Het illegale gokplatform Polymarket en de normalisatie van gokken op politiek |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Arno Rutte (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht dat een bekende Nederlandse ondernemer in een podcast openlijk vertelde 8.000 euro te hebben gewonnen door te gokken op de Tweede Kamerverkiezingen via het Amerikaanse platform Polymarket?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het dat een ondernemer en opiniemaker publiekelijk reclameachtige aandacht genereert voor een illegaal gokplatform? Acht u dit wenselijk in het licht van de maatschappelijke verantwoordelijkheid die publieke figuren dragen?
De Ksa heeft kenbaar gemaakt dat zij van mening is dat Polymarket illegaal kansspelen aanbiedt. Het aanbieden van online kansspelen zonder vergunning is niet alleen onwenselijk, dit is ook verboden. Het bevorderen van kansspelen die zonder vergunning worden georganiseerd, is eveneens verboden. Onder het bevorderen van kansspelen wordt in ieder geval wervings- en reclamediensten ten behoeve van (illegale) kansspelen verstaan.2 Werving voor een verboden product is in navolging daarvan eveneens niet toegestaan en is des te zorgelijker wanneer dit wordt gedaan door mensen die bekend zijn onder een breed publiek. Dergelijke uitlatingen en in het bijzonder het wekken van de indruk dat het om een financieel product zou gaan, kunnen daarnaast bijdragen aan de normalisatie en miskenning van het feit dat het om gokken gaat. Daarom zijn ook voor vergunde kansspelaanbieders reeds strenge reclameregels van kracht, waaronder het verbod op de inzet van rolmodellen bij reclame voor risicovolle kansspelen.
Deelt u de mening dat dit soort uitlatingen kunnen bijdragen aan de normalisatie van online gokken en daarmee ook het risico op gokverslaving vergroot, zeker onder jongeren en jongvolwassenen?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat Polymarket zonder vergunning actief is in Nederland en dat de Kansspelautoriteit (Ksa) het bedrijf als illegaal kansspelbedrijf beschouwt? Zo ja, welke stappen onderneemt de Ksa op dit moment tegen Polymarket?
Het is aan de Kansspelautoriteit (Ksa) om te beoordelen of er sprake is van illegale kansspelen. Zoals genoemd in het antwoord op vragen 2 en 3 is de Ksa van mening dat op deze website sprake is van de mogelijkheid tot gokken. De Ksa beraadt zich op vervolgstappen. Over al dan niet lopende onderzoeken doet de Ksa als onafhankelijke toezichthouder geen uitspraken.
Wordt hierbij ook onderzocht of het platform zich actief richt op Nederlandse gebruikers, onder meer via influencers en Nederlandse content?
Zie antwoord vraag 4.
Waarom bestaat er in Nederland geen zwarte lijst waarop illegale gokbedrijven openbaar worden vermeld zoals in België bestaat en waar Polymarket op is geplaatst?
De Ksa publiceert geen zwarte lijst met illegale gokbedrijven. Ten eerste omdat hiermee het risico kan ontstaan dat mensen onnodig worden geattendeerd op deze sites. Ten tweede zou een dergelijke lijst, gezien de snelle omloop van illegaal aanbod, continue aangepast moeten worden. De Ksa heeft op haar website en op haar informatieplatform «OpenOverGokken» een overzicht geplaatst van vergunde kansspelaanbieders, genaamd de Kansspelwijzer. Daarnaast publiceert zij informatie over opgelegde sancties aan illegale aanbieders.
In het licht van bovenstaande overweeg ik niet om een zwarte lijst in te voeren in Nederland, maar werk ik juist aan maatregelen om illegaal aanbod beter tegen te gaan, zoals het op zwart kunnen zetten of blokkeren van illegale websites. In de brief van 14 februari jl. is nader uiteengezet om welke maatregelen het gaat.3
Overweegt u zo’n lijst alsnog in te voeren, bijvoorbeeld naar Belgisch model, zodat consumenten beter kunnen worden gewaarschuwd?
Zie antwoord vraag 6.
Klopt het dat (online) gokken op politiek in Nederland verboden is, ook voor vergunninghoudende aanbieders? Zo ja, welke sancties kunnen worden opgelegd aan bedrijven die dit verbod overtreden? Wordt er onderzocht hoeveel Nederlanders via buitenlandse platforms hebben gegokt op de Nederlandse verkiezingen?
Het klopt dat gokken op politiek in Nederland verboden is. In Nederland zijn weddenschappen bij vergunde kansspelaanbieders toegestaan op sportwedstrijden en elementen van sporten die niet gemakkelijk gemanipuleerd of voorspeld kunnen worden. Indien bedrijven zich hier niet aan houden, treedt de Ksa op. Zij heeft een breed handhavingsinstrumentarium dat varieert van normoverdragende gesprekken tot het opleggen van boetes. De Ksa kan niet zien hoeveel Nederlanders via buitenlandse platforms hebben gegokt op de Nederlandse verkiezingen.
Hoe groot acht u het risico dat cryptogeld en buitenlandse platforms worden gebruikt om de Wet kansspelen op afstand te omzeilen?
De laatste monitoringsrapportage van de Ksa laat zien dat op dit moment ongeveer de helft van het geld wordt ingezet bij illegaal aanbod. Dit kan ook met cryptovaluta zijn.4
Wordt hier structureel op gehandhaafd, bijvoorbeeld in samenwerking met De Nederlandsche Bank of de Financial Intelligence Unit (FIU)?
Ik werk momenteel aan uitbreiding van de instrumenten van de Ksa om illegale aanbieders aan te pakken, zoals geschetst in de brief van mijn ambtsvoorganger van 14 februari jl.5 Daarbij kijk ik ook naar mogelijkheden om effectiever derde partijen, zoals internetserviceproviders, betaaldienstverleners of mediapartijen aan te kunnen spreken op het aanbieden van hun diensten aan illegale aanbieders.
Aangezien het realiseren van nieuwe wet- en regelgeving tijd kost, en omdat bestrijding van illegaliteit urgent is, heeft de Ksa het initiatief genomen in een Alliantie te kijken wat binnen de huidige wet- en regelgeving aanvullend mogelijk is. Dit heb ik eerder geschetst in de beantwoording van Kamervragen over illegale gokaanbieders die zich richten op jongeren.6
Deelt u de zorgen dat de huidige toezichtcapaciteit van de Ksa onvoldoende is om effectief op te treden tegen buitenlandse gokplatforms die zich richten op Nederlandse spelers?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 10 werk ik aan uitbreiding van de instrumenten van de Ksa om illegale aanbieders aan te pakken. In de afgelopen jaren heeft de Ksa haar capaciteit stevig uitgebreid, met name op het gebied van toezicht en handhaving. Conform de toezichtagenda 2025 zet de Ksa met prioriteit in op het frustreren van de infrastructuur die de illegale online aanbieders gebruiken om hun illegale diensten aan te bieden. Ook verboden reclame, onder meer door affiliates of influencers, krijgt het komende jaar extra aandacht.7
Kunt u toelichten of er sinds de legalisering van online kansspelen extra middelen of bevoegdheden aan de Ksa zijn toegekend om dit type internationale handhaving te versterken?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 11, heeft de Ksa de afgelopen jaren haar capaciteit voor toezicht en handhaving stevig uitgebreid. In de brief van 14 februari jl. is daarnaast toegelicht dat de aanpak van illegaal aanbod en deelname daaraan een van de speerpunten is van de nieuwe visie op het kansspelbeleid. Daarom wordt geïntensiveerd door middel van het versterken van het handhavingsinstrumentarium. De Ksa werkt daarnaast samen met haar internationale counterparts om illegaliteit samen terug te dringen. De Ksa neemt deel aan diverse samenwerkingsverbanden, Europees en wereldwijd, waarbij samen wordt opgetrokken richting derde partijen en informatie wordt gedeeld.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met aanbieders van podcasts en mediaplatforms over hun verantwoordelijkheid om geen ruimte te geven aan promotie of verheerlijking van illegaal online gokken?
Het is aan de Ksa als onafhankelijke toezichthouder om aanbieders van podcasts of mediaplatforms erop aan te spreken wanneer via hun platforms wordt geworven voor illegaal aanbod van kansspelen. De Ksa heeft contact gehad met verschillende personen die publiekelijk Polymarket hebben gepromoot rondom de Nederlandse verkiezingen en ze hierop aangesproken. Met deze personen is gesproken over de kwalijkheid daarvan en ze hebben toegezegd zich in de toekomst van dergelijke activiteiten te onthouden.
Kunt u toezeggen de Kamer op korte termijn te informeren over de voortgang van het onderzoek van de Kansspelautoriteit naar Polymarket, inclusief de vervolgstappen en/of sancties?
Over al dan niet lopende onderzoeken van de Ksa kan ik geen uitspraken doen. Wanneer de Ksa sanctiebesluiten neemt die openbaar kunnen worden gemaakt, dan publiceert de Ksa deze op haar website.
De huidige staat en de toekomst van de sociaal advocatuur |
|
Michiel van Nispen |
|
Arno Rutte (VVD) |
|
Hoe beoordeelt u de huidige staat van de sociaal advocatuur? Hoe ernstig is volgens u het tekort aan sociaal advocaten, die in verschillende regio’s in het land op uiteenlopende rechtsgebieden de niet rijke inwoners van ons land zouden moeten kunnen bijstaan bij juridische problemen?
Er is een dalende trend in het aanbod van sociale advocaten zichtbaar. Dat tij moet worden gekeerd om de rechtsbijstand voor eenieder toegankelijk te houden. In de Kamerbrief van 26 juni 20251 is geschetst welke maatregelen hiervoor in gang zijn gezet. Aanvullend is van belang de in- en uitstroom van sociaal advocaten te monitoren. De commissie-Van der Meer II beveelt dit ook aan in haar rapport.2 Op verzoek van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, de Raad voor Rechtsbijstand (RvR) en de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) is het Kenniscentrum Stelsel Gesubsidieerde Rechtsbijstand (hierna: het kenniscentrum) gevraagd nader onderzoek te doen naar de ontwikkeling van het aanbod van sociaal advocaten en daarbij onder meer te differentiëren naar rechtsgebied en regio. De resultaten van dit onderzoek zullen begin 2026 worden opgeleverd.
Klopt het dat er in sommige gebieden nog maar één sociaal advocaat op 25.000 mensen beschikbaar is?1
Feitelijke gegevens hierover zijn nog niet bekend bij het Kenniscentrum.
In het in het antwoord op vraag 1 genoemde onderzoek wordt momenteel het aantal ingeschreven en actieve sociaal advocaten in de verschillende regio’s in kaart gebracht met daarbij per regio de inwonersaantallen.
Klopt het feit ook dat ongeveer één op de drie sociaal advocaten binnen afzienbare tijd met pensioen gaat?2
Dat klopt. Uit cijfers van het Kenniscentrum van juni 20245 blijkt dat meer dan 30% van de advocaten die op dat moment stonden ingeschreven bij de RvR, binnen 12 jaren de pensioengerechtigde leeftijd bereiken. Het betreft advocaten die op dat moment 55 jaar of ouder waren.
Welke plannen en voorstellen van u gaan daar op korte termijn iets aan doen? Zijn uw maatregelen volgens u voldoende om de problemen op te lossen of is er meer nodig? Wie is er aan zet, wiens verantwoordelijkheid is dat?
De afgelopen jaren zijn al verschillende maatregelen genomen om de sociale advocatuur te versterken.6 Zoals vermeld in de Kamerbrief van 26 juni 2025 worden verschillende aanbevelingen van de commissie-Van der Meer II opgevolgd.7 Het gaat onder meer om de aanbevelingen ten aanzien van de puntenaantallen, toeslagen en het punttarief. De hiervoor benodigde wetswijziging treedt naar verwachting begin 2026 in werking. Ik verwijs u voor de goede orde naar die Kamerbrief.
In de eerder genoemde brief van 26 juni 2025 zijn tevens verschillende korte en lange termijn maatregelen vermeld die door mijn ministerie samen met de RvR en de NOvA in gang zijn gezet om het tekort aan sociaal advocaten aan te pakken, waaronder een visietraject voor de toekomst van de sociale advocatuur. Ik zal uw Kamer in het eerste kwartaal van 2026 over de uitkomsten van dit traject informeren.
Deelt u de mening dat in ieder geval gewerkt moet worden aan het laten toenemen van de instroom, de jonge aanwas van bevlogen juristen, en dat er op de rechtenopleidingen al meer gedaan kan worden om de bekendheid van het belang van de sociaal advocatuur te laten toenemen?
Ja. Meer aandacht voor de sociaal advocatuur in het onderwijs is van groot belang en nodig voor het vergroten van de jonge aanwas. Daarom werkt mijn ministerie al een aantal jaren samen met de RvR, NOvA en de Vereniging Sociaal Advocatuur Nederland (VSAN) om de aandacht voor de sociale advocatuur in het rechtenonderwijs te vergroten. Er is onder meer een sprekerspoule opgezet, een standaardpresentatie ontwikkeld en op 1 december 2025 is een campagne voor op universiteiten gelanceerd.
Wat is nu de stand van zaken met initiatieven in rechtenopleidingen om de aandacht voor de sociaal advocatuur te versterken? Kunt u een overzicht geven van alle initiatieven? Volstaan deze volgens u? Hoe vrijblijvend zijn deze?
Op dit moment zijn er verschillende initiatieven bij acht van de tien rechtenfaculteiten aan universiteiten. Hierbij moet gedacht worden aan gastcolleges, presentaties, moot courts, career events, banenmarkten, lunchlezingen en afstudeeropdrachten. Hetzelfde geldt voor een groot aantal HBO-rechtenopleidingen, waar naast het voornoemde in een enkel geval ook stages kunnen worden ingevuld. Het komend jaar blijven de RvR, NOvA, VSAN en mijn ministerie, zich inzetten om zo vroeg mogelijk in de rechtenstudie zo veel mogelijk studenten te laten kennismaken met de sociale advocatuur.
Vindt u ook dat eigenlijk van alle rechtenopleidingen gevraagd en verwacht mag worden in het curriculum rechtsgeleerdheid permanente aandacht aan sociale advocatuur te besteden? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik vind het belangrijk dat in de rechtenopleidingen aandacht wordt besteed aan de sociale advocatuur. Uit onderzoek onder studenten is gebleken dat zij vaak niet bekend zijn met de sociale advocatuur.8 Mijn ministerie benadrukt dit belang ook in gesprekken met de Raad der Decanen Rechtsgeleerdheid (RDR). Het is echter niet aan mij als Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om mij te mengen in de inrichting van het curriculum voor de opleiding rechtsgeleerdheid.
Hoe kijkt u naar het voorstel om via een (al dan niet verplichte) stage bij een rechtswinkel of een sociaal advocatenkantoor dit belang onder de aandacht te brengen?
Een stage bij een sociaal advocaat of werken bij een rechtswinkel is een goed middel om kennis te maken met het beroep van sociaal advocaat. Het is niet aan mij als Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om een oordeel te geven of dergelijke stages verplicht moeten worden. Uit gesprekken van de RvR met onderwijsinstellingen en sociaal advocaten komt de wens naar voren voor een subsidie voor studentstages. Ook wordt nagedacht over het organiseren van kantoorbezoeken om rechtenstudenten kennis te laten maken met de sociale advocatuur.
Bent u het met hoogleraar Wibier eens, die vindt dat studenten onderwijzen over de toegang tot het recht en sociale advocatuur «misschien zelfs wel een van de kerntaken van een rechtenfaculteit» is, omdat: «iedereen ongeacht de omvang van de portemonnee recht op rechtsbijstand [heeft]. De sociale advocatuur speelt daarbij een onmisbare rol en is een van de fundamenten van onze rechtsstaat. Het is aan rechtenfaculteiten, die grotendeels met publiek geld zijn gefinancierd, om bij te dragen aan de oplossing van het probleem dat nog steeds te veel mensen het zonder behoorlijke rechtsbijstand moeten doen. Een probleem dat erger wordt wanneer er onvoldoende studenten kiezen voor de sociale advocatuur»?3 Kunt u hier een uitgebreide reactie op geven?
Ja, ik hecht er belang aan dat rechtenstudenten op universiteiten en de hoge scholen onderwezen worden over onze rechtsstaat en de toegang tot het recht, waarvan het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand een belangrijk onderdeel uitmaakt. Uit onderzoek onder studenten blijkt dat zij vaak niet bekend zijn met de sociale advocatuur en een negatief beeld hebben van het vak.10 Terwijl uit gedragsonderzoek van het ministerie is gebleken dat een stabiele 30% van de studenten interesse heeft in het vak van sociaal advocaat om kwetsbare burgers te helpen. Daarom werkt mijn ministerie ook samen met de RvR, NOvA en VSAN om de aandacht voor de sociale advocatuur in het onderwijs te vergroten en vraagt mijn ministerie hier aandacht voor in gesprekken met de RDR. Zoals gezegd in het antwoord op vraag 7, ga ik echter niet over de inrichting van het curriculum.
Bij wie ligt het initiatief voor het laten toenemen van de aandacht voor de sociaal advocatuur bij rechtenopleidingen? Zijn we daarbij enkel afhankelijk van de opstelling van enkele universiteiten? Wat is uw rol hierin, wat kunt en gaat u doen om dit te benadrukken? Wat is uw ideaal (op middellange of lange termijn) hierin en hoe gaat u dat bereiken?
Zie het antwoord op vraag 5, 7 en 9.
Wat is uw oordeel over de kwaliteit van de huidige beroepsopleiding en bent u bekend met de initiatieven vanuit de advocatuur om deze te laten toenemen? Hoe beoordeelt u die?
De visitatiecommissie Beroepsopleiding Advocaten heeft in september 2025 positief geoordeeld over de beroepsopleiding.11 Het inrichten van de beroepsopleiding is een per wet vastgelegde bevoegdheid van de NOvA.12 Het is dan ook niet aan mij om een oordeel te geven over de kwaliteit van die beroepsopleiding.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de huidige sociaal advocaten behouden blijven door het vak aantrekkelijker te maken?
De opvolging van een groot deel van de aanbevelingen van de commissie-Van der Meer II vanaf begin 2026 draagt bij aan het bieden van een redelijk inkomen voor sociaal advocaten. Daarnaast is het hiervoor genoemde visietraject erop gericht het vak aantrekkelijker te maken en houden voor de toekomst. Zoals gezegd informeer ik uw Kamer over de uitkomsten van dit traject in het eerste kwartaal van 2026.
In hoeverre wordt toegewerkt naar een garantiefonds voor de advocaat-stagiair ondernemer omdat deze juist van groot belang zijn in de regio’s, waar geen kantoren zijn die de stagiairs in loondienst kunnen opleiden?
