Het bericht dat de bouw zich niets aantrekt van de Onderzoeksraad voor Veiligheid |
|
Sandra Beckerman (SP), Bart van Kent (SP) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Bouw haalt neus op voor Onderzoeksraad» en de bijbehorende analyse van de bouwonderzoeken van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) sinds 2006?1
Ja.
Bent u het eens met de stelling dat de versnippering in de bouw en de onduidelijkheid van verantwoordelijkheden een ongewenste broedplaats voor ongelukken is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben het eens het de stelling dat ongelukken in de bouw het gevolg kunnen zijn van onduidelijkheid over de verantwoordelijkheden. Door steeds verdergaande specialisatie, waardoor meer partijen tegelijk en opeenvolgend werkzaam zijn in de bouw is de complexiteit toegenomen. Er zijn vanuit de rijksoverheid acties in gang gezet om hierin verbetering aan te brengen. Zie verder mijn antwoord bij vraag 3.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de vier terugkerende aanbevelingen van de OVV, te weten het verbeteren van de coördinatie van werkzaamheden, een heldere verantwoordelijkheidsverdeling, het ontwikkelen van meer veiligheidsbesef en toetsen van risico’s, niet in de la blijven liggen maar daadwerkelijk worden uitgevoerd? Kunt u dit per punt toelichten?
Naar aanleiding van aanbevelingen van de OVV zijn door de rijksoverheid de afgelopen jaren acties in gang gezet om de bouwveiligheid te verbeteren. Meest recent gaat het om de aanbevelingen van de OVV in het rapport uit 2017 «Hijsen in de hart van de stad» over het ongeval bij de verbouw van het oude VROM-gebouw aan de Rijnstraat en het rapport uit 2016 «Hijsongeval Alphen aan de Rijn» over het ongeval met een brugdek. De aanbevelingen in deze rapporten beogen het verbeteren van de omgevingsveiligheid bij bouwplaatsen. Deze aanbevelingen zijn overgenomen en uw Kamer is hierover geïnformeerd2. Er wordt momenteel nagegaan hoe één centrale partij verantwoordelijk kan worden gemaakt voor de borging van de omgevingsveiligheid bij bouwplaatsen. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de wijze waarop dit nu al geregeld is voor de veiligheid van de werkenden op de bouwplaats. Er is opdracht gegeven aan het Instituut voor Bouwrecht om hierover een advies uit te brengen.
Verder wordt gewerkt aan een richtlijn Bouw- en sloopveiligheid die uitgaande van een risicoanalyse kaders gaat geven voor het opstellen van veiligheidsplannen conform het Bouwbesluit 2012.
Naast deze acties voor de omgevingsveiligheid bij bouwplaatsen, is er door mijn ambtsvoorgangers ook ingezet op de verbetering van de borging van de bouwkwaliteit, waaronder de constructieve veiligheid van het te realiseren bouwwerk. Dit heeft geresulteerd in het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen3 dat uitgaat van een betere en heldere verdeling van de verantwoordelijkheid voor de bouwkwaliteit. Een onafhankelijke private kwaliteitsborger moet de bouwkwaliteit beoordelen en aan het eind verklaren dat voldaan wordt aan de bouwvoorschriften. Verder beoogt deze wet dat de bouwer ook zelf meer gaat doen aan kwaliteitsbewaking en vooraf de mogelijke risico’s beschouwt. Daarnaast wordt de aansprakelijkheid voor bouwfouten aangescherpt voor de bouwer. Het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen is een uitwerking van de adviezen van de commissie Dekker (Privaat wat kan, publiek wat moet, 2008) om de bouw meer verantwoordelijk te maken voor de borging van de bouwkwaliteit. Deze commissie is op verzoek van het kabinet in haar advies ook ingegaan op het werken met een zogenaamde hoofdconstructeur (of coördinerend constructeur), mede naar aanleiding van een aanbeveling van de OVV in haar rapport Veiligheidsproblemen met gevelbekleding (2006). De commissie Dekker heeft geadviseerd om de hoofdconstructeur niet wettelijk te verplichten en het aan marktpartijen over te laten om te organiseren dat er een kwalitatief goed proces is en de verantwoordelijkheden helder zijn. Dit advies is eveneens uitgewerkt in het wetsvoorstel. Door de bouwsector was eerder ook al invulling gegeven aan dit advies met de Neprom gedragscode Constructieve veiligheid (2008) en het Compendium Aanpak Constructieve Veiligheid (2008/2011). Deze documenten beschrijven hoe de borging en verantwoordelijkheid voor de constructieve veiligheid kan worden geregeld onder andere door het aanstellen van een hoofdconstructeur of coördinerend constructeur.
De OVV heeft voorts in haar rapport Instorting B-Tower (2012) aanbevelingen gedaan over de opvolging en invoering van de adviezen van de commissie Dekker, vooral in relatie tot de nieuwe rol voor de bouwsector en de balans tussen de eigen verantwoordelijkheid van de sector en het overheidstoezicht. Hieraan is in het wetsvoorstel tegemoet gekomen door te kiezen voor een publiek-privaatstelsel. Zo zal de genoemde private kwaliteitsborger onderworpen zijn aan toezicht door een landelijke publiekrechtelijke toezichthouder.
Waarom is er tot nu toe nooit een verantwoordelijke benoemd die de veiligheid te allen tijde bewaakt? Waarom is het Meldpunt voor (bijna) ongevallen verdwenen? Gaat u zich ervoor inzetten dat deze adviezen worden omgezet in beleid? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik onder mijn antwoord op vraag 3 heb aangegeven, wordt er op dit moment nagegaan hoe één centrale partij verantwoordelijk kan worden gemaakt voor de borging van de omgevingsveiligheid bij bouwplaatsen. Voor het borgen van de constructieve veiligheid verwijs ik naar het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen.
Het genoemde meldpunt was een project van het Platform Constructieve Veiligheid. Dit platform was een initiatief van de bouwsector. Het meldpunt is ingesteld naar aanleiding van een aanbeveling aan de bouwsector in het OVV-rapport Veiligheidsproblemen met gevelbekleding (2006). Tussen 2008 en 2012 heeft het voormalige Ministerie van VROM hiervoor een start subsidie verleend. In 2014 is het Platform Constructieve Veiligheid opgeheven door de bouwpartijen.
Ernstige arbeidsongevallen moeten bij de Inspectie SZW worden gemeld. De Inspectie onderzoekt de oorzaak van een gemeld ongeval. Informatie uit al deze onderzoeken wordt door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) geanalyseerd en vastgelegd in het instrument Storybuilder met als doel van deze ongevallen te leren.
Welke aanbevelingen van de OVV zijn sinds 2006 wel omgezet in wet- en regelgeving en welke zijn overgenomen in richtlijnen, convenanten of in individuele processen van bouwbedrijven die hun medewerkers beschermen tegen ongelukken? Kunt u uw antwoord schematisch uitwerken en toelichten?
Door de bouwsector zijn sinds 2006 de volgende richtlijnen en convenanten opgesteld mede naar aanleiding van aanbevelingen van de OVV:
De eerste twee documenten beschrijven de borging en verantwoordelijkheid voor de constructieve veiligheid van een te realiseren bouwwerk.
In de Governance code «Veiligheid in de Bouw» werken opdrachtgevers en opdrachtnemers samen om de veiligheid in de gehele keten te verbeteren.
Ook betrokken bouwbedrijven hebben opvolging gegeven aan aanbevelingen van de OvV via aanpassing van hun processen ter bescherming van onder andere hun medewerkers.
In het belang van gezond en veilig werken zijn per 1 januari 2017 de bepalingen in het Arbeidsomstandighedenbesluit over het bouwproces aangescherpt. De aanpassingen scheppen meer duidelijkheid over de verantwoordelijkheid van opdrachtgevers en geeft de Inspectie SZW betere mogelijkheden om handhavend op te treden.
In mijn antwoord op vraag 3 heb ik aangegeven welke acties vanuit mijn ministerie nog lopen om de aanbevelingen op het terrein van omgevingsveiligheid en constructieve veiligheid uit te voeren. Tenslotte is een wetgevingstraject gestart naar aanleiding van de aanbevelingen van de OVV uit het rapport over koolmonoxide (2015). Hierover heb ik uw Kamer meest recent geïnformeerd via de brief van 18 december 2018 (Voortgang van de in ontwikkeling zijnde wettelijke verplichting voor installateurs, Kamerstuk 28 325, nr. 168).
Vrijspraak van de heer Poch in Argentinië |
|
Han ten Broeke (VVD), Foort van Oosten (VVD) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Vrij, maar leven verwoest»?1
Ja.
Hoe kijkt u terug op de betrokkenheid van de Nederlandse Staat bij het faciliteren van het proces tegen de heer Poch, in het bijzonder de medewerking aan zijn aanhouding? Had u met de kennis van nu, ondanks het feit dat de handelwijze van de Staat in 2014 door de civiele rechter rechtmatig is bevonden2 en ook het Openbaar Ministerie (OM) op 30 november 2017 verklaarde geen fouten te hebben gemaakt, op dezelfde wijze gehandeld?3
Het genoemde faciliteren bestond uit de verlening van rechtshulp tijdens het strafrechtelijk onderzoek, zulks op basis van het bestaande juridisch kader. Nadien is de Staat niet meer betrokken geweest bij het Argentijnse strafproces jegens de heer Poch. De Staat onthoudt zich van inhoudelijke bemoeienis met strafzaken die onder de (buitenlandse) rechter zijn.
Kunt u zich herinneren dat een anonieme Nederlandse aanklager in 2015 in de NRC werd geciteerd met de opmerking dat het proces tegen de heer Poch «nogal eigenaardig» verliep?4 Bent u bekend met de antwoorden van de Minister van Veiligheid en Justitie op eerdere Kamervragen over dit proces en in het bijzonder het antwoord hij de desbetreffende kwalificatie niet deelde?5 Hebt u, met de kennis van nu, meer begrip voor die kwalificatie?
Ik kan hierover slechts opmerken dat mijn voorganger aan uw Kamer reeds heeft gemeld dat het hier een citaat betrof dat werd toegeschreven aan een anonieme Nederlandse aanklager en onduidelijk was door wie en op basis van welke informatie deze uitlating zou zijn gedaan. Het OM herkende zich niet in het citaat en had ook onvoldoende informatie over deze Argentijnse strafzaak om daarover een opvatting te hebben.
Bent u bekend met de diverse momenten waarop de Kamer met het vorige kabinet van gedachte heeft gewisseld over de consulaire bijstand aan de heer Poch? Kunt u zich bijvoorbeeld herinneren dat u, toen de Kamer u vroeg naar de invulling van de consulaire bijstand aan de heer Poch, op 17 november 2017 enkel aangaf dat de zaak tegen de heer Poch «de volledige aandacht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken» had?6 Hoe kijkt u terug op de mate van consulaire bijstand die de Nederlandse Staat heeft verleend? Zou u hier bij nader inzien op andere wijze invulling aan hebben gegeven?
De heer Poch heeft gedurende zijn detentie in Argentinië consulaire bijstand van het Ministerie van Buitenlandse Zaken ontvangen, zoals die wordt geboden aan Nederlanders in buitenlandse detentie die hebben aangegeven hierop prijs te stellen. De consulaire bijstand bestaat onder andere uit meerdere bezoeken per jaar door een ambassademedewerker en een maandelijkse gift van 30 euro ten behoeve van levensonderhoud.
Aanvullend hierop heeft de Nederlandse ambassade in Buenos Aires gedurende de hele detentieperiode contact onderhouden met de Argentijnse advocaat van de heer Poch over de voortgang van het proces. De ambassade heeft verzoeken van de heer Poch en zijn advocaat om in afwachting van de uitspraak buiten de gevangenis te mogen verblijven langs diplomatieke weg ondersteund.
Bent u bekend met de wens van de heer Poch om terug te keren naar Nederland?7 Kan die terugkeer, indien de heer Poch daartoe besluit, zonder problemen plaatsvinden?
De heer Poch keerde op 7 december 2017 terug in Nederland.
Homofobie in de voetbalwereld |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Antje Diertens (D66) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Homofoob Ruben Schaken is een domme popie Jopie»?1
Ja.
Kunt u zich in de sterkste bewoordingen uitspreken voor acceptatie van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgender- en intersekse personen (LHBTI’ers) in de sport, en tegen intolerantie?
