De verkoop van alcohol aan minderjarigen |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over het bericht van De Ochtend Show to go dat bol.com via internet alcohol verkoopt aan minderjarigen?1
Ik vind het bericht verontrustend. Alcohol is een risicovol product dat schade aan de gezondheid van minderjarigen kan toebrengen. Daarom is het verboden om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 18 jaar. Dat is vastgelegd in de Drank en Horecawet (DHW).
Kunt u aangeven op welke wijze een deugdelijke controle op leeftijd bij verkoop via internet kan worden gerealiseerd?
Toezicht op verkoop aan minderjarigen tijdens de aflevering, zoals dat nu in de wet is vormgegeven, is voor gemeenten bij alcoholverkooppunten op afstand complex. Het is voor een toezichthouder vrijwel onmogelijk om op het moment van verstrekking (vaak een voordeur) aanwezig te zijn. Daarnaast hebben gemeenten de mogelijkheid om testaankopen te doen, maar dit is een relatief ingewikkeld en arbeidsintensief proces. Ook uit de evaluatie van de DHW kwam naar voren dat online verkoop van alcohol op decentraal niveau niet eenvoudig te handhaven is. Ik verken daarom de mogelijkheden om de naleving van de leeftijdsgrens bij online verkoop te verbeteren. Ook het mogelijk centraliseren van het toezicht op online verkoop betrek ik daarbij. Als de mogelijkheden tot verbeteren van de naleving concreter zijn, zullen deze aan uw Kamer worden voorgelegd.
Wie is verantwoordelijk dat de Drank- en Horecawet wordt nageleefd? Ligt de verantwoordelijkheid bij bol.com of de feitelijke leveranciers Albert Heijn en Gall&Gall of bij beide?
Het toezicht en de handhaving van de leeftijdsgrens van 18 jaar bij de verkoop van alcohol is sinds 1 januari 2013 belegd bij gemeenten. Dat geldt ook voor de verkoop via internet. Het is daarom aan gemeenten om verstrekkers hierop aan te spreken en handhavend op te treden.
Artikel 20 van de DHW eist dat een verstrekker zich vergewist van de leeftijd voordat alcoholhoudende drank wordt verstrekt. Dat geldt zowel bij fysieke als bij online verkoop. Bij online verkoop ligt de verantwoordelijkheid dan bij de feitelijke leveranciers, zoals Albert Heijn en Gall & Gall. Bij overtreding van dit artikel kan de burgemeester een bestuurlijke boete opleggen. Deze boete bedraagt € 1.360,– voor bedrijven met minder dan 50 werknemers en € 2.720,– voor bedrijven met meer dan 50 werknemers. Indien binnen een jaar nogmaals dezelfde overtreding wordt geconstateerd, wordt de boete bij beide categorieën bedrijven met 50% verhoogd en met 100% bij een derde overtreding.
De handhaving vindt, zoals aangegeven, door praktische belemmeringen nauwelijks plaats. Daarom ben ik bezig met het verkennen van een wetswijziging van de DHW om de naleving van de leeftijdsgrens bij verkoop via thuisbezorgkanalen te verbeteren en effectief toezicht hierop mogelijk te maken.
Welke straffen kunnen bol.com en/of Albert Heijn/Gall&Gall worden opgelegd wanneer ze alcohol aan minderjarigen verkopen?
Zie antwoord vraag 3.
Op welke wijze houdt de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) toezicht op de verkoop van alcohol via internet? Hoeveel mensen houden zich daarmee bezig? Is dat voldoende, aangezien het effect van de Drank- en Horecawet staat of valt met effectief toezicht?
Zie antwoord vraag 3.
Wat gaat de NVWA doen met het nieuws dat de leeftijdscontrole door bol.com kennelijk zo lek is als een mandje?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is uw oordeel over de verkoop van alcohol via internet in relatie tot het voorkomen van problematisch alcoholgebruik en uw streven om problematisch alcoholverbruik terug te dringen?
In november beoog ik een nationaal preventieakkoord te ondertekenen met diverse partijen. Ik wil graag samen met partijen komen tot een ambitieuze aanpak om het problematisch alcoholgebruik te verminderen. Daarbij richt ik me ook op het verbeteren van de naleving van de leeftijdsgrens bij alle verkoopkanalen, waaronder ook het thuisbezorgkanaal. Ook zal ik mij komende jaren blijven inzetten voor de sociale norm dat «niet drinken tot je 18e» normaal is door te investeren in de NIX18 campagne.
Omkoping van artsen door een bedrijf voor medische hulpmiddelen |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) een medisch bedrijf verdenkt van het omkopen van artsen?1
Ja.
Kunt u aangeven om welk bedrijf het gaat, aangezien er een bedrijfspand is doorzocht en daartoe sterke aanwijzingen voor strafrechtelijke feiten zullen hebben bestaan?
De opsporingsdienst FIOD van de belastingdienst heeft in een persbericht van
1 november 2018 bekend gemaakt dat er onder leiding van het Functioneel Parket een strafrechtelijk onderzoek is gestart omdat het vermoeden bestaat dat een Nederlandse onderneming, die hulpmiddelen in de medische sector levert, artsen heeft omgekocht. In ruil hiervoor kon het bedrijf vermoedelijk hulpmiddelen leveren aan de ziekenhuizen waar de artsen aan verbonden zijn. De onderneming wordt verdacht van niet-ambtelijke omkoping en valsheid in geschrift. In verband met het lopende strafrechtelijk onderzoek kan ik u geen nadere informatie geven over deze zaak en dus ook niet over de omvang en eventuele betrokkenheid van personen en zorginstellingen.
Wat is de omvang van de omkoping? Hoeveel artsen en ziekenhuizen zijn hierbij betrokken?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de Financial Intelligence Unit (FIU) ook gekeken naar andere transacties die thuishoren in het Transparantieregister Zorg? Zo ja met welke resultaten?
Het Transparantieregister Zorg kent verschillende categorieën financiële relaties, die in contracten zijn vastgelegd en die in het register vermeld kunnen worden, zoals dienstverleningsovereenkomsten. Indien de financiële relatie niet valt onder één van deze categorieën dan hoeft hiervan geen opgave gedaan te worden in het Transparantieregister Zorg.
De FIU-Nederland bekijkt meldingen van ongebruikelijke transacties, ongeacht of deze vermeld moeten worden in het Transparantieregister Zorg. Gezien de status van het onderzoek naar deze transacties, die staatsgeheim zijn, kan ik geen uitspraken doen over andere transacties die door de FIU-Nederland zijn bekeken.
Deelt u de mening dat financiële transacties en gunstbetoon tussen farmaceutische fabrikanten en fabrikanten van medische hulpmiddelen transparant behoren te zijn? Zo ja, op welke wijze heeft u dat nu gegarandeerd?
Zoals ik eerder heb aangegeven in antwoorden op Kamervragen van het lid Ploumen over het bericht dat het betalen van artsen/ onderzoekers door de farmaceutische industrie kennelijk een lucratief marketinginstrument is, worden niet alle financiële relaties van zorgverleners met farmaceutische bedrijven in het Transparantieregister Zorg opgenomen. Hetzelfde geldt voor leveranciers van medische hulpmiddelen. Ook zij doen opgave in het Transparantieregister Zorg. Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik dan ook naar het antwoord op vraag 4 van die Kamervragen2.
Deelt u de mening dat zelfregulering via het Transparantieregister onvoldoende garantie biedt dat alle transacties worden gemeld? Zo nee waarom niet?
Nee, ik deel die mening niet.
Voor het antwoord op deze vraag zijn onder meer de resultaten van de evaluatie van het Transparantieregister Zorg van belang. In mijn brief van
19 september 2018 aan de Tweede Kamer3 ben ik nader ingegaan op de evaluatie die thans wordt voorbereid.
Het bericht dat volgens experts een halvering van het aantal tabaksdoden mogelijk is |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Experts: Halvering tabaksdoden in Nederland mogelijk»?1
Ja
Deelt u de mening dat de e-sigaret (veel) minder schadelijk is dan een gewone sigaret? Zo nee, waarom niet?
Onderzoek van het RIVM uit 2015 heeft aangetoond dat de e-sigaret voor een individuele gebruiker minder ongezond is dan tabakssigaretten2. Maar dan moet de roker wel volledig overstappen op de e-sigaret. In de praktijk blijkt dat driekwart van de e-sigaretgebruikers daarnaast tabaksproducten blijft roken. Er is bovendien ook nog geen wetenschappelijke overeenstemming over hoeveel minder schadelijk de e-sigaret is voor een individu dat volledig overstapt op e-sigaretten. Uit het RIVM-onderzoek is immers gebleken dat de damp van e-sigaretten een aantal ingrediënten en chemische onzuiverheden bevat in hoeveelheden die schadelijk zijn voor de gezondheid. Bij het gebruik van e-sigaretten kunnen kankerverwekkende stoffen vrijkomen, zoals formaldehyde. Op korte termijn kan gebruik van de e-sigaret leiden tot irritatie van de luchtwegen en negatieve effecten op bloedvaten. Schadelijke effecten op de lange termijn zijn nog niet bekend: het product is nog niet lang genoeg op de markt om te weten wat de effecten na tientallen jaren van gebruik zijn.
Naast de vraag welk effect de e-sigaret heeft op de gezondheid van een individu, is het van belang te weten wat het effect op de volksgezondheid is. Of de e-sigaret op populatieniveau leidt tot een netto-daling van het aantal rokers is onbekend. Er is zorg dat niet-rokende jongeren door de e-sigaret verslaafd raken aan nicotine en overstappen op het gebruik van tabakssigaretten. Daarnaast kan met het gebruik van nicotine houdende vloeistof in een e-sigaret een nicotineverslaving in stand worden gehouden.
Wat is uw reactie op het feit dat de e-sigaret een bewezen kans biedt voor een gezonder leven?
Als een roker gezonder wil leven is het advies volledig te stoppen met roken en daarvoor een bewezen effectieve methode te gebruiken. Deze methoden zijn voldoende voorhanden, al is er nog winst te behalen bij het gebruik daarvan. Het is belangrijk dat zorgprofessionals hun patiënten een stoppen-met-roken-advies geven en doorgeleiden naar effectieve ondersteuningsmethoden. In het kader van het Nationaal Preventieakkoord worden initiatieven besproken om meer rokers toe te leiden naar effectieve stoppen-met-roken-zorg.
De recent Herziene Multidisciplinaire Richtlijn Tabaksverslaving en Stoppen-met-rokenondersteuning voor de zorgsector3 stelt dat de effectiefste manier om te stoppen met roken het gebruik van stoppen-met-roken coaching in combinatie met het gebruik van nicotine vervangende middelen is. Het gebruik van de e-sigaret is volgens de richtlijn geen eerste keus, maar behoeft niet te worden afgeraden. Een roker die met de bewezen effectieve methoden meerdere onsuccesvolle stoppogingen heeft ondernomen en op eigen initiatief voorstelt een nieuwe poging om te stoppen met roken te ondernemen ondersteund met een e-sigaret, kan daarin volgens de richtlijn ook door een rookstopcoach worden begeleid. Het betreft hier met nadruk alleen rokers die bereid zijn om zich door een gespecialiseerde zorgprofessional goed te laten informeren over deze optie.