Ik wacht eerst de uitkomst van het hiervoor genoemde visietraject voor de toekomst van de sociale advocatuur af voordat ik alle aanvullende ideeën, waaronder een garantiefonds voor de advocaat-stagiair, af zal wegen.
Hoe staat u tegenover een eerdere aanbeveling van de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland om de subsidieregeling beroepsopleiding sociaal advocaten en de begeleidingsvergoeding patroon uit te breiden?
Ik verwijs naar de genoemde Kamerbrief van 26 juni 2025 waarin de voormalig Staatssecretaris Rechtsbescherming op de door de VSAN voorgestelde maatregel is ingegaan.13 Binnen het visietraject is ook aandacht voor het belang van het goed opleiden van advocaat-stagiaires en de tijd en kosten die daarmee gepaard gaan. Over de te nemen maatregelen die voortvloeien uit het visietraject informeer ik uw Kamer zoals ik hierboven heb gemeld nog nader.
Wat is de stand van zaken met het voornemen om de voorschotregeling weer terug te laten keren?
Ik verwijs u naar de eerder genoemde brief van 26 juni 2025 waarin uw Kamer is geïnformeerd over de bevoegdheid die de RvR krijgt om in uitzonderlijke gevallen in positieve zin af te wijken van de voorschotregeling zoals neergelegd in het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000. Deze wijziging maakt onderdeel uit van de wetswijziging voor de opvolging van verschillende aanbevelingen van de commissie-Van der Meer II, die naar verwachting begin 2026 in werking treedt. Hiermee wordt deels opvolging gegeven aan de motie van de Kamerleden Temmink en Van Nispen van 18 maart 2023 waarin zij de regering verzoeken om de voorschotregeling zoals deze ook vroeger van toepassing was bij de sociaal advocaten weer in te voeren.14
Kunt u toelichting geven op de 30 miljoen euro die in het kader van de commissie-Van der Meer II wordt vrijgemaakt in 2027: wat zien we hiervan al terug in 2026 (zoals beloofd) en hoe is dat te lezen in de begroting?
Bij de Voorjaarsnota 2025 is vanaf 2027 30 miljoen euro structureel beschikbaar gemaakt voor de sociale advocatuur. Zoals vermeld in de brief van 26 juni 2025 worden voor 2026 ook middelen beschikbaar gesteld om een deel van de aanbevelingen van commissie-Van der Meer II door te voeren.15 Het gaat onder meer om de aanbevelingen ten aanzien van de puntenaantallen, toeslagen en het punttarief. In 2026 zal gaan om een beperkter bedrag dan 30 miljoen euro. Het exacte bedrag hangt af van het moment van inwerkingtreding van de benodigde wetswijziging om de maatregelen door te voeren en het aantal toevoegingen dat in 2026 wordt gedeclareerd. De middelen voor 2026 komen uit de beschikbare reserves van de RvR en zijn daarom niet zichtbaar op de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
Heeft u het idee dat de maximaal 1.200 declarabele uren een barrière kan zijn voor sociaal advocaten? Is het niet apart om deze norm te hanteren waar dit in een commercieel kantoor niet gemaximeerd is?4
Ik ben bekend met signalen waarin onvrede wordt geuit over het maximum aan toevoegingseenheden dat de RvR wordt gehanteerd. Dat dit een barrière vormt voor sociaal advocaten is mij niet bekend.
Ik vind het niet vreemd dat de RvR een maximum aan toevoegingseenheden17 hanteert. Dit maximum is een kwaliteitsinstrument. Het waarborgt de tijd en aandacht die nodig is voor goede, zorgvuldige rechtsbijstandsverlening. De vergoedingen gaan sinds 1 januari 2022 uit van een gemiddelde tijdsbesteding van inmiddels 8,5 (declarabele) uren per toevoeging.18 Voorheen waren dit zes uren. Om die reden verlaagt de RvR het maximum in 2026 naar 225 en in 2027 naar 200 eenheden. In de praktijk hanteert de RvR een ruimer maximaal aantal toevoegingseenheden. Voor 2025, 1500 declarabele uren bij een maximum van 250 toevoegingseenheden, voor 2026 1900 declarabele uren bij een maximum van 225 toevoegingseenheden en vanaf 2027 1.700 declarabele uren bij een maximum van 200 toevoegingseenheden.19 Overigens ontvangt de overgrote meerderheid van de bij de RvR ingeschreven advocaten jaarlijks minder dan 200 toevoegingseenheden.
Bent u bekend met de kritiek op de inschrijvingseisen/deskundigheidseisen/specialisatie- en opleidingseisen waar sociaal advocaten nu aan moeten voldoen om in rechtsgebieden werkzaam te mogen zijn om vergoeding te mogen ontvangen via de Raad voor rechtsbijstand? Is het, met alle goede bedoelingen uit het verleden om de kwaliteit te waarborgen, in de huidige tijd nog wel haalbaar om aan sociaal advocaten zulke vergaande eisen te stellen waardoor er steeds meer afhaken en er witte vlekken zijn ontstaan in dorpen en regio’s waar geen advocaten meer zijn of bepaalde rechtsgebieden niet meer worden gedaan?
Ja daar ben ik mee bekend. De afgelopen 15 jaar heeft de RvR de inschrijvingsvoorwaarden aangescherpt en uitgebreid. Dit onder meer naar aanleiding van de adviezen van de commissies Wolfsen (2015)20 en Van der Meer I (2017).21 Het is voor een effectieve toegang tot het recht niet alleen van belang om voldoende aantal sociaal advocaten te hebben, maar ook voldoende op een specifiek rechtsgebied deskundige sociaal advocaten. Het dalend aanbod van sociaal advocaten heeft verschillende redenen, waaronder de vergoedingen, de vergrijzing en weinig jonge aanwas en is niet een op een te wijten aan de inschrijvingsvoorwaarden van de RvR. Naar mijn mening is het waarborgen van kwaliteit van rechtsbijstand van groot belang en moet daar niet op worden ingeleverd.
Vindt u het redelijk dat advocaten van volledig zelf betalende cliënten niet aan bepaalde eisen moeten voldoen terwijl sociaal advocaten (die op toevoegingsbasis werken) voor dezelfde type zaken wél aan zware kwaliteitseisen moeten voldoen?
Sociaal advocaten staan de meest kwetsbare mensen van onze samenleving bij. Juist daarom is waarborgen van de kwaliteit binnen het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand met inschrijvingsvoorwaarden van groot belang.
Overigens moeten alle op het tableau staande advocaten voldoen aan de (kwaliteits)eisen van de NOvA. Zo moeten advocaten voldoen aan een jaarlijkse kwaliteitstoets door intervisie of peer review22 en jaarlijks ten minste twintig opleidingspunten behalen, waarvan ten minste tien punten die zien op juridische activiteiten op een voor zijn praktijk relevant rechtsgebied.23
Bent u bereid hierover in gesprek te gaan met de Raad voor rechtsbijstand en vertegenwoordigers uit de advocatuur om te bezien of, als onderdeel van een noodplan sociaal advocatuur, bepaalde eisen versoepeld kunnen worden om meer advocaten op meer rechtsgebieden actief te laten worden in het stelsel, of hen in ieder geval te behouden?
Ik ben voortdurend met de RvR in gesprek, waar ook dit onderwerp voorbij komt. De RvR en NOvA bekijken samen voortdurend hoe de zij de vereisten van beide organisaties zo goed mogelijk op elkaar kunnen afstemmen en waar mogelijk versoepelen. Naar mijn mening vormt dat geen onderdeel van een noodplan maar is dit van doorlopend belang.
Het bericht dat een eruchte moordmakelaar betrapt in cel met telefoon: ’Jomairo D. regelde extreem gewelddadige delicten |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Arno Rutte (VVD), Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Beruchte moordmakelaar betrapt in cel met telefoon: «Jomairo D. regelde extreem gewelddadige delicten»»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat een beruchte moordmakelaar vanuit de penitentiaire inrichting (PI) Zaanstad hoogstwaarschijnlijk met een telefoon opdrachten tot gewelddadige delicten kon geven?
Het is onacceptabel wanneer een gedetineerde met binnengesmokkelde telefoons criminele activiteiten voortzet. De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) zet zich hier dan ook hard voor in om dit te voorkomen met nieuwe technieken en verschillende vormen van controles. Ik kan echter niet ingaan op de situatie rondom individuele gedetineerden.
Hoe kan het dat op een crimineel van dit kaliber niet in de Afdeling Intensief Toezicht of de Extra Beveiligde Inrichting is geplaatst?
Zoals aangegeven ga ik niet in op situaties van individuele gedetineerden. Wel kan ik in algemene zin een toelichting geven op het plaatsingsproces. Bij de eerste plaatsing wordt door DJI conform de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden (Rspog) een risicoprofiel vastgesteld op basis van concrete en actuele informatie waarbij er naar meerdere aspecten wordt gekeken, zoals de kenmerken en achtergronden van het delict en overige beschikbare informatie van het Openbaar Ministerie (OM) en de politie. DJI bepaalt vervolgens op grond van de Rspog welke inrichting en regime het meest veilig en passend is. Voor plaatsing op een Afdeling Intensief Toezicht (AIT) of de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) geldt dat elk jaar opnieuw wordt getoetst of de gedetineerde nog steeds voldoet aan de plaatsingscriteria zoals omschreven in de Rspog. Bij deze beoordeling wordt onder meer gekeken naar actuele informatie van politie, OM en van de Penitentiaire Inrichting (PI).
Wat is volgens u de oorzaak dat al jaren een grote hoeveelheid contrabande de PI Zaanstad binnen blijft komen?
Het Justitieel Complex Zaanstad (JCZ) is een zeer grote inrichting en biedt plaats aan circa 900 justitiabelen. Dat neemt niet weg dat ook ik zorgen heb over de hoeveelheid gevonden contrabande. Daarom werkt DJI hard om contrabande te voorkomen, dat geldt ook voor het JCZ. Ik hecht eraan te benadrukken dat niet alle aangetroffen contrabande bij gedetineerden terecht zijn gekomen. Veel wordt onderschept voordat het een gedetineerde bereikt. Dit zijn bijvoorbeeld contrabande die zijn aangetroffen bij de fouillering na bezoek, een controle na deelname aan een buitenactiviteit of bij de controles van de post.
Middels een gelaagd proces wordt er op de volgende wijze op contrabande gecontroleerd:
De hierboven genoemde controles vormen een belangrijk onderdeel van het bestrijden van contrabande. Hierbij geldt dat als bij een eerdere inzet telefoons zijn aangetroffen, dit reden kan zijn om nogmaals te controleren, wat vervolgens weer nieuwe contrabande op kan leveren. Op deze wijze wordt, conform de motie van het lid Ellian, verscherpte controles uitgeoefend.2
Ik vind het van groot belang dat inrichtingen controles uitoefenen en blijf hier dan ook op inzetten middels bovenstaande werkwijze.
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat telefoons en andere informatiedragers niet meer de PI Zaanstad binnengebracht worden?
Het weren van contrabande is blijvend onder de aandacht en in ontwikkeling. Er wordt dan ook vanuit de in het regeerprogramma toegekende middelen flink geïnvesteerd in technieken om contrabande tegen te gaan.
Naast de in antwoord 4 genoemde controles, wordt ingezet op het treffen van technische maatregelen bij het tegengaan van contrabande.
Vanuit veiligheidsoverwegingen kan ik niet alle maatregelen omschrijven, anders worden criminelen onnodig wijzer en verliezen maatregelen hun effectiviteit. Enkele maatregelen, zoals ook eerder gedeeld met uw Kamer, die ik kan noemen zijn
overgooidetectie, GSM-detectie en de inzet van bodyscanners3. Verder wordt gewerkt aan verscherpte toegangscontroles en zoekacties, detecteren van drones/ telefoons en de jamming van telefoons.
Bent u bereid om de PI Zaanstad onder extra toezicht te stellen, waarbij intensieve onaangekondigde controles worden uitgevoerd onder exclusief toezicht van de Landelijke Bijzondere Bijstandseenheid? Zo ja of nee, waarom?
Conform de eerdere motie van het Kamerlid Ellian4 worden er verscherpte controles uitgeoefend door de inzet van risico en informatie gestuurde inzet van controles. De gelaagde werkwijze, zoals in antwoord drie is omschreven, waarbij er meerdere keren op onvoorspelbare wijze wordt gecontroleerd draagt bij aan snelle interventies en concrete vondsten. Dit levert het meeste resultaat op. Ik zal uw Kamer, conform aangenomen motie van Kamerlid Ellian5, in september 2026 informeren over de inzet van de verscherpte controles.
Waarom vinden er zelden vervolgingen plaats op basis van informatie die op telefoons staat die gevonden worden in een PI?
Ik deel de zorgen over voortgezet crimineel handelen in detentie. Ik ga echter niet over de beslissing om over te gaan tot opsporing en vervolging. Dit is aan het Openbaar Ministerie. Wel kan ik aangeven dat de samenwerking tussen het OM, politie en DJI met de komst van Detentie Intelligence Unit (DIU) is versterkt. In de DIU werken zij samen aan analyses en aan het opmaken van informatieproducten over gedetineerden. Deze informatieproducten kunnen vervolgens worden gebruikt bij plaatsingsbeslissingen en het treffen van gepaste maatregelen in de verschillende fasen van detentie, maar eveneens om strafbare feiten, ook in de buitenwereld, op te sporen. Het delen van intelligence levert een belangrijke bijdrage aan de kennispositie van DJI, politie en het OM over (hoog)risicogedetineerden om daarmee maximaal in te kunnen zetten op het aanpakken van voortgezet crimineel handelen vanuit detentie.
Bent u bereid om bij het Openbaar Ministerie erop aan te dringen dat criminele opdrachten vanuit de gevangenis onacceptabel zijn en dat, ondanks dat een gedetineerde al een hoge straf heeft gehad, maximaal ingezet moet worden op opsporing en vervolging van alle personen die betrokken zijn bij criminele opdrachten vanuit de gevangenis? Zo ja of nee, waarom?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en uiterlijk eind november 2025 beantwoorden?
Deze vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Misstanden in de pleegzorg |
|
Marijke Synhaeve (D66) |
|
Judith Tielen (VVD), Arno Rutte (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het AD-artikel «Pleegkinderen geslagen, aan oren getrokken en door hond gebeten»?1
Ja
Hoe beoordeelt u het feit dat nogmaals kinderen die voor hun veiligheid uit huis zijn geplaatst, jarenlang ernstig konden worden mishandeld zonder dat toezichthoudende instanties ingrepen? Erkent u dat het hier niet gaat om een eenmalig incident, maar dat er sprake is van breder en vaker gesignaleerde problemen binnen de jeugdbeschermingsketen?
Kinderen die om welke reden dan ook niet meer thuis kunnen wonen, moeten kunnen rekenen op veiligheid, zorg en liefde op een andere plek. Dat brengt een grote verantwoordelijkheid met zich mee. De gebeurtenissen in het pleeggezin in Vlaardingen en de recente berichten over de kinderen in het gezinshuis in Noord-Nederland raken ons zeer. Wat er precies is voorgevallen in het gezinshuis, is aan de inspecties om te onderzoeken. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) doet momenteel onderzoek naar de veiligheid en de kwaliteit van de jeugdhulp. Daarbij betrekt de IGJ ook de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV), en wordt verkend of er ook een rol is voor de Onderwijsinspectie. We zullen dit onderzoek moeten afwachten om te beoordelen of er een relatie is met vaker gesignaleerde problemen in de jeugdbeschermingsketen.
Dat de jeugdbeschermingsketen onder druk staat en dat er onvoldoende tijdige en passende jeugdhulp is, is iets waar de inspecties al langere tijd aandacht voor vragen. Wij erkennen dat er in de jeugdbescherming en jeugdhulp verbeteringen nodig zijn en zetten ons hier ten volle voor in.
Kunt u reflecteren op de kwaliteit van screening en monitoring van gezinshuizen, zorgboerderijen en pleeggezinnen en hoe het komt dat kinderen herhaaldelijk worden geplaatst in onveilige situaties waarin kindermishandeling, verwaarlozing of zelfs kinderarbeid plaatsvindt?
De kwaliteitscriteria gezinshuizen gaan onder meer in op kwaliteit van jeugdhulp in gezinshuizen, de kennis en vaardigheden van gezinshuisouders en de samenwerking met andere professionals. Daarin is opgenomen dat screening moet plaatsvinden op kennis en vaardigheden voor professioneel opvoederschap. Het toetsen van de competenties en geschiktheid gebeurt in principe door de zorgaanbieder of de franchiseorganisatie (afhankelijk van loondienst of franchise).
Voor vrijgevestigde aanbieders draagt de gemeente – volgens de kwaliteitscriteria gezinshuizen – zorg voor competentiegerichte toetsing van de gezinshuisouders voor de start van een gezinshuis. De kerntaak van gezinshuisouders vergt hbo werk- en denkniveau uitgaande van het Kwaliteitskader Jeugd (uitwerking van de norm verantwoorde werktoedeling), en dus een SKJ-registratie of werken onder de verantwoordelijkheid van iemand met een SKJ-registratie. Daarnaast is een Verklaring omtrent Gedrag (VOG) vereist.
Zorgboerderijen die zijn aangesloten bij de branchevereniging Federatie Landbouw en Zorg hebben zich aan kwaliteitseisen, zoals opgenomen in het kwaliteitskader voor de zorglandbouw gecommitteerd. Gemeenten kunnen bij de inkoop (aanvullende) kwaliteitseisenstellen.
Voor pleeggezinnen geldt dat aspirant-pleegouders een intensief voorbereidings- en screeningstraject doorlopen dat door de pleegzorgaanbieder wordt uitgevoerd, om te beoordelen of een pleeggezin geschikt is om een pleegkind te verzorgen en op te voeden. Daarnaast moeten pleegouders in het bezit zijn van een door de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) afgegeven Verklaring van geen bezwaar (VGB) om formeel pleegouder te kunnen worden.
Om de kwaliteit van screening voor pleegouders te waarborgen, wordt het Kwaliteitskader Voorbereiding en screening geëvalueerd. Daarnaast verkennen wij op dit moment de wenselijkheid van verplichte periodieke of continue (justitiële) screening. Via de reguliere voortgangsrapportages jeugd informeren we uw Kamer over de voortgang.
Screening is altijd een momentopname. Het is vooral belangrijk dat er goed zicht is en blijft op de kwaliteit van zorg en veiligheid van kinderen die in pleeggezinnen, gezinshuizen of in zorgboerderijen verblijven.
