Het bericht dat er ongediplomeerde krachten worden ingezet in zorginstellingen |
|
René Claassen (PVV) |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Uitzendbureau zet 120 ongediplomeerde krachten in bij zorginstellingen»?1
Ja.
Gemiva heeft inmiddels het contract met Allround Care opgezegd, kunt u garanderen dat Enver, Amarant, Prisma en Raamwerk geen ongediplomeerd personeel van Allround Care inzetten? Indien nee, waarom niet?
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft gesprekken gevoerd met deze zorgaanbieders. Zij zijn geschrokken van de uitkomsten van de controles en zij hebben de samenwerking met het bureau opgezegd of opgeschort, of zijn voornemens dat op korte termijn te doen. Zij hebben maatregelen genomen om bemiddelingsbureaus en zzp’ers beter te screenen.
Deelt u de mening dat iemand die zijn/haar opleiding nog niet heeft afgerond geen ervaren zorgverlener genoemd kan en mag worden? Wat is uw visie hierop?
In de zorg en welzijn is ruimte voor mensen die (nog) geen opleiding hebben afgerond en (nog) geen formeel diploma of certificaat hebben, mits zij bekwaam zijn voor de handelingen die zij uitvoeren. Het uitgangspunt hierbij is: bekwaam is inzetbaar. Dit betekent dat iemand bepaalde zorg- of ondersteuningstaken mag uitvoeren als die persoon de nodige kennis en vaardigheden bezit én in staat is deze handelingen veilig en verantwoord uit te voeren. De werkgever draagt de verantwoordelijkheid om toe te zien op de bekwaamheid van het personeel en moet zorgen voor goede begeleiding, scholing en toezicht. Hierbij moet de patiëntveiligheid en de kwaliteit van zorg uiteraard te allen tijde worden gewaarborgd. Het is niet toegestaan dat ongekwalificeerd personeel zelfstandig zorg verleent waarvoor een specifieke opleiding of registratie vereist is. In de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) is vastgelegd welke handelingen alleen door BIG-bevoegde (en dus gekwalificeerde) zorgverleners uitgevoerd mogen worden, de zogenoemde voorbehouden handelingen.
Door de aanpak van malafide zorgbureaus en criminele organisaties in de zorg zullen er echter nog meer vacatures ontstaan, wat is uw plan op om de ontstane tekorten op te vangen?
Het aanpakken van de personeelskrapte in de zorg heeft grote prioriteit. In het regeerprogramma is dit verder uitgewerkt in drie lijnen. Bij lijn 1 is het streven de administratietijd in 2030 te halveren, onder andere door in te zetten op AI en het ontregelen van de zorg. Vertrouwen in medewerkers wordt het uitgangspunt. De uitvraag moet minder. Lijn 2 «de juiste inzet van medewerkers» is er op gericht om de beschikbare medewerkers, in samenwerking met mantelzorgers en vrijwilligers, zo efficiënt mogelijk in te zetten. Lijn 3 ziet op het «vergroten vakmanschap en werkplezier». Doel is dat mensen hierdoor graag blijven werken in zorg en welzijn.
Heeft het inzetten van ongediplomeerd personeel gevolgen gehad voor de kwaliteit van de verleende zorg?
Los van de casus Allround Care heeft de IGJ mij laten weten dat er in algemene zin incidenten en calamiteiten zijn geweest door het inzetten van onbevoegd en onbekwaam personeel, maar dat IGJ daarover geen aantallen bijhoudt. Een landelijk dekkend overzicht van incidenten en calamiteiten in de zorg die rechtstreeks zijn toe te schrijven aan de inzet van onbevoegd en onbekwaam personeel is er niet.
De overheidscampagne “Zet Ook De Knop Om” waarbij huishoudens worden opgeroepen om minder stroom te gebruiken |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Sophie Hermans (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de overheidscampagne «Zet Ook De Knop Om», waarbij huishoudens worden opgeroepen om tussen 16.00 en 21.00 uur zo min mogelijk stroom te gebruiken, bijvoorbeeld door de wasmachine of vaatwasser op een ander moment aan te zetten, om zo het stroomnet te ontlasten?1
Ja.
Deelt u de mening dat het de overheid helemaal niets aangaat welke elektrische apparatuur huishoudens hebben en wanneer zij deze willen gebruiken?
De elektrificatie vraagt om significante uitbreidingen van het stroomnet. Dat is een grote opgave waar netbeheerders, Rijk en medeoverheden gezamenlijk aan werken. Om de kosten van de investeringen in netuitbreidingen te beperken, is het belangrijk dat het bestaande net optimaal wordt benut.
De «Zet Ook De Knop Om» campagne is een voorbeeld van hoe het kabinet de bewustwording over het veranderende energiesysteem vergroot en huishoudens handelingsperspectief biedt om op vrijwillige basis bij te dragen aan het beter benutten van het stroomnet. De campagne richt zich op elektrische apparatuur waarvan het gebruik relatief eenvoudig en zonder veel ongemak naar een rustiger moment kan worden verplaatst, door bijvoorbeeld de vaatwasser later aan te zetten of de elektrische auto op een ander moment te laden.
Kunt u bevestigen dat het hier slechts om een oproep/verzoek gaat en huishoudens dus op geen enkele manier verplicht zijn hieraan mee te werken?
Ja, dat kan ik bevestigen. De campagne is gericht op het vergroten van bewustwording en stimuleert huishoudens om op vrijwillige basis hun gedrag aan te passen waar dat eenvoudig mogelijk is.
Wat wordt er bedoeld met: «Het betekent niet dat er helemaal geen stroom gebruikt mag worden tussen 16.00 en 21.00 uur»? Hoeveel stroom wordt er met «niet helemaal geen» bedoeld? Impliceert dit niet toch een zekere verplichte vermindering van het stroomverbruik?
Nee, er is geen sprake van een verplichte vermindering van het stroomverbruik. De boodschap van de campagne betreft een vrijwillige oproep aan huishoudens om de drukste momenten op het stroomnet waar mogelijk te vermijden. Het gaat dan specifiek om apparaten die eenvoudig en zonder veel ongemak op een rustiger moment aangezet kunnen worden. Zoals het op een ander moment laden van de elektrische auto of het uitstellen van de vaatwasser met de ingebouwde timer.
Wat wordt er bedoeld met: «Apparaten zoals wasmachines, drogers en vaatwassers drukken niet zwaar op het net»? Betekent dit dat het in werkelijkheid dus helemaal niets uitmaakt wanneer huishoudens deze apparaten aanzetten en daarmee het doel van de campagne, namelijk het ontlasten van het stroomnet, al bij voorbaat onderuit wordt gehaald?
De campagne richt zich op elektrische apparatuur waarvan het gebruik relatief eenvoudig en zonder veel ongemak naar een rustiger moment kan worden verplaatst. Hoewel de stroomvraag van huishoudelijke apparaten zoals wasmachines, drogers en vaatwassers per apparaat minder is dan dat van net-intensieve apparaten zoals laadpalen of warmtepompen, zorgen ze gezamenlijk toch voor een aanzienlijke belasting op het net.
Hoeveel stroomstoringen en van welke omvang verwacht u dat er met deze campagne concreet worden voorkomen?
In januari 2024 is in samenwerking met de regionale netbeheerders de probleemanalyse «Congestie in het laagspanningsnet» opgesteld.2 Uit deze analyse blijkt dat zonder aanvullende maatregelen tot 2030 anderhalf miljoen kleinverbruikers (zoals huishoudens, kleine bedrijven en maatschappelijke instellingen) te maken kunnen krijgen met problemen zoals knipperende lampen of haperende apparatuur. Daarnaast loopt tot 2030 een groep van circa 400.000 kleinverbruikers een verhoogd risico op herhaalde stroomstoringen. Dat getal kan volgens de probleemanalyse zelfs oplopen tot 1.2 miljoen kleinverbruikers in 2035.
Om de geschetste problemen te voorkomen, is begin 2024 het Landelijk Actieprogramma Netcongestie uitgebreid met verlichtende maatregelen specifiek voor het laagspanningsnet. Publiekscommunicatie is één van de middelen die daarvoor worden ingezet. Daarnaast werkt het kabinet intensief samen met de regionale netbeheerders aan het versneld uitbreiden van de laagspanningsnetten via de Buurtaanpak, en zetten we tegelijkertijd in op slimme technologieën om het bestaande net efficiënter te benutten.
Deelt u de mening dat huishoudens niet schuldig zijn aan de overbelasting van het stroomnet, maar dat uw klimaat- en energiebeleid hieraan ten grondslag ligt? Deelt u dan ook de conclusie dat het niet aan huishoudens, maar aan u is om dit op te lossen? Hoe staat het hier momenteel mee?
Huishoudens zijn inderdaad niet schuldig aan de overbelasting van het elektriciteitsnet. De huidige knelpunten worden vooral veroorzaakt door de snelle toename van duurzaam opgewekte energie en het groeiende duurzame energieverbruik, terwijl de uitbreiding van de netcapaciteit achterblijft. Door het energie- en klimaatbeleid van het kabinet worden we als land minder afhankelijk van energie uit andere landen. Huishoudens die stappen hebben gezet om te verduurzamen, dragen op die manier dus juist bij aan een onafhankelijk en schoon Nederland.
Het kabinet draagt de verantwoordelijkheid om de netcongestieproblematiek structureel aan te pakken, in nauwe samenwerking met TenneT, de regionale netbeheerders en medeoverheden. Hierbij zetten we maximaal in op het versneld uitbreiden van de netcapaciteit en het efficiënt benutten van het bestaande net. In de voortgangsrapportage van het Landelijk Actieprogramma Netcongestie3 wordt de stand van zaken van de landelijke netcongestieaanpak toegelicht.
De catastrofale humanitaire situatie in Gaza |
|
Laurens Dassen (Volt), Kati Piri (PvdA), Sarah Dobbe (SP), Christine Teunissen (PvdD), Stephan van Baarle (DENK), Derk Boswijk (CDA), Jan Paternotte (D66) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het artikel «Israel’s total blockade of Gaza has created «catastrophic» conditions, doctors say» in de New York Times d.d. 4 mei 2025?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat Israël zich schuldig maakt aan het bewust uithongeren van de bevolking in Gaza door al twee maanden geen hulpgoederen toe te laten? Zo nee, waarom niet?
Het tegenhouden van humanitaire hulp door Israel druist in tegen het humanitair oorlogsrecht. Hier heeft Nederland Israël veelvuldig op aangesproken. De humanitaire blokkade staat ook op gespannen voet met de afspraken die hierover zijn gemaakt onder andere in de VN Veiligheidsraad-resolutie 2417 daterend uit 2018, waarvan Nederland penvoerder was. Deze resolutie veroordeelt het uithongeren van een burgerbevolking als methode van oorlogsvoering. In lijn met resolutie 2417 wijst Nederland Israël consequent op de verplichtingen onder het humanitair oorlogsrecht.
Deelt u de opvatting van Verenigde Naties (VN)-organisaties dat de bevolking van Gaza zich op de rand van een omvangrijke hongersnood bevindt?
Het kabinet deelt de zorgen van de Verenigde Naties over de impact van de humanitaire blokkade, zoals onder meer omschreven in het statement dat op 1 mei jl. werd gepubliceerd door Tom Fletcher, de ondersecretaris-generaal van de VN voor Humanitaire Zaken en Noodhulp. Het is evident dat er honger is in de Gazastrook, onder andere als gevolg van de blokkade, en dat hongersnood zich verder dreigt te ontvouwen indien humanitaire hulp niet wordt gefaciliteerd. Nederland roept Israël op om hulporganisaties waaronder de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging en de VN-organisaties, die klaar staan aan de grens om hulpgoederen te leveren, onmiddellijk toegang te verlenen.
Deelt het kabinet de mening van VN secretaris-generaal Guterres en een twintigtal internationale hulporganisaties dat het Israëlische voornemen om slechts zeer beperkt hulp toe te laten en te distribueren met hulp van private Amerikaanse beveiligingsbedrijven in strijd is met internationale wetgeving? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is kritisch over het voorstel, waarvan tot op heden weinig details bekend zijn gemaakt. Het voorgestelde mechanisme lijkt op gespannen voet te staan met het humanitair oorlogsrecht en de humanitaire principes van neutraliteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid, en lijkt geen realistische manier te bieden om hulp bij alle burgers in nood in de hele Gazastrook te krijgen. Deze Nederlandse zorgen hierover zijn onder meer aanleiding geweest voor de brief aan EU Hoge Vertegenwoordiger Kallas van 6 mei jl.
Hoe zet het kabinet de «goede relaties» met Israël in om de regering Netanyahu ervan te overtuigen om onmiddellijk de blokkade van Gaza op te heffen en humanitaire/medische hulp aan de bevolking ongehinderd toe te laten?
Sinds het uitbreken van de oorlog heeft Nederland zich naar vermogen ingezet om die situatie te verbeteren en partijen opgeroepen zich aan het humanitair oorlogsrecht te houden. Dit heeft het kabinet zowel voor als achter de schermen gedaan. Zoals genoemd in de beantwoording van vraag 1, heeft het kabinet meermaals en duidelijk aangegeven dat het door Israël tegenhouden van humanitaire hulp indruist tegen het humanitair oorlogsrecht. Het kabinet heeft Israël hier ook meermaals op aangesproken. Zoals reeds aan uw Kamer2 medegedeeld heeft Nederland middels een brief aan de EU Hoge Vertegenwoordiger Kallas verzocht om de naleving door Israël van Artikel 2 van het Associatieakkoord te evalueren. In afwachting hiervan zal Nederland niet instemmen met verlenging van het EU-Israël Actieplan.
Op welke manier wordt er met bondgenoten gewerkt aan een plan om – desnoods zonder instemming van de Israëlische regering – humanitaire hulp te leveren aan de bevolking in Gaza?
Nederland onderhoudt nauw contact met gelijkgezinde landen en humanitaire partnerorganisaties over de toegangssituatie. Hulporganisaties, waaronder partners van Nederland, staan klaar om op grote schaal hulp te leveren zodra Israël de blokkade opheft en er werkbare condities worden gecreëerd voor humanitaire organisaties. Er kan geen humanitaire hulp geleverd worden zolang Israël de blokkade in stand houdt.
Overweegt het kabinet om desnoods via zee of via de lucht (zoals reeds bepleit in aangenomen moties) humanitaire hulp te leveren aan de bevolking in Gaza? Zo nee, waarom niet?
Toegang tot de Gazastrook wordt militair gecontroleerd door Israël. Dat betreft ook de zee en het luchtruim. Initiatieven waarvoor geen toestemming is gegeven, zouden vrijwel zeker door het Israëlische leger worden tegengehouden, hetgeen uiterst gevaarlijk kan zijn voor hulpverleners, burgers en andere betrokkenen. Dat maakt dat humanitaire hulp simpelweg niet zonder instemming kan worden geleverd. Toegang over land wordt gezien als de enige manier om op effectieve wijze hulp te bieden, ook op de schaal die nodig is. Het is daarom essentieel dat Israël de blokkade van hulp direct opheft.
Deelt het kabinet de opvatting dat het toch niet zo kan zijn dat de internationale gemeenschap zwijgend en verlamd toekijkt terwijl honger als wapen wordt ingezet tegen 2,2 miljoen Palestijnen in Gaza?
Zie beantwoording vraag 5. Het enorme leed in de Gazastrook laat niemand onberoerd. Het is van groot belang dat de bevolking van Gaza de hulp krijgt die zo hard nodig is. Het kabinet blijft zich hier onverminderd voor inzetten.
Kunt u bovenstaande vragen elk afzonderlijk binnen 24 uur beantwoorden?
De gevraagde termijn van 24 uur konden wij niet honoreren. Wel hebben wij beantwoording verzonden vóór het plenaire debat over het Midden-Oosten van 13 mei. Het streven is altijd om schriftelijke vragen van uw Kamer tijdig af te doen.
Hulp aan mensen die niet volledig zelfredzaam zijn bij calamiteiten zoals stroomuitval. |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Vicky Maeijer (PVV) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Wat als de stroom hier uitvalt, Bart maakt zich doodongerust: «Ik ben binnen twee dagen dood»»?1
Hoe kan iemand die niet volledig zelfredzaam is voldoen aan de oproep om er op voorbereid te zijn 72 uur zelfredzaam te zijn? Welke maatregelen neemt u om deze groep hierbij te ondersteunen?
Heeft u een idee hoeveel mensen zelfstandig wonen die afhankelijk zijn van de stroomvoorziening voor hun beademingsapparatuur of andere apparatuur of hulp waar hun leven van afhangt, en die dus extra kwetsbaar zijn bij een langdurige stroomstoring of andere maatschappelijke ontregeling die de reguliere hulp belemmert?
Is deze doelgroep in beeld bij alle veiligheidsregio’s, gemeenten en hulpdiensten? Bent u bereid dit te inventariseren en/of hier expliciet aandacht voor te vragen?
Voorzien bestaande calamiteitenplannen in levensreddende hulp voor deze groep? Zo ja, zijn deze ook afgestemd met de doelgroep? Zo nee, bent u bereid hier werk van te maken?
Klopt het dat bij hulpdiensten niet bekend is op welke adressen mensen (zelfstandig) wonen voor wie stroomvoorziening of dagelijkse hulp van levensbelang is? Zo ja, deelt u de mening dat het mensenlevens kan redden als deze informatie wél beschikbaar is bij hulpdiensten? Hoe kan dit geregeld worden?
Bent u bereid een regeling te maken die het voor deze groep mogelijk maakt een noodaggregaat of thuisbatterij aan te schaffen? Kan dit geborgd worden binnen de Wet langdurige zorg (Wlz) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015?
Waar kunnen mensen die zich zorgen maken, zoals Bart in het artikel, terecht voor advies en hulp of ondersteuning over wat ze kunnen doen bij een calamiteit en hoe ze zich het beste kunnen voorbereiden? En waar kunnen ze terecht bij calamiteiten zoals een stroomstoring of cyberaanval?
Het bericht 'Uitbreiding stroomnet trekt door TenneT spoor van vernieling bij boeren: je moet instemmen anders kun je worden onteigend' |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Eelco Heinen (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Herkent u het beeld en de conclusies die in het artikel worden geschetst?1
Het realiseren van grote elektriciteitsprojecten heeft impact op de gronden van boeren en andere eigenaren. Ik herken het beeld dat de uitvoering van deze projecten soms tot lastige discussies kan leiden of mogelijk zelfs tot onvrede als het niet volgens afspraak verloopt. Ik heb TenneT gevraagd zoveel mogelijk rekening te houden met de wensen van grondeigenaren bij de uitvoering van de werkzaamheden. TenneT geeft aan hiervoor een toezichthouder in te zetten die verantwoordelijk is voor het voorkomen en minimaliseren van schade aan gewassen en andere aspecten gerelateerd aan de inrichting en kwaliteit van gronden. Ook dient de toezichthouder snel bij te sturen zodra er problemen worden vastgesteld en indien er sprake is van schade, toerekenbare schade te vergoeden.
Heeft u al eerder signalen ontvangen die de bevindingen van het artikel ondersteunen?
