De bevindingen van de onderzoekscommissie Gezondheidsklachten Ter Apel |
|
Jasper van Dijk , Cem Laçin |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u bereid de eerdere Kamervragen over de gezondheidsklachten onder de (oud)medewerkers van het Central Orgaan opvang Asielzoekers (COA) op de locatie Ter Apel1 aanvullend te beantwoorden, nu de onderzoekscommissie haar rapport2 heeft uitgebracht?
De onafhankelijke onderzoekscommissie heeft na grondig en deskundig onderzoek geconcludeerd dat de gezondheidsklachten het gevolg zijn van een combinatie van factoren. In enkele kantoorgebouwen is sprake van een slecht binnenklimaat door vervuilde klimaatinstallaties, wisselend gebruik van LED verlichting en te vroeg verlijmde vloerbedekking. Daarnaast concludeert de commissie dat de klachten een gevolg zijn van psychosociale factoren zoals o.a. een hoge werkdruk door de hoge instroom in 2015 en 2016, onzekerheid over continuïteit van de aanstelling en onregelmatige werktijden. Zowel het COA als ik vinden het zeer belangrijk dat er verklaringen voor de klachten zijn gevonden. Het COA volgt de aanbevelingen om de situatie te verbeteren dan ook op, waarmee reeds een start is gemaakt. Ik licht dit hieronder verder toe. Onderstaande uitleg is daarmee mede te beschouwen als aanvullende beantwoording op de eerdere Kamervragen.
Onderschrijft u de conclusies en bijbehorende aanbevelingen van de onderzoekscommissie?
Ik onderschrijf de aanbevelingen en conclusies van de onderzoekscommissie. Het COA is de dag na het verschijnen van het rapport van start gegaan met het oppakken en uitvoeren van de aanbevelingen van de onderzoekscommissie. Zo heeft het COA diverse schoonmaakwerkzaamheden laten verrichten zoals o.a. van het kantoormeubilair, de ventilatieroosters en de in- en uitblaasroosters. Daarnaast hebben externe deskundigen de luchtinstallaties chemisch en technisch gereinigd. Ook worden aanpassingen verricht die er voor zorgen dat meer natuurlijke ventilatie in de gebouwen mogelijk wordt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de expertise van een externe installateur. Zoals de commissie heeft aanbevolen zal de vloerbedekking in de tijdelijke gebouwen binnenkort worden vervangen. De spots met ledverlichting worden voorzien van afschermplaatjes. Ook wordt het mogelijk gemaakt om de ledverlichting te dimmen.
Het COA ziet er nauwgezet op toe dat al deze werkzaamheden tot voor de medewerkers positieve resultaten leiden. Het COA zal ook na afronding van alle reinigings- en vervangingswerkzaamheden regelmatig de chemische en microbiële luchtkwaliteit (laten) monitoren. Hierbij wordt gebruikt gemaakt van de deskundigheid van een extern en onafhankelijk laboratorium dat gespecialiseerd is in water en binnenmilieu.
Welke (technische) maatregelen gaat het COA nu nemen om de werkomstandigheden van haar medewerkers op de werkvloer te verbeteren ten aanzien van het binnenklimaat? Op welke termijn worden deze maatregelen doorgevoerd?
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen gaat het COA nemen om de verstoorde relatie met haar medewerkers te herstellen? Hoe worden de zorgelijke psychosociale factoren aangepakt?
Voor de betrokken medewerkers vind ik het een vervelende situatie dat medewerkers ten aanzien van de oorzaak van hun gezondheidsklachten, lang in onzekerheid hebben gezeten. Ik ben blij dat met het verschijnen van het rapport aan deze onzekerheid een einde is gekomen. Het COA-bestuur neemt de werkgerelateerde stress van haar medewerkers zeer serieus en neemt de aanbeveling van de onderzoekscommissie om de psychosociale factoren binnen de werkomgeving te verbeteren over. Het COA is zich bewust van de soms moeilijke omstandigheden waarin werknemers van het COA hun werk doen, zeker ten tijde van de hoge instroom in 2015 en 2016 die het eerst en het meest voelbaar was voor de medewerkers in Ter Apel. Het doel is om, in nauwe samenwerking met alle betrokken medewerkers, het vertrouwen te herstellen en de psychosociale factoren aan te pakken. Er worden gesprekken gevoerd met de medewerkers waarin onder andere wordt besproken welke verbeteringen de medewerkers nodig en wenselijk achten, en wat er nodig is om het vertrouwen te herstellen. Daarnaast hebben de gesprekken tot doel ervoor te zorgen dat iedere medewerker zich vrij voelt om al wat wenselijk is te melden aan de collega’s en leidinggevenden. Deze gesprekken worden, waar daar behoefte aan is, begeleid door externe deskundigen.
Het bericht ‘Zieke werknemers zorgaanbieder Carinova moeten werk inhalen’ |
|
Gijs van Dijk (PvdA), Sharon Dijksma (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Zieke werknemers zorgaanbieder Carinova moeten werk inhalen»?1
Ja, ik ken dit bericht.
Wat vindt u van het feit dat medewerkers bij Carinova hun werk moeten inhalen?
Het maakte op mij een merkwaardige indruk dat werknemers die zich ziekmelden hun werk zouden moeten inhalen. Dat heb ik ook aangegeven in reactie op de mondelinge vragen die het Kamerlid Van Kent (SP) hierover aan mij gesteld heeft, tijdens het Vragenuur van de Tweede Kamer op 27 maart jongstleden. Tijdens het Vragenuur heb ik ook vooropgesteld dat er geen oneigenlijke druk uitgeoefend mag worden op mensen die ziek zijn. In zijn algemeenheid geldt immers dat de werkgever een loondoorbetalingsplicht heeft tijdens ziekte. Tijdens ziekte moet de werkgever het loon doorbetalen en hoeft de werknemer niet te verschijnen op het werk. Werkgevers moeten zich aan deze wettelijke verplichting – die geregeld is in het Burgerlijk Wetboek – houden.
Het ligt op de weg van partijen om over de in het nieuwsbericht geschetste situatie het gesprek aan te gaan. Dit gesprek tussen de werkgever (Carinova) en vakbonden heeft inmiddels plaatsgevonden. Naar aanleiding daarvan heeft de werkgever het verzuimprotocol dat ter discussie stond ingetrokken. Zoals ik heb aangegeven tijdens het Vragenuur, is het niet aan mij om actie te ondernemen en is het ook niet aan mij – maar aan de rechter – om te treden in de beoordeling van individuele gevallen. Dat de vakbond CNV hier alert op is geweest en dit heeft aangekaart bij de werkgever, vind ik dan ook een goede zaak. Dat is immers de geëigende route.
Deelt u de mening dat een werknemer niet de probleemhouder mag worden van ziekteverzuim? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wordt er naar uw oordeel in deze situatie gesjoemeld met verzuim, zoals wordt gesteld door vakbond CNV? En is dit in strijd met de wet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid in contact te treden met Carinova om dit aan de orde te stellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht ‘Slachtoffer discriminatie woningmarkt: Het is vernederend’ |
|
Farid Azarkan (DENK) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Slachtoffer discriminatie woningmarkt: «Het is vernederend»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat er blijkens het bericht gediscrimineerd wordt op de woningmarkt?
De uitkomsten van het onderzoek van De Groene Amsterdammer naar discriminatie op de woningmarkt zijn zorgwekkend en noemde ik eerder al ronduit bedroevend.
Discriminatie is niet toelaatbaar. De gevolgen raken niet alleen de mensen die gediscrimineerd worden, maar ook de samenleving als geheel. Discriminatie op de woningmarkt steekt in het bijzonder, omdat het een elementaire voorziening is in het opbouwen van een bestaan. Zoals ik ook in mijn brief2 aan uw Kamer schreef en heb benadrukt in het dertigledendebat over huisjesmelkers op 28 maart jl., is het belangrijk dat slachtoffers van discriminatie melding maken of een klacht indienen bij lokale antidiscriminatiebureaus of het College voor de Rechten van de Mens. Ik heb aangekondigd het gesprek aan te zullen gaan met de brancheorganisaties om afspraken te maken over goed verhuurderschap.
Heeft u contact opgenomen met het slachtoffer? Zo nee, waarom niet?
Met mijn aanpak van discriminatie op de woningmarkt wil ik aandacht geven aan alle slachtoffers. De afdoening van individuele zaken ligt bij de daarvoor aangewezen (overheids)instanties. Het kabinet zet volop in op de aanpak van discriminatie. Het gaat dan vooral om preventie, bewustwording en het voorkomen van onjuiste beeldvorming die discriminatie in de hand werkt. Uw Kamer ontving recent de kabinetsaanpak van discriminatie3 met de jaarlijkse Voortgangsrapportage over de drie actieplannen tegen discriminatie: het Nationaal actieprogramma tegen discriminatie, het Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie en het Actieplan Zwangerschapsdiscriminatie.
Voor de aanpak van discriminatie is het belangrijk om met de partijen die hierin een rol spelen in overleg te gaan en te bespreken hoe we discriminatie tegen kunnen gaan. Voor de aanpak van discriminatie op de woningmarkt wil ik daarom op korte termijn met verschillende bracheorganisaties afspraken maken. Deze zullen naar aanleiding van diverse ongewenste gedragingen in de huursector – waaronder discriminatie op grond van afkomst- betrekking hebben op goed verhuurderschap in den brede.
Deelt u de mening van het slachtoffer dat steekproefsgewijs controleren een mogelijke oplossing tegen discriminatie op de woningmarkt kan zijn? Zo ja, gaat u dit invoeren? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat de inzet van steekproefsgewijze praktijktests een bijdrage kan leveren aan de preventie van discriminatie omdat het bijdraagt aan het creëren van bewustzijn. Daarom zie ik graag dat de sector zelf afspraken maakt over de inzet van mystery guests- zoals de Groene Amsterdammer heeft gebruikt in haar onderzoek naar discriminatie op afkomst. Ik zie hier ook een duidelijke rol voor de Woonbond, de LSVb, en andere huurdersvertegenwoordigers. Ik betrek dit bij het overleg over goed verhuurderschap dat ik op korte termijn met de sector voer.
Heeft u al eerder signalen gehad van discriminatie op de woningmarkt? Zo ja, heeft u er toen wat mee gedaan?
Discriminatie komt helaas op vele terreinen voor, ook op de woningmarkt, zoals blijkt uit de jaarlijkse meldcijfers van de antidiscriminatievoorzieningen, politie en het College voor de Rechten van de Mens. De antidiscriminatievoorzieningen ontvingen in 2016 132 meldingen over huisvesting. (Bij dit cijfer past de kanttekening dat het daarbij gaat om mogelijke gevallen van discriminatie en niet uitsluitend om gevallen waarin discriminatie is vastgesteld.) De Rijksbrede aanpak om discriminatie te voorkomen en bestrijden is uitgewerkt in het Nationaal actieprogramma tegen discriminatie.4
Bent u bereid om harder op te treden tegen discriminatie en racisme op de woningmarkt? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen? Zo nee, waarom niet?
Preventie, bewustwording en het voorkomen van onjuiste beeldvorming die discriminatie in de hand werkt zijn van groot belang. Daarom zal ik waar nodig extra inzetten op voorlichting aan verhuurders, intermediairs en slachtoffers. Zo wil ik stimuleren dat slachtoffers van discriminatie zich melden bij het College voor de Rechten van de Mens voor het indienen van een klacht. De bewijslast ligt in dat geval bij de andere partij. Lokale antidiscriminatievoorzieningen kunnen hierbij bijstand of ondersteuning bieden. Waar discriminatie valt te bewijzen, kan ook het straf- of civielrecht een rol spelen.
Naast het geven van voorlichting, ga ik met de brancheorganisaties en anderen die betrokken zijn bij het verhuren van woningen in overleg om te bespreken hoe we ervoor kunnen zorgen, bijvoorbeeld via zelfregulering, dat er geen discriminatie meer plaatsvindt. Met diverse partijen in de sector verken ik bovendien of aanvullend daarop aanpassing in wet- en regelgeving zinvol is.
Vindt u, gezien het feit dat het aantal discriminatiemeldingen in Nederland is gestegen, dat het tijd is om meer capaciteit en expertise beschikbaar te stellen aan de Nationale Politie en het OM, zodat er alles aan gedaan wordt om racisme en discriminatie te voorkomen en te bestrijden?
De aanpak van discriminatie op de woningmarkt is in eerste instantie een verantwoordelijkheid voor het lokale bestuur, waarbij anti-discriminatievoorzieningen een belangrijke ondersteunende rol kunnen vervullen. Het strafrecht kan als optimum remedium een ondersteunende rol bieden. Zowel politie als OM zijn voldoende uitgerust om aan deze taak ook invulling te geven.
Voor de maatregelen die dit kabinet neemt om discriminatie tegen te gaan en de rol van het strafrecht daarbij verwijs ik u naar het Nationaal Actieprogramma Discriminatie en de Voortgangsrapportage5 die ik recent aan uw Kamer stuurde.
Bent u bereid een onderzoek te starten naar discriminatie op de woningmarkt zoals de gemeente Den Haag deed naar discriminatie op de arbeidsmarkt?2 Zo nee, waarom niet?
De uitkomsten van het onderzoek van De Groene Amsterdammer naar discriminatie op de woningmarkt zijn helder en bedroevend. Ik toets dit beeld bij het College voor de Rechten van de Mens en de Landelijke Vereniging tegen Discriminatie. De geconstateerde discriminatie op de woningmarkt vraagt om een krachtige aanpak, ook van de lokale overheid. Zoals ik eerder schreef wil ik met de branche afspraken maken over dat zij op regelmatige basis zelf onderzoek gaat doen naar discriminatie door middel van mystery guests. Dit vergroot het bewustzijn en biedt de branche ook de kans om verbetering in haar gedrag te laten zien.
Is er een instantie die toezicht houdt op (discriminatie op) de woningmarkt? Zo ja, welke is dat en zou die niet een actievere rol moeten spelen? Zo nee, zou het niet wenselijk zijn om die er te laten komen?
Discriminatie is niet toegestaan in Nederland. Lokale antidiscriminatievoorzieningen hebben een belangrijke rol bij het voorkomen en bestrijden van discriminatie. Bovendien kunnen mensen zelf of vertegenwoordigende belangenorganisaties een rol spelen. De brancheorganisaties en andere partijen op de woningmarkt kunnen hun verantwoordelijkheid nemen door er gezamenlijk op toe te zien dat er geen discriminatie plaatsvindt. Hierover wil ik met de sector tot afspraken komen.
