de Minister van Financiën (FIN), mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid (JenV). In deze brief wordt ingegaan op beleidswensen van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB), Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), Stichting Fraudebestrijding Hypotheken (SFH) en de politie.
Voor de stand van zaken van de uitvoering van de motie van het lid Mutluer (GroenLinks-PvdA) over het verplicht stellen van een Verklaring omtrent Gedrag (VOG) bij inschrijving in het handelsregister verwijs ik u graag naar de aanstaande halfjaarbrief georganiseerde ondermijnende criminaliteit van december 2025.
Waarom heeft de uitvoering van de motie Mutluer/Six Dijkstra (Kamerstuk 29 911, nr. 446), die verzoekt te onderzoeken hoe hypotheekverstrekkers inkomensgegevens kunnen opvragen bij de Belastingdienst om fraude tegen te gaan, zo lang stilgelegen en wanneer wordt de Kamer hierover opnieuw en volledig geïnformeerd? Bent u bereid om met hoge prioriteit te zorgen voor afronding van dit onderzoek, inclusief een concreet tijdpad voor implementatie? Zo nee, waarom niet?
De uitvoering van de motie Mutluer (GroenLinks-PvdA)/Six Dijkstra (NSC) heeft niet stilgelegen. Over de inzet op hypotheekfraude is steeds aangegeven dat er vanuit het Financieel Expertise Centrum (FEC) een project is gestart inzake hypotheekfraude. De doelen van het project zijn de aard en omvang van het probleem inzichtelijk maken en mogelijke oplossingen in kaart brengen. De uitkomsten van dit onderzoek worden in maart 2026 verwacht. Vervolgstappen kunnen pas gezet worden als we deze informatie hebben ontvangen. In de aanstaande halfjaarbrief georganiseerde ondermijnende criminaliteit wordt en in de reactie van 2 september jl. op de beleidswensenbrief van de NVB, KNB, SFH en politie is ingegaan op de uitvoering van de motie Mutluer (GroenLinks-PvdA))/Six Dijkstra (NSC).
Deelt u de analyse dat een structurele verstrekkingsgrond nodig is voor hypothecaire financiers via aanpassing van artikel 4:3 Besluit Politiegegevens? Bent u bereid te onderzoeken hoe de Belastingdienst structureel relevante opsporingsinformatie kan ontvangen bij fiscale en hypotheekfraude door aanpassing van artikel 4:3 Besluit politiegegevens (Bpg) en artikel 18 Wet politiegegevens (Wpg)? Zo ja, binnen welke termijn?
De Ministeries van JenV en FIN verkennen welke wettelijke mogelijkheden er zijn om de structurele verstrekking van politiegegevens aan hypothecaire financiers en de Belastingdienst mogelijk te maken. Verkend wordt of structurele verstrekking noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang. De uitkomsten van dit onderzoek worden in maart 2026 verwacht. Over de uitkomsten van de verkenning wordt de Kamer geïnformeerd.
Bent u bereid in gesprek te gaan met het Openbaar Ministerie (OM) om te komen tot een programmatische aanpak van hypotheek- en vastgoedfraude in het bijzonder in de kwetsbare wijken die onder Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid vallen zodat de ondermijnende werking beter kan worden bestreden? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 is het FEC een project gestart inzake hypotheekfraude. Ook het OM neemt hier aan deel. Vervolgstappen kunnen pas gezet worden als we deze informatie hebben ontvangen. Als een of meerdere mogelijke oplossingen vanuit het FEC-project het OM raken zal de Minister van JenV daar vanzelfsprekend mee in gesprek treden.
Welke acties zijn na motie Michon c.s. ondernomen om de Kamer van Koophandel meer mogelijkheden te geven om malafide ondernemingen te weren, onder meer door explicitering van weigeringsgronden en ruimere mogelijkheden tot het delen van signalen (Kamerstuk 29 911, nr. 463)? Kunt u daarbij een splitsing maken tussen de inschrijving van BV’s en de inschrijving van de Bulgaren die als zelfstandige ingeschreven worden?
Naar aanleiding van motie Michon (VVD) over de Kamer van Koophandel (KVK) meer mogelijkheden te geven, zijn er diverse gesprekken geweest tussen het Ministerie van JenV en het Ministerie van Economische Zaken (EZ). Gezamenlijk wordt er gekeken naar de verschillende mogelijkheden om de poortwachtersrol van de KVK te versterken.
Daarnaast zal er vanuit het Ministerie van EZ op korte termijn een voorstel tot wijziging van de Handelsregisterwet in consultatie gaan, waarin onder andere de mogelijkheid voor KVK tot het delen van signalen wordt vastgelegd. Die wijziging harmoniseert ook de wettelijke grondslag voor het registreren en publiceren van verschillende bestaande bestuursverboden. Een bestuursverbod leidt altijd tot weigering van nieuwe inschrijvingen voor de duur van het verbod.
De inschrijving van een Besloten Vennootschap (BV) in het Handelsregister wordt in de regel aangeboden door de notaris die de BV heeft opgericht. Bij een BV heeft de notaris de primaire poortwachtersrol, KVK kan immers niets meer doen aan de oprichting van de BV, die is met het tekenen van de oprichtingsakte een feit. Bij de inschrijving van een eenmanszaak moet de ondernemer, ongeacht de nationaliteit, zelf bij KVK langs voor identificatie en inschrijving. Dit proces is zodanig ingericht dat het risico voor niet vrijwillige inschrijving zoveel mogelijk wordt gereduceerd. Hierop wordt verder ingegaan in het antwoord op vraag 19.
Ziet u aanleiding om een landelijk vergunningenstelsel te creëren voor sectoren die gevoelig zijn voor ondermijning (zoals schoonmaak of glazenwassen), mede gezien het waterbedeffect richting omliggende gemeenten? Zo nee, waarom niet? En wat is daar wel voor nodig?
Het gaat om problematiek die zich vooral lokaal aandient. Hierbij kan het lokaal bestuur het beste inschatten of een vergunningstelsel de juiste barrière is om op te werpen of dat een andere, minder vergaande maatregel kan worden ingesteld. Daarvoor is in 2024 ook de Handreiking kwetsbare branches8 gepubliceerd. Deze handreiking kan als startpunt dienen om te bepalen of sprake is van een kwetsbare branche en welke maatregel het meest passend is. Een vergunningstelsel kan dan een lokale keuze zijn, waarbij het voor een gemeente mogelijk wordt om de vergunningplichtige branche te screenen met een Bibob-toets. Het instellen van een vergunningstelsel is wel onderworpen aan de voorwaarden die zijn gesteld in de Europese Dienstenrichtlijn. Zo moet een stelsel onder andere evenredig en dus gerechtvaardigd zijn. Gemeenten kunnen bij het instellen van een vergunningstelsel gebruikmaken van de Handreiking APV en Ondermijning9.
Het kabinet ziet daarom op dit moment geen aanleiding om een landelijk vergunningstelsel te introduceren voor de genoemde sectoren. Een vergunningstelsel is een vergaand middel vanwege hoge administratieve lasten, zowel voor de gemeente (in de vorm van capaciteit, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid) als voor de ondernemers (in de vorm van regeldruk). Dit landelijk organiseren, voor een gehele branche en voor elke gemeente in Nederland, wordt daarom niet als proportioneel geacht.
Kunt u aangeven in hoeverre (een deel van) deze bedrijven al onder de nieuwe Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (Wtta) vallen en daarmee toelatingsplichtig zijn?
Iedere werkgever die arbeidskrachten ter beschikking stelt aan een ander om onder diens toezicht en leiding arbeid te gaan verrichten, valt onder de reikwijdte van de Wtta. Wanneer de toelatingsplicht inwerking treedt, moet de uitlener beschikken over een (voorlopige) toelating of ontheffing. De toelating of (voorlopige) ontheffing vraagt de uitlener aan bij de Nederlandse Autoriteit Uitleenmarkt (NAU).
De NAU gaat de aanvraag voor (voorlopige) toelating of ontheffing beoordelen. De NAU verstrekt alleen toelating als de uitlener voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen en behouden van een toelating, zoals de naleving van het normenkader, een verklaring omtrent gedrag en een waarborgsom. In het normenkader staan regels over bijvoorbeeld de naleving van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. De NAU kan een toelating schorsen en intrekken als een uitlener zich niet houdt aan het normenkader. Ook kan de NAU naar aanleiding van een Bibob-onderzoek een aanvraag voor toelating preventief afwijzen in het geval aanwijzingen zijn dat de toelating zal worden misbruikt voor criminele doeleinden.
Het hangt van de feiten en omstandigheden af of de genoemde ondernemingen onder de reikwijdte van de Wtta vallen. De Wtta treedt in werking per 1 januari 2027. De Arbeidsinspectie gaat toezicht houden op de toelatingsplicht vanaf 1 januari 2028. Bij een vermoeden van een schijnconstructie onderzoekt de Arbeidsinspectie of sprake is van het ter beschikking stellen van arbeidskrachten.
Bent u het ermee eens dat de omschreven afhankelijkheid van de in het artikel genoemde arbeidsmigranten laat zien hoe belangrijk het scheiden van werk en wonen is?
Het is belangrijk om de afhankelijkheid van arbeidsmigranten van de werkgever te verminderen en hun positie te verbeteren. Daarom werkt het kabinet aan uiteenlopende maatregelen. De Wet goed verhuurderschap verplicht sinds 1 juli 2023 dat de arbeids- en huurovereenkomst van elkaar gescheiden moeten zijn.
Soms verliezen arbeidsmigranten bij het einde van de arbeidsovereenkomst echter ook direct hun huisvesting omdat zij een contract «naar aard van korte duur» hebben voor de huisvesting. De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) werkt aan een wetsvoorstel dat het gebruik van dergelijke contracten zal tegengaan en de huurbescherming voor arbeidsmigranten zal verbeteren. Uw Kamer is hier onlangs over geïnformeerd.10 Hierdoor hebben arbeidsmigranten meer zekerheid en duidelijkheid over hoe lang zij in de woning kunnen verblijven. Daarom draagt dit bij aan verkleinen van de afhankelijkheidsrelatie. Het streven is het wetsvoorstel in het eerste kwartaal van 2026 in internetconsultatie te brengen.
Verder moet op basis van de Wet Versterking regie op de volkshuisvesting door middel van een verplicht volkshuisvestingsprogramma meer huisvesting voor arbeidsmigranten tot stand komen. De novelle bij dit wetsvoorstel ligt nu bij de Raad van State.
Ook is het belangrijk dat arbeidsmigranten beter op de hoogte zijn van hun rechten en voor hun rechten op kunnen komen. Daarom worden er via het project Work in NL in het hele land fysieke en mobiele informatiepunten geopend waar arbeidsmigranten in hun eigen taal worden geïnformeerd en geholpen. Ook wordt de samenwerking met Bulgarije voor informatievoorziening en hulp in het herkomstland momenteel verder ontwikkeld. Onder andere in samenwerking met het EURES-netwerk.
Kunt u aangeven hoe omvangrijk de arbeidsuitbuiting is en wat er voor de mensen die het betreft gedaan wordt ten aanzien van bescherming en juridische ondersteuning?
Arbeidsuitbuiting is een strafbaar feit en dient hard te worden aangepakt. Het is een vorm van mensenhandel en strafbaar volgens artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Signalen van arbeidsuitbuiting worden altijd serieus genomen en hier wordt actie op ondernomen. De Nederlandse Arbeidsinspectie heeft mij laten weten dat er geen concrete informatie kan worden gegeven over eventuele lopende strafrechtelijke onderzoeken. Gedurende een strafproces worden potentiële slachtoffers van arbeidsuitbuiting beschermd en krijgen zij passende hulp en ondersteuning.
Gezien de ernst van de problematiek werkt de gemeente Zaanstad samen met de politie en de Nederlandse Arbeidsinspectie. Inspecteurs van de Nederlandse Arbeidsinspectie verwijzen werknemers in voorkomende gevallen door voor juridische ondersteuning en/of noodopvang.
Daarnaast heeft de gemeente een informatiepunt in het leven geroepen waar arbeidsmigranten in de eigen taal te woord worden gestaan bij vragen over het wonen en werken in Nederland. Bij signalen van arbeidsuitbuiting worden personen doorverwezen naar de juiste instanties, zoals de Nederlandse Arbeidsinspectie, politie en het Juridisch Loket.11 Wanneer inwoners op straat worden gezet door de huisvester, kan de gemeente, op het moment dat daar ook kinderen bij betrokken zijn, zorgen voor tijdelijke opvang in bijvoorbeeld een hotel. De gemeente werkt nog aan een plan om tijdelijke opvang mogelijk te maken op een nader te bepalen, daartoe in te richten locatie.
Er wordt dus laagdrempelig informatie en hulp geboden, maar vanwege de angst die benadeelden hebben en het taboe dat in de gemeenschap heerst om hierover te praten, wordt hier (nog) niet op grote schaal gebruik van gemaakt.
Kunt u aangeven bij welke opdrachtgevers de mensen te werk gesteld werden en ziet u mogelijkheden om met werkgeversorganisaties het gesprek aan te gaan om scherper te controleren op hun keten van uitbesteding en aanbesteding en uitzendwerk?
Arbeidsmigranten worden in de gemeente Zaanstad onder meer tewerkgesteld bij glazenwassersbedrijven. Uit een technische verkenning van mijn ministerie naar een sectoraal uitzendverbod en een verplicht percentage indiensttreding blijkt dat de vlees-, schoonmaak-, transport- en teeltsector een hoog risico hebben op het overtreden van arbeidswetten.12 Glazenwassersbedrijven behoren tot de schoonmaakbranche.
In opvolging van de verkenning ben ik onder andere met de schoonmaaksector in gesprek over plannen om werkenden (via een uitzendconstructie) in de sector een beter bestaan te geven en overtredingen van arbeidswetten aan te pakken. Want uit de verkenning blijkt dat een hoger percentage uitzendkrachten binnen een sector de kans vergroot op het overtreden van arbeidswetten. Werkgevers kunnen dit percentage verminderen door werknemers met structureel werk direct in dienst te nemen. Voordat bedrijven überhaupt met een uitzendbureau in zee gaan, zou men vooraf de checklist van stichting FairWork13 kunnen gebruiken om beter in te schatten of men met een fatsoenlijk uitzendbureau te maken heeft.
Zie het antwoord op vraag 10 hoe we vanaf 1 januari 2027 een gelijk speelveld voor uitleners waarborgen en de positie van kwetsbare arbeidskrachten verbeteren door de invoering van het toelatingsstelsel voor de uitleenmarkt via de Wtta.
Ten slotte houdt de Nederlandse Arbeidsinspectie op de website resultaten.nlarbeidsinspectie.nl een overzicht bij van bedrijven die sinds 1 januari 2016 zijn geïnspecteerd op de wetgeving: Wet minimumloon en vakantiebijslag, Wet arbeid vreemdelingen en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs. Deze gegevens zijn openbaar. Iedereen kan hier bedrijven in opzoeken of zien of er een overtreding van deze arbeidswetten zijn vastgesteld.