Ik heb eerder signalen ontvangen dat eigenaren soms ontevreden zijn over het gebruik van hun gronden voor het realiseren van grote elektriciteitsprojecten. Mede naar aanleiding van deze signalen heeft de Minister van Klimaat en Groene Groei onlangs de Kamer geïnformeerd over een maatregelenpakket voor het sneller uitbreiden van het elektriciteitsnet waarin ook aandacht is voor de gedoogplicht.
Bent u van mening dat TenneT, als staatsdeelneming, een voorbeeldfunctie heeft met betrekking tot de inachtneming van afspraken met grondbezitters?
Ja, van alle staatsdeelnemingen verwacht ik een voorbeeldfunctie in de uitvoering van hun publieke taak.
Het artikel schetst een uitvoeringssituatie waarbij onderaannemers zich niet houden aan de afspraken met grondbezitters over het beperken van schade aan de grond. Herkent u dit beeld?
Ik heb TenneT hiernaar gevraagd en TenneT geeft aan dat er alles aan wordt gedaan om schade zo veel mogelijk te beperken maar dat er bij de grote uitbreiding van het elektriciteitsnet soms ook zaken niet goed gaan. Ik heb TenneT verzocht de komende jaren aandacht te blijven houden voor het zorgvuldig handelen van (onder)aannemers en om afspraken over de uitvoering van de werkzaamheden na te komen.
Zo ja, welke stappen bent u bereid te nemen om dit probleem op te lossen?
In mijn gesprekken met TenneT blijf ik als aandeelhouder aandacht vragen voor het zorgvuldig handelen in de grote opgave. TenneT geeft aan projecten te evalueren met betrokken partijen om daaruit te leren.
Kunt u nader uitleggen hoe TenneT op dit moment waarborgt dat onderaannemers zich houden aan de afspraken met boeren/grondbezitters?
Ik vind het belangrijk dat er zorgvuldig wordt gehandeld bij de uitvoering van projecten en dat de afspraken met rechthebbenden worden nageleefd door alle partijen. TenneT heeft contractuele afspraken met aannemers over het behoud van de gebruikswaarde van de gronden. Om de naleving van deze afspraken te borgen en te controleren heeft TenneT toezichthouders in dienst.
Met hoeveel landeigenaren heeft TenneT de afgelopen tien jaar contracten willen afsluiten voor het gebruik van de grond en in hoeveel gevallen was daarbij mediation nodig, in hoeveel gevallen was een gang naar de rechter noodzakelijk, omdat TenneT er niet uitkwam met de landeigenaar?
Ik vind het belangrijk dat er na goed overleg en in overeenstemming met grondeigenaren afspraken worden gemaakt over het gebruik van de gronden. In het overgrote deel van de gevallen bereikt TenneT in minnelijk overleg overeenstemming met grondeigenaren en grondgebruikers. In een klein aantal gevallen is de inzet van een gedoogbeschikking nodig geweest. Dit is een beschikking waarmee grondeigenaren de toegang en het gebruik van de gronden moeten gedogen. Dit instrument voorkomt de inzet van het zeer zware instrument onteigenen. In enkele uiterste gevallen is volgens TenneT sprake van mediation en juridische procedures.
Hoe verhoudt dit zich met dezelfde cijfers van andere, vergelijkbare bedrijven, zoals Ocap en Gasunie?
Exacte cijfers zijn niet bekend vanuit Ocap. De ervaringscijfers van Gasunie zijn beperkt relevant, omdat Gasunie de afgelopen jaren geen grootschalige leidingprojecten heeft uitgevoerd. Dat zal veranderen, omdat binnenkort een aantal grote nieuwbouwprojecten (waterstof en CO2) in uitvoering gaan. Periodiek vindt er overleg plaats tussen TenneT en Gasunie over het uitvoeren van de werkzaamheden op een verantwoorde wijze. Tijdens deze overleggen worden ervaringen uitgewisseld en wordt de uitvoeringswijze geoptimaliseerd.
Hebben boeren/grondbezitters individuele invloed op de aard van de overeenkomst en de hoogte van de (aanleg)vergoedingen?
Ik deel dat grondeigenaren gecompenseerd moeten worden als ze hun grond tijdelijk en deels beschikbaar stellen voor het algemeen belang. TenneT werkt met een standaardovereenkomst, waarbij wordt gerekend met een uniforme vierkante meter prijs. Dit staat los van de schadevergoeding die per geval zal worden beoordeeld en in het geval van schade wordt berekend.
Worden deze in overleg met de grondeigenaar flexibel vastgesteld, of is er sprake van een gestandaardiseerde aanpak?
Hoewel TenneT werkt met standaardovereenkomsten is er wel ruimte om aanvullende werkafspraken te maken en indien mogelijk rekening te houden met de wensen van de grondeigenaar en/of grondgebruiker.
Het artikel schetst dat er geen werkzame aanpak zou zijn voor een grondbezitter om gewasschade aan te tonen na een periode van twee jaar. Schade concreet in beeld brengen en actief monitoren zou praktisch onmogelijk zijn. Deelt u die mening?
Ik deel dat de impact van de uitvoeringswerkzaamheden zoveel mogelijk beperkt moet worden en dat het belangrijk is dat eventuele schade als gevolg van de werkzaamheden vergoed wordt, ook als dit in de toekomst is. Daarom heb ik TenneT gevraagd hun werkwijze te beschrijven. TenneT werkt met de gewasschadetarieven die Netbeheer Nederland in samenspraak met LTO jaarlijks vaststelt. Als dit niet toereikend is, wordt vergelijkend onderzoek gedaan om eventuele schade vast te stellen. Dit is niet gelimiteerd tot twee jaar. Voor schade die na een langere periode minder goed vast te stellen is, voert TenneT een vergelijkend onderzoek uit door het meten of wegen van gewassen binnen en buiten de voormalige werkstrook.
Zo ja, hoe kan dit proces verbeterd worden?
Ik ondersteun de aanpak van TenneT zoals hierboven beschreven. Ik heb TenneT wel gevraagd dit proces te blijven evalueren en bij te sturen waar nodig.
Zo nee, hoe is het proces rond schadecompensatie nu vormgegeven, en waarom is dat volgens u voldoende?
Zie de antwoorden zoals aangegeven onder vraag 11 en 12.
Hoe wordt gezorgd dat landeigenaren ook goed op de hoogte zijn van beperkingen in het gebruik van hun land na plaatsing van de hoogspanningsmasten, zoals het niet langer mogen vliegen met een drone, ook als dat voor bepaalde teelten beter zou zijn?
TenneT bespreekt met de grondeigenaren de toegang tot de gronden, de gebruiksmogelijkheden en eventuele verplichtingen. Afspraken hierover zijn onderdeel van de overeenkomst die de partijen sluiten en waar de vergoeding in is geregeld. Bovendien hebben TenneT en LTO verschillende informatiebronnen (brochures en webpagina’s) over de exploitatiemogelijkheden van de betreffende grond.
Het bericht dat ongediplomeerd personeel in dienst is bij zorgverleners |
|
Jimmy Dijk , Sarah Dobbe (SP) |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat ongediplomeerd personeel in dienst is bij zorgverleners?1
Ik vind het zeer zorgelijk als ongediplomeerd personeel is ingeroosterd voor werkzaamheden waarvoor een diploma wel vereist is. Het is de verantwoordelijkheid van de zorginstellingen om toe te zien op de bekwaamheid van personeel. Zie ook mijn antwoord op vraag 9.
In de zorg en welzijn is er ook ruimte voor mensen die (nog) geen opleiding hebben afgerond en (nog) geen formeel diploma of certificaat hebben, mits zij bekwaam zijn voor de handelingen die zij uitvoeren. Zorgbehoevenden moeten wel te allen tijde de zorg kunnen krijgen die nodig is.
Is het wettelijk toegestaan dat ongekwalificeerd personeel werkt in zorg verlenende functies zoals in de jeugdzorg en de zorg voor mensen met een handicap? Zo nee, zijn er hierop uitzonderingen voor uitzendpersoneel?
Op grond van de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (Wkkgz) zijn zorgaanbieders eindverantwoordelijk voor het leveren van goede zorg. Ook wanneer zorgaanbieders personeel via een uitzendbureau werven, dragen zij de verantwoordelijkheid om de bekwaamheid en bevoegdheid van deze zorgmedewerkers te controleren en zich ervan te vergewissen dat zij over de juiste kwalificaties beschikken. Er zijn geen uitzonderingen voor uitzendpersoneel. Hierbij geldt dat het niet is toegestaan dat ongekwalificeerd personeel zelfstandig zorg verleent waarvoor een specifieke opleiding of registratie vereist is.
In de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) is vastgelegd welke handelingen alleen door BIG-bevoegde (en dus gekwalificeerde) zorgverleners uitgevoerd mogen worden, de zogenoemde voorbehouden handelingen. Toch is er in de praktijk ook ruimte voor mensen zonder diploma of certificaat om in de zorg en welzijn te werken, mits zij bekwaam zijn voor de handelingen die zij uitvoeren. Het uitgangspunt hierbij is: bekwaam is inzetbaar. Dit betekent dat iemand bepaalde zorg- of ondersteuningstaken mag uitvoeren als die persoon de nodige kennis en vaardigheden bezit én in staat is deze handelingen veilig en verantwoord uit te voeren. Of iemand bekwaam is om een voorbehouden handeling in opdracht van een BIG-geregistreerde zorgverlener uit te voeren is de verantwoordelijkheid van de BIG-geregistreerde opdrachtgever en degene die de handeling uitvoert, de opdrachtnemer.
Is het uw beleidsvoornemen om meer mogelijkheden te creëren voor ongekwalificeerd personeel om (als uitzendkracht) in de zorg te werken? Zo nee, wat gaat u doen om dit te voorkomen?
Nee, ik ben niet voornemens meer mogelijkheden te creëren voor ongekwalificeerd personeel om in de zorg of welzijn te werken dan dat er nu zijn. Het is de verantwoordelijkheid van de zorginstellingen om toe te zien op de bekwaamheid van personeel. Dit kan zowel vast personeel betreffen als uitzendkrachten.
Zijn er andere berichten of informatie beschikbaar bij uw ministerie of de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) die erop duiden dat dit vaker voorkomt? Zo ja, kunt u een overzicht delen van deze informatie en specifiek de hoeveelheid incidenten? Zo nee, gaat u hier onderzoek naar laten doen?
De IGJ heeft mij laten weten dat er incidenten en calamiteiten zijn geweest door het inzetten van onbevoegd en onbekwaam personeel, maar dat zij daarover geen aantallen bijhoudt. Een landelijk dekkend overzicht van incidenten en calamiteiten in de zorg die rechtstreeks zijn toe te schrijven aan de inzet van onbevoegd en onbekwaam personeel is er niet.
Klopt het dat de IGJ wél contact heeft opgenomen met de afnemers van diensten van Allround Care, maar níet met Allround Care zelf? Zo ja, waarom is dit het geval en deelt u de mening dat dit wel moet gebeuren? Zo nee, wat is het resultaat van dit contact geweest?
De IGJ is niet bevoegd om toe te zien op uitzend- of bemiddelingsbureaus. Allround Care is dan ook geen object van IGJ-onderzoek. De zorgaanbieders die diensten afnemen van Allround Care vallen wel onder het toezicht van de IGJ en de IGJ heeft dan ook met hen contact opgenomen. De betrokken zorgaanbieders zijn geschrokken van de uitkomsten van de controles en hebben maatregelen genomen om herhaling te voorkomen.
Deelt u de mening dat bestuurders van organisaties die diensten in de zorg aanbieden en daarbij structureel ongekwalificeerd personeel inzetten gesloten en vervolgd dienen te worden?
Het is de verantwoordelijkheid van de zorginstellingen om toe te zien op de bekwaamheid van personeel. In de zorg en welzijn is er ook ruimte voor mensen die (nog) geen opleiding hebben afgerond en (nog) geen formeel diploma of certificaat hebben, mits zij bekwaam zijn voor de handelingen die zij uitvoeren. Patiënten, cliënten, werkgevers of andere betrokkenen die te maken hebben (gehad) met problemen daaromtrent worden aangeraden aangifte te doen, zodat het Openbaar Ministerie tot vervolging kan overgaan. Het is aan de opsporingsdiensten criminele activiteiten nader te onderzoeken.
Welke stappen worden gezet om grote zorginstellingen hun verantwoordelijkheid te laten nemen bij het controleren van diploma’s van uitzendkrachten?
Op 31 maart jl. heb ik in samenwerking met de Minister van OCW een kamerbrief verzonden met daarin de aanpak fraude en criminaliteit in de zorgketen. In deze brief zijn ook diverse maatregelen opgenomen gericht op bewustwording van aanbieders rond de inzet van EVC’s en het controleren van diploma’s. Zorgaanbieders worden gewezen op de vergewisplicht en de mogelijkheden hoe deze goed uit te voeren. De vergewisplicht is het onderzoek dat van zorgaanbieders wordt verwacht naar de geschiktheid van zorgverleners (ook Zzp’ers, uitzendkrachten of gedetacheerden). Dat kan bijvoorbeeld door navraag te doen bij eerdere werkgevers, het BIG-register te bekijken en door een VOG te verlangen. Om diplomafraude tegen te gaan stimuleert DUO het gebruik van het gratis digitale uittreksel uit Mijn diploma's. Ook is er nu een mogelijkheid waarmee zorgaanbieders op de website van DUO eenvoudig kunnen controleren of een uittreksel uit «Mijn diploma's» echt is. Deze mogelijkheid wordt op dit moment onder de aandacht gebracht bij de doelgroep. Sinds begin 2023 roept de IGJ de zorgsector regelmatig op om alert te zijn op valse diploma’s, VOG’s en gesjoemel met EVC’s (Erkenning verworven competenties) en opleidingen voor de zorg.
Deelt u de mening dat er onderzoek moet komen naar eventuele negatieve gevolgen voor de patiënten van ongekwalificeerd personeel en dat de kosten en schadevergoeding hiervoor verhaald moeten worden op het bestuur van organisaties die dit personeel hebben ingezet?
Het is primair aan de direct betrokkenen zoals de zorgaanbieder en/of patiënt/cliënt of diens naasten om aangifte te doen tegen de betreffende ongekwalificeerde zorgverlener en vervolgens al dan niet te besluiten om een juridische procedure te starten waarvan schadevergoeding een onderdeel kan zijn.
Wat is uw reactie op de uitspraak «Vrijwel alle zorginstellingen in Nederland zetten ongediplomeerde medewerkers in op functies waarvoor een diploma niet vereist is»? Wat gaat u hier aan doen?
Het is de verantwoordelijkheid van werkgevers dat zij toezien op de bekwaamheid van hun personeel. Op grond van de vergewisplicht dient een instelling van te voren te onderzoeken of een zorgverlener voldoende bevoegd en bekwaam is voor hetgeen deze wordt ingezet. Bij functies in de zorg waarvoor geen diploma is vereist is het belangrijk dat de werkgever toeziet op de bekwaamheid van deze mensen.
Wat is uw reactie op de uitspraak «Er zijn vriendjes en vriendinnetjes die een dienst draaien op naam van iemand anders die wel de juiste papieren heeft»? Wat gaat u hier aan doen?
Zie mijn antwoord op vraag 9. In aanvulling daarop: de IGJ heeft mij laten weten dat zorgaanbieders nog nauwelijks identiteitscontroles hebben ingeregeld omdat ze zich nog onvoldoende bewust zijn van deze specifieke risico’s. Om die reden wijst de IGJ zorgaanbieders op de risico’s met betrekking tot identiteitsfraude op de werkvloer.
Heeft de IGJ voldoende budget, mensen en middelen om deze en andere situaties te achterhalen?
Het tegengaan van zorgfraude is een gezamenlijke opgave van toezichthouders in de zorg, opsporingsinstanties en het Informatieknooppunt Zorgfraude (IKZ). De toename van zorgfraude, criminaliteit en ondermijning in de zorg vraagt steeds meer aandacht van het toezicht van de IGJ gelet op de risico’s voor de kwaliteit en veiligheid van de zorg en jeugdhulp. Dat leidt binnen de bestaande grote toezichtlast van de IGJ inmiddels tot scherpe keuzes, ook ten aanzien van het organisatieonderdeel dat zich bezig houdt met opsporing en het toezicht op integere bedrijfsvoering in relatie tot de kwaliteit en veiligheid van de zorg.
Hoe vaak heeft de inzet van ongediplomeerd personeel van Allround Care geleid tot incidenten? Om wat voor incidenten ging het hier en wat waren de gevolgen hiervan?
De IGJ ziet toe op de betrokken zorgaanbieders maar niet op Allround Care omdat de IGJ geen bevoegdheid heeft om toe te zien op bemiddelings- en uitzendbureaus (zie ook mijn antwoord op vraag 5). Los van de casus Allround Care heeft de IGJ mij laten weten dat er in algemene zin incidenten en calamiteiten zijn geweest door het inzetten van onbevoegd en onbekwaam personeel, maar dat IGJ daarover geen aantallen bijhoudt (zie ook mijn antwoord op vraag 4).
In hoeverre speelde Allround Care een rol bij de diplomafraude?
Zie mijn antwoord op vraag 12.
Is er in deze casus aangifte gedaan van diplomafraude tegen Allround Care en/of de betrokken zorgverleners?
Ja, de IGJ heeft tegen de betrokken zorgverleners aangifte gedaan van valsheid in geschrifte en oplichting.
Het bericht ‘Cryptomijnen in een land onder hoogspanning’. |
|
Diederik van Dijk (SGP), Chris Stoffer (SGP), André Flach (SGP) |
|
Eelco Heinen (minister ) (VVD), Reinette Klever (minister zonder portefeuille ) (PVV), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Cryptomijnen in een land onder hoogspanning»?1
Ja
Welke Nederlandse of Europese wet- en regelgeving, dan wel IMVO-normen, zijn van toepassing op Nederlandse ondernemers en bedrijven die actief zijn in het cryptomijnen in derde landen?
Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven die internationaal opereren dat zij de OESO-richtlijnen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights toepassen. De Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) wordt met het Omnibus I voorstel vereenvoudigd en zal gefaseerd toegepast worden vanaf juli 2028.
Wat is precies de toegevoegde waarde van het cryptomijnen in Ethiopië aan de lokale economie en samenleving?
Ethiopië heeft een groot tekort aan buitenlandse deviezen en werkt, met steun van het Internationaal Monetair Fonds, aan het vergroten van deze deviezenvoorraad. De bedrijven die zich in Ethiopië bezig houden met cryptomijnen, betalen een hoger tarief voor het gebruik van elektriciteit dan de Ethiopische bevolking. Omdat zij hun inkomsten genereren in buitenlandse deviezen en die om moeten zetten in lokale valuta om hun rekeningen te betalen, dragen zij bij aan de voorraad buitenlandse deviezen van Ethiopië.
In hoeverre profiteert de lokale bevolking van Ethiopië van de praktijken die in het artikel genoemd worden?
Voor zover bekend is er, behalve middels afdrachten aan de Ethiopische staatskas, geen significant direct economisch voordeel voor de Ethiopische bevolking bij de activiteiten van buitenlandse crypto miners.
Kan het kabinet toelichten wat volgens haar de wenselijkheid is van het cryptomijnen in Ethiopië door Nederlandse ondernemers en bedrijven?