Bent u bereid om, in samenwerking met partijen op de woningmarkt, afspraken te maken over maatregelen die deze partijen kunnen nemen om discriminatie tegen te gaan en om een actieve rol te nemen om deze maatregelen breed onder de aandacht te brengen? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Jazeker, zie de brief7 die ik uw Kamer stuurde en ook de beantwoording van vraag 2, 4, 6 en 8 waarin ik mijn voornemens toelicht. Uw Kamer ontvangt voor de zomer een brief met daarin de uitkomsten van het gesprek dat ik met de sector over dit onderwerp zal voeren.
Het voortzetten van het succesvolle teeltproject zonder mest Planty Organic |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Project teelt zonder mest zit zonder geld»?1
Ja.
Is het waar dat het innovatieve landbouwsysteem Planty Organic een projectfinanciering had van 2012 tot 2018 en dat er nog geen geld is voor verlenging van het project?2
Dit project heeft van het Ministerie van Economische Zaken tussen 1 januari 2013 en 31 december 2015 een financiering ontvangen onder projectnummer BO-20-014-003, voor een beperkt deel dat werd uitgevoerd door Wageningen Research (toen nog DLO). Projectfinanciering is altijd voor bepaalde duur, namelijk voor de duur van het uitvoeren van een duidelijk omschreven en vastgesteld projectplan. Een project heeft per definitie een einde. Verlenging is nooit een automatisme.
Deelt u het belang dat uw ambtsvoorganger hechtte aan onderzoek naar een biologisch landbouwsysteem dat volledig op een eigen mineralenvoorziening draait, dat wil zeggen zonder de aanvoer van (dierlijke) meststoffen van buitenaf? Zo nee, waarom niet?
Ja, waarbij ik wel opmerk dat het belang om de afhankelijkheid van externe productiefactoren te verkleinen niet beperkt is tot het biologische landbouwsysteem en dierlijke meststoffen.
Kunt u bevestigen dat de tussenresultaten van dit project voor duurzame plantaardige productie zonder aanvoer van meststoffen in 2014 al bemoedigend waren en dat na zes jaar zonder aanvoer van mest de opbrengst van de gewassen zelfs boven verwachting hoog was?
Het project laat zien dat met een akkerbouwsysteem met volledig eigen stikstofvoorziening middels uitsluitend bedrijfseigen stikstof (via leguminosen aangevoerd en door middel van maaimeststoffen, groenbemesters en gewasresten beschikbaar gekomen voor de gewassen), opbrengsten op een redelijk niveau kunnen worden bereikt, waarbij de onkruiddruk beheersbaar was. De bodem- en gewasanalyses op NPK en sporenelementen laten geen dalende tendens zien.
Dit type grond heeft een dusdanige voorraad aan mineralen dat vijf jaar bedrijfsvoering zonder externe aanvoer geen analyseerbare verarming van bodem of gewas tot gevolg heeft. Echter op termijn zou de landbouwgrond voor nutriënten fosfaat of kalium beperkend kunnen zijn. De evaluatie geeft aan dat een organische bron van deze nutriënten wellicht in de toekomst nodig is. Of deze resultaten ook op andere gronden en bij andere teelten toepasbaar zijn laat het onderzoek nog niet zien.
Deelt u de mening dat de hoge fosfaat- en stikstofefficiëntie in dit project zeer hoopgevend is voor zowel de bodem- als de waterkwaliteit? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Bent u bereid de financiering voor Planty Organic voort te zetten en in gesprek te gaan met de andere financieringspartners om hetzelfde te doen? Zo nee, waarom niet?
Nee, niet zonder meer. Zie daarvoor mijn antwoord op vraag 2. De initiatiefnemers kunnen wel gebruik maken van het bestaande instrumentarium voor de financiering van landbouwkundig onderzoek, zoals bijvoorbeeld via de Topsector Agro & Food.
De topsectoren hebben recent een oproep gedaan voor nieuwe voorstellen (https://topsectoragrifood.nl/wp-content/uploads/2018/03/Oproep-PPS-voorstellen-topsector-AgriFood-2019-def.pdf), waarbij in de eerste fase projectideeën kunnen worden aangeleverd.
In dat stadium zijn nog geen uitgewerkte plannen nodig. Aangezien de deadline voor aanmelding tot 15 april 2018 loopt, heeft het Ministerie van LNV de betrokken onderzoekers direct op deze mogelijkheid gewezen.
Het bericht 'Hoe de digitale halsband van Magister de privacy van schoolkinderen nekt' |
|
Paul van Meenen (D66) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Hoe de digitale halsband van Magister de privacy van schoolkinderen nekt»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de zeer geconcentreerde markt van leerlingvolgsystemen, waarbij 95% van het marktaandeel in handen is van twee aanbieders?
De markt van leerlingvolgsystemen kent inderdaad een hoge concentratiegraad. Dat hoeft op zichzelf geen probleem te zijn, van belang is de vraag of een partij misbruik maakt van een dominante marktpositie. Ik ken daar tot op heden geen signalen van. De Autoriteit Consument en Markt houdt toezicht op de naleving van de Mededingingswet, waarin bepalingen rondom misbruik van een economische machtspositie zijn opgenomen.
Is het bij u bekend hoelang scholen en de bedrijven die leerlingvolgsystemen aanbieden de leerlinggegevens bewaren?
De privacywetgeving schrijft voor dat persoonsgegevens niet langer worden opgeslagen dan noodzakelijk voor het doel waarvoor zij zijn verzameld. Ten aanzien van de gegevens in een leerlingdossier staat de Autoriteit Persoonsgegevens op het standpunt dat een school de meeste gegevens nog twee jaar mag bewaren nadat het kind van school is gegaan.2 Op grond van specifieke bepalingen in de onderwijswetgeving moeten scholen bepaalde gegevens langer bewaren:
In de modelverwerkersovereenkomst die hoort bij het privacyconvenant (waarin de sectorraden en inmiddels meer dan 200 leveranciers afspraken hebben gemaakt over privacy en informatiebeveiliging) zijn bepalingen opgenomen over hoe scholen en bedrijven die in opdracht van scholen persoonsgegevens verwerken om moeten gaan met bewaartermijnen en de vernietiging van persoonsgegevens.3 De bedrijven die leerlingvolgsystemen aanbieden hebben het convenant ondertekend.
Klopt het dat marketingdoeleinden buiten het gesloten privacyconvenant zijn gehouden, waardoor deze bedrijven geld kunnen verdienen door scholen aanbiedingen te sturen gericht op de geaggregeerde data?
Nee dat klopt niet. Artikel 5, lid 3 van het privacyconvenant bepaalt: «De Verwerking van Persoonsgegevens met betrekking tot Digitale Onderwijsmiddelen vindt nooit plaats voor reclamedoeleinden of het doen van ongevraagde aanbiedingen door Leveranciers.»
Kunt u de Inspectie toezicht laten houden op de bewerkingsovereenkomsten tussen scholen en aanbieders van leerlingvolgsystemen of deze overeenkomsten voldoen aan de wet en regelgeving rondom privacy.
De modelverwerkersovereenkomst die opgesteld is voldoet aan de wet- en regelgeving rondom privacy. Het is de taak van de Autoriteit Persoonsgegevens om toezicht te houden op de wet- en regelgeving rondom privacy. De Inspectie van het Onderwijs en de Autoriteit Persoonsgegevens hebben een samenwerkingsovereenkomst afgesloten waarin zij afspraken hebben gemaakt over hoe zij elkaar informeren.
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat de gegevens van Nederlandse leerlingen in een Amerikaans netwerk worden verwerkt en daarmee onder Amerikaanse wetgeving valt, gezien de grote concentratie van gevoelige persoonsgegevens?
Ik vind het onwenselijk als persoonsgegevens van Nederlandse leerlingen op Amerikaanse servers staan. Magister verzekert onderwijsinstellingen ervan dat daar geen sprake van is. De data wordt versleuteld opgeslagen op Nederlandse servers. Magister maakt voor haar beveiliging gebruik van de diensten van Akamai, een Amerikaans bedrijf. Die diensten (met name de bescherming tegen DDoS-aanvallen) worden geleverd in Europa, conform Europese privacywetgeving. De AVG stelt voorwaarden voor doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen of internationale organisaties. Voor scholen zijn deze hanteerbaar gemaakt in artikel 10 van de modelverwerkersovereenkomst.
Wat is uw oordeel over de capaciteit van toezicht en handhaving van privacywetgeving bij leerlinggegevens?
Het kabinet heeft de capaciteit van de Autoriteit Persoonsgegevens met oog op de inwerkingtreding van de AVG uitgebreid. Daarmee verwacht ik dat de Autoriteit Persoonsgegevens voldoende geëquipeerd is om haar taken uit te voeren. Ik zie dat de Autoriteit Persoonsgegevens ook actief is binnen het onderwijsdomein met onderzoek, voorlichting en recent bijvoorbeeld ook met de ontwikkeling van lesmateriaal over privacy.4
Bent u bereid onderzoek te doen naar gebruik, opslag en verwerking van leerlinggegevens door scholen en aanbieders van leerlingvolgsystemen?
Het is de rol van de Autoriteit Persoonsgegevens om toezicht te houden en indien nodig onderzoek te doen. Recent is er door de Autoriteit Persoonsgegevens bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar de werkwijze van scholen rondom hun leerlingvolgsystemen.5 Naar aanleiding van dit onderzoek hebben scholen en de leverancier hun werkwijzen en systemen aangepast zodat de omgang met leerlinggegevens voldoet aan de Wet bescherming persoonsgegevens. Zo hebben leraren nu bijvoorbeeld alleen nog toegang tot persoonsgegevens van leerlingen die zij voor de uitvoering van hun taken nodig hebben en is de beveiliging van de persoonsgegevens verbeterd door bij te houden welke bestanden van welke leerlingen zijn gelezen of aangepast.
Met het privacyconvenant en de modelverwerkersovereenkomst worden scholen ondersteund bij het maken van de juiste afspraken over gebruik, opslag en verwerking van leerlinggegevens met onder meer aanbieders van leerlingvolgsystemen.
Zoals toegezegd tijdens het AO Digitalisering op 31 januari jongstleden, informeer ik uw Kamer later dit jaar over de uitkomsten van een monitor naar de stand van zaken rondom privacy en beveiliging in het primair en voortgezet onderwijs.
De overplaatsing van een wegens corruptie verdachte topman van Heineken in Nigeria |
|
Mahir Alkaya |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Kent u het bericht dat de directeur van Nigerian Breweries, dochterbedrijf van Heineken, centraal stond in een corruptiezaak, tot een schikking zou zijn gekomen en is weggepromoveerd naar Singapore?1
Ja.
Deelt u de mening dat corruptie in tegenspraak is met het principe van maatschappelijk verantwoord ondernemen, waarvan geëist wordt dat multinationals die overheidssteun ontvangen zich aan houden?
Ja. Corruptie ondermijnt eerlijk en maatschappelijk verantwoord zakendoen. Corruptie, waaronder omkoping van ambtenaren in binnen- en buitenland, is dan ook strafbaar voor de Nederlandse wet. Het OESO anti-omkopingsverdrag en het VN Verdrag tegen corruptie vormen hiervoor de basis. In Nederland is bovendien de naleving van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen een voorwaarde voor het verkrijgen van (financiële) overheidsondersteuning bij internationale handels- en investeringsactiviteiten.
Deelt u de mening dat het anti-omkopingsbeleid van Heineken ernstige hiaten vertoont getuige deze zaak?2 Zo nee, kunt u dit toelichten? Zo ja, wat gaat u doen om Heineken te bewegen haar anticorruptiebeleid aan te passen?
Het kabinet stimuleert het Nederlandse bedrijfsleven op een verantwoorde manier zaken te doen, met respect voor mens en milieu. De UN Guiding Principles en de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen vormen hiervoor het kader, en omvatten diverse thema’s zoals mensenrechten, arbeidsomstandigheden, milieu en corruptie.
De bestrijding van corruptie is een belangrijk onderdeel van maatschappelijk verantwoord ondernemen en corruptie is, zoals gezegd, strafbaar voor de Nederlandse wet. Hoe bedrijven hun anticorruptiebeleid vormgeven is echter aan bedrijven zelf. Wel verwacht het kabinet dat het anti-omkopingsbeleid van bedrijven voldoet aan de OESO-richtlijnen. Bedrijven moeten risico’s, zoals op het gebied van corruptie, identificeren, voorkomen of mitigeren en rekenschap af leggen over de wijze waarop zij met de geïdentificeerde risico’s omgaan. Deze due diligence(gepaste zorgvuldigheid) is een kernelement van de UN Guiding Principles en de OESO-richtlijnen. De overheid helpt bedrijven om deze mogelijke risico’s te identificeren, bijvoorbeeld door middel van de MVO Risicochecker (http://www.mvorisicochecker.nl/en), en via informatieverstrekking door de Nederlandse ambassades. Verder hebben de ministeries van Buitenlandse Zaken, Economische Zaken en Veiligheid en Justitie samen met de Netherlands International Chamber of Commerce, VNO-NCW, MKB-Nederland de brochure «Eerlijk zakendoen zonder corruptie» ontwikkeld. De brochure geeft praktische tips voor het bedrijfsleven ten behoeve van een integere bedrijfscultuur en om corruptie in het buitenland tegen te gaan.
Welke steun ontvangt Heineken voor de activiteiten die zij in Nigeria ontplooit en zijn deze zaak en het verschijnen van het boek «Bier voor Afrika; Het best bewaarde geheim van Heineken» voor u aanleiding deze steun te wijzigen?3
De Nederlandse steun is gericht op een verbetering van de positie van de armste boeren en niet op Heineken.
In Nigeria werkt een partnerschap van Nigerian Breweries, International Fertilizer Development Centre (ngo), BoP Innovation Centre (ngo), Psaltry International (Nigeriaans MKB) en Heineken aan de opschaling van cassaveproductie in het kader van het programma 2Scale. 2Scale, opgezet door het Ministerie van Buitenlandse Zaken, is een programma dat Publiek-Private Partnerschappen ten behoeve van inclusieve bedrijfsmodellen voor de allerarmsten opzet. Het partnerschap met Heineken, «cash from cassava», richt zich op het opzetten en aansluiten van het lokale MKB bij de productieketen. Het partnerschap heeft een bijdrage van 1,4 mln EUR gekregen van de Nederlandse overheid; Heineken heeft bijna 10 mln EUR bijgedragen aan het partnerschap.
Welke mogelijkheden heeft het openbaar ministerie om omkoping door Nederlandse burgers in het buitenland aan te pakken?