Bent u bereid om nader in kaart te brengen hoe de ronseling van mensen uit Bulgarije en andere landen in de regio verloopt en hoe voorkomen kan worden dat mensen op deze manier naar Nederland gehaald worden?
Ja, aan mensen in herkomstlanden kan voor vertrek informatie en hulp geboden worden. Hiervoor is het belangrijk om in kaart te brengen hoe de werving van arbeidsmigranten verloopt. In het kader van het project Work in NL werk ik samen met EURES aan betere informatievoorziening in thuislanden. Om de mensen te bereiken wordt gebruik gemaakt van het Europese EURES-netwerk en belangrijke partijen in herkomstlanden, zoals vakbonden, werkgeversorganisaties en ngo’s. Samen met de European Labour Authority (ELA) worden er in het voorjaar informatiesessies georganiseerd in Bulgarije, gericht op de Roma community. Daarnaast kunnen arbeidsmigranten in Bulgarije terecht op de website workinnl.nl (beschikbaar in onder meer het Bulgaars), met informatie over het wonen en werken in Nederland. Bovendien onderzoekt Clingendael in opdracht van de Ministeries van SZW en Asiel en Migratie (AenM) effectieve vormen van informatievoorziening aan arbeidsmigranten over het informeren van zowel rechten als verplichtingen. Het onderzoek wordt begin 2026 opgeleverd.
Ik blijf het gesprek voeren met andere lidstaten om eerlijke arbeidsmigratie te bevorderen en misstanden met arbeidsmigranten tegen te gaan. Dit mede naar aanleiding de motie14 hierover van de leden Ceder (ChristenUnie) en Van Kent (SP). Begin 2026 zal ik uw Kamer hier per brief verder over informeren.
Kunt u aangeven of ook de Belastingdienst betrokken is voor de handhaving op schijnzelfstandigheid?
In zijn algemeenheid kan aangegeven worden dat de Belastingdienst handhaaft op de kwalificatie van de arbeidsrelatie voor de loonheffingen. Of de Belastingdienst bij deze specifieke gevallen betrokken is, kan op grond van de geheimhoudingsplicht niet worden beantwoord.
Bent u bereid maatregelen te treffen tegen de beschreven gedwongen zelfstandigheid van deze migranten? Bent u het eens dat deze migranten niet echte «ondernemers» zijn?
Het kabinet bestrijdt gedwongen schijnzelfstandigheid op verschillende manieren, onder andere door middel van wetgeving die de positie van kwetsbare werkenden versterkt en informatievoorziening (aan arbeidsmigranten).
Daarnaast verwacht het kabinet dat het bredere beleid gericht op het tegengaan van schijnzelfstandigheid kan bijdragen aan het terugdringen van dit soort constructies. Tegelijkertijd is het van belang te onderkennen dat het op voorhand moeilijk is vast te stellen dat sprake is van gedwongen (schijn)zelfstandigheid, zeker als dat gebeurt in een criminele context.
Het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Vbar) dat op dit moment bij uw Kamer ligt, introduceert een rechtsvermoeden van werknemerschap als onder een bepaald uurtarief wordt gewerkt.15 Hiermee wordt de rechtspositie van kwetsbare werkenden versterkt en kunnen zij (ook achteraf) alsnog een arbeidsovereenkomst en bijbehorende rechten vorderen.
Het kabinet zet ook breed in op het versterken van de laagdrempelige informatievoorziening, hulp en toegang tot het recht voor kwetsbare werknemers. Via Work in NL- informatiepunten kunnen arbeidsmigranten op een laagdrempelige manier informatie en hulp krijgen bij vragen over het wonen en werken in Nederland. Deze informatiepunten vormen samen met andere partijen, zoals stichting FairWork, stichting Barka en het Juridisch Loket, een breder netwerk van hulp en ondersteuning. Doordat in dit netwerk zowel publieke als private partijen actief zijn, kan hulp en ondersteuning worden geboden die past bij de wensen en de mate waarin iemand extra hulp nodig heeft. Het Juridisch Loket biedt eerstelijns rechtshulp aan mensen met een laag inkomen. Daarnaast geeft het Juridisch Loket in heel Nederland kwetsbare arbeidsmigranten juridisch advies in hun eigen taal, zoals Pools, Roemeens, en Bulgaars.
Verder is een 3-jarig experiment met een eenvoudigere, snellere en laagdrempeligere rechtsprocedure bij de kantonrechter gestart, de regelrechter.16 De deelnemende rechtbanken zijn Den Haag, Overijssel, Rotterdam en Zeeland-West-Brabant. Dit zijn rechtbanken in regio’s waar relatief veel arbeidsmigranten wonen of werken. Deze rechtbanken hebben eerder ervaring en kennis opgedaan met laagdrempeligere procedures. Bij de vorderingen op grond van een arbeidsovereenkomst is de experimentele procedure vooral gericht op de kwetsbare positie van werknemers, zoals arbeidsmigranten en flexwerkers. Rechtzoekenden die de Nederlandse taal niet machtig zijn, kunnen via de rechtbanken kosteloos een tolk inschakelen om hen bij te staan tijdens de mondelinge behandeling. Uw Kamer is op 23 oktober 2023, 18 juni 2024 en 14 november 2024 geïnformeerd over bovenstaande aanpak.17
Ook vindt het kabinet het van belang dat uitvoerings-, opsporings- en handhavingsinstanties met elkaar samenwerken en signalen uitwisselen. Dat geldt ook voor het tegengaan van schijnzelfstandigheid (bij kwetsbare werkenden).
In het antwoord op vraag 19 wordt ingegaan op de rol van de Kamer van Koophandel bij de inschrijving in het Handelsregister van mogelijk gedwongen zelfstandigen.
Als iemand gedwongen wordt zich in te schrijven bij de Kamer van Koophandel en te werken als schijnzelfstandige, dan ben ik het met u eens dat diegene geen echte ondernemer is.
Is er op dit moment nog steeds sprake van illegale overbewoning met veel te hoge huren van het vastgoed van deze families?
De gemeente Zaanstad heeft aangegeven dat een groot gedeelte van het vastgoed nog steeds in handen is van de betreffende vastgoedbedrijven uit het artikel. Vanuit de gemeente is ook waargenomen dat de huren te hoog zijn en er sprake is van illegale verhuur. De gemeente heeft in bepaalde gebieden de mogelijkheid voor kamerverhuur ingeperkt, waarin voorwaarden staan, zoals het aantal personen en aan wie verhuurd mag worden.
De gemeente Zaanstad treft helaas nog regelmatig woningen aan waar het maximum aantal personen wordt overschreden en woningen waar illegaal kamers worden verhuurd en komt hierdoor schrijnende woonomstandigheden tegen, waarbij overwegend (Oost-Europese) arbeidsmigranten slachtoffer van zijn18. Om deze situatie te veranderen is vasthoudendheid en een lange adem nodig. De integrale aanpak die Zaanstad samen met de partners uitvoert – mede gefinancierd door het Rijk – is opgericht om het verdienmodel van criminele netwerken aan te pakken. Het omvat de aanpak tegen vastgoedfraude en het doorbreken van het brede verdienmodel en het tegen gaan van misstanden in de glazenwassersbranche.
Bent u bereid te onderzoeken welke handvatten gemeentes vanuit het Rijk kunnen krijgen om makkelijker te kunnen controleren en handhaven op overbewoning?
Gemeenten hebben handvatten om te controleren en handhaven op overbewoning. Dit is geregeld in de Omgevingswet. Gemeenten moeten dit wel lokaal toepassen. Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet is het stellen van regels over overbewoning een lokale aangelegenheid geworden. De regels over overbewoning van woonruimte zijn via de zogenaamde bruidsschat opgenomen in de omgevingsplannen van gemeenten, wat gemeenten ruimte geeft om ze nader aan te passen aan de lokale omstandigheden. Wanneer gemeenten regels hebben gesteld over overbewoning in het omgevingsplan, kunnen en moeten zij hierop handhaven.
Er bestaan verschillende initiatieven om gemeenten hierbij te ondersteunen. Een handvat dat ondersteunt bij deze handhaving is de Landelijke aanpak adreskwaliteit (LAA). De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) ondersteunt gemeenten met de Landelijke aanpak adreskwaliteit om de kwaliteit van adresgegevens in de Basisregistratie Personen (BRP) te verhogen en te waarborgen. Ook worden sinds eind 2022 bij de inschrijving van niet-ingezetenen (waaronder arbeidsmigranten) tijdelijke verblijfsadressen en contactgegevens in de BRP geregistreerd. Gemeenten kunnen deze informatie gebruiken om beter zicht te krijgen op verblijf in de gemeente en gericht adresonderzoek te doen.
Daarnaast kunnen gemeenten ondersteuning krijgen bij het verbeteren van de positie van arbeidsmigranten door het VNG Ondersteuningsprogramma Arbeidsmigranten.
Er zijn mij op dit moment geen signalen bekend dat het instrumentarium om te kunnen handhaven op overbewoning onvoldoende toereikend is. Indien het kabinet signalen krijgt dat gemeenten het instrumentarium op dit moment niet goed kunnen toepassen, ben ik bereid om met de VNG in gesprek te gaan om te bezien wat gemeenten hiervoor aanvullend nodig zouden hebben.
Bent u bereid drempels op te werpen voor ondernemerschap, zoals inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP) of een ondernemersdiploma, om deze gedwongen zelfstandigheid tegen te gaan waardoor de arbeidsmigranten geen werknemersrechten hebben?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 16 bestrijdt het kabinet gedwongen schijnzelfstandigheid op verschillende manieren. Tegelijkertijd wil het kabinet voorkomen dat startende ondernemers onnodige drempels ervaren. Sinds de afschaffing van het middenstandsdiploma in 2000 en de Vestigingswet in 2006 is het uitgangspunt dat het starten van een onderneming laagdrempelig moet blijven. Het opnieuw invoeren van formele toegangsvereisten, zoals een ondernemersdiploma of aanvullende inschrijvingsvereisten in de BRP, past niet binnen dit uitgangspunt en zou leiden tot extra regeldruk, die het kabinet juist wil verminderen.
Wel vindt het kabinet het essentieel dat ondernemers goed voorbereid aan de slag gaan en zich bewust zijn van de verantwoordelijkheden die bij ondernemerschap horen – waaronder het risico om zelf of door opdrachtgevers in een situatie van schijnzelfstandigheid terecht te komen. Ook de KVK speelt hierbij een rol. Bij de inschrijving in het Handelsregister ziet KVK toe op de vervulling van de voorwaarden die daarvoor gelden, daarbij wordt ook specifiek gelet op inschrijvingen van buitenlandse werkenden die zich niet alleen, zelfstandig melden voor inschrijving. Daarnaast biedt de KVK brede ondersteuning via voorlichting, advies en informatie over onder meer belastingen, wet- en regelgeving, financiering en het starten van een bedrijf. Dit gebeurt zowel digitaal als op fysieke locaties, waarbij het voorkomen van schijnzelfstandigheid nadrukkelijk onderdeel is van de voorlichting.
Ten slotte is het goed om te benoemen dat het niet mogelijk is om personen die zich als niet-ingezetene inschrijven in de Basisregistratie Personen als zzp’er in de KVK te weigeren. Dit is niet verenigbaar met het vrij verkeer van vestiging. Ook niet-ingezetenen – denk bijvoorbeeld aan een persoon die net over de grens woont – hebben het recht om zich te vestigen als zzp’er in Nederland. Als tijdens de inschrijving blijkt dat er mogelijke risico’s zijn op uitbuiting, mensenhandel of mensensmokkel, wordt dit als een risico-signaal doorgegeven aan de Nederlandse Arbeidsinspectie, zoals bepaald in de Handelsregisterwet en beschreven in de memorie van toelichting bij de wijziging van die wet per 1 januari 2020. Voorts is de KVK bezig met het versterken van haar poortwachtersrol, waarbij wordt onderzocht hoe het Handelsregister kan bijdragen aan het voorkomen van schijnzelfstandigheid en arbeidsuitbuiting.
Bent u bereid te verkennen welke aanvullende bestuurlijke waarborgen nodig zijn om ondermijning van lokale democratie tegen te gaan?
Voor een goed functionerende lokale democratie en een veilige (lokale) samenleving is het essentieel dat lokale volksvertegenwoordigers zonder oneigenlijke druk en/of (pogingen tot) ondermijning hun functie kunnen uitoefenen. Vanwege signalen over kwetsbaarheid van lokale volksvertegenwoordigers voor ondermijnende activiteiten heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) in 2024 dan ook onderzoek laten doen naar die kwetsbaarheid en de relatie tussen (georganiseerde) criminaliteit en decentrale volksvertegenwoordigers. Daaruit kwamen geen concrete aanwijzingen voor grote risico’s en dreigingen op dit punt, maar bleek wel dat het ambt van decentrale volksvertegenwoordiger kwetsbaarheden kent. Doordat decentrale volksvertegenwoordigers middenin de samenleving staan, kunnen criminelen of mensen uit hun eigen kring met een bepaald belang misbruik proberen te maken van hun positie.
Het tegengaan van oneigenlijke druk op decentrale volksvertegenwoordigers en ondermijnende activiteiten heeft dan ook de blijvende aandacht van het kabinet. Langs een aantal lijnen wordt hierop ingezet, waarbij in acht wordt genomen dat decentrale volksvertegenwoordigers een eigen mandaat hebben gekregen van de kiezer en hun functie derhalve onafhankelijk uitoefenen. In de eerste plaats is van belang dat politieke partijen bij de werving van kandidaat-volksvertegenwoordigers screenen op mogelijke risico’s en kwetsbaarheden voor integriteitsschendingen en ondermijning. Het Ministerie van BZK heeft hierover regelmatig contact met de bestuurdersverenigingen van de politieke partijen. Zo verdient het bijvoorbeeld aanbeveling dat partijen kandidaten om een VOG vragen en daarnaast vragen stellen over mogelijke risicofactoren. In het Handboek integriteit voor politieke ambtsdragers van decentrale overheden worden hiervoor instrumenten aangereikt, zoals vragenlijsten en «red flags» voor ondermijning. Daarbij stimuleert het kabinet ook dat aandacht wordt besteed aan bewustwording bij decentrale volksvertegenwoordigers over het risico van ondermijning, bijvoorbeeld door hierover informatie op te nemen in inwerkprogramma’s voor nieuwe volksvertegenwoordigers.