In Nederland is iedereen gelijkwaardig en heb je de vrijheid om te houden van wie je wilt en om zichtbaar jezelf te kunnen zijn2, ook in de sport. LHBTI-sporters moeten derhalve veilig en met plezier kunnen sporten, waarbij mijn collega van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en ik elke vorm van intolerantie afkeuren.
Erkent u dat homoseksualiteit nog altijd een groot taboe is onder (professionele) voetballers, ondanks goede initiatieven van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB), de Vereniging van Contractspelers (VVCS) en de John Blankenstein foundation?
In 2014 is een enquête gehouden onder 400 contractspelers in de ere- en eerste divisie van het Nederlands betaalde voetbal. De profvoetballers gaven het klimaat voor homoseksualiteit in het voetbal destijds een onvoldoende. Zij zagen het gedrag van de fans en de machocultuur als belangrijkste oorzaken. Tegelijkertijd hadden de meeste spelers geen enkel probleem met een homoseksuele collega in het team. Ik heb begrepen dat Ruben Schaken achteraf spijt heeft van zijn uitspraken. Hij neemt via de media afstand van de opmerking dat hij zich distantieert van homo’s. Bij zijn laatste werkgever ADO deed hij nog mee aan een campagne dat homoseksuelen zichzelf moeten zijn. «Ik ben absoluut geen homofoob», aldus de ex-voetballer.
Op welke manier gaat u de acceptatie in de sportwereld vergroten, zodat elke sporter, ongeacht de persoon, veilig en met plezier kan spelen?
De laatste jaren is acceptatie van homoseksualiteit op de agenda van de sport gekomen. De KNVB heeft diversiteit, waaronder LHBTI-acceptatie, als thema opgenomen in opleidingen van (jeugd) trainers en scheidsrechters. Bij alle clubs (Eredivisie/Jupilerleague) in het betaalde voetbal worden workshops gehouden over acceptatie voor jeugdtrainers. Ook is het thema onderwerp van gesprek met de samenwerkende supportersgroepen in het supporterscollectief. De gewenste cultuuromslag is echter een zaak van een lange adem. Mijn collega van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en ik steunen daarom de activiteiten van de Alliantie Gelijkspelen, waar de John Blankenstein Foundation actief deel van uitmaakt, en samen met de KNVB zowel in het betaald voetbal als het amateurvoetbal het thema bespreekbaar maakt. De KNVB heeft bovendien laten weten dat in communicatie richting trainers, spelers, en scheidsrechters zij – onder de noemer van «Voetbalplezier voor iedereen!» – de komende jaren aandacht willen blijven besteden aan de acceptatie van seksuele diversiteit. Om diversiteit in de sport
en de acceptatie van LHBTI-sporters verder te bevorderen, zal ik dit thema meenemen als aandachtsgebied in het toekomstig sportbeleid, zoals bijvoorbeeld het Sportakkoord alsmede in het emancipatiebeleid bij de uitvoering van het Regenboogakkoord.
Welke kansen ziet u om de diversiteit in de sport en de acceptatie van LHTBI-sporters verder te bevorderen?
Zie antwoord vraag 4.
In hoeverre bent u van plan diversiteit en acceptatie van LHBTI-sporters een plaats te geven in toekomstig sportbeleid, zoals bijvoorbeeld het Sportakkoord?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de KNVB en de Eredivisie CV om het belang van emancipatie te onderstrepen en hiermee een signaal te geven aan alle LHBTI-sporters dat acceptatie belangrijk is?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht dat overwaarde moeilijk te gelde te maken is |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Van stenen kun je niet eten»?1
Ik ben bekend met dit bericht.
Herkent u het probleem dat met name ouderen hun hele leven veel hebben gespaard, maar omdat zij daarmee hun hypotheek hebben afbetaald alsnog met een laag besteedbaar inkomen zitten?
Een deel van de senioren met een afgeloste woning heeft een relatief laag besteedbaar inkomen. De Taskforce Verzilveren heeft in 2013 onderzoek gedaan naar verzilveren en gekeken naar de relatie tussen overwaarde en inkomen. Uit dit onderzoek komt naar voren dat 9% van de totale overwaarde op Nederlandse woningen zich bevindt bij 65-plussers met een laag inkomen (0,67 keer modaal) en een laag vermogen (vermogen onder de belastingvrijstelling).
Welke mogelijkheden ziet u om overwaarde in het eigen huis te gelde te maken?
Senioren hebben verschillende mogelijkheden om overwaarde uit de eigen woning vrij te maken. Voor senioren die in de huidige woning willen blijven wonen zijn er verschillende opties. Een veel gebruikte optie is het afsluiten van een aflossingsvrije hypotheek. Daarnaast zijn er marktpartijen die specifieke producten aanbieden, zoals een opeethypotheek of een sale-and-lease-backconstructie. Het is ook mogelijk om de woning met overwaarde te verkopen en te verhuizen naar een andere woning.
Welke regels gelden er met betrekking tot het afsluiten van een hypotheek op een woning met overwaarde? Kunt u daarbij specifiek ingaan op de situatie met een hoge overwaarde, maar een beperkt inkomen?
Ik vind het belangrijk dat senioren voldoende mogelijkheden hebben om overwaarde vrij te maken. Verhuizen is één van de mogelijkheden om dit te doen, maar er zijn ook verzilveropties voor senioren die in de huidige woning willen blijven wonen.
Bij het aangaan van een hypothecair krediet moet de hypotheekaanbieder toetsen of het krediet verantwoord is. Hiervoor gelden de regels zoals vastgelegd in de Regeling Hypothecair Krediet.
Tijdens het platform maatwerk is onderzoek gedaan naar maatwerk bij hypotheekverstrekking. De leennormen zijn gebaseerd op annuïtaire aflossing, ook wanneer de hypotheek aflossingsvrij is. Hierbij is geconstateerd dat de annuïtaire inkomenstoets uit de Regeling Hypothecair Krediet senioren onnodig kan belemmeren bij het aangaan van een aflossingsvrije hypotheek. Kredietverstrekkers kunnen van deze toets afwijken, maar het was voor kredietverstrekkers onduidelijk wanneer dit verantwoord kan. De Autoriteit Financiële Markten heeft daarom recentelijk verduidelijkt wanneer toetsen op werkelijke lasten in individuele gevallen verantwoord kan zijn. Sindsdien ontvang ik signalen dat steeds meer aanbieders maatwerk bieden op basis van werkelijke lasten. Dit geeft senioren met een laag inkomen die in hun woning willen blijven wonen meer mogelijkheden om met een aflossingsvrije hypotheek overwaarde te verzilveren.
Wat vindt u ervan dat ouderen vaak moeten verhuizen uit het huis waar zij al decennia wonen om de overwaarde te gelde te maken? Is het waar dat mensen, die om die reden moeten verhuizen, daarna vaak zonder reden te maken hebben met veel hogere woonlasten?
Zie antwoord vraag 4.
Wat vindt u van de oproep van de Autoriteit Financiële Markten aan geldverstrekkers om voor deze groep meer souplesse te betrachten? In hoeverre wordt hier gevolg aan gegeven door middel van veranderingen in regelgeving?
De Autoriteit Financiële Markten heeft naar aanleiding van het platform maatwerk verduidelijkt wanneer een werkelijke lasten toets verantwoord kan zijn. Daarnaast is verduidelijkt hoe om te gaan met consumenten die doorstromen naar een goedkopere woning. De explainbepaling in de Regeling Hypothecair Krediet staat maatwerk toe, veranderen van regelgeving is daarom niet nodig. Wel is het van belang dat kredietverstrekkers naar het acceptatiebeleid kijken.
Tijdens het platform maatwerk is ook geconstateerd dat senioren die in aanloop naar de pensioendatum een deel van de lening versneld af willen lossen onnodig beperkt worden. Zij worden belemmerd door de toetsrentebepaling in de Regeling Hypothecair Krediet. Als een leningdeel een looptijd heeft korter dan tien jaar én binnen de looptijd volledig afgelost wordt, hoeft per 1 januari 2018 niet gerekend te worden met de toetsrente van vijf procent.
Waarom zijn er zo weinig aanbieders van de «verzilverhypotheek»? In hoeverre werkt de concurrentie naar behoren op deze markt? Klopt het dat er sowieso weinig nieuwe toetreders zijn tot de Nederlandse hypotheekmarkt? Zo ja, hoe komt dat?
Mijn beeld is dat er op de Nederlandse hypotheekmarkt voldoende concurrentie is. Begin 2012 waren banken verantwoordelijk voor ruim 70% van de hypotheekproductie. Door toegenomen concurrentie van pensioenfondsen en verzekeraars is dit marktaandeel afgenomen naar bijna 55% in het derde kwartaal van 2017.2 Tegelijkertijd constateer ik dat het aantal aanbieders van opeethypotheken beperkt is.
In de komende bijeenkomst van het platform hypotheken wordt aandacht gegeven aan verzilveren. Mogelijke knelpunten in de hypotheekverstrekking aan senioren rondom opeethypotheken zullen dan op de agenda staan. Indien hier aanleiding voor is, zal ook bekeken worden of een rol voor de overheid of het Waarborgfonds Eigen Woningen wenselijk is.
Wat vindt u van het idee van de Vereniging Eigen Huis, namelijk dat het Waarborgfonds Eigen Woning hierin een ondersteunende rol zou kunnen spelen?
Zie antwoord vraag 7.
Wat zijn de gevolgen van het afschaffen van de wet-Hillen voor deze groep, die een beperkt besteedbaar inkomen heeft en waarvan het vermogen vast zit in het eigen huis? Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat deze mensen niet gedwongen hoeven te verhuizen en rond kunnen blijven komen?
Voor ouderen met een laag inkomen heeft het uitfaseren van de regeling Hillen geen effect op het inkomen, omdat zij door deze maatregel een hoger bedrag aan heffingskortingen kunnen verzilveren. Onder de streep stijgt hun besteedbaar inkomen door diverse andere maatregelen uit het regeerakkoord. Ouderen met een middeninkomen ondervinden weliswaar nadeel van het uitfaseren van de regeling Hillen, maar dit wordt in de meeste gevallen meer dan gecompenseerd door andere maatregelen. In totaal gaat 96% van alle huiseigenaren erop vooruit als gevolg van de maatregelen in het regeerakkoord, inclusief het uitfaseren van de regeling Hillen.3
Ik acht het daarom zeer onwaarschijnlijk dat het uitfaseren van de regeling Hillen zal leiden tot gedwongen woningverkopen.
Overfinanciering bij agentschappen en zbo’s |
|
Evert Jan Slootweg (CDA), Harry van der Molen (CDA) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het artikel in Binnenlands Bestuur van november 2017 met als titel «Dik half miljard dood op de plank», waarin aangegeven wordt dat agentschappen en zelfstandige bestuursorganen (zbo’s) te zwaar zijn gefinancierd?
Ja.
Is het waar dat bij de agentschappen en zbo’s meer lang vermogen aanwezig is dan beschikbare vaste activa?
Ik herken dit beeld in zijn algemeenheid niet. De auteur van het artikel heeft zijn analyse gebaseerd op technische aannames, verouderde definities en een beperkte selectie van agentschappen en zbo’s. Dit maakt dat ik de cijfers uit het artikel niet herken.
Op basis van de -door de accountant goedgekeurde- jaarverslagen over 2016 is het beeld dat voor agentschappen de waarde van de vaste activa hoger (ca. € 6,8 mld.) is dan de omvang van de langlopende leningen en de exploitatiereserve (ca. € 6,3 mld. + ca. € 0,3 mld.). Ook in de jaren vóór 2016 is de waarde van de vaste activa hoger dan het langlopende, vreemde vermogen bij agentschappen. Het beeld bij de grootste zbo’s, die (deels) via de rijksbegroting worden gefinancierd, is eveneens dat de waarde van vaste activa in 2016 hoger is dan de omvang van de langlopende leningen en de exploitatiereserve.
Herkent u de genoemde bedragen van ruim een half miljard aan overfinanciering?
Nee, ik herken me niet in het beeld dat er sprake is van overfinanciering. Zie ook vraag 2 voor de cijfers die uit de vastgestelde en goedgekeurde jaarverslagen komen.
Speelt deze verhouding tussen lang vermogen en vaste activa een rol bij het toezicht op deze agentschappen en zbo’s? Zo nee, bent u van mening dat dit een vast onderdeel van het toezicht zou moeten worden?