Actieve omkoping is strafbaar gesteld in de Nederlandse wet. Deze strafbaarstelling geldt voor zowel ambtelijke als niet-ambtelijke omkoping, in binnen- en buitenland. Volgens de wet is het verboden een gift, belofte of dienst aan te bieden aan een (buitenlandse) ambtenaar met als doel deze ambtenaar te bewegen in zijn bediening iets te doen of na te laten. Voor omkoping van niet-ambtenaren geldt daarbij de eis dat de gift, belofte of dienst van die aard is (of onder zodanige omstandigheden wordt aangeboden), dat de pleger redelijkerwijs moet aannemen dat degene aan wie dat aanbod wordt gedaan, met dat doen of nalaten in strijd handelt met zijn plicht. Wanneer de omkoping door Nederlanders is gepleegd buiten Nederland heeft Nederland alleen rechtsmacht indien het feit ook in het betreffende buitenland strafbaar is. Het zal derhalve van de concrete omstandigheden van het geval afhangen of een verdachte voor omkoping in het buitenland kan worden vervolgd.
Welke rol speelt corruptiebestrijding in het nog af te sluiten convenant voor de levensmiddelensector en welke sancties komen hierop te staan?
Voor de IMVO-convenanten vormen de OESO-richtlijnen en de UN Guiding Principlesde basis. Deze convenanten hebben een tweeledig doel. Te weten, op specifieke risico's binnen een ambitieuze en realistische termijn van 3 tot 5 jaar substantiële stappen van verbetering te bereiken voor groepen die negatieve effecten ervaren, en om een gezamenlijke oplossing te bieden voor problemen die bedrijven zelf niet alleen kunnen oplossen.
De partijen die betrokken zijn bij de totstandkoming van het convenant van de voedingsmiddelensector bepalen gezamenlijk welke specifieke risico’s het eerste moeten worden aangepakt. Het convenant is nog niet ondertekend en het kabinet kan nog niet vooruitlopen op de gemaakte afspraken.
De begeleiding van leerlingen in en de kwaliteit van het particulier onderwijs |
|
Peter Kwint , Paul van Meenen (D66), Lisa Westerveld (GL) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() ![]() |
Wat vindt u ervan dat er mogelijk verspreiding van het Avatar-gedachtegoed plaatsvindt op democratische scholen?1 2
De signalen in en naar aanleiding van de berichtgeving van De Monitor geven inderdaad reden tot zorg, maar het is niet aan mij om een uitspraak te doen over de inhoud van een bepaald gedachtegoed. De signalen zullen door de inspectie worden betrokken in haar toezicht. In het toezicht van de inspectie op particuliere scholen wordt gekeken naar de kwaliteit van onderwijs, goed burgerschap en veiligheid.
Vindt u – gelet op uw beantwoording op eerdere Kamervragen dat reclame maken op scholen voor aanvullende diensten is toegestaan – dat ook voor cursussen van Avatar reclame gemaakt mag worden op scholen, ondanks dat deskundigen aangeven dat er sprake is van hersenspoeltechnieken bij Avatar, de organisatie potentieel «destructief» is voor familierelaties en potentieel onveilig is? Kunt u uw antwoord toelichten? Bent u gezien de uitlatingen over het verdienmodel van Avatar bereid uw aanvankelijke afhoudende houding ten opzichte van een onderzoek naar de school als acquisitieplein te heroverwegen? Zo nee, wanneer komt dan wel het punt dat u bereid bent dit te doen?3 4 5 6
Het aanbieden van betaalde diensten op scholen is, zoals ik in antwoord op eerdere Kamervragen heb aangegeven, toegestaan.7 Het is niet aan mij, noch aan de inspectie, om te oordelen over de overtuigingen van het personeel of ouders van leerlingen op een school, tenzij deze overtuigingen op zo’n manier worden opgelegd dat ze een bedreiging vormen voor de kwaliteit van onderwijs, goed burgerschap of de veiligheid op school. Op die punten houdt de inspectie toezicht.
Bent u bereid om de Onderwijsinspectie te vragen onderzoek te doen naar de verspreiding van het Avatar-gedachtegoed in het democratisch onderwijs of deelt u de mening van de schooldirectie dat het hier een onschuldig gedachtegoed betreft?
De inspectie legt bij particuliere scholen in principe elke twee jaar een schoolbezoek af en past de frequentie aan op basis van een jaarlijkse inschatting van risico’s en / of signalen. Er staan reeds reguliere inspectiebezoeken aan een aantal democratische scholen gepland, waaronder een bezoek aan De Ruimte. De signalen over de wijze waarop het Avatar-gedachtegoed op deze scholen wordt verspreid, zullen tijdens deze bezoeken betrokken worden bij het toezicht op de kwaliteit van het onderwijs, goed burgerschap en veiligheid.
Ziet u, gezien de zorgelijke signalen over particuliere democratische scholen, de noodzaak om deze scholen onder verscherpt toezicht te stellen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wanneer er signalen binnenkomen, maakt de inspectie de afweging op welke wijze hier het best naar gehandeld kan worden. Zoals ik ook in het antwoord op vraag 1 heb aangegeven, neemt de inspectie de signalen naar aanleiding van de berichtgeving van De Monitor mee in het reguliere toezicht.
Hoe staat u ten opzichte van het gelijktrekken van het toezicht door de Onderwijsinspectie voor bekostigd en niet-bekostigd onderwijs? Wat zijn de belangrijkste verschillen in het toezicht, naar uw mening?
Het verder gelijktrekken van het toezicht op bekostigd en niet bekostigd onderwijs zou een (ingrijpende) wetswijziging vergen die ik op dit moment niet opportuun vind. Vooral omdat het toezicht op een aantal belangrijke punten op dit moment al gelijk is voor beide soorten onderwijs. Zo geldt ook voor particuliere, niet-bekostigde scholen dat het onderwijs ingericht dient te zijn ter voorbereiding op aansluitend onderwijs, dat voldaan moet worden aan de kerndoelen en de referentieniveaus, dat men veiligheid van leerlingen moet monitoren, dat men de ontwikkeling van leerlingen moet volgen en dat de leraren bevoegd dienen te zijn. De belangrijkste verschillen zitten in de verplichtingen op het punt van de onderwijstijd, het volgen van de leerlingen (dit hoeft bij niet-bekostigd onderwijs voor de basisvaardigheden niet met landelijk genormeerde toetsen) en deelname aan de eindtoets (geen verplichting voor niet-bekostigd onderwijs). In dit verband merk ik op dat aansluiting op het vervolgonderwijs niet per se via het afnemen van examens hoeft plaats te vinden.
Wat is het nut van de kwalificatieplicht, waarbij leerlingen van 16 tot 18 jaar oud verplicht zijn onderwijs te volgen als zij geen diploma havo, vwo, mbo niveau 2 of hoger hebben, als leerlingen in samenspraak met hun ouders op het particulier onderwijs kunnen besluiten om geen diploma te behalen door het afleggen van examens? Acht u het wenselijk dat er particuliere democratische scholen zijn die het niet noodzakelijk vinden dat hun leerlingen een diploma halen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik hecht sterk aan de kwalificatieplicht, omdat deze wat mij betreft van groot belang is voor de arbeidsmarktkansen van leerlingen. Het onderwijs op particuliere scholen moet de leerlingen aantoonbaar in staat stellen om hun onderwijsloopbaan voort te zetten in het vervolgonderwijs op een niveau dat van ze verwacht mag worden. Zoals ik u in antwoord op eerdere Kamervragen heb gemeld, is een diploma daarin echter geen einddoel, maar instrumenteel.8 Scholen moeten leerlingen wel in de gelegenheid stellen om deel te nemen aan het staatsexamen. Het is echter aan de leerlingen en hun ouders om de keuze te maken om al dan niet een diploma te behalen door middel van het afleggen van examens.
Voor de meeste leerlingen die particulier onderwijs volgen, geldt dat zij uiteindelijk een startkwalificatie halen. De leerlingen die staatsexamen doen kunnen langs die weg een startkwalificatie halen. Leerlingen die zonder diploma doorstromen kunnen in het mbo terechtkomen, waar bij aanmelding een niveaubepaling plaatsvindt. Een enkeling wordt vanwege specifieke begaafdheden zonder diploma toegelaten tot het hoger onderwijs.
Deelt u de zorg dat de didactische vrijheid van scholen soms dusdanig ver doorgeslagen is, dat het welbevinden en de ontwikkeling van kinderen niet centraal wordt gezet? Zo nee, hoe is dit te rijmen met de stelling van iemand die zijn gedachtengoed op scholen deelt, dat Avatar ook kanker kan genezen door deze kankergeesten uit te drijven?
Het onderwijs en daarbij het welbevinden en de ontwikkeling van de leerlingen zijn zaken die mijn aanhoudende aandacht hebben. Dat geldt niet alleen voor het bekostigd onderwijs, maar ook voor het particulier onderwijs, en komt dan ook terug in de (wettelijke) eisen die aan alle vormen van onderwijs worden gesteld.
Privacyschendingen door Facebook |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Ook telefoongegevens waren niet veilig voor datagraaier Facebook»1, «Berlijn wil strenger toezicht op Facebook na dataschandaal»2 en «Amerikaanse mededingingsautoriteit FTC doet onderzoek naar Facebook»?3
Ja.
Zijn de berichten over mogelijke privacyschendingen voor u aanleiding om met Facebook in gesprek te gaan en dit bedrijf aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid ten aanzien van de privacy van burgers en bedrijven? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het staat buiten kijf dat Facebook zich aan de Europese en nationale privacyregelgeving moet houden. De Autoriteit persoonsgegevens ziet hierop toe in samenwerking met de toezichthouders in de andere lidstaten van de Europese Unie, en krijgt met ingang van 25 mei 2018 ruimere toezichts- en sanctiebevoegdheden.
Vanwege de grote invloed die sociale media hebben op de samenleving, rust op de aanbieders van deze diensten een zware verantwoordelijkheid. Dat geldt bij uitstek voor een mondiale aanbieder zoals Facebook. Privacy is geen luxe en de handel in persoonsgegevens mag niet uitsluitend als verdienmodel worden gezien. Ik zal met Facebook en andere aanbieders in gesprek gaan om hen nog eens op hun verantwoordelijkheid te wijzen.
Waar kunnen burgers terecht die zich door Facebook in hun persoonlijke levenssfeer geschonden voelen om daarover te klagen of hun recht te halen?
Burgers kunnen een klacht indienen bij de AP indien zij menen dat hun persoonsgegevens onrechtmatig worden verwerkt. Op het vlak van de klachtenafhandeling brengt de AVG overigens als verandering dat de AP vanaf 25 mei 2018 verplicht is om elke klacht in behandeling te nemen. Bovendien krijgt de AP ruimere sanctiebevoegdheden.
Doet de Autoriteit Persoonsgegevens, bijvoorbeeld naar aanleiding van de recente berichtgeving, onderzoek naar Facebook?
Er loopt een onderzoek naar Facebook (in handhavingsfase) door de AP maar dat ziet op een andere kwestie.4 De AP heeft mij over de onderhavige kwestie desgevraagd laten weten in nauw contact te staan met de privacytoezichthouder in het Verenigd Koninkrijk, de Information Commissioner’s Office (ICO), die heeft aangekondigd onderzoek te doen naar de kwestie.
Deelt u de mening van uw Duitse ambtsgenoot dat er «in de toekomst veel strenger toezicht (gehouden moet worden) op bedrijven als Facebook»«? Zo ja, waarom en hoe gaat u hier vervolg aan geven? Zo nee, waarom niet?
De werkgroep van de Europese privacytoezichthouders (WP29) heeft op 11 april in een persbericht zelf reeds aangekondigd dat dit een topprioriteit zal zijn.5
Het ontbreken van incidenten in het jaarverslag van ABN Amro |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Handelaren die zwegen over groot verlies werkten bij ABN Amro»?1
Ja.
Klopt het dat er incidenten waren waarbij handelaren fouten niet tijdig hebben gemeld aan hun leidinggevenden?
ABN AMRO heeft mij laten weten dat er zich in 2016 één incident heeft voorgedaan dat niet tijdig bij de bank is gemeld.2 Hierbij waren twee handelaren betrokken. Het niet tijdig melden is niet in lijn met het Trading Mandate van de bank. De bank heeft de betreffende handelaren ontslagen wegens de niet-tijdige melding. De Stichting Tuchtrecht Banken heeft de betreffende handelaren hiervoor tuchtrechtelijk berispt. De klant van de bank heeft geen schade geleden.
Klopt het dat deze incidenten niet voorkwamen in het jaarverslag van 2016? Zo ja, wat was hiervan de reden? Hoe beoordeelt u deze omissie in het jaarverslag? Zijn er andere vergelijkbare fouten die niet in het jaarverslag terug zijn te vinden?
Het is aan ABN AMRO om haar jaarverslag op te stellen in overeenstemming met de relevante wet- en regelgeving.
ABN AMRO heeft mij laten weten dat ze operationele verliezen rapporteert in haar jaarverslag, waaronder het operationele verlies naar aanleiding van onderhavig incident3.
Klopt het dat er maar één exemplaar van het Trading Mandate beschikbaar was op de afdeling? Hoe wordt geborgd dat handelaren de regels uit het Trading Mandate tot zich kunnen nemen en navolgen? Op welke wijze zou adequate kennis van het Trading Mandate bij handelaren volgens u georganiseerd moeten zijn?
In algemene zin dienen de (operationele) risico’s door ABN AMRO op zorgvuldige wijze geborgd te worden. De eisen aan het risicomanagement voor banken zijn vastgelegd in de verordening en de richtlijn kapitaalvereisten en de Wet op het financieel toezicht. De Europese Centrale Bank ziet hierop in samenwerking met De Nederlandsche Bank toe.
ABN AMRO heeft mij laten weten dat handelaren jaarlijks een papieren versie van het Trading Mandate ondertekenen en dat iedere handelaar beschikt over een elektronische kopie.
Het bericht dat er veel meer afval in de Stille Oceaan ronddrijft dan werd aangenomen en dat bijna de helft van deze vervuiling bestaat uit visnetten |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Kent u het wetenschappelijke artikel uit Nature, waarin met veel nauwkeurigere metingen en rekenmodellen is vastgesteld dat er vier tot zestien keer zoveel afval in de Stille Oceaan ronddrijft als tot dusver werd aangenomen en dat visnetten verantwoordelijk zijn voor minstens 46% van dit afval?1 2
Ja.
Is dit onderzoek ook relevant voor schattingen over afval in de Noordzee? Kunt u uitsluiten dat ook in de Noordzee veel meer afval ronddrijft dan tot nu toe wordt aangenomen? Ziet u de noodzaak van een aangepast, nauwkeuriger monitoringsysteem? Zo nee, waarom niet?