Deelt u de mening dat rokers de toegang tot een gezonder alternatief niet onthouden mag worden?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat hoewel stoppen met roken natuurlijk het beste is, maar dat vanwege verslaving en het afkicken beschikbare alternatieven toegankelijk moeten zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Antwoorden op eerdere vragen inzake het bericht ‘Tbs'er verdacht van verkrachting medewerkster’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bereid elk jaar de DJI-incidentenmonitor te sturen naar de Kamer?1 Zo nee, waarom niet?
DJI registreert geweld tegen personeel waarbij medische verzorging nodig is in de DJI-incidentenmonitor, op basis van de MBV’s (meldingen bijzonder voorval) die door de klinieken worden ingestuurd. De DJI-incidentenmonitor is een interne bron, die wordt gebruikt om deze incidenten binnen DJI te evalueren en hiervan te leren. Deze worden niet opgesteld met het doel om aan derden te verstrekken. Voor zover het ernstige incidenten betreft zoals ernstige mishandeling en verkrachting wordt er – conform de meldingsinstructie – door de instelling een piketmelding opgesteld.2 Deze worden in de maand nadat het incident heeft plaatsgevonden geanonimiseerd op de website van DJI gepubliceerd en dus geregistreerd.3 Indien een nieuw delict begaan door een tbs-gestelde leidt tot een vervolging en een veroordeling, is er doorgaans enige tijd sinds het incident gepasseerd. Het kwalificeren van een delict, evenals het instellen van een opsporingsonderzoek en de vervolging van zo’n delict, is echter geen zaak van de tbs-kliniek maar van de politie en het openbaar ministerie.
Deelt u de mening dat delicten zoals bedreiging, mishandeling en verkrachting gepleegd door tbs’er tegen personeel van tbs-klinieken in het Wetboek van Strafrecht staan en dat u deze delicten daarom achteraf kunt registreren en opnemen in de DJI-incidenten monitor? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u alsnog bereid de delicten gepleegd door tbs’ers tegen personeel te registreren in de DJI-incidentenmonitor? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Controleert u of een tbs-kliniek aangifte doet tegen een tbs’er in geval van een incident met een tbs’er? Zo nee, waarom niet? Hoe weet u in dat geval of alle delicten opgenomen worden in de DJI-incidentenmonitor?
Als een tbs-gestelde tijdens de tenuitvoerlegging van de tbs met dwangverpleging een strafbaar feit pleegt waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, is het hoofd van de inrichting verplicht daarvan aangifte te doen. Ook kunnen anderen dan het hoofd van de inrichting aangifte doen, bijvoorbeeld een medewerker. Dit is vastgelegd in de artikelen 53 lid 2 en 57 lid 4 Rvt (Reglement verpleging ter beschikking gestelden). Ook moet, conform de artikelen 23 en 24 Rvt, een MBV worden gestuurd aan DJI. In deze melding moet de kliniek aangeven of aangifte is of wordt gedaan. Bij incidenten waarvoor een piketmelding is opgesteld volgt standaard contact tussen DJI en de kliniek waarin het doen van aangifte wordt besproken.
Kunt u toezeggen dat iedere tbs’er die een strafbaar feit pleegt altijd voor dat feit wordt vervolgd?
Laat ik vooropstellen dat iedere vorm van geweld tegen functionarissen met een publieke taak, waaronder medewerkers van tbs-klinieken, onacceptabel is. Om een eenduidige, effectieve en «hardere» aanpak te realiseren hebben politie en OM in 2010 opsporings- en vervolgingsafspraken gemaakt voor daders van agressie- en geweldsdelicten tegen werknemers met een publieke taak, waaronder medewerkers van tbs-instellingen.4 Het OM beoordeelt in alle gevallen de aangifte en bekijkt of een veroordeling haalbaar is en vervolging opportuun is.
het bericht ‘Roep om geluidsschermen langs snelwegen in 't Gooi: ‘Elke nacht wakker’’ |
|
Matthijs Sienot (D66), Rutger Schonis (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht: Roep om geluidsschermen langs snelwegen in 't Gooi: «Elke nacht wakker»?1
Ja.
Ben u ermee bekend dat er gemiddeld 71 decibel geluid van de snelweg A1 afkomt, met pieken tot wel 80 dB, terwijl de streefwaarde van Rijkswaterstaat 60 decibel is? In hoeverre is het waar dat Rijkswaterstaat dit «goedkoop» wilt oplossen?
Rijkswaterstaat is geïnformeerd over het feit dat dit jaar door de gemeente Gooise Meren meetlocaties ter hoogte van de woningen aan Bolwerk en Boomgat zijn ingericht en dat daar de genoemde waarden zijn gemeten.
Ik ben niet van mening dat Rijkswaterstaat de hinder goedkoop wil oplossen. Conform de geldende wet- en regelgeving worden geluidmaatregelen afgewogen indien de Geluidproductie Plafonds (GPP’s) worden overschreden of indien sprake is van een locatie met een saneeropgave. Op de betreffende locatie worden de GPP’s niet overschreden. Wel is sprake van een saneeropgave omdat er woningen zijn waar de vastgestelde geluidsbelasting hoger is dan de geldende drempelwaarde. De hoogste (gemiddelde) vastgestelde geluidsbelasting op deze locatie bedraagt 66 dB.
Of deze saneeropgave leidt tot maatregelen wordt besloten in het kader van het meerjarenprogramma geluidssanering (MJPG). Voor dit programma is conform het MIRT 2019 een budget beschikbaar van € 907 mln. In mijn brief van 21 juni jl. aan uw Kamer (Kamerstuk 34 775-A, nr. 72) heb ik een toelichting gegeven op de uitvoering van het MJPG. Daarbij is sprake van een gefaseerde aanpak waarbij eerst de sanering van de hoogst belaste woningen wordt uitgevoerd. De locatie Naarderbos is geen onderdeel van deze eerste fase. Deze werkwijze is met de gemeente en bewoners besproken.
In welke mate ziet u kansen voor het bewonersplan om een geluidswal bedekt met zonnepanelen («zonnegeluidswal») aan te leggen, waarmee de geluidsoverlast kan worden teruggedrongen?
In het kader van het MJPG zal worden besloten over de realisatie van een maatregel zoals een geluidswal of geluidscherm. Voor de locatie Naarderbos zijn de MJPG-maatregelen nog in onderzoek. Mogelijkheden om de uitvoering te combineren met het opwekken van zonne-energie zullen worden betrokken bij deze nadere uitwerking.
Initiatieven op het terrein van duurzaamheid benader ik positief. Ik ga daarom graag met de bewoners hierover in overleg. Deze activiteiten mogen echter geen belemmering vormen voor de huidige en toekomstige netwerkfunctie en beheeractiviteiten. U kunt daarbij bijvoorbeeld denken aan het borgen van de veiligheid en doorstroming en het zo nodig kunnen ophogen van de geluidswal.
Is het waar dat Rijkswaterstaat een zonnegeluidswal als commerciële activiteit ziet, waarvoor zij de gemeente huur in rekening wil brengen wanneer zij deze aanlegt? Zo ja, waarom? Raken mogelijke koppelkansen bij het terugdringen van geluidshinder hierdoor niet juist uit zicht?
Indien gronden van Rijkswaterstaat ter beschikking worden gesteld ten behoeve van activiteiten van derden, gebeurt dat door het Rijksvastgoedbedrijf tegen een marktconforme vergoeding. Voor het plaatsen van zonnepanelen door derden geldt dit ook. Op basis van dit uitgangspunt zal ik met de bewoners overleggen over de mogelijke koppelkansen.
Kunt u toelichten in hoeverre een zonnegeluidswal bij het Naarderbos zou kunnen dienen als proefproject, waarvan -bij gebleken succes- andere plaatsen met geluidsoverlast kunnen profiteren? In welke mate participeert de overheid mogelijk al in dergelijke projecten van geluidswallen met lokale duurzame energie-opwekking?
De programmering van het MJPG is leidend. Mocht er een geluidswal worden gerealiseerd, dan kijken we in gezamenlijk overleg naar de mogelijkheid om hierop zonnepanelen aan te brengen.
Momenteel doet Rijkswaterstaat ervaring op met duurzame energie-opwekking op geluidswallen, in combinatie met lokale participatie van de omgeving. Langs de A58 bij Etten-Leur is begin november een geluidwal verpacht voor het aanleggen van een zonnepark van ruim 3 hectare. De geluidwal is op verzoek van gemeente Etten-Leur, en voorspraak van Rijkswaterstaat door het Rijksvastgoedbedrijf via een openbare procedure aan de markt aangeboden.
Kunt u toelichten of u bereid bent om samen met de gemeente en omwonenden tot een gezamenlijke aanpak van de geluidsoverlast te komen?
Het tegengaan van geluidsoverlast is wettelijk geregeld. Geluidsoverlast wordt aangepakt conform wetgeving die daarvoor is opgesteld. Die geldt ook de situatie nabij het Naarderbos. In het kader van het MJPG wordt met de gemeente gesproken over de eventueel te nemen maatregelen, de (extra) wensen en eisen ten aanzien van de uitvoering daarvan en de mogelijkheid om de uitvoering te combineren met het realiseren van zonnepanelen.
Het bericht ‘Overlast door bruiloftsstoet: de feiten’ |
|
Remco Dijkstra (VVD), Antoinette Laan-Geselschap (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Overlast door bruiloftsstoet: de feiten»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het meer dan onwenselijk is dat deelnemers aan dergelijke (bruilofts)stoeten door asociale manoeuvres het verkeer ontregelen en daarbij zorgen voor gevaarlijke situaties? Zo ja, wat gaat u doen om samenscholing van asociale bestuurders aan te pakken? Zo nee, waarom niet?
Met het oog op de verkeersveiligheid is het voor geen enkele verkeersdeelnemer toegestaan om met asociale manoeuvres het verkeer te ontregelen of voor gevaarlijke situaties te zorgen, dus ook niet als deelnemer van (bruilofts)stoeten. Artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 stelt hier afdoende regels voor. Als er een melding komt van dergelijk gedrag zal de politie optreden.
Kunt u inzicht verschaffen in de hoeveelheid overlastgevende stoeten in de afgelopen jaren? Hoe vaak heeft de politie hier tegen opgetreden? Hebben dergelijke stoeten verkeersongelukken veroorzaakt?
De politie heeft mij laten weten dat hiervan geen aparte registratie wordt bijgehouden. Indien nodig zullen de desbetreffende bestuurders worden staande gehouden, toe worden gesproken, en als daar aanleiding voor is, worden bekeurd, zodat het hinderlijk gedrag van dergelijke stoeten die de verkeersveiligheid in gevaar brengen, niet verder plaatsvindt.
Hoeveel meldingen zijn er bij de politie binnengekomen over de betreffende stoeten? Kunt u eveneens inzicht verschaffen in wat met deze meldingen wordt gedaan?
Zie antwoord vraag 3.