Het kabinet moedigt Nederlandse crypto miners niet aan om actief te worden in Ethiopië. Tegelijkertijd staat het deze ondernemers vrij om activiteiten te ontplooien in Ethiopië, mits deze in lijn zijn met relevante internationale standaarden en lokale wet- en regelgeving.
Hoe ziet de inzet van het kabinet eruit om de beperkte elektriciteit die voorradig is in Ethiopië ten goede te laten komen aan de bevolking zelf?
Er is in Ethiopië geen gebrek aan opgewekte elektriciteit. Er is dus ook geen sprake van verdringing van de lokale bevolking door crypto-investeerders. Wel is er nog altijd sprake van beperkte distributiecapaciteit van het elektriciteitsnet, met name in rurale gebieden. Daar heeft de bevolking last van. De Ethiopische overheid investeert in uitbreiding van het distributienetwerk, maar vooralsnog is dat onvoldoende om alle lagen van de bevolking te bereiken, onder meer door financieringstekorten. Om de benodigde economische groei te bewerkstelligen, voorziet de Ethiopische overheid een belangrijke rol voor de private sector en maakt zich hard voor het aantrekken van buitenlandse investeerders. De komst van cryptobedrijven past in deze strategie.
Acht het kabinet het noodzakelijk om met extra regelgeving te komen om de negatieve gevolgen van cryptomijnen in derde landen te verminderen, en zo nee, waarom niet?
Nee, het kabinet acht aanvullende wetgeving niet noodzakelijk. Het kabinet verwacht van alle bedrijven dat zij zakendoen in lijn met de OESO richtlijnen en UN Guiding Principles on Business and Human Rights.
Wat is het morele oordeel van het kabinet over het artikel, met name met het oog op de schrijnende armoede en grote maatschappelijke problemen die een land als Ethiopië teisteren?
In het algemeen steunt Nederland de Ethiopische economische hervormingsagenda, de Homegrown Economic Reform Agenda. Hierbij ligt een sterke nadruk op ontwikkeling van de private sector. Dit biedt meer kansen voor ondernemers, in een van oudsher sterk gesloten economisch systeem. Nederland draagt hieraan bij door programma’s op het gebied van private
sectorontwikkeling. Ongelijkheid en armoede blijven echter zeer grote uitdagingen in Ethiopië en het artikel illustreert dit. Nederland zet zich daarom tevens in voor armoedebestrijding en het leveren van diensten op het gebied van bijvoorbeeld water, voedselzekerheid en gezondheid. Dit biedt mensen perspectief, en legt een basis voor lokale economische ontwikkeling in een markt van ruim 130 miljoen inwoners. Ook draagt het bij aan stabiliteit.
Hoe verhoudt de ontwikkeling die in het artikel genoemd wordt zich tot de Nederlandse hulp aan Ethiopië? Werken deze elkaar niet tegen?
Het kabinet zet zich in voor inclusieve economische groei in Ethiopië die ten goede komt aan de bevolking en kansen biedt aan Nederlandse ondernemersDaarbij werkt Nederland, waar mogelijk, samen met de Ethiopische overheid om dit te bewerkstelligen. De Ethiopische inzet op het aantrekken van cryptobedrijven versterkt niet de Nederlandse hulp maar werkt deze ook niet tegen. Er is geen samenwerking op het terrein van crypto en er bestaan geen plannen in die richting.
Het bericht ‘Verdachte die biddende moslim doodstak in Zuid-Frankrijk, meldt zich op Italiaans politiebureau’ |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
David van Weel (minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met de aanval op de 22-jarige Aboubakar Cissé in een moskee in Frankrijk, waarbij het slachtoffer vijftig keer werd neergestoken terwijl hij aan het bidden was?1
Bent u er ook mee bekend dat de kritiek in Frankrijk ook op de overheid is gericht vanwege het aanjagen van een «islamofoob klimaat» in Frankrijk, onder andere vanwege uitspraken van bewindspersonen als «weg met de hoofddoek»?
Zou u zich aangesproken voelen vanwege het aanjagen van een islamofoob klimaat in Nederland vanwege uitspraken die bewindspersonen in Nederland hebben gedaan, onder andere over de hoofddoek van moslimvrouwen? Zo nee, waarom niet?
Denkt u dat er in Nederland een serieus probleem van moslimhaat bestaat, zeker gezien meerdere islamofobe terroristen verwijzing hebben gemaakt naar bepaalde politici in Nederland die hen in hun moslimhaat geïnspireerd zouden hebben?
Deelt u dat het tragisch is dat de Franse koepelorganisatie van moslims zegt dat een grote meerderheid van moslims in Frankrijk het gevoel heeft dat moslimhaat niet even serieus wordt genomen als andere vormen van haat?
Hoort u eenzelfde soort verwijt ook van de moslimgemeenschap in Nederland, namelijk dat discriminatie en haat tegen haar niet even serieus genomen wordt als tegen andere gemeenschappen?
Kunt u opsommen hoe vaak de regering signalen heeft ontvangen van ofwel individuen of islamitische organisaties waarin ze hun zorg uitspreken over hun veiligheid?
Heeft u naar uw gevoel de zorgen van de moslimgemeenschap wél serieus genomen? Zo ja, waarom denkt u dat Nederlandse moslims dat niet zo hebben ervaren?
Kunt u opnoemen hoeveel contactmomenten ervanuit de regering zijn geweest met gebedshuizen om hun zorgen omtrent hun veiligheid aan te horen? Kunt u de data uitsplitsen naar geloofsgemeenschap?
Bent u bereid om als preventieve maatregel de beveiliging van moskeeën in Nederland structureel te verhogen? Zouden de best practices daarin meegenomen kunnen worden van de maatregelen die op dit moment voor synagoges in Nederland worden getroffen? Zo ja, welke maatregelen kunnen op korte termijn ook voor moskeeën worden ingezet? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid aanvullende maatregelen te treffen om moslimhaat en islamofobie in Nederland actief te bestrijden, onder andere door bijvoorbeeld een nationale bewustwordingscampagne of een Rijksbrede aanpak tegen moslimhaat?
PFAS-lozingen Custom Powders |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Chris Jansen (PVV), Barry Madlener (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met de Zembla uitzonding van 27 april over dat Custom Powders al jaren duizenden kilo’s PFAS (Poly- en perfluoralkylstoffen) direct in het riool heeft geloosd?1
Ja.
Hoe kan het dat er rechtstreeks op het riool werd geloosd en dat hier geen controle door de overheid op heeft plaatsgevonden?
Het is belangrijk dat hier duidelijkheid over komt. De gemeente Helmond, als bevoegd gezag voor de rioollozingen, heeft daarom aangekondigd dat er een onafhankelijk onderzoek komt naar de rol van de gemeente en de milieudienst, inclusief vergunningverlening, toezicht en handhaving, bij de jarenlange PFAS-lozingen door Custom Powders2.
Kunt u bevestigen dat deze lozingen en uitstoot van schadelijke stoffen schade (in welke mate dan ook) hebben veroorzaakt aan milieu, waterkwaliteit en gezondheid van mens en dier, waar ook de experts in de aflevering van Zembla naar verwijzen? Zo nee, op welke experts baseert u zich dan?
Ja, deze effecten zijn vastgesteld. PFOA is een schadelijke stof die sinds 2013 wordt beschouwd als een Zeer Zorgwekkende Stof (ZZS).3 Deze stof is extreem persistent in het milieu en breekt nauwelijks af. Bovendien kan PFOA effecten op de menselijke gezondheid hebben zoals effecten op het immuunsysteem, voortplanting, ontwikkeling van het ongeboren kind, en is het mogelijk kankerverwekkend. De GenX stoffen, die daarnaast ook zijn geloosd, veroorzaken vergelijkbare gezondheidseffecten als PFOA4.
Daarnaast is het schadelijk voor de natuur doordat de stof kan ophopen in de voedselketen. Het is aannemelijk dat deze combinatie van eigenschappen en de hoeveelheden PFOA die door de jaren heen zijn uitgestoten en geloosd hebben geleid tot schade (in welke mate dan ook) aan het milieu, de waterkwaliteit, en de gezondheid van mens en dier.
Welke mogelijke effecten heeft, volgens experts, het feit dat werknemers van Custom Powders concentraties van PFOA (Perfluoroctaanzuur) in hun bloed hadden die een factor 1000 hoger is dan de EFSA-norm (Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid)?
De aanwezigheid van PFOA in het bloed wordt in verband gebracht met verschillende gezondheidseffecten. Van PFOA is bekend dat het schadelijke effecten kan hebben op het immuunsysteem, op de voortplanting en ontwikkeling van het ongeboren kind. Het is mogelijk kankerverwekkend. Het meest recente RIVM-overzicht over de betekenis van de gevonden PFOA-concentraties in het bloed dateert uit 20175. Een overzicht van ongewenste veranderingen bij mensen die op basis van epidemiologische studies met PFAS-blootstelling in verband worden gebracht staat in Tabel II.1 van die rapportage. Het is echter niet mogelijk om een oorzakelijk verband aan te tonen.
De in de uitzending vermelde concentraties PFAS in het bloed van werknemers van Custom Powders, met waarden die oplopen tot 6.239 ng/mL, zijn veel hoger dan de concentratie waaronder EFSA geen gezondheidseffecten verwacht. De inventarisatie uit 2017 bevat geen informatie over de mate waarin genoemde gezondheidseffecten optreden bij dergelijk hoge concentraties.
In 2024 heeft RIVM de behoeften aan onderzoek van omwonenden en werknemers van Chemours en omwonenden van de Westerschelde in relatie tot PFAS in kaart gebracht. Naar aanleiding van deze verkenning is geadviseerd om in de wetenschappelijke literatuur antwoorden te zoeken op vragen als wat zijn de gezondheidsrisico’s, welke ziekten en aandoeningen kun je krijgen van PFAS en wat de langetermijneffecten zijn. De Kamer wordt voor het zomerreces geïnformeerd over de opvolging van deze adviezen.
Hoe kijkt u ernaar dat in de uitzending wordt gesproken over een «kankerstraat» vlakbij de locatie van Custom Powders, waarbij veel omwonenden kanker hebben gekregen? Wat zegt u tegen die burgers?
Het is begrijpelijk en ook logisch dat de berichten over ernstige gezondheidsproblemen, zoals kanker, bij omwonenden van de locatie van Custom Powders diepe zorgen oproepen. Iedereen heeft recht op een veilige en gezonde leefomgeving. Tegelijkertijd is het belangrijk om zorgvuldig met dit soort signalen om te gaan. De GGD heeft in 2018 samen met het waterschap onderzoek gedaan naar de verspreiding van PFAS. Uit die onderzoeken bleek dat er geen sprake is van verhoogde gezondheidsrisico’s.
Op dit moment is er geen causaal verband vastgesteld tussen de blootstelling aan PFAS vanaf deze locatie en het optreden van kanker in de directe omgeving6. Dat sluit niet uit dat de zorgen over mogelijke gezondheidseffecten onverminderd zijn. De gemeente Helmond heeft aan de GGD gevraagd om een vrijwillig gezondheidsonderzoek uit te voeren7.
PFOA is een kankerverwekkende stof, maar het is ingewikkeld aan te tonen dat een omwonende kanker heeft gekregen van PFOA-uitstoot/lozingen; hoe kunnen burgers dan wel hun recht halen en worden beschermd?
Het bevoegd gezag houdt toezicht op de uitstoot en activiteiten van bedrijven. Het uitgangspunt is dat bedrijven zich aan milieuwetgeving moeten houden. Wanneer dat niet gebeurt, biedt de wetgeving verschillende handvatten om dit aan te pakken. Zowel het bestuursrecht, strafrecht als privaatrecht biedt mogelijkheden om bedrijven aan te spreken op overtredingen en schade te vergoeden. Het is van de specifieke feiten en omstandigheden afhankelijk of en door wie deze mogelijkheden daadwerkelijk benut kunnen worden.
Voor een uitgebreide uiteenzetting van de juridische mogelijkheden voor verschillende partijen in zulke gevallen geldt het antwoord op vraag drie in de Kamerbrief over het aansprakelijk stellen van bedrijven voor schade door PFAS-vervuiling8.
Bent u het eens dat uit voorzorg de uitstoot snel gestopt moet worden, als er vermoedens zijn dat mensen ziek worden van PFOA en andere gevaarlijke stoffen? Zo nee, waarom speelt u dan Russisch roulette met levens van mensen?
Het uitgangspunt van het milieubeleid is dat de gezondheid van mens en dier en de kwaliteit van het milieu goed beschermd moet worden. Voorzorg speelt daarin een belangrijke rol: als er serieuze aanwijzingen zijn dat een stof schadelijk kan zijn voor de gezondheid of het milieu, is dat aanleiding om maatregelen te nemen, ook als er nog geen volledige wetenschappelijke zekerheid is. Het bevoegd gezag beoordeelt of en welke maatregelen nodig zijn. Dit doen ze op basis van de beschikbare wetenschappelijke inzichten, adviezen van experts, en de mate van onzekerheid of risico. Daarbij worden ook de belangen van volksgezondheid en milieubescherming expliciet meegewogen.
Het beeld dat er «Russisch roulette» wordt gespeeld met mensenlevens wordt dan ook niet herkend. Waar vermoedens bestaan van gezondheidsschade door stoffen als PFOA, is het juist van belang om snel inzicht te krijgen in de ernst van de risico’s en om waar nodig preventief op te treden.
Kunt u een inschatting geven, op basis van input van onafhankelijke experts/wetenschappers, wat inmiddels (in euro's) de schade aan milieu en gezondheid is door de genoemde lozingen en de uitstoot van schadelijke stoffen? Zo nee, waarom heeft u nog steeds geen beeld van de schade die bedrijven aan milieu en burgers aanrichten?
Het is ingewikkeld om de schade van een bepaalde stof in euro’s uit te drukken, omdat de effecten van de vervuiling verstrekkend kunnen zijn en niet direct te meten zijn. In plaats van te kijken naar schade in euro’s, wordt gekeken naar de impact die een stof heeft op de functies van het milieu en de volksgezondheid.
Als de emissie van een stof past binnen de kaders en grenzen die het lozingsbeleid toelaat, wordt deze als acceptabel beschouwd. Dit betekent dat gezorgd wordt dat de uitstoot niet boven de vastgestelde normen uitkomt om zo de leefomgeving te beschermen. Daarnaast geldt het principe «de vervuiler betaalt», wat inhoudt dat bedrijven en organisaties die stoffen lozen, via een lozingsheffing bijdragen aan de kosten voor het beheer en herstel van de gevolgen van de vervuiling.
Wie is aansprakelijk voor de gemaakte fouten en het vergoeden van de schade aangericht aan gezondheid, natuur en milieu?
In Nederland geldt het uitgangspunt dat de veroorzaker van schade aan gezondheid, natuur of milieu verantwoordelijk is voor het herstellen van die schade. Of en in hoeverre er sprake is van aansprakelijkheid hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval, zoals de geldende wet- en regelgeving op het moment van de lozing, de kennis over de schadelijkheid van stoffen op dat moment en de vraag of er is gehandeld binnen of buiten de vergunde kaders.
In het geval van de PFAS-vervuiling in Helmond heeft de gemeente aangifte gedaan tegen zowel Custom Powders als Chemours (voorheen DuPont). Het is uiteindelijk aan de rechter om vast te stellen of er sprake is van juridische aansprakelijkheid en of er schadevergoeding moet worden toegekend.
Kunt u schetsen waar er vanuit de overheid precies fouten zijn gemaakt en op welk moment, inclusief de bijbehorende tijdlijn?
De gemeente Helmond heeft een tijdlijn opgesteld van het onderzoek naar de PFAS-emissies bij Custom Powders (zie bijlage 1). Het onafhankelijke onderzoek dat de gemeente Helmond laat uitvoeren zal duidelijkheid geven over de rol van de gemeente en de milieudienst bij de jarenlange PFAS-lozingen door Custom Powders (zie ook vraag 2). Het Ministerie van IenW heeft destijds, op verzoek van de gemeente Helmond, vanuit haar beschikbare kennis en expertise meegedacht in de aanpak van de vervuiling.
Welke concrete lessen trekt u uit deze casus en de gemaakte fouten en welke concrete extra acties (anders dan nog meer onderzoek) gaat u ondernemen om soortgelijke schade aan milieu en gezondheid van burgers te voorkomen (graag met tijdlijn en planning)?
De casus rondom PFAS-lozingen bij Custom Powders in Helmond toont het belang van:
Op al deze thema’s lopen verschillende acties. Zo wordt de vernieuwde Europese Richtlijn Industriële Emissies geïmplementeerd en wordt er in Europees verband gewerkt aan een hernieuwde Kaderrichtlijn Water. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is daarnaast bezig met de uitvoering van de Actieagenda Industrie en Omwonenden9 en het Impulsprogramma Chemische Stoffen10 en met het robuust maken van het VTH-stelsel11. Op basis van deze trajecten worden verschillende maatregelen uitgevoerd of voorgesteld die gericht zijn op het beschermen van de gezondheid van omwonenden en het verbeteren van wet- en regelgeving. De Kamer wordt periodiek geïnformeerd over de voortgang van de verschillende sporen.
Klopt het dat onze rioolwaterzuiveringsinstallaties niet gebouwd zijn op het zuiveren van PFAS en dat de enorme hoeveelheden PFAS er dus gewoon steeds doorheen stroomt? Welke gevolgen heeft dit voor biodiversiteit, water, voedsel en gezondheid?
Het klopt dat rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s) in hun huidige opstelling niet zijn ontworpen om PFAS te verwijderen. De mate waarin PFAS zal worden gezuiverd in de RWZI zal daardoor zeer beperkt zijn. Welke gevolgen dit heeft voor de biodiversiteit, water, voedsel en gezondheid is ter beoordeling van het bevoegd gezag. Voor diverse soorten PFAS is bewezen dat deze schadelijk kunnen zijn voor mens en milieu. Doordat deze stoffen ophopen in onze leefomgeving kunnen we er langdurig aan worden blootgesteld. Het valt niet uit te sluiten dat dit heeft geleid tot schade (in welke mate dan ook) aan het milieu, de waterkwaliteit, en de gezondheid van mens en dier.
Uit de steekproef van Zembla rondom de fabriek blijkt dat bij het merendeel van de hobbykipeieren de Europese PFAO-norm wordt overschreden en experts adviseren de eieren niet te eten. Hoe staat dat met ander voedsel zoals groente en fruit?
In 2018 en 2022 heeft het RIVM onderzoek gedaan naar de risico’s van het eten van gewassen uit het volkstuincomplex uit de omgeving van Custom Powders (1e Helmondse volkstuinencomplex aan de Sluisdijk en Delta volkstuinen aan de Griftstraat (Sluisdijk en Delta). Sluisdijk ligt op ongeveer 450m en Delta op ongeveer 1.150 meter benedenwinds van Custom Powders. Na een herziening op basis van de nieuwe gezondheidskundige grenswaarden van EFSA die in 2020 zijn vastgesteld, heeft het RIVM geadviseerd dat gewassen uit het volkstuinencomplex aan de Sluisdijk beter niet gegeten konden worden en dat gewassen uit de Delta volkstuinen veilig zijn voor consumptie, al raadt het RIVM af om daar elke dag uit de volkstuin te eten. De gemeente Helmond heeft daarop de bodem op het volkstuinencomplex aan de Sluisdijk laten saneren.