De bevindingen uit het artikel in Nature Scientific Reports hebben betrekking op de Great Pacific Garbage Patch, het gebied in de Stille Oceaan tussen Hawaii en Californië. De conclusies uit het artikel kunnen niet rechtstreeks naar de Noordzee vertaald worden.
De hoeveelheid afval in de Noordzee wordt door de Noordzee landen al een aantal jaar gemeten aan de hand van een drietal indicatoren: strandafval, plastic deeltjes in de magen van noordse stormvogels en zeebodemafval. OSPAR heeft in 2010 de Guideline for Monitoring Marine Litter on the Beaches in the OSPAR Maritime Area gepubliceerd. Deze systematiek wordt door de landen die onder het OSPAR-verdrag vallen gehanteerd om de hoeveelheid zwerfafval op stranden te monitoren. Noordzeebreed kon er in het OSPAR Intermediate Assessment 2017 nog geen significante afname worden vastgesteld. Voor alleen de Nederlandse stranden en noordse stormvogels is er wel een significante afname geconstateerd.
Zijn visnetten, visserstouwen en vispluis nog steeds met afstand de meest gevonden afvalitems op de Nederlandse stranden?3 Kunt u een inschatting geven van de omvang van het vistuigafval in de Noordzee in absolute en relatieve cijfers? Zo nee, waarom niet?
Uit de resultaten van zwerfvuilmetingen op Noordzeestranden in het Intermediate Assessment 2017 van OSPAR blijkt dat in de zuidelijke Noordzee in 2014/2015 de categorie verpakkingsmateriaal het grootste aandeel heeft (bijna 40%) in het aantal gevonden items en afval van netten en touwen ruim een kwart. In de Noordelijke Noordzee hebben netten en touwen het grootste aandeel (30%).
Op de vier Nederlandse niet-toeristenstranden waarop met de OSPAR-methode wordt gemonitord, hebben netten en touwen als categorie het grootste aandeel (ca. 38%) in het aantal gevonden items. In de periode 2010–2015 is een significante afname met 11% van het aantal gevonden afvalitems vastgesteld, ook voor netten en touwen.
Kunt u aangeven of, en zo ja met welk percentage, vistuigafval is teruggedrongen via de Green Deal Visserij voor een Schone zee, die inmiddels drie jaar loopt?4 Zijn de tussentijdse uitkomsten reden tot aanpassing van de doelstelling en methoden van de Green Deal? Zo nee, waarom niet?
In de Green Deal Visserij voor een Schone Zee werken visserijsector, rijksoverheid, havens en afvalverwerkers samen om te voorkomen dat operationeel afval (o.a. netten) en huishoudelijk afval in zee belanden. De Green Deal boekt goede vooruitgang: in 2017 is 143 ton netten verzameld om te worden gerecycled, een recordhoeveelheid. Bovendien doen 113 Nederlandse vissersschepen mee aan het programma Fishing for Litter. Zij nemen het afval dat ze opvissen mee naar de haven. Van dit afval is door de vissers in 2017 ca. 300 ton opgehaald. Afvalvoorzieningen in visserijhavens zijn steeds beter georganiseerd. In veel Nederlandse visserijhavens kunnen operationeel, huishoudelijk en afval uit Fishing for Litter en pluis gescheiden worden ingeleverd.
Deze successen zijn reden om de met de visserijsector ingezette lijn onverminderd door te zetten. De ambitie is om in 2020 geen nieuw afval vanuit de Nederlandse visserij op de Nederlandse stranden aan te treffen.
Kunt u aangeven op welke wijze u nog meer vistuigafval tegengaat en hoe dit vordert?
In het voorstel voor een nieuwe EU Richtlijn voor havenontvangstvoorzieningen (Port Reception Facilities) gaat de visserij sterker onder de verplichtingen van de Richtlijn vallen. Dit betekent dat vissersschepen (deels afhankelijk van de grootte van het schip) onder de meldingsverplichtingen, inspecties en indirecte financiering komen te vallen. Met dit laatste worden ook de kosten van afgifte van vistuig gedekt uit een verplichte toeslag op de haventarieven, waardoor de financiële drempel voor afgifte wordt verlaagd. De visserijsector zal betrokken worden bij de implementatie van de richtlijn.
Onderdeel van de Green Deal Visserij voor een Schone Zee is het zoeken naar mogelijkheden om de hoeveelheid pluis te verminderen door alternatieve materialen voor pluis te ontwikkelen en door het bevorderen van bewustzijn.
Verder is Nederland deelnemer geworden van een internationaal initiatief om spooknetten tegen te gaan (Global Ghost Gear Initiative) en steunt Nederland evenals de Europese Commissie het gear-marking project van FAO. Ook draagt Nederland actief bij aan het UNEP Global Partnerschap voor Marine Litter, waarin ook FAO en IMO partner zijn.
In OSPAR-verband is Nederland actief met de uitvoering van het Regionale Actieplan Marien Zwerfvuil waarin de OSPAR-landen hun maatregelen om zwerfvuil op zee tegen te gaan, afstemmen. In deze initiatieven en samenwerkingsverbanden is nadrukkelijk aandacht voor het voorkomen dat afgedankte netten in zee belanden en voor het hergebruiken van netten.
Bent u bereid tot het nemen van extra maatregelen om vistuigafval in de Noordzee tegen te gaan? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
In bovenstaande antwoorden is weergegeven welke activiteiten wij al in gang gezet hebben en welke initiatieven wij steunen. Ik onderken de noodzaak van een voortvarende aanpak om plastic zwerfvuil in het mariene milieu terug te dringen. Nederland hoort daarin tot de koplopers, deze rol zal Nederland onverkort voort zetten.
Het bericht dat de EU meebetaalt aan dodelijke grensbewaking in Turkije |
|
Sadet Karabulut , Jasper van Dijk |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht dat de Europese Unie (EU) meebetaalt aan de dodelijke grensbewaking in Turkije?1
Ja.
Waarom heeft de EU pantservoertuigen voor Turkije gefinancierd? Kunt u aangeven met welk geld dit precies is gebeurd, wanneer en hoe daarover besloten is en in welke mate dit ook Nederlands geld betrof?
De EU ondersteunt (potentiële) kandidaat-lidstaten financieel uit het Instrument voor Pretoetredingssteun (IPA). IPA is een belangrijk instrument om bij te dragen aan stabiliteit, de rechtsstaat en sociaaleconomische omstandigheden. Hiermee worden de landen in de Westelijke Balkan en Turkije ondersteund bij het doorvoeren van de complexe hervormingen die geleverd moeten worden om lid te worden van de Unie.
Migratiebeheer is één van de prioriteiten in de EU-steun in Turkije vanuit IPA. Turkije bewaakt een zeer lange grens die grenst aan een gebied in oorlogssituatie en waar al jaren sprake is van een hoog aantal illegale grensoverschrijdingen en vele incidenten rondom mensen- en goederensmokkel en georganiseerde misdaad. Deze vormen een gevaar voor de nationale veiligheid van NAVO-bondgenoot Turkije en zetten druk op de Europese grensbewaking.
In 2011 en 2012 heeft de Commissie in het kader van de pretoetredingssteun een project gefinancierd gericht op het verbeteren van de surveillance capaciteit van Turkije aan de oostgrens. Het project heet «Socioeconomic Development through Demining and Increasing the Border Surveillance Capacity at the Eastern Borders of Turkey» (fase 1 en fase 2).2 Het budget voor IPA maakt onderdeel uit van de EU-begroting. De lidstaten hebben tijdens vergaderingen van het IPA-comité in 2011 en 2012 met het project ingestemd.
Is in de besluitvorming over het wel of niet financieren van deze pantservoertuigen meegenomen waar deze voertuigen voor gebruikt zouden worden en of de EU dit doel ondersteunt?
De financiering van deze pantservoertuigen heeft het uitdrukkelijke doel om de surveillance-capaciteit van Turkije aan de grens te vergroten. Het ging om pantservoertuigen vanwege incidenten in het verleden met smokkelaars van mensen en goederen, en de vrees voor infiltratie door – bewapende – deelnemers aan terroristische groeperingen.
In het contract tussen de Europese Commissie en Turkije is vastgelegd dat de uitrusting niet voor andere doeleinden mag worden gebruikt dan surveillance. Enig ander gebruik of aanpassing van de uitrusting vereist de schriftelijke toestemming van de Commissie. De Commissie is ook verantwoordelijk voor het toezicht op de uitvoering van het project.
Hoe groot is de geldstroom die van de EU naar de Turkije gaat in totaal? Kunt u dit uitsplitsen naar de Turkijedeal en andere stromen, zoals de financiering van deze pantservoertuigen?
Het gros van de financiële steun van de EU in Turkije wordt gefinancierd vanuit IPA. Daarnaast worden er op beperkte schaal projecten in Turkije gefinancierd vanuit het Instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede (IcSP) en het Financieringsinstrument voor de bevordering en ondersteuning van democratie en mensenrechten (EIDHR). Deze financieringsinstrumenten maken onderdeel uit van de EU-begroting.
Vanuit de Faciliteit voor Vluchtelingen in Turkije (FRIT) wordt daarnaast ondersteuning verleend aan vluchtelingen en de gemeenschappen die hen opvangen in Turkije. Hiervan is EUR 1 miljard uit de EU-begroting gefinancierd en EUR 2 miljard door de lidstaten. De Nederlandse bijdrage bedroeg conform de verdeelsleutel EUR 93,9 miljoen. Zoals vaker met uw Kamer gewisseld, worden vanuit de FRIT projecten gefinancierd om de situatie van vluchtelingen in Turkije en de gemeenschappen die hen opvangen verder te verbeteren. Steun gaat naar de vluchtelingen zelf, bijvoorbeeld in betere toegang tot onderwijs en gezondheidszorg, maar ook werkgelegenheid. De Commissie rapporteert hier regelmatig over middels de voortgangsrapportages van de EU-Turkije Verklaring en de jaarverslagen van de FRIT. Via de reguliere informatievoorziening aan uw Kamer apprecieert het kabinet deze rapportages.
Voor nadere toelichting op deze financiële stromen verwijs ik u naar de brief (Kamerstuk 21 501–02, nr. 1702) van 2 december 2016 over de meerjarige financiële steun van de EU in Turkije, alsmede de voorschriften, voorwaarden en betalingen die daaraan verbonden zijn.
Nederland pleit conform de motie-Roemer/Segers (Kamerstuk 32 824, nr. 158) in Europees kader reeds geruime tijd voor het opschorten van pretoetredingssteun voor Turkije en zal dat blijven doen.3 Voor opschorting bestaat momenteel echter onvoldoende draagvlak. De Europese Raad van 19-20 oktober jl. heeft de Commissie wel verzocht om de pretoetredingssteun aan Turkije voor de jaren 2018–2020 te heroriënteren.4 De Commissie werkt momenteel voorstellen voor inperking en herschikking van de middelen uit. Uw Kamer wordt hierover geïnformeerd zodra de cijfers bekend zijn.
Kunt u daarbij toelichten waar die secundaire stromen precies voor bedoeld zijn en hoeveel Nederlands geld daarmee gemoeid gaat?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat de Europese Commissie stelt dat de pantservoertuigen geen militair materieel is? Wat is daarop uw reactie? Indien u deze mening deelt, wat voor type materieel is dit dan en welk toetsingskader wordt gehanteerd?
De gefinancierde pantservoertuigen zijn niet uitgerust met wapens. Dodelijke uitrusting maakt geen onderdeel uit van het gefinancierde project. De geleverde voertuigen mogen alleen worden ingezet voor surveillance aan de grens.
Wat is uw reactie op de melding van het Syrische Observatorium voor Mensenrechten dat sinds september 42 Syriërs gedood zijn bij pogingen de grens over te steken en op het rapport van Human Rights Watch waarin gesproken wordt over veertien doden sinds september?
Zoals vaker met uw Kamer gewisseld, vindt het kabinet berichten over dit soort incidenten zorgelijk. Hoewel het kabinet vaststelt dat Turkije een zeer lange grens bewaakt met een gebied in oorlogssituatie, is het neerschieten van een persoon die op zoek is naar veiligheid evident onacceptabel. De Commissie volgt de situatie aan de Turkse grens, ook in het kader van het conflict in Syrië en andere dreigingen. Het is de Commissie niet gelukt om deze berichten bevestigd te krijgen door andere, onafhankelijke bronnen. Uit eerdere vergelijkbare berichtgeving en de wijze waarop deze is uitgezocht, o.a. door de Europese Commissie en UNHCR, blijkt dat er geen sprake is van instructies dat Turkse grenswachten gericht moeten schieten op mensen die illegaal de grens proberen over te steken.
Wat heeft de Europese Commissie precies ondernomen om deze berichten te verifiëren? Bent u bereid de Europese Commissie op te roepen de druk op te voeren zodat de Turkse regering antwoordt op de vragen hierover?
Zie antwoord vraag 7.
Is een grensmuur zonder deuren naast oorlogsgebied juridisch toegestaan aangezien dit verhindert dat mensen oorlogsgebied verlaten? Hoe verhoudt zich dit tot het non-refoulementbeginsel?
Turkije bewaakt een zeer lange grens waar al jaren sprake is van een hoog aantal illegale grensoverschrijdingen en vele incidenten rondom mensen- en goederensmokkel en georganiseerde misdaad, mede als gevolg van het aangrenzende oorlogsgebied. Deze vormen een gevaar voor de nationale veiligheid van NAVO-bondgenoot Turkije en zetten druk op de Europese grensbewaking. Daarnaast merkt het kabinet op dat Turkije ruim 3 miljoen vluchtelingen opvangt. Dat Turkije tegen deze achtergrond het grensbeheer heeft geïntensiveerd acht het kabinet begrijpelijk. Mede door toedoen van Turkije is het ook voor de internationale gemeenschap mogelijk om hulp te bieden aan vluchtelingen die zijn opgevangen in kampen in relatief beschermd noord-Syrisch gebied. Dat is geen schending van non-refoulement. Voorts merkt het kabinet op dat Turkije keer op keer heeft aangetoond zich gastvrij op te stellen wanneer de druk op de grenzen toeneemt. Het is belangrijk om Turkije hierin te blijven ondersteunen, o.a. via de Faciliteit voor Vluchtelingen in Turkije.
Deelt u de mening dat, aangezien nu bekend is dat de pantservoertuigen gebruikt worden om op vluchtelingen te schieten en de grens hermetisch af te sluiten waardoor mensen niet kunnen vluchten, de EU medeplichtig is aan schending van het non-refoulement beginsel? Zo nee, wat is uw reactie op deskundigen zoals Thomas Spijkerboer en Thomas Gammelhoft-Hansen die menen dat dit wel het geval is?