Is het juist dat de deelnemers van de betreffende (bruilofts)stoet in Rotterdam met vuurwerk hebben gegooid en meerdere malen verkeersovertredingen hebben begaan? Kunnen de politie en het openbaar ministerie op basis van beelden van omstanders nog tot beboeting of vervolging overgaan? Zo nee, waarom niet?
De incidenten in de artikelen in de pers hierover worden door de politie bevestigd.
De politie heeft bekeuringen uitgedeeld voor verschillende verkeersovertredingen zoals het niet op de eerste vordering tonen van het rijbewijs, het voeren van onnodige verlichtingen (alarmlichten), het niet dragen van een gordel, onnodig claxonneren en het blokkeren van een kruispunt. Daarnaast onderzoeken het Openbaar Ministerie en de politie of op basis van het film- en fotomateriaal nog bewijsbare strafbare gedragingen aangetoond kunnen worden.
Checkt de politie bij aanhouding of beboeting van deelnemers aan zo’n overlast gevende stoet het kenteken om te zien op wiens naam het voertuig staat? Zo ja, bent u bereid te onderzoeken of autoverhuurders een zwarte lijst kunnen opstellen indien deelnemers worden aangehouden en beboet voor asociaal rijgedrag en hierover in gesprek te gaan met de BOVAG? Zo ja, op welke termijn kunt u de Kamer hierover informeren? Zo nee, waarom niet?
In een bekeuringssituatie controleert de verbaliserend politieambtenaar de identiteit van de bestuurder en het kenteken van het motorvoertuig in het kentekenregister.
Mij zijn geen signalen bekend dat verkeersovertredingen gepleegd als deelnemer van een bruiloftsstoet vaker dan verkeersovertredingen gepleegd in een andere context worden begaan met een huurmotorvoertuig. Een noodzaak voor het introduceren voor een zwarte lijst «bruiloftsstoetasocialen» ontbreekt mijns inziens.
Het bericht dat volgens de artsen van het Slotervaart de patiënt wel in levensgevaar was |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u reageren op de uitspraak van de arts zoals genoemd in het artikel dat er volgens hem wel degelijk een levensbedreigende situatie heeft plaatsgevonden met een patiënt in het Slotervaart ziekenhuis?1
MC Slotervaart geeft in haar persberichten van 31 oktober aan dat in beide gevallen geen sprake is geweest van een levensbedreigende situatie. Deze conclusie heeft MC Slotervaart getrokken nadat onderzoek is gedaan naar de feitelijke gang van zaken door de calamiteitencommissie, de betrokken arts, de voorzitter van het medisch stafbestuur en de curatoren. Tijdens het overleg dat ik hedenochtend met betrokken partijen heb gevoerd is dit herbevestigd door de curator en het bestuur van MC Slotervaart.
Is er volgens u sprake geweest van een levensbedreigende situatie voor twee patiënten van het Slotervaart ziekenhuis?
Nee, de inspectie heeft mij laten weten dat er geen sprake is geweest van een levensbedreigende situatie.
Klopt het dat een levensbedreigende situatie niet hetzelfde is als een calamiteit?
Ja, dat klopt.
Erkent u dat de calamiteitencommissie van het Slotervaart ziekenhuis enkel beoordeelt of er sprake is van een calamiteit en geen uitspraken doet over mogelijk levensgevaar?
Een calamiteitencommissie heeft als primaire taak om te beoordelen of een incident een calamiteit is waarvan melding moet worden gedaan bij de inspectie. Hiervoor hoeft geen sprake te zijn van levensgevaar.
Kunt u reageren op uw uitspraak tijdens het plenaire debat d.d. 31 oktober, dat het aan het Slotervaart ziekenhuis is om zijn eigen woorden te kiezen of sprake is geweest van levensgevaar voor de twee patiënten? Hoe kijkt u hier nu tegenaan in het licht van de nieuwe uitspraak van de arts?
Zie mijn antwoord op vraag 1 en 2.
Klopt het dat u tijdens de schorsing al op de hoogte was van het feit dat er in het Slotervaart ziekenhuis sprake is geweest van een levensbedreigende situatie? Zo ja, waarom heeft u dit niet meegedeeld aan de Kamer en welke acties gaat u nu ondernemen? Zo neen, bent u bereid per direct uit te zoeken wat er precies is gebeurd?
Deze berichten zijn mij tijdens mijn eerste termijn van het Kamerdebat ter ore gekomen. Gezien de ernst van de signalen is direct een team van inspecteurs van de inspectie naar het MC Slotervaart gereden om de signalen te onderzoeken. Zij hebben daarbij ook gesproken met artsen en andere professionals, waaronder de internist-oncoloog die bij één van de incidenten was betrokken. Uit dat gesprek bleek dat zich een weliswaar risicovolle, maar niet levenbedreigende situatie had voorgedaan.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor de eerstkomende regeling van werkzaamheden van de Kamer?
Ik heb uw vragen zo snel als mogelijk beantwoord.
Het incident waarbij een WNL-journalist is belaagd en bedreigd in Zoetermeer |
|
Thierry Aartsen (VVD) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht dat een WNL-journalist is belaagd en bedreigd in Zoetermeer door een groep van twintig personen?1
Ja.
Wat is uw reactie bij het zien van de beelden waarbij de journalist wordt bedreigd, belaagd en pas onder begeleiding van de politie zijn werkzaamheden verder kan afmaken?
Journalisten zouden te allen tijde hun werk in veiligheid moeten kunnen doen, zonder daarbij verbaal of fysiek geïntimideerd te worden.
Deelt u de mening dat persvrijheid in Nederland enorm belangrijk is en dat journalisten te allen tijde veilig en ongestoord hun werk zouden moeten kunnen doen, in welke wijk dan ook? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Wat vindt u van de uitspraken van de lokale GroenLinks-fractievoorzitter dat het doen van dit soort interviews provocerend is?
Journalisten maken zelf keuzes over de vorm en locatie waarin zij hun werk doen, en maken daarbij ook een afweging van de omstandigheden waarin dat gebeurt, en risico’s die dat oplevert.
Is er een meldpunt voor journalisten die bedreigd worden? Zo ja, hoeveel meldingen zijn hier het afgelopen jaar binnengekomen? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid dit meldpunt alsnog op te zetten?
Er is geen meldpunt voor journalisten die bedreigd worden, maar er is een stuurgroep aanpak Agressie en geweld tegen Journalisten opgericht, bestaande uit de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) en het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren, het Openbaar Ministerie en de politie. In deze stuurgroep wordt besproken welke maatregelen genomen kunnen worden om journalisten beter te beschermen. Deze maatregelen zijn vastgelegd in een zogenaamd «Akkoord»2 waarbij alle deelnemers zich committeren aan het uitvoeren van deze maatregelen. Enerzijds ligt daar een rol voor de NVJ, het Genootschap van Hoofdredacteuren en de werkgever en/of opdrachtgever. Om hen daarin te steunen stel ik middelen ter beschikking voor verbetering van de bescherming van journalisten, zoals ik heb aangekondigd in de Mediabegroting 2019.3 Als eenmaal sprake is van agressie of een geweldsincident, ligt er anderzijds een rol voor Justitie voor de daderaanpak. Zo is bijvoorbeeld afgesproken dat deze zaken met prioriteit worden opgepakt, dat de schade zoveel mogelijk wordt verhaald op daders en dat er een verhoogde strafreis conform de strafvorderingsrichtlijn wordt toegepast.
Wat is verder uw inzet om te voorkomen dat journalisten bedreigd worden en in (bepaalde) wijken hun werk niet veilig kunnen uitvoeren?
Zie antwoord vraag 5.
Het artikel ‘Veldhovense wethouder: Budgetplafonds Eindhoven gaan in tegen de wet’ |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel in het Eindhovens Dagblad «Veldhovense wethouder: Budgetplafonds Eindhoven gaan in tegen de wet»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het hanteren van een budgetplafond zich niet verhoudt met de op de gemeente rustende zorgplicht in het kader van bijvoorbeeld de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015)? Zo nee, waarom niet?
Het hanteren van budgetplafonds door gemeenten in het kader van het contracteren van aanbieders en het voldoen aan de Jeugdwet en de Wmo 2015 botsen niet per definitie. Het hanteren van budgetplafonds per aanbieder is een aspect van inkoop waarmee gemeenten hun sturing kunnen vormgeven.
Het enkele feit dat een aanbieder op enig moment aan zijn budgetplafond zit, hoeft dan ook niet te betekenen dat een gemeente zijn wettelijke verantwoordelijkheden niet nakomt. Als voldoende andere aanbieders die vergelijkbare jeugdhulp en/of Wmo-ondersteuning bieden nog voldoende ruimte hebben onder hun budgetplafond, kunnen cliënten hier naartoe worden verwezen.
Indien alle aanbieders aan hun budgetplafond zitten, dan zal de gemeente actie moeten ondernemen door alsnog elders extra jeugdhulp en/of Wmo-ondersteuning te contracteren. Een goed overleg tussen gemeente en zorgaanbieder over de stand van zaken van de uitvoering van de overeenkomst is daarbij randvoorwaardelijk.
Mocht het college nalaten om aan de wettelijke verantwoordelijkheden, in dit geval het voldoende gecontracteerd hebben van aanbieders om aan de vraag om ondersteuning te kunnen voldoen, dan is in eerste instantie de gemeenteraad aan zet om het college hierop te controleren en bij te sturen. Mochten mij vervolgens signalen bereiken dat de gemeente nalaat hierop te acteren, dan bestaat altijd de mogelijkheid om via het interbestuurlijk toezicht (de zogenaamde escalatieladder) vanuit het Rijk te interveniëren. In het geval van de gemeente Eindhoven zie ik hier op dit moment geen aanleiding toe.
Indien u de vorige vraag met ja beantwoordt, bent u dan bereid in dit geval de gemeente Eindhoven en andere gemeentes die overgaan tot het instellen van budgetplafonds als hier aan de orde, daarop aan te spreken en ze zo nodig een aanwijzing te geven dat niet te doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u het, indien u van mening bent dat het instellen van budgetplafonds en dus het mogelijk niet verlenen van noodzakelijke zorg niet toegestaan is, aanvaardbaar dat gemeenten dan op andere delen van het sociaal domein gaan bezuinigen waardoor mensen met een laag inkomen de dupe worden? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u dan (alles tegen elkaar afwegende) alsnog bereid om per direct te voorkómen dat kwetsbare mensen (waaronder mensen met een laag inkomen) gedupeerd worden door bezuinigingen elders in het sociaal domein als hiervoor bedoeld?
Gemeenten hebben beleidsruimte binnen de kaders van de landelijke regelgeving. De gemeenteraad stelt het lokale beleid vast op basis van de voorstellen van het college van burgemeester en wethouders. Hierbij dienen zij zoals gezegd rekening te houden met wettelijke opdrachten die zij hebben. De gemeenteraad controleert het college in de uitvoering van de wetgeving en het lokale beleid. Het debat over de aanwending van middelen in het lokale sociaal domein wordt lokaal gevoerd tussen het college en de gemeenteraad.