Hoe verklaart u dat signalen van verwaarlozing, mishandeling en/of twijfels over de pedagogische vaardigheden van opvoeders – die ook in deze zaak weer langere tijd bekend waren – nog steeds niet of nauwelijks consequent worden opgepakt? Waarom is het signaleringssysteem in de keten (zorg, onderwijs, voogdij) in de praktijk nog steeds niet sluitend? Welke stappen zijn hier de afgelopen periode in genomen?
Professionals uit de sectoren onderwijs, gezondheidszorg, maatschappelijke ondersteuning, jeugdzorg, kinderopvang en justitie zijn verplicht met de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling te werken.
De vijf stappen van de meldcode bieden handelingsperspectief voor professionals als zij huiselijk geweld of kindermishandeling vermoeden. Naast toepassen van de meldcode heeft een aantal organisaties een specifieke rol en verantwoordelijkheid in het beoordelen en onderzoeken van signalen over onveiligheid en het nemen en uitvoeren van maatregelen. In de bijlage bij de Kamerbrief van 30 januari 2025 met de kabinetsreactie op de rapporten van de inspecties over de hulp aan het meisje in het pleeggezin in Vlaardingen, wordt hier uitgebreid op ingegaan.
Wat er precies is voorgevallen in het gezinshuis, is aan de inspectie om te onderzoeken. Wij kunnen momenteel niet beoordelen of er juist gehandeld is op de aanwezige signalen. Wel weten we dat er een melding over het gezinshuis is gedaan en dat de kinderen uit het gezinshuis zijn gehaald.
Welke maatregelen neemt u, en heeft u genomen, om de zorgen van de (biologische) ouders serieuzer te nemen bij uithuisplaatsingen? Welke stappen zijn hier de afgelopen periode in genomen en welke veranderingen binnen de jeugdbeschermingsketen zijn daardoor tot stand gekomen? Ziet u voldoende ontwikkeling?
In het wetsvoorstel «Wet ter versterking van de rechtsbescherming in de jeugdbescherming» wordt onafhankelijk toezicht op minderjarigen onder voogdij van de GI wettelijk geborgd. Het beoogde doel van deze regeling is beter toezicht te houden op het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van de minderjarige. Ook met de ouder(s) wordt door de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) – in het kader van de evaluatie – periodiek een gesprek gevoerd. In dit gesprek kunnen zij hun mening en ideeën over het welzijn en de veiligheid van de minderjarige kenbaar maken. Als er gegronde zorgen uit dit gesprek blijken dan kan de RvdK, als GI en RvdK een verschil van visie hebben en hier onderling niet uitkomen, het visieverschil voorleggen aan de kinderrechter.
In hoeverre is de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) met de huidige capaciteit, instrumenten en werkwijze daadwerkelijk in staat om te monitoren of de veiligheid van kinderen in de pleegzorg gewaarborgd blijft?
In algemene zin geldt dat GI’s verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van kinderbeschermingsmaatregelen en daarmee een belangrijke taak hebben in het bewaken van de veiligheid van kinderen. Dat houdt onder meer in dat zij risico’s moeten signaleren, beoordelen en (waar nodig) passende stappen moeten zetten om de veiligheid te waarborgen. Ook de pleegzorgaanbieders hebben hierin een verantwoordelijkheid. Hiervoor is de Richtlijn Pleegzorg opgesteld waarin aanbevelingen over onder andere de veiligheid in pleeggezinnen is opgenomen.
Bij de IGJ zijn 44 fte inspecteurs werkzaam die toezien op de jeugdhulpaanbieders. Dat maakt dat de IGJ weloverwogen keuzes moet maken over wat de IGJ wel en niet kan doen. Dat noemen zij risico gestuurd toezicht. Om risico’s in beeld te brengen verzamelen, analyseren en interpreteren ze informatie over zorgaanbieders. Hiervoor is de inspectie afhankelijk van meldingen en signalen die zij ontvangt over pleegzorgaanbieders.
Kunt u aangeven welke maatregelen volgens u nodig zijn om zowel het systeem op lange termijn als de veiligheid voor kinderen in de jeugdbescherming op korte termijn aanzienlijk te verbeteren?
We werken op verschillende manieren aan de verbetering van de jeugdbescherming. Zo is er de afgelopen jaren geïnvesteerd in het verlagen van de gemiddelde workload bij GI’s van 17 naar 12 kinderen, waardoor jeugdbeschermers meer tijd en aandacht hebben voor de kinderen en gezinnen die zij begeleiden. Daarnaast wordt, zoals eerder aangegeven in mijn antwoord op vraag 5, gewerkt aan het versterken van de rechtsbescherming van ouders en kinderen.
Voor de lange termijn werken we in het Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming aan het verbeteren van het systeem van jeugdbescherming vanuit de basisprincipes: gezinsgericht, eenvoudig, lerend, rechtsbeschermend en transparant. Met het Toekomstscenario wordt een werkwijze ontwikkeld om gezinnen waar veiligheidsproblemen spelen eerder en betere hulp en bescherming te bieden, gericht op samenwerking en gelijkwaardigheid en met minder organisaties rond het gezin. Een werkwijze die er toe leidt dat de juiste hulp aan kinderen én betrokken volwassenen wordt geboden, die beter beschermt en waardoor minder gedwongen maatregelen nodig zijn.
Welke concrete stappen gaat u ondernemen om te voorkomen dat het systeem van jeugdbescherming, dat bedoeld is om veiligheid te bieden, zelf een bron van onveiligheid en trauma wordt voor kwetsbare kinderen?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u deze vragen binnen afzienbare tijd – uiterlijk voorafgaand aan het volgende debat over jeugdbeleid – beantwoorden?
Ja
Het bericht ‘Register notariaat al maanden uit de lucht na kritiek van Autoriteit Persoonsgegevens’ |
|
Ulysse Ellian (VVD), Jeltje Straatman (CDA) |
|
Arno Rutte (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Register notariaat al maanden uit de lucht na kritiek van Autoriteit Persoonsgegevens (AP)»?1
Wanneer raakte u op de hoogte van de klacht van de AP over het register voor het notariaat in de zin van artikel 5 van de Wet op het notarisambt en artikel 8 van het Besluit op het notarisambt? En wat is er namens u besloten nadat de klacht gegrond werd verklaard?
Bent u van mening dat op dit moment in de praktijk uitvoering wordt gegeven aan artikel 5 van de Wet op het notarisambt? Zo ja of nee, waarom?
Kunt u toelichten waarom namens u is besloten niet in beroep te gaan, waardoor de facto de Wet op het notarisambt niet correct wordt uitgevoerd en het voor mensen niet effectief mogelijk is de integriteit van notarissen te controleren?
Hoe kan volgens u effectief worden gecontroleerd of notarissen inmiddels wel voldoen aan hun wettelijke verplichting hun nevenbetrekkingen openbaar te maken, nadat in 2024 bleek dat driekwart van de notarissen hun nevenbetrekkingen niet of niet juist heeft doorgegeven?
Kunt u bevorderen dat het register zo snel mogelijk weer online komt te staan? Zo ja, welke stappen bent u voornemens hiertoe te zetten?
Bent u bereid een overzicht te verstrekken van alle overheidsregisters die naar aanleiding van kritiek van de AP al dan niet tijdelijk offline zijn gehaald? Zo nee, waarom niet en kunt u in contact treden met de AP om een overzicht op te stellen?
Bent u bereid te bevorderen dat klachten die de AP verstuurt naar bestuursorganen zo snel mogelijk openbaar worden gemaakt, zodat tijdig een weging van belangen kan plaatsvinden en bestuursorganen ook van elkaar kunnen leren? Zo nee, waarom niet?
Het bericht dat steeds meer tbs’ers wachten op plek in een kliniek en hiervoor schadevergoeding ontvangen |
|
Shanna Schilder (PVV) |
|
Arno Rutte (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Steeds meer tbs’ers wachten op plek in kliniek en krijgen schadevergoeding» van de NOS van 6 december 2025?1
Hoe lang blijft u nog vasthouden aan het falende tbs-stelsel dat inmiddels structureel vastgelopen is, terwijl de samenleving wél opdraait voor de fors oplopende kosten, wachttijden, capaciteitstekorten en bureaucratische chaos? Erkent u dat dit stelsel niet meer te verdedigen is en dat we het gewoon moeten afschaffen?
Bent u bereid te onderzoeken op welke wijze de huidige krankzinnige schadevergoedingen aan tbs-veroordeelden, die bij het grote publiek volstrekt onbegrijpelijk zijn, in zijn geheel kunnen worden afgeschaft?
Deelt u de mening dat het tijd wordt te erkennen dat het onhoudbaar is dat daders zich kunnen onttrekken aan een gewone gevangenisstraf door een beroep op ontoerekeningsvatbaarheid en dat het hoog tijd is om deze schulduitsluitingsgrond af te schaffen zodat ook deze daders simpelweg worden gestraft in plaats van te worden beloond met een tbs-maatregel?
Deelt u de mening dat de tbs-maatregel in de praktijk is verworden tot een strategisch instrument van tbs-advocaten, dat wordt ingezet wanneer vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging niet binnen bereik ligt en dat dit strategisch gebruik ertoe bijdraagt dat rechters de tbs-maatregel steeds vaker opleggen?
Wat bent u op korte termijn van plan om te voorkomen dat de kosten fors blijven oplopen?
Geheime detentiefaciliteiten |
|
Fatihya Abdi (PvdA) |
|
Arno Rutte (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht1 over de mysterieuze gevangenhouding van een strafadvocaat? Zo ja, klopt dit bericht?
Wat vindt u ervan dat de Inspectie Justitie en Veiligheid als toezichthouder op het gevangeniswezen geen weet had van een detentielocatie, die pas «na héél lang aandringen» bezocht kon worden, waarvan onduidelijk is wie de eindverantwoordelijke locatiedirecteur is en waarvan niet helder is wie uitvoering aan de bewaring geeft?
Klopt het dat er meermaals van alles aan gedaan is om informatie over deze mysterieuze geheime detentiefaciliteiten buiten de openbaarheid te houden? Zo nee, waaruit blijkt dat? Zo ja, waarom? Klopt het dat Dienst Justitiële Inrichtingen heeft geweigerd om vragen van de Inspectie Justitie en Veiligheid schriftelijk te beantwoorden? Zo ja, wat was hiervoor de reden en is dat een gebruikelijke gang van zaken?
Hoeveel tijd zat tussen het verzoek van de Inspectie ustitie en Veiligheid om de gewraakte locatie te bezoeken en het daadwerkelijke inspectieverzoek? Waarom wordt informatie daarover in de geopenbaarde documenten weggelakt? En waarom wordt geheimzinnig gedaan over wie precies de vestigingsdirecteur is?
Vindt u dat in dit geval voldaan wordt aan alle wettelijke en verdragsrechtelijke eisen die aan detentie moeten worden gesteld? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om een nauwgezette weergave hoe deze detentierechten precies geëerbiedigd zijn? Zijn er andere gevallen waarin geheime detentie is toegepast?
Bent u het met mij eens dat detentie in beginsel niet onder staatsgeheim geschaard mag worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is hiervan de reden en hoe wordt voorzien in onafhankelijk toezicht om misbruik en excessen te voorkomen?
Het bericht ‘Opmars illegaleaanbieders bedreigt Nederlands gokbeleid’ |
|
Jeltje Straatman (CDA) |
|
Arno Rutte (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Opmars illegale aanbiedersbedreigt Nederlands gokbeleid»1 en zo ja, wat is uw eerste reactie op deze stijging?
Hoe verklaart u dat ondanks regulering en strengere regels voor legale aanbieders de omzet naar illegale aanbieders stijgt, juist op het moment dat de legale sector het zwaar heeft?
Deelt u de mening dat websites waarop geadverteerd wordt met teksten als «Beste casino’s zonder Cruks», direct offline moeten worden gehaald?
Hoe kunt u, in samenwerking met de Kansspelautoriteit (Ksa), strenger handhaven op illegale casino’s die gebruik maken van het omkatten van een oude website naar een plek voor verwijzingen naar illegaal gokken?
Klopt het dat een wetsvoorstel in voorbereiding is om de Ksa de bevoegdheid te geven om illegaal materiaal binnen een dag te verwijderen en zo ja, wanneer kan de Kamer de contouren hiervan verwachten?
Zijn er in de tussentijd, voordat het wetsvoorstel klaar is, maatregelen die genomen kunnen worden om illegale goksites zo snel mogelijk offline te halen en de Ksa hier een grote rol in te laten spelen?
Is de daling van het brutospelresultaat (BSR) bij legale aanbieders (met name in 2025) volgens u een teken van effectiviteit van het beleid, of juist van verdringing naar illegaal aanbod?
Deelt u de inschatting van de Ksa dat met name «zware gokkers» weglopen naar het illegale aanbod? En zo ja, wat is het beleid om deze groep te bereiken en te beschermen?
Hoe garandeert u dat de handhaving tegen illegale aanbieders effectief is, gezien de vaak complexe buitenlandse constructies en de geringe inning van boetes zoals regelmatig door de Ksa wordt gemeld?
Hoe waarborgt u dat minderjarigen en kwetsbare groepen niet (meer) terechtkomen bij illegale gokaanbieders, gegeven de onderzoeksuitkomsten dat dergelijke sites nauwelijks identiteits- of leeftijdscontroles kennen?
Hoe beoordeelt u de maatschappelijke en publieke gezondheidsrisico’s van de groei van illegaal gokken, onder andere wat betreft gokverslaving, fraude, datamisbruik en ontmoediging van verantwoord spelen?
Bent u bereid om, al dan niet Europees, regels te versterken om de toegang tot illegale aanbieders structureel te voorkomen?
Het bericht ‘Broers vermoorde Ryan voor de rechter, eergerelateerd geweld lijkt toe te nemen’ |
|
Arno Rutte (VVD) |
|
Jurgen Nobel (VVD), Arno Rutte (VVD) |
|
|
|
|
Zijn er cijfers, gespecificeerd naar achtergrond, rondom eerwraak? Zo ja, kunt u deze delen? Zo nee, bent u bereid om dit in de toekomst wél bij te houden teneinde hier scherp beleid op te kunnen voeren?1
Onderzoekt u de correlatie tussen de komst van (met name) islamitische migranten uit diverse landen uit het Midden-Oosten en Afrika van de afgelopen tien/vijftien jaar en de ontwikkeling van eerwraak van de afgelopen tien/vijftien jaar? Zo ja, wat zijn de resultaten? Zo nee, bent u bereid om dit te onderzoeken?
Aangezien het hoofd van het Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld (LEC EGG) stelt dat verandering in gesloten gemeenschappen van binnenuit moet komen en dat we moeten «meegeven hoe we met elkaar omgaan»: in hoeverre denkt u dat het in het belang van de goedwillende Nederlandse samenleving is dat we mensen in ons land verwelkomen die bepaalde cultureel gedreven gedragingen hebben, zoals eerwraak, die zó ontzettend haaks staan op onze verworvenheden die gebaseerd zijn op de moderniteit en de verlichting?
Wat is de stand van zaken van de aangenomen motie Eerdmans, waarin het kabinet wordt verzocht in geval van eerwraak altijd de verblijfsvergunning in te trekken?2 Wanneer kunnen we concreet beleid hierop verwachten?
In hoeverre is bij de inburgering inmiddels ingebed dat er expliciet aandacht wordt besteed aan eergerelateerd geweld, conform de motie Eerdmans?3 Hoe ziet deze expliciete aandacht tijdens de inburgering er in de praktijk uit?
Hoe verklaart u het dat in een 303 pagina’s tellend rapport «Kwalitatief onderzoek tweede fase Wet inburgering 2021»4 over inburgering en integratie het woord «eerwraak» slechts een keer voorkomt, terwijl er door de Kamer meermaals moties aangenomen zijn over het belang hiervan bij de inburgering en omdat de praktijk inmiddels heeft bewezen hoe ingrijpend de gevolgen van eerwraak kunnen zijn?
In ditzelfde rapport lezen we dat eerwraak enkel wordt genoemd in de context van de Z-route; hoeveel inburgeraars krijgen op dit moment jaarlijks voorlichtingen over eerwraak?
In hoeverre toetsen we hoe inburgeraars aankijken tegen de Nederlandse normen en waarden als het gaat om de gelijkwaardigheid tussen man en vrouw en het gebruiken/toestaan van geweld?
Gelden deze voorlichtingen over eerwraak enkel voor de Z-route of breder? Indien breder, hoe zijn de verhoudingen tussen de diverse trajecten en de desbetreffende voorlichting?
Houdt men bij het beleid rondom voorlichting over eerwraak bij inburgeraars ook specifieke rekening met de correlatie tussen culturen met een verhoogd risico op eerwraak? Zo ja, hoe ziet dit in de praktijk eruit? Zo nee, waarom niet?
Het bericht 'Italië erkent femicide als misdrijf en bestraft het met levenslang' |
|
Bente Becker (VVD) |
|
Arno Rutte (VVD), Nicki Pouw-Verweij (BBB) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Italië erkent femicide als misdrijf en bestraft het met levenslang»?1
Bent u bekend met de Italiaanse wet waarin femicide officieel wordt erkend als misdrijf en wordt bestraft met een levenslange gevangenisstraf?
Welke juridische criteria worden gebruikt om femicide te onderscheiden van andere vormen van moord in de Italiaanse wet? Hoe verhoudt zich dit tot de bewijslast dat moet worden kunnen bewezen dat het slachtoffer is vermoord omdat zij vrouw is?
Op basis van welke motivatie wordt aan femicide een strafverzwarend kenmerk toegevoegd in de Italiaanse wet?
Is de redenering in de Italiaanse wet ook toepasbaar op de Nederlandse situatie?
Hoe ziet u een Nederlandse versie van de Italiaanse wet? Welke voordelen en nadelen ziet u? Welke implicaties heeft het erkennen van femicide als apart misdrijf voor de opsporing en vervolging van de dader, de hulp en bescherming van de slachtoffers en prioritering bij het Openbaar Ministerie?
Zijn de rode vlaggen van femicide zoals onder andere stalking, (poging tot) verwurging, huiselijk geweld en dwingende controle opgenomen in deze Italiaanse wet? Zo ja, op welke manier is dit gebeurd en is dit ook toepasbaar op de Nederlandse situatie?
Welke elementen uit de Italiaanse wet zouden wel en niet toepasbaar zijn binnen de Nederlandse kaders?
Bent u op de hoogte of er andere landen zijn die vergelijkbare wetgeving hebben ingevoerd of voornemens zijn dit te doen? Zo ja, zou u per land kunnen aangeven welke mogelijkheden u ziet om hun wetgeving toe te passen op Nederland? Heeft u bijvoorbeeld over dit onderwerp al eens contact gehad met uw Belgische counterpart over hun «femicinide wet»? Bent u bereid deze vragen één voor één en voor het kerstreces te beantwoorden?