Zie antwoord vraag 9.
Het dumpen van vervuild slib uit het buitenland in een Nederlandse recreatieplas |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Kent u de artikelen «De recreatieplas wordt een afvoerputje» en «Vervuilde grond uit buitenland massaal gedumpt in Nedelandse plassen»?1 2
Ja.
Deelt u de mening dat het onwenselijk en onverantwoord is om slib uit het buitenland te storten met een andere samenstelling dan de grond in het stroomgebied waar de zandwinput zich bevindt die voor de stort wordt gebruikt? Zo nee, waarom niet?
Er zijn in Nederland veel diepe plassen. Deze zijn ontstaan door het winnen van bijvoorbeeld zand en grind. Deze grondstoffen worden onder meer gebruikt voor de woningbouw en de aanleg van infrastructuur. De plassen zijn doorgaans diep, tot wel 40 meter. Het verondiepen van een plas wordt vaak gedaan om de ecologische en recreatieve waarde van een plas te verbeteren.
Voor hergebruik van grond en baggerspecie geldt een wettelijk kader, namelijk het Besluit bodemkwaliteit. De eisen in het Besluit bodemkwaliteit maken hergebruik van grond en baggerspecie onder bepaalde condities mogelijk en beschermen tegelijkertijd de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer grond en baggerspecie voldoet aan de eisen uit het Besluit bodemkwaliteit zijn de effecten op het oppervlaktewater en het grondwater aanvaardbaar. Grond en baggerspecie uit het buitenland moet aan dezelfde kwaliteitseisen voldoen als grond en baggerspecie uit Nederland.
Deelt u de mening dat het onwenselijk en onverantwoord is om slib in zandwinputten te storten met een overvloed aan nutriënten, waardoor excessieve algengroei ontstaat? Zo nee, waarom niet?
Bij hergebruik van grond of baggerspecie in een diepe plas moet worden voldaan aan de algemene regels van het Besluit bodemkwaliteit. Tevens moet de initiatiefnemer voldoen aan de zorgplicht op grond van artikel 7 van het Besluit bodemkwaliteit. Dit betekent dat bij het hergebruik van grond of baggerspecie in een diepe plas de kwaliteit van het oppervlaktewater niet nadelig mag worden beïnvloed. De «Handreiking voor het herinrichten van diepe plassen» biedt hiervoor een aanvullend milieuhygiënisch toetsingskader. Dit kader heeft ook betrekking op de samenstelling van de grond en baggerspecie en daarmee op de aanwezige nutriënten.
Voor de herinrichting van een diepe plas moet een initiatiefnemer op grond van het Besluit bodemkwaliteit een melding verrichten aan Rijkswaterstaat (rijkswateren) of het waterschap. Aan de hand van de melding wordt getoetst of bij hergebruik van grond of baggerspecie de milieuhygiënische gevolgen voor de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater voldoende inzichtelijk zijn en aan de wettelijke eisen wordt voldaan. Hiermee wordt geborgd dat niet te veel nutriënten in het oppervlaktewater terechtkomen.
Deelt u de mening dat alle slib, ongeacht de afkomst, bij toepassing in Nederland ook in Nederland gekeurd zou moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Voor de invoer van herbruikbare grond of baggerspecie moet de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), op grond van de Europese verordening overbrenging afvalstoffen (EVOA), toestemming verlenen. Met een milieuhygiënische verklaring moet een schipper of chauffeur, bij grensoverschrijdend transport, kunnen aantonen dat herbruikbare grond of baggerspecie wordt vervoerd. Grond of baggerspecie die vervolgens in een diepe plas wordt toegepast, moet aan Rijkswaterstaat of het waterschap worden gemeld. Aangetoond moet worden dat deze voldoet aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit. De kwaliteit van de grond en baggerspecie moet worden onderzocht door een erkend en gecertificeerd bedrijf. Het onderzoek moet volgens de Nederlandse wetgeving zijn uitgevoerd. Dit onderzoek kan in Nederland of in het buitenland plaatsvinden.
Kunt u aangeven op welke manier geborgd wordt dat geen verontreinigd slib wordt toegepast?
In een diepe plas kan alleen grond en baggerspecie worden hergebruikt die voldoet aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit. Sterk verontreinigde grond of baggerspecie voldoet niet aan het Besluit bodemkwaliteit en mag daarmee niet in een diepe plas worden gestort.
De initiatiefnemer van een herinrichting van een diepe plas is verplicht om de wettelijke regels na te leven. Een initiatiefnemer moet, zoals aangegeven in antwoord 4, een voorgenomen toepassing van een partij grond of baggerspecie melden aan Rijkswaterstaat of het waterschap. Hierbij moet zijn aangetoond dat de grond of baggerspecie voldoet aan de wettelijke eisen. Rijkswaterstaat of het waterschap houdt hierop toezicht.
De ILT houdt toezicht op de erkende bedrijven die de kwaliteit van de grond en baggerspecie onderzoeken en op het grensoverschrijdend transport van grond en baggerspecie.
Kunt u toelichten wat de rol van rijkswaterstaat is in deze? Is rijkswaterstaat volgens u voldoende in staat om toezicht en handhaving uit te voeren? Waarom wel, waarom niet?
Rijkswaterstaat is op grond van het Besluit bodemkwaliteit verantwoordelijk voor het toezicht op het hergebruik van grond en baggerspecie in diepe plassen (rijkswateren). Een initiatiefnemer moet een voorgenomen verondieping van een diepe plas melden aan Rijkswaterstaat. Rijkswaterstaat toetst de melding aan de algemene eisen en de zorgplicht van het Besluit bodemkwaliteit. Deze melding wordt door Rijkswaterstaat ook getoetst aan de Circulaire en de «Handreiking voor het herinrichten van diepe plassen». Aan de hand van deze kaders stelt Rijkswaterstaat vast of de milieuhygiënische gevolgen voor de bodem, het oppervlaktewater en het grondwater aanvaardbaar zijn en de herinrichting voldoet aan de wettelijke eisen. De partijen grond en baggerspecie die vervolgens worden hergebruikt, moeten ook worden gemeld. Voor die partijen moet met onderzoek zijn aangetoond dat deze voldoen aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit. Rijkswaterstaat controleert deze meldingen op volledigheid. Een toe te passen partij wordt door Rijkswaterstaat steekproefsgewijs fysiek gecontroleerd. Daarnaast kan Rijkswaterstaat besluiten, in geval daar aanleiding toe is, om de kwaliteit van een toe te passen partij door middel van bemonstering en analyse te verifiëren.
Deelt u de mening dat de opbergcapaciteit in diepe plassen beter bewaard kan worden voor de toekomstige binnenlandse behoefte aan de berging van slib uit onze eigen rivieren? Zo nee, waarom niet?
De vraag naar grond en baggerspecie is groter dan het aanbod uit onze nationale watersystemen. Dit heeft te maken met het aantal initiatieven voor de herinrichting van diepe plassen en het uitgangspunt uit de «Handreiking voor het herinrichten van diepe plassen» dat tien jaar na de start van een verondieping het doel van de herinrichting moet zijn bereikt.
Op welke wijze worden toezicht en handhaving verbeterd in de Omgevingswet? Bent u bereid vooruitlopend daarop alvast maatregelen te treffen om het toezicht op de handel en verwerking van slib te verbeteren?
In de «Handreiking voor het herinrichten van diepe plassen» is een aanvullend milieuhygiënisch toetsingskader opgenomen. Dit kader geeft een nadere duiding van de zorgplicht van artikel 7 van het Besluit bodemkwaliteit. Ik heb het voornemen om dit toetsingskader in de Omgevingswet op te nemen door middel van algemene regels. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de nieuwste inzichten.
Ik vind het belangrijk dat goed toezicht wordt gehouden op de herinrichting van een diepe plas. Handhaving gebeurt zoals aangegeven door de waterbeheerders Rijkswaterstaat en de waterschappen. De ILT houdt toezicht op het grensoverschrijdend afvaltransport en op de erkende bedrijven in Nederland die de onderzoeken uitvoeren. Dit systeem van toezicht wil ik onder de Omgevingswet voortzetten.
Het tobben van de Europese bankensector |
|
Renske Leijten |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van het feit de bankensector mondiaal moeite heeft met het genereren van winst?
Er zijn inderdaad individuele banken die moeite hebben met het genereren van winst. Over de hele linie is de bankensector echter winstgevend. Het rendement op eigen vermogen voor banken in de EU bedroeg 7% tot en met het derde kwartaal van 2017.1 In de VS was dit over 2017 zo’n 8%.2 De Nederlandsche Bank heeft eerder gemeld dat het voor banken onwaarschijnlijk is dat de hoge rendementen van voor de kredietcrisis terugkeren.3 Bij minder risico past een lager rendement.
Hoe reageert u op de conclusies van het onderzoek van The Boston Consulting Group (BCG), namelijk dat zij zich extra zorgen maakt over Europese banken?1
Uit het nieuwsartikel waar het lid Leijten naar verwijst blijkt dat Europese banken gemiddeld genomen ten aanzien van hun winstgevendheid iets achterlopen ten opzichte van vergelijkbare banken elders. Dit komt onder andere doordat een aantal Europese banken nog kampt met portefeuilles die niet goed renderen. Wanneer banken in een jaar extra voorzieningen moeten nemen voor een lening(portefeuille), bijvoorbeeld een niet-presterende lening, gaat dit in dat jaar ten koste van de winst. Dat banken tijdelijk minder winst maken doordat ze voorzieningen nemen is dus niet per se een slechte zaak.
Bent u het eens met de stelling dat Europese banken problemen ondervinden vanwege de extreem lage rentestanden? Zo ja, gaat u dit met de Europese Centrale Bank (ECB) bespreken?
Uit eerdere analyses is gebleken dat banken op termijn zouden kunnen worden geraakt door een aanhoudende lage rente. Toch lijkt het erop dat banken hun rentemarge de afgelopen jaren op peil hebben kunnen houden.5 Vooralsnog zijn er geen signalen dat banken grote problemen ondervinden van de lage rente. Zoals ik eerder heb aangegeven dragen diverse factoren bij aan de momenteel historisch lage rentestand.6 De ECB zegt zelf overigens ook rekening te houden met de effecten van haar beleid, waaronder op de winstgevendheid van banken. Uit analyses blijkt verder ook dat er aanwijzingen zijn dat de winstgevendheid van banken voor een deel ook profiteert van het ECB beleid.7
Vindt u het zorgelijk dat het ECB-beleid zou moeten zorgen voor economische groei en inflatie, maar dat het tegelijkertijd niet alleen onze huizenmarkt en pensioenfondsen hard raakt, maar ook de banken ontwricht? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Wat vindt u van het feit dat operationele kosten en onrendabele leningen voor extra druk zorgen voor Europese banken? Wanneer zijn de onrendabele leningen verleden tijd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Leningen kunnen altijd niet-presterend worden. Hier houden banken ook rekening mee bij het verstrekken van leningen. Met name als het economisch slecht gaat komt het voor dat kredietnemers hun lening niet kunnen terugbetalen. Met name lidstaten die te maken hebben gehad met een sterke economische terugval zagen dan ook het aantal niet-presterende leningen in hun bankensector oplopen. Het aanpakken hiervan is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van banken zelf. Zo kunnen zij voorzieningen nemen of proberen het onderpand uit te winnen. Wanneer dat onvoldoende gebeurt kan ook de toezichthouder druk uitoefenen. Wanneer een lening niet-presterend wordt, is er nog steeds een kans dat de lening wordt terugbetaald of kan worden uitgewonnen. Volledige afschrijving is dan ook niet in alle gevallen direct nodig. Wel is het belangrijk dat tijdig en voldoende voorzieningen worden genomen. Dit is ook een thema in het bankentoezicht en het actieplan van de Europese ministers van Financiën.9
Wat vindt u van de bevindingen in het rapport, dat forse verschillen bestaan tussen het noordelijke en het zuidelijke deel van de Europese bankensector? Hoe komt het dat vooral banken uit zuidelijke landen last blijven houden van foute leningen uit het verleden?2
Zie antwoord vraag 5.
Hoe komt het dat de afschrijving van foute leningen in Europa in een laag tempo gaat?
Zie antwoord vraag 5.
Vindt u dat er tempo moet worden gemaakt met de afschrijving van foute leningen, zoals in de Verenigde Staten? Wat kan u daaraan doen?
In het hiervoor genoemde actieplan is, naar aanleiding van Nederlandse inbreng, oog voor het nemen van een minimumniveau van voorzieningen. Hierbij is ook – op technisch niveau – gekeken naar praktijken in andere landen, waaronder ook die in de Verenigde Staten.10 Op basis van het actieplan heeft de Commissie in maart 2018 een voorstel gedaan met daarin een minimale verliesdekking voor NPLs, waarover u binnenkort een BNC-fiche ontvangt.
Hoe gaat de ECB in haar toezicht om met het feit dat de niet-presterende leningen de levensvatbaarheid van Europese banken bedreigen, zoals het BCG-rapport constateert? Kunt u de Kamer informeren over de wijze waarop de ECB haar toezichtsrol aanwendt op dit dossier?
De ECB kijkt op individueel niveau naar praktijken rondom NPLs. Hierover heb ik u eerder geïnformeerd.11 Door middel van voornoemde leidraad probeert de ECB te bevorderen dat NPLs tijdig worden voorzien en afgeschreven. In 2017 heb ik de ECB in haar aanpak ondersteund.12
Erkent u dat de Nederlandse bankensector alsmede de Europese grootbanken nog altijd «to big to fail» zijn, waardoor bij financiële problemen een bank weer een staatsinjectie nodig zal hebben? Zo nee, kunt u dat per land toelichten? Zo ja, wat gaat u doen om de bankensector wezenlijk te veranderen om de risico’s voor de reële economie fors te verkleinen?
Sinds de crisis zijn meerdere stappen gezet om ervoor te zorgen dat problemen bij banken, van welke omvang dan ook, zo goed mogelijk kunnen worden aangepakt, met zo min mogelijk externe middelen of besmetting van het systeem. Zo zijn de kapitaaleisen fors verhoogd en bouwen de banken zelf in goede tijden fondsen op voor slechtere tijden. Door meerdere beleidsmaatregelen is de afgelopen jaren het risico dat overheden opnieuw moeten optreden als redder dan ook een stuk kleiner geworden dan ten tijde van de financiële crisis. Mocht een bank onverhoopt toch in de problemen komen en een beroep doen op externe middelen, dan gelden strenge eisen, bijvoorbeeld dat eerst bail-in plaatsvindt. De komende jaren worden verdere stappen gezet, onder andere door te komen tot stevige bail-inbare buffers («MREL»).