Het bericht 'Loverboys maken jonge meisjes binnen een dag prostituee' |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van dit bericht op de website van de RTL Nieuws (d.d. 27 oktober 2018)?
Ja.
Welke mogelijkheden ziet u om de drempel voor meisjes te verlagen teneinde aangifte te durven doen van uitbuiting door pooiers?
Er zijn hiervoor verschillende initiatieven. In de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid van 19 juni jl.1 is reeds gemeld dat de politie met een pilot zal starten om de aangiftebereidheid van minderjarige, Nederlandse slachtoffers van seksuele uitbuiting (mensenhandel) te verhogen, de kans op secundaire victimisatie in het strafproces te verkleinen en de pakkans van mensenhandelaren te vergroten. Dit mede naar aanleiding van het CKM rapport «Aangifte doe je niet». De politie zal in de nog te starten proeftuin «Aangiftebereidheid» onderzoeken of het horen door een psycholoog de drempel om aangifte te doen kan verlagen. Ook zal de politie onderzoeken of het toekennen van een hulpverlener direct na het eerste contact met het slachtoffer, effect heeft op het doen van aangifte. De persoonlijke begeleider blijft het slachtoffer gedurende het hele proces, inclusief het strafrechtproces, begeleiden. Mogelijk worden hierdoor meer en kwalitatief betere aangiften verkregen. Ook kan de persoonlijke begeleider het slachtoffer voorlichten over het verloop van het proces, van het informatieve gesprek tot en met strafproces.
Daarnaast zal de politie in de nog te starten proeftuin» Zorginstellingen» verkennen wat de mogelijkheden zijn om tot een nog betere samenwerking tussen opsporing en hulpverlening te komen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het geven van voorlichting in en door zorginstellingen over het doen van aangifte.
Tenslotte worden momenteel ook alle eerstelijns politiemedewerkers getraind in het herkennen van signalen van mensenhandel zodat slachtoffers sneller worden herkend en kunnen worden doorgeleid naar de gecertificeerde mensenhandel rechercheurs binnen de Afdeling Vreemdelingen Identificatie en Mensenhandel van de politie. Deze rechercheurs zijn specifiek getraind in het horen van mensenhandel slachtoffers. Doordat zij getraind zijn in het op de juiste manier bejegenen van deze slachtoffers kan de drempel voor het doen van aangifte worden verlaagd.
Wordt bijvoorbeeld de mogelijkheid ergens anders dan op het politiekantoor aangifte te doen van uitbuiting door pooierboys actief bekend gemaakt bij zorginstellingen, scholen etc. zodat eventueel aangifte kan worden gedaan in een beschermde c.q. vertrouwde omgeving? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen? Zou dat de aangiftebereidheid kunnen vergroten?
Slachtoffers kunnen over het algemeen aangifte doen op andere locaties dan het politiebureau. Voor mensenhandel geldt echter dat dit meestal niet mogelijk is omdat de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten2 op aangiften van mensenhandel van toepassing is. Dit betekent dat deze aangiftes veelal zowel auditief als audiovisueel moeten worden geregistreerd. Daarnaast mogen slechts gecertificeerde mensenhandel rechercheurs de aangiftes opnemen. Ook duurt het opnemen van de aangifte van een dergelijk feit langer dan een aangifte van een ander feit. Om die reden vindt de aangifte bij voorkeur plaats in een speciale kamer op het politiebureau.
Voorafgaand aan de aangifte vindt een informatief gesprek met het slachtoffer plaats. Deze informatieve gesprekken vinden vaak plaats op het politiebureau maar kunnen in principe overal plaatsvinden, bijvoorbeeld in een opvanglocatie of thuis. Wel moeten de informatieve gesprekken in overleg met de hulpofficier van justitie auditief worden geregistreerd. De afdelingen Vreemdelingen, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) beschikken over mobiele opnameapparatuur voor auditieve registratie.
In hoeverre zijn hiervoor ook voldoende vrouwelijke rechercheurs beschikbaar?
Vrouwelijke slachtoffers van seksuele uitbuiting worden niet standaard gehoord door een vrouwelijke rechercheur. De rechercheurs die slachtoffers van mensenhandel mogen horen, worden hiervoor speciaal getraind. Ook mannelijke rechercheurs kunnen daarom deze slachtoffers horen. Als een slachtoffer vraagt om een vrouwelijke rechercheur dan wordt daar zoveel mogelijk gehoor aan gegeven.
Wat is de strafmaat die gemiddeld genomen opgelegd wordt jegens daders die minderjarigen aanzetten of dwingen tot prostitutie? Zijn de opgelegde straffen in lijn met de strafmaat die de wetgever hiervoor heeft geïntroduceerd? Zo nee, valt iets te zeggen over de redenen waarom niet de maximale straf wordt opgelegd? Zijn er verzachtende omstandigheden zijdens pooierboys die regelmatig worden gehonoreerd? Zo ja, welke zijn dat?
Uit de dadermonitor van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen blijkt dat de gemiddeld opgelegde straf voor mensenhandelzaken in de periode 2011–2015 709 dagen vrijheidsstraf bedroeg. Dit betreft alle vormen van uitbuiting en zowel zaken met minderjarige als meerderjarige slachtoffers. De wet biedt ruimte om gevangenisstraffen op te leggen tussen 1 dag en 15 jaar. De maximumstraf voor mensenhandel met minderjarige slachtoffers ligt op 15 jaar, zonder strafverzwarende omstandigheden. Deze maximumstraf wordt meestal niet opgelegd. Om na te gaan welke verzachtende omstandigheden hierbij een rol spelen, is dossieronderzoek nodig. Verzachtende omstandigheden verschillen namelijk van zaak tot zaak. Ik acht het niet wenselijk om de capaciteit van het OM nu in te zetten op dergelijk onderzoek. Begin volgend jaar verschijnt bovendien de volgende dadermonitor van de Rapporteur. Ik wacht de analyse die hierin is opgenomen af.
Deelt u de mening dat een loverboy niets liefdevols voor ogen heeft, maar slechts uit is op eigen gewin ten koste van het seksueel exploiteren van minderjarige meisjes? Deelt u de mening dat het woord pooierboy veel meer de misdadige gedragingen van dat soort jongens tot uitdrukking brengt? Verdient het aanbeveling die term in de overheidscommunicatie te hanteren?
Ik ben inderdaad van mening dat een loverboy niets liefdevols voor ogen heeft, maar slechts uit is op eigen gewin. Vandaar dat in overheidscommunicatie ook altijd wordt gesproken over mensenhandelaren. Die term heeft mijn voorkeur. Af en toe wordt daarbij ook de term loverboys gebruikt omdat dit bij bepaalde professionals gelijk duidelijk maakt om welke vorm van mensenhandel het gaat. Deze term wordt echter nooit opzichzelfstaand gebruikt, maar alleen in combinatie met de term mensenhandel.
Het bericht ‘Met sociale koopwoningen gaat veel mis’ |
|
Paul Smeulders (GL) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Met sociale koopwoningen gaat veel mis»?1
Ja, ik ken het bericht.
Herkent u het uit deze uitzending naar voren komende beeld dat de regels voor sociale koop gemakkelijk misbruikt kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
Gemeenten beschikken over diverse instrumenten om te sturen op de beschikbaarheid van woningen, bijvoorbeeld als een gemeente ziet dat de schaarste van bepaalde woningen leidt tot onevenwichtigheden voor bepaalde groepen. De maatregelen variëren van afspraken op basis van vrijwilligheid tot afdwingbare afspraken. Een voorbeeld van een maatregel is dat een gemeente sociale koop opneemt in het bestemmingsplan. Een marktpartij is dan wettelijk gehouden om woningen voor maximaal 200.000 euro te bouwen op die bestemming. Afhankelijk van de keuze die de gemeente maakt, blijft de woning tussen de één en tien jaar behouden in de categorie. Een gemeente kan deze maatregel combineren met een zelfbewoningsplicht, waardoor alleen de eigenaar het huis mag bewonen. Ook kan een gemeente in een woonvisie opnemen dat een bepaald percentage van de nieuwbouw bestemd is voor sociale koop. De gemeente maakt voor het realiseren van de woonvisie privaatrechtelijke afspraken met een ontwikkelaar. Juridisch is de ontwikkelaar niet gebonden aan het realiseren van de woonvisie, wel aan de privaatrechtelijke afspraken.
Ik heb Platform 31 gevraagd om een onderzoek uit te voeren naar het gebruik van de categorie sociale koop in het bestemmingsplan en de handhaving ervan. Ook werk ik samen met gemeenten aan het vergroten van het passende woningaanbod en het beter benutten van de bestaande voorraad. Het is van belang dat gemeenten bestaande en eventuele nieuwe wettelijke mogelijkheden daadwerkelijk handhaven.
Is het waar dat gemeenten niet altijd de juiste deskundigheid in huis hebben om waterdichte juridische afspraken te maken? Zo ja, hoe komt dit volgens u? Zo nee, hoe is de situatie dan?
Er kan niet worden gezegd dat gemeenten niet over de juiste juridische deskundigheid beschikken. Dat kan per gemeente en per complexiteit van het woningbouwproject wisselen. Via het Expertteam woningbouw bied ik ondersteuning aan, gemeenten kunnen daar een beroep op doen als zij bijvoorbeeld juridische vraagstukken hebben in het kader van de woningbouw.
Het is van belang dat gemeenten, corporaties en marktpartijen samen afspraken maken over het bouwen van meer woningen, de inzet van de bestaande voorraad en doorstroming. Ik hoop te zien dat deze partijen goed met elkaar samenwerken, luisteren naar elkaars perspectief, samen naar oplossingen zoeken en hun verantwoordelijkheden nemen om het woningtekort terug te dringen en daarbij oog te houden voor de kwaliteit van de woonmilieus. Daarbij is het van belang dat partijen ervan uit kunnen gaan dat een gemaakte afspraak stand houdt, vanuit de kant van een gemeente en ook vanuit de kant van een marktpartij.
Hoeveel sociale koopwoningen zijn er de afgelopen vijf jaar bijgekomen en hoeveel zijn er de afgelopen vijf jaar verdwenen?
Ik beschik niet over data waaruit blijkt hoeveel sociale koopwoningen er op basis van de bestemmingscategorie de afgelopen vijf jaar zijn bijgekomen en verdwenen. Ik beschik wel over de verkooptransacties van nieuwbouwwoningen naar prijsklasse, maar dat geeft geen indicatie van het gebruik van de bestemmingscategorie sociale koop. Het marktaandeel van goedkope koopwoningen tot 200.000 euro is tijdens de crisis opgelopen naar circa 40 procent. Het laatste jaar is het marktaandeel afgenomen naar het pre-crisisaandeel van rond de 20 procent2.
Ziet u sociale koopwoningen als een belangrijk instrument om de betaalbaarheid op de woningmarkt te vergroten? Zo ja, wat gaat u doen om het aantal sociale koopwoningen te vergroten? Zo nee, waarom niet?