De verhouding tussen lang vermogen en vaste activa speelt een rol bij het toezicht op agentschappen. Zo is vastgelegd dat het lang vreemd vermogen uitsluitend mag bestaan uit leningen van het Ministerie van Financiën. De Regeling agentschappen schrijft bovendien een aantal technische vereisten voor op het gebied van verslaglegging van activa en over de leenvoorwaarden- en procedure. Ten slotte is het eigen vermogen van agentschappen gemaximeerd op 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over drie jaar. Vigerende regelgeving biedt reeds mogelijkheden om overfinanciering af te bouwen, mocht die zich voor doen.
Ook voor zbo’s bestaan er toezichtmogelijkheden. Zo is in de Kaderwet zbo’s geregeld dat voor publiekrechtelijke zbo’s met eigen rechtspersoonlijkheid de vakminister kan bepalen dat het zbo instemming behoeft voor het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening. Bovendien regelt de Kaderwet zbo’s dat de betrokken Minister de begroting en de jaarrekening moet goedkeuren. Het vorenstaande geldt ook voor de zogeheten fulltime privaatrechtelijke zbo’s.
Ziet u mogelijkheden om de huidige overfinanciering van agentschappen en zbo’s tegen te gaan en af te bouwen?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft u voldoende instrumenten om deze overfinanciering af te gaan bouwen? Zo nee, welke instrumenten moet u hebben om de overfinanciering bij agentschappen en zbo’s te kunnen afbouwen?
Zie antwoord vraag 4.
Gaat u het gesprek aan met de agentschappen en zbo’s om de onnodige middelen terug te laten storten naar de opdrachtgever?
Ik herken me niet in het beeld dat er onnodige middelen naar agentschappen en zbo’s gaan en zie hiervoor daarom geen noodzaak.
Wanneer denkt u de middelen terug te hebben van de agentschappen en de zbo’s?
Zie het antwoord op vraag 7.
De zaak Julio Poch |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Oud-piloot Julio Poch vrijgesproken van deelname aan dodenvluchten»?1 en het persbericht van het Openbaar Ministerie van 30 november 2017?2
Ja.
Hoe oordeelt u over het feit dat de heer Poch na acht jaar voorarrest vrijgesproken is door de Argentijnse rechter?
Het past de regering niet om te oordelen over buitenlandse rechterlijke uitspraken. Dat geldt temeer wanneer het een uitspraak betreft waarvan de motivering nog niet beschikbaar is en die nog niet onherroepelijk is.
Zou de heer Poch zo lang in voorarrest hebben gezeten zonder de eerdere bemoeienis van Nederlandse justitiële autoriteiten? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse justitiële autoriteiten hebben geen rol bij beslissingen omtrent het voorarrest in een ander land. Beslissingen omtrent de duur van het voorarrest in een ander land zijn voorbehouden aan rechterlijke autoriteiten van dat land.
Heeft Nederland informatie over de reisbewegingen van de heer Poch met de Spaanse autoriteiten gedeeld omdat het zelf de heer Poch niet aan Argentinië kon uitleveren? Wilde Nederland op die manier toch meewerken aan uitlevering van Spanje naar Argentinië en de berechting van de heer Poch in Argentinië? Zo ja, hoe beoordeelt u dit in het licht van de vrijspraak? Zo nee, waarom niet?
Zowel in Nederland als in Argentinië bestond de verdenking dat de heer Poch zich schuldig had gemaakt aan ernstige strafbare feiten en Nederland heeft desgevraagd rechtshulp verleend aan Argentinië. In dat kader is informatie verstrekt (aan Argentinië en aan het land van bestemming) over de reisbewegingen van de heer Poch. Uit de bepalingen omtrent het verlenen van rechtshulp in het Wetboek van Strafvordering en uit het Verdrag tegen Foltering volgt dat dergelijke rechtshulp in zo ruim mogelijk mate verleend moest worden. Alleen als een dwingende weigeringsgrond dat verbiedt, kan het verzoek niet worden ingewilligd. In dit geval deed zich een dergelijke weigeringsgrond niet voor. De rechtbank Den Haag heeft in 2014 geoordeeld3 dat het voorgaande met zich meebrengt dat niet kan worden geconcludeerd dat de Staat op dit punt onrechtmatig jegens de heer Poch heeft gehandeld. De vrijspraak werpt op het voorgaande geen ander licht. Bij de ontvangst en beoordeling van een rechtshulpverzoek wordt in ogenschouw genomen van welke feiten de betrokkene wordt verdacht door de verzoekende autoriteiten, maar wordt geen oordeel gevormd over het bewijs tegen de verdachte.
Hadden de Nederlandse justitiële autoriteiten ook kunnen beslissen om niet in te gaan op rechtshulpverzoeken van Argentinië en had men ook kunnen beslissen om geen informatie over de reisbewegingen aan Spanje te verstrekken? Zo nee, op grond van welke verdragen of wetten was Nederland verplicht dit te doen?
Zie antwoord vraag 4.
Wat heeft Nederland gedaan om de heer Poch tijdens zijn voorarrest in Argentinië bij te staan?
De heer Poch heeft gedurende zijn detentie in Argentinië consulaire bijstand van het Ministerie van Buitenlandse Zaken ontvangen, zoals die wordt geboden aan Nederlanders in buitenlandse detentie die hebben aangegeven hierop prijs te stellen. De consulaire bijstand bestaat onder andere uit meerdere bezoeken per jaar door een ambassademedewerker en een maandelijkse gift van 30 euro ten behoeve van levensonderhoud.
Aanvullend hierop heeft de Nederlandse ambassade in Buenos Aires gedurende de hele detentieperiode contact onderhouden met de Argentijnse advocaat van de heer Poch over de voortgang van het proces. De ambassade heeft verzoeken van de heer Poch en zijn advocaat om in afwachting van de uitspraak buiten de gevangenis te mogen verblijven langs diplomatieke weg ondersteund.
Kan de heer Poch als hij terugkomt naar Nederland een eventueel hoger beroep zonder het risico van uitlevering van Nederland naar Argentinië afwachten? Zo nee, waarom niet? Is er inmiddels wel uitlevering van eigen onderdanen naar Argentinië mogelijk?
De verdragsrelatie tussen Nederland en Argentinië maakt de uitlevering van eigen onderdanen niet mogelijk. De heer Poch kan dan ook niet door Nederland worden uitgeleverd aan Argentinië.
Het bericht ‘Advocaten ronselen in de bajes’ |
|
Michiel van Nispen (SP), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Advocaten ronselen in de bajes»?1
Ja.
Bent u bekend met de afspraken van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) met Emates en/of andere partijen om te adverteren op de prints en enveloppen van (privé)correspondentie van gedetineerden?
DJI heeft geen formele afspraken met eMates of andere partijen ten aanzien van het adverteren op (privé)correspondentie van gedetineerden. Ook is geen sprake van een inkoopconstructie of andersoortige formele samenwerking. eMates is een onafhankelijke derde partij die diensten aanbiedt aan personen die met gedetineerden willen communiceren. Ten behoeve daarvan worden door de gedetineerde zelf contactgegevens aan de verzender verstrekt. De verzender vult deze gegevens in op de website van eMates, waarna de berichten naar de juiste DJI-locatie worden gestuurd. Omdat voor recidivevermindering het behoud van contacten met buiten belangrijk is, print DJI deze berichten en controleert, indien er sprake is van een toezichtsmaatregel, de inhoud – net zoals bij fysieke post. Daarna worden ze afgeleverd bij de betreffende gedetineerde.
Hoe beoordeelt u de praktijk dat tegen betaling advocaten(kantoren) op persoonlijke brieven aan gedetineerden kunnen adverteren?
Personen die willen communiceren met gedetineerden gebruiken op vrijwillige basis, tegen betaling, de diensten die eMates aanbiedt. Ik heb er geen oordeel over dat eMates gebruikmaakt van advertenties om de kosten van deze diensten laag te houden. Gericht adverteren aan cliënten van andere advocaten(kantoren) kan echter in strijd zijn met de gedragsregels van de Nederlandse Orde van Advocaten (NovA). Als daarvan sprake is, kunnen advocaten dit aankaarten bij de deken en hiervan melding doen bij eMates. Als bij DJI signalen binnenkomen dat sprake is van ongewenst adverteren op berichten van eMates wordt dit bij eMates gemeld. eMates heeft dan de mogelijkheid deze advertenties uit te sluiten.
Bent u het ermee eens dat adverteren op briefpost gericht aan gedetineerden wezenlijk anders is dan een advertentie in een tijdschrift dat in de inrichting ligt?
Ja, waarbij ik wil opmerken dat als de verzender en gedetineerde zonder advertenties willen communiceren per post, telefonisch of bij bezoek, dit ook mogelijk is, mits de gedetineerde daarvoor toestemming heeft.
Bent u bekend met tuchtrechtelijke veroordelingen waarbij advocaten(kantoren) op de vingers zijn getikt voor (te) agressief ronselen in gevangenissen?
Ja. Tuchtrechtelijke veroordelingen doen zich incidenteel voor bij advocaten die zich niet aan de gedragsregels houden. Adverteren en andere vormen van cliëntenwerving zijn voor advocaten op zichzelf niet verboden, maar gericht ronselen is in strijd met de voor advocaten geldende beroeps- en gedragsregels.
Bij vermoedens van ronselen kan de lokale deken een onderzoek instellen en waar aangewezen actie ondernemen. Het dekenberaad, dat landelijk overleg voert over de wijze waarop de toezichttaken en -bevoegdheden worden uitgeoefend en klachten worden behandeld, heeft in 2017 geconcludeerd dat de bestaande wet- en regelgeving inzake overnameperikelen en ronselpraktijken in beginsel volstaat. De ronselpraktijken zijn niet zodanig en wijdverbreid dat het nodig is om daarvoor een afzonderlijke set van regels te ontwikkelen.
De incidenten die zich eerder hebben voorgedaan zijn aangepakt door de dekens, zoals bijvoorbeeld de zaak van de Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden van 5 oktober 2015 (ECLI:NL:TADRARL:2015:155), resulterend in een voorwaardelijke schorsing. In de beroepsopleiding van advocaten wordt aan de hand van casuïstiek veel aandacht besteed aan dit soort beroepsethische vraagstukken, en binnen de beroepsgroep heeft de overname van cliënten en het ronselen de volle aandacht.
Heeft de DJI een protocol waarin wordt aangeduid welke vorm van adverteren en welke advertenties zijn toegestaan? Zo nee, bent u bereid hier regels voor op te stellen?
Omdat DJI geen formele samenwerking met eMates heeft, is hiervoor geen protocol opgesteld. Zoals gezegd, is DJI bereid klachten van advocaten door te geven aan eMates. Advocaten kunnen dat echter ook rechtstreeks doen.
Daarnaast wijs ik erop dat DJI momenteel bezig is om het concept Zelfbediening Justitiabelen (ZBJ) te ontwikkelen, waarbij justitiabelen in het kader van zelfredzaamheid de beschikking krijgen over ICT-functionaliteiten om een veelheid aan zaken zelf te regelen, zoals bezoek, kapper, boeken en e-learning. Een beperkte emailvoorziening voor gedetineerden past binnen dit concept.
Het bericht dat er te weinig geld is voor alle 37 JSF-toestellen |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Defensie komt geld tekort voor alle 37 JSF-toestellen»?1
Ja.
Bent u bereid van de gehele aanschaf van de JSF af te zien, nu Defensie de geplande 37 toestellen niet kan realiseren? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ik ga er vanuit dat we de 37 toestellen volgens plan zullen aanschaffen. Het besluit over de bestelling van de drie resterende toestellen is in 2019 aan de orde.
Kunt u aangeven waarom nu pas de gevolgen van de dollarkoers aan de Kamer worden gemeld, terwijl de Algemene Rekenkamer daar al jaren voor waarschuwt? Zo nee, waarom niet?
Defensie heeft het risico van valutaschommelingen vanaf het begin van het project Verwerving F-35 onderkend. Hierover is de Kamer de afgelopen jaren veelvuldig geïnformeerd, zo ook in de laatste drie voortgangsrapportages die de Kamer heeft ontvangen (Kamerstuk 26 488, nrs. 416, 431 en 435). Hierin is bovendien te lezen dat de kostenramingen hoger zijn dan de budgetten vanwege de dollarkoers, die de afgelopen jaren is gestegen ten opzichte van de euro.
Kunt u aangeven hoeveel geld er inmiddels aan de JSF is uitgegeven en hoeveel geld Nederland nog moet investeren in deze «vliegende Fyra»? Zo nee, waarom niet?