Het bericht 'Vaders niet vervolgd voor huiselijk geweld: ‘Niet in het belang van het kind’' |
|
Bente Becker (VVD) |
|
Nicki Pouw-Verweij (BBB), Arno Rutte (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Vaders niet vervolgd voor huiselijk geweld: «Niet in het belang van het kind»»?1
Hoe beoordeelt u het gegeven dat gerechtshoven in een substantieel aantal artikel 12-zaken besluiten om vervolging niet te gelasten met als reden dat het niet in het belang van het kind zou zijn?
Hoeveel zaken van huiselijk geweld worden er per jaar geseponeerd waarbij expliciet het argument «in het belang van het kind» wordt genoemd? Worden deze gegevens al bijgehouden? Zo ja, kunt u deze gegevens delen met de Kamer? Zo niet, bent u bereid dit te laten monitoren?
Op welke basis waarvan wordt het «belang van het kind» gewogen in beslissingen van het Openbaar Ministerie (OM) om huiselijk geweld niet te vervolgen? Zijn dit landelijke kaders of afhankelijk van het gerechtshof? In welke mate heeft u invloed op deze kaders?
Bent u bereid met het OM te bespreken een richtlijn te ontwikkelen voor zaken van huiselijk geweld waarbij kinderen zijn betrokken waarbij het uitgangspunt is dat bij een geweldsdelict niet geseponeerd wordt?
Bent u bekend met het gegeven dat er geen wetenschappelijke onderbouwing bestaat voor de stelling dat het vervolgen van een ouder negatieve effecten heeft op kinderen? Zo ja, welke onderbouwing gebruikt het OM om dit argument wel te laten meewegen in de beslissing?
Hoe verhoudt deze praktijk zich tot de algemene plicht van het OM om strafbare feiten te vervolgen? Deelt u de mening dat het een bijzonder voorbeeld schept dat er bij zaken van huiselijk geweld wel wordt geseponeerd in het belang van het kind waarbij juist het kind in sommige gevallen ook slachtoffer is, en in gevallen van bijvoorbeeld drugssmokkel dit argument niet wordt gebruikt?
Hoe ziet u het zelfstandig gebruik van het argument «in het belang van het kind» om af te zien van vervolging? Bent u het met de deskundigen in het artikel eens dat dit vrouwen en kinderen in situaties van huiselijk geweld extra kwetsbaar kan maken?
Hoe wordt geborgd dat slachtoffers van huiselijk geweld voldoende bescherming, rechtszekerheid en toegang tot het recht hebben wanneer het OM besluit niet te vervolgen?
Kunt u deze vragen een voor een en voor het kerstreces beantwoorden in combinatie met de set schriftelijke vragen van het lid Becker van 17 november 2025?
Het artikel 'Pleegkinderen geslagen, aan oren getrokken en door hond gebeten' |
|
Don Ceder (CU) |
|
Arno Rutte (VVD), Judith Tielen (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Pleegkinderen geslagen, aan oren getrokken en door hond gebeten»?1
Ja
Bent u bekend met de bij deze zaak behorende beschikkingen van de rechtbank Noord Nederland?2, 3
Ja
Hoe kan het volgens u dat kinderen drie jaar lang ernstig fysiek zijn mishandeld, waaronder geslagen, aan de oren getrokken worden en door een hond gebeten worden, terwijl zij in dit gezinshuis geplaatst zijn door de Gecertificeerde Instelling (GI), deze GI de voogdij had en deze als gevolg hiervan ook toezicht diende te houden op het wel en wee en de veiligheid van de kinderen?
GI’s zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van kinderbeschermingsmaatregelen en hebben daarmee een belangrijke taak in het bewaken van de veiligheid van kinderen. Dat houdt onder meer in dat zij risico’s moeten signaleren, beoordelen en (waar nodig) passende stappen moeten zetten om de veiligheid te waarborgen. Hoe deze verantwoordelijkheid in deze specifieke casus is ingevuld, kunnen we op dit moment niet beoordelen. Hiervoor zijn we in afwachting van het onderzoek dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, in samenwerking met de Inspectie Justitie en Veiligheid en mogelijk met de Inspectie van het Onderwijs, gaat doen naar de feiten en omstandigheden in deze casus.
Bent u bekend met het persbericht van de GI waarin gesteld wordt dat de jeugdbeschermers al langere tijd zorgen hadden over het pedagogisch klimaat in het gezinshuis?4
Ja
Wat zegt het u dat ondanks dat jeugdbeschermers al langere tijd zorgen hadden over het pedagogische klimaat in het gezinshuis, de kinderen er pas werden weggehaald na een specifieke melding? Hoe reflecteert u in dat licht op het functioneren en de daadkracht van de GI en de interne controlemechanismen, zeker gezien de duur, de herhaling en de ernst van de mishandelingen?
Omdat er volgens de GI sprake was van acute onveiligheid zijn de kinderen onmiddellijk overgeplaatst naar een ander gezinshuis en heeft de GI melding gedaan bij de IGJ. Er waren volgens de GI eerder geen concrete signalen van (fysieke) mishandeling opgevangen, ondanks regelmatige gesprekken met de kinderen door de jeugdbeschermers. De vraag óf er wel signalen waren en zo ja, waarom deze dan zijn gemist, wordt onderzocht.
De GI heeft aangegeven dat er eerder wel zorgen waren over de opvoedvaardigheden in het gezinshuis en de verzorging. Hier is destijds actie op ondernomen door de GI. De hoofdaannemer van het gezinshuis heeft daarop een traject gestart gericht op het verbeteren van de (pedagogische) vaardigheden van de gezinshuisouder. Pas nadat dit succesvol was afgerond, zijn deze kinderen in dit gezinshuis geplaatst.
Erkent u dat drie jaar mishandeling niet past bij het uitgangspunt dat een GI kinderen nauwlettend moet volgen en beschermen? Zo nee, hoe verklaart u dan dat dit toch is gebeurd?
Zoals ook bij vraag 3 is aangegeven, zijn we in afwachting van het onderzoek van de inspecties over de feiten en omstandigheden. Hoewel jeugdbeschermers kinderen regelmatig zien, blijft het herkennen van signalen van mishandeling bijzonder complex. Ieder contactmoment geeft slechts een beperkte inkijk in het dagelijks leven. Hierdoor blijft altijd een risico bestaan dat zorgwekkende situaties niet volledig zichtbaar zijn. Zoals ook bij vraag 5 is aangegeven, onderzoekt de GI óf er eerder wel signalen waren die zij hebben gemist. De GI zal de uitkomsten van dit intern onderzoek ook met de inspecties delen.
Hoe kan het dat nu blijkt dat er kinderen in een gezinshuis al jaren werden behandeld, terwijl de betrokken GI, die ook in de Vlaardingen-zaak betrokken was, heeft verklaard dat alle dossiers waren nagekeken en getoetst?
De GI heeft naar aanleiding van casus Vlaardingen alle dossiers getoetst op risicofactoren. Op basis hiervan is de situatie in dit gezinshuis ook opnieuw multidisciplinair besproken. Daaruit kwam naar voren dat er op dat moment geen signalen van acute onveiligheid waren.
Deelt u de analyse dat er in deze casus zowel sprake is van het verwijtbaar gedrag van de gezinshuisouders, als falen van de GI die signalen had moeten opmerken, controleren en melden?
Op dit moment kunnen we geen conclusies trekken over eventuele verwijtbaarheid of tekortkomingen van betrokken partijen. De inspecties voeren een calamiteitenonderzoek uit om de feiten en omstandigheden vast te stellen en conclusies te trekken over het handelen van de betrokken organisaties.
Hoe is het toezicht op gezinshuizen georganiseerd? Welke formele rechtspositie hebben de gezinshuisouders in het stelsel?
Bij gezinshuizen krijgen kinderen professionele jeugdhulp wanneer zij – om verschillende redenen – (tijdelijk) niet thuis kunnen wonen. De gezinshuisouders bieden 24 uur per dag professionele begeleiding, structuur en zor in een huiselijke setting. De gezinshuiskinderen maken daarbij deel uit van het gezin van de gezinshuisouder(s). De gezinshuisouders zijn hiervoor opgeleid en werken als jeugdhulpverleners.
Gezinshuisouders werken nauw samen met andere professionals zoals jeugdzorgwerkers, voogden van gecertificeerde instellingen en de leerkrachten op de school van de (gezinshuis)kinderen. Meestal zijn er vanuit de betrokken zorgorganisatie ook gedragsdeskundigen betrokken waaraan de gezinshuisouders bijzonderheden over de kinderen kunnen rapporteren en die meedenken over een zorgplan en de inschakeling van jeugdhulp of b.v. traumatherapie kunnen voorstellen.
Gezinshuisouders moeten voldoen aan de norm van de verantwoorde werktoedeling. Deze norm stelt dat aanbieders van jeugdhulp en jeugdbescherming er zorg voor dragen dat de taken worden uitgevoerd door of onder verantwoordelijkheid van een SKJ-(kwaliteitsregister Jeugd) of BIG- geregistreerde professional. Een SKJ-registratie toont aan dat voldaan wordt aan de eisen van vakbekwaamheid (o.a. relevante HBO-opleiding) en dat gewerkt wordt volgens de professionele standaarden van de beroepsgroep. Belanghebbenden kunnen een klacht indienen bij het SKJ en het register kan maatregelen opleggen en publiceren.
Gezinshuizen zijn aanbieders van jeugdhulp. Daarom vallen zij onder de Jeugdwet en onder het toezicht van de IGJ en IJenV. Ook gemeenten spelen een grote rol onder andere door inkopen van kwalitatief goede jeugdhulp. Zij kopen jeugdhulp in bij gezinshuizen, rechtstreeks of via een organisatie. Gemeenten bepalen vooraf aan welke eisen de jeugdhulp moet voldoen. Zij betalen voor deze jeugdhulp. Gemeenten moeten zich er bij de inkoop en betaling van vergewissen dat de aanbieder passende en kwalitatief goede en veilige hulp biedt.
Meldingen en klachten over incidenten, misstanden en terugkerende tekortkomingen zijn voor de IGJ een belangrijke bron van informatie. Iedereen kan een signaal afgeven bij het Landelijk Meldpunt Zorg. Daarnaast moeten zorg- en jeugdhulpaanbieders, waaronder ook gezinshuizen, bepaalde incidenten (zoals calamiteiten en geweld) verplicht bij de inspecties melden. Signalen en meldingen worden bekeken en beoordeeld. Op basis van deze signalen en meldingen voert de inspectie risicogestuurd toezicht uit.
Zijn bij inspecties, meldpunten of vertrouwenspersonen meer meldingen bekend over structurele onveiligheid, geweld, misstanden of gebrek aan kwaliteit in gezinshuizen? Hoeveel sinds 2020?
De IGJ registreert meldingen die ze ontvangen op naam van de jeugdhulpaanbieder. Meldingen specifiek over het type jeugdhulpaanbieder «gezinshuis» hebben zij niet voorhanden.
In maart 2025 heeft de inspectie een overkoepelend rapport gepubliceerd over het toezicht naar de kwaliteit en veiligheid van de jeugdhulp in gezinshuizen5. Hiervoor analyseerde de inspectie handmatig 139 signalen en meldingen over gezinshuizen in 2023 en 2024.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie Ceder c.s. over onderzoeken in hoeverre de bestaande bestuurdersaansprakelijkheid beter onder de aandacht gebracht kan worden bij slachtoffers (Kamerstuk 31 015, nr. 289)?
Iedereen die te maken heeft met jeugdzorg kan bij een onafhankelijke vertrouwenspersoon van Jeugdstem terecht voor informatie, advies of ondersteuning. Jeugdstem kan advies geven over de mogelijke stappen die gezet kunnen worden, bijvoorbeeld bij het indienen van een klacht. In deze communicatie nemen zij ook de mogelijkheden voor bestuurdersaansprakelijkheid mee. Jeugdstem draagt bij aan de bekendheid van de procedure door de cliënt erop te wijzen de mogelijkheden te bespreken met een advocaat vanwege de complexe juridische aard. Gezien de complexiteit van deze trajecten, zien we op dit moment geen andere realistische mogelijkheid om dit ook nog op andere manieren verder onder de aandacht te brengen van slachtoffers.
Klopt het dat kinderen waarvan het gezag bij ouders is weggenomen, als gevolg van een besluit op basis van artikel 1:266 lid 1 BW, door de uitwerking van de maatregel en de uitvoering door de GI, vaak volledig aan het zicht onttrokken worden van de rechtbank? Klopt het en vindt u het wenselijk dat ouders vrijwel niet worden geïnformeerd of betrokken bij het toezicht op hun kind?
Bij een uithuisplaatsing in het kader van een ondertoezichtstelling blijft de kinderrechter op vaste momenten betrokken, omdat de maatregel periodiek moet worden verlengd. Bij een voogdijmaatregel is dat inderdaad anders: deze loopt in beginsel door tot de meerderjarigheid van het kind en wordt niet periodiek door de kinderrechter getoetst.
De GI is (wettelijk) verantwoordelijk voor zicht op de veiligheid en ontwikkeling van een minderjarige onder voogdij. Daarnaast hebben ouders, ook na gezagsbeëindiging, op grond van artikel 377c BW recht op informatie over hun kind.
We herkennen dat het ontbreken van onafhankelijk toezicht op het welzijn en de positie van minderjarigen onder voogdij als een tekortkoming. Daarom wordt in het wetsvoorstel «Wet ter versterking van de rechtsbescherming in de jeugdbescherming» de Raad voor de Kinderbescherming belast met een jaarlijkse evaluatie van het welzijn en de veiligheid van deze kinderen. De RvdK spreekt daarbij met de minderjarige, de ouders, de eventuele pleegouders en degene die een vertrouwensband met de minderjarige heeft.
Erkent u dat ouders na een gezagsbeëindiging nauwelijks meer zicht hebben op hun kinderen en dat dit ertoe kan leiden dat zij als enige in staat zijn misstanden te signaleren maar juridisch niet gehoord worden? Hoe beoordeelt u dat in zowel de Vlaardingen-zaak als deze zaak de ouders de enige waren die de misstanden zagen, maar door hun rechtspositie genegeerd werden?
We erkennen dat ouders na een gezagsbeëindiging een beperkte formele positie hebben en dat dit kan betekenen dat zij minder zicht hebben op de dagelijkse situatie van hun kind. Tegelijk blijven ouders ook na gezagsbeëindiging op grond van artikel 377c BW recht houden op informatie over hun kind. In de praktijk wordt echter ervaren dat dit recht niet altijd voldoende invulling krijgt, waardoor ouders zich onvoldoende gehoord kunnen voelen wanneer zij zorgen hebben.
De gebeurtenis in Vlaardingen laat zien dat signalen over mogelijke misstanden altijd serieus moeten worden genomen, ongeacht van wie deze afkomstig zijn. Het is onwenselijk als zorgen van ouders – of van anderen die dicht bij het kind staan – niet worden opgepakt. Daarom wordt in het wetsvoorstel «Wet ter versterking van de rechtsbescherming in de jeugdbescherming» voorzien in onafhankelijk toezicht op kinderen onder voogdij door de Raad voor de Kinderbescherming. Dit toezicht omvat onder meer een periodiek gesprek met de ouders, zodat hun signalen jaarlijks worden meegenomen. Hiermee wordt gewaarborgd dat ook na gezagsbeëindiging signalen van ouders kunnen leiden tot onderzoek en eventuele vervolgstappen wanneer daar aanleiding toe is.
Klopt het dat door het inzetten van de gezagsbeëindigende maatregel deze kinderen ook buiten beeld komen van de rechter, waardoor een toetsing of het goed gaat met het kind in de nieuwe setting niet meer plaatsvindt? Vindt u dat wenselijk?
Zie het antwoord op vraag 12.
Wat vindt u van het feit het dat ouders, bij wie problemen zijn met het opvoeden van hun kinderen, het gezag ontnomen kan worden? Wat vindt u van het creëren van een tussenliggende maatregel waarbij de beslissingsbevoegdheid, al dan niet tijdelijk, ontnomen wordt?
Het beëindigen van het ouderlijk gezag is een zeer ingrijpende maatregel. Soms is het helaas noodzakelijk voor de veiligheid en ontwikkeling van een kind. Volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens mag gezagsbeëindiging alleen plaatsvinden als duidelijk is dat voortzetting van het gezag schadelijk is voor het kind.
Om hierbij beter aan te sluiten, wordt in het wetsvoorstel «Wet ter versterking van de rechtsbescherming in de jeugdbescherming» het noodzakelijkheidscriterium toegevoegd: gezagsbeëindiging kan alleen als dit écht onvermijdelijk is. Daarnaast introduceert het wetsvoorstel, via het wettelijk vastleggen van het perspectiefbesluit, een minder vergaande maatregel. Een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing kunnen voor onbepaalde tijd worden voortgezet wanneer dat in het belang van het kind is. Daarmee ontstaat een alternatief voor gezagsbeëindiging, waarbij ouders niet volledig hun beslissingsbevoegdheid verliezen.
Bent u bereid te onderzoeken of de rechtspositie van ouders na gezagsbeëindiging moet worden herzien, zodat hun signalen over mishandeling van hun eigen kinderen in situaties van pleegzorg, gezinshuizen of instellingen niet langer structureel kunnen worden genegeerd, mede gezien het risico dat kinderen van de radar verdwijnen binnen deze vormen van jeugdzorg?
We herkennen de zorg dat signalen over het welzijn van minderjarigen onder voogdij serieus moeten worden genomen. Het ontbreken van onafhankelijk toezicht op deze groep is inderdaad een tekortkoming in de huidige praktijk. Daarom wordt in het wetsvoorstel onafhankelijk toezicht op minderjarigen onder voogdij wettelijk geborgd, zodat problemen in bijvoorbeeld een pleeggezin of gezinshuis niet buiten beeld kunnen blijven en kinderen niet van de radar verdwijnen. Met de ouder(s) wordt door de RvdK – in het kader van de evaluatie – een gesprek gevoerd. In dit gesprek kunnen zij hun mening en ideeën over het welzijn en de veiligheid van de minderjarige kenbaar maken. Als er gegronde zorgen uit dit gesprek blijken dan kan de RvdK, als GI en RvdK een verschil van visie hebben en hier onderling niet uitkomen, het visieverschil voorleggen aan de kinderrechter
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het debat over de rapporten «Kwetsbare kinderen, kwetsbaar stelsel» van de Inspectie Gezonheidszorg en Jeugd en «Als zelfs overheidsingrijpen kinderen geen bescherming biedt» van de Inspectie Justitie en Veiligheid?
Ja.