Tot slot heeft het Ministerie van JenV in samenwerking met enkele organisaties, waaronder gemeenten, en met de Minister van BZK een handreiking uitgebracht voor de functie van adviseur-Veilig Publieke Dienstverlening. In deze handreiking worden verschillende manieren benoemd waarop decentrale overheden een dergelijke functionaris kunnen inzetten. Eén van de rollen van een dergelijke functionaris kan zijn om aandacht te hebben voor de veiligheidsrisico’s bij de aanpak van ondermijning, de bewustwording van ondermijnende invloeden te vergroten en ervoor te zorgen dat hier preventieve maatregelen op worden genomen.
De overname van Zivver door een Amerikaans bedrijf |
|
Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Vincent Karremans (VVD), Foort van Oosten (VVD), van Marum |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht ««Strategische blunder»: vertrouwelijke data van Nederlanders in handen van Amerikanen»?1
Ja.2
Wat is uw reactie op dit bericht?
Ik heb kennisgenomen van het bericht. In de beantwoording van de hiernavolgende vragen, ga ik nader in op de inhoud.
Bent u van mening dat vertrouwelijke data van Nederlanders bij voorkeur in Nederlandse handen moet zijn, dan wel Europese? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het antwoord op de vraag of vertrouwelijke data van Nederlanders bij voorkeur Nederlandse handen moet zijn, is afhankelijk van de aard van de gegevens die worden verwerkt, en is daarom niet in algemene zin te beantwoorden.
Overheidsorganisaties zijn bij het aangaan van overeenkomsten met leveranciers gebonden aan juridische en beleidsmatige kaders die de bescherming van vertrouwelijke data waarborgen.3 De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) beschermt de rechten en vrijheden van personen bij de verwerking van hun persoonsgegevens, onder meer door te eisen dat organisaties passende beveiligingsmaatregelen nemen om die gegevens te beschermen.4
De doorgifte van persoonsgegevens naar een derde land is toegestaan als de Europese Commissie (EC) heeft vastgesteld dat dit land een passend beschermingsniveau biedt, of als de doorgifte is voorzien van passende waarborgen en de betrokkenen over afdwingbare rechten en doeltreffende rechtsmiddelen beschikken. Als geen adequaatheidsbesluit of passende waarborgen beschikbaar zijn, mogen persoonsgegevens alleen worden doorgegeven wanneer één van de in de in artikel 49 AVG genoemde uitzonderingen van toepassing is (zoals expliciete toestemming, contractuele noodzaak, vitaal belang of openbaar belang). Anders is doorgifte enkel toegestaan indien de doorgifte niet repetitief, een beperkt aantal betrokkenen betreft, en noodzakelijk is voor dwingende gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke die niet ondergeschikt zijn aan de belangen of rechten en vrijheden van de betrokkene. Dan dient de verwerkingsverantwoordelijke alle omstandigheden in verband met de gegevensdoorgifte te hebben beoordeeld en op basis van die beoordeling passende waarborgen voor de bescherming van persoonsgegevens te hebben geboden. Ook moet de doorgifte worden gemeld aan de toezichthouder. Binnen deze kaders zijn verwerkingsverantwoordelijke departementen of overheidsorganisaties zelf verantwoordelijk voor de naleving.5
De gegevensbeschermingseffectenbeoordeling (DPIA) speelt daarbij een belangrijke rol. De DPIA brengt de gegevensbeschermingsrisico’s van een voorgenomen (grensoverschrijdende) verwerking in kaart, en laat zien welke maatregelen nodig zijn om deze risico’s te beperken. Overheidsorganisaties zijn verplicht een DPIA uit te voeren bij (grensoverschrijdende) verwerkingen met waarschijnlijk een hoog risico voor rechten en vrijheden van burgers. De Functionaris Gegevensbescherming (FG) van de verwerkingsverantwoordelijke toetst de DPIA in zijn onafhankelijke rol, en adviseert. Bij het wijzigen van de met de verwerking gepaarde risico’s dient opnieuw te worden beoordeeld of de verwerking overeenkomstig de DPIA wordt uitgevoerd.6
Erkent u dat de overname van Zivver door het Amerikaanse bedrijf Kiteworks risico’s meedraagt voor de veiligheid en vertrouwelijkheid van de data die wordt uitgewisseld via deze dienst?
Ja, het feit dat Zivver nu onder Amerikaans eigenaarschap valt, betekent dat ook Amerikaanse wetgeving, zoals de Cloud Act, van toepassing kan zijn op de dienstverlening. Verwerkingsverantwoordelijke departementen moeten dit gewijzigde stelsel betrekken in hun risicoafweging bij het gebruik van Zivver.
Kunt u uitsluiten dat gegevens die uitgewisseld worden via deze dienst in de Verenigde Staten of Israël terechtkomen? Zo ja, hoe kunt u dat aantonen?
Het kabinet heeft op dit moment geen aanwijzingen dat gegevens in strijd met het gegevensbeschermingsrecht in handen van de overheid in de VS of Israël terechtkomen, maar kan het ook niet met volledige zekerheid uitsluiten.
Op welke manier maken overheidsorganisaties en departementen gebruik van Zivver? In hoeverre is de continuïteit van de overheidsdienstverlening afhankelijk van dit bedrijf?
Verschillende overheidsorganisaties maken gebruik van Zivver voor het delen van informatie. Ofwel voor het delen van documenten, ofwel voor beveiligd mailen. Datzelfde geldt voor ketenpartners waarmee door overheidsorganisaties in de uitvoering wordt samengewerkt. De continuïteit van de dienstverlening is niet afhankelijk van Zivver.
Heeft de Amerikaanse overname van Zivver gevolgen voor het gebruik van deze dienst door Nederlandse overheden? Vindt u het verantwoord om de huidige inzet van Zivver ongewijzigd te laten?
Overheidsorganisaties geven binnen hun eigen verantwoordelijkheid invulling aan het gebruik van clouddiensten en de daarbij behorende afwegingen.7 Deze dienen te berusten op een gedegen risicoanalyse, waaronder in voorkomende gevallen een DPIA en passende mitigerende maatregelen waar nodig. Departementen nemen hierover besluiten binnen hun eigen mandateringsregelingen. Als onderdeel van het cloudbeleid dienen beveiligingsmaatregelen genomen te worden en risicoanalyses geactualiseerd te worden wanneer daartoe aanleiding is.8
Draagt het blijven gebruiken van Zivver, ook nu het is overgenomen door een Amerikaans bedrijf, bij aan de cyberveiligheid en autonomie van Nederland? Zo ja, kunt u onderbouwen waarom dit geen risico vormt? Zo nee, waarom gebruikt u deze dienst dan alsnog?
Een dergelijke verandering maakt het wenselijk om risico’s opnieuw te beoordelen in de context van het concrete gebruik, de aard van gegevens die worden uitgewisseld, de getroffen beveiligingsmaatregelen, en de specifieke geldende contractuele (juridische) en technische waarborgen.
Kunt u onafhankelijk aantonen dat Zivver na de overname van een Amerikaans bedrijf een gelijke mate van rechtsbescherming en vertrouwelijkheid waarborgt als voorheen? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te onderzoeken en op basis van de uitkomsten het gebruik van deze dienst (her)evalueren?
Zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 3 en 4 dienen verwerkingsverantwoordelijke overheidsorganisaties bij (mogelijke) verandering van de risico’s, zoals in casu de overname van Zivver, te beoordelen of de verwerking nog steeds overeenkomstig de DPIA wordt uitgevoerd. Indien nodig dienen aanvullende maatregelen te worden genomen om de vereiste mate van rechtsbescherming en vertrouwelijkheid te waarborgen.
Vindt u het wenselijk dat een dienst die wordt gebruikt om vertrouwelijke informatie over burgers uit te wisselen valt onder de Amerikaanse CLOUD Act en de Foreign Intelligence Surveillance Act (FISA), die de regering-Trump toegang geeft tot deze data?
Het kabinet vindt het, in dergelijke gevallen, niet wenselijk dat vertrouwelijke informatie bij statelijke actoren terecht komt. Het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) heeft in augustus 2022 een juridische analyse laten uitvoeren door het advocatenkantoor Greenberg Traurig naar de mogelijke impact van de Amerikaanse CLOUD Act. In dit onderzoek kwam destijds naar voren dat het risico op openbaarmaking van Europese (persoons)gegevens onder de Cloud Act klein lijkt.9
Tegelijkertijd, en zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 3 en 4, dienen verwerkingsverantwoordelijke overheidsorganisaties bij (mogelijke) veranderingen risico’s in kaart te brengen door het uitvoeren van een DPIA. Ook de mogelijke implicaties van bijvoorbeeld delen van de Cloud Act voor grondrechten dienen in deze risicoafweging te worden betrokken.
Welke maatregelen gaat u op korte termijn nemen om de veiligheid en vertrouwelijkheid van burgerdata beter te waarborgen? Zijn er (Europese) alternatieven voorhanden die u kunt gebruiken in plaats van Zivver?
Vanuit het Ministerie van BZK zijn, in samenwerking met andere onderdelen van de Rijksoverheid, al verschillende initiatieven gestart. Vanaf 1 januari 2026 gelden er nieuwe beveiligingseisen voor bedrijven die voor de overheid een opdracht uitvoeren met risico’s voor de nationale veiligheid. Dat zijn de Algemene Beveiligingseisen voor Rijksoverheidsopdrachten (ABRO). Door de ABRO gelden binnen de hele Rijksoverheid dezelfde eisen. De ABRO verkleint de risico’s voor de nationale veiligheid, zoals cyberaanvallen en spionage. Daarnaast is er recent een handreiking opgesteld voor het risicomanagement binnen departement overstijgende ketens.10 De BIO2 biedt een uniforme aanpak en een gemeenschappelijk normenkader voor informatiebeveiliging binnen de overheid, waarbij risicomanagement centraal staat.
Met het oog op het selecteren van alternatieven moeten de risico’s worden beoordeeld en de noodzakelijke maatregelen voor informatiebeveiliging worden vastgelegd. De in verband met informatiebeveiliging en gegevensbescherming noodzakelijke maatregelen zullen daarbij moeten worden vastgelegd en meegenomen in de aanbesteding en eventuele overeenkomst.
Beschikt de Rijksoverheid over een eigen infrastructuur om vertrouwelijk te communiceren? Is het mogelijk om op korte termijn de diensten van Zivver in te wisselen voor een eigen alternatief?
Binnen de Rijksoverheid maken verschillende departementen reeds gebruik van andere oplossingen voor het veilig uitwisselen van bestanden en berichten. Een voorbeeld hiervan is Securetransfer, dat SSC-ICT aanbiedt vanuit het rijksdatacentrum ODC-Noord.11
Er loopt momenteel vanuit de Nederlandse Digitaliseringsstrategie wel een verkenning naar het opzetten van een overheidsbrede soevereine cloud, waarin het voorstelbaar is dat er vertrouwelijke gegevensuitwisseling plaats kan gaan vinden. Het realiseren van een soevereine overheidscloud vraagt wel om de nodige investeringen.
Bent u van mening dat overnames van bedrijven als Zivver voortaan getoetst moeten worden op gevolgen voor de (cyber)veiligheid? Bieden de Telecommunicatiewet en de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (Wet Vifo) hier al de mogelijkheid voor?
De Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (Wet vifo) en de Telecommunicatiewet bevatten ieder een toetsingskader om risico’s voor de nationale veiligheid bij verwervingsactiviteiten te kunnen adresseren. De Wet Vifo is gericht op verwervingsactiviteiten die betrekking hebben op vitale aanbieders, ondernemingen die actief zijn op het gebied van bepaalde sensitieve technologie, en beheerders van een bedrijfscampus. De Telecommunicatiewet kent eveneens een specifiek toetsingsregime voor zeggenschapswijzigingen bij aanbieders van telecompartijen, waaronder aanbieders van gekwalificeerde vertrouwensdiensten. Als een onderneming niet valt onder het specifiek omschreven wettelijk toepassingsbereik (en dus bijvoorbeeld geen specifieke sensitieve technologie heeft, geen betrekking heeft op een vitaal proces, of de criteria uit de Telecommunicatiewet niet haalt), dan is een verwervingsactiviteit ten aanzien van die onderneming niet meldingplichtig en kan de Minister van Economische Zaken niet ingrijpen. Voor dit uitgangspunt is onder andere gekozen met het oog op de proportionaliteit: de ex ante meldingplicht en de toetsingsbevoegdheid van de Minister moet niet verder gaan dan strikt nodig is. Ook komt het vooraf vastleggen wanneer een transactie meldingsplichtig is de rechtszekerheid ten goede (door het voorkomen van willekeurig of politiek-gedreven ingrijpen in de markt). Ook heeft het kabinet beoogd alleen de meest risicovolle categorieën ondernemingen af te dekken. Met de bestaande wetgeving bestaat dus de mogelijkheid om overnames die de nationale veiligheid kunnen raken te toetsen, indien deze vallen binnen het toepassingsbereik van die wetten. Indien blijkt dat aanvullende sectoren of technologieën een zodanig veiligheidsbelang vertegenwoordigen dat zij onder de Wet Vifo of de Telecommunicatiewet zouden moeten vallen, kan het toepassingsbereik van de wet worden uitgebreid. Het kabinet volgt relevante ontwikkelingen op dit gebied op de voet. Zo werkt het kabinet momenteel aan een uitbreiding van het toepassingsbereik van de Wet Vifo voor enkele aanvullende sensitieve technologieën.
Kunt u verklaren waarom bedrijven die de vertrouwelijke communicatie voor overheden verzorgen niet zijn aangemerkt als vitale infrastructuur, ook als de organisaties die ze gebruiken wel aangemerkt zijn als belangrijk/vitaal/essentieel?
Zivver is niet als digitale essentiële dienst aangemerkt. De Wet weerbaarheid kritieke entiteiten (Wwke) schrijft ministeries voor om periodiek vitaal beoordelingen uit te voeren, zo ook voor de digitale infrastructuur.
Biedt de Cyberbeveiligingswet of de Wet weerbaarheid kritieke entiteiten mogelijkheden om niet-Europese overnames van bedrijven als Zivver te voorkomen? Zo nee, vindt u dit wel wenselijk?
De NIS2-richtlijn heeft tot doel om de cyberbeveiliging in de EU verder te versterken en de CER-richtlijn tot doel om de weerbaarheid van essentiële diensten binnen de EU te vergroten. Daartoe bevatten de richtlijnen onder meer verplichtingen voor hieronder vallende entiteiten om passende en evenredige technische, operationele en organisatorische (beveiligings)maatregelen te nemen en om significante incidenten te melden. De NIS2-richtlijn en de CER-richtlijn bevatten geen regels die zien op overnames van bedrijven door niet-Europese partijen. In Nederland wordt de NIS2-richtlijn geïmplementeerd met de Cyberbeveiligingswet en wordt de CER-richtlijn geïmplementeerd in de Wet weerbaarheid kritieke entiteiten. Aangezien de NIS2-richtlijn en CER-richtlijn geen regels bevatten over overnames van bedrijven door niet-Europese bedrijven, wordt dit evenmin geregeld in de Cyberbeveiligingswet en de Wet weerbaarheid kritieke entiteiten.