Het Voedingscentrum adviseert: eet gevarieerd. Voedsel bevat vele gezonde stoffen zoals vitamines, mineralen, koolhydraten en vezels. Maar voedsel kan ook verontreinigd zijn met andere stoffen zoals zware metalen of PFAS. Het is niet te voorkomen dat we ook deze ongewenste stoffen binnenkrijgen, omdat ze nu eenmaal in ons milieu voorkomen. Groente uit de moestuin kun je gewoon eten. Alleen voor groente en fruit uit moestuinen binnen 1 kilometer van de fabriek van DuPont/Chemours in Dordrecht is het advies om dit niet te eten. Op deze plekken zitten veel PFAS in de bodem (www.voedingscentrum.nl).
In de Zembla uitzending wordt gesproken over «liegen en bedriegen» en «crimineel gedrag» van Chemours; bent u het met die constateringen eens? Zo nee, waar baseert u dat dan precies op?
Het is niet aan het kabinet om een oordeel te vellen over de kwalificaties «liegen en bedriegen» en «crimineel gedrag» die in de Zembla-uitzending worden genoemd. Dit is aan het Openbaar Ministerie en uiteindelijk aan de rechter.
Wel is het zorgelijk over de wijze waarop DuPont (nu Chemours) is omgegaan met informatie over de risico’s van PFAS. Als blijkt dat het bedrijf al geruime tijd kennis had van de schadelijke effecten en deze informatie niet heeft gedeeld met overheden, samenwerkingspartijen (zoals Custom Powders), werknemers of omwonenden, is dat zorgelijk en onacceptabel. Transparantie en verantwoordelijkheid zijn cruciaal bij het beschermen van de volksgezondheid en het milieu. Het is daarom goed dat er onderzoek loopt naar de rol van het bedrijf in de lozingen en mogelijke milieuschade. De uitkomsten van dat onderzoek zullen duidelijkheid moeten geven over de vraag of er inderdaad sprake is geweest van strafbaar handelen.
Wat vindt u ervan dat Custom Powders voor Chemours teflonpoeder verwerkte, maar dat belangrijke informatie over de stoffen niet bekend was voor de medewerkers van Custom Powders?
Uitgangspunt is dat werknemers veilig en gezond kunnen werken. Werkgevers zijn daar op basis van de Arbowet primair voor verantwoordelijk. Zij moeten een inventarisatie maken van de gevaarlijke stoffen in hun bedrijf en de hoogte van de blootstelling van werknemers aan die stoffen bepalen. Vervolgens beoordelen zij of die blootstelling tot gezondheidsrisico’s kan leiden en dienen zij maatregelen te nemen. Afhankelijk van de gezondheidsrisico’s die gevaarlijke stoffen kunnen veroorzaken, moet de producent of distributeur van de stof informatie verstrekken over die gevaren in het Veiligheidsinformatieblad (VIB). Dit is dan ook belangrijke informatie voor een inventarisatie. De werkgever is volgens de Arbowet verplicht om doeltreffende voorlichting en onderricht te geven aan de werknemers over het veilig werken met gevaarlijke stoffen. Bij de invulling van de zorgplicht van de werkgever richting zijn werknemers is het van belang dat de werkgever over de juiste informatie beschikt.
Zoals in het antwoord op vraag 14 is aangegeven deel is het zorgelijk hoe DuPont (nu Chemours) is omgegaan met informatie over de risico’s van PFAS. Als blijkt dat het bedrijf al geruime tijd kennis had van de schadelijke effecten en deze informatie niet heeft gedeeld met partijen in de keten of werknemers is dat zorgelijk en onacceptabel.
Wat vindt u ervan dat Dupont (nu Chemours) al sinds 2011 wist dat er zelfs hogere hoeveelheden PFOA in het bloed van medewerken van Custom Powders zaten dan in het bloed van de medewerkers van de Dordrechtse en Amerikaanse Dupont fabriek?
Onderzoek moet uitwijzen of het inderdaad klopt dat DuPont (nu Chemours) al sinds 2011 wist dat medewerkers van Custom Powders werden blootgesteld aan hogere concentraties PFOA dan hun eigen werknemers in Dordrecht en de Verenigde Staten. Als dit het geval is, dan is dat een uiterst zorgwekkende constatering. Hoewel Chemours niet de directe werkgever was van de medewerkers van Custom Powders, heeft het bedrijf wel degelijk een verantwoordelijkheid als leverancier van de stof.
Bedrijven moeten zorgvuldig omgaan met kennis over mogelijke gezondheidsschade, vooral wanneer deze ook impact heeft op ketenpartners of derden. Het feit dat deze informatie niet eerder is gedeeld met het bedrijf Custom Powders, toezichthouders of betrokken overheden roept vragen op over de zorgplicht en transparantie van alle betrokken partijen. Het is van groot belang dat het lopende onderzoek door de gemeente Helmond helderheid wordt verschaft over wat er (en op welk moment) bekend was en of er adequaat is gehandeld.
Bent u bekend met de effecten op de omgeving en omwonenden die dit PFAO-lek heeft veroorzaakt? Zo ja, kunt u deze toelichten? Zo nee, waarom heeft u na al die jaren nog steeds geen overzicht over wat vervuiling door bedrijven met de gezondheid van burgers en milieu doet?
Tussen 2018 en 2020 heeft de gemeente Helmond een milieuonderzoek laten uitvoeren naar de gevolgen van de uitstoot van PFOA en GenX in de regio12. Uit het onderzoek blijkt dat de omvang van de PFAS-verontreiniging goed in kaart is gebracht. De risicobeoordeling, gebaseerd op de door het RIVM geadviseerde risicogrenswaarden, laat zien dat er geen verhoogd gezondheidsrisico is voor omwonenden.
Wel is sprake van ernstige verontreiniging van de bodem en het grondwater, met name in de directe omgeving van het bedrijf Custom Powders. Er bestaat een aanzienlijk risico dat deze stoffen zich via het grondwater verder verspreiden. Bovendien bevindt een deel van de grondwaterverontreiniging zich binnen het grondwaterbeschermingsgebied. Op basis van deze bevindingen heeft de gemeente Helmond besloten dat saneringsmaatregelen noodzakelijk zijn. De uitvoering van deze sanering staat gepland voor medio 2026.
Daarnaast zijn ook concentraties van PFOA en GenX aangetroffen in het oppervlakte- en rioolwater. Onderzoek van de ILT bevestigt dat deze stoffen nog steeds worden waargenomen13. Waterschap Aa en Maas monitort de waterkwaliteit en signaleert indien nodig of aanvullende maatregelen vereist zijn.
In de Zembla-aflevering schetst de gemeente Helmond hoe lastig het is voor overheden en toezichthouders om goede beslissingen te maken, omdat bedrijven tegenover een toezichthouder met weinig capaciteit informatie kunnen achterhouden of in kleine letters verbergen in bijlagen; welke stappen gaat u ondernemen om dit te voorkomen en de informatiepositie van toezichthouders en de overheid ten opzichte van bedrijven te verbeteren op korte termijn?
Via verschillende maatregelen wordt gewerkt aan het versterken van het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving in de breedte. Versterking die niet alleen het stelsel, maar ook de dagelijkse uitvoering ten goede komt waar ook de informatiepositie van het bevoegd gezag ten opzichte van bedrijven wordt versterkt. Specifiek op het gebied van stoffen wordt het bevoegd gezag met de ontwikkeling van de Routekaart Voorzorg Beter Toepassen, zoals benoemd in het commissiedebat Leefomgeving van 13 mei 2025, ondersteund.
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld14, wordt er momenteel gewerkt aan het IenW-programma Digitaal VTH-stelsel Milieu en aan de versterking van de kennisinfrastructuur bij omgevingsdiensten. Beide acties zullen ervoor zorgen dat de informatie van toezichthouders wordt versterkt. Er zal eerst worden gekeken naar de effecten van die inzet afwachten voordat er eventueel aanvullende acties worden genomen.
Hoe kan het dat de Dupont (via de arbeidshygiënist) de medewerkers heeft voorgehouden dat er geen gevaar is voor de gezondheid, zoals in de Zembla-aflevering wordt geschetst? Heeft de overheid daar nooit op gecontroleerd en ingegrepen en waarom niet?
Zoals gezegd in het antwoord op vraag 14 is de werkgever verantwoordelijk voor gezonde en veilige werkomstandigheden voor de werknemers. Daarnaast is de werkgever verantwoordelijk om werknemers op een doeltreffende manier in te lichten over de risico’s en hoe die te beperken. Dat begint bij een inventarisatie van deze risico’s. Als kennis beschikbaar is over deze risico’s, moeten deze beschikbaar zijn voor partijen in de keten. Een werkgever kan ervoor kiezen om ter ondersteuning van deze verantwoordelijkheid een bedrijfsarts, arbeidshygiënist of andere arbodienstverleners in te schakelen. De Arbeidsinspectie houdt risicogericht toezicht op de naleving van de Arbowetgeving.
Met welke extra stappen gaat u voorkomen dat de situatie uit de bovenstaande vraag zich opnieuw ergens voordoet?
Het is lastig om een dergelijke gebeurtenis uit te sluiten. Wel stimuleren we bedrijven het gebruik van schadelijke stoffen te verminderen en wordt het vergunningsstelsel aangepast. Dit heeft ook een effect op werknemersbescherming. De verantwoordelijkheid voor gezond en veilig werken die daarnaast bij de werkgever ligt blijft ook gelden, waaronder de eerdergenoemde verantwoordelijkheid tot het doeltreffend informeren van werknemers, en toezien op het juist toepassen van maatregelen om gezondheidsrisico’s te beperken. De Nederlandse Arbeidsinspectie houdt toezicht op de naleving hiervan.
Wat vindt u ervan dat de gemeente Helmond al veel geld van burgers heeft moeten besteden aan sanering en de kosten voor de vervuiling dus zijn afgewenteld op burgers?
Het principe «de vervuiler betaalt» is een belangrijk beginsel. Bij Custom Powders is een verontreiniging ontstaan, waarbij een veroorzaker in beeld is, maar de aanpak wegens de aanwezige risico’s niet kan wachten op de uitkomst van kostenverhaal. De gemeente Helmond is als bevoegd gezag voor bodemsanering daarom met de aanpak gestart om mens en milieu te beschermen en parallel daaraan met het traject voor het aanspreken van aansprakelijke partijen.
Uitgangspunt blijft dat de kosten voor de sanering uiteindelijk bij aansprakelijke partijen zoals Custom Powders terechtkomen.
Nu Custom Powders failliet is, is het aan de curator om de schuldeisers te inventariseren en te bepalen welke middelen er in de failliete boedel aanwezig zijn om de openstaande schulden te voldoen. Indien daaruit onvoldoende middelen overblijven voor de sanering en ook geen andere aansprakelijke partijen kunnen worden aangesproken, zullen de kosten door het Rijk gefinancierd worden.
Middels deze aanpak wordt zoveel als mogelijk voorkomen dat de uiteindelijke rekening door de burger wordt betaald. Als kosten worden verhaald kan hiermee rekening worden gehouden bij het vaststellen van de uitkering aan de gemeente. Dan kan het uitgekeerde geld bijvoorbeeld terugvloeien naar artikel 13, hoofdstuk 12 van de begroting en opnieuw worden ingezet voor bodemsanering of terugvloeien naar Financiën.
Het opruimen van deze vervuiling gaat meer dan 10 miljoen euro kosten. Hoe gaat u ervoor zorgen dat de rekening bij Chemours komt en niet nog verder bij de belastingbetaler?
Van de ruim 10 miljoen euro aan kosten die de gemeente Helmond verwacht te maken, is door de gemeente bijna 8,8 miljoen aangevraagd onder de regeling specifieke uitkering (SPUK) Bodem op de begroting van het Ministerie van IenW. De gemeente heeft het volledig aangevraagde bedrag toegekend gekregen.15 Daarnaast heeft de gemeente Helmond in de periode 2017–2020 zo’n 1,5 miljoen euro aan kosten gemaakt voor onderzoek en voorbereiding op de sanering. De gemeente probeert dit totaal aan kosten te verhalen op de veroorzaker. Het Ministerie van IenW heeft vernomen dat de gemeente probeert om ook Chemours aansprakelijk te stellen voor de bodemverontreiniging op en rond het terrein van Custom Powders. Of en in hoeverre zij dat ook zijn, is uiteindelijk aan de rechter.
Met welke concrete extra stappen gaat u de opdracht van de Kamer uitvoeren (zoals verwoord in motie Kostic/Soepboer) om beter te borgen dat vervuilers zelf opdraaien voor de kosten van de schade die hebben veroorzaakt door onder andere PFAS, in plaats van de belastingbetaler?2
In de meeste recente verzamelbrief bodem en ondergrond heeft de Staatssecretaris van IenW aangegeven hoe er uitvoering wordt gegeven aan deze motie geef17. Daarin staat aangegeven hoe het principe «de vervuiler betaalt» bepaalt dat de kosten van milieuverontreiniging en andere schade zoveel mogelijk op de veroorzaker daarvan worden verhaald. Voor bodemverontreinigingen met PFAS, ontstaan in de periode van 1 januari 1987 tot 1 januari 2024, geldt in beginsel de zorgplichtbepaling uit de Wet bodembescherming (Wbb) via het overgangsrecht18. Om het bevoegd gezag te ondersteunen bij invulling van de genoemde zorgplichtbepaling, is recent een handreiking zorgplicht onder artikel 13 van de Wet bodembescherming bij bodemverontreiniging met PFAS gepubliceerd.
Weet u welk bedrijf de rol van het bewerken van zeer zorgwekkende stoffen zoals PFAS voor Chemours heeft overgenomen nu Custom Powders failliet is? Zo ja, staat deze fabriek in Nederland en is hier nu wel constante controle op de lozingen, en zo ja, in welke vorm?
Het drogen van het fluorpolymeer PTFE, dat voorheen bij Custom Powders gebeurde, is na het faillissement van Custom Powders opgenomen in het productieproces bij het bedrijf Chemours (Dordrecht) zelf. Dit verliep binnen de geldende vergunning, waarbij er ook extra emissie reducerende maatregelen zijn toegepast.
Welke kansen ziet u om vanuit het Rijk juridische stappen te ondernemen tegen verantwoordelijke actoren of anderen daarin te ondersteunen?
Voor wat betreft de bodemsanering is de gemeente Helmond bevoegd gezag. Het is aan de gemeente om de kosten te verhalen op de veroorzaker. Of er ook er ook juridische stappen tegen andere actoren genomen moeten worden, is aan de gemeente. Om overheden te ondersteunen bij de aanpak van buitenproportionele opgaven op het gebied van bodemsanering, bestaat de eerdergenoemde SPUK Bodem. Kostenverhaal en aansprakelijkheid zijn onderdeel van de aanpak. Juridische kosten, wanneer die buitenproportioneel van aard zijn, kunnen hier ook onder vallen. De gemeente Helmond heeft binnen deze regeling de aangevraagde bijna 8,8 miljoen euro toegekend gekregen voor de aanpak van de bodemverontreiniging en voor de inzet van kostenverhaal (zie het antwoord 22).
Hoe gaat u ervoor zorgen dat een soortgelijk schandaal niet nog een keer voorkomt, en welke concrete stappen binnen welke periode neemt u daartoe (anders dan nog meer onderzoek)?
Het is onmogelijk om het risico volledig uit te sluiten. Wel zorgen we er voor dat de kans op herhaling zo klein mogelijk is. Dat doen we op meerdere manieren: zo versterken we het VTH-stelsel, investeren we in kennis bij instituten zoals het RIVM, en scherpen we de lozingsvergunningen aan. Daarnaast zal het lopende Europese restrictievoorstel voor PFAS hier van grote waarde zijn. Uiteindelijk is een zo groot mogelijk verbod de belangrijkste factor om dergelijke situaties te voorkomen. Ook stimuleren we bedrijven om nu al te kijken waar het gebruik van schadelijke stoffen omlaag kan en waar alternatieven kunnen worden ingezet. Daarnaast ondersteunen we het bevoegd gezag waar nodig, zodat zij hun rol met meer kennis en kracht kunnen vervullen. Zo werken we stap voor stap aan een veiliger en gezonder systeem.
Gaat u na deze berichten versnelde acties ondernemen om nul uit de pijp bij Chemours op korte termijn te kunnen bereiken? Hoe gaat u dat precies bereiken en op welke termijn?
De wens om bij Chemours zo snel mogelijk «nul uit de pijp» te bereiken is begrijpelijk. Uw Kamer zal voor de zomer over de aanpak worden geïnformeerd.
Wat betekent deze casus volgens u voor het vertrouwen in de overheid vanuit de burgers?
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 11, benadrukt deze casus het belang van een goede bescherming van de gezondheid van omwonenden. Het blijft belangrijk om het vertrouwen van omwonenden in de overheid te versterken en als overheid benaderbaar te zijn voor omwonenden, zoals ook blijkt uit het recente onderzoek van de Raad voor Leefomgeving en Infrastructuur19. Het realiseren van een dialoog tussen omwonenden, industrie en overheid is onderdeel van de Actieagenda Industrie en Omwonenden. Voor het zomerreces wordt de Kamer over de vervolgstappen op dit vlak geïnformeerd.
Hoe kunnen burgers gezien alle schandalen er nog vertrouwen in hebben dat de overheid controle heeft over, en scherp toeziet en handhaaft op bedrijven die met gevaarlijke en ziekmakende stoffen werken?
Dit soort casussen doen het vertrouwen van omwonenden geen goed. Een vergelijkbare conclusie trok de Onderzoeksraad voor Veiligheid in haar rapport over industrie en omwonenden20. Er is dus werk aan de winkel. In het antwoord op vraag 11 is reeds aangegeven welke acties (mede naar aanleiding daarvan) zijn ingezet. Het gaat onder andere om het verbeteren van het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving, het versterken van wet- en regelgeving en gezondheid in de afwegingen op dit gebied een volwaardige plaats te geven. Mijn ambitie is om met deze verschillende acties een stap de goede richting op te zetten en het vertrouwen terug te winnen.
Hoe kunt u aan de burgers uitleggen dat u afspraken kan maken met bedrijven die al hebben laten zien dat ze in staat zijn om te liegen, te verhullen en te misleiden, niet alleen als het gaat om Chemours, maar ook om bijvoorbeeld Tata Steel?
Het kabinet werkt met verschillende bedrijven aan maatwerkafspraken om de verduurzaming van de industrie en het verbeteren van de leefomgeving extra te stimuleren. Het doel staat daarbij voorop. Door het maken van deze afspraken is het mogelijk om bijvoorbeeld additionele CO2-reductie en verbetering van de leefomgeving te realiseren, die zonder deze afspraken niet behaald zouden kunnen worden. Ook niet met bijvoorbeeld strengere handhaving of scherpere vergunningen. Bij het maken van afspraken met bedrijven wordt toegewerkt naar een bindende maatwerkafspraak waarin juridisch afdwingbare verplichtingen worden vastgelegd.