Misstanden in de pleegzorg |
|
Marijke Synhaeve (D66) |
|
Judith Tielen (VVD), Arno Rutte (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het AD-artikel «Pleegkinderen geslagen, aan oren getrokken en door hond gebeten»?1
Ja
Hoe beoordeelt u het feit dat nogmaals kinderen die voor hun veiligheid uit huis zijn geplaatst, jarenlang ernstig konden worden mishandeld zonder dat toezichthoudende instanties ingrepen? Erkent u dat het hier niet gaat om een eenmalig incident, maar dat er sprake is van breder en vaker gesignaleerde problemen binnen de jeugdbeschermingsketen?
Kinderen die om welke reden dan ook niet meer thuis kunnen wonen, moeten kunnen rekenen op veiligheid, zorg en liefde op een andere plek. Dat brengt een grote verantwoordelijkheid met zich mee. De gebeurtenissen in het pleeggezin in Vlaardingen en de recente berichten over de kinderen in het gezinshuis in Noord-Nederland raken ons zeer. Wat er precies is voorgevallen in het gezinshuis, is aan de inspecties om te onderzoeken. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) doet momenteel onderzoek naar de veiligheid en de kwaliteit van de jeugdhulp. Daarbij betrekt de IGJ ook de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV), en wordt verkend of er ook een rol is voor de Onderwijsinspectie. We zullen dit onderzoek moeten afwachten om te beoordelen of er een relatie is met vaker gesignaleerde problemen in de jeugdbeschermingsketen.
Dat de jeugdbeschermingsketen onder druk staat en dat er onvoldoende tijdige en passende jeugdhulp is, is iets waar de inspecties al langere tijd aandacht voor vragen. Wij erkennen dat er in de jeugdbescherming en jeugdhulp verbeteringen nodig zijn en zetten ons hier ten volle voor in.
Kunt u reflecteren op de kwaliteit van screening en monitoring van gezinshuizen, zorgboerderijen en pleeggezinnen en hoe het komt dat kinderen herhaaldelijk worden geplaatst in onveilige situaties waarin kindermishandeling, verwaarlozing of zelfs kinderarbeid plaatsvindt?
De kwaliteitscriteria gezinshuizen gaan onder meer in op kwaliteit van jeugdhulp in gezinshuizen, de kennis en vaardigheden van gezinshuisouders en de samenwerking met andere professionals. Daarin is opgenomen dat screening moet plaatsvinden op kennis en vaardigheden voor professioneel opvoederschap. Het toetsen van de competenties en geschiktheid gebeurt in principe door de zorgaanbieder of de franchiseorganisatie (afhankelijk van loondienst of franchise).
Voor vrijgevestigde aanbieders draagt de gemeente – volgens de kwaliteitscriteria gezinshuizen – zorg voor competentiegerichte toetsing van de gezinshuisouders voor de start van een gezinshuis. De kerntaak van gezinshuisouders vergt hbo werk- en denkniveau uitgaande van het Kwaliteitskader Jeugd (uitwerking van de norm verantwoorde werktoedeling), en dus een SKJ-registratie of werken onder de verantwoordelijkheid van iemand met een SKJ-registratie. Daarnaast is een Verklaring omtrent Gedrag (VOG) vereist.
Zorgboerderijen die zijn aangesloten bij de branchevereniging Federatie Landbouw en Zorg hebben zich aan kwaliteitseisen, zoals opgenomen in het kwaliteitskader voor de zorglandbouw gecommitteerd. Gemeenten kunnen bij de inkoop (aanvullende) kwaliteitseisenstellen.
Voor pleeggezinnen geldt dat aspirant-pleegouders een intensief voorbereidings- en screeningstraject doorlopen dat door de pleegzorgaanbieder wordt uitgevoerd, om te beoordelen of een pleeggezin geschikt is om een pleegkind te verzorgen en op te voeden. Daarnaast moeten pleegouders in het bezit zijn van een door de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) afgegeven Verklaring van geen bezwaar (VGB) om formeel pleegouder te kunnen worden.
Om de kwaliteit van screening voor pleegouders te waarborgen, wordt het Kwaliteitskader Voorbereiding en screening geëvalueerd. Daarnaast verkennen wij op dit moment de wenselijkheid van verplichte periodieke of continue (justitiële) screening. Via de reguliere voortgangsrapportages jeugd informeren we uw Kamer over de voortgang.
Screening is altijd een momentopname. Het is vooral belangrijk dat er goed zicht is en blijft op de kwaliteit van zorg en veiligheid van kinderen die in pleeggezinnen, gezinshuizen of in zorgboerderijen verblijven.
Hoe verklaart u dat signalen van verwaarlozing, mishandeling en/of twijfels over de pedagogische vaardigheden van opvoeders – die ook in deze zaak weer langere tijd bekend waren – nog steeds niet of nauwelijks consequent worden opgepakt? Waarom is het signaleringssysteem in de keten (zorg, onderwijs, voogdij) in de praktijk nog steeds niet sluitend? Welke stappen zijn hier de afgelopen periode in genomen?
Professionals uit de sectoren onderwijs, gezondheidszorg, maatschappelijke ondersteuning, jeugdzorg, kinderopvang en justitie zijn verplicht met de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling te werken.
De vijf stappen van de meldcode bieden handelingsperspectief voor professionals als zij huiselijk geweld of kindermishandeling vermoeden. Naast toepassen van de meldcode heeft een aantal organisaties een specifieke rol en verantwoordelijkheid in het beoordelen en onderzoeken van signalen over onveiligheid en het nemen en uitvoeren van maatregelen. In de bijlage bij de Kamerbrief van 30 januari 2025 met de kabinetsreactie op de rapporten van de inspecties over de hulp aan het meisje in het pleeggezin in Vlaardingen, wordt hier uitgebreid op ingegaan.
Wat er precies is voorgevallen in het gezinshuis, is aan de inspectie om te onderzoeken. Wij kunnen momenteel niet beoordelen of er juist gehandeld is op de aanwezige signalen. Wel weten we dat er een melding over het gezinshuis is gedaan en dat de kinderen uit het gezinshuis zijn gehaald.
Welke maatregelen neemt u, en heeft u genomen, om de zorgen van de (biologische) ouders serieuzer te nemen bij uithuisplaatsingen? Welke stappen zijn hier de afgelopen periode in genomen en welke veranderingen binnen de jeugdbeschermingsketen zijn daardoor tot stand gekomen? Ziet u voldoende ontwikkeling?
In het wetsvoorstel «Wet ter versterking van de rechtsbescherming in de jeugdbescherming» wordt onafhankelijk toezicht op minderjarigen onder voogdij van de GI wettelijk geborgd. Het beoogde doel van deze regeling is beter toezicht te houden op het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van de minderjarige. Ook met de ouder(s) wordt door de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) – in het kader van de evaluatie – periodiek een gesprek gevoerd. In dit gesprek kunnen zij hun mening en ideeën over het welzijn en de veiligheid van de minderjarige kenbaar maken. Als er gegronde zorgen uit dit gesprek blijken dan kan de RvdK, als GI en RvdK een verschil van visie hebben en hier onderling niet uitkomen, het visieverschil voorleggen aan de kinderrechter.
In hoeverre is de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) met de huidige capaciteit, instrumenten en werkwijze daadwerkelijk in staat om te monitoren of de veiligheid van kinderen in de pleegzorg gewaarborgd blijft?
In algemene zin geldt dat GI’s verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van kinderbeschermingsmaatregelen en daarmee een belangrijke taak hebben in het bewaken van de veiligheid van kinderen. Dat houdt onder meer in dat zij risico’s moeten signaleren, beoordelen en (waar nodig) passende stappen moeten zetten om de veiligheid te waarborgen. Ook de pleegzorgaanbieders hebben hierin een verantwoordelijkheid. Hiervoor is de Richtlijn Pleegzorg opgesteld waarin aanbevelingen over onder andere de veiligheid in pleeggezinnen is opgenomen.
Bij de IGJ zijn 44 fte inspecteurs werkzaam die toezien op de jeugdhulpaanbieders. Dat maakt dat de IGJ weloverwogen keuzes moet maken over wat de IGJ wel en niet kan doen. Dat noemen zij risico gestuurd toezicht. Om risico’s in beeld te brengen verzamelen, analyseren en interpreteren ze informatie over zorgaanbieders. Hiervoor is de inspectie afhankelijk van meldingen en signalen die zij ontvangt over pleegzorgaanbieders.
Kunt u aangeven welke maatregelen volgens u nodig zijn om zowel het systeem op lange termijn als de veiligheid voor kinderen in de jeugdbescherming op korte termijn aanzienlijk te verbeteren?
We werken op verschillende manieren aan de verbetering van de jeugdbescherming. Zo is er de afgelopen jaren geïnvesteerd in het verlagen van de gemiddelde workload bij GI’s van 17 naar 12 kinderen, waardoor jeugdbeschermers meer tijd en aandacht hebben voor de kinderen en gezinnen die zij begeleiden. Daarnaast wordt, zoals eerder aangegeven in mijn antwoord op vraag 5, gewerkt aan het versterken van de rechtsbescherming van ouders en kinderen.
Voor de lange termijn werken we in het Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming aan het verbeteren van het systeem van jeugdbescherming vanuit de basisprincipes: gezinsgericht, eenvoudig, lerend, rechtsbeschermend en transparant. Met het Toekomstscenario wordt een werkwijze ontwikkeld om gezinnen waar veiligheidsproblemen spelen eerder en betere hulp en bescherming te bieden, gericht op samenwerking en gelijkwaardigheid en met minder organisaties rond het gezin. Een werkwijze die er toe leidt dat de juiste hulp aan kinderen én betrokken volwassenen wordt geboden, die beter beschermt en waardoor minder gedwongen maatregelen nodig zijn.
Welke concrete stappen gaat u ondernemen om te voorkomen dat het systeem van jeugdbescherming, dat bedoeld is om veiligheid te bieden, zelf een bron van onveiligheid en trauma wordt voor kwetsbare kinderen?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u deze vragen binnen afzienbare tijd – uiterlijk voorafgaand aan het volgende debat over jeugdbeleid – beantwoorden?
Ja
Het slopen van de privacybescherming in de nieuwe Europese Omnibus-wetgeving |
|
Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Arno Rutte (VVD), Vincent Karremans (VVD), van Marum |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «EU Commission internal draft would wreck core principles of the GDPR» en de brandbrief van 127 organisaties over de Digitale Omnibus?1
Wat is uw reactie op het bovenstaande bericht en de brandbrief? Kunt u ingaan op de inhoudelijke bezwaren en zorgen die hierin worden geuit?
Wat is uw zienswijze op de Digitale Omnibus, die ook aanpassingen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming en de voorgestelde e-Privacyverordening bevat?
Zal de Digitale Omnibus de privacybescherming van burgers verzwakken? Kunt u antwoorden met een heldere ja of nee, en dit vervolgens onderbouwen?
Deel u de mening dat «simplificatie» van wetgeving nooit mag leiden tot deregulering en een feitelijke verzwakking van de privacybescherming?
Deelt u de opvatting dat het beschermen van privacy een kernwaarde is van de Europese Unie, een uitvloeisel is van een gezamenlijk wereldbeeld én de lessen getrokken uit de Tweede Wereldoorlog, en dat dit onder geen enkele voorwaarde geweld mag worden aangedaan?
Op welke manieren en op welke momenten heeft Nederland haar zienswijze over de Digitale Omnibus gedeeld met de Europese Commissie? Kunt u deze contactmomenten uiteenzetten?
Kunt u alle relevante documenten, die betrokken zijn bij het bepalen van de Nederlandse inzet delen met de Kamer? Heeft u ook adviezen van burgerrechtenorganisaties hierbij betrokken?
Acht u het verantwoord en acceptabel dat AI-bedrijven, waaronder Amerikaanse techgiganten als Google en Meta, meer mogelijkheden krijgen om gegevens van Europese burgers te gebruiken om AI-modellen te trainen?
Deelt u de mening dat bescherming van gevoelige gegevens, zoals politieke voorkeur, seksuele oriëntatie, en gezondheidsdata, geen geweld mag worden aangedaan?
Welk signaal geeft het verzwakken van de AVG en de e-Privacyverordening af aan het Nederlandse en Europese midden- en kleinbedrijf dat volop inzet op het ontwikkelen van verantwoorde en privacyvriendelijke AI conform deze regelgeving?
Deelt u de mening dat het verduidelijken van wet- en regelgeving voor het midden- en kleinbedrijf niet ten koste hoeft te gaan van privacybescherming? Is dit ook uw uitgangspunt?
Bent u bereid om in gesprek te treden met onafhankelijke experts, waaronder de Autoriteit Persoonsgegevens en burgerrechtenorganisaties op het gebied van privacy, om de Digitale Omnibus te beoordelen en in kaart te brengen of deze in de praktijk zal leiden tot een verzwakking van de privacybescherming?
Bent u bereid om een voorbehoud te maken op het steunen van de Digitale Omnibus, zolang niet is uitgesloten dat deze de privacybescherming verzwakt?
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en zo snel mogelijk beantwoorden, en toezeggen om geen definitief standpunt in te nemen over de Digitale Omnibus zolang de Kamer zich hierover niet heeft uitgesproken?
Het aanpakplan ‘kinderen van femicide slachtoffers en femicide overlevers’ |
|
Bente Becker (VVD) |
|
Arno Rutte (VVD), Nicki Pouw-Verweij (BBB) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het aanpakplan: «kinderen van femicide slachtoffers en femicide overlevers»?
Deelt u de mening dat het van belang is om zo snel mogelijk een coördinator aan te stellen die aan de slag gaat met de problemen omtrent harmonisatie en regie binnen de jeugdbeschermingsketen zoals in het aanpakplan wordt omschreven?
Bent u bereid te onderzoeken of de behandeling van zaken over geweld in huiselijke kring in combizittingen breder uitgerold kan worden?
Bent u bereid spoed te zetten achter het wetsvoorstel om het erfrecht aan te passen zodat nabestaanden niet langer op basis van artikel 6:2 lid 2 BW een juridische procedure moeten starten om de dader uit te sluiten van de erfenis aangezien de motie Becker c.s.1 door de Kamer unaniem is aangenomen en uit het aanpakplan kinderen van femicide slachtoffers en femicide overlevers dit een dringende wens van nabestaanden blijkt?
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de ketenpartners in de jeugdbeschermingsketen, nabestaanden en slachtoffers over de aanbevelingen uit het aanpakplan?
Kunt u voor het kerstreces een kabinetsreactie op het aanpakplan naar de Kamer sturen waarin u één voor één ingaat op alle aanbevelingen?
Het bericht dat een eruchte moordmakelaar betrapt in cel met telefoon: ’Jomairo D. regelde extreem gewelddadige delicten |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Arno Rutte (VVD), Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Beruchte moordmakelaar betrapt in cel met telefoon: «Jomairo D. regelde extreem gewelddadige delicten»»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat een beruchte moordmakelaar vanuit de penitentiaire inrichting (PI) Zaanstad hoogstwaarschijnlijk met een telefoon opdrachten tot gewelddadige delicten kon geven?
Het is onacceptabel wanneer een gedetineerde met binnengesmokkelde telefoons criminele activiteiten voortzet. De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) zet zich hier dan ook hard voor in om dit te voorkomen met nieuwe technieken en verschillende vormen van controles. Ik kan echter niet ingaan op de situatie rondom individuele gedetineerden.
Hoe kan het dat op een crimineel van dit kaliber niet in de Afdeling Intensief Toezicht of de Extra Beveiligde Inrichting is geplaatst?
Zoals aangegeven ga ik niet in op situaties van individuele gedetineerden. Wel kan ik in algemene zin een toelichting geven op het plaatsingsproces. Bij de eerste plaatsing wordt door DJI conform de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden (Rspog) een risicoprofiel vastgesteld op basis van concrete en actuele informatie waarbij er naar meerdere aspecten wordt gekeken, zoals de kenmerken en achtergronden van het delict en overige beschikbare informatie van het Openbaar Ministerie (OM) en de politie. DJI bepaalt vervolgens op grond van de Rspog welke inrichting en regime het meest veilig en passend is. Voor plaatsing op een Afdeling Intensief Toezicht (AIT) of de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) geldt dat elk jaar opnieuw wordt getoetst of de gedetineerde nog steeds voldoet aan de plaatsingscriteria zoals omschreven in de Rspog. Bij deze beoordeling wordt onder meer gekeken naar actuele informatie van politie, OM en van de Penitentiaire Inrichting (PI).
Wat is volgens u de oorzaak dat al jaren een grote hoeveelheid contrabande de PI Zaanstad binnen blijft komen?
Het Justitieel Complex Zaanstad (JCZ) is een zeer grote inrichting en biedt plaats aan circa 900 justitiabelen. Dat neemt niet weg dat ook ik zorgen heb over de hoeveelheid gevonden contrabande. Daarom werkt DJI hard om contrabande te voorkomen, dat geldt ook voor het JCZ. Ik hecht eraan te benadrukken dat niet alle aangetroffen contrabande bij gedetineerden terecht zijn gekomen. Veel wordt onderschept voordat het een gedetineerde bereikt. Dit zijn bijvoorbeeld contrabande die zijn aangetroffen bij de fouillering na bezoek, een controle na deelname aan een buitenactiviteit of bij de controles van de post.
Middels een gelaagd proces wordt er op de volgende wijze op contrabande gecontroleerd:
De hierboven genoemde controles vormen een belangrijk onderdeel van het bestrijden van contrabande. Hierbij geldt dat als bij een eerdere inzet telefoons zijn aangetroffen, dit reden kan zijn om nogmaals te controleren, wat vervolgens weer nieuwe contrabande op kan leveren. Op deze wijze wordt, conform de motie van het lid Ellian, verscherpte controles uitgeoefend.2
Ik vind het van groot belang dat inrichtingen controles uitoefenen en blijf hier dan ook op inzetten middels bovenstaande werkwijze.
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat telefoons en andere informatiedragers niet meer de PI Zaanstad binnengebracht worden?
Het weren van contrabande is blijvend onder de aandacht en in ontwikkeling. Er wordt dan ook vanuit de in het regeerprogramma toegekende middelen flink geïnvesteerd in technieken om contrabande tegen te gaan.
Naast de in antwoord 4 genoemde controles, wordt ingezet op het treffen van technische maatregelen bij het tegengaan van contrabande.
Vanuit veiligheidsoverwegingen kan ik niet alle maatregelen omschrijven, anders worden criminelen onnodig wijzer en verliezen maatregelen hun effectiviteit. Enkele maatregelen, zoals ook eerder gedeeld met uw Kamer, die ik kan noemen zijn
overgooidetectie, GSM-detectie en de inzet van bodyscanners3. Verder wordt gewerkt aan verscherpte toegangscontroles en zoekacties, detecteren van drones/ telefoons en de jamming van telefoons.