Het investeringsbudget voor de verwerving van de F-35 bedraagt, zoals ook vermeld in de voortgangsrapportage van september jl., € 4.747,4 miljoen. Met de voortgangsrapportage in maart ontvangt u een verantwoording van de uitgaven die Defensie heeft gedaan. Eind 2016 had Defensie € 1.543 miljoen uitgegeven aan het F-35 programma. Dit is inclusief het Nederlandse aandeel van $ 800 miljoen in de ontwikkelingsfase.
Deelt u de mening dat Nederland nooit aan het JSF project had moeten beginnen? Zo nee, waarom niet?
Nee, de F-35 is het beste jachtvliegtuig ter vervanging van de F-16, zo hebben diverse kandidatenvergelijkingen aangetoond.
De vrijspraak van Julio Poch |
|
Maarten Groothuizen (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Oud-piloot Julio Poch vrijgesproken van deelname aan dodenvluchten»?1
Ja.
Ziet u aanleiding uw antwoorden op eerdere Kamervragen inzake de heer Poch te herzien, gezien de recente ontwikkelingen? Zo nee, waarom niet?2
Op basis van de mij bekende informatie zie ik daartoe op dit moment geen aanleiding.
Hoe duidt u het gegeven dat de heer Poch acht jaar in Argentinië in voorarrest heeft gezeten en nu is vrijgesproken?
De totale duur van het voorarrest in Argentinië is naar Nederlandse maatstaven zeer lang te noemen. De regering heeft zich in het kader van de aan de heer Poch verleende consulaire bijstand ingespannen voor het in vrijheid afwachten van zijn strafproces in Argentinië. Beslissingen omtrent de duur van het voorarrest in een ander land zijn echter voorbehouden aan rechterlijke autoriteiten van dat land.
Het past de regering niet om inhoudelijk te oordelen over buitenlandse rechterlijke uitspraken. Dat geldt temeer wanneer het een uitspraak betreft waarvan de motivering nog niet beschikbaar is en die nog niet onherroepelijk is.
Klopt het dat Nederland geen uitleveringsverdrag met Argentinië heeft? Zo ja, wat was destijds de overweging en juridische grond om bij te dragen aan de uitlevering van de heer Poch van Spanje aan Argentinië?
Tussen Nederland en Argentinië geldt een bilateraal uitleveringsverdrag, doch dit verdrag biedt geen rechtsbasis voor de uitlevering van eigen onderdanen. De Argentijnse autoriteiten hebben door middel van een rechtshulpverzoek verzocht om een vertrek van de heer Poch naar het buitenland aan Argentinië en aan het land van bestemming te melden. Een dergelijk verzoek betreft een rechtshulpverzoek waaraan Nederland op grond van het Wetboek van Strafvordering en het Verdrag tegen Foltering in zo ruim mogelijke mate moet voldoen. Het Anti-Folteringsverdrag verplicht partijen in art. 9 elkaar «de grootst mogelijke mate van rechtshulp» te verlenen. Alleen als een dwingende wettelijke weigeringsgrond dat verbiedt, kan het verzoek niet worden ingewilligd. Omdat een dergelijke weigeringsgrond zich niet voordeed, heeft Nederland uitvoering gegeven aan zijn verplichtingen en inlichtingen over vluchtgegevens aan Argentinië en Spanje verstrekt. Daarin was ook naar het oordeel van de rechter in kort geding geen onrechtmatig handelen jegens de heer Poch gelegen.
Hoe duidt u de beslissing destijds om bij te dragen aan de uitlevering van de heer Poch, in de wetenschap dat de heer Poch nu is vrijgesproken?
De vrijspraak maakt mijn duiding van het voorgaande niet anders. Rechtshulpverzoeken worden gedaan in verband met een strafzaak en een strafzaak kan uitmonden in een vrijspraak. De stelling dat Nederland bijdroeg aan de uitlevering verdient enige nuance. De uitlevering vond eerst plaats nadat de Spaanse rechter het Argentijnse uitleveringsverzoek toelaatbaar had verklaard en de heer Poch uiteindelijk zelf met zijn uitlevering aan Argentinië had ingestemd.
Klopt het dat de Argentijnse autoriteiten pas besloten tot vervolging van de heer Poch nadat Nederland een rechtshulpverzoek aan Argentinië deed? Zo ja, hoe duidt u dit?
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft mij laten weten dat het Argentijnse onderzoek naar de heer Poch weliswaar is begonnen naar aanleiding van een rechtshulpverzoek van het OM aan de Argentijnse autoriteiten, maar dat tot de aanhouding van de heer Poch door de Argentijnse onderzoeksrechter pas werd bevolen nadat de Argentijnse autoriteiten zelf al het (op dat moment beschikbare) relevante bewijsmateriaal hadden beoordeeld. Zo was, voordat de aanhouding werd bevolen, in Argentinië archiefonderzoek gedaan met betrekking tot de heer Poch en had de Argentijnse onderzoeksrechter in december 2008 persoonlijk de Nederlandse getuigen (die belastend verklaarden) gehoord. Ik acht deze gang van zaken niet ongeoorloofd.
Klopt het dat Argentinië besloot tot vervolging van de heer Poch over te gaan, niet op basis van eigenstandig bewijsmateriaal, maar enkel op basis van door Nederland aangeleverde informatie? Zo ja, hoe duidt u dit?
Zie antwoord vraag 6.
Kent het Argentijnse juridische systeem, zoals het Nederlandse dat kent, schadevergoedingen voor onterechte vrijheidsbeneming, zoals in het geval van de heer Poch het geval is geweest? Zo ja, bent u bereid er bij de Argentijnse regering op aan te dringen dat een dergelijke vergoeding tegemoet komt aan de heer Poch aangezien het hier een Nederlands staatsburger betreft? Zo nee, hoe gaat u zich op andere wijze inzetten voor tegemoetkoming aan de heer Poch?
Ik beschik niet over deze informatie. Nu de gemotiveerde uitspraak inzake de heer Poch nog niet beschikbaar is en daartegen mogelijk een appelprocedure zal volgen, acht ik het op dit moment ook niet opportuun om in te gaan op vragen met betrekking tot schadevergoeding vanuit de Argentijnse regering. De raadsman van de heer Poch heeft de Nederlandse Staat bij brief van d.d. 9 januari 2018 aansprakelijk gesteld voor schade die de heer Poch stelt te hebben geleden door het handelen van de Nederlandse Staat. Dit verzoek wordt thans bestudeerd.
Bent u bereid de heer Poch te faciliteren indien hij naar Nederland wenst te komen?
Na zijn vrijspraak is aan de heer Poch door de Nederlandse ambassade in Buenos Aires een laissez-passer afgegeven zodat hij naar Nederland kon terugkeren. De heer Poch keerde op 7 december 2017 terug in Nederland.
Op welke wijze heeft de Nederlandse ambassade ten tijde van het voorarrest bijstand aan de heer Poch geleverd? Hoe vaak heeft de heer Poch bezoek gehad van Nederlands ambassadepersoneel?
De heer Poch heeft gedurende zijn detentie in Argentinië consulaire bijstand van het Ministerie van Buitenlandse Zaken ontvangen, zoals die wordt geboden aan Nederlanders in buitenlandse detentie die hebben aangegeven hierop prijs te stellen. De consulaire bijstand bestaat onder andere uit meerdere bezoeken per jaar door een ambassademedewerker en een maandelijkse gift van 30 euro ten behoeve van levensonderhoud.
Aanvullend hierop heeft de Nederlandse ambassade in Buenos Aires gedurende de hele detentieperiode contact onderhouden met de Argentijnse advocaat van de heer Poch over de voortgang van het proces. De ambassade heeft verzoeken van de heer Poch en zijn advocaat om in afwachting van de uitspraak buiten de gevangenis te mogen verblijven langs diplomatieke weg ondersteund.
Is aan de heer Poch de gebruikelijke consulaire bijstand verleend, onder meer het toezien op de detentieomstandigheden en de rechtsgang? Kunt u uiteenzetten hoe hieraan in de praktijk uitvoering is gegeven?
Zie antwoord vraag 10.
De berichten omtrent de nieuwbouw van het Sint Elisabeth Hospitaal (Sehos) op Curaçao |
|
André Bosman (VVD) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Camelia-Römer garandeert behoud banen Sehos», «Sehos in bezwaar tegen aanwijzing inspectie» en «Financiële verantwoording HNO nog steeds niet afgelegd»?1
Ik heb kennis genomen van de artikelen uit de Amigoe.
In hoeverre is het Sehos-nieuwbouwproject een bedreiging voor de financiële huishouding van Curaçao?
Het is aan het land Curaçao om de eigen financiële huishouding op orde te houden. Indien de bouw van het nieuwe ziekenhuis nadelige gevolgen heeft voor de financiële huishouding van Curaçao, moet de regering van Curaçao (financiële) maatregelen nemen. Het College financieel toezicht monitort de financiële ontwikkelingen bij de realisatie van het nieuwe ziekenhuis HNO (Hospital Nobo Otrobanda). Het Cft kan, in het kader van de uitvoering van de begroting, de regering van Curaçao adviseren over de gevolgen van de financiële ontwikkelingen.
Is het Sehos-nieuwbouwproject een financieel risico voor Nederland? Zo nee, waarom niet?
Het aantrekken van de lening voor het nieuwbouwproject heeft plaatsgevonden conform hetgeen beschreven staat in de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten. Curaçao heeft het bedrag voor deze lening via de lopende inschrijving van Nederland geleend. Hierdoor gelden dezelfde voorwaarden als voor de andere leningen die Curaçao via de lopende inschrijving van Nederland heeft. In de begroting van het land Curaçao staan ook de jaarlijkse aflossing- en rente-uitgaven hiervoor begroot.
Gaat de financiële wanorde bij het Sehos nu overgedragen worden aan het nieuwe ziekenhuis (HNO)? Wat doet dat met de business case van het HNO?
De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de business case van het HNO en de financiële huishouding ligt bij het land Curaçao. Indien kosten voor de bouw van het ziekenhuis uit de hand lopen of blijkt dat na ingebruikname van het ziekenhuis de jaarlijkse kosten hoger uitvallen dan eerder in de businesscase voorspeld, zal het land Curaçao daarvoor dekking moeten vinden binnen de eigen begroting. Het blijft een autonome aangelegenheid van het land Curaçao.
Bent u bekend met de artikelen «Vragen en zorgen over gaswinning Zuidwest-Drenthe» en «Opnieuw informatieavond gaswinning: Te druk, te chaotisch»?1
Ja.
Hoe bent u van plan te voorkomen dat de belangen van bewoners in Zuidwest-Drenthe en Overijssel pas achteraf worden meegenomen, zoals eerder in Groningen is gebeurd?
Bij mijnbouwprojecten hecht ik sterk aan open en transparante communicatie met de omgeving. Onderdeel daarvan is de betrokkenheid van burgers. Dit is met ingang van 1 januari 2017 ook vastgelegd in de Mijnbouwwet. De berichtgeving waaraan u refereert gaat over de informatiemarkt die georganiseerd was voor de ontwerp-instemmingsbesluiten op de winningsplannen Eesveen en Vinkega. De belangen van bewoners worden meegenomen in het advies van de decentrale overheden en bewoners kunnen hun eigen belang aangeven gedurende de ter inzage legging van het ontwerpbesluit. De bewoners zijn conform de uniforme openbare voorbereidingsprocedure tijdig betrokken bij de voorbereiding van de besluitvorming.
Gedurende de behandeling van een vergunningaanvraag hecht ik eveneens aan een open en transparante communicatie met mijn adviseurs. Om die reden worden bij de voorbereiding van een instemmingsbesluit op een winningsplan de adviseurs (gemeenten, provincies en waterschappen) tijdens de adviesperiode uitgenodigd voor een informatiesessie, die specifiek over het desbetreffende winningsplan gaat. Bij deze bijeenkomst wordt hen de gelegenheid geboden om alle vragen over de inhoud van het winningsplan en de procedure te stellen en zijn er ambtenaren van mijn ministerie aanwezig, evenals vertegenwoordigers van het mijnbouwbedrijf, voor de beantwoording. Nadat alle adviezen ontvangen zijn, stel ik een ontwerp-instemmingsbesluit op waarin de ontvangen adviezen worden meegewogen.