Kunt u toezeggen dat u bij de gesprekken en besluiten over verbod op PFAS en andere gevaarlijke stoffen, de gezondheid van burgers centraal zult stellen en zult plaatsen boven korte termijn economische belangen, ook om te compenseren voor de schade die mensen en hun leefomgeving hebben opgelopen door het feit dat de overheid ze onvoldoende heeft beschermd?
Het besluit om te werken aan een EU-brede restrictie op het gebruik en op de markt brengen van (producten met) PFAS is juist genomen om de gezondheid van burgers zo goed mogelijk te beschermen. Daar wordt nu hard aan gewerkt door het EU-agentschap voor chemische stoffen (ECHA). Het gaat hierbij om het beoordelen van veel verschillende toepassingen van PFAS. Waar in sommige gevallen prima alternatieven beschikbaar en al in gebruik zijn, zijn er ook situaties waar dat niet zo is. Dat moet goed worden beoordeeld om ongewenste maatschappelijke effecten te voorkomen zoals het niet meer beschikbaar zijn van bepaalde medische apparatuur, consumentenelektronica of specifieke industriële toepassingen. Dat wordt momenteel beoordeeld, waarna de Europese Commissie een voorstel voor besluitvorming zal opstellen dat gebaseerd is op het aanpakken van het risico en de sociaaleconomische gevolgen, aangezien deze twee elementen in de regelgeving zijn vastgelegd.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Ja.
Een integrale audit van ideologisch gedreven overheidsuitgaven en mogelijke systeemfraude in de overheidsadministratie |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Ruben Brekelmans (minister ) (VVD), Dick Schoof (minister-president ) (INDEP), David van Weel (minister ) , Judith Uitermark (minister ) (NSC), Barry Madlener (minister ) (PVV), Eppo Bruins (minister ) (NSC), Femke Wiersma (minister ) (BBB), Dirk Beljaarts (minister ) , Marjolein Faber (minister ) (PVV), Mona Keijzer (minister ) (BBB), Sophie Hermans (minister ) (VVD), Reinette Klever (minister zonder portefeuille ) (PVV), Fleur Agema (minister ) (PVV), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Eelco Heinen (minister ) (VVD), Eddy van Hijum (minister ) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u een volledig overzicht geven van alle organisaties die sinds 2010 overheidsfinanciering hebben ontvangen (subsidies, bijdragen, fondsen, opdrachten of garanties) en die de Staat der Nederlanden (mede) voor de rechter hebben gedaagd en/of publiekelijk of juridisch hebben aangedrongen op beleidsverandering via protest, campagnes of rechtszaken?
Hoeveel belastinggeld is sinds 2010 verstrekt aan organisaties die zich (mede) richten op abortuszorg en -bevordering, inclusief internationale partnerschappen; transgenderzorg, genderbevestigende medische interventies of «genderinclusief» onderwijs; LHBTIQ+-voorlichting of «empowerment»; «klimaatgerechtigheid»; «intersectionaliteit»; «dekolonisatie» en andere aan de duurzameontwikkelingsdoelstellingen gerelateerde doelen?
Hoe wordt voorkomen dat deze subsidies of bijdragen direct of indirect worden gebruikt voor anti-democratische doeleinden, waaronder: a. rechtszaken tegen de Nederlandse Staat (zoals door Urgenda of Milieudefensie) en b. beïnvloeding van verkiezingen, beleidsvorming of publieke opinie via door de overheid betaalde campagnes?
Worden bij subsidieaanvragen en -verantwoording identiteiten, jaarrekeningen en bestuursstructuren van aanvragers gecontroleerd op dubbele registraties, schijnconstructies of verbonden partijen?
Kunt u uitsluiten dat er in Nederland net als in de Verenigde Staten (waar het Department of Governmenet Efficiency (DOGE) recent gevallen aan het licht bracht van overheidsmedewerkers op de payroll met leeftijden boven de 100 jaar) sprake is van zogeheten «ghost employees» of fictieve ambtenaren in loondienst? Zo nee, wat is de oudste actieve ambtenaar in dienst bij de Rijksoverheid, en hoeveel medewerkers staan ingeschreven met leeftijden van 90 jaar of ouder?
Worden burgerservicenummers in de HR-administratie periodiek geverifieerd op vitaliteit, overlijden of dubbele inschrijving? En kunt u een overzicht geven van het aantal actieve ambtenaren naar leeftijdscategorie en dienstonderdeel?
Zijn er ambtenaren of externe consultants met toegang tot begrotingssystemen of subsidieverstrekkingsplatforms die gelijktijdig werkzaam zijn bij door de overheid gesubsidieerde instellingen? Zo ja, hoeveel?
Hoeveel subsidieaanvragen zijn sinds 2020 goedgekeurd waarin de volgende trefwoorden of gelijksoortige termen voorkwamen: «diversiteit, «inclusie», «dekolonisatie», «intersectionaliteit», «gender», «klimaatrechtvaardigheid», «safe space», «systemisch racisme», «lhbti+», «queer», «trans rights», «migratierechtvaardigheid»?
Kunt u aangeven hoeveel verschillende organisaties in Nederland op meerdere plaatsen onder andere namen geregistreerd staan als subsidieontvanger? Hoeveel stichtingen of verenigingen zijn actief met een registratie bij de Kamer van Koophandel, maar zonder actieve fysieke of digitale aanwezigheid?
Bent u bereid een onafhankelijke taskforce (vergelijkbaar met het Amerikaanse DOGE-team) samen te stellen bestaande uit externen met bewezen expertise in kunstmatige intelligentie (AI), data-analyse en overheidsaccountability, met als opdracht een systeemscan te doen op mogelijke inefficiënte, onrechtmatige of ideologisch gemotiveerde uitgaven en hen daarbij toegang te verschaffen tot interne subsidieportalen, IT-systemen en payroll-gegevens voor een integrale risicoanalyse?
Indien u hier niet toe bereid bent, wilt u dan toelichten waarom niet, en op welke wijze u dan wél de integriteit, transparantie en democratische controle van overheidsuitgaven garandeert?
Kunt u een overzicht geven van alle creditcards, betaalpassen en betaalaccounts die in beheer zijn van de Rijksoverheid en onderliggende instanties (inclusief zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s), agentschappen en zelfstandige uitvoeringsorganisaties), met daarbij per kaart of account:
Wordt er actief gecontroleerd op misbruik, dubbele uitgifte of ongeoorloofd gebruik van de onder de vorige vraag bedoelde betaalmiddelen? Zo ja, hoeveel gevallen van fraude of onrechtmatig gebruik zijn de afgelopen vijf jaar vastgesteld? Wat was de financiële schade in die gevallen?
Bent u bereid het gebruik van deze betaalmiddelen – in navolging van het Amerikaanse voorbeeld – te onderwerpen aan een forensische audit gericht op verspilling, fraude en structurele lekken? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven hoeveel ambtenaren er momenteel op de loonlijst staan van het Rijk, uitgesplitst per ministerie, agentschap, ZBO en uitvoeringsorganisatie? En kunt u daarbij tevens aangeven hoeveel van deze medewerkers in de afgelopen 30, 60 en 90 dagen géén van de volgende activiteiten hebben verricht: Kunt u tevens aangeven hoeveel van deze accounts zich kenmerken door inactiviteit op ál deze punten tegelijk, en dus sinds minimaal 30 dagen geen enkele digitale of fysieke activiteit vertonen?
Acht u het wenselijk dat dergelijke inactiviteit voortaan automatisch gesignaleerd en onderzocht wordt, teneinde misstanden zoals niet-bestaande ambtenaren op de loonlijst, ghost payroll-fraude of administratieve fouten uit te sluiten?
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
De stroomstoring in Spanje en Portugal van maandag 28 april |
|
Jesse Six Dijkstra (NSC), Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Judith Uitermark (minister ) (NSC), Ruben Brekelmans (minister ) (VVD), David van Weel (minister ) , Sophie Hermans (minister ) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de stroomstoring in Spanje en Portugal van maandag 28 april?
Ja.
Hoe reëel is het dat een stroomstoring van deze magnitude ook in Nederland zal plaats vinden?
De grote stroomstoring in Spanje en Portugal op maandag 28 april betrof een zogenaamde black-out. Deze storing trof naast deze twee landen ook een gedeelte van Frankrijk. Een dergelijke grootschalige black-out komt in Europa slechts eens in de 10 à 20 jaar voor. In 2003 is Italië getroffen en in 2015 Turkije. In 2024 hebben drie landen in de Balkan hiermee te maken gehad. Een stroomuitval van deze omvang kan ook in Nederland plaatsvinden. De kans op een dergelijke stroomuitval van dit type acht het kabinet gering.
Hoe goed is ons stroomnet beschermd?
De Minister van Klimaat en Groene Groei is beleidsverantwoordelijkheid voor de leveringszekerheid van energie. De netbeheerders zijn wettelijk verplicht om de leveringszekerheid van elektriciteit te bewaken en te bevorderen. Het Ministerie van KGG werkt samen met TenneT en de regionale netbeheerders doorlopend aan de continuïteit van het elektriciteitsnetwerk.
Ons energiesysteem wordt beschermd door een robuust ontwerp, redundantie, de aanwezigheid van voldoende herstelcapaciteit en interconnectie met de ons omringende landen. Het brede scala aan maatregelen heeft ertoe geleid dat het Nederlandse elektriciteitssysteem de afgelopen jaren één van de betrouwbaarste energiesystemen ter wereld is geweest, met een gemiddelde betrouwbaarheid van 99.99%. Voor de herstart van het elektriciteitssysteem na een grootschalige black-out beschikt Nederland over speciale voorzieningen.
Wat zijn de grootste systeemrisico’s die Nederland kent als het gaat om grootschalige uitval van stroom, water, internet en het betaalverkeer? Waar zal de samenleving naar verwachting het zwaarst geraakt worden?
Stroom en internet zijn dusdanig essentieel en verbonden met andere onderdelen in de samenleving dat een stroomstoring grote impact kan hebben op de samenleving. De impact van grootschalige stroomuitval of uitval van data- en communicatienetwerken is groot en raakt meerdere vitale processen. Grootschalige uitval van drinkwater heeft directe impact op huishoudens, de industrie en ziekenhuizen, en kan de operatie van veel andere processen zoals levensmiddelen beïnvloeden. Ook het betaalverkeer is afhankelijk van internet en elektriciteit. Langdurige uitval van het betaalverkeer kan leiden tot grote maatschappelijke onrust en economische ontwrichting. Bijvoorbeeld omdat men geen betalingen kan doen in winkels, doordat er geen geld meer uit de geldautomaat komt en omdat dergelijke uitval kan leiden tot verstoring van andere vitale processen zoals het effectenverkeer. Contant geld vervult tevens een belangrijke rol als terugvaloptie voor elektronisch betaalverkeer.
Verantwoordelijke vakdepartementen en vitale aanbieders voeren risicobeoordelingen uit als onderdeel van de Versterkte Aanpak Vitaal.1 Hierbij is er specifiek aandacht voor de intersectorale afhankelijkheden, waarmee risico’s inzichtelijk gemaakt worden zodat er passende maatregelen kunnen worden genomen.
Wat zullen de invoering van de Cyberbeveiligingswet (NIS2 (Network and Information Security directive)) en de Wet weerbaarheid kritieke entiteiten (CER (Critical Entities Resilience Directive)-richtlijn) in de praktijk betekenen voor het risico op en de impact van storingen van deze magnitude?
De implementatie van de Cyberbeveiligingswet (Cbw) en de Wet weerbaarheid kritieke entiteiten (Wwke) zijn onderdeel van de Versterkte Aanpak Vitaal. Onderdeel van deze Versterkte Aanpak Vitaal is een cyclus van risicoanalyses en actieprogramma’s uitgevoerd door de verantwoordelijke vakdepartementen voor hun sectoren, waaronder ook de energiesector, ten behoeve van het nemen van weerbaarheidsverhogende maatregelen voor vitale aanbieders en processen. Daarbij is er ook aandacht voor risico’s die samenhangen met intersectorale afhankelijkheden.
Met de invoering van de Cbw en de Wwke worden de risicobeoordelingen en de te nemen maatregelen dwingender van karakter en worden alle kritieke entiteiten (vitale aanbieders) verplicht om hun kwetsbaarheden te minimaliseren en de continuïteit van hun essentiële diensten (vitale processen) te waarborgen. In de praktijk betekent dit onder andere dat deze entiteiten hun gebouwen, kritieke infrastructuur en netwerk- en informatiesystemen (fysiek) beschermen, ze een plan voor crisisbeheer en een bedrijfscontinuïteitsplan hebben, en ze beleid hebben over de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van personeelsleden.
Zijn er noodscenarios klaar voor een situatie als deze? Zo ja, hoe zien die er uit? Zijn er draaiboeken en is er een back-up om de belangrijkste functies zoals onze watervoorziening, waterverdediging, ziekenhuizen, telefoonverbindingen, wifi en het betalingsverkeer weer zo snel als mogelijk van stroom te voorzien?
De primaire verantwoordelijkheid voor de continuïteit van hun processen ligt bij de organisaties zelf, ook bij verstoringen van het stroomnet. Eventuele (wettelijke) verplichtingen ten aanzien van de leveringszekerheid van diensten zijn opgenomen in sectorale wetgeving. Er is geen centraal overzicht van noodmaatregelen die bedrijven en organisaties nemen bij uitval van grootschalige stroomuitval.
Het Ministerie van Klimaat en Groene Groei is verantwoordelijkheid voor het Nationaal Crisisplan Elektriciteit (NCP-E). Dit NCP-E beschrijft wat de overheid en betrokken crisisorganisaties doen om de maatschappelijke impact bij een ernstige verstoring in de Nederlandse elektriciteitsvoorziening zoveel mogelijk te beperken. Komend anderhalf jaar wordt er gewerkt aan de actualisatie voor het crisisplan elektriciteit.
Tennet heeft een systeembeschermings- en herstelplan om na omvangrijke storingen een gecoördineerd en adequaat systeembeschermings- en herstelproces van het Nederlandse transmissiesysteem en/of de systeembalans mogelijk te maken. Daarnaast hebben de netbeheerders calamiteitenplannen. Deze plannen beschrijven de crisisorganisaties op zowel bestuurlijk als technisch operationeel niveau ten behoeve van de bestrijding en beheersing van een crisis in de elektriciteitsvoorziening. De Autoriteit Consument en Markt toetst deze plannen.
Voor welke sectoren liggen draaiboeken klaar en zijn noodstroomvoorzieningen beschikbaar? Hoe lang duurt het om deze op te starten?
Zie antwoord vraag 6.
Is de Nederlandse bevolking voldoende voorbereid op langdurig uitval van stroom? En zo nee, wat wordt er in gang gezet om ervoor te zorgen dat dat wel zo is?
De Nederlandse bevolking is in zekere mate voorbereid op stroomuitval. Deze voorbereiding is vooral gericht op kortdurende storingen. In Nederland is de afgelopen jaren minder aandacht besteed aan de gevolgen van langdurige stroomuitval. Op dit punt is de samenleving kwetsbaar.
Vanaf eind 2022 heeft de rijksoverheid via Denk Vooruit de risicocommunicatie over situaties van langdurige uitval, zoals stroom, drinkwater en internet geïntensiveerd. Hierbij is de hoofdboodschap dat de Nederlandse samenleving voorbereid moet zijn op 72 uur zelfredzaamheid. De dreigingen nemen toe en hulp kan langer op zich laten wachten. Deze boodschap wordt ondersteund door veiligheidsregio’s, gemeenten, bedrijven en maatschappelijke organisaties.
Specifiek voor stroomuitval staan op denkvooruit.nl ook uitgebreide handelingsperspectieven. In november 2024 is er in de tv-uitzending BlackOut op realistische wijze invulling gegeven aan het scenario van langdurige stroomuitval, de gevolgen ervan en hoe de Nederlandse samenleving hierop kan worden voorbereid. Onder andere het Ministerie van KGG, de NCTV en TenneT hebben inhoudelijk aan deze uitzending bijgedragen. Medio 2025 start een meerjarige publiekscampagne (rijksoverheid, andere overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties) om de maatschappelijke weerbaarheid bij langdurige uitval van dagelijkse voorzieningen (ongeacht de aard van de dreiging) verder te verhogen.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het commissiedebat Nationale veiligheid en weerbaarheid van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid op 15 mei 2025?
Ja.
Bent u bekend met het bericht in NRC over het besluit van president Trump, op 24 april 2025, om via een executive order de Amerikaanse ambities voor diepzeemijnbouw in internationale wateren te versnellen?1
Ja.
Bent u bekend met het bericht in NRC over de plannen van The Metals Company (TMC) om diepzeemijnbouw te starten via oude Amerikaanse wetgeving, buiten de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA) om?2
Ja.
Hoe beoordeelt u deze stappen waarmee het internationaal recht, waaronder het VN-Zeerechtverdrag (UNCLOS), waarvan de ISA een uitvoeringsorgaan is, buitenspel wordt gezet door één bedrijf in samenwerking met de regering Trump?
Het kabinet vindt deze ontwikkelingen zorgelijk en volgt deze nauwgezet. Alle activiteiten op de zeeën en de oceaan, met inbegrip van de zeebodem en de ondergrond daarvan, dienen volgens Nederland plaats te vinden binnen het alomvattend juridisch kader van het VN-Zeerechtverdrag. Het VN-Zeerechtverdrag is bovendien essentieel voor het ordelijk gebruik en beheer van de zeeën, de oceaan, de zeebodem en de ondergrond. Nederland staat voor de integriteit van het VN-Zeerechtverdrag en de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA) als de exclusief aangewezen instantie om diepzeemijnbouwactiviteiten op en in de internationale zeebodem te organiseren en daar toezicht op uit te oefenen. De VS is weliswaar geen partij bij het VN-Zeerechtverdrag, maar heeft wel de Overeenkomst betreffende de uitvoering van Deel XI van het VN-Zeerechtverdrag (1994 Overeenkomst) ondertekend. De 1994 Overeenkomst ziet op diepzeemijnbouw op de internationale zeebodem. Op grond van het verdragenrecht moet een staat die een verdrag heeft ondertekend onder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring «zich onthouden van handelingen die een verdrag zijn voorwerp en zijn doel zouden ontnemen».
In het ondertekende decreet, kondigt de Verenigde Staten (VS) plannen aan om diepzeemijnbouw te starten in nationale én internationale wateren, buiten het toezicht van de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA) om? Vreest u dat dit de deur opent naar ongecontroleerde mijnbouw op zee, buiten internationaal toezicht en afspraken van de Verenigde Naties (VN) om?
Op dit moment is het nog niet duidelijk of er partijen zijn die van de VS een vergunning zullen krijgen en of deze partijen in staat zijn op korte termijn en op commerciële schaal diepzeemijnbouwactiviteiten te ontplooien. Nederland zal zich ervoor blijven uitspreken dat deze activiteiten plaatsvinden in overeenstemming met het VN-Zeerechtverdrag. Dat houdt volgens Nederland ook in dat de ISA exclusief bevoegd is toezicht uit te oefenen op diepzeemijnbouwactiviteiten op en in de internationale zeebodem.