Heeft u een vermoeden dat Europa zich moet zich voorbereiden op de volgende bancaire, conjuncturele neergang, zoals directeur Christine Lagarde van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) onlangs meldde in een toespraak in Berlijn? Kunt u uw antwoord toelichten?3
In het artikel waar lid Leijten naar verwijst, sprak Christine Lagarde niet van een volgende bancaire neergang. Lagarde richtte zich in haar speech in Berlijn op een zogenoemde «rainy day fund», waaraan lidstaten bijdragen in economisch goede tijden en middelen uit ontvangen in slechte tijden. Het kabinet deelt de mening van het IMF dat lidstaten zich moeten voorbereiden op een volgende economische neergang. Zoals uiteengezet in de Kamerbrief over de toekomst van de EMU, die afgelopen november aan de Kamer is verzonden, is het kabinet echter geen voorstander van een stabilisatiemechanisme voor de eurozone om de gevolgen van economische schokken op te vangen.14 Volgens het kabinet kunnen lidstaten asymmetrische schokken opvangen door gebruik te maken van eigen budgettaire buffers en zogenoemde automatische stabilisatoren in nationale begrotingen. De regels van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) zijn zo ingericht dat er al rekening wordt gehouden met de stand van de conjunctuur, waardoor ruimte ontstaat voor de werking van budgettaire stabilisatoren. Om deze reden hecht het kabinet aan strikte naleving en handhaving van de regels van het SGP.
Het bericht dat de Belastingdienst stukken geheimhield tijdens een rechtszaak |
|
Renske Leijten |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
Waarom heeft de Belastingdienst stukken achtergehouden in een rechtszaak die reeds het gevolg was van een veel te rigoureus optreden van de Belastingdienst?1
Conform artikel 8:42 Algemene wet bestuursrecht dient een bestuursorgaan alle op de zaak betrekking hebbende stukken aan de bestuursrechter te zenden. Op de zaak betrekking hebbende stukken zijn de stukken die een rol hebben gespeeld bij de besluitvorming door het bestuursorgaan. De beslissing per dossier om welke stukken het in concreto gaat is in eerste instantie voorbehouden aan het bestuursorgaan en uiteindelijk aan de rechter.
De zaak waarin de telefoonnotities voorkomen, is nog onder de rechter, zodat ik het niet gepast acht, daar thans verder op in te gaan.
Is de Belastingdienst met het achterhouden van telefoonnotities in overtreding? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat zijn de gevolgen daarvan?
Zie antwoord vraag 1.
Welke maatregelen worden getroffen ten aanzien van de personen die verantwoordelijk zijn voor het achterhouden van deze ontlastende stukken?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u uitsluiten dat de Belastingdienst vaker huishoudens dupeert door stukken achter te houden?
Zie antwoord vraag 1.
In hoeverre is de al te rigoureuze aanpak van de Belastingdienst, namelijk het ineens stopzetten van de kinderopvangtoeslag bij alle gezinnen die diensten afnamen van het betreffende gastouderbureau, te wijten aan de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit 2014?
Bij de totstandkoming van de toeslagen en andere inkomensafhankelijke regelingen stonden het inrichten van een effectieve en doelmatige uitvoering en de dienstverlening naar de burger centraal. Dit was een breed gedragen wens bij de inrichting van het toeslagensysteem. De Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit was het noodzakelijke antwoord op de groeiende zorg dat er tot dan toe in de uitvoering en de wetgeving te weinig aandacht was geweest voor fraudebestrijding. Het pakket aan maatregelen in deze wet geeft de noodzakelijke handvatten om fraude te bestrijden. Het gaat dan bij voorbeeld om maatregelen zoals het verlengen van de beslistermijn vanwege extra controles bij aanvragen met een verhoogd risico en opschorting van uitbetaling bij twijfel over de adresgegevens van de belanghebbende. Dergelijke maatregelen zijn belangrijk (geweest) bij het terugdringen van fraude en misbruik. Zoals ik eerder aan uw Kamer heb aangegeven is in deze casus de balans te veel doorgeslagen naar het tegengaan van misbruik van toeslagen en is er onvoldoende oog geweest voor het burgerperspectief.
Wat vindt u ervan dat een gezin zo angstig is geworden voor de Belastingdienst dat het geen kinderopvangtoeslag meer aan durft te vragen? Deelt u de mening dat dit blijk geeft van beleid dat haar doel voorbij schiet?
De Belastingdienst ondersteunt toeslaggerechtigden zoveel als mogelijk bij het aanvragen van de toeslag, het juist schatten van het inkomen en doorgeven van wijzigingen. Het is niet de bedoeling dat toeslaggerechtigden de Belastingdienst mijden, als gevolg van vervelende ervaringen in het verleden. Met de advocaat van het betrokken gezin heeft de Belastingdienst/Toeslagen na de uitzending herhaaldelijk contact gehad.
Hoe is het mogelijk dat nog altijd vijf dossiers in deze zaak niet zijn afgehandeld? Wanneer verwacht u dat ook deze dossiers zijn afgehandeld?
In alle 166 dossiers in deze zaak is inmiddels uitspraak op bezwaar gedaan.
Was de bedoeling van de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit 2014 niet dat goedwillenden niet moeten lijden onder het gedrag van kwaadwillenden? Is dit naar uw mening voldoende uitgekomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe groot is de financiële schade die voortkomt uit toeslagfraude jaarlijks voor de staat? Hoe verhoudt dit bedrag zich tot de schade die de staat lijdt als gevolg van belastingontduiking? Hoeveel fte heeft de Belastingdienst beschikbaar voor de opsporing van toeslagfraude? En hoeveel voor de opsporing van belastingontduiking?
Het budgettaire beslag aan programmagelden van de toeslagen is jaarlijks een bedrag van ongeveer € 11 miljard. De geconstateerde toeslagfraude ligt in de orde van grootte tussen de € 4 miljoen en
€ 8 miljoen per jaar. Voor de bestrijding van toeslagfraude heeft de Belastingdienst enkele tientallen medewerkers ingezet. Ongeveer de helft van de opsporingscapaciteit van de FIOD is gereserveerd voor fraudesignalen vanuit de gehele Belastingdienst. Het betreft niet alleen belastingontduiking, maar bijvoorbeeld ook faillissementsfraude, witwassen en corruptie. De schade die de staat leidt met belastingontduiking is niet bekend.
Hoe gaat u er voor zorgen dat de Belastingdienst in het vervolg alle mogelijk relevante stukken gaat delen, zodat de burger over dezelfde informatie beschikt als de Belastingdienst?
Zie antwoord vraag 1.
Wordt er bij de Belastingdienst gewerkt met algoritmen, die er toe kunnen leiden dat mensen door een verkeerde risicobeoordeling volledig vast lopen, met alle gevolgen van dien?2
De Belastingdienst werkt met selectiecriteria om de risico’s te kunnen bepalen om zo efficiënt toezicht uit te kunnen voeren. Bij de uitvoering van dit toezicht houdt de Belastingdienst zich aan de wettelijke bepalingen. Ik heb geen aanwijzingen dat het gebruik van deze selectiecriteria tot een verkeerde risicobeoordelingen door de Belastingdienst leidt, waardoor burgers vastlopen.
Het bericht dat Syrische kind vluchtelingen steeds vaker niet naar school gaan door armoede |
|
Sadet Karabulut |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Kent u het bericht dat Syrische kindvluchtelingen steeds vaker niet naar school gaan door armoede?1
Ja.
Hoe verklaart u de stijging van 36% naar 43% van de Syrische kindvluchtelingen die in de regio worden opgevangen en niet naar school gaan?
Onderzoek wijst uit dat het armoedeniveau onder Syrische vluchtelingen in opvanglanden stijgt. Een gevolg hiervan is dat kinderen in toenemende mate worden ingezet om een inkomen te verdienen. Ook houden ouders hun kinderen thuis om kosten te besparen en wordt een groeiend aantal meisjes op jonge leeftijd uitgehuwelijkt, niet alleen vanuit het oogpunt van lastenvermindering maar ook omdat ouders hopen hun dochters op die manier betere bescherming te bieden. Dit kan ertoe leiden dat minder kinderen naar school gaan, in het bijzonder kinderen in de wat hogere leeftijdscategorie. Daarnaast is er ondanks inspanningen van de opvanglanden, hulporganisaties en donoren nog altijd een tekort aan scholen, leerkrachten en materiaal, waardoor er niet voor alle kinderen een plek is. Dit vergt lange termijn investeringen in duurzame oplossingen.
Overigens moet opgemerkt worden dat de cijfers over het aantal Syrische vluchtelingenkinderen dat naar school gaat niet eenduidig zijn. Zo blijkt uit het recent gepubliceerde rapport2 «We made a promise: Ensuring learning pathways and protection for Syrian children and youth» van het No Lost Generation initiatief, dat het aantal Syrische kindvluchtelingen dat onderwijs geniet in de buurlanden van Syrië het afgelopen jaar juist is gestegen. Het kabinet bouwt hier graag op voort en zal een aanzienlijk deel van de extra middelen die beschikbaar komen voor «opvang in de regio» aanwenden voor onderwijs en training, met als doel de perspectieven van vluchtelingen en gastgemeenschappen te verbeteren. In de BHOS-beleidsnota die uw Kamer binnenkort toegaat, zal ik nader ingaan op de manier waarop het kabinet invulling wil geven aan deze intensivering.
Hoe is het beleid omtrent werkvergunningen in de verschillende landen in de regio? Wordt er via diplomatie aan gewerkt om dit te versoepelen in de verschillende landen en toegankelijk te maken voor vluchtelingen? Zo ja, hoe en wat is hierop de reactie van de verschillende landen? Zo nee, waarom niet?
Het beleid omtrent werkvergunningen verschilt per land. Jordanië heeft zich in februari 2016 gecommitteerd aan het afgeven van 200.000 werkvergunningen in ruil voor steun van de internationale gemeenschap voor economische groei en verbeterde markttoegang tot de EU voor Jordaanse producten. In Libanon mogen Syriërs werken in drie sectoren; landbouw, bouw en recycling. Het Libanese Ministerie van Arbeid heeft dit onlangs in een schriftelijke verklaring bevestigd. Syrische vluchtelingen in Turkije hebben vanaf zes maanden na registratie recht op een werkvergunning, die door een werkgever moet worden aangevraagd. In de praktijk blijken veel werkgevers en vluchtelingen de voorkeur te geven aan illegale arbeid. Ook zijn nog lang niet alle vluchtelingen bekend met de regels voor het aanvragen van een werkvergunning. Turkse en Jordaanse autoriteiten en donoren werken goed samen om meer werkvergunningen aan Syrische vluchtelingen af te geven. In Libanon ligt dit gevoeliger.
Er is brede overeenstemming dat het verbeteren van toegang tot de arbeidsmarkt van vluchtelingen de duurzaamheid van opvang ten goede komt. Tegelijkertijd is dit een politiek gevoelig onderwerp, vanwege de hoge werkloosheidspercentages onder de eigen bevolking en de grote aantallen vluchtelingen waarmee deze landen te maken hebben. Door te investeren in duurzame economische groei, infrastructuur en op de markt toegesneden beroepsonderwijs beoogt Nederland, samen met andere internationale partners, bij te dragen aan meer kansen voor Syrische vluchtelingen op de arbeidsmarkt. Politieke dialoog met opvanglanden is hier integraal onderdeel van.
Zijn er mogelijkheden voor de ouders en kinderen om financieel tegemoet gekomen te worden in de kosten voor vervoer en schoolboeken via overheden?
Overheden en donoren trachten beperkende factoren zoals kosten voor transport en onderwijsmateriaal op verschillende manieren te adresseren. Zo wordt lesmateriaal in het Jordaanse onderwijssysteem in principe gratis ter beschikking gesteld aan Syrische vluchtelingen. Ook door middel van cash-programma’s beogen donoren bij te dragen aan kosten voor transport en schoolmateriaal. Zo biedt het «Conditional Cash Transfer for Education» (CCTE) project in Turkije een financiële prikkel waarbij ouders geld krijgen wanneer hun kinderen naar school gaan. Zoals gemeld in het tweede jaarverslag over de EU Faciliteit voor Vluchtelingen in Turkije3 ontvingen per februari 2018 de families van meer dan 266.000 kinderen op deze manier financiële steun. Daarnaast profiteren gemiddeld 6.683 kinderen per maand van steun voor vervoer naar school in Turkije.
Hoeveel geld is er nodig voor om ervoor te zorgen dat voor deze kinderen de kosten van vervoer en schoolboeken geen belemmering meer vormen om onderwijs te volgen?
Het Regional Refugee and Resilience Plan (3RP) van de VN geeft aan dat in de periode 2018–2019 in totaal USD 773 miljoen nodig is voor onderwijsprogramma’s in Libanon, Jordanië, Turkije, Egypte en Irak. Hiervan is USD 522 miljoen geraamd voor UNICEF. Voor de gevraagde USD 773 miljoen is nog niet bekend welk deel door donoren is toegezegd, dit wordt per kwartaal door UNHCR en UNDP geïnventariseerd. Voor UNICEF is dit wel al bekend, van de USD 522 miljoen is op dit moment USD 237 miljoen gedekt. Nederland roept donoren met regelmaat op om aan gedane pledges te voldoen. De Syrië-conferentie in Brussel op 24 en 25 april a.s., waar de landen uit de Syrië regio en de internationale gemeenschap onder andere de stand van zaken opmaken met betrekking tot de steun voor onderwijs en werkgelegenheid, is een uitgelezen moment daarvoor.
Hoeveel van het benodigde geld is reeds toegezegd door donoren? Hoeveel is nog niet daadwerkelijk overgemaakt? Bent u bereid donoren die hun toegezegde bijdrage nog niet hebben overgemaakt hiertoe aan te sporen?
Zie antwoord vraag 5.
Hoeveel geld heeft Nederland voor onderwijs van vluchtelingkinderen toegezegd en overgemaakt? Ziet u mogelijkheden deze bijdrage te vergroten?
Tot nu toe heeft Nederland voor de periode 2016–2018 een bedrag van EUR 42 miljoen gecommitteerd aan bilaterale onderwijsprogramma’s in Libanon en Jordanië. Daarvan is EUR 35 miljoen overgemaakt. Deze programma’s richten zich op capaciteitsopbouw van lokale onderwijssystemen, informeel onderwijs voor kinderen met een grote leerachterstand en training, studiebeurzen en zgn. «life skills» voor jongeren. Naast bilaterale steun draagt Nederland bij aan onderwijs voor vluchtelingen via de EU (o.a. EU-Faciliteit voor Vluchtelingen in Turkije), het «Education Cannot Wait» initiatief waaraan Nederland zich bij de oprichting tijdens de World Humanitarian Summit in 2016 had gecommitteerd, en via ongeoormerkte bijdragen aan VN-organisaties (UNHCR, UNICEF, UNRWA) en de Wereldbank. Zoals ook gesteld in het antwoord op vraag 2, zal het kabinet voor 2018 en verder een aanzienlijk deel van de extra middelen die beschikbaar komen voor «opvang in de regio» aanwenden voor onderwijs en training, met als doel de perspectieven van vluchtelingen en gastgemeenschappen te verbeteren.