Dit ontwerp-instemmingsbesluit wordt zes weken ter inzage gelegd. In deze periode wordt een informatiemarkt gehouden in de gemeente waar de voorgenomen vergunning onder valt. Tijdens de informatiemarkt kan iedereen informatie krijgen over de plannen rondom de gaswinning, de wijze waarop het ministerie heeft laten toetsen aan de veiligheid en de bodembeweging en de te volgen procedure. Op een dergelijke informatieavond zijn medewerkers van mijn ministerie, TNO, het mijnbouwbedrijf en zo mogelijk ook het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) aanwezig om in gesprek te gaan met de bezoekers en hun vragen te beantwoorden.
Kunt u uitleggen waarom de gaswinning in Drenthe omhoog gaat, terwijl in het regeerakkoord staat dat de gaswinning de komende kabinetsperiode af moet nemen?
Het regeerakkoord gaat in op verlaging van de gaswinning uit het Groningenveld. In het regeerakkoord staat daarnaast dat er geen nieuwe opsporingsvergunningen op land worden afgegeven deze kabinetsperiode, en dat bestaande opsporingsvergunningen van kracht blijven. In het geval van de gasvelden waar de krantenberichten over gaan is er sprake van bestaande winningen waarvoor een actualisering van het winningsplan plaatsvindt. Ik kan niet aangeven hoeveel proefboringen worden voorkomen als gevolg van het feit dat er geen nieuwe opsporingsvergunningen meer worden verleend.
Hoe staan de gaswinningsplannen in verhouding tot de maatregel in het regeerakkoord met betrekking tot nieuwe boringen op land? Kunt u inschatten hoeveel proefboringen worden voorkomen dankzij deze maatregel in het regeerakkoord?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de zorg van de bewoners dat er alleen nulmetingen worden gehouden bij boeren en niet bij particulieren? Bent u bereid om de mogelijkheden te verkennen om deze nulmetingen ook verplicht te stellen voor particulieren om ervoor te zorgen dat eventuele schadeafhandeling in de toekomst gemakkelijker wordt?
In het ontwerp-instemmingsbesluit heb ik opgenomen dat de representatieve nulmeting bouwkundige staat ziet op «bouwwerken». Naast de nulmeting van de bouwkundige staat, dient Vermilion op grond van artikel 41 van de Mijnbouwwet een (nul)meting voor de bodembeweging uit te voeren. Dit zijn geen metingen aan gebouwen, maar naar maaiveldhoogte.
Is het, gezien de verschillende incidenten met gaswinningsbedrijf Vermilion in en rondom het gebied zoals het overschrijden van vergunde gaswinningshoeveelheden en het niet informeren van burgers over ingrijpende acties, verstandig om dit bedrijf gas te laten winnen in deze gebieden?
SodM houdt als onafhankelijke toezichthouder toezicht op mijnbouwactiviteiten en is bevoegd gezag voor de handhaving en inspectie. SodM houdt in dat verband ook toezicht op de mijnbouwactiviteiten van Vermilion in deze regio. In het geval van een overtreding kan SodM overgaan tot handhaving, waarbij opgelegd kan worden dat de winning moet worden gestaakt. Ik heb van SodM begrepen dat een algemeen verbod op gaswinning door Vermilion, waarnaar u vraagt, niet aan de orde is.
Over de projecten die worden uitgevoerd, heeft Vermilion een belangrijke verantwoordelijkheid waar het gaat om de communicatie en het omgevingsmanagement. Op de website van Vermilion zijn de diverse communicatie-uitingen met de omgeving terug te vinden (http://www.vermilionenergy.nl/onze-activiteiten/huidige-activiteiten.cfm).
Hoe verhoudt de door u toegezegde verlenging van de gaswinningsvergunning van Vermilion bij Wapse zich tot de lopende juridische procedures in dit gebied?
Het is mij niet duidelijk wat wordt bedoeld met hoe de toegezegde verlenging van de gaswinningsvergunning zich verhoudt tot de juridische procedures in het gebied. De winningsvergunning, die ook wel concessie wordt genoemd, is onveranderd vigerend. Tegen de verlening van de omgevingsvergunning en het instemmingsbesluit met het winningsplan Diever bij Wapse lopen enkele juridische procedures. Het betreft reguliere beroepsprocedures, waarbij belanghebbenden gebruik maken van de hen toekomende rechtsmiddelen.
Welke maatregelen worden er genomen om bezorgde burgers gerust te stellen over het gaswinningsbedrijf Vermilion?
in algemene zin geldt dat mijnbouwmaatschappijen een eigen verantwoordelijkheid hebben voor de communicatie en het omgevingsmanagement rond de projecten die zij uitvoeren. Ik ben verantwoordelijk voor de communicatie rond de behandeling van vergunningaanvragen. Gedurende de behandeling van een aanvraag zijn er mogelijkheden ingebouwd om burgers te betrekken en te informeren. Zo organiseer ik in de gemeente waar een gasveld zich onder bevindt een informatieavond over de voorgenomen besluitvorming. Tijdens deze avond zijn naast medewerkers van EZK ook TNO, het desbetreffende mijnbouwbedrijf en zo mogelijk ook SodM aanwezig. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Op 7 september 2017 heeft Vermilion, de «gedragscode gaswinning kleine velden» van Nogepa ondertekend. In de gedragscode staat beschreven hoe de mijnbouwbedrijven de omgeving willen betrekken bij projecten uit kleine velden op land en hoe zij met goede, open en transparante communicatie, tijdig informatie uitwisselt.
U verwijst naar de informatieavond over de ontwerp-instemmingsbesluiten op de winningsplannen Eesveen en Vinkega van 23 november 2017. Doordat er in de regio Zuidwest Drenthe meerdere gaswinningen uit kleinen velden zijn en omdat de dag voor de informatiemarkt een interview met een ongeruste toon in de lokale media was verschenen, werd de informatiemarktavond zeer druk bezocht, en kon niet iedereen te woord worden gestaan. Om die reden heb ik op 6 december 2017 – in overleg met de gemeente – een extra informatiemarkt gehouden, en was er gelegenheid om bewoners alsnog goed te woord kunnen staan.
Deelt u de onvrede van de bewoners over het feit dat er op papier wel een inspraakavond is, maar dat het besluit voor die avond al vast stond? Bent u bereid om betrokkenen de kans te geven om daadwerkelijk inspraak te kunnen hebben bij dergelijke besluiten?
Ik deel die onvrede niet. In mijn antwoord op vraag 2 heb ik u geschetst welke zorgvuldige procedure ik doorloop om tot een besluit omtrent instemming met een winningsplan te komen. De uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure wordt gevolgd, zodat iedereen inspraak kan hebben bij dergelijke besluiten. Op het moment dat ik een ontwerp-instemmingsbesluit ter inzage leg, heb alle adviezen van mijn adviseurs meegewogen, maar staat het ontwerp-instemmingsbesluit nadrukkelijk nog open voor de zienswijze van bewoners. Deze kunnen aanleiding geven het definitieve besluit aan te passen.
Kunt u uitleggen waarom er in het regeerakkoord staat dat aanbevelingen van het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) overgenomen worden, terwijl er in de praktijk diverse aanbevelingen van het SodM door u werden verworpen rondom de gaswinning in Drenthe?
Ik vraag op elk winningsplan advies van SodM over de inhoud van het desbetreffend winningsplan. Daarnaast vraag ik ook advies aan de Technische commissie bodembeweging (Tccb), de betrokken decentrale overheden en aan de Mijnraad. Alle adviezen overziend en binnen de mogelijkheden die de Mijnbouwwet mij biedt, neem ik vervolgens een (ontwerp-)besluit. Hoewel de adviezen van SodM zeer zwaarwegend zijn, betekent dit niet dat in alle gevallen alle adviezen worden overgenomen. Wel worden alle adviezen van SodM door mij meegenomen in de besluitvorming. Als ik van een advies afwijk, dan motiveer ik ook waarom ik dat doe. In het regeerakkoord wordt verwezen naar een aanbeveling van het Staatstoezicht op de mijnen (SodM), die het SodM deed in haar advies op het winningsplan Groningen. Het SodM heeft in dat advies aangegeven dat zij volgens de huidige inzichten er vanuit gaat «dat zowel minder winning als vlakkere winning het aardbevingsrisico verkleint». Het is deze aanbeveling van SodM waarover de regeringspartijen aangeven dat het deze aanbeveling overneemt.
Kunt u deze vragen voorafgaand aan het algemeen overleg Mijnbouw beantwoorden?
Ja.
Het bericht 'Gros van de vluchtelingen in de bijstand' |
|
Bente Becker (VVD) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Gros van de vluchtelingen in de bijstand»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het grote aantal statushouders in de bijstand zeer zorgelijk is en het terugbrengen van de afhankelijkheid van nieuwkomers van de bijstand een speerpunt moet zijn voor de komende kabinetsperiode, waarbij werk de standaard moet zijn in plaats van een uitkering?
Ja.
Wat zijn volgens u de oorzaken van het grote aandeel uitkeringsontvangers onder nieuwkomers?
Veel statushouders komen eerst in de bijstand terecht en gaan niet gelijk aan het werk, omdat hun afstand tot de Nederlandse arbeidsmarkt veelal groot is. Alleen al het leren van de taal vergt tijd en dit is vaak een minimumvereiste voor werk. Daarnaast sluiten gevolgde opleidingen niet altijd aan en is (bij)scholing nodig. Voor statushouders geldt echter, net als voor Nederlanders in de bijstand, een activerend beleid dat gericht is op snelle uitstroom naar werk.
Beschikt u over landelijke cijfers van het huidige aandeel statushouders in een uitkering, met een uitsplitsing naar type uitkering, afkomst en verblijfsduur in Nederland? Zo ja, kunt u deze met de Kamer delen? Zo nee, bent u bereid hier onderzoek naar te doen en dit alsnog te delen?
Er zijn geen landelijke cijfers van het huidige aandeel statushouders in een uitkering, met een uitsplitsing naar type uitkering, afkomst en verblijfsduur in Nederland. De meest recente cijfers voor de totale populatie hebben betrekking op 2015 (CBS, Jaarrapport Integratie 2016) en die zijn niet op basis van status, maar op basis van (etnische) herkomstgroepering. Dit betekent niet dat er helemaal niet gekeken wordt naar het aandeel statushouders met een uitkering. In juni 2017 publiceerde bijvoorbeeld het CBS een rapport over een cohortstudie van asielmigranten2 die in de periode januari 2014 tot juli 2016 naar Nederland zijn gekomen. In dit rapport wordt geconcludeerd dat anderhalf jaar na het verkrijgen van de verblijfsvergunning, 90 procent van de 18 tot en met 64-jarigen die in 2014 een verblijfsvergunning krijgen, een bijstandsuitkering ontvangt. In het voorjaar van 2018 worden actuelere cijfers verwacht. Overigens is in voorgaand onderzoek al gebleken dat de bijstandsafhankelijkheid onder vluchtelingengroepen met de verblijfsduur in eerste instantie opliep om na een aantal jaren een maximum te bereiken waarna een daling inzette.3
Deelt u de mening dat het huidige inburgeringstraject meer gericht zou moeten zijn op arbeidsparticipatie? Welke onderdelen in het huidige inburgeringstraject leiden concreet en meetbaar tot meer arbeidsparticipatie en hoe gaat u dit verbeteren?
Het is de inzet van het kabinet om statushouders zo snel mogelijk te laten participeren, het liefst via betaald werk. Werk versnelt hun integratie in de Nederlandse samenleving en voorkomt afhankelijkheid van het sociale vangnet vanuit de overheid. Het Regeerakkoord zet hier onder andere op in door het taalniveau binnen inburgering te verhogen naar B1 en hier extra middelen voor beschikbaar te stellen.
Daarnaast krijgen gemeenten meer regie wat betreft inburgering en wordt er een activerend en ontzorgend stelsel van voorzieningen ingericht. Daardoor hebben gemeenten de ruimte om het beleid zo in te vullen dat het aansluit bij de lokale situatie. Het Regeerakkoord biedt kansen om slimmere combinaties van werken en inburgering te maken waardoor de focus niet alleen op het leren van de taal komt te liggen.
Naar aanleiding van de verhoogde asielinstroom van eind 2015 is door SZW samen met stakeholders zoals DIVOSA en COA extra inzet gepleegd om de integratie/participatie van nieuwkomers al te laten beginnen in de opvang. Door vanaf dag één met activiteiten te starten die gunstig zijn voor participatie wordt deze periode goed besteed. Het programma voorbereiding op de inburgering waarbij NT2 taallessen worden aangeboden in de COA opvang is geïntensiveerd. En de screening na moment van vergunningverlening helpt om het arbeidspotentieel van de statushouder in beeld te brengen. Bij de koppeling van statushouder aan de gemeente wordt vervolgens rekening gehouden met dit potentieel van de statushouder zodat ze sneller aan het werk komen. Ook worden op veel locaties statushouders en asielzoekers (dus nog voor vergunningverlening) actief benaderd om vrijwilligerswerk te doen.