Bent u bereid om de PI Zaanstad onder extra toezicht te stellen, waarbij intensieve onaangekondigde controles worden uitgevoerd onder exclusief toezicht van de Landelijke Bijzondere Bijstandseenheid? Zo ja of nee, waarom?
Conform de eerdere motie van het Kamerlid Ellian4 worden er verscherpte controles uitgeoefend door de inzet van risico en informatie gestuurde inzet van controles. De gelaagde werkwijze, zoals in antwoord drie is omschreven, waarbij er meerdere keren op onvoorspelbare wijze wordt gecontroleerd draagt bij aan snelle interventies en concrete vondsten. Dit levert het meeste resultaat op. Ik zal uw Kamer, conform aangenomen motie van Kamerlid Ellian5, in september 2026 informeren over de inzet van de verscherpte controles.
Waarom vinden er zelden vervolgingen plaats op basis van informatie die op telefoons staat die gevonden worden in een PI?
Ik deel de zorgen over voortgezet crimineel handelen in detentie. Ik ga echter niet over de beslissing om over te gaan tot opsporing en vervolging. Dit is aan het Openbaar Ministerie. Wel kan ik aangeven dat de samenwerking tussen het OM, politie en DJI met de komst van Detentie Intelligence Unit (DIU) is versterkt. In de DIU werken zij samen aan analyses en aan het opmaken van informatieproducten over gedetineerden. Deze informatieproducten kunnen vervolgens worden gebruikt bij plaatsingsbeslissingen en het treffen van gepaste maatregelen in de verschillende fasen van detentie, maar eveneens om strafbare feiten, ook in de buitenwereld, op te sporen. Het delen van intelligence levert een belangrijke bijdrage aan de kennispositie van DJI, politie en het OM over (hoog)risicogedetineerden om daarmee maximaal in te kunnen zetten op het aanpakken van voortgezet crimineel handelen vanuit detentie.
Bent u bereid om bij het Openbaar Ministerie erop aan te dringen dat criminele opdrachten vanuit de gevangenis onacceptabel zijn en dat, ondanks dat een gedetineerde al een hoge straf heeft gehad, maximaal ingezet moet worden op opsporing en vervolging van alle personen die betrokken zijn bij criminele opdrachten vanuit de gevangenis? Zo ja of nee, waarom?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en uiterlijk eind november 2025 beantwoorden?
Deze vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het bericht ‘Koop nu, baal later: hoe Klarna-klanten vastlopen in dubieuze incassotrajecten’ |
|
Don Ceder (CU) |
|
Arno Rutte (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de werkwijze van incassobedrijven, zoals Alektum (aan wie BNPL-bedrijf (Buy Now Pay Later) Klarna vorderingen heeft overgedragen), die duizenden rechtszaken aanhangig maken, vaak zonder deugdelijke onderbouwing, niet verschijnen bij de rechtbank en schuldenaren confronteren met torenhoge rente- en incassokosten?1
Hoe beoordeelt u deze handelwijze in het licht van de beginselen van een behoorlijke procesorde en de bescherming van schuldenaren? In hoeverre is hier volgens u sprake van (structureel) misbruik van procesrecht?
Kunt u toelichten welke maatregelen momenteel bestaan om te voorkomen dat incassobureaus op dergelijke wijze misbruik maken van het rechtssysteem?
Op welke wijze heeft u de aangenomen motie Ceder c.s. (Kamerstuk 35 915, nr. 27) afgedaan? Acht u de genomen maatregelen afdoende om het doorverkopen van schulden als verdienmodel te hebben bestreden? Zo nee, welke maatregelen bent u voornemens te nemen en/of te laten onderzoeken?
Bent u bekend met de algemene consumentenvoorwaarden van Klarna, waarin staat dat de vordering van de (web)winkel op de consument wordt overgedragen aan Klarna Bank AB? Deelt u dat een dergelijke overdracht van een vordering valt onder de reikwijdte van artikel 2, sub b, van de Wet kwaliteit incassodienstverlening?2
Bent u van mening dat de activiteiten van Klarna onder de Wet kwaliteit incassodienstverlening vallen? Zo ja, voldoet het bedrijf, naar uw oordeel, aan de verplichtingen die de wet stelt? Is het juist dat Klarna niet geregistreerd staat in het register van incassodienstverleners?
Bent u bekend met het feit dat Klarna, in het kader van haar BNPL-activiteiten, aan consumenten betalingsherinneringen en aanmaningen verstuurt wanneer facturen onbetaald blijven? Deelt u de opvatting dat het versturen van herinneringen en aanmaningen moet worden aangemerkt als het verrichten van «buitengerechtelijke incassowerkzaamheden» in de zin van artikel 1 van de Wet kwaliteit incassodienstverlening?
Is het correct dat de reikwijdte van de wet gebaseerd is op de feitelijke uitvoering van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden richting natuurlijke personen, ongeacht door wie deze worden uitgevoerd? Zijn er organisaties uitgezonderd van de reikwijdte van deze wet?
Klopt het, zoals in het artikel gepubliceerd door Follow the Money staat, dat u in gesprek bent met het bedrijf Klarna over de naleving van de Wet kwaliteit incassodienstverlening?
Wat is de reden voor dit overleg? Is het gebruikelijk en wenselijk dat er overleg plaatsvindt tussen u en een bedrijf over naleving van de wet? Wat is hierin de rol van de Inspectie Justitie en Veiligheid? Is de Inspectie (al dan niet op handhavende wijze) betrokken bij dit overleg?
Kunt u aangeven waarom met Klarna wordt «overlegd» terwijl in het nieuwsbericht van de Inspectie Justitie en Veiligheid staat dat «incassodienstverleners die niet zijn geregistreerd hun werkzaamheden met onmiddellijke ingang [moeten] staken en gestaakt houden»?3
Klopt het dat het overtreden van de registratieplicht in het incassoregister wordt aangemerkt als een economisch delict in de zin van de Wet op de economische delicten (WED)? Kunnen burgers in dit geval zelf aangifte doen van een vermoedelijke overtreding van deze registratieplicht door een incassodienstverlener?
Op welke wijze wordt er gehandhaafd op de Wet kwaliteit incassodienstverlening? Kunt u cijfers delen van de hoeveelheid boetes et cetera die zijn opgelegd?
Heeft de Inspectie Justitie en Veiligheid volgens u voldoende instrumenten en capaciteit om adequaat te kunnen handhaven om een afschrikwekkende werking te hebben waardoor bedrijven zich genoodzaakt voelen om te voldoen aan de wet?
Wat vindt u van de suggestie die gedaan wordt in het artikel om de wetgeving aan te scherpen ten aanzien van de wijze waarop zogeheten BNPL-bedrijven mogen samenwerken met incassobureaus? Bent u bereid te onderzoeken of aanvullende regelgeving of toezicht nodig is om consumenten beter te beschermen tegen agressieve incassopraktijken in deze sector?
Het illegale gokplatform Polymarket en de normalisatie van gokken op politiek |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Arno Rutte (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht dat een bekende Nederlandse ondernemer in een podcast openlijk vertelde 8.000 euro te hebben gewonnen door te gokken op de Tweede Kamerverkiezingen via het Amerikaanse platform Polymarket?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het dat een ondernemer en opiniemaker publiekelijk reclameachtige aandacht genereert voor een illegaal gokplatform? Acht u dit wenselijk in het licht van de maatschappelijke verantwoordelijkheid die publieke figuren dragen?
De Ksa heeft kenbaar gemaakt dat zij van mening is dat Polymarket illegaal kansspelen aanbiedt. Het aanbieden van online kansspelen zonder vergunning is niet alleen onwenselijk, dit is ook verboden. Het bevorderen van kansspelen die zonder vergunning worden georganiseerd, is eveneens verboden. Onder het bevorderen van kansspelen wordt in ieder geval wervings- en reclamediensten ten behoeve van (illegale) kansspelen verstaan.2 Werving voor een verboden product is in navolging daarvan eveneens niet toegestaan en is des te zorgelijker wanneer dit wordt gedaan door mensen die bekend zijn onder een breed publiek. Dergelijke uitlatingen en in het bijzonder het wekken van de indruk dat het om een financieel product zou gaan, kunnen daarnaast bijdragen aan de normalisatie en miskenning van het feit dat het om gokken gaat. Daarom zijn ook voor vergunde kansspelaanbieders reeds strenge reclameregels van kracht, waaronder het verbod op de inzet van rolmodellen bij reclame voor risicovolle kansspelen.
Deelt u de mening dat dit soort uitlatingen kunnen bijdragen aan de normalisatie van online gokken en daarmee ook het risico op gokverslaving vergroot, zeker onder jongeren en jongvolwassenen?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat Polymarket zonder vergunning actief is in Nederland en dat de Kansspelautoriteit (Ksa) het bedrijf als illegaal kansspelbedrijf beschouwt? Zo ja, welke stappen onderneemt de Ksa op dit moment tegen Polymarket?
Het is aan de Kansspelautoriteit (Ksa) om te beoordelen of er sprake is van illegale kansspelen. Zoals genoemd in het antwoord op vragen 2 en 3 is de Ksa van mening dat op deze website sprake is van de mogelijkheid tot gokken. De Ksa beraadt zich op vervolgstappen. Over al dan niet lopende onderzoeken doet de Ksa als onafhankelijke toezichthouder geen uitspraken.
Wordt hierbij ook onderzocht of het platform zich actief richt op Nederlandse gebruikers, onder meer via influencers en Nederlandse content?
Zie antwoord vraag 4.
Waarom bestaat er in Nederland geen zwarte lijst waarop illegale gokbedrijven openbaar worden vermeld zoals in België bestaat en waar Polymarket op is geplaatst?
De Ksa publiceert geen zwarte lijst met illegale gokbedrijven. Ten eerste omdat hiermee het risico kan ontstaan dat mensen onnodig worden geattendeerd op deze sites. Ten tweede zou een dergelijke lijst, gezien de snelle omloop van illegaal aanbod, continue aangepast moeten worden. De Ksa heeft op haar website en op haar informatieplatform «OpenOverGokken» een overzicht geplaatst van vergunde kansspelaanbieders, genaamd de Kansspelwijzer. Daarnaast publiceert zij informatie over opgelegde sancties aan illegale aanbieders.
In het licht van bovenstaande overweeg ik niet om een zwarte lijst in te voeren in Nederland, maar werk ik juist aan maatregelen om illegaal aanbod beter tegen te gaan, zoals het op zwart kunnen zetten of blokkeren van illegale websites. In de brief van 14 februari jl. is nader uiteengezet om welke maatregelen het gaat.3
Overweegt u zo’n lijst alsnog in te voeren, bijvoorbeeld naar Belgisch model, zodat consumenten beter kunnen worden gewaarschuwd?
Zie antwoord vraag 6.
Klopt het dat (online) gokken op politiek in Nederland verboden is, ook voor vergunninghoudende aanbieders? Zo ja, welke sancties kunnen worden opgelegd aan bedrijven die dit verbod overtreden? Wordt er onderzocht hoeveel Nederlanders via buitenlandse platforms hebben gegokt op de Nederlandse verkiezingen?
Het klopt dat gokken op politiek in Nederland verboden is. In Nederland zijn weddenschappen bij vergunde kansspelaanbieders toegestaan op sportwedstrijden en elementen van sporten die niet gemakkelijk gemanipuleerd of voorspeld kunnen worden. Indien bedrijven zich hier niet aan houden, treedt de Ksa op. Zij heeft een breed handhavingsinstrumentarium dat varieert van normoverdragende gesprekken tot het opleggen van boetes. De Ksa kan niet zien hoeveel Nederlanders via buitenlandse platforms hebben gegokt op de Nederlandse verkiezingen.
Hoe groot acht u het risico dat cryptogeld en buitenlandse platforms worden gebruikt om de Wet kansspelen op afstand te omzeilen?
De laatste monitoringsrapportage van de Ksa laat zien dat op dit moment ongeveer de helft van het geld wordt ingezet bij illegaal aanbod. Dit kan ook met cryptovaluta zijn.4
Wordt hier structureel op gehandhaafd, bijvoorbeeld in samenwerking met De Nederlandsche Bank of de Financial Intelligence Unit (FIU)?
Ik werk momenteel aan uitbreiding van de instrumenten van de Ksa om illegale aanbieders aan te pakken, zoals geschetst in de brief van mijn ambtsvoorganger van 14 februari jl.5 Daarbij kijk ik ook naar mogelijkheden om effectiever derde partijen, zoals internetserviceproviders, betaaldienstverleners of mediapartijen aan te kunnen spreken op het aanbieden van hun diensten aan illegale aanbieders.
Aangezien het realiseren van nieuwe wet- en regelgeving tijd kost, en omdat bestrijding van illegaliteit urgent is, heeft de Ksa het initiatief genomen in een Alliantie te kijken wat binnen de huidige wet- en regelgeving aanvullend mogelijk is. Dit heb ik eerder geschetst in de beantwoording van Kamervragen over illegale gokaanbieders die zich richten op jongeren.6
Deelt u de zorgen dat de huidige toezichtcapaciteit van de Ksa onvoldoende is om effectief op te treden tegen buitenlandse gokplatforms die zich richten op Nederlandse spelers?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 10 werk ik aan uitbreiding van de instrumenten van de Ksa om illegale aanbieders aan te pakken. In de afgelopen jaren heeft de Ksa haar capaciteit stevig uitgebreid, met name op het gebied van toezicht en handhaving. Conform de toezichtagenda 2025 zet de Ksa met prioriteit in op het frustreren van de infrastructuur die de illegale online aanbieders gebruiken om hun illegale diensten aan te bieden. Ook verboden reclame, onder meer door affiliates of influencers, krijgt het komende jaar extra aandacht.7
Kunt u toelichten of er sinds de legalisering van online kansspelen extra middelen of bevoegdheden aan de Ksa zijn toegekend om dit type internationale handhaving te versterken?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 11, heeft de Ksa de afgelopen jaren haar capaciteit voor toezicht en handhaving stevig uitgebreid. In de brief van 14 februari jl. is daarnaast toegelicht dat de aanpak van illegaal aanbod en deelname daaraan een van de speerpunten is van de nieuwe visie op het kansspelbeleid. Daarom wordt geïntensiveerd door middel van het versterken van het handhavingsinstrumentarium. De Ksa werkt daarnaast samen met haar internationale counterparts om illegaliteit samen terug te dringen. De Ksa neemt deel aan diverse samenwerkingsverbanden, Europees en wereldwijd, waarbij samen wordt opgetrokken richting derde partijen en informatie wordt gedeeld.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met aanbieders van podcasts en mediaplatforms over hun verantwoordelijkheid om geen ruimte te geven aan promotie of verheerlijking van illegaal online gokken?
Het is aan de Ksa als onafhankelijke toezichthouder om aanbieders van podcasts of mediaplatforms erop aan te spreken wanneer via hun platforms wordt geworven voor illegaal aanbod van kansspelen. De Ksa heeft contact gehad met verschillende personen die publiekelijk Polymarket hebben gepromoot rondom de Nederlandse verkiezingen en ze hierop aangesproken. Met deze personen is gesproken over de kwalijkheid daarvan en ze hebben toegezegd zich in de toekomst van dergelijke activiteiten te onthouden.
Kunt u toezeggen de Kamer op korte termijn te informeren over de voortgang van het onderzoek van de Kansspelautoriteit naar Polymarket, inclusief de vervolgstappen en/of sancties?
Over al dan niet lopende onderzoeken van de Ksa kan ik geen uitspraken doen. Wanneer de Ksa sanctiebesluiten neemt die openbaar kunnen worden gemaakt, dan publiceert de Ksa deze op haar website.
Bent u bekend met de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam1, waarin advocaat de kinderrechter tijdens de zitting een geluidsfragment heeft voorgelegd waarop een pleegmoeder zich op schokkende en vernederende wijze uitlaat tegen een kind die aan haar zorg was toevertrouwd?
Wat doet het met u als stelselverantwoordelijke bewindspersoon dat een kinderrechter de kwalificatie gebruikt dat de uitlatingen van de pleegmoeder «alle grenzen van fatsoen overschreden» en dat «dit niet is hoe de opvang van een kwetsbaar kind mag gaan»? Welke gevolgen zou een dergelijke constatering volgens u moeten hebben binnen de pleegzorgketen en de positie van een pleegzorgouder die zich zo opstelt naar een kind?
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat kinderen of ouders zich genoodzaakt voelen opnames te maken om gehoord te worden door jeugdbeschermers, raadsonderzoekers of de rechter? En dat het in deze zaak een geluidsfragment van het kind zelf was dat leidde tot erkenning van de misstanden, terwijl eerdere signalen van het kind kennelijk niet serieus zijn genomen? Zo nee, waarom niet?
Bent u ermee bekend dat ook advocaten soms vastlopen als zij zorgen hebben over de situatie binnen een kinderbeschermingsmaatregel en dat ook zij niet gehoord of serieus genomen worden door de gecertificeerde instelling (GI) of de Raad voor de Kinderbescherming omdat zij gezien worden als een verlengstuk van ouders en/of kinderen? Deelt u de mening dat dit geen recht doet aan de neutrale positie die advocaten innemen en de gedragsregels waar advocaten zich aan dienen te houden? Waar kunnen advocaten zich volgens u melden als zich zo’n situatie zich voordoet?
Bent u ervan op de hoogte dat kinderen, ouders of pleegouders in sommige gevallen worden berispt of gesanctioneerd als zij dergelijke opnames maken en willen inbrengen in de procedure om zo gehoord te worden? Vindt u dit in lijn met artikel 12 van het VN-Kinderrechtenverdrag (IVRK) dat bepaalt dat kinderen het recht hebben hun mening vrijelijk te uiten en dat daaraan passend belang moet worden gehecht?
Hoe beoordeelt u het verschil tussen rechtbanken waar kinderen wel of niet de mogelijkheid krijgen om via geluidsfragmenten hun stem te laten horen? Vindt u dat wenselijk? Kunt u uw antwoorden toelichten?
Bent u ervan op de hoogte dat sommige rechtbanken, waaronder de Rechtbank Den Haag2, 3, dergelijke geluidsfragmenten niet accepteren als onderdeel van het dossier omdat zij als onrechtmatig worden beschouwd? En bent u ervan op de hoogte dat en het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden4 het niet per definitie als onrechtmatig beschouwd maar dat er wel terughoudendheid betracht moet worden? Deelt u de mening dat dergelijke geluidsfragmenten niet als onrechtmatig beschouwd moeten worden en dat die terughoudendheid niet wenselijk is nu blijkt dat het vaak misgaat en dat juist de geluidsopnames kunnen bijdragen aan het gehoor geven aan de stem en de ervaringen van het kind, zoals vastgelegd in artikel 12 van het IVRK?