In Nederland worden bepaalde verwervingsactiviteiten getoetst door het kabinet krachtens investeringstoetsingswetgeving zoals de Wet Vifo en de Wet ongewenste zeggenschap telecommunicatie. Deze investeringstoetsen zijn landenneutraal. De toetsende autoriteit (het Bureau Toetsing Investeringen van het Ministerie van Economische Zaken) neemt de identiteit van de verwerver mee in de toetsing.
Hoe beoordeelt u de betrokkenheid van Israëlische oud-spionnen aan de top van het bedrijf Kiteworks? Is dit voor u een reden om het gebruik van Zivver wel of niet te heroverwegen?
Er is geen aanleiding om op dit moment aan te nemen dat de betrokkenheid van voormalige Israëlische inlichtingenfunctionarissen bij Kiteworks risico’s oplevert voor het gebruik van Zivver binnen de Rijksoverheid. In het rijksbrede cloudbeleid is opgenomen dat indien er een risico afkomstig van statelijke actoren is, de gebruiker van de clouddienst beveiligingsadvies in dient te winnen de AIVD en/of MIVD.12 Indien gebruikers van de clouddienst een verhoogd risico signaleren in verband met statelijke actoren, is dit de aangewezen route om te komen tot een onderbouwd oordeel over eventuele heroverweging van het gebruik van Zivver als digitale dienst.
Hoe reageert u op de bevindingen van Follow The Money waaruit blijkt dat informatie verstuurd via Zivver wordt teruggekoppeld naar de servers van het bedrijf? Welke gevolgen heeft dit voor de veiligheid en vertrouwelijkheid van deze informatie?
Informatiestromen, zoals de informatiestroom die is beschreven in het artikel op Follow the Money, dienen volgens het rijksbrede cloudbeleid te worden betrokken bij de risicoafweging die verplicht is voorafgaand aan het gebruik van clouddiensten. Zoals ook in het artikel wordt beschreven, kunnen aanvullende lokale veiligheidsinstellingen aangebracht worden, bijvoorbeeld in Outlook of Gmail, om te voorkomen dat gevoelige informatie naar externe servers wordt verzonden. Zivver geeft aan dat vrijwel alle overheidsklanten, zorginstellingen en andere kritieke organisaties de Outlook-integratie om die reden gebruiken.13
Het instellen van dergelijke beveiligingsmaatregelen is daarmee een logische uitkomst van de verplichte risicoafwegingen.
Kunt u deze vragen los van elkaar en zo snel mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het artikel 'Drie dagen in dienst, 19.000 euro na ontslag wegens geloof' |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Rijkaart , Foort van Oosten (VVD), Mariëlle Paul (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het RTL-nieuwsartikel «Drie dagen in dienst, 19.000 euro na ontslag wegens geloof»1 en met de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 26 september 2025?2
Ja.
Hoe beoordeelt u, met inachtneming van de trias politica en dus zonder in te gaan op het rechterlijk oordeel zelf, de bredere maatschappelijke gevolgen van deze uitspraak voor de arbeidsmarkt, de positie van werkgevers en de omgang met geloofsovertuigingen op de werkvloer? Wat vindt u hiervan?
Vanwege de scheiding van staatsmachten kunnen wij, zoals u stelt, inderdaad niet treden in het rechterlijk oordeel in deze specifieke zaak. Wel kunnen wij ingaan op bredere maatschappelijke implicaties. De uitspraak raakt aan een spanningsveld: enerzijds de grondrechten op gelijke behandeling en vrijheid van godsdienst, en anderzijds de noodzaak voor werkgevers om hun bedrijfsvoering doeltreffend te organiseren.
Uit deze zaak blijkt dat wensen en belangen van werkgever en werknemer rondom deze thema’s kunnen botsen. Belangrijk is dat, als zich dat voordoet, afspraken gemaakt kunnen worden op basis van goed werkgeverschap en goed werknemerschap,. In verreweg de meeste gevallen kunnen botsende wensen en belangen in de praktijk op die manier toch met elkaar worden geregeld (zie ook antwoord op vraag3.
Deze uitspraak maakt het belang duidelijk dat werkgevers in dergelijke gevallen onder meer:
Tegelijkertijd benadrukt de uitspraak dat de proeftijd geen vrijbrief is om te handelen in strijd met de gelijke behandelingswetgeving. Dat is geen nieuwe juridische lijn, maar wordt door deze zaak opnieuw zichtbaar.
Deelt u de zorgen dat deze uitspraak ertoe kan leiden dat werkgevers terughoudender worden om sollicitanten aan te nemen bij wie het vermoeden bestaat dat hun geloofsovertuiging tot beperkingen of conflicten op de werkvloer kan leiden, vanwege het risico op claims? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen acht u noodzakelijk om dit te voorkomen?
Werkgevers zijn gehouden om een verzoek om aanpassing van werkzaamheden of faciliteiten in verband met geloofsovertuiging zorgvuldig te beoordelen. De wettelijke kaders bieden werkgevers daarbij voldoende ruimte om rekening te houden met hun bedrijfsvoering zonder dat dit leidt tot discriminatie vanwege godsdienst of levensovertuiging. Zie voor meer toelichting op dit punt de antwoorden op vragen 5 en 7.
Deelt u de mening dat de huidige wetgeving onvoldoende houvast biedt voor werkgevers om te bepalen welke geloofsuitingen of -beperkingen binnen de dagelijkse bedrijfsvoering redelijkerwijs zijn te faciliteren en welke niet? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
In beginsel is er binnen de wettelijke kaders genoeg ruimte om tussen werkgever en werknemer te bepalen welke uitingen redelijkerwijs zijn te faciliteren door de werkgever. Uiteraard geldt dat discriminatie wegens godsdienst en levensovertuiging in Nederland verboden is. Ook op de werkvloer bestaat er een zekere mate van vrijheid om geloof te uiten.
Tegelijkertijd hebben werkgevers weldegelijk mogelijkheden om onderscheid te kunnen maken – en uitingen niet te faciliteren. Dit is toegestaan als een beperking op de vrijheid van godsdienst «objectief gerechtvaardigd» kan worden.
Voorwaarde om hieraan te voldoen is dat het te bereiken doel met het maken van onderscheid legitiem is (bijvoorbeeld om de bedrijfsvoering goed te laten verlopen) én het middel om het doel te bereiken daartoe geschikt en noodzakelijk is. Daarnaast is in de Awgb opgenomen onder welke specifieke omstandigheden het onderscheid niet verboden is. De wet biedt daarmee voldoende ruimte aan werkgevers om invulling te geven aan hun bedrijfsvoering zonder dat dit leidt tot discriminatie vanwege godsdienst of levensovertuiging.
Is het volgens u logisch dat als tijdens de proeftijd blijkt dat een werknemer het werk feitelijk niet wil en/of kan doen vanwege de geloofsovertuiging de werkgever deze arbeidsrelatie dan beëindigt? Zo nee, waarom niet?
De proeftijd is voor een werkgever een manier om te achterhalen of de werknemer geschikt is voor zijn/haar werk. Voor de werknemer kan de proeftijd onder andere worden gebruikt om te bepalen of de baan aansluit bij de verwachtingen/wensen. Voordeel van de proeftijd is dat gedurende de proeftijd de arbeidsovereenkomst per direct kan worden beëindigd. De werkgever en de werknemer hoeven geen opzegtermijn in acht te nemen. Wel moeten werkgever en werknemer zich ook tijdens de proeftijd houden aan «algemene beginselen» waaronder het beginsel van non-discriminatie en goed werkgever- en werknemerschap.
Betekent deze uitspraak feitelijk dat een werkgever beter om algemene en/of niet nader te specificeren redenen ontslag kan verlenen in de proeftijd?
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 5, kan een werkgever de arbeidsovereenkomst gedurende de proeftijd per direct beëindigen. De werkgever hoeft daarbij geen schriftelijke reden te geven voor de opzegging, tenzij de werknemer hier zelf om vraagt. De werkgever kan zelfs weigeren om aan het verzoek van de werknemer gehoor te geven. Wel kan een werknemer ook een proeftijdontslag zonder reden altijd aanvechten bij de rechter, bijvoorbeeld als hij het vermoeden heeft dat er sprake is van ongelijke behandeling.
Wanneer een werknemer bepaalde kerntaken weigert uit te voeren vanwege geloofsovertuiging, in hoeverre moet een werkgever volgens u verplicht worden om werkzaamheden aan te passen en/of collega’s en klanten te belasten? Waar ligt volgens u de grens?
Werkgevers zijn gehouden om een verzoek om aanpassing van werkzaamheden of faciliteiten in verband met geloofsovertuiging zorgvuldig te beoordelen. Daarbij geldt dat een werkgever moet bezien of en in hoeverre een verzoek redelijkerwijs kan worden gefaciliteerd, zonder dat dit leidt tot een onevenredige belasting van de bedrijfsvoering of van collega’s, of tot aantasting van de dienstverlening aan klanten.
Het genoemde verbod van onderscheid geldt bijvoorbeeld niet ten aanzien van indirect onderscheid indien dat onderscheid objectief gerechtvaardigd wordt door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn (AWGB art 2, lid4.
De wet verplicht werkgevers dus niet om álle geloofsgerelateerde beperkingen te honoreren. Facilitering moet redelijk, proportioneel en uitvoerbaar zijn. Wanneer een werknemer structureel weigert om wezenlijke taken uit te voeren en passende alternatieven ontbreken, kan de werkgever op basis van het bestaande juridische kader concluderen dat de functie niet langer vervulbaar is, mits dit besluit zorgvuldig en zonder verboden onderscheid wordt genomen. Hierbij is het beginsel «goed werkgeverschap» relevant.
Tegelijk is er ook het beginsel van «goed werknemerschap». Dat houdt onder meer in dat werknemers zich op hun beurt ook redelijk en flexibel moeten opstellen.
Verwacht u dat deze uitspraak consequenties heeft voor sectoren waarin specifieke werkzaamheden regelmatig botsen met religieuze voorschriften, zoals slachterijen, landbouwgerelateerde dienstverlening, zorg, horeca en schoonmaak?
De (Europeesrechtelijke) jurisprudentie laat zien dat de beoordeling of er sprake is van een verboden onderscheid, direct dan wel indirect, op grond van godsdienst een feitelijke beoordeling is waarbij alle feiten en omstandigheden meegewogen moeten worden.5 Denk hierbij aan de aard van de werkzaamheden van de betrokkene en of deze werkzaamheden een wezenlijk en bepalend beroepsvereiste vormen.
De rechtbank Noord-Holland heeft in deze casus de specifieke feiten en omstandigheden afgewogen en geconcludeerd dat er sprake is van een direct verboden onderscheid op grond van godsdienst.6 Dat maakt dat er geen algemene opmerking kan worden gemaakt over of deze uitspraak consequenties heeft voor sectoren waarin specifieke werkzaamheden mogelijk botsen met religieuze voorschriften. In een andere situatie kunnen andere factoren namelijk van belang zijn die maken dat er geen sprake is van een verboden onderscheid. Verder is het in algemene zin belangrijk dat werkgevers er zorg voor dragen dat zij geen verboden onderscheid maken.
Kunt u aangeven hoeveel zaken in de afgelopen vijf jaar bij het College voor de Rechten van de Mens of de rechter zijn voorgelegd waarin ontslag of conflicten rond werkweigering werden gelinkt aan geloofsovertuiging? Ziet u een trend?
Uit navraag bij het College voor de Rechten van de Mens blijkt dat het College sinds 2020 14 keer heeft geoordeeld over de vraag of sprake was van onderscheid op grond van godsdienst bij de werving en selectie of de beëindiging van een dienstverband. Het College oordeelde in zes zaken dat sprake was van verboden onderscheid op grond van godsdienst. De cijfers laten geen trend zien.
De Raad voor de Rechtspraak heeft desgevraagd laten weten dat het niet mogelijk is om zaken te filteren die gaan over ontslag of conflicten rond werkweigering gelinkt aan geloofsovertuiging.
Bent u bereid samen met sociale partners te bekijken of aanpassing van wet- of regelgeving nodig is om zowel vrijheid van godsdienst als uitvoerbaarheid van werk te borgen, zonder dat werkgevers worden blootgesteld aan disproportionele risico’s?
Met inachtneming van de geformuleerde antwoorden, zien wij op dit moment geen reden om wet- en regelgeving aan te passen.
Bent u bereid een juridische verkenning te starten naar de mogelijkheden om werkgevers meer duidelijkheid en ruimte te bieden binnen de huidige wet- en regelgeving om in te grijpen wanneer handelingen of beperkingen die voortvloeien uit een geloofsovertuiging de uitvoering van werkzaamheden of de representativiteit binnen het werk belemmeren?
Wij vinden, met inachtneming van de hierboven geformuleerde antwoorden, dat de juridische kaders toereikend zijn.
Het artikel 'Toch geen bufferzone voor demonstranten rond abortusklinieken, Keijzer (BBB) wil het niet' |
|
Wieke Paulusma (D66) |
|
Rijkaart , Bruijn , Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Toch geen bufferzone voor demonstranten rond abortusklinieken, Keijzer (BBB) wil het niet» van RTL Nieuws?1
Bent u bekend met de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 december?2
Deelt u het oordeel van de Raad van State dat de directe omgeving van een abortuskliniek een plek is waar een verhoogde mate van orde en rust behoort te heersen, zoals bijvoorbeeld ook het geval is bij een ziekenhuis, mede vanwege de kwetsbare positie van bezoekers die daar gebruikmaken van hun fundamentele rechten en hun recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer?
Bent u van mening dat demonstraties vlak voor abortusklinieken ertoe kunnen leiden dat mensen die abortuszorg zoeken onevenredig worden beperkt in de uitoefening van hun fundamentele rechten en privéleven? Zo nee, waarom niet?
Bent u van mening dat het recht om te demonstreren nog steeds gewaarborgd blijft indien demonstranten niet vlak voor een abortuskliniek maar wel op redelijke korte afstand nog steeds binnen zicht- en gehoorafstand hun mening kenbaar te maken aan de bezoekers van de kliniek?
Hoe kijkt u aan tegen de constatering uit het rapport van het Wetenschappelijk Onderzoek en Datacentrum (WODC) dat het instellen van een permanente bufferzone momenteel niet tot de mogelijkheden behoort die burgemeesters hebben om demonstraties in Nederland te reguleren en dat het instellen van dergelijke vaste zones enkel mogelijk is als de formele wetgever daartoe besluit?3
Hoe kijkt u aan tegen het feit dat een dergelijk besluit tot het instellen van een permanente bufferzone door de formele wetgever recentelijk is genomen in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk?