Deze activiteiten zetten we uiteraard door, maar er is méér nodig. Zoals ook aangegeven in het regeerakkoord, gaan we daarom hard aan de slag met het verbeteren van de positie van Nederlanders met een migratieachtergrond en statushouders op de arbeidsmarkt. Iedere werkzoekende met een uitkering moet zo kort mogelijk afhankelijk van een uitkering zijn. En de tijd dat ze een uitkering krijgen, zo effectief mogelijk benutten. We hebben al gezien dat veel werkgevers welwillend zijn om mee te denken en actief willen bijdragen.
Hoe ontwikkelt het percentage uitkeringsontvangers onder nieuwkomers zich na de termijn van drie jaar voor het inburgeringstraject? Neemt dit af? Zo ja, in welke mate? Zo nee, welke verklaringen zijn hiervoor te geven?
Zie antwoord vraag 4.
Worden voor het deel van de grote golf vluchtelingen die in 2015 naar Nederland zijn gekomen en die in de loop van volgend jaar het einde van de inburgeringsperiode bereiken, speciale maatregelen voorbereid en hoe zullen consequenties worden verbonden aan verwijtbaar niet inburgeren door nieuwkomers?
Het inburgeringsstelsel kent verschillende sancties bij het niet verwijtbaar voldoen aan de inburgeringsplicht. Zo kan herhaaldelijk een boete worden opgelegd voor zowel het niet tijdig afronden van het participatieverklaringstraject4 als voor het niet tijdig behalen van het inburgeringsexamen. Daarnaast kent de Participatiewet sinds 1 januari 2015 de sanctie van korting op de uitkering als niet voldaan wordt aan de taaleis in de bijstand. Tot slot heeft het niet voldoen aan de inburgeringsplicht tot gevolg dat de inburgeringsplichtige niet in aanmerking voor een sterker verblijfsrecht (zoals een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd) of voor naturalisatie.
Op welke manier bent u in lijn met het regeerakkoord stappen aan het zetten om te zorgen dat nieuwkomers die verwijtbaar niet inburgeren en van wie het verblijfsrecht (nog) niet ingetrokken kan worden, (ook nu al) worden gekort op hun uitkering?
Het opleggen van een korting in de Participatiewet bij het niet voldoen aan de inburgeringsvereisten is op individueel niveau nu al mogelijk. Niet meewerken aan de arbeidsinschakeling is voldoende reden voor een maatregel onder de Participatiewet. Weigeren in te burgeren kan hieronder geschaard worden, aangezien inburgering bijdraagt aan participatie in de samenleving. De gemeente oordeelt per individueel geval of hier sprake is van verwijtbaar handelen. De maatregel wordt afgestemd op de mogelijkheden en middelen van de betrokkene.
Op welke wijze werkt u hierin samen met gemeenten en hoe zorgt u ervoor dat zij de consequenties van niet inburgeren daadwerkelijk doorvoeren?
Ik ben in overleg met gemeenten over de brede aanpak rond inburgering, integratie en arbeidsmarktparticipatie. Onderdeel van dat gesprek is het beter volgen en ondersteunen van statushouders. Dat is niet vrijblijvend: de naleving van voorwaarden in de Participatiewet zoals de taaleis en arbeidsverplichtingen krijgen daarom extra aandacht.
Deelt u, gezien de berichtgeving, de mening dat de uitvoering van de afspraak in het regeerakkoord om te komen tot een activerend en ontzorgend systeem van sociale voorzieningen met onder meer voorzieningen in natura met leefgeld, grote urgentie heeft? Zo ja, bent u bereid om voor het zomerreces van 2018 te komen met een concreet voorstel voor een dergelijk systeem van sociale voorzieningen en daarbij ook voorstellen te doen voor de benodigde wets- en/of beleidswijzigingen?
Ja, die mening deel ik. Het is van het grootste belang om vluchtelingen die mogen blijven, zo snel mogelijk te helpen integreren. Vanaf de huisvesting in de gemeente heeft de gemeente met de Participatiewet een aantal instrumenten om nieuwkomers te activeren en te ondersteunen. Veel gemeenten zoals Rotterdam hebben ook naar aanleiding van de verhoogde asielinstroom aanpakken ontwikkeld waarbij participatie en integratie van statushouders centraal staan. Taalverwerving en participatie nemen in deze aanpakken een centrale plaats in. Met het oog op de toekomst inventariseer ik nu samen met gemeenten welke instrumenten zij reeds hebben en wat er wettelijk of beleidsmatig nog nodig is om tot een activerend en ontzorgend systeem te komen. Ik houd uw Kamer op de hoogte van deze inventarisatie.
Het bericht ‘Rijk in stenen, arm in geld’ |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Rijk in stenen, arm in geld»?1
Ik ben bekend met dit bericht.
Deelt u de mening dat het belangrijk is voor senioren om hun overwaarde binnen randvoorwaarden te kunnen verzilveren? Zo nee, waarom niet?
Ik deel dat het belangrijk is dat senioren onder verantwoorde voorwaarden de mogelijkheid hebben om overwaarde te verzilveren. Aan deze problematiek is aandacht besteed in het platform maatwerk. Ik heb u recentelijk geïnformeerd over deze uitkomsten. Het platform heeft onderzoek gedaan naar maatwerk bij hypotheekverstrekking. Hieruit kwam naar voren dat een groep senioren knelpunten ervaart bij het verzilveren van overwaarde middels een aflossingsvrije hypotheek. Het gaat hierbij om senioren met een laag inkomen die op basis van de inkomensnormen in de Regeling Hypothecair Krediet (RHK) niet de gewenste aflossingsvrije hypotheek kunnen afsluiten. De leennormen zijn gebaseerd op annuïtaire aflossing, ook wanneer de hypotheek aflossingsvrij is. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat een deel van deze senioren onnodig beperkt wordt door deze annuïtaire toets in de RHK. Kredietverstrekkers hebben de mogelijkheid om middels individueel maatwerk van deze annuïtaire toets af te wijken en te toetsen op werkelijke lasten, maar gaven aan het onduidelijk te vinden wanneer dit is toegestaan. Naar aanleiding van het platform heeft de Autoriteit Financiële Markten (AFM) verduidelijkt wanneer een toets op werkelijke lasten verantwoord kan zijn. De sector heeft aangegeven dat de verduidelijking die is gegeven door de AFM werkbaar is. en ik ontvang verschillende signalen dat kredietverstrekkers bezig zijn om hun acceptatiebeleid op dit punt aan te passen.
Deelt u de mening van de econoom in overheidsdienst, genoemd in het artikel, dat de groep van senioren die de overwaarde niet kan inzetten als oudedagsvoorziening, «een kurk die de rest van de woningmarkt tegenhoudt» is en de doorstroom belemmert? Zo nee, waarom niet?
Er zijn verschillende manieren om overwaarde te verzilveren. Indien gewenst is het mogelijk om overwaarde vrij te maken door de woning te verkopen en te verhuizen naar een andere woning. Tijdens het platform maatwerk heb ik signalen gekregen dat er onvoldoende maatwerk wordt aangeboden aan senioren met een laag inkomen die willen verhuizen naar een goedkopere koopwoning, maar dit niet kunnen in verband met de inkomenscriteria in de RHK. Kredietverstrekkers gaven aan het onduidelijk te vinden in welke situaties maatwerk is toegestaan. Daarom heeft de AFM verduidelijkt wanneer maatwerk verantwoord kan zijn zodat doorstroming niet onnodig wordt belemmerd.
Hoe kan het dat na het aannemen met algemene stemmen van de motie-Aukje de Vries/Ronnes over meer ruimte om aan senioren een hypotheek te verstrekken, er nog geen stap lijkt te zijn gezet?2
Er is invulling gegeven aan deze motie tijdens het platform maatwerk. In het platform zijn knelpunten voor maatwerk bij hypotheekverstrekking onderzocht, waaronder aan senioren. In goede samenwerking met het Ministerie van Financiën, de AFM en de sector zijn oplossingen voor de geconstateerde knelpunten gevonden. Voor de zomer heb ik u geïnformeerd over de uitkomsten van het platform maatwerk. Het is nu belangrijk dat deze oplossingen doorgevoerd worden in het acceptatiebeleid, zodat de geconstateerde belemmeringen weggenomen worden. Dit heeft tijd nodig, maar mij bereiken inmiddels steeds meer signalen dat hypotheekverstrekkers met de oplossingen aan de slag zijn en concrete aanpassingen in het acceptatiebeleid hebben doorgevoerd.
Deelt u de mening dat de Nationale Hypotheekgarantie een aanjagende rol kan spelen, al dan niet met het verstrekken van een garantie? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De sector heeft aangegeven positief te zijn over het platform maatwerk en zou graag zien dat het platform wordt voortgezet. Hierbij is de wens aangegeven om het platform te verbreden en ook andere knelpunten rondom hypotheekverstrekking te bespreken. Ik heb besloten hier invulling aan te geven door jaarlijks een platform hypotheken te organiseren. In de komende platformbijeenkomst wordt opnieuw aandacht gegeven aan het verzilveren van overwaarde. Mogelijke knelpunten in de hypotheekverstrekking aan senioren rondom opeethypotheken zullen dan op de agenda staan. Indien hier aanleiding voor is, zal ook bekeken worden of een rol voor de overheid of het Waarborgfonds Eigen Woningen (uitvoerder van de Nationale Hypotheek Garantie) wenselijk is. Ik zal u over de uitkomsten van het platform informeren.
Welke stappen bent u bereid te zetten in het Platform Maatwerk om het voor senioren mogelijk te maken hun overwaarde te verzilveren? Hoe is de bijeenkomst, waar u dit punt op de agenda heeft gezet, verlopen?3
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht ‘Personeelstekort in de zorg is in een jaar tijd bijna verdubbeld’ |
|
Corinne Ellemeet (GL) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Personeelstekort in de zorg is in een jaar tijd bijna verdubbeld»?1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat 85 procent van de verpleegkundigen en verzorgden last heeft van de personeelstekorten en de werkdruk die dat oplevert?
Deelt u de mening dat tevreden en gezonde werknemers onmisbaar zijn bij het oplossen van het personeelstekort?
Hoe ziet u uw eigen rol in het aanpakken van stress en te grote werkdruk onder zorgpersoneel?
Wat vindt u ervan dat meer dan 60 procent van de mensen die de ouderenzorg verlaten niet meer terug willen komen, niet omdat ze het werk niet leuk vonden maar omdat de werkdruk zo hoog is?
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het algemeen overleg Arbeidsmarktbeleid in de Zorg van 7 december 2017?
Ja.
De strafrechtelijke aanpak van matchfixing |
|
Attje Kuiken (PvdA), Michiel van Nispen (SP) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Pijnlijke conclusie rond matchfixing: autoriteiten hebben een «bewijsprobleem»1 en herinnert u zich de antwoorden op Kamervragen over dit onderwerp en de antwoorden daarop van de Minister van Veligheid en Justitie, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport?2
Ja.
Waarom is er nu wel aanleiding om matchfixing vanuit strafrechtelijk opzicht serieus te nemen? Wat maakt het dat de roep vanuit de sportbonden en politiek om matchfixing strafbaar te stellen nu wel gehoord wordt?
Het kabinet neemt de aanpak van matchfixing altijd serieus. Het tegengaan van matchfixing is voor het kabinet een belangrijk thema. Het bestrijden van matchfixing kan alleen door een effectieve samenwerking tussen sport, opsporings- en vervolgingsdiensten, de kansspelsector, rechtshandhaving en de rijksoverheid, zowel nationaal als internationaal. Preventie, het opwerpen van barrières en een intensieve samenwerking met de sportsector staan voorop.
Een succesvolle aanpak van matchfixing moet uit een geïntegreerde ketenaanpak komen, waarbij alle betrokken partijen de eigen mogelijkheden om matchfixing te voorkomen en te bestrijden maximaal benutten. Strafrechtelijke opsporing en vervolging worden ingezet in die gevallen, waarin van het strafrecht het meeste maatschappelijk effect kan worden verwacht (strafrecht als optimum remedium). Ik wil nogmaals benadrukken dat de bestrijding van een maatschappelijk probleem als matchfixing niet alleen via het strafrecht gerealiseerd kan worden. Preventie is onmisbaar in de strijd tegen matchfixing en daarbij is een belangrijke rol weggelegd voor de sportsector.