Deelt u de mening dat dit verschil in interpretaties in de rechtspraak als een vorm van rechtsongelijkheid kan worden ervaren? En bent u het eens met dit standpunt van de rechtbank Den Haag dat hiervan het gevolg is dat de stem van het kind niet of onvoldoende gehoord wordt of dat de ervaringen van kinderen buiten beeld blijven?
Bent u bereid met de Raad voor de Rechtspraak te verkennen of er een uniform toetsingskader kan komen voor de omgang met geluidsopnamen in civiele jeugdrechtzaken, zodat kinderen in gelijke omstandigheden ook gelijke rechtsbescherming genieten?
In hoeverre beschikken jeugdbeschermingsinstellingen en pleegzorgaanbieders over duidelijke protocollen over hoe om te gaan met geluids- of beeldmateriaal dat door kinderen wordt ingebracht als bewijsmiddel van onveiligheid of mishandeling? Wat bent u van plan te doen als hierin vermeld wordt dat dergelijke opnames niet als bewijs mogen dienen, ook wanneer zij aantoonbare misstanden laten zien?
Klopt het dat er geen landelijke richtlijn of toezichtkader bestaat dat regelt hoe dergelijke opnames moeten worden gewogen in (familie)rechtszaken of interne klachtenprocedures? Zo ja, bent u bereid zo’n richtlijn op te laten stellen?
Bent u ermee bekend dat veel kinderen en ouders geen klachten durven in te dienen tegen pleegouders of jeugdbeschermers als er sprake is van dergelijk grensoverschrijdend gedrag omdat zij zich door het gedrag zelf al niet veilig voelen en daarnaast bang zijn voor repercussies zoals het afzeggen van omgang of het verlengen van een maatregel? Welke mogelijkheden hebben kinderen of ouders momenteel om anders dan bij de eigen pleegzorgorganisatie veilig melding te doen van grensoverschrijdend gedrag binnen pleegzorg, buiten de instelling of GI om?
Bent u bereid om te (laten) onderzoeken hoeveel meldingen er de afgelopen vijf jaar zijn gedaan van onveiligheid of emotioneel geweld binnen pleegzorg en in hoeveel van die gevallen de stem van het kind doorslaggevend is geweest?
Herkent u het bredere signaal dat kinderen en ouders binnen de jeugdbescherming zich vaak niet gehoord of geloofd voelen, ook wanneer zij herhaaldelijk melding maken van misstanden? Wat zegt dit volgens u over de rechtspositie van gezinnen in het jeugdbeschermingsstelsel?
Acht u het wenselijk dat kinderen of jongeren procesrechtelijke bijstand krijgen bij het inbrengen van eigen bewijs of geluidsopnames, zodat zij dit op rechtmatige wijze kunnen doen zonder afhankelijk te zijn van toestemming van hun jeugdbeschermer of pleegzorgaanbieder?
Ziet u aanleiding om, samen met de Raad voor de Rechtspraak en de Inspecties, een landelijke evaluatie te laten uitvoeren naar de omgang met kind signalen en geluidsopnamen in jeugdbeschermingszaken, met bijzondere aandacht voor de uiteenlopende rechtspraak in Den Haag en Rotterdam?
Hoe waarborgt u dat in toekomstige jeugdbeschermingsprocedures de stem van het kind niet afhankelijk is van een opname, maar vanzelfsprekend wordt gehoord, serieus genomen en gewogen?
De pilot ‘gratis advocaat’ bij uithuisplaatsing en gezagsbeëindiging |
|
Faith Bruyning (NSC) |
|
Arno Rutte (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Proef met betere rechtsbijstand in jeugdzorg werkt averechts: vertrouwde advocaat uit beeld» van 9 juni 2023 in het Algemeen Dagblad? Zo nee, kunt u dit lezen?1
Kunt u de Kamer nogmaals kort uitleggen wat het beoogde doel is van de pilot kosteloze rechtsbijstand voor ouders bij (spoed)uithuisplaatsingen en gezagsbeëindigingen en hoe de «verbeterde rechtsbescherming» daarin concreet wordt gemeten?
Kunt u leggen hoe de pilot moet worden uitgevoerd/toegepast?
Klopt het dat rechtbanken in het kader van de pilot zelf een advocaat aanwijzen voor ouders «die zo snel mogelijk contact opneemt»? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot het recht op vrije advocaatkeuze?
Hoe is geborgd dat de pilot niet leidt tot verdringing van reeds betrokken of door ouders gekozen advocaten? Welke instructies zijn hierover aan de rechtbanken verstrekt? Kunt u deze instructies delen met de Kamer?
Herkent u de signalen dat ouders zich overvallen voelen door een aangewezen advocaat en ervaren dat hun voorkeursadvocaat buitenspel komt te staan? Wat is daarop uw reactie?
Welke waarborgen bestaan er dat – zodra een ouder een voorkeursadvocaat meldt – de rechtbank die keuze honoreert, ook binnen de pilot?
Kan het zijn dat de uitvoering van de pilot, zoals wordt gemeld, in de verschillende arrondissementen anders of verschillend geïnterpreteerd of uitgevoerd worden? Zo ja, kunt u per arrondissement de werkwijze schetsen en verschillen duiden? Kunt u de Kamer hier een overzichtstabel van toesturen?
Deelt u de mening dat als de arrondissementen de pilot inderdaad verschillend toepassen dat dit impact op heeft op rechtsgelijkheid?
Deelt u de mening dat ouders zelf capabel genoeg zijn om een keuze te maken voor een advocaat? En deelt u de mening dat ouders eerst zelf akkoord moeten geven voordat de advocaat definitief gekoppeld wordt?
Hoe wordt in alle communicatie aan ouders zichtbaar en begrijpelijk gemaakt dat zij zelf een advocaat mogen kiezen en hoe zij dat praktisch regelen binnen de pilot? Kunt u de Kamer inzicht geven in hoe dit nu gecommuniceerd aan ouders?
Hoe waarborgt u dat bij spoed (art. 800 Rv) de aanwijzing/toegang tot eigen advocaat niet illusoir wordt? Welke termijnvereisten en praktische voorzieningen (bijvoorbeeld de piketregeling jeugdrecht) gelden hiervoor?
Deelt u de mening dat het een goed voorstel is om ouders eerst zelf de tijd te geven een voorkeursadvocaat te kiezen en als dat als er bijvoorbeeld 10 dagen voor de zitting nog geen advocaat is, de rechtbank alsnog een advocaat aanwijst?
Bent u bekend met het feit dat als de rechtbanken een advocaat aanwijzen en ouders hebben al een advocaat of willen een eigen voorkeursadvocaat kiezen, de aangewezen advocaat vaak al in bezit is van het dossier en vervolgens overnamepunten vraagt voor overname van het dossier? Wat is uw mening hierover en vindt u dit wenselijk? Deelt u de mening dat hierdoor de kosten onnodig verhoogd worden?
Bent u bekend met het feit dat de rechtbanken de dossiers al versturen aan de toegewezen advocaten nog voordat ouders akkoord gaan met de gekoppelde advocaat? Wat is hiervoor de juridische grondslag volgens u? En hoe verhoudt dit zich tot bijvoorbeeld met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)? Vindt u het überhaupt wenselijk dat rechtbanken dossiers vol vertrouwelijk informatie delen met een advocaat zonder dat ouders daar toestemming voor hebben verleend? En deelt u de mening dat als een dossier verzonden wordt aan een advocaat zonder toestemming van de ouders er sprake is van een datalek en dat hiervan melding gemaakt moet worden bij de AVG?
Acht u het proportioneel en noodzakelijk om zonder uitdrukkelijke toestemming dossiers aan een niet-gekozen advocaat te verstrekken, gelet op het minimale-gegevens-principe en het vertrouwensbeginsel? Zo ja, kunt u uw antwoord toelichten?
Herkent u de signalen dat de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) voor zitting met betrekking tot een verzoek voor een kinderbeschermingsmaatregel de dossiers of (delen van) informatie deelt met een gecertificeerde instelling (GI)? Past dit binnen de AVG/het wettelijk kader? Kunt u dit duiden met een verwijzing naar de juridische grondslagen?
Hoe borgen u en de RvdK dat in verzoeken die met de GI gedeeld worden geen gevoelige persoonsgegevens bevatten (art. 9 AVG) en dat betreft niet alleen over NAW-gegevens en BSN-nummers, maar ook persoonskenmerken die toezien op gedragingen of informatie uit het verleden waarvan niet vaststaat of die relevant is om te delen? Hoe borgt u dat kwaliteitskaders en werkprocessen van RvdK conform de AVG zijn en niet feitelijk (prejudiciële) dossierdeling normaliseren? Wat vindt u van het feit dat de kwaliteitskaders van de RvdK al voorzien in het feit dat zij op voorhand al informatie naar de GI sturen, terwijl de GI nog geen belanghebbende is en dus geen recht heeft op de gegevens maar wel al die kennis heeft? En is het geen risico dat als er geen ondertoezichtstelling wordt uitgesproken er toch persoonlijke en vertrouwelijke informatie die onder de AVG valt al gedeeld is met andere procespartijen? Bent u van mening dat hier dan sprake is van een datalek? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om – indien nodig – het kwaliteitskader van de RvdK te (laten) herzien wanneer bepalingen/werkpraktijken de AVG of het procesrecht doorkruisen? Zo ja, op welke termijn denkt u dit te gaan doen?
Kunt u een landelijke uitvoeringsinstructie publiceren met heldere normen over vrije advocaatkeuze, toestemming voor dossierdeling en communicatie aan ouders – en toezien op naleving door rechtbanken en ketenpartners? Tegen welke datum?
Bent u bereid op korte termijn in gesprek te gaan met o.a. jeugdrechtadvocaten Mieke Krol en Richard Korver, die herhaaldelijk publiekelijk op knelpunten hebben gewezen (vrije keuze, dossierdeling, procedurele waarborgen)? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wilt u de Tweede Kamer informeren over de uitkomst van dat gesprek en welke procesaanpassingen u daaruit laat volgen?
Indien blijkt dat dossiers onrechtmatig zijn gedeeld, bent u dan bereid ouders te informeren, incidenten te melden bij de Autoriteit Persoonsgegevens en – waar passend – herstelmaatregelen (inclusief vernietiging/herstel van procespositie) te treffen?
Bent u bekend met het feit dat ook minderjarige kinderen vaak volledige procesdossiers ontvangen vanuit de rechtbank? Vindt u het wenselijk dat het kind het gehele procesdossier krijgt en zo bijvoorbeeld de gehele strijd tussen ouders kan lezen? En indien u van mening dat kinderen het volledige dossier moeten ontvangen, zou het dan niet wenselijker zijn dit in een meer kindvriendelijke vorm te doen?
De Veiligheid van procespartijen en rechtsgelijkheid bij jeugdbeschermingsprocedures |
|
Faith Bruyning (NSC) |
|
Judith Tielen (VVD), Arno Rutte (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 15 juli 2025 (ECLI:NL:RBROT:2025:10004)1, waarin de meervoudige kamer expliciet stelt dat de rechtbank geen taak of wettelijke bevoegdheid heeft om tijdens of na een zitting de veiligheid van procespartijen te waarborgen?
Komt het standpunt van de meervoudige kamer overeen met formeel beleid van de gerechten of de raad voor de rechtspraak?
Deelt u de mening dat deze uitspraak feitelijk betekent dat procespartijen – waaronder ouders, kinderen, advocaten, medewerkers van de gecertificeerde instelling (GI), de Raad voor de Kinderbescherming en zelfs rechters – tijdens de zitting en na afloop van de zitting zonder enige bescherming het gerechtsgebouw verlaten, ook als er sprake is van expliciete bedreigingen?
Acht u het wenselijk dat een rechterlijke instantie die op de hoogte is van een concrete bedreiging, zeker als die in de zitting wordt uitgesproken, zich beperkt tot de constatering dat er «geen wettelijke bevoegdheid» bestaat om maatregelen te treffen?
Worden deze bedreigingen ook geregistreerd waardoor het zichtbaar is hoe vaak dit voor komt? Is er bijvoorbeeld bekend hoe vaak rechters of griffiers bedreigt worden? Of andere procesdeelnemers? Zo ja, kunt u deze cijfers met de Kamer delen? Zo nee, overweegt u om dit vast te laten leggen waardoor er niet alleen een preventieve werking van uit gaat, maar ook dat er onderzoek kan worden gedaan naar de herkomst en omstandigheden waar dit vandaan komt?
Wordt er ook geregistreerd wat de bedreigingen zijn, waar ze vandaan komen zodat niet alleen inzichtelijk is hoe vaak het voorkomt maar ook wat de achtergronden en of er mogelijk een patroon of recidive is van bepaalde ouders?
Hoe wordt in de praktijk bepaald of een dergelijke dreiging wordt beschouwd als een strafrechtelijke of veiligheidskwestie en wie neemt daartoe het initiatief – de rechtbank, de griffier, de Raad, de GI of de politie?
Bestaat er een protocol voor de veiligheid van procespartijen bij familierechtelijke of jeugdbeschermingszittingen waarbij sprake is van (potentieel) gevaar of agressie? Zo ja, kunt u de kamer dit protocol toezenden?
Indien het antwoord op vraag 8 nee is, kunt u aangeven welk protocol er wél geldt, wie dit handhaaft en hoe vaak dit wordt toegepast?
Hoe wordt de veiligheid van de betrokken rechters, advocaten en hulpverleners gewaarborgd bij vertrek uit de zittingszaal of het gerechtsgebouw, zeker wanneer er sprake is van een emotioneel beladen jeugdzorgzaak waar dergelijk bedreigingen zijn geuit?
Hoe vaak komt het voor dat rechters bedreigd worden in zittingen of daarbuiten via bijvoorbeeld mail of sociale media? Hoe gaat de rechtspraak ermee om als rechters bedreigd worden? Hoe wordt dan de veiligheid van de rechters gewaarborgd? Welke maatregelen neemt de rechtbank dan in het belang van de veiligheid van de rechters? Waar kunnen rechters terecht als zij bedreigd worden en hoe verhoudt zich dat weer ten aanzien van de geheimhoudingsplicht die rechters hebben in het kader van de beslotenheid van jeugd- en familierechtszaken?
Wordt er in dergelijke situaties overleg gevoerd tussen rechtbanken en lokale politie of het Openbaar Ministerie om acute dreiging te beoordelen en maatregelen te treffen? Zo ja, hoe vaak gebeurt dat en hoe is die samenwerking geborgd?
Acht u het wenselijk dat de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van procespartijen in dit soort zaken niet bij één instantie is belegd, waardoor iedereen op elkaar wacht en feitelijk niemand handelt?
Bent u bereid te onderzoeken of de huidige taakafbakening tussen rechtbank, GI, Raad en politie leidt tot rechtsongelijkheid en veiligheidsrisico’s voor partijen die deelnemen aan jeugdbeschermingsprocedures?
Hoe beoordeelt u het risico dat slachtoffers van bedreiging (zoals de moeder in deze zaak, maar ook de advocaat van moeder en de bijzonder curator) zich niet vrij voelen om hun standpunt te uiten en dat dit de kern van een eerlijk proces ondermijnt (artikel 6 EVRM)? Deelt u de mening dat hiermee ook de belangen van de minderjarige in het geding komen? En daarmee het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind niet kan worden nageleefd?
Kunt u toelichten hoe dit zich verhoudt tot de zorgplicht van de overheid om veiligheid te waarborgen binnen door de overheid georganiseerde procedures, waaronder kinderbeschermingszaken?
Bent u bereid in overleg met de Raad voor de rechtspraak, de Nederlandse orde van advocaten, de Raad voor de Kinderbescherming, de gecertificeerde instellingen en alle andere belanghebbenden om te komen tot een goede borgingsafspraken en indien nodig landelijk veiligheidsprotocol voor jeugdbeschermingszittingen en regiezittingen?
Kunt u garanderen dat los van het eventuele beleid concrete stappen worden gezet om de veiligheid van rechters en andere professionals binnen de rechtsgebouwen, wanneer er concrete aanwijzingen zijn voor hun onveiligheid, worden beschermd?
Zo ja, op welke termijn verwacht u dit te kunnen realiseren en bent u bereid de Kamer hierover voor het einde van het eerste kwartaal van 2026 te informeren?
Het bericht dat 10 procent van de gevangenen ongewenst vreemdeling is. |
|
Marina Vondeling (PVV) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Arno Rutte (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Bijna 10% van alle gevangenen is vreemdeling zonder geldige verblijfsstatus: 800 gedetineerden kosten tonnen per dag»?1
Hoe is het mogelijk dat deze vreemdelingen wel eenvoudig ons land binnen kunnen komen, maar het u niet lukt om ze na criminele feiten ons land weer uit te zetten?
Hoeveel criminele vreemdelingen met en zonder geldige verblijfsstatus die eigenlijk in de cel of een tbs-kliniek hadden moeten zitten lopen er vrij rond?
Wat is de exacte dagelijkse kostprijs per illegale gedetineerde, en wat is het totale bedrag dat deze 800 illegale gedetineerden de Nederlandse samenleving jaarlijks kosten? Graag een gedetailleerde berekening, inclusief gratis juridische bijstand, dagprogramma’s, medische zorg en alle overige uitgaven?
Hoeveel van deze 800 illegale gedetineerden komen uit islamitische landen, en hoeveel hebben een asielachtergrond? Wilt u dit exact uitsplitsen per land van herkomst en misdrijf?
Deelt u de mening dat het falende asiel- en migratiebeleid direct verantwoordelijk is voor deze oververtegenwoordiging van illegalen in onze gevangenissen? Bent u bereid om direct de grenzen te sluiten voor asielzoekers en immigranten uit islamitische landen? Zo nee, waarom niet?
Wat is uw reactie op het bericht «Geen hulp voor ex-vuurwerkramprechercheur: Kamerleden ontstemd over besluit Staatssecretaris»1?
Kunt u toelichten op welke gronden het verzoek om coulance in de zaak van de heer Paalman is afgewezen?
Is er een intern advies, rapport of toetsingsdocument opgesteld over de redelijkheid en billijkheid van het verzoek? Zo ja, kunt u dit (desnoods vertrouwelijk) met de Kamer delen?
Welke beleidsregels of richtlijnen zijn toegepast bij de beoordeling van dit specifieke verzoek?
In hoeverre is bij de oorspronkelijke regeling rekening gehouden met de status van de heer Paalman als klokkenluider of melder van misstanden binnen het politieonderzoek naar de vuurwerkramp?