De bestemmingscategorie sociale koop is één van de instrumenten die een gemeente kan inzetten om te sturen op de beschikbaarheid van betaalbare woningen in de lokale woningmarkt. Andere instrumenten zijn bijvoorbeeld de erfpachtvoorwaarden, waarbij het aantal vierkante meters en de prijs bepaald kan worden door een gemeente. Of prestatieafspraken, waarbij een gemeente met corporaties en huurdersorganisaties afspraken kunnen maken over de woningtoewijzing of de verkoop van woningen aan bijvoorbeeld starters. Het is van belang dat gemeenten actief afwegen welke wettelijke mogelijkheden voor hen passend zijn, en daarnaast ook stevig handhaven op de naleving ervan om de toegankelijkheid en betaalbaarheid langdurig te borgen. Zoals gezegd heb ik Platform 31 gevraagd in beeld te brengen in hoeverre gemeenten gebruik maken van de bestemmingscategorie sociale koop en hoe zij handhaven. Ik zal uw Kamer komend jaar informeren over de resultaten van het onderzoek.
Bent u van plan om gemeenten te ondersteunen bij het vergroten van het aantal sociale koopwoningen? Zo ja, op welke manier gaat u dat concreet doen? Zo nee, waarom niet?
Via het Expertteam Woningbouw bied ik deze ondersteuning reeds aan. Dat Expertteam biedt specifiek kennis en ervaring op tal van gebieden in het kader van de woningbouw, zoals bouwbegeleiding, plantoetsing, gemeentelijke procedures en juridische mogelijkheden. Gemeenten met een ondersteuningsbehoefte, ook als het gaat om sociale koop, kunnen het Expertteam via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland benaderen.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het Wetgevingsoverleg Wonen en ruimte op 12 november 2018?
Ja.
Het bericht ‘Rabobank en ABN AMRO missen derivatendeadline’ |
|
Erik Ronnes (CDA), Roald van der Linde (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Rabobank en ABN AMRO missen derivatendeadline» uit het Financieele Dagblad van 26 oktober 2018?1
Ja.
Wat is uw reactie op het feit dat deze twee banken nu weer een belangrijke deadline missen? Waarom hebben deze banken hun eerder opgelopen achterstand niet in kunnen halen? Deelt u de mening dat deze kwestie zo snel mogelijk achter de rug moet zijn, zowel om ondernemers de duidelijkheid en de rust te geven die hun toekomt, als om deze smet op de financiële sector weg te nemen?
Zoals in de derde voortgangsrapportage van de AFM (die in juli met de Kamer is gedeeld) is gemeld, was de verwachting dat twee banken er niet in zouden slagen dit jaar nog alle MKB-klanten een aanbodbrief te sturen. Bij deze twee banken waren additionele maatregelen nodig om de eerder gestelde deadline te halen.
De procesoptimalisaties die de AFM met de banken met de meeste klantdossiers inmiddels is overeengekomen hebben geleid tot een aanzienlijke versnelling, maar de volledige achterstand is niet ingelopen. Dit wordt veroorzaakt doordat bij een deel van de dossiers van de banken met een gedeeltelijk geautomatiseerd controleproces meer maatwerk nodig is. Ik verwacht dat de doorgevoerde procesoptimalisaties ook in het laatste kwartaal sterk bijdragen aan het aantal aanbodbrieven dat wordt verstuurd. Tegelijkertijd zijn de banken er nog niet. De AFM geeft aan ook de komende tijd met de betrokken banken en externe dossierbeoordelaars procesoptimalisaties verder te zullen onderzoeken en de banken nauwlettend te blijven monitoren. Ik ben het met u eens dat de MKB-ondernemers zo snel mogelijk duidelijkheid moeten krijgen over hun compensatiebedrag. Om die reden zal ik, samen met de AFM, goed blijven monitoren dat banken al het mogelijke blijven doen om deze duidelijkheid zo snel mogelijk te geven.
Hebt u gesproken met vertegenwoordigers van deze twee banken om uit te vinden wat de oorzaken van het opnieuw missen van de deadline waren? Zo ja, wat was de uitkomst van dit gesprek? Zo nee, bent u bereid dit te doen? Wilt u hierbij ook de onvrede van de Kamer over het verloop van dit traject meenemen?
Begin november is er vanuit het ministerie opnieuw contact opgenomen met de twee banken om de voortgang te bespreken. In deze gesprekken is opnieuw het belang van tijdige afronding benadrukt en is ook de onvrede over het verloop van het traject overgebracht.
Hoeveel ondernemers wachten in totaal nu nog op duidelijkheid en een definitief voorstel?
De AFM geeft in haar meest recente rapportage (peildatum 1 oktober) aan dat van de 18.926 MKB-klanten die onder het herstelkader vallen, in totaal 7.946 klanten een aanbodbrief hebben gehad. Dit betekent dat 10.980 MKB’ers nog geen definitief aanbod hebben ontvangen van hun bank. De meesten hebben inmiddels wel een voorschot aangeboden gekregen; voor zover het de kwetsbare klanten betreft is er een voorschot aangeboden ter hoogte van 100% van het verwachte compensatiebedrag.
Hoe lang hebben deze ondernemers nu moeten wachten? Wat is de gemiddelde compensatie die ondernemers gekregen hebben?
Duidelijk is dat de MKB’er te lang hebben moeten wachten op hun compensatie. Per peildatum 1 oktober 2018 is in totaal 792 miljoen euro uitgekeerd aan 15.683 MKB-klanten in de vorm van een compensatiebedrag of voorschot. Een groot aantal MKB’ers zal naar verwachting aan het einde van dit jaar zijn compensatieaanbod of volledige voorschot hebben ontvangen.
Over het gemiddelde compensatiebedrag per klant is op dit moment nog niet veel te zeggen omdat een groot aantal klanten nog op een definitief aanbod wacht, maar vaak al wel een (gedeeltelijk) voorschot heeft ontvangen. Als alle klanten hun definitief aanbod hebben ontvangen, kan een betrouwbare inschatting gegeven worden van het gemiddelde compensatiebedrag.
Hoe lang heeft een gemiddelde ondernemer in dit proces moeten wachten van het begin tot het einde van dit proces?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe realistisch is het nu gestelde tijdspad van de verschillende banken, gelet op het feit dat volgens het artikel bij de Rabobank slechts 29% van de ondernemers een aanbod heeft gekregen?
Ik heb er, samen met de AFM, vertrouwen in dat banken alles op alles zetten op de gestelde deadlines te halen. Het is goed om te zien dat de procesoptimalisaties die de afgelopen maanden zijn doorgevoerd tot een versnelling hebben geleid bij de twee banken met de meeste klantdossiers, waardoor zij nu beter in staat zijn om op structurele wijze de geplande aantallen aanbodbrieven te versturen.
In hoeverre kan de Autoriteit Financiële Markten (AFM) de inzet van externe dossierbehandelaars beperken zonder dat dit leidt tot kwaliteitsverlies?
Het klopt dat er een balans moet worden gevonden tussen de gewenst snelheid waarmee de klantdossiers worden afgewikkeld, en de zorgvuldigheid over het compensatiebedrag waardoor er geen twijfel bestaat over de juistheid van de aangeboden compensatie. De optimalisaties die de AFM heeft goedgekeurd zien vooral op een efficiëntere inrichting van het controleproces. Dit is mogelijk doordat het uitvoerings- en interne beoordelingsproces van de bank op dusdanig niveau is gebracht door dat er voldoende kwaliteitswaarborgen zijn. De optimalisaties waarbij twijfel bestond over de noodzakelijke waarborgen, zijn niet door de AFM goedgekeurd. Overigens lopen er nog gesprekken of verdere optimalisaties mogelijk zijn.
Kunt u ingaan op de nieuwe werkwijze van de Rabobank, waarbij ondernemers wier definitieve berekening voor het einde van het jaar nog niet bekend is alvast een volledig voorschot krijgen en in geen geval daarvan terug hoeven te betalen? Zijn ondernemers en ondernemersorganisaties tevreden over dit voorstel? Kan deze werkwijze als «best practice» worden overgenomen door de andere banken?
Omdat het bij Rabobank gaat het om een aanzienlijk aantal klanten dat dit jaar geen aanbod krijgt, en de verwachte uitloop in 2019, heeft deze bank besloten om voorschotten te verstrekken (op basis van de volledige compensatie waar een MKB-klant onder het UHK recht op heeft).
ABN AMRO heeft aangegeven dat zij een uitloop naar 2019 verwacht met het sturen van aanbodbrieven, maar wel het 1e kwartaal 2019 verwacht af te ronden. In totaal heeft ABN AMRO inmiddels 224,6 miljoen euro aan voorschotten uitgekeerd aan kwetsbare en reguliere klanten. ABN AMRO heeft vooralsnog besloten om nu geen aanvullende voorschotten te verstrekken, aangezien dat het proces en het tempo van het sturen van aanbodbrieven zou verstoren en vertragen.
Export van 'dual use'-goederen en wapens naar Saudi-Arabië |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Nederlandse export naar Saudi-Arabië grijs gebied»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat er op dit moment 94 exportcontracten voor «dual use-«goederen aan Saudi-Arabië lopen, voor in totaal 136 miljoen euro, die door de Nederlandse overheid zijn goedgekeurd? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
De Nederlandse overheid is transparant over de afgegeven vergunningen voor zowel dual-use goederen als militaire goederen. Kerngegevens van elke afgegeven vergunning, waaronder vervaldatum en vergunde waarde, worden gepubliceerd op de website van de rijksoverheid.
Op 1 november 2018 was het aantal geldige vergunningen met als eindbestemming Saoedi-Arabië 88, met een totaal vergunde waarde van 133 miljoen euro.
Kunt u aangeven wat voor producten dit betreft en hoe uitgesloten is dat deze goederen ingezet (kunnen) worden in de oorlog in Jemen of voor interne repressie?
In de kolom «Omschrijving goederen» van bovengenoemde publiek toegankelijke overzichten staat aangegeven om welke goederen het gaat. Het betreft vooral afsluiters, warmtewisselaars en apparatuur voor informatiebeveiliging. In alle gevallen gaat het om civiel eindgebruik (olie-industrie, informatiebeveiliging, e.d.) in Saoedi-Arabië. Bij elke vergunningaanvraag wordt een risicobeoordeling gemaakt op basis van de combinatie exporteur, aard van de goederen, eindgebruiker, opgegeven eindgebruik, land van eindbestemming.
Wanneer er een risico bestaat dat de goederen worden gebruikt voor de oorlog in Jemen of voor interne repressie in Saoedi-Arabië wordt de vergunning niet verleend. Waar nodig worden extra mitigerende maatregelen getroffen, zoals aanvullende voorwaarden op de exportvergunning.
Zijn u, naast communicatieapparatuur voor Saudische tanks, nog andere voorbeelden bekend van export van niet-vergunningplichtig materieel dat voor militaire doeleinden of interne repressie ingezet kan worden? Zo ja, welke betreft dit?2
Het ministerie beschikt, behoudens de door u genoemde communicatieapparatuur, niet over gegevens van niet-vergunningplichtige goederen die verwerkt worden in vergunningplichtige militaire goederen. Het is echter goed voorstelbaar dat er meerdere van dit soort goederen bestaan. Wanneer een fabrikant bijvoorbeeld gebruik maakt van civiele bouten en moeren voor een militair goed, vallen die bouten en moeren niet onder de vergunningplicht.