Kunt u bevestigen dat de Nederlandse delegatie bij de ISA zich tot nu toe steeds heeft uitgesproken tegen commerciële mijnbouwactiviteiten zonder vooraf vastgestelde en breed gedragen internationale regels (mijnbouwcode) voor diepzeemijnbouw?
Ja. Inmiddels heeft de Raad van de ISA (het uitvoerende orgaan) in meerdere besluiten uitgedragen dat er geen commerciële exploitatie hoort plaats te vinden in de afwezigheid van een exploitatieregeling. Tijdens de afgelopen Raadsvergadering in maart 2025 heeft de Nederlandse delegatie ook gewezen op deze besluiten.
Bent u het ermee eens dat Nederland, als voorvechter van internationale samenwerking, zich moet uitspreken tegen deze strategie van de VS om zonder internationaal toezicht diepzeemijnbouw overhaast mogelijk te maken? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
De Raad van de ISA heeft tussen 17 en 28 maart 2025 een reguliere vergadering gehad. TMC heeft gedurende die vergadering, op 27 maart 2025, bekend gemaakt voornemens te zijn in de tweede helft van 2025 een licentieaanvraag in te dienen in de VS om de internationale zeebodem te exploreren en exploiteren. De Secretaris-Generaal van de ISA heeft in reactie daarop zich uitgesproken tegen deze ontwikkeling tijdens de sessie op 28 maart 2025. Vervolgens schaarden vele staten zich – in verschillende bewoordingen – achter de integriteit en exclusiviteit van het VN-Zeerechtverdrag. Nederland heeft onder meer gesteld dat het VN-Zeerechtverdrag het alomvattend juridisch kader bevat waarbinnen alle activiteiten op de zeeën en de oceaan, met inbegrip van de zeebodem en de ondergrond daarvan, dienen plaats te vinden; vol te staan achter het VN-Zeerechtverdrag en de ISA; dat strikte milieuvoorwaarden en effectief toezicht op naleving essentiële vereisten zijn van een toekomstige regeling; en dat de Raad van de ISA meermaals heeft uitgedragen dat er geen commerciële exploitatie hoort plaats te vinden in de afwezigheid van een exploitatieregeling. Nederland zal deze punten blijven uitdragen en verwacht op deze onderwerpen brede steun van de andere staten die actief zijn binnen de ISA.
Internationale afspraken zoals het nieuwe Oceanenverdrag (Mariene biodiversiteit van gebieden buiten de nationale jurisdictie (BBNJ)) dat Nederland heeft getekend en het Kunming-Montreal Biodiversiteitskader benadrukken het belang van herstel en bescherming van oceaanecosystemen. Bent u het eens dat diepzeemijnbouw, die leidt tot verdere aantasting van de oceaan, indruist tegen deze internationale verplichtingen?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief inzake het kabinetsstandpunt diepzeemijnbouw3 staat voor Nederland voorop dat diepzeemijnbouw alleen kan plaatsvinden indien dit wetenschappelijk aantoonbaar binnen de draagkracht van het mariene ecosysteem valt, en is verankerd in sterke internationale regels met effectief toezicht. In dat kader heeft Nederland tijdens de onderhandelingen over deze internationale regels in september 2024 een tekstvoorstel ingediend, waarmee zou worden geregeld dat exploitatie van de internationale zeebodem alleen mag plaatsvinden in gevallen waarin dit de effectieve implementatie van andere internationale raamwerken en overeenkomsten niet verhindert. Hiermee wordt mede naar de BBNJ-overeenkomst en het Kunming-Montreal Biodiversiteitskader verwezen. Dat voorstel kon tijdens de onderhandelingen in maart 2025 op steun van enkele andere staten rekenen.
Nederland heeft zich tot nu toe nog niet aangesloten bij de 32 landen die oproepen tot een internationale pauze of tijdelijk moratorium op diepzeemijnbouw. Bent u bereid om te overwegen Nederland alsnog aan te laten sluiten bij deze oproep, om zo een duidelijk signaal te geven dat diepzeemijnbouw pas mag plaatsvinden onder robuuste regelgeving en onder toezicht van de ISA?
In de Kamerbrief over het kabinetsstandpunt diepzeemijnbouw4 is toegelicht dat de termen moratorium en voorzorgspauze in de internationale discussies verschillend worden uitgelegd, en het gebruik ervan hierdoor niet bijdraagt aan een brede en open uitwisseling van standpunten. Daarom hanteert Nederland de labels «moratorium» en «voorzorgspauze» niet in internationale overleggen. Het kabinet is van mening dat de wetenschappelijke kennis met betrekking tot de effecten van diepzeemijnbouwactiviteiten op dit moment niet toereikend is om de stap van exploratie naar exploitatie te maken. Om die reden is een strikte toepassing van het voorzorgsbeginsel vereist. Het standpunt van Nederland wijkt dus inhoudelijk niet af van andere landen die zijn aangesloten bij de 32 genoemde landen. Het kabinet ziet geen reden om af te wijken van het standpunt om geen label te hanteren.
Het bericht 'AIVD, beschuldigt Iran van liquidatiepogingen Haarlem en Madrid' |
|
Eric van der Burg (VVD) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Hoe kijkt u naar het bericht dat Iran verantwoordelijk zou zijn voor twee liquidatiepogingen in Nederland volgens de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD)?1
De conclusie van de AIVD, dat Iran waarschijnlijk verantwoordelijk is voor liquidatiepogingen in Haarlem en Madrid, is zeer zorgwekkend. Het kabinet vindt alle vormen van ongewenste buitenlandse inmenging volstrekt onacceptabel.
Hoe reflecteert u, in het licht van de vermeende liquidatiepogingen, op het eerdere bezoek van de Iraanse Minister van Buitenlandse Zaken aan Nederland en de antwoorden die hierover door u op eerdere kritische vragen gegeven zijn?2
Zoals in de eerdere beantwoording gesteld, blijven de contacten met Iran essentieel gezien de geopolitieke belangen die op het spel staan, waaronder het Iraanse nucleaire programma, de Iraanse militaire steun aan Rusland, de steun aan gewapende en/of terroristische groeperingen in het Midden-Oosten, alsook de bedreiging door Iran van de veiligheid van Israël en de beschietingen op Israël van april en oktober 2024. Daarnaast staan er specifieke Nederlandse belangen op het spel en blijft Nederland aandacht vragen voor de mensenrechtensituatie in Iran.
Het gesprek met de Iraanse Minister tijdens diens tussenstop op Schiphol in november 2024 diende bovenstaande belangen ten behoeve van Nederland en onze bondgenoten.
Hoe veel dergelijke liquidatiepogingen in Europa zijn bij u bekend?
Uw vraag betreft het kennisniveau en het functioneren van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Daarover worden in het openbaar geen mededelingen gedaan.
Hoe zal het kabinet zich extra inzetten voor het onderzoek naar de opdrachtgever van de liquidatiepogingen?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe zet het kabinet zich in om de Iraanse diaspora in Nederland te beschermen tegen het huidige Iraanse regime?
Binnen de Rijksbrede aanpak van ongewenste buitenlandse inmenging (of: statelijke inmenging) wordt onder coördinatie van de NCTV voortdurend en op basis van het dreigingsbeeld bezien wat mogelijk is om dit soort inmengingsactiviteiten door statelijke actoren te voorzien, verstoren, verijdelen en/of mitigeren. Daar waar het de fysieke veiligheid van individuele personen betreft, kan ik in algemene zin zeggen dat waar het nodig wordt geacht op basis van actuele dreigingsinformatie ook beveiligingsmaatregelen kunnen worden getroffen. In het openbaar worden hier verder geen uitspraken over gedaan.
Welke aanvullende veiligheidsmaatregelen kunt u instellen om dergelijke acties van het Iraanse regime tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is er besproken met de Iraanse ambassadeur die door u op het matje geroepen is?
Met de ambassadeur zijn de zeer zorgwekkende conclusies uit het AIVD jaarverslag gedeeld aangaande de attributie van de recente liquidatiepoging op een in Nederland wonende Iraniër. Daarbij is benadrukt dat Irans betrokkenheid bij dergelijke zaken volstrekt onacceptabel is.
Klopt het dat u zelf niet bij het gesprek met de Iraanse ambassadeur aanwezig was? Zo ja, geeft het niet meer gewicht om bij zulke zware gevallen de ambassadeur op het niveau van de Minister te ontbieden, waarom is hier niet voor gekozen?
Zoals gebruikelijk is de ambassadeur op hoogambtelijk niveau ontboden.
Welke diplomatieke en relationele gevolgen verbindt u aan deze liquidatiepogingen?
U bent hierover vertrouwelijk geïnformeerd.
Het sluiten van het Tijdelijk Noodfonds Energie |
|
Suzanne Kröger (GL), Barbara Kathmann (PvdA), Esmah Lahlah (GroenLinks-PvdA) |
|
Sophie Hermans (minister ) (VVD), Nobel , Zsolt Szabó (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u op de hoogte dat door het beperkte budget voor het Tijdelijk Noodfonds Energie en de grote stormloop door het lange wachten veel mensen nu geen aanvraag kunnen doen?1 2 3
Ja, hier ben ik van op de hoogte.
Erkent u dat het uw verantwoordelijkheid is om te zorgen dat middelen vanuit het Noodfonds rechtvaardig worden verdeeld en dat het systeem goed functioneert?
Het energiefonds 2025 is net als het Noodfonds in 2023 en het Noodfonds in 2024 een publiek-private samenwerking. De subsidie die het Rijk heeft verstrekt aan Stichting Tijdelijk Noodfonds Energie (TNE) is € 56,3 miljoen. Deze gelden zijn verstrekt ten behoeve van huishoudens. Vanuit de bijdragen van de energiesector worden de uitvoeringskosten van het fonds betaald. Er is gekozen om samen met de energiesector en TNE nog een allerlaatste keer een publiek-private samenwerking aan te gaan, zoals aangegeven in de Kamerbrief van 4 april jl.4 Dit was noodzakelijk om in 2025 het energiefonds te openen.
Erkent u dat het beperkte budget en de technische problemen zorgen voor een schrijnende en oneerlijke situatie, waarin mensen die pech hebben of minder digitaal vaardig zijn worden buitengesloten van financiële steun?
Het is heel frustrerend en vervelend voor mensen dat het indienen van een aanvraag niet (goed) is gelukt. Vanwege de drukte in de eerste uren deden zich problemen voor in de wisselwerking tussen verschillende systemen. Daardoor konden meerdere huishoudens hun aanvraag niet (volledig) indienen. Na geringe tijd waren de problemen verholpen. TNE heeft de mensen die een aanvraag in wilden dienen en niet konden voltooien, benaderd om het opnieuw te proberen. Mensen die hulp nodig hadden bij het indienen van een aanvraag, konden hierin worden ondersteund. SZW heeft een subsidie verstrekt aan de Nederlandse Schuldhulproute (NSR) die een landelijk dekkende sociale kaart heeft. Met behulp van deze sociale kaart, is in samenwerking met Landelijk Steunpunt Thuisadministratie (LSTA) een doorverwijsroute ingericht naar lokale hulp. Specifiek hulp aan de keukentafel voor huishoudens die niet zelfstandig een aanvraag kunnen indienen. De LSTA heeft ook een directe lijn met het klantcontactcentrum van TNE, met als gezamenlijke prioriteit om deze huishoudens te ondersteunen.
Kunt u toezeggen dat u als eindverantwoordelijke aanvullende middelen beschikbaar stelt voor het Noodfonds zodat mensen alsnog het geld krijgen waar zij recht op hebben?
In de brief aan uw Kamer van 4 april jl. heb ik aangegeven dat het Tijdelijk Noodfonds Energie op basis van de huidige energieprijzen circa 100.000 huishoudens kon helpen.5 Daarbij heb ik ook aangegeven dat het goed is dat de Tweede Kamer zich realiseert dat met de beschikbare middelen mogelijk niet alle aanvragen konden worden gehonoreerd. Dat betekent dat op het moment dat een marge tot aan de grens van de € 56,3 miljoen zou worden bereikt, TNE zou overgaan tot sluiting. Het Rijk kan om bestuurlijke risico’s te voorkomen enkel middelen inleggen wanneer derde partijen ook meer dan één derde van de totale som financieel bijdragen. Met de huidige bijdrage van € 56,3 miljoen van het Rijk is die verhouding gewaarborgd. Er zijn van derde partijen en daarmee ook van het Rijk geen extra middelen beschikbaar. Ik wil daarbij benadrukken dat we blij zijn dat er voldoende bijdragen beschikbaar waren gesteld door de energiesector, zodat het fonds van start kon. Ik erken dat het ontzettend spijtig is dat met de € 56,3 miljoen niet alle huishoudens geholpen konden worden. Ik wil echter ook benadrukken dat met deze middelen ook heel veel huishoudens wel zijn bereikt.
Kunt u garanderen dat het Noodfonds nog minimaal één week open blijft, zodat iedereen die nu is buitengesloten de kans heeft om een aanvraag in te dienen zonder technische problemen?
Nee, helaas was dat niet mogelijk. Er zijn geen aanvullende middelen van derde partijen en ook geen additionele publieke middelen. Dit betekent dat het energiefonds genoodzaakt was om te sluiten.
Bent u bereid af te zien van de financiële constructie waardoor het toevoegen van publieke middelen aan het fonds afhankelijk is van de bijdrage van private partijen, zodat het Noodfonds beschikt over de middelen die nodig zijn?
Het energiefonds 2025 is het een publiek-private samenwerking waar niet meer van kan worden afgezien. Echter, begrijp ik uw zorg en werk ik aan de mogelijkheid voor een publiek energiefonds in de toekomst. Om die reden hebben het Ministerie van SZW en het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening gezamenlijk een voorstel uitgewerkt voor het Social Climate Fund (SCF), waarbij ingezet wordt op maatregelen die bijdragen aan verduurzaming. Ook richten de maatregelen zich specifiek op het energiezuiniger maken van woningen in combinatie met directe tijdelijke steun op de energierekening voor huishoudens in een financieel kwetsbare positie. Het kabinet heeft besloten, onder voorbehoud van goedkeuring van de Europese Commissie, om uit de middelen voor het SCF € 174,5 miljoen in te zetten voor een dergelijk publiek fonds.6 Samen met de € 60 miljoen uit de Rijksbegroting is hiervoor € 234,5 miljoen beschikbaar voor de periode van 2026 tot 2032. De hoogte van dit bedrag vraagt dus eveneens om keuzes bij de uitvoering. Bij de Voorjaarsnota is besloten om € 600 miljoen in te zetten voor het verlagen van de energiebelasting. Dit is, in tegenstelling tot het noodfonds, geen gerichte maatregel voor de doelgroep van het noodfonds, maar zal ook voor deze huishoudens zorgen voor een lagere energierekening.
Wat gaat u verder doen om het Noodfonds maximaal te ondersteunen? Bent u bereid een actieve rol te spelen om technische problemen op te lossen en ondersteuning bij het aanvragen te versterken?
We hebben intensief contact met TNE. Waar mogelijk, bieden wij ondersteuning. Om huishoudens zo goed mogelijk te ondersteunen bij het doen van een aanvraag is, zoals bij vraag 3 aangegeven, er door SZW een subsidie verstrekt aan NSR.
Bent u op de hoogte dat het maken van een op = op regeling voor financiële steun zorgt voor veel stress, waardoor mensen zo snel mogelijk hun aanvraag doen, met overbelasting van de website als gevolg? Vindt u dit een aanvaardbare manier om mensen financieel te ondersteunen?
Ik begrijp goed dat het frustrerend en vervelend is voor huishoudens die graag nog een aanvraag hadden willen indienen, niet meer in de gelegenheid zijn om dit te doen. Via vrijwilligersorganisaties en andere hulporganisaties zoals energiecoaches zijn huishoudens zo goed als mogelijk geïnformeerd en ondersteund in het doen van een aanvraag. Zoals eerder in deze beantwoording aangegeven heb ik de Kamer op 4 april jl. geïnformeerd over het feit dat met de beschikbare middelen mogelijk niet alle aanvragen gehonoreerd konden worden.
Wat moeten mensen doen als hun aanvraag door technische problemen niet lukt? Wat adviseert u hen, zonder te zeggen «probeer het later nog een keer»?4
In de eerste uren, deden problemen zich voor waardoor meerdere huishoudens hun aanvraag niet (volledig) konden indienen. Na geringe tijd waren de problemen verholpen waarna TNE de mensen die hun aanvraag niet konden voltooien, per mail benaderd heeft om het opnieuw te proberen.
Huishoudens die geen aanvraag meer hebben kunnen doen, maar wel geldzorgen hebben, worden geadviseerd om contact op te nemen met hun gemeente of met hulporganisaties zoals Geldfit. Zij kunnen mogelijk helpen bij het vinden van alternatieve regelingen of andere vormen van ondersteuning.
Bent u het met de indieners eens dat het Noodfonds een belangrijke publieke taak vervult en voor iedereen toegankelijk moet zijn, zowel digitaal als analoog?
Zoals bij vraag 2 aangegeven, was het dankzij de publiek-private samenwerking uiteindelijk toch mogelijk om het energiefonds te openen. Dit neemt niet weg dat het evidente beperkingen kent. Bijvoorbeeld, het beschikbare budget en het feit dat een aanvraag enkel met DigiD kon worden gedaan. Om de opening en de snelheid daarvan te borgen is ervoor gekozen om, binnen het beperkte budget, in te zetten op ondersteuning bij het indienen van een aanvraag. (Zie ook het antwoord op vraag 3 voor hoe de ondersteuning was vormgegeven). Het was uiteindelijk een keuze tussen geen energiefonds in 2025 of om de beperkingen te aanvaarden en een omvangrijk deel van de doelgroep te helpen. In nauw overleg met betrokken stakeholders en samenwerkingspartners is uiteindelijk voor het laatste gekozen. Verschillende moties en Kamervragen van uw Kamer vroegen hier ook expliciet om.8 Zoals gezegd is dit de laatste keer dat we het op deze manier doen.9 Voor de komende periode wordt gewerkt aan het voorstel voor het SCF.
Kunt u toezeggen dat het Noodfonds en toekomstige fondsen voortaan als een volwaardige overheidsdienst worden aangemerkt en aanvragen ook analoog kunnen plaatsvinden?5
De grote belangstelling voor het energiefonds toont dat er een significante groep huishoudens is die moeite heeft met het betalen van de energierekening. Om die reden hebben het Ministerie van SZW en het Ministerie van VRO gezamenlijk een voorstel uitgewerkt voor het SCF, zie ook de beantwoording bij vraag 6.
Bent u bekend met de herhaalde oproepen van de Nationale ombudsman, die vraagt om een DigiD niet verplicht te stellen voor aanvragen bij het Noodfonds?6 7
Ja, hier ben ik mee bekend.
Waarom is het hebben van een DigiD voor de derde keer op rij verplicht voor het doen van een aanvraag, terwijl u op de hoogte bent van de problemen met toegankelijkheid?