Erkent u dat er een groot maatschappelijk belang is dat klokkenluiders beschermd worden en geen negatieve gevolgen ondervinden van het onthullen van een maatschappelijke misstand? Hoe kijkt u met die blik naar de zaak van de heer Paalman?
Zijn er andere gevallen bekend waarin ambtenaren of medewerkers die misstanden aan de kaak stelden een vergelijkbare afkoopregeling troffen? Wat was in die situaties de handelwijze van het ministerie en/of de politieorganisatie?
Heeft destijds enige vorm van onafhankelijke toetsing of juridische begeleiding plaatsgevonden bij de totstandkoming van de regeling, gelet op de machtsverhouding tussen overheid en werknemer?
Op welke wettelijke basis is de Belastingdienst gerechtigd om (een deel van) de destijds ontvangen afkoopsom terug te vorderen?
In welke mate is binnen die regeling rekening gehouden met persoonlijke omstandigheden, zoals financiële draagkracht en gezinssituatie?
Bestaan binnen de huidige wet- en regelgeving mogelijkheden voor kwijtschelding, aanpassing of opschorting van terugvorderingen in schrijnende of uitzonderlijke situaties zoals deze?
Onder welke voorwaarden kan in individuele gevallen coulance of maatwerk worden toegepast buiten bestaande standaardregelingen?
Bent u bereid de zaak van de heer Paalman opnieuw te bezien met oog voor redelijkheid, billijkheid en de bijzondere context waarin de regeling destijds tot stand kwam?
De huidige staat en de toekomst van de sociaal advocatuur |
|
Michiel van Nispen |
|
Arno Rutte (VVD) |
|
Hoe beoordeelt u de huidige staat van de sociaal advocatuur? Hoe ernstig is volgens u het tekort aan sociaal advocaten, die in verschillende regio’s in het land op uiteenlopende rechtsgebieden de niet rijke inwoners van ons land zouden moeten kunnen bijstaan bij juridische problemen?
Er is een dalende trend in het aanbod van sociale advocaten zichtbaar. Dat tij moet worden gekeerd om de rechtsbijstand voor eenieder toegankelijk te houden. In de Kamerbrief van 26 juni 20251 is geschetst welke maatregelen hiervoor in gang zijn gezet. Aanvullend is van belang de in- en uitstroom van sociaal advocaten te monitoren. De commissie-Van der Meer II beveelt dit ook aan in haar rapport.2 Op verzoek van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, de Raad voor Rechtsbijstand (RvR) en de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) is het Kenniscentrum Stelsel Gesubsidieerde Rechtsbijstand (hierna: het kenniscentrum) gevraagd nader onderzoek te doen naar de ontwikkeling van het aanbod van sociaal advocaten en daarbij onder meer te differentiëren naar rechtsgebied en regio. De resultaten van dit onderzoek zullen begin 2026 worden opgeleverd.
Klopt het dat er in sommige gebieden nog maar één sociaal advocaat op 25.000 mensen beschikbaar is?1
Feitelijke gegevens hierover zijn nog niet bekend bij het Kenniscentrum.
In het in het antwoord op vraag 1 genoemde onderzoek wordt momenteel het aantal ingeschreven en actieve sociaal advocaten in de verschillende regio’s in kaart gebracht met daarbij per regio de inwonersaantallen.
Klopt het feit ook dat ongeveer één op de drie sociaal advocaten binnen afzienbare tijd met pensioen gaat?2
Dat klopt. Uit cijfers van het Kenniscentrum van juni 20245 blijkt dat meer dan 30% van de advocaten die op dat moment stonden ingeschreven bij de RvR, binnen 12 jaren de pensioengerechtigde leeftijd bereiken. Het betreft advocaten die op dat moment 55 jaar of ouder waren.
Welke plannen en voorstellen van u gaan daar op korte termijn iets aan doen? Zijn uw maatregelen volgens u voldoende om de problemen op te lossen of is er meer nodig? Wie is er aan zet, wiens verantwoordelijkheid is dat?
De afgelopen jaren zijn al verschillende maatregelen genomen om de sociale advocatuur te versterken.6 Zoals vermeld in de Kamerbrief van 26 juni 2025 worden verschillende aanbevelingen van de commissie-Van der Meer II opgevolgd.7 Het gaat onder meer om de aanbevelingen ten aanzien van de puntenaantallen, toeslagen en het punttarief. De hiervoor benodigde wetswijziging treedt naar verwachting begin 2026 in werking. Ik verwijs u voor de goede orde naar die Kamerbrief.
In de eerder genoemde brief van 26 juni 2025 zijn tevens verschillende korte en lange termijn maatregelen vermeld die door mijn ministerie samen met de RvR en de NOvA in gang zijn gezet om het tekort aan sociaal advocaten aan te pakken, waaronder een visietraject voor de toekomst van de sociale advocatuur. Ik zal uw Kamer in het eerste kwartaal van 2026 over de uitkomsten van dit traject informeren.
Deelt u de mening dat in ieder geval gewerkt moet worden aan het laten toenemen van de instroom, de jonge aanwas van bevlogen juristen, en dat er op de rechtenopleidingen al meer gedaan kan worden om de bekendheid van het belang van de sociaal advocatuur te laten toenemen?
Ja. Meer aandacht voor de sociaal advocatuur in het onderwijs is van groot belang en nodig voor het vergroten van de jonge aanwas. Daarom werkt mijn ministerie al een aantal jaren samen met de RvR, NOvA en de Vereniging Sociaal Advocatuur Nederland (VSAN) om de aandacht voor de sociale advocatuur in het rechtenonderwijs te vergroten. Er is onder meer een sprekerspoule opgezet, een standaardpresentatie ontwikkeld en op 1 december 2025 is een campagne voor op universiteiten gelanceerd.
Wat is nu de stand van zaken met initiatieven in rechtenopleidingen om de aandacht voor de sociaal advocatuur te versterken? Kunt u een overzicht geven van alle initiatieven? Volstaan deze volgens u? Hoe vrijblijvend zijn deze?
Op dit moment zijn er verschillende initiatieven bij acht van de tien rechtenfaculteiten aan universiteiten. Hierbij moet gedacht worden aan gastcolleges, presentaties, moot courts, career events, banenmarkten, lunchlezingen en afstudeeropdrachten. Hetzelfde geldt voor een groot aantal HBO-rechtenopleidingen, waar naast het voornoemde in een enkel geval ook stages kunnen worden ingevuld. Het komend jaar blijven de RvR, NOvA, VSAN en mijn ministerie, zich inzetten om zo vroeg mogelijk in de rechtenstudie zo veel mogelijk studenten te laten kennismaken met de sociale advocatuur.
Vindt u ook dat eigenlijk van alle rechtenopleidingen gevraagd en verwacht mag worden in het curriculum rechtsgeleerdheid permanente aandacht aan sociale advocatuur te besteden? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik vind het belangrijk dat in de rechtenopleidingen aandacht wordt besteed aan de sociale advocatuur. Uit onderzoek onder studenten is gebleken dat zij vaak niet bekend zijn met de sociale advocatuur.8 Mijn ministerie benadrukt dit belang ook in gesprekken met de Raad der Decanen Rechtsgeleerdheid (RDR). Het is echter niet aan mij als Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om mij te mengen in de inrichting van het curriculum voor de opleiding rechtsgeleerdheid.
Hoe kijkt u naar het voorstel om via een (al dan niet verplichte) stage bij een rechtswinkel of een sociaal advocatenkantoor dit belang onder de aandacht te brengen?
Een stage bij een sociaal advocaat of werken bij een rechtswinkel is een goed middel om kennis te maken met het beroep van sociaal advocaat. Het is niet aan mij als Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om een oordeel te geven of dergelijke stages verplicht moeten worden. Uit gesprekken van de RvR met onderwijsinstellingen en sociaal advocaten komt de wens naar voren voor een subsidie voor studentstages. Ook wordt nagedacht over het organiseren van kantoorbezoeken om rechtenstudenten kennis te laten maken met de sociale advocatuur.
Bent u het met hoogleraar Wibier eens, die vindt dat studenten onderwijzen over de toegang tot het recht en sociale advocatuur «misschien zelfs wel een van de kerntaken van een rechtenfaculteit» is, omdat: «iedereen ongeacht de omvang van de portemonnee recht op rechtsbijstand [heeft]. De sociale advocatuur speelt daarbij een onmisbare rol en is een van de fundamenten van onze rechtsstaat. Het is aan rechtenfaculteiten, die grotendeels met publiek geld zijn gefinancierd, om bij te dragen aan de oplossing van het probleem dat nog steeds te veel mensen het zonder behoorlijke rechtsbijstand moeten doen. Een probleem dat erger wordt wanneer er onvoldoende studenten kiezen voor de sociale advocatuur»?3 Kunt u hier een uitgebreide reactie op geven?
Ja, ik hecht er belang aan dat rechtenstudenten op universiteiten en de hoge scholen onderwezen worden over onze rechtsstaat en de toegang tot het recht, waarvan het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand een belangrijk onderdeel uitmaakt. Uit onderzoek onder studenten blijkt dat zij vaak niet bekend zijn met de sociale advocatuur en een negatief beeld hebben van het vak.10 Terwijl uit gedragsonderzoek van het ministerie is gebleken dat een stabiele 30% van de studenten interesse heeft in het vak van sociaal advocaat om kwetsbare burgers te helpen. Daarom werkt mijn ministerie ook samen met de RvR, NOvA en VSAN om de aandacht voor de sociale advocatuur in het onderwijs te vergroten en vraagt mijn ministerie hier aandacht voor in gesprekken met de RDR. Zoals gezegd in het antwoord op vraag 7, ga ik echter niet over de inrichting van het curriculum.
Bij wie ligt het initiatief voor het laten toenemen van de aandacht voor de sociaal advocatuur bij rechtenopleidingen? Zijn we daarbij enkel afhankelijk van de opstelling van enkele universiteiten? Wat is uw rol hierin, wat kunt en gaat u doen om dit te benadrukken? Wat is uw ideaal (op middellange of lange termijn) hierin en hoe gaat u dat bereiken?
Zie het antwoord op vraag 5, 7 en 9.
Wat is uw oordeel over de kwaliteit van de huidige beroepsopleiding en bent u bekend met de initiatieven vanuit de advocatuur om deze te laten toenemen? Hoe beoordeelt u die?
De visitatiecommissie Beroepsopleiding Advocaten heeft in september 2025 positief geoordeeld over de beroepsopleiding.11 Het inrichten van de beroepsopleiding is een per wet vastgelegde bevoegdheid van de NOvA.12 Het is dan ook niet aan mij om een oordeel te geven over de kwaliteit van die beroepsopleiding.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de huidige sociaal advocaten behouden blijven door het vak aantrekkelijker te maken?
De opvolging van een groot deel van de aanbevelingen van de commissie-Van der Meer II vanaf begin 2026 draagt bij aan het bieden van een redelijk inkomen voor sociaal advocaten. Daarnaast is het hiervoor genoemde visietraject erop gericht het vak aantrekkelijker te maken en houden voor de toekomst. Zoals gezegd informeer ik uw Kamer over de uitkomsten van dit traject in het eerste kwartaal van 2026.
In hoeverre wordt toegewerkt naar een garantiefonds voor de advocaat-stagiair ondernemer omdat deze juist van groot belang zijn in de regio’s, waar geen kantoren zijn die de stagiairs in loondienst kunnen opleiden?
Ik wacht eerst de uitkomst van het hiervoor genoemde visietraject voor de toekomst van de sociale advocatuur af voordat ik alle aanvullende ideeën, waaronder een garantiefonds voor de advocaat-stagiair, af zal wegen.
Hoe staat u tegenover een eerdere aanbeveling van de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland om de subsidieregeling beroepsopleiding sociaal advocaten en de begeleidingsvergoeding patroon uit te breiden?
Ik verwijs naar de genoemde Kamerbrief van 26 juni 2025 waarin de voormalig Staatssecretaris Rechtsbescherming op de door de VSAN voorgestelde maatregel is ingegaan.13 Binnen het visietraject is ook aandacht voor het belang van het goed opleiden van advocaat-stagiaires en de tijd en kosten die daarmee gepaard gaan. Over de te nemen maatregelen die voortvloeien uit het visietraject informeer ik uw Kamer zoals ik hierboven heb gemeld nog nader.
Wat is de stand van zaken met het voornemen om de voorschotregeling weer terug te laten keren?
Ik verwijs u naar de eerder genoemde brief van 26 juni 2025 waarin uw Kamer is geïnformeerd over de bevoegdheid die de RvR krijgt om in uitzonderlijke gevallen in positieve zin af te wijken van de voorschotregeling zoals neergelegd in het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000. Deze wijziging maakt onderdeel uit van de wetswijziging voor de opvolging van verschillende aanbevelingen van de commissie-Van der Meer II, die naar verwachting begin 2026 in werking treedt. Hiermee wordt deels opvolging gegeven aan de motie van de Kamerleden Temmink en Van Nispen van 18 maart 2023 waarin zij de regering verzoeken om de voorschotregeling zoals deze ook vroeger van toepassing was bij de sociaal advocaten weer in te voeren.14
Kunt u toelichting geven op de 30 miljoen euro die in het kader van de commissie-Van der Meer II wordt vrijgemaakt in 2027: wat zien we hiervan al terug in 2026 (zoals beloofd) en hoe is dat te lezen in de begroting?
Bij de Voorjaarsnota 2025 is vanaf 2027 30 miljoen euro structureel beschikbaar gemaakt voor de sociale advocatuur. Zoals vermeld in de brief van 26 juni 2025 worden voor 2026 ook middelen beschikbaar gesteld om een deel van de aanbevelingen van commissie-Van der Meer II door te voeren.15 Het gaat onder meer om de aanbevelingen ten aanzien van de puntenaantallen, toeslagen en het punttarief. In 2026 zal gaan om een beperkter bedrag dan 30 miljoen euro. Het exacte bedrag hangt af van het moment van inwerkingtreding van de benodigde wetswijziging om de maatregelen door te voeren en het aantal toevoegingen dat in 2026 wordt gedeclareerd. De middelen voor 2026 komen uit de beschikbare reserves van de RvR en zijn daarom niet zichtbaar op de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
Heeft u het idee dat de maximaal 1.200 declarabele uren een barrière kan zijn voor sociaal advocaten? Is het niet apart om deze norm te hanteren waar dit in een commercieel kantoor niet gemaximeerd is?4
Ik ben bekend met signalen waarin onvrede wordt geuit over het maximum aan toevoegingseenheden dat de RvR wordt gehanteerd. Dat dit een barrière vormt voor sociaal advocaten is mij niet bekend.
Ik vind het niet vreemd dat de RvR een maximum aan toevoegingseenheden17 hanteert. Dit maximum is een kwaliteitsinstrument. Het waarborgt de tijd en aandacht die nodig is voor goede, zorgvuldige rechtsbijstandsverlening. De vergoedingen gaan sinds 1 januari 2022 uit van een gemiddelde tijdsbesteding van inmiddels 8,5 (declarabele) uren per toevoeging.18 Voorheen waren dit zes uren. Om die reden verlaagt de RvR het maximum in 2026 naar 225 en in 2027 naar 200 eenheden. In de praktijk hanteert de RvR een ruimer maximaal aantal toevoegingseenheden. Voor 2025, 1500 declarabele uren bij een maximum van 250 toevoegingseenheden, voor 2026 1900 declarabele uren bij een maximum van 225 toevoegingseenheden en vanaf 2027 1.700 declarabele uren bij een maximum van 200 toevoegingseenheden.19 Overigens ontvangt de overgrote meerderheid van de bij de RvR ingeschreven advocaten jaarlijks minder dan 200 toevoegingseenheden.
Bent u bekend met de kritiek op de inschrijvingseisen/deskundigheidseisen/specialisatie- en opleidingseisen waar sociaal advocaten nu aan moeten voldoen om in rechtsgebieden werkzaam te mogen zijn om vergoeding te mogen ontvangen via de Raad voor rechtsbijstand? Is het, met alle goede bedoelingen uit het verleden om de kwaliteit te waarborgen, in de huidige tijd nog wel haalbaar om aan sociaal advocaten zulke vergaande eisen te stellen waardoor er steeds meer afhaken en er witte vlekken zijn ontstaan in dorpen en regio’s waar geen advocaten meer zijn of bepaalde rechtsgebieden niet meer worden gedaan?
Ja daar ben ik mee bekend. De afgelopen 15 jaar heeft de RvR de inschrijvingsvoorwaarden aangescherpt en uitgebreid. Dit onder meer naar aanleiding van de adviezen van de commissies Wolfsen (2015)20 en Van der Meer I (2017).21 Het is voor een effectieve toegang tot het recht niet alleen van belang om voldoende aantal sociaal advocaten te hebben, maar ook voldoende op een specifiek rechtsgebied deskundige sociaal advocaten. Het dalend aanbod van sociaal advocaten heeft verschillende redenen, waaronder de vergoedingen, de vergrijzing en weinig jonge aanwas en is niet een op een te wijten aan de inschrijvingsvoorwaarden van de RvR. Naar mijn mening is het waarborgen van kwaliteit van rechtsbijstand van groot belang en moet daar niet op worden ingeleverd.
Vindt u het redelijk dat advocaten van volledig zelf betalende cliënten niet aan bepaalde eisen moeten voldoen terwijl sociaal advocaten (die op toevoegingsbasis werken) voor dezelfde type zaken wél aan zware kwaliteitseisen moeten voldoen?
Sociaal advocaten staan de meest kwetsbare mensen van onze samenleving bij. Juist daarom is waarborgen van de kwaliteit binnen het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand met inschrijvingsvoorwaarden van groot belang.
Overigens moeten alle op het tableau staande advocaten voldoen aan de (kwaliteits)eisen van de NOvA. Zo moeten advocaten voldoen aan een jaarlijkse kwaliteitstoets door intervisie of peer review22 en jaarlijks ten minste twintig opleidingspunten behalen, waarvan ten minste tien punten die zien op juridische activiteiten op een voor zijn praktijk relevant rechtsgebied.23
Bent u bereid hierover in gesprek te gaan met de Raad voor rechtsbijstand en vertegenwoordigers uit de advocatuur om te bezien of, als onderdeel van een noodplan sociaal advocatuur, bepaalde eisen versoepeld kunnen worden om meer advocaten op meer rechtsgebieden actief te laten worden in het stelsel, of hen in ieder geval te behouden?
Ik ben voortdurend met de RvR in gesprek, waar ook dit onderwerp voorbij komt. De RvR en NOvA bekijken samen voortdurend hoe de zij de vereisten van beide organisaties zo goed mogelijk op elkaar kunnen afstemmen en waar mogelijk versoepelen. Naar mijn mening vormt dat geen onderdeel van een noodplan maar is dit van doorlopend belang.