Deelt u de mening van de burgemeester van Utrecht dat het wenselijk is dat er landelijke wetgeving komt ten aanzien van de minimumafstand waarbinnen demonstraties bij abortusklinieken mogen plaatsvinden?4
Bent u bereid een brief naar de Kamer te sturen waarin u met een voornemen komt om wetgeving in formele zin op te stellen die het mogelijk maakt om bufferzones voor demonstraties bij abortusklinieken in te stellen wanneer blijkt dat burgemeesters onvoldoende in staat zijn om bezoekers de toegang tot abortuszorg te verzekeren zonder onevenredige beperking in de uitoefening van fundamentele rechten en privéleven?
Kunt u bovenstaande vragen individueel beantwoorden binnen zes weken?
De organisatie van chanoekaconcerten en andere concerten met een joods karakter in het Concertgebouw |
|
Annabel Nanninga (JA21), Diederik Boomsma (CDA) |
|
Moes , Foort van Oosten (VVD), Becking |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de aanvankelijke beslissing van het Concertgebouw in Amsterdam om het jaarlijkse chanoekaconcert van de Stichting Chanukah Concert te cancelen vanwege de aanwezigheid van een zanger uit Israël, omdat hij ook cantor is voor en optreedt bij bijeenkomsten van het Israëlische leger?
Heeft u kennisgenomen van het zogenaamde compromis op grond waarvan, naast een eerder programma, het concert met de betreffende cantor alleen in beslotenheid werd gehouden? Hoe beoordeelt u dat het daarmee niet mogelijk is voor niet-genodigden om dit chanoekaconcert bij te wonen?
Kent u andere voorbeelden van culturele instellingen en zaalverhuurders waarbij de (subsidie-ontvangende) organisatie eist dat individuele artiesten of musici van een groep worden vervangen wegens andere optredens, functies of werkzaamheden in het land van herkomst? Zo ja, welke? Graag een toelichting.
Heeft u kennisgenomen van de manier waarop het chanoekaconcert op 14 december 2025 bij het Concertgebouw heeft plaatsgevonden en dat daarbij rookbommen zijn gegooid en «leve Hamas» werd geroepen?
Heeft u gezien dat bij de ingang van het Concertgebouw een bord omhoog werd gehouden met de tekst die de pogrom van 7 oktober 2023 verheerlijkte? Kunt u aangeven wanneer de politie kan optreden tegen het verheerlijken van recente moord- en martelpraktijken en wanneer dergelijke teksten als intimidatie en opruiing kunnen worden bestempeld? Graag een toelichting.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat met de andere organisator van een jaarlijks chanoekaconcert in het Concertgebouw (dat jaarlijks plaatsvond in de grote zaal en een van de grootste joodse culturele evenementen in Europa was), The Jewish Amsterdam Chamber Ensemble, het huurcontract al eerder niet was verlengd voor 2025 en dat dit concert daarom dit jaar ook al niet zoals de afgelopen jaren kan doorgaan in het concertgebouw?
Hoe beoordeelt u de beslissing van het Concertgebouw om deze concerten te weren, mede in het licht van de vele andere joodse evenementen die worden gecanceld en geweerd, en bijvoorbeeld het feit dat joodse organisaties moeite ondervinden om zalen te huren voor bijeenkomsten?
Heeft u kennisgenomen van het feit dat het personeel van het Concertgebouw vorig jaar bij het lustrumconcert heeft gedreigd om niet te werken om zo tot afblazen van dat concert te dwingen en dat de directie bovendien zou hebben geëist dat er geen Israëlische vlaggen zouden worden getoond en dat daarna de samenwerking is stopgezet? Hoe beoordeelt u dat?
Heeft u kennisgenomen van het feit dat het Concertgebouw een optreden van het Jerusalem String Quartet in mei vorig jaar aanvankelijk had geannuleerd, na hetze kritiek van de pro-Palestijnse pressiegroepen, omdat men aangaf te vrezen voor demonstraties en de veiligheid, maar zonder dat hierover eerst contact of overleg was gezocht met de Amsterdamse driehoek om die veiligheidssituatie te verbeteren?
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat zo een patroon is ontstaan waarbij joodse en/of Israëlische evenementen worden ontmoedigd, afgeblazen en/of geweerd in het Concertgebouw of alleen mogelijk zijn onder druk van allerlei concessies op de inhoud, en ook op veel andere locaties? Welke stappen wilt u zetten om daar een einde aan te maken om ervoor te zorgen dat joodse en/of Israëlische evenementen gewoon veilig en ongestoord kunnen doorgaan?
Deelt u de mening dat, wanneer concertzalen of andere podia vrezen voor intimidatie en onveiligheid wanneer daar Joden en/of Israëli’s optreden, het cruciaal is dat men daar niet voor buigt maar juist extra moet inzetten op het laten doorgaan ervan, en dat de overheid dan indien nodig aanvullende maatregelen treft? En zo ja, welke stappen heeft de regering gezet om dat te bewerkstelligen en te laten landen en wat doet de regering om ervoor te zorgen dat die veiligheid dan wordt geboden?
Hoe beoordeelt en hoe betitelt u het wanneer joodse of Israëlische organisaties of evenementen volgens andere standaarden lijken te worden beoordeeld dan andere groepen of nationaliteiten?
Welke wetten, verordeningen en regelingen, enerzijds in algemene zin, en anderszins in het kader van de subsidies die worden verstrekt vanuit het Rijk, zien op de vraag wanneer een (culturele) instelling mag weigeren om een zaal te verhuren aan bepaalde organisaties of personen vanwege hun achtergrond of positie, en op welke gronden?
In welke gevallen is het in strijd met voorwaarden voor subsidieverstrekking wanneer organisaties weigeren een zaal te verhuren of ruimte te bieden aan een optreden, vanwege de nationaliteit of afkomst van de betreffende personen of organisaties, dan wel vanwege criteria die voor personen met de desbetreffende nationaliteit zeer moeilijk te vermijden of voorkomen zijn? Graag een toelichting.
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving waaruit blijkt dat journalisten tijdens de pro-Palestijnse demonstraties rond het chanoekaconcert in Amsterdam zijn belaagd, bedreigd en in hun werkzaamheden zijn belemmerd?1
Wat vindt u ervan dat journalisten op de openbare weg door de politie zijn weggestuurd terwijl zij werden bedreigd en geïntimideerd door demonstranten?
Vindt u het acceptabel dat agenten ervoor kozen om niet op te treden tegen personen die journalisten met geweld en de dood bedreigden, maar wél ingrepen richting de pers?
Hoe beoordeelt u het innemen van een politieperskaart bij een journalist die doelwit was van intimidatie en deelt u de opvatting dat hiermee feitelijk de verkeerde partij werd gesanctioneerd?
Wat zegt het volgens u over de staat van persvrijheid wanneer journalisten moeten wijken «om escalatie te voorkomen» terwijl extremistische demonstranten hun gang kunnen gaan?
Vindt u dat de politie in deze gevallen haar beschermende taak jegens journalisten voldoende heeft ingevuld? Zo ja, hoe rechtvaardigt u dat oordeel?
Hoe kijkt u aan tegen het argument van «de-escalatie» wanneer dit er in de praktijk toe leidt dat strafbare feiten tegen journalisten onbestraft blijven?
Welke concrete maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat journalisten, joodse organisaties en instellingen niet langer het zwijgen wordt opgelegd door intimidatie en geweld?
Bent u bereid het volledige arsenaal van de rechtsstaat in te zetten, waaronder strafrechtelijke vervolging, gebiedsverboden en bestuurlijke maatregelen, om deze vormen van intimidatie, vernieling en chantage effectief te bestrijden?
Het bericht 'Lale Gül overweegt toekomst in de politiek om beveiligd te blijven: 'Enige hoop'' |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Hoe reflecteert u op de informatie waaruit blijkt dat mevrouw Gül destijds is benaderd om in het stelsel te worden opgenomen en dat, ondanks het uitblijven van veranderingen in aard dan wel frequentie van de dreigingen, deze beveiliging plotseling is stopgezet?1
Indien de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) van mening is dat beveiliging niet langer hoeft plaats te vinden op het niveau dat men eerder noodzakelijk achtte, op welke wijze worden betrokkenen hierop voorbereid?
Wat is volgens u het verschil tussen dreigingsniveau 2 en dreigingsniveau 3?
Vanaf welk moment vormt het openbaarmaken van diverse persoonlijke gegevens voor de NCTV dan wel de politie aanleiding om bepaalde (veiligheids)maatregelen te treffen?
Deelt u de mening dat online bedreigingen kunnen overgaan in daadwerkelijk fysiek geweld?
Deelt u de mening dat een personeelstekort nimmer een reden mag zijn om noodzakelijke beveiligingsmaatregelen niet (langer) in te zetten?
Bent u bereid om samen met relevante veiligheidsactoren, zoals de NCTV en de politie, opnieuw met mevrouw Gül in gesprek te gaan teneinde te komen tot een oplossing waar alle betrokkenen mee uit de voeten kunnen? Zo nee, waarom bent u hiertoe niet bereid?
De nieuwe bekladdingen van gebouwen van de Universiteit Utrecht door pro-Palestijnse extremisten |
|
Diederik Boomsma (CDA) |
|
Foort van Oosten (VVD), Moes |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten dat in de nacht van vrijdag 12 tot zaterdag 13 december vernielingen zijn aangebracht aan drie monumentale panden van de Universiteit van Utrecht, die met rode verf zijn besmeurd?
Heeft u kennis genomen van het feit dat extremisten deze actie op instagram hebben opgeëist door «Palestine Action» en daarbij hebben gedreigd dat de universiteit banden met Israëlische universiteiten moet verbreken of de daders nog veel meer schade gaan veroorzaken («or we will be back and double the damage»)?1
Hoe beoordeelt u het feit dat de universiteit Utrecht op deze manier wordt gechanteerd en wat gaat u doen om Nederlandse universiteiten beter te vrijwaren van dergelijke antidemocratische, extremistische en antisemitische agressie?
Bent u het eens met de stelling dat universiteiten of andere organisaties onder geen enkele voorwaarde mogen buigen of toegeven aan dergelijke dreigementen?
Vindt u het acceptabel dat op sociale media dergelijke dreigementen worden geuit in een poging om de universiteit te chanteren en vindt u dat deze oproepen dienen te worden verwijderd? Graag een toelichting.
Dezelfde organisatie, Palestine Action, die nu dreigt met meer vernielingen, heeft eerder vernielingen geclaimd en in het verleden opgeroepen om de terroristen en moordenaars van 7 oktober te eren; welke stappen worden tegen deze organisatie ondernomen?
Bent u het eens met de stelling dat het dringend noodzakelijk is om alles op alles te zetten om een einde te maken aan de vernielingen, intimidatie en chantage van pro-Palestijnse extremisten, en dus om het volledige arsenaal van de rechtsstaat in te zetten van politie en justitie om de daders op te sporen, te vervolgen en zwaar te bestraffen? Graag een toelichting.
Bent u het eens met de stelling dat vervolging van de daders een zeer hoge prioriteit verdient en op welke manier wordt deze prioriteit opgepakt door de bevoegde instanties? Graag een toelichting.
Eerder werd het Paleis op de Dam eveneens door tuig met rode verf besmeurd, en op dat gebouw staan meerdere camera’s gericht; zijn deze beelden uitgelezen? Hoe loopt het onderzoek naar de daders? Hoe loopt het onderzoek naar de bekladding met rode verf van het Koninklijk Instituut voor de Tropen?
Bent u het eens met de stelling dat inmiddels een patroon is ontstaan van bekladding en vernieling door pro-Palestina extremisten van monumentale panden? Kunt u een overzicht geven van dergelijke vernielingen en bekladdingen door pro-Palestijnse activisten sinds 7 oktober 2023, met een schatting van de schade?
Hoeveel pro-Palestijnse activisten zijn opgenomen in een persoonsgerichte anti-radicaliseringsaanpak?
Bent u van mening dat het zaak is om universiteiten extra ondersteuning te bieden om hun gebouwen te beveiligen zolang extremistische clubs dreigen met vernieling en deze ook ten uitvoer brengen? Welke stappen zet u om hier een einde aan te maken?
Het onbestrafte wegpiratengedrag op de A73 |
|
Shanna Schilder (PVV) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Idiote actie op A73: auto’s blokkeren snelweg voor race, politie kan niets doen»?1
Hoe verklaart u dat de politie en het Openbaar Ministerie (OM) aangeven «weinig uit te kunnen richten» tegen deze extreem gevaarlijke wegpiraterij, ondanks dat kentekens, voertuigen én het gevaarzettend rijgedrag glashelder zichtbaar zijn op de beelden? Deelt u de mening dat dit bijdraagt aan een gevoel van straffeloosheid?
Bent u het ermee eens dat het onacceptabel is dat dergelijke ernstige verkeersdelicten onbestraft kunnen blijven, enkel omdat politieagenten het gedrag niet «met eigen ogen» hebben gezien? Welke mogelijkheden ziet u om moderne videobeelden (zoals dashcams) wél als zelfstandig bewijs te kunnen gebruiken?
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de politie dat men «niet in actie kan komen op basis van een filmpje op Dumpert», terwijl het hier gaat om potentieel levensgevaarlijk gedrag dat het verkeer op een snelweg volledig lamlegt? Bent u bereid het OM en de politie meer ruimte te geven om juist wél op dergelijke beelden op te treden?
Deelt u de opvatting dat dit soort incidenten, waarbij weggebruikers moedwillig anderen in levensgevaar brengen, eerder aangemerkt zouden moeten worden als zwaardere misdrijven in plaats van slechts een verkeersovertreding?
Wat gaat u op korte termijn doen om dit soort levensgevaarlijke wegblokkades en races op snelwegen streng te vervolgen en wanneer kan de Kamer voorstellen verwachten die deze evidente handhavingsgaten dichten?
Groene boa’s |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte dat er diverse groene buitengewoon opsporingsambtenaren (boa's) geen verlenging krijgen voor het gebruik van het dienstpistool omdat dienst Justis stelt dat er een aparte aanwijzing nodig zou zijn door de provincie?
Bent u het ermee eens dat het onverantwoordelijk is om een groene boa op pad te sturen zonder dienstwapen, ook gezien het oordeel van de rechter dat het aannemelijk is dat op het moment dat je belast bent met handhaving van onder andere wildstroperij het aannemelijk is dat je met vuurwapens geconfronteerd kunt worden?1
Kunt u uitleg geven waarom groene boa's niet meer bevoegd zijn voor de handhaving van natuurwetgeving, conform de Omgevingswet, nu de uitvoeringsinstantie van het ministerie, de dienst Justis, stelt dat een aparte aanwijzing noodzakelijk is?