De uitvoeringskosten van het energiefonds worden bekostigd door de energiesector. Wij zijn blij met de middelen die zij hiervoor beschikbaar hebben gesteld. Het totale beschikbare bedrag vroeg wel om het maken van keuzes in de uitvoering door TNE. Zoals bij vraag 10 aangegeven is extra hulp beschikbaar gesteld voor mensen die minder digitaal vaardig zijn. Het hebben van een DigiD was voorwaardelijk voor het indienen van een aanvraag, aangezien inkomensgegevens verzameld moeten worden voor de aanvrager. Dit is nodig om de steun gericht aan te kunnen bieden aan mensen met lage inkomens en een hoge energierekening. Dit betekent dat mensen zonder DigiD wordt gevraagd om een DigiD aan te vragen om een beroep te kunnen doen op het fonds. Om die reden is in de aanloop naar de opening van het loket actief gecommuniceerd dat mensen een DigiD moesten aanvragen indien ze die nog niet hadden.
Hoe heeft u sociaal werkers, hulploketten en andere ondersteuners voorbereid op vragen over het Noodfonds? Zijn zij voldoende voorbereid op de grote hoeveelheid vragen over het Noodfonds?
De NSR in samenwerking met de LSTA hebben een handleiding gemaakt en een toolkit verspreid naar de verschillende betrokken maatschappelijke organisaties.
TNE heeft webinars en vragen uurtjes verzorgd voor o.a. de VNG, maatschappelijke en vrijwilligers organisaties. Zowel met de VNG als hulporganisaties deden rond 150 deelnemers aan mee. Die organisaties zijn tijdig geïnformeerd over het fonds zodat zij mensen voor de opening van het loket al konden wijzen op de toekomstige opening en de aanwezige ondersteuning. Bovendien heeft TNE met verschillende belangenorganisaties het aanvraagproces doorlopen en op basis van die inzichten verbeteringen doorgevoerd.
De toolkit bevatte naast de handleiding ook de een flyer en poster van TNE. Deze flyer zijn door een aantal maatschappelijke (en lokale) organisaties ook vertaald in andere talen. Daarnaast is de toolkit verspreid naar een grote variatie aan maatschappelijke organisaties die mensen helpen met financiële problemen of energie besparen. Ook zijn inlooppunten vanuit het programma Samen Erop vooruit ingeschakeld. De gemaakte toolkit is dus uitgebreid verspreid.
Graag zou ik de rol van deze vrijwilligers- en andere hulporganisaties benadrukken. Zij hebben huishoudens gedurende de hele week geholpen bij het doen van een aanvraag. Ik besef dat het voor hen erg lastig was toen problemen zich voordeden en zij mensen niet konden helpen. Ik ben hen erkentelijk dat zij, net als TNE en hun klant contactcentrum, ook in de avond- en weekenduren hebben gewerkt om zoveel mogelijk mensen nog te helpen bij het doen van een aanvraag.
Bent u bereid om de technische problemen en de toegankelijkheid van het Noodfonds grondig te evalueren met aanvragers, sociaal werkers, hulploketten, de Nationale ombudsman, lokale overheden, maatschappelijke organisaties en belangenorganisaties?
Lessen en signalen op basis van het energiefonds van 2025 worden meegenomen in het mogelijke vervolgtraject van het SCF. Ik zal hierbij input meenemen van aanvragers, sociaal werkers, hulploketten, lokale overheden, maatschappelijke organisaties en belangenorganisaties. Met de Nationale ombudsman is onder andere de klachtenregeling van TNE besproken en is er regelmatig contact over de signalen.
Kunt u met dezelfde partijen in kaart brengen op welke specifieke momenten mensen vastlopen in het systeem en werken aan oplossingen om die knelpunten gericht weg te nemen?
Het energiefonds 2025 is inmiddels gesloten. Daarmee is deze vraag niet meer van toepassing. TNE heeft vooraf de klantreis bij ervaringsdeskundigen gecheckt. Zie ook de Kamerbrief van 4 april jl.13 en de beantwoording bij vraag 15.
Kunt u de Kamer per kwartaal informeren over de vervolgstappen die u gaat nemen naar aanleiding van deze schrijnende situatie?
Na het meireces volgt een kamerbrief over de sluiting en laatste stand van zaken rond het energiefonds. De lessen worden zoveel als mogelijk meegenomen in het mogelijke vervolgtraject van het SCF. Uw Kamer wordt geïnformeerd over het definitieve plan voor het SCF. Dit plan moet uiterlijk 30 juni worden ingediend bij de Europese Commissie.
Kunt u vragen 1 t/m 11 uiterlijk op maandag 28 april los beantwoorden, en de rest van de vragen nog voordat het eerste geld aan aanvragers wordt uitgekeerd?
De vragen zijn zo snel als mogelijk en voor het uitkeren van steun aan aanvragers beantwoord.
De advertentie van ambtenaren van het ministerie van Asiel en Migratie |
|
Diederik van Dijk (SGP) |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Hoe reageert u op de advertentie in dagblad Trouw van ambtenaren van het Ministerie van Asiel en Migratie, waarin kennelijk afstand wordt genomen u?1
Hoe verhoudt deze advertentie zich volgens u tot het loyaliteitsvereiste van een ambtenaar, zoals vastgelegd in artikel 10 van de Ambtenarenwet 2017? Hoe weegt u daarbij de gekozen uitingswijze, namelijk het welbewust zoeken van een landelijk platform om een gevoelige boodschap zo breed mogelijk te verspreiden?
Onderkent u dat dergelijke uitingen door ambtenaren op gespannen voet staan met de bepaling dat een ambtenaar zich «onthoudt van het openbaren van gedachten of gevoelens (...) indien door de uitoefening van deze rechten de goede vervulling van zijn functie (...) niet in redelijkheid zou zijn verzekerd»? Vindt u het ook onacceptabel dat groepen ambtenaren op oneigenlijke wijze de taak van het departement doorkruisen door schijnbaar in naam van de organisatie boodschappen te verspreiden?
Deelt u de mening dat een dergelijke actie potentieel schadelijk is voor bewindspersonen én ambtenaren, aangezien door middel van rolvermenging de verschillende posities worden ondermijnd?
Welke stappen heeft u ondernomen of bent u voornemens te ondernemen naar aanleiding van deze advertentie?
Bent u bereid in het kabinet aandacht te vragen voor het feit dat ambtenaren zich vaker lijken uit te spreken tegen het optreden van bewindspersonen of het kabinet, zoals eerder ambtenaren van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zich uitspraken tegen het Israëlbeleid?
De voortgang van het besluitvormingstraject rondom de natuurcompensatie Voordelta. |
|
Pieter Grinwis (CU), André Flach (SGP), Eline Vedder (CDA) |
|
Rummenie |
|
![]() ![]() ![]() |
Aan welke voorwaarden zal het voorstel moeten voldoen voordat u op basis van dat voorstel tot een voorgenomen besluit kunt komen, indien belanghebbenden met betrekking tot de Voordelta erin slagen om samen te komen tot een gedragen voorstel voor alternatieve natuurcompensatie?
Klopt het dat een voorgenomen besluit over de alternatieve natuurcompensatie ook door de Europese Commissie (EC) moet worden goedgekeurd? Welke criteria worden daarbij door de EC gehanteerd?
Zoals ik ook recent heb aangegeven bij beantwoording van de vragen van de leden Vedder en Krul (beiden CDA) (AH 2031; 2025Z03876; brief d.d. 23 april 2025), moet de Europese Commissie inderdaad instemmen met het voorgenomen besluit over een alternatieve natuurcompensatie. Uit de communicatie met de Europese Commissie blijkt mij dat zij dat voorgenomen besluit zal toetsen aan het compensatieplan dat Nederland in 2003 met de Commissie heeft afgesproken; dat plan is voor de Commissie de maatlat.
Klopt het dat het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) reeds een brief vanuit Brussel heeft ontvangen over de mate van compensatie? Bent u bereid om de inhoud van deze brief per omgaande te delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Dat klopt. Communicatie met lidstaten vanuit de instellingen van de Europese Unie is vertrouwelijk.
Hoeveel middelen heeft u gereserveerd voor nadeelcompensatie voor vissers die worden getroffen op het moment dat er een onherroepelijk besluit tot sluiting van bepaalde gebieden ligt? Welk deel van de getroffen vissers kan naar verwachting met deze middelen worden gecompenseerd?
Voor aan de natuurcompensatieopgave flankerende maatregelen is in totaal circa € 27 mln. beschikbaar. Ik ga ervan uit dat hiermee alle getroffen vissers gecompenseerd kunnen worden, binnen de wettelijke kaders die daarvoor gelden.
Klopt het dat de ensisvisserij eerder in de passende beoordeling en in het beheerplan Noordzeekustzone van Rijkswaterstaat is bestempeld als niet-significant, omdat de effecten van de ensisvisserij op de ecologie minimaal zijn? Welke mogelijkheden zijn er om op basis van dit feit een uitzondering te maken voor deze vorm van visserij wanneer bepaalde gebieden worden gesloten?1
Nederland heeft op grond van Habitatrichtlijn artikel 6, lid 1 en 2 de verplichting tot het treffen van instandhoudingsmaatregelen met het oog met doelbereik respectievelijk passende maatregelen om verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten te voorkomen. Daarbij heeft Nederland beleidsruimte om te bepalen met welke maatregelen aan die beide resultaatsverplichtingen wordt voldaan, als er maar aan wordt voldaan.
De genomen maatregelen moeten eveneens in overeenstemming zijn met Habitatrichtlijn artikel 2, lid 3. Dit betekent dat bij het bepalen van de maatregelen rekening moet worden gehouden met sociaal-economische omstandigheden en met lokale en regionale bijzonderheden.
Hieruit volgt dat er voor ensisvisserij een uitzondering gemaakt kan worden, als de verplichtingen uit Habitatrichtlijn artikel 6, lid 1 en 2 ook op een andere manier kunnen worden bereikt. Dus, als de natuurcompensatieopgave (verbetering van de kwaliteit van habitattype H1110B) ook op een andere manier kan worden bereikt. Kan dit niet, dan behoort gebiedssluiting voor ensisvisserij tot de mogelijkheden. In dat geval is nadeelcompensatie een optie.
Wat zijn de gevolgen voor de ensisvisserij als hun visgebieden worden gesloten en een uitzondering niet mogelijk is? Kan deze visserijsector dan nog blijven bestaan?
Ik streef ernaar, conform de motie Flach c.s., de visserij zoveel mogelijk te ontzien bij het sluiten van gebieden. Mochten er in het onherroepelijk besluit toch gebieden worden gesloten die belangrijk zijn voor de ensisvissers, dan ga ik ervan uit dat deze vissers niet zullen stoppen met vissen. Uit historische data blijkt immers dat zij ook op andere locaties vissen dan alleen in de Voordelta. Uiteraard staat het hen in dat geval vrij een verzoek om nadeelcompensatie in te dienen.
Kunt u een inschatting geven van eventuele gevolgen van compenserende maatregelen buiten de Voordelta voor visserij-activiteiten?
Het pakket aan flankerende maatregelen geldt voor de in het kader van de natuurcompensatie te sluiten gebieden, ook indien het compensatiegebied buiten de Voordelta ligt. Een inschatting is op dit moment niet te maken, aangezien het snelkookpanproces om te komen tot een voorstel voor alternatieve natuurcompensatie nog gaande is.
Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat bij het nemen van compenserende maatregelen buiten de Voordelta voor de visserij belangrijke gebieden vermeden worden?
Onder leiding van mijn departement proberen de meest relevante stakeholders samen te komen tot een breed gedragen voorstel voor alternatieve natuurcompensatie. Het vertrekpunt daarvoor is met hen afgestemd en afgesproken (zie vraag 1). Het is nu eerst aan de stakeholders zelf om te komen tot een voorstel met een goede balans tussen wat (juridisch) noodzakelijk is voor de natuur en wenselijk vanuit de visserij.
Het bericht ‘Plotseling flinke stijging gewapende overvallen, daders veelal piepjong’ |
|
Emiel van Dijk (PVV) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat het aantal berovingen in 2025 met 46 procent is gestegen ten opzichte van dezelfde periode in 2024?1
Ja.
Hoe reflecteert u op deze zorgwekkende toename van overvallen en geweld tijdens uw bewindsperiode?
Overvallen zijn delicten met een grote impact op slachtoffers, hun omgeving en de maatschappij en tasten het veiligheidsgevoel in de maatschappij sterk aan. Dit is onacceptabel. Iedere ondernemer en zijn of haar medewerkers moeten veilig hun werk kunnen doen.
Criminelen gaan, zo is de ervaring, steeds op zoek naar mogelijkheden om aan geld te komen, zoals door overvallen te plegen op bepaalde winkels. Gezien de impact van een overval zet de Taskforce Overvallen zich sinds 2009 in om overvallen in Nederland tegen te gaan. Dit doet de Taskforce onder andere door vroegtijdig in te zetten op de weerbaarheid van jongeren om daarmee daderschap te voorkomen. De aanpak van overvallen, zoals de aanpak van high impact crimes in den brede, is een aanpak van niet alleen de korte, maar vooral ook de langere termijn.
De geregistreerde jeugdcriminaliteit nam de afgelopen twintig jaar af en lijkt nu te stabiliseren. We volgen deze cijfers nauwlettend en volgen de ontwikkelingen ook over een langere periode. Het is zorgelijk dat er de afgelopen maanden een stijging is, na een jarenlange sterke daling. Ik ben met de Taskforce Overvallen aan de slag om de daling weer in te zetten. Politie, OM en mijn ministerie volgen ook de recente ontwikkelingen en bezien samen met de branches welke maatregelen kunnen worden genomen. De pakkans is overigens groot en de buit vaak klein.
Wat zijn de cijfers over de herkomst van verdachten van deze overvallen in 2025 en 2024?
De herkomst van verdachten wordt niet geregistreerd. Voor wat betreft de tot nu toe in 2025 gepleegde overvallen geeft de politie aan dat de daders vaak jong zijn. Vooral de leeftijdscategorie 15 tot en met 19 jaar valt hierbij op.
Hoeveel van deze verdachten zijn voor de rechter gekomen en hebben een vrijheidsbenemende straf opgelegd gekregen? Hoeveel zaken zijn geseponeerd? Hoeveel zijn er afgedaan met een strafbeschikking?
Er zijn op dit moment nog geen cijfers beschikbaar over het aantal verdachten van de overvallen uit 2024 en 2025 dat voor de rechter is verschenen. Dit komt doordat het opsporingsonderzoek in een deel van deze zaken nog gaande is, of omdat de zaken nog in behandeling zijn.
Deelt u de opvatting dat minderjarige overvallers de zware criminelen van morgen zijn, en dat de afschrikwekkende werking van het strafrecht nodig is om hen uit de criminaliteit te houden?
Hoewel de pakkans relatief groot is, moeten we vooral voorkomen dat jongeren met criminaliteit in aanraking komen, daarin belanden en doorgroeien. Onderzoek laat zien dat plegers van high impact crimes, zoals overvallen, vaak al op jonge leeftijd beginnen met hun criminele carrière.2 De schade en de impact voor slachtoffers en hun omgeving zijn aanzienlijk. Daarom adviseren onderzoekers om juist deze groep blijvend in het vizier te houden en vroegtijdig in te grijpen. Vroegsignalering en het aanpakken van risicofactoren die zich al in de kindertijd opstapelen, vergroten de kans op het voorkomen van een criminele carrière.
Dat gebeurt ook. De Taskforce Overvallen, diverse gemeenten en andere partners zetten zich hier actief voor in. Daarbij kunnen zij sinds juni vorig jaar mede gebruik maken van het Landelijk Kwaliteitskader Effectieve Jeugdinterventies. De gedragsinterventies die gemeenten en andere betrokken partijen hiervoor inzetten, zoals Alleen Jij Bepaalt wie je bent en Integrale Persoonsgerichte Toeleiding naar Arbeid, zijn nader toegelicht in de Voortgangsrapportage high impact crimes van 3 december 2024.3 Het strafrechtelijke traject blijft daarbij van belang. De politie weet een aanzienlijk deel van (jonge) daders snel op te sporen, zodat zij kunnen worden vervolgd en bestraft. Tegelijkertijd, zoals ook duidelijk wordt uit het Landelijk Kwaliteitskader, leert de wetenschappelijke literatuur ons dat straffen op zichzelf jongeren vaak niet afschrikken.
Kunnen ondernemers de geleden schade verhalen en de buit effectief terugvorderen? Gebeurt dit voldoende in de praktijk?
Om te beginnen is het belangrijk dat het slachtoffer altijd aangifte doet op basis waarvan een opsporingsonderzoek kan worden ingesteld. Indien de officier van justitie besluit de zaak voor de strafrechter te brengen, kan het slachtoffer zich als benadeelde partij voegen in het strafproces en op deze wijze zijn schade op de verdachte verhalen, indien de strafrechter de vordering toewijst. Slachtofferhulp Nederland kan ondernemers, ongeacht de rechtsvorm, ondersteunen in het strafproces en het verhalen van de schade, indien gewenst en in het geval deze geen eigen juridische ondersteuning in huis heeft. Indien de strafrechter de vordering niet toewijst, kan een benadeelde zich tot de civiele rechter wenden.
Indien de strafrechter een schadevergoedingsmaatregel oplegt aan de verdachte, dan geldt de voorschotregeling. Ik hecht eraan hierbij op te merken dat de voorschotregeling alleen geldt voor eenmanszaken en niet voor rechtspersonen. De voorschotregeling houdt in dat wanneer de veroordeelde acht maanden na onherroepelijk worden van het vonnis, de opgelegde schadevergoedingsmaatregel nog niet of niet volledig heeft voldaan, de overheid het niet geïnde bedrag betaalt en het verhaalsrisico overneemt. De voorschotregeling is niet gemaximeerd voor slachtoffers van gewelds- en zedenmisdrijven en bij andere misdrijven gemaximeerd tot € 5.000,-. De overheid zet de inning op de dader voort. In beginsel is het mogelijk dat in beslag genomen gestolen goederen kunnen worden geretourneerd aan het slachtoffer. Het is echter aan de officier van justitie of de rechter om hier een beslissing over te nemen.
Op de vraag of dit voldoende in de praktijk gebeurt kan ik helaas geen uitspraken doen, de cijfers hierover zijn bij ons niet bekend.
Welke concrete maatregelen heeft u in de afgelopen maanden genomen om de stijging van overvallen door minderjarigen aan te pakken?
Sinds 2009 zet de Taskforce Overvallen in het op terugbrengen van de aantallen overvallen, samen met de hierbij betrokken branches en gemeenten waar dit speelt. Dit is een traject van lange adem, waarbij vele maatregelen worden ingezet vanuit het Actieprogramma Overvallen, langs de lijnen voorkomen (herhaald) slachtofferschap, voorkomen (herhaald) daderschap, situationele preventie, dadergerichte aanpak en tegengaan recidive.4 Steeds worden de risico’s met de branches besproken en worden maatregelen genomen, ook in samenwerking met de politie. Nieuwe overvallen zijn veelal aanleiding om bestaande preventieve maatregelen opnieuw onder de aandacht te brengen van de ondernemers, door hun brancheorganisaties en in contacten met de politie.