Het Openbaar Ministerie heeft in het verleden steeds aangegeven met de huidige wetgeving goed uit de voeten te kunnen, maar bereid te zijn te verkennen of een aparte strafbaarstelling daadwerkelijk kan bijdragen aan effectieve handhaving. Het aangekondigde onderzoek geeft daaraan nu uitvoering en ik wacht de resultaten van dat onderzoek met interesse af.
Is het strafrechtelijk onderzoek naar de genoemde voetballer de enige aanleiding hiervoor of zijn er meer aanwijzingen die er toe leiden dat matchfixing meer binnen het strafrecht getrokken zou moeten worden? Zo ja, wat is de aard van die aanwijzingen?
In het bericht waar de vraagsteller aan refereert wordt gedoeld op een casus waarin is gebleken dat het bewijs voor matchfixing niet eenvoudig is te leveren. Dat geldt voor alle vormen van fraude in de sport; mogelijke betrokkenen opereren veelal vanuit het buitenland en strafbare gedragingen zijn niet eenvoudig vast te stellen. Het Openbaar Ministerie gaat bekijken of zelfstandige strafbaarstelling van matchfixing meerwaarde heeft ten aanzien van het huidig wettelijk instrumentarium om op te treden tegen fraude in de sport. Het is hierbij niet de bedoeling om de aanpak van matchfixing meer binnen het strafrecht te trekken. Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening (geuit door het openbaar ministerie) dat medewerkers, spelers en bestuurders van sportclubs die worden benaderd door matchfixers, dat verplicht moeten melden? Zo ja, hoe gaat u dat bewerkstellingen? Zo nee, waarom niet?
Ik moedig alle in het antwoord op vraag 2 genoemde betrokkenen aan om vermoedens van matchfixing te melden. Deze meldingen kunnen namelijk leiden tot meer signalen, een beter inzicht in het verschijnsel matchfixing in Nederland en kunnen zo van belang zijn bij het tegengaan van dit fenomeen. Of het invoeren van een meldplicht nuttig is en of die plicht gesanctioneerd zou moeten worden, moet, zoals het Openbaar Ministerie in het artikel laat weten, eerst worden onderzocht. De uitkomsten van dit onderzoek wacht ik af, alvorens vervolgstappen te nemen.
Gaat u ervoor zorgen dat matchfixing nu wel expliciet strafbaar wordt gesteld? Zo ja, hoe en op welke termijn gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 2. Ik loop niet vooruit op de uitkomsten van de verkenning van het Openbaar Ministerie.
Het instellen van een draagmoederbank |
|
Sharon Dijksma (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de wens van medisch specialisten en de stichting FIOM, die pleiten voor een «draagmoederbank»?1
Ja
Vindt u het redelijk dat stellen alleen terecht kunnen voor draagmoederschap, waarbij een draagmoeder via in-vitrofertilisatie (ivf) een embryo geplaatst krijgt dat genetisch niet aan haar verwant is, als zij zelf voor een draagmoeder zorgen? Waarom?
Ongewenste kinderloosheid is een ingrijpende situatie in mensenlevens.
Ik begrijp de oproep van de professionals, die zich in hun werk geconfronteerd zien met het verdriet van wensouders die geen draagmoeder kunnen vinden. Het al dan niet inrichten van een draagmoederbank hangt samen met de beoordeling van de aanbevelingen die de Staatscommissie Herijking ouderschap heeft gedaan.2 Zo heeft de Staatscommissie voorgesteld in Nederland een regeling voor draagmoederschap te treffen en ontheffingen mogelijk te maken op het bemiddelingsverbod, zoals nodig voor het oprichten van de voorgestelde draagmoederbank. De Minister voor Rechtsbescherming zal uw Kamer in januari 2018 informeren over de in het regeerakkoord aangekondigde onderzoeken naar aanleiding van het advies van de Staatscommissie.
Vindt u het redelijk dat stellen die niet zelf een draagmoeder kunnen vinden zich er maar bij neer moeten leggen dat zij geen kinderen kunnen krijgen? Zo nee, steunt u het idee van een draagmoederbank?
Zie antwoord vraag 2.
Denkt u dat er in Nederland vrouwen zijn die best bereid zijn om draagmoeder te worden voor een stel dat ongewenst kinderloos is? Zo ja, deelt u de mening dat het een goed idee is dat deze vrouwen zich ergens kunnen melden, zodat bekeken kan worden of zij werkelijk aan de voorwaarden voor draagmoederschap kunnen voldoen en een kinderloos paar kunnen helpen?
Ik kan onmogelijk inschatten hoeveel vrouwen in Nederland bereid zouden zijn om draagmoeder te zijn. Gezien de belasting en het risico dat ermee gepaard gaat, kan de parallel getrokken worden met eiceldonatie en nierdonatie bij leven. Mijn inschatting is dat het om vrij kleine aantallen zal gaan, waarmee mogelijk nog onvoldoende tegemoet gekomen wordt aan de vraag naar draagmoeders, zoals ook in Engeland ondanks het bestaan van een draagmoederbank het geval is.
Op grond van het Wetboek van Strafrecht is beroeps- en bedrijfsmatige bemiddeling bij draagmoederschap strafbaar. Dat geldt ook voor het publiek maken van het aanbieden van of het zoeken naar draagmoeders. De vraag of een draagmoederbank wenselijk zou zijn kan niet los worden gezien van de bredere vraag hoe Nederland om wil gaan met draagmoederschap.
Deelt u de mening dat een makkelijkere manier om een draagmoeder in Nederland te vinden, kan voorkomen dat stellen zijn aangewezen op buitenlandse draagmoeders, waarbij het niet altijd duidelijk is in hoeverre deze vrouwen worden gedwongen/uitgebuit?
Als er een gemakkelijke manier zou zijn om draagmoeders in Nederland te vinden, zou dat vermoedelijk inderdaad voorkomen dat stellen naar het buitenland gaan voor een draagmoeder. Ik kan echter onmogelijk voorspellen in hoeverre een draagmoederbank het vinden van een draagmoeder (sterk) vergemakkelijkt. Dit hangt mede af van het animo bij potentiële draagmoeders en hun (medische) geschiktheid. Ook kan ik me voorstellen dat bij het bestaan van een draagmoederbank wensouders minder bereidheid tot draagmoederschap in hun directe omgeving treffen. Dit zou een ongewenst neveneffect van een draagmoederbank kunnen zijn.
Deelt u de mening dat het voor sommige kinderen die geboren worden via een draagmoeder beter kan zijn om (later) te kunnen weten waar zij vandaan komen?
De ervaring onder kinderen die zijn geboren na gebruik van donorgameten, maar ook van kinderen die op enig moment zijn geadopteerd, leert dat er een groep kinderen is voor wie van belang is om te weten waar hij of zij vandaan komt. Ik kan me voorstellen dat dit ook kan gelden voor kinderen die geboren zijn via een draagmoeder, ook als zij geen genetische band met haar hebben. Bij draagmoederschap in Nederland is dat gewaarborgd doordat de draagmoeder altijd op de geboorteakte wordt genoemd.
Bent u op de hoogte van het advies van de Staatscommissie Herijking Ouderschap uit 2016, waarin werd gepleit voor versoepeling van de regels? Wat gaat u hier mee doen?
De Staatscommissie pleitte voor het instellen van een wettelijke regeling voor draagmoederschap, zodat meer rechtszekerheid geboden wordt voor alle betrokkenen, in het bijzonder het kind. De Staatscommissie adviseerde tevens om het huidige bemiddelingsverbod in het Wetboek van Strafrecht zodanig aan te passen dat de mogelijkheid ontstaat om ontheffing te verlenen aan organisaties en personen om zonder winstoogmerk te bemiddelen tussen draagmoeders en wensouders of een platform te bieden waarbinnen draagmoeders en wensouders elkaar kunnen vinden. Het openbaar maken van vraag en aanbod door draagmoeders en wensouders zou dan niet langer strafbaar moeten zijn, aldus de Staatscommissie. Deze adviezen kunnen niet los gezien worden van de aanbevelingen om kinderkoop afzonderlijk strafbaar te stellen en het doen van te hoge betalingen aan de draagmoeder strafbaar te stellen. Het betreft dus niet zondermeer een versoepeling van de regels. De Staatscommissie heeft een weloverwogen advies opgesteld met daarin een totaalpakket aan maatregelen rond draagmoederschap, die ook als zodanig in hun samenhang beoordeeld dienen te worden. Zoals in het regeerakkoord is afgesproken, zal het kabinet de door de Staatscommissie aanbevolen onderzoeken uitvoeren.
Zijn er volgens u argumenten te bedenken tegen het instellen van een draagmoederbank volgens Engels model, waarbij geen sprake is winstoogmerk, waar wensouders en draagmoeder worden gescreend, begeleid en aan elkaar worden gekoppeld? Zo nee, wanneer gaat u de wet hiervoor aanpassen?
Ik ga ervan uit dat u doelt op deze draagmoederbank: https://www.surrogacyuk.org/. Hoewel deze website veel informatie biedt, ben ik onvoldoende bekend met de precieze aard van deze organisatie en de wettelijke context in het Verenigd Koninkrijk om alle voors en tegens van dit model te overzien. Van aanpassing van de wet kan in dit stadium geen sprake zijn. Zoals gezegd, is de eerste stap het uitvoeren van de onderzoeken, waarover de Minister voor Rechtsbescherming u in januari 2018 zal informeren.
Een overeenkomst tussen marktpartijen, de gemeente en woningcorporaties in Rotterdam-Zuid |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de coalitieovereenkomst tussen vijf marktpartijen, de gemeente Rotterdam en vier woningcorporaties? Kunt u deze overeenkomst naar de Tweede Kamer sturen?1
Ja. De overeenkomst treft u als bijlage bij deze brief aan2.
Waarom is afgesproken om 2.000 particuliere woningen aan te pakken, terwijl er eerder sprake was van de herstructurering van 10.000 particuliere woningen? Hoeveel van deze huizen worden gesloopt en hoeveel gerenoveerd? Hoe gaan de overgebleven 8.000 woningen worden opgeknapt?2
De ambitie om in Rotterdam-Zuid in de periode tot 2031 10.000 particuliere woningen te herstructureren staat onverkort overeind. Dit is ook opgenomen in het NPRZ Uitvoeringsplan 2015–2018.
In de brief aan uw Kamer van 1 juli 2016 (Kamerstuk 30 136, nr. 50) heeft mijn ambtsvoorganger u geïnformeerd over de verbetering van de investeringscondities voor nieuwbouw, sloop en verbouw in Rotterdam-Zuid. Door aanpassingen van de voorwaarden voor de heffingsvermindering van de Verhuurderheffing en een bijdrage van 50 miljoen euro van de gemeente Rotterdam is een impuls gegeven aan de aanpak van ongeveer 600 particuliere woningen in Rotterdam-Zuid, door het afdekken van de onrendabele top. Deze investeringsimpuls was een eerste betekenende stap en heeft bijgedragen aan een beter investeringsklimaat.
Naast extra investeringen in het corporatiebezit is er een toenemende belangstelling van marktpartijen ontstaan om in Rotterdam-Zuid te investeren. De Coalitie-Overeenkomst NPRZ is hiervan het resultaat. Zij maakt onderdeel uit van het bredere investeringsprogramma voor Rotterdam-Zuid. Hierbij worden in totaal 10.000 particuliere woningen aangepakt, de zogenoemde grondige aanpak.
Bij de in de Coalitie-Overeenkomst NPRZ genoemde 2.000 woningen gaat het in beginsel om koopwoningen en niet-DAEB huurwoningen. Deze afspraak is onderdeel van de eerste fase van de grondige aanpak, maar staat niet per definitie gelijk aan de herstructurering van 2.000 woningen, zoals in de vraag wordt gesuggereerd. De coalitie-overeenkomst voorziet ook in het oprichten van een programmacommissie met de marktpartijen, corporaties en de gemeente. In deze commissie worden afspraken gemaakt over het precieze aantal te slopen en te renoveren woningen. De ervaringen die door de partijen in deze eerste fase worden opgedaan worden meegenomen bij de dan nog resterende opgave, waarbij in totaal uiteindelijk 10.000 woningen worden geherstructureerd.
Hoeveel verkrotte koophuizen worden opgekocht door woningcorporaties en zullen na renovatie, tegen huurprijzen tot de liberalisatiegrens en daarboven, worden verhuurd als huurhuis?