Waarom laat u deze bevoegdheid bij de provincies, zoals geschetst in de Kamerbrief, en neemt hij niet zelf, mogelijk in samenspraak met de Minister van Natuur en Stikstof, een aanwijzing Rijksbesluit conform artikel 18.6 Omgevingswet, waardoor alle groene Boa's bevoegd zijn?
Hoelang duurt het voor dat u maatregelen gaat nemen voor dit urgente probleem, nu er diverse beroepszaken lopen waarbij groene boa's geen dienstpistool krijgen toegekend en anderen onbevoegd zouden zijn?
De aanhouding van de moeder van Jalal Oba |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de berichten dat de moeder van Jalal Oba, een oudere vrouw, door de politie is aangehouden onder omstandigheden die volgens haar familie onnodig hard en disproportioneel waren?1
Klopt het dat de moeder van Jalal Oba door de politie is aangehouden? Zo ja, kunt u bevestigen wanneer, waar, en onder welke omstandigheden deze aanhouding heeft plaatsgevonden?
Klopt het dat deze aanhouding heeft plaatsgevonden zonder duidelijke aanleiding en dat er sprake lijkt te zijn geweest van een buitenproportionele inzet van politiecapaciteit? Zo ja, hoe verklaart u dit?
Wat was de concrete aanleiding tot de aanhouding? Kunt u aangeven of er sprake was van een verdenking? Zo ja, op grond van welk wetsartikel?
Kunt u uitsluiten dat bij deze aanhouding sprake was van etnisch profileren, bewuste targeting of een vooringenomen houding tegenover mensen met een migratieachtergrond?
Klopt het dat de aanhouding op indringende wijze heeft plaatsgevonden? Zo ja, kunt u toelichten waarom dat noodzakelijk werd geacht?
Op basis van welke informatie of verdenking meende de politie te moeten overgaan tot arrestatie van een oudere vrouw? Kunt u de exacte juridische grondslag van het optreden toelichten?
Klopt het dat de moeder van Jalal Oba bij de aanhouding in een situatie terechtkwam die mogelijk een gevaar opleverde voor haar gezondheid en veiligheid? Zo ja, hoe heeft dit kunnen gebeuren en hoe wordt dit onderzocht?
Is de politie bij deze aanhouding afgeweken van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit zoals voorgeschreven in de Ambtsinstructie? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan?
Is de moeder van Jalal Oba na de aanhouding gehoord en/of heengezonden zonder verdere maatregelen? Kunt u toelichten wat de uitkomst van de procedure was?
Zijn er klachten ingediend over de wijze van optreden van de politie in deze zaak? Zo ja, hoe worden deze momenteel onderzocht?
Bent u bereid een onafhankelijk extern onderzoek te laten verrichten naar de rechtmatigheid én de proportionaliteit van het politieoptreden in deze zaak? Zo nee, waarom weigert u onafhankelijk toezicht?
Wat doet u om te voorkomen dat mensen, en zeker ouderen, opnieuw slachtoffer worden van mogelijk onrechtmatig politiegeweld of discriminerend politieoptreden?
De toename van incidenten op de buslijnen van en naar Ter Apel en de beslissing om een gratis pendeldienst in te zetten tussen het azc in Ter Apel en station Emmen. |
|
Peter van Duijvenvoorde (FVD) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Kunt u bevestigen dat er een pendelbus speciaal voor asielzoekers rijdt tussen het asielzoekerscentrum (azc) in Ter Apel en station Emmen, georganiseerd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid, de gemeenten Westerwolde en Emmen en gefinancierd door het Ministerie van Asiel en Migratie?
Bent u ervan op de hoogte dat er een stijging is te zien in zowel het aantal incidenten als de ernst ervan op buslijn 73 (Emmen–Ter Apel) en 74 (Emmen–Stadskanaal)?
Kunt u bevestigen dat zowel buschauffeurs als reizigers zich onveilig voelen op genoemde trajecten, zoals eerder ook door FNV Streekvervoer in een brandbrief is gemeld?
Kunt u een overzicht geven van alle incidenten op deze buslijnen in de afgelopen vijf jaar, uitgesplitst naar: aard van de incidenten, ernst van de incidenten, herkomst van de daders en de afhandeling – inclusief vervolging en opgelegde sancties?
Acht u het wenselijk dat de Rijksoverheid faciliteert dat asielzoekers – van wie een deel aantoonbaar voor ernstige veiligheidsproblemen zorgt – vrijelijk worden vervoerd van het azc in Ter Apel naar Emmen?
Vindt u het niet een fundamenteel problematische ontwikkeling dat de overheid een aparte gratis buslijn opzet, omdat een deel van de asielzoekers zich niet aan basale betalings- en gedragsnormen houdt, waardoor feitelijk niet de overtreders zich aanpassen aan de norm maar de norm aan de overtreders?
Bent u het eens met de stelling dat het onwenselijk is dat asielzoekers die nog geen verblijfsvergunning hebben, zich nog in hun procedure bevinden en volgens vervoerders en vakbonden voor veiligheidsproblemen zorgen, door de overheid gefaciliteerd vrij kunnen reizen naar Emmen, waar dit tot veiligheidsrisico’s leidt?
Indien u dit wel wenselijk acht, kunt u uitvoerig toelichten waarom u het noodzakelijk vindt om dit vervoer te faciliteren, ondanks de veiligheidsproblemen die dit ten gevolge heeft voor Emmen?
Bent u ermee bekend dat – ondanks de inzet van de pendelbus – de incidenten op de reguliere buslijnen blijven toenemen en dat deze maatregel geen structurele verbetering oplevert voor de veiligheid?
Bent u voornemens om aanvullende maatregelen te nemen om de veiligheid van buschauffeurs en reizigers op de reguliere buslijnen te waarborgen?
Indien het antwoord op vraag 9 bevestigend luidt, welke maatregelen zult u dan nemen?
Indien het antwoord op vraag 9 ontkennend luidt, waarom kiest u ervoor om geen aanvullende maatregelen te nemen?
Bent u het eens met de stelling dat er een veiligheidsrisico ontstaat, omdat asielzoekers zonder verblijfsvergunning, die zich nog in hun procedure bevinden en van wie de overheid onvoldoende weet wie zij zijn, vrij in Nederland kunnen rondreizen, waardoor het ontbreken van betrouwbare identiteitskennis direct bijdraagt aan de veiligheidsrisico’s?
De beëindiging van persoonlijke beveiliging door de NCTV |
|
Esmah Lahlah (GroenLinks-PvdA), Songül Mutluer (PvdA) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten dat de beveiliging van schrijfster Lale Gül wordt stopgezet, terwijl zij nog steeds te maken heeft met (online) bedreigingen?1
Kunt u aangeven of de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) standaardcriteria hanteert bij de beslissing om persoonsbeveiliging te beëindigen?
Indien het antwoord op vraag 2 bevestigend luidt, welke criteria zijn dat precies?
Indien het antwoord op vraag 2 ontkennend luidt, waarom niet?
Houdt de NCTV rekening met het feit dat online bedreigingen kunnen omslaan in fysieke acties? Zo ja, op welke manier?
In hoeverre worden eerdere incidenten, zoals de recente arrestaties van personen die bedreigingen hebben geuit of concrete plannen zouden hebben gehad om de bedreigde iets aan te doen, standaard meegewogen in de beoordeling om persoonsbeveiliging voort te zetten of te beëindigen?
Welke mogelijkheden hebben personen om bezwaar te maken tegen een besluit tot beëindiging van hun beveiliging? Wie beoordeelt dit bezwaar? Binnen welke termijn wordt zo’n bezwaar behandeld? Heeft een eventueel bezwaar opschortende werking tot er een beslissing op het bezwaar genomen is?
Hoe waarborgt de Staat dat mensen die vanwege hun werkzaamheden of publieke uitingen een verhoogd risico lopen, voldoende beschermd blijven, ook wanneer hun persoonsbeveiliging (deels) wordt beëindigd? Wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen verschillende typen publieke functies zoals bijvoorbeeld journalisten, opiniemakers, politici, activisten, et cetera?
Welke alternatieve beschermingsmaatregelen worden in dat geval aangeboden wanneer persoonsbeveiliging wordt beëindigd, zoals: a. versterkte digitale beveiliging; b. veilige of anonieme huisvesting; c. ondersteuning bij veiligheidsplannen in de privé en werkomgeving of d. psychologische ondersteuning vanwege veiligheidsdreiging?
In hoeverre zijn deze maatregelen structureel beschikbaar en op welke wijze wordt de betrokkene hierover geïnformeerd?
Is er op dit moment voldoende capaciteit en structurele financiering voor persoonsbeveiliging en dreigingsbeoordeling bij de NCTV en betrokken diensten? Zo nee, welke tekorten ziet u en wat is er volgens u nodig om dit op peil te brengen? Speelt capaciteit een rol bij de beslissing om persoonsbeveiliging in individuele gevallen te beëindigen?
In hoeveel gevallen is in de afgelopen vijf jaar persoonsbeveiliging stopgezet terwijl er volgens de betrokkene(n) nog sprake was van aanhoudende dreiging? In hoeveel van deze gevallen is op een later moment toch opnieuw persoonsbeveiliging ingesteld? En hoe vaak bleek achteraf dat de dreiging inderdaad niet was afgenomen?
Kunt u de bovenstaande vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Het bericht 'Politie tussen watermeloenen en Islamic Relief op halal-huishoudbeurs: ’Het is imagobuilding’' |
|
Annabel Nanninga (JA21) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Politie tussen watermeloenen en Islamic Relief op halal-huishoudbeurs: «Het is imagobuilding»»?1
Heeft u kennisgenomen van de banner waarop de politie in uniforme dienstkleding wordt aangekondigd als «PARTNERSHIP ANNOUNCEMENT», geplaatst in een ontwerp dat duidelijk is vormgegeven in de kleuren en iconografie van de watermeloen, internationaal gebruikt als pro-Gaza-symbool?
Klopt het dat de politie een grote, officieel ingerichte wervingsstand had op het Halal Village Festival, inclusief politiebanner met agenten, geplaatst te midden van uitgesproken activistische symboliek zoals watermeloenen (veelal gebruikt als signaal van anti-Israëlisch protest), en direct naast de omstreden organisatie Islamic Relief?
Is deze vormgeving vooraf afgestemd, goedgekeurd of besproken met de politieleiding? Zo ja, welke overwegingen zijn gemaakt om dit beeldmateriaal te accorderen?
Erkent u dat deze afbeelding waarin de politie wordt gepresenteerd als activist voor de anti-Israëlbeweging de de neutraliteit en geloofwaardigheid van de politie schaadt? Zo nee, waarom niet?
Aangezien de politie stelt dat de afbeelding waarmee het evenement de politie als «partner» aankondigde, zonder toestemming van de politie is bewerkt; kunt u toelichten op welk moment dit de politie bekend werd, en welke acties zijn ondernomen richting de organisatoren van het Halal Village Festival?
Klopt het dat Islamic Relief Nederland een prominente partner was van het Halal Village Festival, en dat deze organisatie in Duitsland is aangemerkt als verlengstuk van de Moslimbroederschap, en in de Verenigde Arabische Emiraten zelfs op de terreurlijst staat?
Herinnert u zich dat toenmalig Minister Kaag in 2021, na overleg met de veiligheidsdiensten, de subsidierelatie met Islamic Relief heeft beëindigd vanwege zorgen over banden met extremistische netwerken? Acht u het dan gepast dat de politie zich op een evenement presenteert pal naast deze organisatie?
Deelt u de zorg dat de politie met haar aanwezigheid op deze beurs de indruk wekt indirect legitimiteit te verlenen aan Islamic Relief, een organisatie waar het kabinet eerder bewust afstand van nam? Zo nee, waarom niet?
Vindt u het wenselijk dat politiemedewerkers, zichtbaar in uniform en met het politielogo, deelnemen aan een beurs waar een organisatie staat die door diverse landen en veiligheidsinstanties in verband is gebracht met de Moslimbroederschap? Past dat volgens u binnen het integriteits- en neutraliteitskader van de politie?
Hoe beoordeelt u al het bovenstaande in het licht van de aangenomen motie Michon-Derkzen c.s. waarin de regering wordt verzocht ervoor te zorgen dat de gedragscode lifestyle-neutraliteit (Kamerstuk 29 628, nr. 1284) in alle facetten wordt nageleefd?
Hoe beoordeelt u het werven van politiepersoneel op basis van religie, namelijk op een beurs met religieus oogmerk? Ziet u zelf ook het verschil tussen doelgroepwerving en werving op religieuze gronden?
Wat vindt u ervan dat een journalist die vragen stelde over de neutraliteit van de politie binnen enkele minuten werd geconfronteerd met leden van de organisatie, beveiliging en een verzoek om de zaal te verlaten? Ziet u het risico dat de politie door haar aanwezigheid op zo’n evenement wordt betrokken in situaties waarin kritische journalistiek feitelijk wordt verhinderd?2
Kan u toezeggen dat de politie nooit meer aanwezig zal zijn op deze beurs?
De deelname van de politie aan het Halal Village Festival |
|
Geert Wilders (PVV), Marjolein Faber (PVV) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Politie tussen watermeloenen en omstreden Islamic Relief op «halal-huishoudbeurs»: «Het is imagobuilding»»?1
Was u op de hoogte van deze deelname van de politie?
Bent u het eens met de stelling dat dit festival een pro-Palestijnse activistische lading heeft daar waar het festival werd gedecoreerd met Palestijnse vlagen, watermeloenen, hét symbool van de Palestijnse strijd, en de leus «from the river to the sea», waarover de Kamer via een aangenomen motie, de regering heeft verzocht om deze uitdrukking als een oproep tot geweld te beschouwen? Zo nee, waarom niet?
Op het festival werd kleding te koop aangeboden van het merk «Ready to Resist» met als slogan «Join the fight»; gezien in de context van geweld: is dit niet een oproep tot geweld?
Kunt u uitleggen waarom de politie wel tijd heeft om naar deze halal-huishoudbeurs te gaan terwijl tegelijkertijd de politie te weinig capaciteit heeft om de kerntaken uit te voeren? Zijn de kerntaken ondergeschikt aan de halal-huishoudbeurs?
Bent u ervan op de hoogte van het feit dat een voormalig bewindspersoon, na overleg met de veiligheidsdiensten, de rijkssubsidie aan Islamic Relief heeft gestopt?
Bent u ervan op de hoogte dat in Duitsland die organisatie is aangeduid als verlengstuk van de Moslimbroederschap?
Bent u ervan op de hoogte dat de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst in het onderzoek naar de Moslimbroederschap in Nederland geconstateerd heeft dat de activiteiten van de beweging op de lange termijn een risico zouden kunnen vormen voor de democratische rechtsorde in Nederland?
Bent u het ermee eens dat Islamic Relief een terroristische organisatie is?
Is het bemensen van een politiestand pontificaal naast de organisatie Islamic Relief niet een uiting van acceptatie van deze terroristische organisatie? Zo nee, waarom niet?