Hoe is het taalonderwijs voor Syrische kindvluchtelingen geregeld in de verschillende landen in de regio en dan met name Turkije waar het onderwijs in een andere taal wordt gegeven? Zijn hier ook hulporganisaties en donoren bij betrokken en ziet u mogelijkheden de kwaliteit en toegankelijkheid van dit taalonderwijs te vergroten?
In Jordanië en Libanon is het onderwijs curriculum grotendeels in het Arabisch. Sommige vakken worden in Libanon in het Frans of Engels gedoceerd, maar taal is over het algemeen geen probleem. In Turkije is men in het begin van de Syrië-crisis gestart met lesgeven in het Arabisch, maar door de grote aantallen vluchtelingen werd dit onhoudbaar. Daarbij komt dat de crisis langer duurt dan verwacht en men meer en meer kijkt naar de integratie van Syriërs, ook van hun kinderen, in de Turkse samenleving. Daarbij is het beheersen van het Turks onontbeerlijk, en wordt dus in toenemende mate in het Turks lesgegeven. Via de EU Faciliteit voor Vluchtelingen in Turkije worden programma’s gefinancierd die dit proces ondersteunen. Door middel van het «Promoting Integration of Syrian Children into Turkish Education System» (PICTES) project ontving het Turkse Ministerie van nationaal onderwijs een subsidie van EUR 300 miljoen om Syrische kinderen in het Turkse onderwijssysteem te integreren. In dit kader worden ook schrijfmateriaal en schoolboeken aan 500.000 leerlingen uitgedeeld.
Is bekend hoe groot het probleem van discriminatie van vluchtelingenkinderen in het onderwijs in landen in de regio is? Zo ja, hoe groot is dit probleem en hoe pakken de verschillende landen dit aan? Op welke manier worden de landen hierin door donoren en hulporganisaties ondersteund en ziet u ruimte om deze hulp te vergroten?
De discriminatie van vluchtelingenkinderen in het onderwijs is een significant probleem. Geprobeerd wordt om dit op verschillende manieren tegen te gaan. Zo worden contactpersonen uit de Syrische gemeenschap ingezet, die samen met de (Jordaanse of Libanese) leraren naar oplossingen zoeken. In de training van docenten is expliciete aandacht voor zgn. «soft skills», waaronder aandacht voor het tegengaan van discriminatie.
Door te investeren in Turkse les voor Syrische kinderen zal naar verwachting ook het probleem van discriminatie enigszins afnemen, al blijft dit een punt van zorg. Door gastgemeenschappen nadrukkelijker te betrekken bij programma’s die uit de Faciliteit voor Vluchtelingen worden gefinancierd, pogen Turkse autoriteiten en donoren spanningen te doen afnemen.
Het bericht dat de korpschef meer agenten naar het buitenland wil sturen |
|
Monica den Boer (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Politiechef wil meer agenten in het buitenland»?1
Ja.
Kunt u uiteenzetten in welke landen de Nederlandse politie momenteel actief is? Aan welke missies nemen deze agenten deel? Welke van deze missies zijn onderdeel van multilaterale samenwerkingsverbanden, zoals Interpol of Europol?
Naast kortdurende bezoeken in het kader van lopende opsporingsonderzoeken en bijstand is de Nederlandse politie op dit moment op verschillende manieren actief in het buitenland. In diverse landen zijn liaison officers geplaatst, er zijn plaatsingen bij internationale organisaties en zusterdiensten en de Nederlandse politie neemt deel aan operaties van verschillende Europese agentschappen, zoals het Europese Grens- en Kustwacht Agentschap (Frontex) en aan internationale missies. Tot slot levert de Nederlandse politie een bijdrage aan het Recherche Samenwerkings Team, het Team Bestrijding Ondermijning en overige bijstand in Caribisch Nederland.
De politie heeft op dit moment liaison officers geplaatst in:
– de Verenigde Staten
– Marokko
– Suriname
– Frankrijk
– Curaçao
– Spanje
– Colombia
– Italië
– Panama
– Turkije
– China
– Servië
– Australië
– Roemenië
– Thailand
– Portugal
– Rusland
– Oekraïne
– de Verenigde Arabische Emiraten
Deze lijst betreft zowel tijdelijke als permanente liaison officers. Het merendeel van deze liaison officers is tevens geaccrediteerd voor omliggende landen.
Daarnaast heeft de politie liaison officers die flexibel inzetbaar zijn op een regio of thema’s, zoals seksueel kindermisbruik, ondermijning, migratiecriminaliteit, cybercriminaliteit, terrorisme en radicalisering. De meesten van hen hebben als standplaats Nederland. Een aantal is geplaatst in Thailand, de Filipijnen en Turkije.
De politie heeft operationele en strategische plaatsingen bij de volgende internationale organisaties: Interpol in Frankrijk en Singapore, Europol in Den Haag en de Europese Dienst voor Extern Optreden in België. Ook zijn er operationele en strategische plaatsingen bij buitenlandse zusterdiensten, namelijk bij de Federale Politie in België, het Bundeskriminalamt in Duitsland en de National Crime Agengy in het Verenigd Koninkrijk.
De Nederlandse politie neemt op dit moment actief deel aan verschillende missies. In EU verband is de politie actief in Kosovo, Georgië, Somalië, Mali, Oekraïne en in de Palestijnse gebieden. In VN-verband is de politie actief in Mali en Libië. Tot slot draagt de politie bij aan de OVSE monitoringmissie in Oekraïne. Interpol kent dergelijke multilaterale missies niet.
Wat zijn de bevoegdheden van de Nederlandse politieagenten die in het buitenland actief zijn? Verrichten zij recherchetaken? Hebben deze politieagenten de bevoegdheid operationele taken uit te voeren?
De bevoegdheden van Nederlandse politieagenten in het buitenland zijn afhankelijk van de specifieke inzet. Liaison officers verrichten formeel opsporingshandelingen middels de internationale informatie-uitwisseling waarvoor ze geaccrediteerd zijn. In missies, operaties en bijstand bepalen het mandaat en de afspraken tussen de multilaterale organisatie respectievelijk Nederland en het gastland de bevoegdheden van politiemensen en of ze die zelfstandig of alleen in bijzijn van een lokale collega kunnen uitvoeren.
Op welke wijze combineert de nationale politie de grensoverschrijdende inzet met de inzet van de Koninklijke Marechaussee (KMAR), de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst (FIOD) en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)?
Politie en KMar werken binnen een gezamenlijk netwerk van liaisons om zo de beschikbare capaciteit optimaal te kunnen benutten. Politie, KMar, IND en OM hebben samen met mijn ministerie zitting in een werkgroep waar men elkaar onder meer informeert over voorgenomen plaatsingen van liaison officers zodat alle partijen goed op de hoogte zijn van elkaars aanwezigheid in de wereld en waar mogelijk kunnen samenwerken en elkaar versterken.
Politie en KMar hebben op dit moment 45 liaison officers, waarvan enkele flexibele liaison officers. De IND heeft 13 liaison officers in het buitenland gestationeerd. Binnen de kaders die de Wet Politiegegevens en de Wet Bescherming Persoonsgegevens stellen, vindt tussen de liaison officers van de IND, de KMar en de politie informatie-uitwisseling plaats en wordt op die manier samengewerkt op het gebied van bestrijding van mensenhandel- en mensensmokkel en andere migratiecriminaliteit. Daarnaast vindt samenwerking plaats tussen de back offices van de diensten.
De douane heeft momenteel 4 douane-attachés als liaison officer op ambassades geplaatst in Beijing, Brasilia, Moskou en Singapore. De FIOD heeft geen eigen liaison officers in het buitenland, maar kan wel afspraken maken over het gebruiken van politie liaison officers en heeft medewerkers beschikbaar die de liaison officers met specifieke kennis kunnen ondersteunen.
Kunt u een update geven van het aantal in de EU en in derde landen gestationeerde liaison officers van nationale politie, KMAR, IND, Douane en FIOD?
Zie antwoord vraag 4.
Geniet de in het buitenland gestationeerde politie diplomatieke immuniteit?
De liaison officers worden geplaatst bij een Nederlandse vertegenwoordiging (ambassade, consulaat (generaal) of permanente vertegenwoordiging), en krijgen de diplomatieke status toegekend.
De immuniteit van politiemedewerkers in missies en bij bijstand maakt onderdeel uit van de afspraken tussen de multilaterale organisatie respectievelijk Nederland en het betreffende gastland. In geval de politiemedewerkers tijdens hun inzet bevoegd zijn tot het dragen van een vuurwapen wordt een specifieke geweldsinstructie opgesteld.
In geval van plaatsingen bij multilaterale organisaties is het afhankelijk van de afspraken van de betreffende organisatie met het gastland.
Kunt u toelichten hoeveel geld specifiek is vrijgemaakt voor de inzet van grensoverschrijdende politie? Hoeveel extra politieliaisons kunnen daarvan jaarlijks ingezet worden?
Het regeerakkoord investeert structureel 267 miljoen extra voor onder andere meer agenten in de wijk en versterking van de opsporing. Hieronder valt ook investeren in internationaal opsporingsonderzoek. Het regeerakkoord benoemt onder andere de plaatsing van een vaste politieliaison in bronlanden van mensenhandel.
De uitwerking van de verschillende aspecten uit het regeerakkoord zal de komende periode nader vorm krijgen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de verdeling van de extra sterkte over de eenheden, de bestedingsplannen 2019 e.v. en de eventuele actualisatie van de sterkte verdeling. In mijn brief van 20 december 20172 heb ik reeds toegezegd uw Kamer rond juni 2018 nader over deze aspecten informeren. Hierbij zal ik ook aandacht besteden aan de investeringen in de internationale inzet van de politie. Zie hiervoor ook mijn antwoorden op de vragen 2 en 3 van het lid Helder.
Wat is uw reactie op de uitspraken van de korpschef, namelijk dat over het precieze aantal nieuwe plekken en landen nog onderhandeld wordt? Wanneer kunt u meer inzicht geven in de besteding van het extra geld voor grensoverschrijdende politietaken? Welke afwegingen worden gemaakt bij deze onderhandelingen?
Zie antwoord vraag 7.
Wat is uw reactie op de oproep van de korpschef, namelijk om agenten voor het buitenland flexibel te kunnen inzetten? Pleit u voor voortzetting van het stationeren van liaison officers op flexibele basis (FLIO’s) of programmatische basis?
Ik deel de mening van de korpschef om waar mogelijk capaciteit flexibel in te zetten, daar waar deze het beste bijdraagt aan doelen van het gezag. De inzet van FILO’s biedt de mogelijkheid te anticiperen op wisselende en ontwikkelende behoeften van de operatie en het gezag, bijvoorbeeld wanneer criminele stromen zich verplaatsen of nieuwe criminele fenomenen de kop opsteken.
In hoeverre acht u een (her)evaluatie van het Strategisch Landenprogramma noodzakelijk met het oog op de groter wordende aanwezigheid van Nederlandse politieagenten in het buitenland?
De Strategische Landenprogramma’s zijn eind 2016 geëvalueerd in opdracht van het WODC. De conclusie was dat deze systematiek bijdraagt aan een eenduidige sturing van internationale politiesamenwerking, op basis van duidelijk geformuleerde prioriteiten en thema’s. Tegelijkertijd bleek dat een focus op een beperkt aantal landen een rigiditeit creëert die afbreuk doet aan een wereld die in verandering is. Immers, criminaliteitsstromen veranderen en nieuwe fenomenen doen zich voor, waar dan ook ter wereld. Mede met de inzichten uit het WODC-onderzoek en de resultaten van de Strategische Landenprogramma’s werk ik samen met politie en gezagen aan de doorontwikkeling van het beleidskader voor internationale politiesamenwerking.
Het uitzetten van twee Russische inlichtingenmedewerkers |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw brief over maatregelen inzake de aanslag met gifgas in Salisbury waarin wordt medegedeeld dat in reactie op de aanslag twee Russische inlichtingenmedewerkers die in Nederland werkzaam zijn, worden uitgezet?1
Ja.
Waarom stelt u dat het zeer waarschijnlijk is dat Rusland verantwoordelijk is voor de aanslag in Salisbury?
Waarom stelt u dat er geen geloofwaardige alternatieve verklaring is?
Waarom wordt eveneens gesteld dat er geen helder bewijs is dat Rusland achter aanslag zit?2
Heeft de regering bewijs gezien dat Rusland verantwoordelijk is voor de aanslag in Salisbury? Zo nee, waarom niet?
Welke informatie is er die in de richting van Rusland wijst?
Is het uitgesloten dat het gebruikte gifgas uit een ander land dan Rusland afkomstig is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Hebben Nederlandse inlichtingendiensten de Britse inlichtingen die Russische betrokkenheid zouden aantonen, gezien en gewogen? Zo ja, wat is het oordeel hierover? Zo nee, waarom niet?
Is het oordeel van de Nederlandse inlichtingendiensten gelijk aan die van de Britse? Zo nee, waarom niet?
Wat hebben de Nederlandse inlichtingendiensten gedaan om de Britse informatie te verifiëren?
Is uw oordeel gelijk aan het oordeel van Nederlandse inlichtingendiensten die de Britse inlichtingen hebben gezien? Zo nee, op welke onderdelen wijkt uw oordeel af en waarom?
Welke acties van Russische zijde maken het in uw woorden «onvermijdelijk dat wij van Nederlandse en van Europese kant moeten laten zien dat er grenzen zijn die niet overschreden kunnen worden»?
Dit betreft de aanslag in Salisbury op het leven van Sergei Skripal en zijn dochter, waarvan het kabinet tezamen met de andere lidstaten van de Europese Unie in de Europese raad heeft geconcludeerd dat zij het eens zijn met de analyse van het Verenigd Koninkrijk dat het zeer waarschijnlijk is dat Rusland hiervoor verantwoordelijk is. Deze aanslag raakt niet alleen het Verenigd Koninkrijk, maar ons allemaal. Daarom is het van belang om aan Rusland te laten zien dat er grenzen zijn die niet overschreden kunnen worden. Met het gebruik van een gifstof is bovendien een internationale norm overschreden.