De afspraken hierover worden op lokaal niveau gemaakt en maken deel uit van de in het antwoord op vraag 2 genoemde programmacommissie.
Kunt u garanderen dat er geen koopwoningen worden gerenoveerd en daarna worden doorverkocht door woningcorporaties met geld dat is opgebracht door huurders? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op grond van de Woningwet is het mogelijk gemaakt dat corporaties particuliere woningen kopen ten behoeve van herstructurering. Als algemene randvoorwaarde is opgenomen dat niet-DAEB-investeringen moeten bijdragen aan de DAEB-activiteiten en moeten plaatsvinden in een wijk of buurt waar de corporatie reeds bezit heeft. De huurders zullen baat hebben bij herstructurering, omdat de leefbaarheid van de wijk hierdoor wordt verbeterd. Over de manier waarop de corporaties dit financieren worden prestatieafspraken gemaakt met de gemeente en de huurdersorganisatie.
De woningcorporaties die werkzaam zijn in Rotterdam-Zuid zijn – evenals de marktpartijen – voornemens hierbij gebruik te maken van de middelen die voortkomen uit de Regeling Vermindering Verhuurderheffing en de € 50 miljoen die de gemeente ter beschikking stelt.
Een voor aanranding veroordeelde trainer die toch coach kon blijven |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Hoe een voor aanranding veroordeelde trainer toch coach kon blijven»?1
Ja.
Waar is het volgens u in deze kwestie misgegaan? Wwat zou er moeten gebeuren om deze gang van zaken in de toekomst te voorkomen?
Betrokkene is in 2014 bij verstek veroordeeld. Omdat betrokkene in cassatie is gegaan en de zaak dus nog onder de rechter is, kan ik niet in detail ingaan op deze casus. Wel kan ik melden dat de KNVB maatregelen heeft genomen door het KNVB-lidmaatschap te beëindigen, zijn trainerslicentie in te trekken en de Cypriotische voetbalbond, UEFA, FIFA, alsmede NOC*NSF in te lichten.
Meer in zijn algemeenheid merk ik op dat ik sportclubs in Nederland stimuleer om voor jeugdtrainers een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) aan te vragen. Door sportclubs de mogelijkheid te bieden om voor hun vrijwilligers gratis een VOG aan te vragen, onder de voorwaarde dat de clubs een eigen preventie- en integriteitsbeleid hebben, probeer ik herhaald slachtofferschap te voorkomen.
Pre-employmentscreening is in landen verschillend geregeld. Wel zijn in Europees verband afspraken gemaakt over het uitwisselen van justitiële gegevens ten behoeve van screening. De uitwisseling van gegevens gebeurt via het European Criminal Records Information System (ECRIS). Ieder Europees land heeft een centrale autoriteit die deelneemt aan ECRIS. In Nederland is dat de Justitiële Informatiedienst (Justid). Naast de centrale autoriteit zijn er nationale bevoegde autoriteiten die een informatieverzoek kunnen doen bij andere EU-lidstaten door tussenkomst van de eigen centrale autoriteit via het ECRIS-systeem. Voor de VOG-screening in Nederland is dat de dienst Justis. Voor de meeste functies in het kader van pre-employmentscreening is bevraging en beantwoording via ECRIS optioneel en afhankelijk van nationale wetgeving. Europese regelgeving ter voorkoming van seksueel misbruik verplicht het bevraagde land – in het geval iemand gaat werken met kinderen – om de gegevens te verstrekken. In deze gevallen betrekt Justis dan ook de via ECRIS ontvangen gegevens bij de beoordeling van de VOG-aanvraag.
Het afgelopen jaar begon de onderzoekscommissie De Vries in opdracht van de sportsector met haar onderzoek naar seksuele intimidatie en misbruik in de sport. Dit rapport is op 12 december jl. verschenen en bevat concrete adviezen ter verbetering van de preventie en aanpak van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Uiterlijk eind maart 2018 zal de Minister voor Medische Zorg en Sport een beleidsreactie aan uw Kamer doen toekomen. Aan deze beleidsreactie zal ik mijn medewerking verlenen en zal ik, in het licht van het rapport, ingaan op uw vragen.
Wat is uw reactie op de oproep van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB), die de samenwerking met de overheid wil verbeteren om te voorkomen dat sportbonden in de toekomst niet op de hoogte zijn van veroordelingen waardoor er niet ingegrepen kan worden?2
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen gaat u nemen, ook in het kader van internationale samenwerking met andere landen, om te voorkomen dat een sporttrainer die veroordeeld is voor kindermisbruik in een ander land zijn praktijken als sporttrainer voort kan zetten?
Zie antwoord vraag 2.
De begroting van het Openbaar Lichaam Bonaire voor het dienstjaar 2018 |
|
André Bosman (VVD) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u de begroting van het Openbaar Lichaam Bonaire voor het dienstjaar 2018?
Ja.
In hoeverre bent u van mening dat de in de algemene toelichting onder het kopje subsidies beschreven algemene korting van 13,25% een teken is van goed bestuur?
Het Openbaar Lichaam Bonaire dient, conform de wettelijke bepalingen, een sluitende begroting te presenteren. Daarbinnen is het aan het openbaar lichaam om beleidsmatige keuzes te maken. Ik begrijp uw zorgen over het korten van subsidies op diverse maatschappelijke instellingen. Daarom heb ik ook aan de eilandsraad en het bestuurscollege van Bonaire mijn kanttekeningen kenbaar gemaakt bij de goedkeuring van de begroting van 2018. Ik heb daarbij ook specifiek aandacht gevraagd voor het feit dat het van goed bestuur zou getuigen als betrokken en geraakte partijen tijdig geïnformeerd worden, zodat deze rekening kunnen houden met gemaakte beleidskeuzes. Getuige de grote maatschappelijke commotie, is mijn beeld dat dit nu onvoldoende is gebeurd.
In hoeverre bent u van mening dat deze algemene korting een kort-door-de-bocht-oplossing is voor een begroting die niet sluitend is?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het toepassen van een algemene korting op de toegekende subsidies ook projecten raakt die voor de Bonairianen van groot belang zijn?
Ik treed niet in de beleidsmatige afwegingen die het openbaar lichaam Bonaire maakt binnen het eigen begrotingskader. Het bestuurscollege van Bonaire heb ik verzocht mij nader te informeren over de consequenties van de bezuiniging op kwetsbare groepen in de samenleving. In hun reactie van 30 januari jl. staat het volgende. «Wij hebben op de eerste plaats moeten besluiten om te korten op bedrijfsvoering en zelfs in de formatieruimte van het ambtelijk apparaat. Alvorens daarop aanvullend over te gaan tot kortingen op subsidies voor sociale instellingen hebben wij een risicoanalyse uitgevoerd. Met het oog op de kwetsbare groepen in de samenleving, heeft deze analyse ons een beeld verschaft van de personele consequenties bij de instellingen, en daarmee samenhangend, van de risico’s ten aanzien van de continuïteit van de uitvoering van taken van sociale instellingen, met name waar het gaat om de uitvoering van wettelijke taken. Op basis van deze risicoanalyse hebben wij besloten, in ieder geval voor zeven (7) van de sociale instellingen, de vaststelling van de subsidiebedragen voor 2018 te heroverwegen.»
Het bericht dat de export van Gronings gas verder stijgt |
|
Sandra Beckerman (SP), Henk Nijboer (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht dat de export van Gronings gas naar onze buurlanden verder stijgt?1 Deelt u de mening dat de stijging van export van Gronings gas een zeer ongewenste ontwikkeling is? Kunt u dit toelichten?
Ja, ik ken het bericht. In het genoemde artikel gaat het om de export van laagcalorisch gas. Dit gas is grotendeels afkomstig uit twee bronnen: enerzijds Groningengas dat is vermengd met hoogcalorisch gas en anderzijds hoogcalorisch gas waaraan stikstof is toegevoegd.
Het kabinet is bezig de vraag naar het laagcalorische Groningengas verder af te bouwen. Hiervoor dient ook de vraag naar laagcalorisch gas in het buitenland af te nemen. De hoogte van de export wordt bepaald door de fysieke vraag in deze landen. Deze vraag is de optelsom van het gasverbruik van huishoudens, industrie en andere partijen die op het laagcalorische gasnet zijn aangesloten. Zij zijn fysiek afhankelijk van het laagcalorische gas uit Nederland en hebben op korte termijn hiervoor geen alternatief.
Alle landen treffen de noodzakelijke voorbereidingen om op de kortst mogelijke termijn, tussen 2020 en 2030, het gebruik van laagcalorisch gas volledig af te bouwen. Daarbij wordt tot 2020 ook al op kleinere schaal omgebouwd om hiervoor voldoende ervaring op te doen. Hierdoor zal tussen 2020 en 2030 de vraag naar Groningengas naar verwachting met ongeveer 2 miljard Nm³ per jaar afnemen en zal er vanaf 2030 geen export van laagcalorisch gas meer plaatsvinden. Over deze afbouw is uw Kamer medio 2016 gedetailleerd geïnformeerd (bijlage bij Kamerstuk 33 529, nr. 278). Van een te continueren winning ten behoeve van export is dan ook geen sprake.
In hoeverre maakt Nederland zich middels deze export van gas afhankelijk van een continue winning van aardgas in Groningen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe verhoudt deze stijging zich tot de wens van de Tweede Kamer om de gasexportcontracten versneld af te bouwen?2
Er is geen verband. Voor de hoogte van de export van laagcalorisch gas naar België, Frankrijk en Duitsland is alleen de fysieke vraag van belang. Deze vraag is de optelsom van het gasverbruik van huishoudens, industrie en andere partijen die op het laagcalorische gasnet zijn aangesloten. De exportcontracten die GasTerra met buitenlandse partijen heeft beïnvloeden deze vraag niet. De fluctuerende gasvraag wordt in de praktijk ingevuld door handel van marktpartijen op de gashandelsplaats TTF.
Kunt u aangeven welke nieuwe contracten na aanname van motie-Jan Vos c.s. (Kamerstuk 33 529, nr. 238) over de versnelde afbouw van de gasexportcontracten zijn aangegaan?
In 2014 heeft mijn voorganger u geïnformeerd dat de Staat via haar rol als aandeelhouder van GasTerra zal borgen dat er geen nieuwe langetermijncontracten worden afgesloten en dat bestaande langetermijncontracten niet worden verlengd (Kamerstuk 33 529, nr. 143). Sindsdien zijn er geen nieuwe exportcontracten meer aangegaan of bestaande exportcontracten verlengd.
Kunt u aangeven wat de prognose is van de gasexport de komende jaren? Welke afspraken zijn hierover gemaakt met de ons omringende landen, waaronder België, Duitsland en Frankrijk?
Ik heb GTS gevraagd naar de inschatting van de exportvolumes in de komende jaren. GTS heeft prognoses opgesteld op basis van de meest recente gegevens uit Duitsland, België en Frankrijk over de gasvraag en de huidige plannen voor de afbouw van het gebruik van laagcalorisch gas. De exportvolumes zijn sterk afhankelijk van de temperatuur. De hoeveelheden die in de onderstaande tabel worden weergegeven zijn de volumes in een koud jaar en vormen daarmee in feite een soort maximum. In een qua temperatuur gemiddeld jaar zullen de volumes duidelijk lager liggen.
Gasjaar
Duitsland
[miljard Nm3]
België/Frankrijk
[miljard Nm3]
2018/2019
19,0
10,5
2019/2020
17,5
10,5
2020/2021
16,5
9,5
2021/2022
13,0
8,5
2022/2023
11,5
7,5
2023/2024
9,5
6,5
2024/2025
7,0
5,5
2025/2026
5,5
4,5
2026/2027
4,0
3,0
2027/2028
3,0
2,0
2028/2029
1,0
1,0
2029/2030
0,0
0,0
Bent u bereid volledige openbaarheid te geven over de bestaande gasexportcontracten en deze naar de Tweede Kamer te sturen?
Zoals opgenomen in bovenstaande antwoorden is voor de hoogte van de export van gas naar het buitenland de fysieke vraag van belang. Ik word hierover ten minste jaarlijks geadviseerd door GTS. De exportcontracten die GasTerra met buitenlandse partijen beïnvloeden deze vraag niet. Aangezien deze contracten zijn gesloten tussen private partijen en daarnaast ook bedrijfsvertrouwelijke informatie bevatten, ben ik niet voornemens deze openbaar te maken.