Is het niet van de zotte dat de politie personeel gaat werven op een festival met een pro-Palestijnse activistische sfeer, waar oproep tot geweld plaatsvindt en dat terwijl het antisemitisme toeneemt? Zo nee, waarom niet?
Waarom is de politie partner in dit festival? Zijn er kosten verbonden aan het partnerschap? En hoeveel heeft de politie bijgedragen in totaal aan dit festival?
Hoe kan de politie een partnerschap aangaan met een festival waar óók de terroristische organisatie Islamic Relief een belangrijke partner is? Of is dit een onderdeel van «imagobuilding»?
In hoeverre kan je nog spreken dat de politie neutraal is en dient deelname aan dit soort evenementen niet per direct te stoppen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om de politie de opdracht te geven om per direct met deelname aan dergelijke activiteiten te stoppen? Zo nee, waarom niet?
Het besluit om de no-flyzone rond Schiphol te verkleinen |
|
Shanna Schilder (PVV), Nicole Moinat (PVV) |
|
Foort van Oosten (VVD), Tieman |
|
|
|
|
Bent u zich bewust van recente incidenten rond Schiphol door (vermeende) drones, bijvoorbeeld meldingen in de buurt van de Polderbaan, waardoor banen tijdelijk werden gesloten?1, 2
Hoe weegt u dergelijke incidenten mee bij uw besluit tot versoepeling van de dronezone, mede met het oog op veiligheid van passagiers, bemanning en vitale luchthavenprocessen?3
Is er vóór het besluit om de no-flyzone rond Schiphol te verkleinen een onafhankelijke veiligheidsanalyse is uitgevoerd? Zo ja, wat was de uitkomst? Zo nee, waarom wordt er versoepeld zonder gedegen veiligheidsbeoordeling, helemaal omdat experts waaronder piloten, politie en Openbaar Ministerie (OM) daar grote zorgen uitspreken met betrekking tot de luchtvaartveiligheid?
Hoe garandeert u dat handhaving en toezicht toereikend zijn als de no-flyzone wordt teruggebracht van circa 15 km naar circa 5 km? Is het niet zo dat deze versoepeling leidt tot een wildgroei van dronevluchten (al dan niet legaal), wat de werklast bij politie, OM en luchtverkeersleiding fors vergroot, zoals ook door betrokken diensten wordt gevreesd?
Zijn er met het OM afspraken gemaakt over prioritering en vervolging van overtredingen van droneregels rondom Schiphol, nu handhavingsinstanties een toename in werkdruk vrezen? Zo ja, wat houden deze afspraken in?
Is het uw bedoeling om na invoering van het nieuwe droneregime een evaluatiemoment in te bouwen, waarin onder meer gekeken wordt naar naleving, ongevallen of bijna-ongevallen, handhavingsdruk en effect op luchtvaartveiligheid? Zo ja, kunt u aangeven wanneer dit evaluatiemoment plaatsvindt? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid te onderzoeken hoe andere Europese landen omgaan met dronebeperkingen rondom grote luchthavens en daarbij in kaart te brengen welke veiligheidsnormen en handhavingsinstructies worden toegepast?
Het bericht ‘Rechters geven op Schiphol betrapte drugskoeriers lagere straf door scheefgroei’ |
|
Ulysse Ellian (VVD), Ingrid Michon (VVD) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Rechters geven op Schiphol betrapte drugskoeriers lagere straf door scheefgroei» en het persbericht hierover van de Rechtbank Noord-Holland?1, 2
Hoe beoordeelt u de stelling van de Rechtbank Noord-Holland dat de disbalans tussen opgelegde straffen aan drugskoeriers enerzijds en grote drugscriminelen die zich bezighouden met (de organisatie van) grootschalige drugshandel anderzijds de laatste jaren verder is vergroot door de introductie van procesafspraken?3
Hoe vaak zijn er tot nu toe procesafspraken gemaakt met verdachten die worden beschuldigd van betrokkenheid bij de organisatie van grootschalige drugshandel en in hoeveel van deze grote drugszaken wil het Openbaar Ministerie in 2025 en 2026 nog procesafspraken maken?
Hoeveel drugszaken zijn er op dit moment in de voorraad te plannen strafzaken waarop de nieuwe uitgangspunten van de Rechtbank Noord-Holland van toepassing zijn en, als dit niet uit de managementsystemen van de Rechtspraak kan worden afgeleid, kunt u dan in contact treden met de Rechtspraak om dit aantal bij benadering te achterhalen?
Hoeveel procesafspraken zijn er tot nu toe in totaal tot stand gekomen sinds de inwerkingtreding van de OM-aanwijzing in 2023 en in hoeveel zaken streeft het OM naar het maken van procesafspraken in 2025 en 2026?
Hoe beoordeelt u het feit dat er dankzij procesafspraken een nog grotere kloof is ontstaan tussen opgelegde straffen in drugszaken in Nederland en opgelegde straffen in drugszaken in ons omringende landen zoals België, Duitsland en Frankrijk?
Begrijpt u dat criminele netwerken hierdoor een sterkere prikkel krijgen om uithalers en andere drugskoeriers juist naar Nederland te sturen, omdat de opgelegde straffen in Nederland in verreweg de meeste gevallen veel lager zijn dan in België, Duitsland en Frankrijk?
Bent u bereid om mede naar aanleiding van deze berichten in gesprek te gaan met het Openbaar Ministerie om te bevorderen dat geen verdere procesafspraken worden gemaakt in grootschalige drugszaken tot na de behandeling van de eerste aanvullingswet van het Wetboek van Strafvordering in de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Kunt u deze vragen afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
Het artikel 'In deze stad wordt nu de meeste cocaïne gebruikt, en het is niet Amsterdam' |
|
Mirjam Bikker (CU) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de recente publicaties over het rioolwateronderzoek waaruit blijkt dat Leeuwarden momenteel de hoogste concentratie cocaïnegebruik van Nederland kent, en dat ook het gebruik van amfetamine daar fors is gestegen?1
Bent u het er mee eens dat drugsgebruik niet normaal en ongezond is, en bovendien de onderwereld spekt en de samenleving verpest doordat het leidt tot criminele ondermijning, explosies en liquidaties? Bent u bereid dit in de stelligste en meest expliciete termen te veroordelen?
Hoe duidt u de in het artikel geschetste ontwikkeling in het licht van de landelijke aanpak tegen drugscriminaliteit en -gebruik? Ziet u hierin een trendbreuk ten opzichte van eerdere onderzoeken?
Welke verklaringen heeft u voor het feit dat juist Leeuwarden zo slecht scoort? Speelt de beschikbaarheid van drugs, de aanwezigheid van criminele netwerken of andere sociaaleconomische factoren hierbij een rol?
Wordt er op dit moment voldoende ingezet op preventie en handhaving in regio’s buiten de Randstad, zoals Friesland? Zo ja, kunt u toelichten welke maatregelen daar specifiek worden genomen?
Bent u het er mee eens dat de strijd tegen de drugsproblematiek en de criminele ondermijning die daarmee gepaard gaat, onmogelijk door gemeenten alleen kan worden opgelost?
Hoe wilt u gemeenten tegemoetkomen en ondersteunen om drugs en aanverwante ondermijning tegen te gaan? Welke intensivering zou daarvoor nodig zijn, en bent u bereid deze middelen uit te trekken?
Bent u bereid om, samen met gemeenten en politie, extra aandacht te geven aan de aanpak van drugsgebruik en -handel in Leeuwarden en vergelijkbare steden?
Hoe beoordeelt u het instrument van rioolwateronderzoek als middel om trends in drugsgebruik te monitoren? Overweegt u om dit structureel en landelijk uit te breiden, zodat er een vollediger beeld ontstaat?
Het bericht 'Maagdelijkheidstests zijn in Zweden vanaf vandaag officieel verboden' |
|
Bente Becker (VVD) |
|
Judith Tielen (VVD), Foort van Oosten (VVD), Jurgen Nobel (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Maagdelijkheidstests zijn in Zweden vanaf vandaag officieel verboden»?1
Hoe bekijkt u deze maatregelen van de Zweedse regering die juist bedoeld zijn om vrouwen en meisjes te beschermen tegen schadelijke en onbewezen praktijken?
Kunt u bevestigen dat maagdelijkheidstests volgens de Nederlandse professionele standaard niet binnen de reguliere zorg thuishoren en dat artsen geacht worden deze verzoeken af te wijzen? Zijn er desondanks aanwijzingen dat dergelijke verzoeken toch worden gedaan bij huisartsen, gynaecologen of andere zorgprofessionals? Zo ja, kunt u aangeven wat de omvang hiervan is, hoe deze signalen momenteel worden geregistreerd of opgevolgd en of deze verzoeken aanleiding vormen voor toezicht door de IGJ? Indien geen cijfers beschikbaar zijn, bent u bereid hierover structurele monitoring te laten plaatsvinden?
Deelt u de mening dat maagdelijkheidstests geen enkele medische grondslag hebben en dat een dergelijke praktijk kan bijdragen aan het onderdrukken en controleren van meisjes en vrouwen? Zo ja, hoe wilt u dit toepassen in Nederland? Zo niet, waarom niet?
Is er recentelijk onderzoek gedaan in hoeverre maagdelijkheidstests voorkomen in Nederland in de privésfeer? Zo ja, kunt u de resultaten van dit onderzoek delen met de Kamer? Zo niet, bent u bereid om dit in kaart te laten brengen? Is het in Nederland op dit moment strafbaar om een maagdelijkheidstests uit te voeren of een maagdelijkheidsverklaring af te geven door niet-medische personen?
In Zweden wordt het ook strafbaar om geen melding te maken van gedwongen huwelijken en kindhuwelijken, in het licht hiervan hoe staat het met de uitvoering van de motie-Dral c.s. (Kamerstuk 31 015, nr. 293) die toeziet op een meldplicht?
Welke concrete stappen acht u op korte termijn haalbaar om ervoor te zorgen dat meisjes en vrouwen in Nederland niet langer worden geconfronteerd met pseudomedische claims, sociale druk of dwang rondom «maagdelijkheid», inclusief handhaving, voorlichting, regelgeving en mogelijke strafbaarstelling?
Welke stappen worden er op dit moment vanuit het kabinet nog meer ondernomen om meisjes en vrouwen in Nederland beter te beschermen tegen schadelijke praktijken die hun lichamelijke integriteit, autonomie en rechten aantasten?
Certificering boa’s. |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Bent u het eens met de stelling dat het geen zin heeft om buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) te voorzien van extra bevoegdheden en middelen, zoals bijvoorbeeld een korte wapenstok en pepperspray als de boa’s hier door middel van een examen niet het vereiste certificaat kunnen halen?
Bent u bekend, met het bericht dat gestuurd is naar de commissie Veiligheid en Justitie met het onderwerp «Bezorgdheid over Regeling Toetsing Geweldbeheersing Buitengewoon Opsporongsambtenaar (RTGB)-certificering van BOA’s», waarin vermeld wordt dat er naar schatting 500 boa’s op de wachtlijst staan voor dat examen de zogenaamde RTGB-toets? Zo ja, klopt deze berichtgeving?
Bent u het ermee eens dat de handhaving van de openbare orde en veiligheid in het geding kan komen als deze berichtgeving juist is? Het kan toch niet zo zijn dat 500 opgeleide boa’s niet hun taken kunnen uit oefenen omdat zij geen mogelijkheid krijgen om het vereiste certificaat te behalen, terwijl er een grote behoefte is aan meer veiligheid op straat?
Bent u het eens met de stelling dat er zo snel mogelijk een einde moet komen aan deze ongewenste situatie?
Ziet u een snelle en/of structurele oplossing voorhanden om de boa’s die op de wachtlijst staan te certificeren? Bent u bijvoorbeeld bereid om artikel 1 van de regeling «Toetsing geweldsbeheersing BOA» te wijzigen, zodat instructeurs die bevoegd zijn te toetsen en niet in vaste dienst zijn bij de betrokken werkgever, ook kunnen certificeren?
Kunt u inzichtelijk maken wat een RTGB-toetsing de Politieacademie jaarlijks oplevert?
Kunt u ook inzichtelijk maken hoeveel tijd een dergelijke RTGB-toetsing in beslag neemt?
Kunt u een percentage afgeven in hoeveel gevallen de Politieacademie zorgdraagt voor de RTGB-toetsing ten opzichte van de werknemer bij een particuliere werkgever van buitengewoon opsporingsambtenaren?
Het artikel 'Tweede Kamer zaait twijfel over abortuszorg met twee aangenomen moties' |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Becking , Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Klopt het dat er op dit moment onderhandeld wordt tussen de Raad en het Europees Parlement over de Richtlijn minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten?1
Ja, dat klopt.
Kunt u de Nederlandse positie in de Raad ten aanzien van die richtlijn toelichten? Kunt u specifieke toelichting geven op het Nederlandse standpunt ten aanzien van artikel 9(3) die betrekking heeft op de toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg voor slachtoffers?
De Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel voor herziening van de richtlijn is neergelegd in het BNC-fiche van 6 oktober 20232.
Met betrekking tot het Nederlandse standpunt ten aanzien van artikel 9 (3) is Nederland groot voorstander van het beschermen en ondersteunen van slachtoffers van seksueel geweld. Daaronder valt de toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg en tevens toegang tot abortuszorg. Wij steunen het expliciet benoemen van toegang tot abortuszorg in de overweging bij artikel 9 (3) met een verwijzing naar het nationale recht. Het genoemde artikel en de bijbehorende overweging leiden niet tot harmonisering van wetgeving op EU-niveau.
Klopt het dat Nederland zich op ambtelijk niveau heeft uitgesproken tegen het opnemen van toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg voor slachtoffers in deze richtlijn en het expliciet benoemen van abortus in de overweging die correspondeert met dit artikel? Zo ja, waarom?
Nee, dat is niet correct. In het kader van de onderhandelingen en het meest recente voorstel van het Europese Parlement (hierna: EP) om abortus expliciet te noemen in de overweging bij artikel 9 (3), heeft Nederland aangegeven het voorstel van het EP te kunnen steunen mits wordt aangegeven dat dit een onderwerp is van nationaal recht. De juridische basis van deze richtlijn3 biedt geen grondslag om toegang tot gezondheidszorg, waaronder seksuele en reproductieve gezondheidszorg, te harmoniseren binnen de Europese Unie. Het expliciet benoemen van abortuszorg ligt echter gevoelig bij een aantal lidstaten. Nederland wil ook deze lidstaten aan boord houden om zo tot een onderhandelingsakkoord met betrekking tot een herziene richtlijn minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten te komen. Daarom is de suggestie gedaan om aan te sluiten bij artikel 26 lid 2 van de reeds vastgestelde richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld.4
Deelt u de mening dat Nederland als voorvechter van progressieve waarden juist voorop zou moeten lopen met het beschermen van slachtoffers van seksueel geweld, en dat toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg, en specifiek abortuszorg daar een onlosmakelijk onderdeel van is?