Klopt het dat er geen wapens meer van Nederland naar Saudi-Arabië worden geëxporteerd? Zo nee, waarom niet?
Zoals vermeld in de Kamerbrief van 13 januari 2016 was het Nederlandse wapenexportbeleid ten aanzien van Saoedi-Arabië reeds zeer restrictief.3 Naar aanleiding van het meest recente rapport van de Group of Eminent Experts, heeft het Kabinet besloten het wapenexportbeleid verder aan te scherpen, zoals aangegeven door Minister Kaag tijdens de begrotingsbehandeling op 29 november jl. De «presumption of denial» die al gold voor leveranties aan de luchtmacht en de grondtroepen van Saoedi-Arabië, geldt nu ook voor de marine. Dat betekent dat er geen militaire goederen worden geëxporteerd naar Saoedi-Arabië, tenzij onomstotelijk vaststaat dat ze niet worden ingezet in de strijd in Jemen.
Dit betekent niet dat geen enkele aanvraag voor export van militaire goederen meer wordt goedgekeurd. In 2017 zijn geen aanvragen goedgekeurd, maar in 2018 een viertal voor de civiele industrie. Zie hiervoor ook bovengenoemde publiek toegankelijke vergunningoverzichten.
Kunt u een overzicht geven, op dezelfde wijze als eerder is gedaan,3 van de export door Nederland van militair materieel en van afgegeven vergunningen voor de export en doorvoer van militair materieel aan Saudi-Arabië sinds 15 januari 2016?
Ja. In de periode van 15 januari 2016 tot 1 november 2018 zijn voor Saoedi-Arabië in totaal 11 vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen en dual-use goederen met militair eindgebruik(er) afgegeven. Hierbij is een militair eindgebruiker gedefinieerd als «strijdkrachten, de binnenlandse veiligheidsdienst of vergelijkbare eenheden».5
Van dit aantal betroffen zes vergunningen definitieve uitvoer, twee doorvoer, twee retour-na-reparatie zendingen en één after-sales. De totale waarde van de afgegeven vergunningen voor definitieve uitvoer bedraagt € 304.344,– en de totale waarde van doorvoer bedraagt € 3,5 miljoen. Hieronder worden, zoals gevraagd, de afgegeven vergunningen voor definitieve uitvoer en doorvoer nader toegelicht.
In het tijdsbestek 15 januari 2016 tot en met 1 november 2018 zijn zes vergunningen voor definitieve uitvoer afgegeven, allen in het jaar 2018:
In het tijdsbestek 15 januari 2016 tot en met 1 november 2018 zijn twee doorvoervergunningen afgegeven:
In het tijdsbestek 15 januari tot en met 1 november 2018 zijn twee vergunningen afgegeven voor retour-na-reparatie zendingen.
In het tijdsbestek 15 januari tot en met 1 november 2018 is één vergunning afgegeven voor een after-sales transactie. In augustus 2016 is een vergunning verleend voor de uitvoer van reservedelen voor (militaire) radarsystemen t.w.v. € 21.400,–, via Frankrijk. Deze reservedelen dienen ter onderhoud van de in 2003 geleverde radarsystemen die worden gebruikt op fregatten van de Saoedische marine.
Het overslagstation voor aardgascondensaat te Roodeschool |
|
Henk Nijboer (PvdA), William Moorlag (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van RTV Noord, waarin de burgemeester van de gemeente Eemsmond wordt geïnterviewd over het overslagstation voor aardgascondensaat in Roodeschool?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat het ongewenst is dat midden in de kom van een dorp, in casu Roodeschool, aardgascondensaat over te slaan? Zo nee, waarom niet?
Ja ik deel de opvatting dat het ongewenst is dat een dergelijke installatie in de kom van het dorp staat. Het bedrijf Noordgastransport beschikt over de benodigde vergunningen voor de overslaginstallatie in Roodeschool. Het bedrijf is erop ingericht het aardgascondensaat via het spoor te vervoeren. De locatie is sinds het midden van de jaren-70 van de vorige eeuw in gebruik. De overslaginstallatie is een mijnbouwinstallatie en valt onder het toezicht van SodM. De overslaginstallatie en het verladen van het aardgascondensaat zorgen niet voor zodanige risico’s dat verplaatsing van de installatie af te dwingen is.
Op dit moment zou, mede gezien de kritische houding van de maatschappij ten aanzien van industriële activiteiten en mijnbouw, voor een aardgascondensaat overslaginstallatie een locatie buiten het centrum van een dorp worden gezocht. Ik ben bereid opnieuw het gesprek met het bedrijf en de gemeente aan te gaan over een alternatief.
Deelt u de opvatting dat het een beter, duurzamer en veiliger alternatief is om aardgascondensaat per schip vanuit de Eemshaven naar Rotterdam te transporteren, in plaats van, na overslag in een dorpskom, via een spoortracé dat een groot aantal dorpen en stedelijke centra doorsnijdt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de opvatting dat aardgaswinning en de aardgasindustrie de leefbaarheid in de provincie Groningen heeft aangetast? Zo nee, waarom niet?
In de afgelopen jaren is de leefbaarheid, met name in het aardbevingsgebied, negatief beïnvloed. Ik ben druk bezig om het negatieve effect zoveel mogelijk te verminderen. Dit doe ik door enerzijds de gaswinning af te bouwen en deze op termijn te staken en anderzijds door schade te compenseren, de bestaande risico’s zo veel mogelijk te beperken en via het Nationaal Programma Groningen te investeren in toekomstperspectief voor het gebied.
Deelt u de opvatting dat het verplaatsen van de overslag van aardgascondensaat van de dorpskom van Roodeschool naar de Eemshaven bijdraagt aan verbetering van de leefbaarheid van het gebied? Zo nee, waarom niet?
Ja, die opvatting deel ik. Een deel van de inwoners van Roodeschool is bezorgd en wil dat deze verladingen niet meer in het dorp plaatsvinden. Voor hen beïnvloedt deze zorg de leefbaarheid op een negatieve manier. Als de installatie niet in het dorp zou staan, dan zou de leefbaarheid voor deze bewoners verbeteren.
Aan de andere kant heb ik te maken met een installatie die voldoet aan de eisen en waarvoor vergunningen zijn afgegeven. De overslaginstallatie en het verladen van het aardgascondensaat zorgen niet voor zodanige risico’s dat verplaatsing van de installatie af te dwingen is.
Deelt u de opvatting dat, mede in het licht van het gegeven dat de lusten van de gaswinning hoofdzakelijk elders in Nederland zijn genoten en de Groningers onevenredig de lasten dragen -hetgeen zeer zwaar drukt in Groningen-, het gerechtvaardigd is dat een miniem deel van de aardgasbaten wordt aangewend om de overslag van aardgascondensaat uit Roodeschool te verplaatsen? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet. Het algemene beleid is dat inkomsten niet worden geoormerkt voor bepaalde uitgaven. De toekomst van Groningen is voor het kabinet van belang. Het kabinet werkt samen met de provincie Groningen en de regio aan het Nationaal Programma Groningen dat gefinancierd wordt vanuit het Rijk met 1,15 miljard euro.
Begrijpt u dat de burgemeester van Eemsmond teleurgesteld is dat het niet is gelukt om tezamen met de industrie en u het aardgascondensaatoverslagstation te verplaatsen? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik begrijp dat de burgemeester teleurgesteld is. De burgemeester heeft zich meerdere jaren ingezet om de overslaginstallatie uit Roodeschool te krijgen. Ik heb begrepen dat uiteindelijk het bedrijf Noordgastransport niet bereid was om kosten voor het verplaatsen van de overslaginstallatie te dragen.
Noordgastransport beschikt over de benodigde vergunningen voor de overslaginstallatie in Roodeschool. De overslaginstallatie is een mijnbouwinstallatie en valt onder het toezicht van SodM. De overslaginstallatie en het verladen van het aardgascondensaat zorgen niet voor zodanige risico’s dat verplaatsing van de installatie af te dwingen is.
De vergunning van Noordgastransport is afgegeven voor onbepaalde duur. Het is gebruikelijk dat dergelijke vergunningen om de tien jaar en op initiatief van de vergunninghouder worden geactualiseerd middels een revisie. Omdat er gesprekken werden gevoerd over de verplaatsing van de installatie, lag het niet in de rede om voor de huidige locatie een actualisatie uit te voeren. Nu de verplaatsing van de baan lijkt, zal ik Noordgastransport verzoeken om een revisie van de vergunning aan te vragen. Aan de hand hiervan kan ik onderzoeken of de overslaginstallatie actualisatie behoeft.
In 2017 is het bestaande passagiersstation van Roodeschool verplaatst naar een andere locatie. De overslaginstallatie is echter op de huidige locatie gebleven omdat het bedrijf de verplaatsing niet wilde financieren. Dat is wat mij betreft een gemiste kans. Ik heb in mijn brief2 van 5 oktober 2018 de Tweede Kamer geïnformeerd over het Nationaal Programma Groningen. Dit programma gaat over stads- en dorpsvernieuwing in Groningen en zal de komende tijd door de regio en mijn ministerie nader worden uitgewerkt. De gemeente Eemsmond en de provincie Groningen zouden in het kader van dit programma voor kunnen stellen om een vernieuwingsproject op te zetten waarin de verplaatsing van de overslaginstallatie een onderdeel is. Ik ben daarnaast van mening dat het Noordgastransport zou sieren als zij hierbij een actieve rol neemt en zal dit gesprek nogmaals met het bedrijf voeren.
Bent u bereid om de verplaatsing van het overslagstation alsnog te (doen) realiseren? Zo ja, op welke termijn gaat u hiervoor zorg dragen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Dreigende acties bij Tennet |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «TenneT laat cao-ultimatum verlopen, vakbonden komen met verrassingsacties»?1
Ja.
Hoe hebben de cao-onderhandelingen, in een bedrijfstak waar doorgaans via de weg van overleg en onderhandelingen nieuwe cao’s worden afgesloten, kunnen uitmonden in een impasse, een ultimatum van de werknemersorganisaties en dreiging van collectieve acties?
Tot 1 mei 2018 maakte TenneT deel uit van de bestaande raam-cao voor (regionale) netbeheerders. Nu TenneT als de netbeheerder van het hoogspanningsnet andere kenmerken heeft dan een beheerder van het regionale net, onder meer door de internationale context waarin TenneT opereert en TenneT’s grootschalige offshore activiteiten, acht TenneT het efficiënter om een eigen integrale raam/bedrijfscao aan te gaan. Hierdoor ontstond een nieuw uitgangssituatie die voor een nieuwe dynamiek tussen de gesprekspartners zorgde.
Wat is de actuele stand van zaken met betrekking tot de onderhandelingen over een cao voor het personeel van TenneT?
Ik begrijp dat TenneT voornemens is in gesprek te blijven met de vakbonden. Ik kan niet vooruit lopen op de uitkomst van eventuele verdere gesprekken.