Daarnaast wordt al langjarig ingezet op het voorkomen van (jeugdig) daderschap door de (door)ontwikkeling en inzet van kansrijke en bewezen effectieve interventies, in het kader van de aanpak in gemeenten van high impact crimes. Sinds 2022 worden inmiddels 27 gemeenten structureel ondersteund met het programma Preventie met Gezag. Aanvullend hierop worden 20 aanvullende gemeenten incidenteel ondersteund in hun aanpak om te voorkomen dat kinderen, jongeren en jongvolwassenen in aanraking komen met criminaliteit, daarin terechtkomen of doorgroeien. Hierover wordt voor het zomerreces gerapporteerd in de Voortgangsrapportage Preventie met Gezag, onderdeel van de halfjaarbrief Aanpak ondermijning.
Hoe staat het met de uitvoering van de afspraak uit het Hoofdlijnenakkoord om het jeugdstrafrecht voor 14- tot 16-jarigen aan te scherpen, onder meer door verhoging van maximale straffen? Wanneer worden de voorstellen verwacht?
Hierover is uw Kamer geïnformeerd in de Verzamelbrief Justitiële Jeugd die door de Staatssecretaris Rechtsbescherming op 20 mei 2025 naar u is verstuurd.5
Onderzoek naar oversterfte |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Fleur Agema (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Bent u bereid Lareb te vragen, in het belang van de volksgezondheid en het onderzoek naar de oversterfte, de door professor Meester gevraagde data ter beschikking te stellen? Zo nee, waarom niet?1
Ik ben bereid de vraag van lid Van Houwelingen te delen met stichting Lareb. Daarbij volg ik Lareb in haar onafhankelijk oordeel of, en hoe, ze aan dit verzoek invulling geven.
Lareb staat als stichting los van de overheid en kan op die wijze haar taken als geneesmiddelbewaker op de juiste manier uitvoeren. Als Minister kan ik wel de brug slaan naar Lareb toe, maar het blijft aan Lareb om hier naar eigen inzichten op te reageren.
Data die gebruikt worden bij wetenschappelijk gezondheidsonderzoek moeten, waar dat kan, zo veel mogelijk breed beschikbaar zijn. Een belangrijk criterium is dat de data die gebruikt worden voor onderzoek ook geëigend zijn voor dat onderzoek. Uit de door u gedeelde uitwisseling met Lareb begrijp ik dat de gevraagde data niet gezien wordt als passend om een oorzakelijk verband te kunnen stellen.
Daarbij is het ook belangrijk dat de privacy van personen die een melding maken bij Lareb gewaarborgd wordt. Gegevens moeten dus alleen op een dusdanige manier gedeeld worden dat deze niet te herleiden zijn tot personen, bijvoorbeeld omdat het naast leeftijd en geslacht ook de medische historie bevat.
Als antwoord op uw vraag geef ik dus graag aan dat ik deze vraag aan Lareb wil stellen.
Het uitblijven van investeringen voor het gevangeniswezen |
|
Derk Boswijk (CDA), Faith Bruyning (NSC), Esmah Lahlah (GroenLinks-PvdA), Michiel van Nispen (SP), Willem Koops (NSC) |
|
Coenradie |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Klopt het dat er bij de Voorjaarsnota geen geld is vrijgemaakt voor het gevangeniswezen, maar er in plaats daarvan een korting is ingeboekt van 23 miljoen euro?
Het klopt dat er geen aanvullende middelen beschikbaar zijn gekomen voor het gevangeniswezen. Daarnaast is in 2024 eenmalig 23 miljoen euro van het eigen vermogen afgeroomd omdat conform de Regeling Agentschappen1 (art. 11 sub 3) de grens van maximaal toegestane stand van het eigen vermogen is overschreden.
Het eigen vermogen van DJI is op dit moment zo hoog, onder andere doordat er openstaande vacatures zijn en in het verleden huisvestingsprojecten zijn uitgesteld. Deze kosten moeten de komende jaren alsnog gemaakt worden, als nieuw personeel geworven is en de renovaties uitgevoerd kunnen worden. Renovaties en capaciteitsuitbreidingen blijven benodigd.
Hoe kijkt u naar de afroming van 23 miljoen in 2025 van het surplus op het eigen vermogen bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) door Justitie en Veiligheid (J&V)? Deelt u de mening dat dit de facto in bezuiniging is op het gevangeniswezen?
Een bezuiniging betekent dat een organisatie dezelfde taken met minder geld moet gaan doen. Dit is niet het geval.
De afroming van het eigen vermogen betreft eenmalig, incidenteel geld. Het afromen van eigen vermogen betreft een wettelijke verplichting conform de Regeling Agentschappen2. Het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap, bedoeld om incidentele financiële tegenvallers op te kunnen vangen, is gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar. Deze 23 miljoen euro is gebruikt om problematiek van Justitie en Veiligheid op te lossen waaronder het ophogen bij 1e suppletoire begroting van het budget bij DJI als gevolg van de hogere PMJ raming (Jeugd en Forensische zorg).
Waarom zijn deze middelen niet behouden voor het gevangeniswezen?
Deze middelen zijn gebruikt als dekking van de ophoging bij 1e suppletoire begroting van DJI ten behoeve van Justitiële Jeugdinrichtingen en Forensische Zorg als gevolg van de hogere PMJ raming,
Verder verwijs ik u naar de beantwoording van vraag een en vraag twee.
Wat betekent het uitblijven van investeringen voor de veiligheid en werkbeleving van het gevangenispersoneel?
Zonder aanvullende investeringen kan ik geen structurele capaciteitsuitbreidingen realiseren en kunnen veel van de noodzakelijke renovaties niet uitgevoerd worden. Dit betekent dat de komende jaren het capaciteitstekort verder zal toenemen. Met het toenemende capaciteitstekort zal de druk op het personeel van DJI de komende jaren onverminderd hoog blijven. Dit kan de werkbeleving van het personeel negatief beïnvloeden en DJI een minder aantrekkelijke werkgever maken.
Wat zijn de gevolgen van het uitblijven van investeringen op de korte termijn, zoals het mogelijk nog eerder heenzenden van gedetineerden dan de nu al geldende noodmaatregel van twee weken?
Enkele tijdelijke capaciteitsuitbreidingen voor de korte termijn, zoals een noodgevangenis met 60 tijdelijke plekken, worden betaald uit de bestaande budgetten en uit het amendement van het lid Ellian (VVD). Deze tijdelijke plekken zijn echter onvoldoende in omvang ten opzichte van de benodigde capaciteit om de komende jaren aan de stijgende capaciteitsvraag te voldoen. Dit zal er in de komende jaren toe leiden dat gedetineerden waarschijnlijk nog langer moeten worden heengezonden dan 14 dagen en dat executietermijnen kunnen verlopen. Tevens blijft de voorraad arrestanten en zelfmelders oplopen.3
In hoeverre leidt het uitblijven van investeringen tot een toename van het aantal nog niet geëxecuteerde gevangenisstraffen?
Het prognosemodel Justitiële Keten raamt een tekort van 800 plaatsen in 2030. Ook zijn er investeringen nodig voor renovaties zodat huidige gebouwen in stand kunnen worden gehouden. Daar komt bij dat er een groeiende voorraad zelfmelders en arrestanten is. De voorraad aan zelfmelders en arrestanten ligt al rond de 1.000 detentiejaren. Er is momenteel geen financiële ruimte om in te zetten op structurele capaciteitsuitbreidingen en om alle noodzakelijke renovaties aan te pakken. Dit zal bijdragen aan het hierboven benoemde tekort en de consequenties daarvan
Betekent het uitblijven van investeringen tot een mildere beoordeling van gratieverzoeken die gegrond zijn op het niet tijdig executeren van opgelegde gevangenisstraffen?
Nee dit is niet het geval. De mogelijkheid om gratie te verlenen aan een verzoeker is uitgewerkt in de Gratiewet (artikel 2)4. De criteria voor gratie zijn onder andere of de straf nog een doel dient en of er nieuwe omstandigheden zijn die de rechter nog niet bekend waren en die van invloed zouden kunnen zijn op de strafoplegging. Verder moet het een onherroepelijke veroordeling betreffen en mag het niet gaan om een gratieverzoek wat eerder is afgewezen. In de gratiewet wordt ook nader uiteengezet hoe het procesverloop is van een gratieprocedure (artikel 4). De huidige situatie brengt daar geen verandering in.
Kunt u deze vragen los van elkaar en vóór 1 juni 2025, doch uiterlijk voorafgaand aan de behandeling van de suppletoire begroting J&V, beantwoorden?
Wegens de wisseling van de portefeuille van de voormalig Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, naar de Staatssecretaris Rechtsbescherming zijn deze vragen niet voor 1 juni beantwoord.
Het bericht 'Noodfonds Energie slecht bereikbaar voor huishoudens' |
|
Bart van Kent , Jimmy Dijk |
|
Nobel |
|
Wat is uw reactie op het bericht van de Telegraaf dat het Tijdelijk Noodfonds Energie slecht bereikbaar is?1
Ik begrijp dat het voor huishoudens erg frustrerend en vervelend is als het door de drukte niet is gelukt om een aanvraag in te dienen. Vanwege de drukte in de eerste uren deden zich problemen voor in de wisselwerking tussen verschillende systemen. Daardoor konden meerdere huishoudens hun aanvraag niet (volledig) indienen. Na geringe tijd waren de problemen verholpen. De Stichting Tijdelijk Noodfonds Energie (TNE) heeft de mensen die een aanvraag in wilden dienen en die niet konden voltooien, benaderd om het opnieuw te proberen.
Kunt u de gegevens van de eerste 48 uur na het openen van het Tijdelijk Noodfonds Energie delen? Wat is de gemiddelde tijd dat mensen aan de telefoon zaten? Wat is de maximale tijd dat mensen aan de telefoon zaten?
TNE heeft in de eerste 48 uur ruim 43.000 aanvragen in goede orde ontvangen. TNE heeft op de eerste dag ruim 10.000 belletjes ontvangen. TNE heeft aangegeven dat de gemiddelde wachttijd 25 minuten was en in het meest ongunstige geval was de wachttijd 40 minuten.
Vindt u dat u een inschattingsfout heeft gemaakt met betrekking tot de bereikbaarheid van het Tijdelijk Noodfonds Energie? Zo nee, waarom niet?
Het energiefonds 2025 is net als het Noodfonds 2023 en 2024 een publiek-private samenwerking. De subsidie die het Rijk heeft verstrekt aan TNE is € 56,3 miljoen. Deze gelden zijn verstrekt ten behoeve van huishoudens. De technische vormgeving van het fonds is aan de uitvoerder.
Erkent u dat mensen die deze financiële steun nodig hebben door deze slechte bereikbaarheid mogelijk geen aanspraak op het Tijdelijk Noodfonds Energie kunnen maken en in de problemen komen?
Ik betreur ten zeerste als bewoners tevergeefs een beroep hebben gedaan, of te laat waren, terwijl zij wel tot de doelgroep behoren. Dit heeft echter niet alleen met de problemen in de eerste dagen van het fonds te maken, maar ook met het feit dat het fonds te maken heeft met een gelimiteerd budget. In de brief aan de Tweede Kamer op 4 april heb ik aangegeven dat het energiefonds op basis van de huidige energieprijzen circa 100.000 huishoudens kon helpen2. Daarbij heb ik ook aangegeven dat het goed is dat de Tweede Kamer zich realiseert dat met de beschikbare middelen mogelijk niet alle aanvragen konden worden gehonoreerd. Dat betekent dat op het moment dat een marge tot aan de grens van de € 56,3 miljoen zou worden bereikt, TNE zou overgaan tot sluiting.
Graag zou ik de rol van de vrijwilligers- en andere hulporganisaties benadrukken. Zij hebben huishoudens gedurende de hele week geholpen bij het doen van een aanvraag. Ik besef dat het voor hen erg lastig was toen problemen zich voordeden en zij mensen niet konden helpen. Ik ben hen erkentelijk dat zij, net als TNE en hun klant contactcentrum, ook in de avond- en weekenduren hebben gewerkt om zoveel mogelijk mensen nog te helpen bij het doen van een aanvraag.
Huishoudens die geen aanvraag meer hebben kunnen doen, maar wel geldzorgen hebben, worden geadviseerd om contact op te nemen met hun gemeente of met hulporganisaties zoals Geldfit. Zij kunnen mogelijk helpen bij het vinden van alternatieve regelingen of andere vormen van ondersteuning.
Hoe wordt het principe «wie het eerst komt, wie het eerst maalt» precies gehanteerd? Op welke manier draagt dit bij aan de betrouwbaarheid van de overheid?
Zoals in vraag 4 is toegelicht, heb ik vooraf de opening van het energiefonds, in de Kamerbrief van 4 april jl., de Kamer geïnformeerd over het feit dat met de beschikbare middelen mogelijk niet alle aanvragen gehonoreerd worden. De technische vormgeving van het fonds is aan de uitvoerder. TNE heeft aangegeven dat aanvragen worden behandeld op basis van volgorde van binnenkomst.
Kunt u een overzicht geven van de maatregelen die u tot nu toe heeft genomen en welke u nog gaat nemen om de wachtrijen te voorkomen?
Het energiefonds is inmiddels gesloten. Daarmee zijn mogelijke maatregelen om de lange wachtrijen voor het energiefonds 2025 te voorkomen, niet meer van toepassing.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat in de toekomst, bij een soortgelijk noodfonds, deze situatie met gigantische wachtrijen zich niet opnieuw gaat voordoen?
Voor de lange termijn hebben het Ministerie van SZW en het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening gezamenlijk een voorstel uitgewerkt voor het Social Climate Fund, waarbij ingezet wordt op maatregelen die bijdragen aan verduurzaming en energiezuiniger maken van woningen in combinatie met directe tijdelijke steun op de energierekening voor huishoudens in een financieel kwetsbare positie. Het kabinet heeft besloten, onder voorbehoud van goedkeuring van de Europese Commissie, om uit de middelen voor het SCF € 174,5 miljoen in te zetten voor dit fonds3. Samen met de € 60 miljoen uit de Rijksbegroting is er € 234,5 miljoen beschikbaar voor de periode van 2026 tot 2032. De hoogte van dit bedrag vraagt dus om keuzes bij de uitvoering. Bij de Voorjaarsnota is besloten om € 600 miljoen in te zetten voor het verlagen van de energiebelasting. Dit is, in tegenstelling tot het noodfonds, geen gerichte maatregel voor de doelgroep van het noodfonds, maar zal ook voor deze huishoudens zorgen voor een lagere energierekening. In de toekomst willen we voorkomen dat huishoudens die tot de doelgroep behoren, geen steun krijgen. Lessen en signalen op basis van het energiefonds van 2025 worden meegenomen in mogelijke vervolgtraject van het SCF.
Wat gaat u doen als het Tijdelijk Noodfonds Energie straks «leeg» is? Welke boodschap heeft u voor de mensen die op dat moment volgens de regels wél recht hebben op financiële compensatie, maar deze niet krijgen?
Het energiefonds is inmiddels gesloten. Ik begrijp dat het voor huishoudens erg frustrerend en vervelend is als niet is gelukt om een aanvraag voor steun in te dienen. Huishoudens die geen aanvraag meer hebben kunnen doen, maar wel geldzorgen hebben, worden geadviseerd om contact op te nemen met hun gemeente of met hulporganisaties zoals Geldfit. Zij kunnen mogelijk helpen bij het vinden van alternatieve regelingen of andere vormen van ondersteuning. Zoals aangegeven bij vraag 7, zullen signalen op basis van het energiefonds van 2025 worden meegenomen in mogelijke vervolgtraject van het SCF.
Hoe wordt de druk op het bedrijfsleven in de toekomst opgevoerd zodat er niet nogmaals na de winter pas een Noodfonds Energie wordt opgezet omdat bijdrages van energiemaatschappijen uitbleven?
Zoals in de kamerbrief van 4 april is aangegeven, heeft het kabinet besloten om de publiek-private samenwerking met een aantal energieleveranciers, de netbeheerders en de diverse betrokken maatschappelijke partijen nog één jaar in te richten, zodat er ook in 2025 een energiefonds beschikbaar is.4 De privaat-publieke samenwerking heeft tot zeer gerichte hulp voor huishoudens geleid, maar kent ook evidente beperkingen. Zo was het verplicht om een DigiD te hebben en kon de steun alleen digitaal worden aangevraagd. De beschikbare middelen ten behoeve van de uitvoeringskosten vroegen om het maken van keuzes in de uitvoering door TNE. Het was een keuze tussen geen steun verlenen in 2025 of voor een gelimiteerde, maar toch omvangrijke groep open te gaan. In nauw overleg met betrokken stakeholders en samenwerkingspartners is uiteindelijk voor het laatste gekozen.
Verschillende moties en Kamervragen van uw Kamer vroegen hier ook expliciet om.5 Het kabinet heeft daarom besloten om in het kader van het Europese Social Climate Fund een publiek energiefonds verder uit te werken.
Zie voor de lange termijn het antwoord op vraag 7.
Houdt u rekening met het scenario dat het Tijdelijk Noodfonds Energie leeg is, maar veel mensen nog steeds in de financiële problemen zitten, mede door de hoge energielasten? Zo ja, wordt er dan bijgestort in het Tijdelijk Noodfonds Energie vanuit de overheid? Zo nee, waarom niet?
Het energiefonds is inmiddels gesloten. Zoals in de kamerbrief van 4 april aangegeven, is TNE overgegaan tot het sluiten van het loket op het moment dat een marge tot aan de grens van de € 56,3 miljoen wordt bereikt. Het Rijk kan om bestuurlijke risico’s te voorkomen enkel middelen inleggen wanneer derde partijen meer dan één derde van de totale som financieel bijdragen. Met de huidige bijdrage van € 56,3 miljoen van het Rijk is die verhouding gewaarborgd.
Er zijn van derde partijen en daarmee ook van het Rijk geen extra middelen beschikbaar.
Zoals aangegeven worden huishoudens die geen aanvraag meer hebben kunnen doen, maar wel geldzorgen hebben, geadviseerd om contact op te nemen met hun gemeente of met hulporganisaties zoals Geldfit. Zij kunnen mogelijk helpen bij het vinden van alternatieve regelingen of andere vormen van ondersteuning.
Bent u bereid om op dat moment energiebedrijven te dwingen om meer geld te storten in het Tijdelijk Noodfonds Energie? Zo nee, waarom niet?
Nee hiertoe ben ik niet bereid. We hebben met bedrijven afgesproken nog eenmalig gerichte steun aan te bieden via het energiefonds aan kwetsbare huishoudens. Zie vraag 7 voor de lange termijn.
Bent u van mening dat dit Tijdelijk Noodfonds Energie in publieke handen zou moeten zijn in plaats van private handen zoals dit nu het geval is? Zo ja, hoe gaat u dit veranderen?
Er is samen met de energiesector en TNE gekozen om nog één keer een publieke private samenwerking aan te gaan, die noodzakelijk was om het energiefonds in 2025 te openen. Zoals aangegeven bij vraag 9, kent die publiek-private samenwerking evidente beperkingen.
Daarom, zoals aangegeven in de Kamerbrief van 4 april6, is dit de laatste keer dat we het op deze manier doen. In het kader van het Europese Social Climate Fund wordt een publiek energiefonds verder uitgewerkt. Zie het antwoord op vraag 7 voor nadere toelichting.