Ja, deze mening deel ik.
Bent u bereid om dan wel op ambtelijk niveau, dan wel op ministerieel niveau van standpunt te veranderen ten aanzien van artikel 9(3) en de corresponderende overweging, in de richtlijn minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en het Deens voorzitterschap daarover zo spoedig mogelijk te informeren?
Nee, dat is niet nodig in het licht van bovenstaande beantwoording.
Bent u bereid deze vragen zo spoedig mogelijk, het liefst voor 10 december 2025 te beantwoorden?
Ik heb uw vragen conform uw verzoek voor 10 december 2025 beantwoord.
Het bericht ‘Vader van vermoorde Ryan loopt vrij rond in Syrië, wat kan Nederland doen?’ |
|
Ulysse Ellian (VVD), Bente Becker (VVD) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend het bericht «Vader van vermoorde Ryan loopt vrij rond in Syrië, wat kan Nederland doen»1?
Bent u bereid concreet toe te lichten wat u kunt doen om straffeloosheid in zaken zoals deze te voorkomen? Zo ja/nee, waarom?
Bent u bereid te kijken naar de mogelijkheid tot het indienen van een rechtshulpverzoek, en zo ja, acht u dit kansrijk en welke criteria hanteert u bij het indienen van rechtshulpverzoeken als er geen adequaat verdrag is met een land als Syrië? Zo nee, wat gaat u dan doen?
Onder welke omstandigheden acht u het denkbaar dat u in overleg treedt over een rechtshulp- en/of uitleveringsverdrag met Syrië?
Welke andere Europese landen hebben inmiddels rechtshulpverzoeken aan Syrië gedaan en kunt u in overleg treden met deze landen om te bespreken hoe zij deze rechtshulpverzoeken hebben voorbereid en welke voorwaarden daarbij zijn gesteld?
Bent u bereid de zaak van de vermoorde Ryan bij elk diplomatiek (ambtelijk en politiek) overleg met vertegenwoordigers van de Syrische regering blijvend onder de aandacht te brengen om straffeloosheid te voorkomen? Zo ja, kunt u de Kamer hierover periodiek informeren? Zo nee, waarom niet?
Het artikel 'Drie dagen in dienst, 19.000 euro na ontslag wegens geloof' |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Rijkaart , Foort van Oosten (VVD), Mariëlle Paul (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het RTL-nieuwsartikel «Drie dagen in dienst, 19.000 euro na ontslag wegens geloof»1 en met de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 26 september 2025?2
Ja.
Hoe beoordeelt u, met inachtneming van de trias politica en dus zonder in te gaan op het rechterlijk oordeel zelf, de bredere maatschappelijke gevolgen van deze uitspraak voor de arbeidsmarkt, de positie van werkgevers en de omgang met geloofsovertuigingen op de werkvloer? Wat vindt u hiervan?
Vanwege de scheiding van staatsmachten kunnen wij, zoals u stelt, inderdaad niet treden in het rechterlijk oordeel in deze specifieke zaak. Wel kunnen wij ingaan op bredere maatschappelijke implicaties. De uitspraak raakt aan een spanningsveld: enerzijds de grondrechten op gelijke behandeling en vrijheid van godsdienst, en anderzijds de noodzaak voor werkgevers om hun bedrijfsvoering doeltreffend te organiseren.
Uit deze zaak blijkt dat wensen en belangen van werkgever en werknemer rondom deze thema’s kunnen botsen. Belangrijk is dat, als zich dat voordoet, afspraken gemaakt kunnen worden op basis van goed werkgeverschap en goed werknemerschap,. In verreweg de meeste gevallen kunnen botsende wensen en belangen in de praktijk op die manier toch met elkaar worden geregeld (zie ook antwoord op vraag3.
Deze uitspraak maakt het belang duidelijk dat werkgevers in dergelijke gevallen onder meer:
Tegelijkertijd benadrukt de uitspraak dat de proeftijd geen vrijbrief is om te handelen in strijd met de gelijke behandelingswetgeving. Dat is geen nieuwe juridische lijn, maar wordt door deze zaak opnieuw zichtbaar.
Deelt u de zorgen dat deze uitspraak ertoe kan leiden dat werkgevers terughoudender worden om sollicitanten aan te nemen bij wie het vermoeden bestaat dat hun geloofsovertuiging tot beperkingen of conflicten op de werkvloer kan leiden, vanwege het risico op claims? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen acht u noodzakelijk om dit te voorkomen?
Werkgevers zijn gehouden om een verzoek om aanpassing van werkzaamheden of faciliteiten in verband met geloofsovertuiging zorgvuldig te beoordelen. De wettelijke kaders bieden werkgevers daarbij voldoende ruimte om rekening te houden met hun bedrijfsvoering zonder dat dit leidt tot discriminatie vanwege godsdienst of levensovertuiging. Zie voor meer toelichting op dit punt de antwoorden op vragen 5 en 7.
Deelt u de mening dat de huidige wetgeving onvoldoende houvast biedt voor werkgevers om te bepalen welke geloofsuitingen of -beperkingen binnen de dagelijkse bedrijfsvoering redelijkerwijs zijn te faciliteren en welke niet? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
In beginsel is er binnen de wettelijke kaders genoeg ruimte om tussen werkgever en werknemer te bepalen welke uitingen redelijkerwijs zijn te faciliteren door de werkgever. Uiteraard geldt dat discriminatie wegens godsdienst en levensovertuiging in Nederland verboden is. Ook op de werkvloer bestaat er een zekere mate van vrijheid om geloof te uiten.
Tegelijkertijd hebben werkgevers weldegelijk mogelijkheden om onderscheid te kunnen maken – en uitingen niet te faciliteren. Dit is toegestaan als een beperking op de vrijheid van godsdienst «objectief gerechtvaardigd» kan worden.
Voorwaarde om hieraan te voldoen is dat het te bereiken doel met het maken van onderscheid legitiem is (bijvoorbeeld om de bedrijfsvoering goed te laten verlopen) én het middel om het doel te bereiken daartoe geschikt en noodzakelijk is. Daarnaast is in de Awgb opgenomen onder welke specifieke omstandigheden het onderscheid niet verboden is. De wet biedt daarmee voldoende ruimte aan werkgevers om invulling te geven aan hun bedrijfsvoering zonder dat dit leidt tot discriminatie vanwege godsdienst of levensovertuiging.
Is het volgens u logisch dat als tijdens de proeftijd blijkt dat een werknemer het werk feitelijk niet wil en/of kan doen vanwege de geloofsovertuiging de werkgever deze arbeidsrelatie dan beëindigt? Zo nee, waarom niet?
De proeftijd is voor een werkgever een manier om te achterhalen of de werknemer geschikt is voor zijn/haar werk. Voor de werknemer kan de proeftijd onder andere worden gebruikt om te bepalen of de baan aansluit bij de verwachtingen/wensen. Voordeel van de proeftijd is dat gedurende de proeftijd de arbeidsovereenkomst per direct kan worden beëindigd. De werkgever en de werknemer hoeven geen opzegtermijn in acht te nemen. Wel moeten werkgever en werknemer zich ook tijdens de proeftijd houden aan «algemene beginselen» waaronder het beginsel van non-discriminatie en goed werkgever- en werknemerschap.
Betekent deze uitspraak feitelijk dat een werkgever beter om algemene en/of niet nader te specificeren redenen ontslag kan verlenen in de proeftijd?
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 5, kan een werkgever de arbeidsovereenkomst gedurende de proeftijd per direct beëindigen. De werkgever hoeft daarbij geen schriftelijke reden te geven voor de opzegging, tenzij de werknemer hier zelf om vraagt. De werkgever kan zelfs weigeren om aan het verzoek van de werknemer gehoor te geven. Wel kan een werknemer ook een proeftijdontslag zonder reden altijd aanvechten bij de rechter, bijvoorbeeld als hij het vermoeden heeft dat er sprake is van ongelijke behandeling.
Wanneer een werknemer bepaalde kerntaken weigert uit te voeren vanwege geloofsovertuiging, in hoeverre moet een werkgever volgens u verplicht worden om werkzaamheden aan te passen en/of collega’s en klanten te belasten? Waar ligt volgens u de grens?
Werkgevers zijn gehouden om een verzoek om aanpassing van werkzaamheden of faciliteiten in verband met geloofsovertuiging zorgvuldig te beoordelen. Daarbij geldt dat een werkgever moet bezien of en in hoeverre een verzoek redelijkerwijs kan worden gefaciliteerd, zonder dat dit leidt tot een onevenredige belasting van de bedrijfsvoering of van collega’s, of tot aantasting van de dienstverlening aan klanten.
Het genoemde verbod van onderscheid geldt bijvoorbeeld niet ten aanzien van indirect onderscheid indien dat onderscheid objectief gerechtvaardigd wordt door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn (AWGB art 2, lid4.
De wet verplicht werkgevers dus niet om álle geloofsgerelateerde beperkingen te honoreren. Facilitering moet redelijk, proportioneel en uitvoerbaar zijn. Wanneer een werknemer structureel weigert om wezenlijke taken uit te voeren en passende alternatieven ontbreken, kan de werkgever op basis van het bestaande juridische kader concluderen dat de functie niet langer vervulbaar is, mits dit besluit zorgvuldig en zonder verboden onderscheid wordt genomen. Hierbij is het beginsel «goed werkgeverschap» relevant.
Tegelijk is er ook het beginsel van «goed werknemerschap». Dat houdt onder meer in dat werknemers zich op hun beurt ook redelijk en flexibel moeten opstellen.
Verwacht u dat deze uitspraak consequenties heeft voor sectoren waarin specifieke werkzaamheden regelmatig botsen met religieuze voorschriften, zoals slachterijen, landbouwgerelateerde dienstverlening, zorg, horeca en schoonmaak?
De (Europeesrechtelijke) jurisprudentie laat zien dat de beoordeling of er sprake is van een verboden onderscheid, direct dan wel indirect, op grond van godsdienst een feitelijke beoordeling is waarbij alle feiten en omstandigheden meegewogen moeten worden.5 Denk hierbij aan de aard van de werkzaamheden van de betrokkene en of deze werkzaamheden een wezenlijk en bepalend beroepsvereiste vormen.
De rechtbank Noord-Holland heeft in deze casus de specifieke feiten en omstandigheden afgewogen en geconcludeerd dat er sprake is van een direct verboden onderscheid op grond van godsdienst.6 Dat maakt dat er geen algemene opmerking kan worden gemaakt over of deze uitspraak consequenties heeft voor sectoren waarin specifieke werkzaamheden mogelijk botsen met religieuze voorschriften. In een andere situatie kunnen andere factoren namelijk van belang zijn die maken dat er geen sprake is van een verboden onderscheid. Verder is het in algemene zin belangrijk dat werkgevers er zorg voor dragen dat zij geen verboden onderscheid maken.
Kunt u aangeven hoeveel zaken in de afgelopen vijf jaar bij het College voor de Rechten van de Mens of de rechter zijn voorgelegd waarin ontslag of conflicten rond werkweigering werden gelinkt aan geloofsovertuiging? Ziet u een trend?
Uit navraag bij het College voor de Rechten van de Mens blijkt dat het College sinds 2020 14 keer heeft geoordeeld over de vraag of sprake was van onderscheid op grond van godsdienst bij de werving en selectie of de beëindiging van een dienstverband. Het College oordeelde in zes zaken dat sprake was van verboden onderscheid op grond van godsdienst. De cijfers laten geen trend zien.
De Raad voor de Rechtspraak heeft desgevraagd laten weten dat het niet mogelijk is om zaken te filteren die gaan over ontslag of conflicten rond werkweigering gelinkt aan geloofsovertuiging.
Bent u bereid samen met sociale partners te bekijken of aanpassing van wet- of regelgeving nodig is om zowel vrijheid van godsdienst als uitvoerbaarheid van werk te borgen, zonder dat werkgevers worden blootgesteld aan disproportionele risico’s?
Met inachtneming van de geformuleerde antwoorden, zien wij op dit moment geen reden om wet- en regelgeving aan te passen.
Bent u bereid een juridische verkenning te starten naar de mogelijkheden om werkgevers meer duidelijkheid en ruimte te bieden binnen de huidige wet- en regelgeving om in te grijpen wanneer handelingen of beperkingen die voortvloeien uit een geloofsovertuiging de uitvoering van werkzaamheden of de representativiteit binnen het werk belemmeren?
Wij vinden, met inachtneming van de hierboven geformuleerde antwoorden, dat de juridische kaders toereikend zijn.
Het bericht ‘Dit jaar al 500 nepagenten aangehouden, vier keer meer dan in 2023’ |
|
Jeltje Straatman (CDA) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht dat er dit jaar al 500 nepagenten zijn aangehouden, vier keer meer dan in 2023? Wat is uw eerste reactie op deze stijging?1
In hoeverre hangt de stijging van het aantal aangehouden nepagenten samen met deze gerichte en intensieve inzet van de politie, zoals u in 2024 aangaf?2
Hoe ontwikkelt het aantal meldingen en aangiften van deze criminaliteitsvorm zich op dit moment?
Deelt u de zorgen van de CDA-fractie dat een dergelijke toename duidt op nóg professionelere en georganiseerde criminele bendes die deze vorm van oplichting gebruiken? Zo ja, welke structurele tegenmaatregelen zijn volgens u per direct nodig?
Hoe verklaart u de in het artikel genoemde sterke regionale verschillen, en welke lokale factoren of criminele patronen liggen hier volgens u aan ten grondslag?
Worden slachtoffers in 2025 daadwerkelijk sneller en vaker geholpen en hoe beoordeelt u de effectiviteit van deze campagnes, gezien uw antwoorden op de eerdere schriftelijke vragen van het lid Boswijk dat slachtoffers vaak schaamte ervaren en dat campagnes gericht zijn op het vergroten van de aangiftebereidheid?3
Acht u, gezien de explosieve stijging van nepagenten, de huidige strafbaarstelling nog wel toereikend genoeg, aangezien u heeft aangegeven dat het dragen van een strek lijkend uniform niet strafbaar is, tenzij het tot verwarring leidt?
Wat is de stand van zaken van de uitvoering van de aangenomen motie Boswijk-c.s. over het verruimen van de strafbaarstelling van verkoop en aanschaf van neppe politie-uniformen?4
Welke verklaringen heeft u voor het feit dat juist ouderen opnieuw het grootste doelwit lijken te zijn?
Wordt de aanpak van deze doelgroep aangepast of geïntensiveerd?
Welke aanvullende maatregelen bent u bereid te nemen om burgers – en specifiek ouderen – beter te beschermen tegen deze misleidende criminelen?