Heeft de Nederlandse Staat als 100% aandeelhouder van TenneT Nederland formeel of informeel invloed op deze onderhandelingen? Zo ja, waar bestaat die invloed uit?
Cao-onderhandelingen zijn een zaak tussen werkgever en werknemer. De aandeelhouder heeft hierbij geen formele rol. Dit neemt niet weg dat ik graag verneem wat de uitkomsten van de gesprekken tussen de werkgever en de werknemers zijn.
Deelt u de mening van TenneT dat het bedrijf met een andere arbeidsmarkt te maken heeft dan de regionale netwerkbedrijven? Zo ja, waar bestaat dit verschil met betrekking tot de arbeidsmarkt uit en rechtvaardigt dat dat TenneT een eigen cao nodig heeft? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Acht u het mogelijk dat eventuele acties van het personeel de leveringszekerheid op enigerlei wijze in gevaar kunnen brengen? Zo ja, waar denkt u dan aan? Zo nee, waarom niet?
TenneT heeft mij laten weten dat de publieke belangen, waaronder leveringszekerheid van elektriciteit, niet in gevaar zijn. De beschikbaarheid van elektriciteit is van vitaal belang voor Nederland en dient ten alle tijden gewaarborgd te zijn.
Kunnen collectieve (verrassings)acties anderszins publieke belangen schaden, welke stappen worden gezet en welke voorzieningen worden getroffen om de publieke belangen te borgen?
TenneT heeft intern vastgesteld welke processen binnen de bedrijfsvoering vitaal zijn. Dit zijn netveiligheid en markt gerelateerde processen, oftewel de elektriciteitsvoorzieningsprocessen. Voorafgaand aan eventuele acties zal er een veiligheidsoverleg plaatsvinden tussen TenneT en de vakbonden om te borgen dat de leveringszekerheid niet in gevaar komt. Als zodanig, heb ik samen met TenneT dan ook geen reden om aan te nemen dat de publieke belangen in gevaar zijn of dat er aanleiding is om voorzieningen te treffen voor het additioneel borgen van de publieke belangen.
Het onderzoek van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) naar medicinale cannabis |
|
Kathalijne Buitenweg (GL) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) die een evaluatie heeft aangeboden van de medicinale waarde van cannabis aan de Verenigde Naties?1
Ik heb kennisgenomen van het bericht.
Wat vindt u van de constatering dat er voldoende wetenschappelijk bewijs voorhanden is teneinde de huidige kwalificaties van cannabis, voor zover medicinaal toegepast, te heroverwegen? Deelt u de mening dat de conclusies en de aanbevelingen, gevolgen moeten hebben voor de Nederlandse benadering van medicinale cannabis en de thuiskweek ervan? Zo nee, waarom niet?
Nee. Alleen de door het Bureau medicinale cannabis (BMC) gecontracteerde teler heeft een ontheffing om medicinale cannabis ten bate van levering aan de apotheek. De voorwaarden die gesteld worden aan deze gecontracteerde teler zijn zeer streng en zien met name op de kwaliteit van het product. Daarnaast wijs ik op het belang van het hanteren van strikte protocollen, noodzakelijk voor het kunnen garanderen van de constante kwaliteit van medicinale cannabis. Het telen van cannabis onder ongeconditioneerde omstandigheden (zoals thuisteelt) zal tot gevolg hebben dat de samenstelling en concentratie van verschillende stoffen in het eindproduct steeds verschillen. Waardoor de werking en mogelijke bijwerkingen niet te voorzien zijn. Tevens zal het materiaal niet vrij zijn van contaminatie.
De WHO Expert Committee on Drug Dependence (ECDD) kwam van 12 tot en met 16 november 2018 bij elkaar. De conclusies ten aanzien van cannabis uit deze bijeenkomst zullen vervolgens in december aan de Commission on Narcotic Drugs (CND) van de Verenigde Naties worden gepresenteerd. Daar kan ik nu dus nog geen uitspraken over doen.
Bent u bekend met de grote praktische en emotionele problemen die patiënten ondervinden als zij hun eigen medicinale cannabis willen kweken, zoals bijvoorbeeld de continue dreiging van strafvervolging en huisuitzetting? Bent u bereid patiënten, waarvoor de bij de apotheek verkrijgbare medicinale cannabis niet werkt, onder voorwaarden en onder toezicht toe te staan te voorzien in de eigen productie van medicinale cannabis? Zo nee, waarom niet?
Het (thuis) telen van cannabis is op grond van de Opiumwet verboden, ongeacht de aanleiding voor het telen. Thuisteelt van cannabis blijft verboden volgens de Opiumwet. Van het telen van medicinale cannabis is alleen sprake als hiertoe door de Minister van VWS een ontheffing is verleend (artikel 8 Opiumwet). Medicinale cannabis is dan ook alleen beschikbaar op recept. Het is bereid onder geconditioneerde omstandigheden waardoor kwaliteit is gegarandeerd wat betreft samenstelling en de concentratie THC en CBD en vrij is van contaminaties. De cannabis die bij mensen thuis geteeld wordt is per definitie geen medicinale cannabis.
Kunt u aangeven wat uw inzet zal zijn in VN-verband inzake de conclusies en de aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie? Bent u bereid deze conclusies en aanbevelingen te onderschrijven? Zo nee, waarom niet?
De ECDD hield de review van cannabis tijdens haar eenenveertigste vergadering die plaatsvond van 12 tot en met 16 november 2018. De ECDD zal de conclusies begin december 2018 presenteren aan de CND. Nederland hecht veel waarde aan de gemandateerde rol die de WHO heeft ten aanzien van de risicobeoordeling van stoffen en het doen van aanbevelingen aan de CND ten aanzien van het plaatsen van stoffen op de lijsten van de internationale drugsverdragen. De Nederlandse inzet zal bepaald worden op basis van de inhoud van de conclusies en mogelijke aanbevelingen ten aanzien van cannabis die de ECDD in december zal presenteren.
De Regeling ammoniak en veehouderij |
|
Erik Ziengs (VVD), Helma Lodders (VVD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav) die bedoeld is om emissies en depositie van ammoniak te verminderen?
Ja.
Deelt u de mening dat veehouders, stalbouwers, fabrikanten (van luchtwassers) en ondernemers (uit andere sectoren) met innovatieve ideeën gebruik moeten kunnen maken van de Rav? Zo ja, op welke manier enthousiasmeert u veehouders, stalbouwers, fabrikanten (van luchtwassers) en ondernemers (uit andere sectoren) om te komen met innovatieve ideeën die de ammoniakemissie kan reduceren?
Ja, ik deel de mening dat aanvragers met innovatieve ideeën gebruik moeten kunnen maken van de Rav. De uitvoering van de Rav door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) en de advisering van de deskundigen van de Technische Advies Pool (TAP) zijn primair gericht op de beoordeling van innovatieve technologieën. Daarnaast is RVO.nl dit jaar begonnen met quick scans, waarbij RVO.nl met name voor nieuwe aanvragers informatie verschaft over de beoordelingsprocedures, de regelgeving en subsidiemogelijkheden. Het is daarbij mogelijk een projectidee of plan voor te leggen aan de deskundigen van de TAP. De ondernemer krijgt dan advies over de verdere ontwikkeling hiervan en de mogelijke uitwerking tot een aanvraag voor de beoordeling.
Kunt u aan de hand van een voorbeeldcasus van een ondernemer (een ondernemer, innovatief, niet werkzaam in de veehouderij heeft een briljant idee waarbij de ammoniakreductie uit stallen fors gereduceerd kan worden) de procedure doorlopen welke stappen deze ondernemer moet zetten, welke informatie deze ondernemer moet aanleveren, hoe lang het duurt voordat een ondernemer duidelijkheid heeft, welke tijd hiermee gemoeid is en alle andere relevante handelingen? Zo nee, waarom niet?
Een ondernemer met een idee voor een nieuw systeem, kan met de quick scan (zie antwoord 2) worden geïnformeerd over alle stappen van de beoordeling. Indien de ondernemer zijn projectidee wil voorleggen aan de TAP dan krijgt hij binnen een maand advies hierover. De aanvraagprocedures die daarna kunnen volgen, zijn weergegeven in een schema op de website van RVO.nl1. Als een innovatief stalsysteem nog niet is opgenomen in de Rav kan een ondernemer een aanvraag indienen voor het verkrijgen van een bijzondere emissiefactor voor een proefstal. De ondernemer levert daarvoor de volgende informatie aan: een projectplan met toelichting over de werking van de techniek; een tekening van de stal met overzicht van de omgeving en een meetplan waarin wordt aangegeven hoe de metingen en rapportage zullen worden uitgevoerd. De beoordelingsprocedure kent een looptijd van maximaal 20 weken, indien de gevraagde informatie correct en tijdig is aangeleverd.
Kunt u aangeven of en op welke manier er samenwerking is met andere landen bij het opnemen van goede concepten op de Rav-lijst die emissies en depositie verminderen?
Nederland werkt hiervoor samen met Denemarken, Duitsland en sinds kort ook Vlaanderen binnen VERA (Verification of Environmental Technologies for Agricultural Production). Hoofddoel van VERA is het bevorderen van een internationale markt voor agrarische milieutechnologieën. Voor de beoordeling voor de Rav (ammoniak) levert VERA de eerste resultaten op. VERA garandeert dat meetresultaten van systemen, die bijvoorbeeld in Denemarken met behulp van het VERA-protocol zijn getest, ook in Nederland kunnen worden gebruikt bij de beoordeling voor de Rav-lijst.
Kunt u aangeven of er een versnelde procedure is voor ondernemers die test- en praktijkervaring hebben in landen om ons heen? Zo nee, waarom niet? Deelt u de mening dat alle goede ideeën met goede resultaten in de praktijk zo snel mogelijk ingezet moeten kunnen worden om het doel van de Regeling – het verminderen van emissies en depositie – in de praktijk toe te kunnen passen? Zo nee, waarom niet?
De beoordeling van meetrapporten is de basis voor het vaststellen van definitieve emissiefactoren. Er is geen versnelde beoordelingsprocedure voor aanvragers die in onze buurlanden test- en praktijkervaring hebben opgedaan. Maar als aanvragers over meetrapporten beschikken die voldoen aan de Nederlandse eisen voor metingen, dan kan de beoordeling voor ammoniak relatief snel plaatsvinden. VERA faciliteert dit (zie antwoord 4).
Wat kunt u doen om de constatering, dat ondernemers ervaren dat de procedure tot opname op de Rav-lijst bureaucratisch is, om te buigen naar een werkwijze die ondernemers stimuleert om met goede ideeën te komen?
Zoals ik de Kamer eerder heb gemeld2 is de afgelopen jaren inzet gepleegd om te komen tot een transparanter, effectiever en efficiënter stelsel van stalbeoordelingen. Voor elke type aanvraag zijn de beoordelingsprocedures geoptimaliseerd, waarbij de doorlooptijden zijn verkort. In 2017 is een Werkgroep stalbeoordeling opgericht waarin ook partijen uit het bedrijfsleven zijn vertegenwoordigd. De werkgroep heeft aangegeven positief te zijn over de verbeteringen in het beoordelingsproject en over de klankbordgroepen voor fabrikanten, die RVO.nl heeft ingesteld.