Hoe verhoudt het uitzetten van de twee Russische inlichtingenmedewerkers zich tot de lessen die geleerd zijn naar aanleiding van het onderzoek naar de Irak-oorlog van de Commissie-Davids?3
Het uitzetten van buitenlandse inlichtingenmedewerkers is gebaseerd op het internationaal recht, in het bijzonder artikel 9 van het Verdrag van Wenen inzake Diplomatiek Verkeer. De aanbevelingen van de Commissie-Davids zien op de besluitvorming die leidde tot de politieke steun voor het gebruik van geweld door bondgenoten in Irak, waarvoor een adequaat volkenrechtelijk mandaat destijds ontbrak. Er is derhalve geen direct verband tussen beide casus.
Is er een relatie tussen het uitzetten van de inlichtingenmedewerkers en de Brexit?
Nee, deze zaken staan volledig los van elkaar.
Welke EU- en NAVO-landen hebben geen maatregelen genomen tegen Rusland vanwege de aanslag in Salisbury?
Voor zover bekend hebben Bulgarije, Griekenland, Oostenrijk, Portugal en Slovenië vooralsnog niet besloten om Russische diplomaten uit te zetten.
Welke argumenten hebben EU- en NAVO-landen gegeven om nu geen maatregelen te nemen?
Het kabinet verwijst hiervoor naar de verklaringen van deze landen.
Kunt u toelichten hoe ver het onderzoek van de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW) naar de aanslag in Salisbury vordert? Wanneer wordt dit naar verwachting afgerond?
Het onderzoek door de OPCW naar de aanslag in Salisbury is inmiddels afgerond. Op 12 april jl. heeft de directeur-generaal van de OPCW het rapport aan het VK gezonden. In dat rapport bevestigt de OPCW de uitkomsten van het Britse onderzoek met betrekking tot de aard van de giftige chemische stof die is gebruikt in Salisbury.
Werkt Rusland mee aan het onderzoek van de OPCW? Zo ja, in welke mate? Zo nee, waarom niet? Werkt Groot-Brittannië volledig mee met het onderzoek van de OPCW?
Rusland heeft voor zover de regering bekend niet meegewerkt aan het onderzoek van de OPCW. De OPCW doet in zijn rapport geen mededelingen over de medewerking van Rusland. Overigens was de medewerking van Rusland niet nodig om het chemische wapen te identificeren.
De samenwerking tussen het OPCW-team en de Britse autoriteiten is volgens zowel de OPCW als het VK uitstekend geweest. De onderzoekers van de OPCW hebben hun onderzoek in Salisbury zonder enige beperking van de zijde van het VK kunnen uitvoeren.
Heeft de OPCW geconcludeerd dat Rusland niet of onvoldoende meewerkt aan het onderzoek naar de aanslag in Salisbury? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 18.
Hoe beoordeelt u, in het licht van de aanslag in Salisbury, de constatering van de OPCW vorig jaar dat Rusland de chemische wapenvoorraad zou hebben vernietigd?4
De OPCW heeft vorig jaar meegedeeld dat de vernietiging van de door Rusland bij de toetreding tot de Chemische Wapenconventie opgegeven («declared») voorraad chemische wapens en productiefaciliteiten was voltooid. Dit blijft een voldongen feit, ondanks de ernstige twijfel die is ontstaan over de volledigheid van de Russische opgave naar aanleiding van de recente gebeurtenissen in Salisbury.
Rusland is naar aanleiding van het Salisbury-incident al diverse malen, ook door Nederland, aangespoord om volledige openheid van zaken te geven. Het land blijft echter ten stelligste ontkennen ooit te hebben beschikt over het in Salisbury gebruikte chemische wapen of over productiefaciliteiten om het te maken.
Op welke onderdelen laat Rusland naar uw oordeel na openheid te geven over chemische wapens?
Zie antwoord vraag 20.
Het bericht dat ambassades in Nigeria en India zoveel mogelijk studenten naar Nederland willen halen |
|
Sietse Fritsma (PVV), Harm Beertema (PVV) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat ambassades in Nigeria en India zoveel mogelijk studenten naar Nederland willen halen?1
Ja.
Zijn er nog meer landen waar ambassades studenten werven voor Nederlandse hogescholen en universiteiten?
Er is geen centraal overzicht van de promotieactiviteiten voor het Nederlandse hoger onderwijs in het buitenland. Ambassades nemen daar zelfstandig beslissingen over. In elf landen worden die promotieactiviteiten uitgevoerd in nauwe samenwerking met de daar aanwezige Netherlands Education Support Offices (NESO-kantoren, onderdeel van Nuffic).
Bent u gelukkig met deze krachtige versterking van de internationalisering van ons hoger onderwijs, gezien de weerstand tegen deze ontwikkeling vanuit de samenleving, maar ook van universiteiten, zoals de Universiteit van Amsterdam en de Radboud Universiteit?
In het regeerakkoord is aangegeven dat we de aantrekkelijkheid van het Nederlandse hoger onderwijs voor buitenslandse studenten willen versterken, met behoud van toegankelijkheid. In mijn visiebrief over internationalisering, die ik u voor de zomer heb toegezegd, kom ik terug op het evenwicht dat ik daarbij nastreef. Daarbij zijn de kwaliteit van het onderwijs, de toegankelijkheid voor Nederlandse studenten, de borging van de doelmatigheid van het onderwijs en een blijvende verbinding van het hoger onderwijs met de omgeving voor mij ankerpunten.
Deelt u de mening, gezien de huidige capaciteitsproblemen binnen diverse studies, dat deze uit Afrika en Azië afkomstige studenten onze Nederlandse studenten nog verder verdringen dan nu al het geval is?
Van de meer dan 2.500 opleidingen in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO) zijn er momenteel vier Engelstalige hbo-opleidingen en acht Engelstalige universitaire opleidingen met numerus fixus. In de praktijk doen capaciteitsproblemen zich dus niet op grote schaal voor. Wanneer dat wel het geval zou zijn, zou ik dat problematisch vinden en wil ik kunnen bijsturen. Ik onderzoek momenteel welke mogelijkheden er zijn om te zorgen dat instellingen – daar waar dat nodig is – meer invloed kunnen uitoefenen op de instroom van studenten. Daar kom ik in mijn visiebrief op terug.
Deelt u de mening dat de «brain drain»-strategie die ons hoger onderwijs bewust toepast door talent uit deze landen naar Nederland te lokken, onder meer door goedbetaalde banen in het vooruitzicht te stellen, onwenselijk is?
Internationaal gezien is slechts twee procent van de studenten mobiel. Absoluut gezien neemt het aantal mobiele studenten toe, maar relatief niet. Het lijkt mij dan ook dat geen sprake is van «brain drain». Mijn collega van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is juist ook actief op het gebied van capaciteitsopbouw. Daarbij komen getalenteerde studenten in Nederland studeren en gaan daarna terug naar hun eigen land, waar ze de hier opgedane kennis goed kunnen gebruiken. Deze buitenlandse alumni vormen daarmee ook een relevant en onvervangbaar netwerk aan contacten die voor het bereiken van economische, maar ook andere doelen op vrijwel alle terreinen van het buitenlands beleid, waardevol zijn.
Bent u bereid dit project van onze ambassadeurs in Nigeria en India onmiddellijk te staken?
De ambassadeurs in Nigeria en India hebben aandacht gevraagd voor het hoger onderwijs in Nederland. Nederland is een open en internationale samenleving, daarbij hoort ook een internationaal georiënteerd hoger onderwijs. Buitenlandse studenten dragen op verschillende manieren bij aan de internationalisering van het Nederlands onderwijs. Voor de verdere uitwerking van mijn visie hierop, verwijs ik naar de internationaliseringsbrief. Ik bezie, in overleg met mijn collega van Buitenlandse Zaken, hoe het postennetwerk ingezet kan worden bij het bereiken van de doelen van mijn internationaliseringsbrief.
Het bericht dat Nederland de militaire banden met Iran aanhaalt |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat Nederland de militaire banden met Iran aanhaalt?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Nederland de militaire banden met Iran aanhaalt? Zo ja, kunt u uitgebreid aangeven wat Defensie van plan is? Zo nee, waarom niet?
Iran bevindt zich in een regio met grote belangen voor Nederland, vooral op het gebied van veiligheid en migratie. Nederland had al een defensie-attaché (defat) die geaccrediteerd was voor Iran en gestationeerd was in Beiroet. Vanwege de Nederlandse belangen in de regio en de rol van Iran daarin is ervoor gekozen de nieuwe defat in Teheran zelf te plaatsen. Zo kunnen militaire ontwikkelingen in het land zelf en in de regio beter gevolgd en geduid worden. Ook vergemakkelijkt de plaatsing van een defat in Teheran de contacten met de Iraanse autoriteiten en met andere defats ter plaatse.
Erkent u dat Iran een gevaar vormt voor de westerse wereld? Zo nee, waarom niet?
Het is voor de defat eenvoudiger om vanuit Teheran de militaire ontwikkelingen in Iran en de regio te volgen en te duiden dan vanuit een buurland. Het is bekend dat het kabinet bezorgd is over de Iraanse rol in de regio en over het ballistische raketprogramma van Iran. Juist daarom steunt Nederland de Europese inzet om te komen tot een constructieve inhoudelijke dialoog met Iran.
Erkent u dat Iran een gevaar vormt voor Israël? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Indien de antwoorden op bovenstaande vragen voornamelijk «ja» worden beantwoord, waar bent u dan in hemelsnaam mee bezig?
Zie antwoord vraag 3.
De tv-uitzending van Kassa waaruit bleek dat ex-gedetineerden moeilijk een schadeverzekering af kunnen sluiten |
|
Michiel van Nispen |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de tv-uitzending van Kassa d.d. 24 maart 2018, waarin aandacht werd gevraagd voor de moeilijkheden die ex-gedetineerden ondervinden bij het afsluiten van schadeverzekeringen?1
Ja.
Deelt u de mening dat straffen een taak van de rechter is en niet van commerciële partijen, zoals verzekeraars? Deelt u eveneens de mening dat het na het uitzitten van de straf belangrijk is dat mensen weer mee gaan doen en resocialiseren, bijvoorbeeld door aan het werk te gaan, en dat deze doelstellingen niet dichterbij komen indien verzekeraars bijvoorbeeld autoverzekeringen weigeren?
Het is aan het Openbaar Ministerie en de strafrechter om te bepalen of iemand die een strafbaar feit heeft gepleegd hiervoor een sanctie opgelegd moet krijgen. Dit kan afhankelijk van de ernst van het strafbare feit een vrijheidsbenemede sanctie zijn, maar bijvoorbeeld ook een geldboete of taakstraf. Iemand die zijn sanctie heeft ondergaan moet met een schone lei kunnen beginnen. Daar hoort het kunnen afsluiten van een verzekering ook bij. Dit is bijvoorbeeld van belang om met een auto te mogen rijden.
Naast het belang van ex-gedetineerden om een verzekering te kunnen afsluiten bestaat het belang van verzekeraars om aanvragen van potentiële verzekeringnemers op verzekerbaarheid te kunnen beoordelen. Omdat risico’s worden verzekerd hoort daar een inschatting van die risico’s bij. Heeft een aanvrager een strafrechtelijk verleden, dan is het aan de verzekeraar om in het individuele geval een afweging te maken of dit invloed heeft op het te verzekeren risico. In deze afweging kunnen ook andere risicofactoren worden betrokken, zoals de leeftijd van de aanvrager of het niet betalen van verzekeringspremies in het verleden. Verzekert een verzekeraar een groter risico, dan ligt het voor de hand dat deze een hogere premie vraagt. Is het ingeschatte risico te groot, dan zal de verzekeraar geen verzekering verstrekken. Behalve bij de ziektekostenverzekering hebben verzekeraars geen acceptatieplicht.
Vindt u dat verzekeraars ex-gedetineerden categorisch mogen weigeren, louter om de reden dat zij een strafblad hebben? Zo nee, gaat u de verzekeraars die dit toch doen hierop aanspreken?
Indien verzekeraars ex-gedetineerden categorisch zouden weigeren, louter omdat ze een strafblad hebben, vind ik dat onwenselijk. In de uitzending van Kassa worden voorbeelden gegeven van verzekeraars die ex-gedetineerden vanwege een gepleegd strafbaar feit geen verzekeringen zouden aanbieden, terwijl het verband tussen het strafbare feit en het te verzekeren risico niet duidelijk is. Reacties van diverse verzekeraars op vragen van Kassa, die zijn gepubliceerd op de website van Kassa, geven mij geen reden te veronderstellen dat ex-gedetineerden door het acceptatiebeleid van verzekeraars categorisch worden geweigerd en daardoor geen verzekeringen zouden kunnen afsluiten.
Volledigheidshalve zij opgemerkt dat een vangnet bestaat voor mensen die geen reguliere verzekering kunnen afsluiten. Zij kunnen een verzekering aanvragen bij de Vereende. De premie is dan vaak hoger, omdat de Vereende in algemene zin grotere risico’s verzekert en relatief meer bedrijfskosten heeft. Er wordt niet gevraagd naar een strafrechtelijk verleden, en dit wordt ook niet meegenomen in de bepaling van de individuele premie of aanvullende voorwaarden. De premie die de Vereende aanbiedt aan een ex-gedetineerde is dus even hoog als de premie die de Vereende aanbiedt aan iemand zonder strafrechtelijk verleden.
Staat u nog steeds achter de uitspraak, gedaan naar aanleiding van de Kamervragen hierover, dat verzekeraars slechts een hogere premie mogen vragen als er een aantoonbaar hoger risico is, namelijk slechts in die gevallen waarin een verband bestaat tussen de verzekering en het misdrijf dat is begaan?2
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op het feit dat nu blijkt, uit de klachten die onder andere bij Kassa en bij Bonjo (belangenorganisatie voor (ex)gedetineerden) zijn binnengekomen, dat schadeverzekeringen juist ook geweigerd worden als het verband tussen strafbaar feit en type verzekering ontbreekt?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid alle verzekeraars te wijzen op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid en het belang van het kunnen afsluiten van verzekeringen door ex-gedetineerden voor een zo goed mogelijke resocialisatie? Zo ja, op welke termijn wilt u dit doen en wilt u de Kamer daarover informeren? Zo nee, waarom niet?
Als een ex-gedetineerde geen verzekering krijgt aangeboden van een verzekeraar louter omdat deze een strafblad heeft kan dit diens re-integratie in de weg staan en daarmee de kans op recidive vergroten. In dit licht zal ik het Verbond van Verzekeraars het belang van mensen met een strafblad om verzekeringen te kunnen afsluiten onder de aandacht brengen.