Maar ook mij bereiken nog steeds kritische geluiden over de stalbeoordeling, ondanks deze verbeteringen. Ook in het kader van het innovatiespoor van de sanering en de verduurzaming van de varkenshouderij3 is een actievere ondersteuning nodig van innovatieve ondernemers. Dat kan hen helpen de benodigde informatie voor een beoordeling snel en volledig aan te leveren bij RVO.nl. Ik zie hierbij, op basis van de positieve ervaringen in de fijnstof pilot van de Food Valley, met name een rol weggelegd voor marktpartijen die aanvragers actief kunnen ondersteunen en niet voor RVO.nl. Ik zal dit punt inbrengen in overleggen over het innovatiespoor varkenshouderij.
Klopt het dat de Rav-lijst uitgaat van alleen concepten en systemen? Zo ja, waarom is hiervoor gekozen?
De bijlage bij de Rav geeft inderdaad huisvestingsystemen en nageschakelde technieken met de bijbehorende emissiefactor weer. Maar de ammoniakwetgeving gaat niet uit van technieken, maar is gericht op het voldoen aan maximale emissiewaarden. Hoewel daar in de praktijk nog niet vaak gebruik van wordt gemaakt, is het inzetten van meerdere kleine (deel)technieken hierbij mogelijk.
RVO.nl verkent op mijn verzoek op welke wijze de stalbeoordeling kan bijdragen aan toelating van kleine innovaties op de Rav-lijst.
Klopt het dat een willekeurig bedrijf, dat een nieuw concept of systeem op de markt brengt, een omschrijving van het concept of systeem moet overleggen en deze omschrijving op de Rav-lijst komt te staan? Wat vindt u van het risico dat een ondernemer loopt dat zijn concept of systeem kan worden nagebouwd zonder de benodigde details? Wat vindt u van het feit dat deze ondernemer soms jarenlang heeft geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling en met het plaatsen op de Rav-lijst iedere willekeurige bouwer van de betreffende informatie gebruik kan maken en dit na kan bouwen? Op welke manier wordt dit voorkomen? Kan een ondernemer een ontheffing of een andere manier van rapporteren aanvragen? Zo nee, waarom niet? Bent u van mening dat door vroegtijdig de details prijs te moeten geven een ondernemer terughoudend zal zijn om dit soort concepten of systemen te ontwikkelen? Zo nee, waarop baseert u dit?
Het klopt dat van nieuwe technieken, waarvoor een definitieve emissiefactor wordt vastgesteld, een beschrijving wordt gepubliceerd in de bijlage van de Rav. Ik ben me er van bewust dat publicatie een risico geeft op het nabouwen van systemen en dat dit laatste wordt gezien als een belemmering voor innovatie. De beschrijving is bedoeld voor het bevoegd gezag, ter controle op de juiste uitvoering en werking van het systeem. Een ontheffing op het publiceren van een beschrijving acht ik daarom niet wenselijk. Maar de beschikbaarheid van de beschrijving van de techniek wordt in de praktijk al wel beperkt. Voordat nieuwe stalsystemen zijn bemeten, kunnen ze namelijk met een voorlopige emissiefactor op de Rav worden opgenomen, voor de duur van maximaal vijf jaar. De bijbehorende beschrijvingen zijn in dat geval alleen opvraagbaar voor bevoegde gezagen en zo wordt nabouwen dus tegengegaan. Daarnaast is in de Rav sinds medio 2017 de mogelijkheid opengesteld om een systeem met een certificaat, of een verificatie-verklaring zoals van VERA, op te nemen. Daarbij worden de prestaties van één bepaald systeem nadrukkelijk gekoppeld aan één fabrikant. Er zijn echter nog geen fabrikanten geweest die hier gebruik van hebben gemaakt.
Deelt u de mening dat juist innovatieve ideeën voldoende kans moeten krijgen en gestimuleerd zouden moeten worden om de reductie van ammoniakemissie (en of andere stoffen) terug te dringen? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat de geschetste belemmeringen opgeheven worden?
Ja, ik deel de mening dat innovatieve ideeën van belang zijn voor de reductie van emissies naar de lucht. Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 8.
Kunt u aangeven hoe de Technische Advies Pool (TAP) tot stand is gekomen? Welke functies zijn in deze TAP belegd? Welke expertise is in deze TAP belegd? Hoe worden mensen benadert die in deze TAP zitting hebben?
Het professionaliseringsproces van de uitvoering van de Rav heeft geresulteerd in de efficiëntere beoordelingsprocedure waarbij de Technische advies commissie van de Rav (TacRav) is omgevormd tot de TAP. Alle deskundigen van de TAP zijn in functie als technische beoordelaar van aanvragen. In de beantwoording van het SO aanpassingen stalbeoordeling TacRav4 heb ik aangegeven vanuit welke partijen de deskundigen van de TAP afkomstig zijn. Zij hebben naast de technische kennis die hiervoor nodig is, veelal specifieke kennis van bepaalde emissies of sectoren, handhaving, innovatie en marktontwikkelingen. Belangrijk is ook dat zij onafhankelijk zijn en dus geen belang hebben bij de beoordelingen. De deskundigen waren deels al actief in de TacRav. Daarnaast heeft RVO.nl nieuwe deskundigen toegevoegd om in de benodigde expertise te kunnen blijven voorzien.
Kunt u aangeven welke stappen u inmiddels gezet heeft waar de motie-Lodders over belemmeringen in het testen van stalconcepten (Kamerstuk 28 973, nr. 202) om gevraagd heeft?
RVO.nl heeft op mijn verzoek belemmeringen in kaart gebracht die nieuwe bedrijven of aanvragers uit andere sectoren ondervinden bij het testen van stalconcepten. Belemmeringen die genoemd zijn: de onbekendheid met de Rav en de proefstalregeling; de mogelijkheid dat een innovatief systeem wordt nagebouwd; de hoge kosten voor metingen en de vereiste minimale emissiereductie waardoor «kleine innovaties» (deelsystemen en/of aanvullende technieken) niet worden ontwikkeld. Eind dit jaar zullen deze belemmeringen en mogelijke oplossingsrichtingen ook in de Werkgroep stalbeoordeling worden besproken. Ik zal de Kamer begin volgend jaar informeren over de stappen die ik zal zetten om deze belemmeringen zo veel mogelijk weg te nemen.
Bent u bereid deze vragen één voor één te beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat zware pijnstillers nog steeds met een vervalst recept te verkrijgen zijn |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de tv-uitzending van Radar waaruit blijkt dat zware pijnstillers nog steeds met een vervalst recept bij de apotheek te verkrijgen zijn?1
Ja.
Erkent u dat dit nog steeds mogelijk is? Wat vindt u hiervan?
Ik vind het ongewenst en vervelend dat met vervalste recepten een zware pijnstiller is verkregen. Het moedwillig vervalsen van een recept is een vorm van fraude. De apotheker zal vanuit zijn professie een onjuist of onvolledig recept moeten kunnen achterhalen.
Het is aan de voorschrijver een recept volgens de vigerende richtlijnen en wetgeving (onder ander de Opiumwet) digitaal voor te schrijven.
Wanneer een recept door de voorschrijver incorrect is opgesteld, is het aan de apotheker om dit op te merken en contact te zoeken met de betreffende voorschrijver. De apotheker dient bij een vervalst recept aangifte te doen en dit te melden bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en kan ook de apothekersorganisatie KNMP berichten. De apothekers hebben een waarschuwingssysteem om elkaar te informeren over het aanbieden van vervalste recepten.
Wat heeft u gedaan sinds het vorige onderzoek in mei 2017? Bent u van mening dat er voldoende is gebeurd om de controle te verbeteren?
Op 12 juli 2017 is een verslag2 naar de Kamer gestuurd van het overleg dat heeft plaatsgevonden tussen het Ministerie van VWS en de KNMP, in aanwezigheid van twee apothekers van de reportage toentertijd. De uitzending heeft bij de beroepsgroep van apothekers geleid tot een wake up call. Apothekers zijn toen gewezen op hun verantwoordelijkheid om incorrecte recepten van passanten beter te controleren.
De inspectie heeft ook aandacht voor valse recepten bij het reguliere toezicht op apotheken.
Ook zijn stappen gezet om de digitale uitwisseling van medicatiegegevens te bevorderen. Het is belangrijk dat het vastleggen en uitwisselen van medicatiegegevens door zorgverleners onderling goed gaat. Zoals in het verslag staat, financier ik hiertoe de herziening van de zorgbrede richtlijn «Overdracht van medicatiegegevens in de keten» en de bijbehorende informatiestandaarden. Sinds het vorige onderzoek hebben alle betrokken partijen zich hard gemaakt om de controle te verbeteren.
Bent u van mening dat het papieren recept te makkelijk te vervalsen is? Bent u van mening dat het papieren recept vervangen moet worden door een elektronisch recept? Zo ja, hoe gaat u dit bevorderen?
Zoals ik bij de beantwoording van vraag 2 heb gezegd is het vervalsen van een recept een vorm van fraude. Dit moet voorkomen worden. Van de ruim 250 miljoen recepten die jaarlijks bij de apothekers binnenkomen, wordt ongeveer 95 procent elektronisch opgesteld. Om de laatste vijf procent recepten ook digitaal te ontvangen, roep ik de apothekers en voorschrijvers op afspraken te maken om enkel elektronische recepten te gebruiken.
Ondanks het streven het gebruik van papieren recepten nog verder terug te dringen, kan het in bijzondere gevallen nodig zijn een papieren recept te gebruiken. Onder bepaalde omstandigheden moet een arts altijd de mogelijkheid hebben een recept op papier uit te schrijven. Hierbij valt te denken aan een grote internet- of e-mailstoring en spoedsituaties. Ik roep apothekers op om extra alert te zijn bij papieren recepten en bij een «niet-pluis-gevoel» de voorschrijver te consulteren.
Hoe gaat u voorkomen dat het over een jaar nog steeds mogelijk is om met een vervalst recept medicijnen mee te krijgen bij een apotheek?
In december ga ik in gesprek met de betrokken apothekers uit de reportage en de KNMP. In dit gesprek vraag ik «hoe dit bij herhaling kan gebeuren» en «hoe dit voorkomen kan worden». Ik benadruk dat het verkrijgen van medicijnen met behulp van valse recepten echt niet kan. Ik wil alle apothekers dan ook opnieuw en met nadruk oproepen om papieren recepten beter te controleren. Ook vraag ik de KNMP en de voorschrijvers met elkaar in overleg te gaan om afspraken te maken om enkel elektronisch voor te schrijven.
Daarnaast stimuleer ik het digitaal vastleggen en uitwisselen van medicatiegegevens in het Landelijk Schakelpunt (LSP). Dit doe ik door het gebruik hiervan blijvend in het Informatieberaad Zorg en andere overleggen met zorgverleners en patiënten te agenderen.
Tot slot heb ik de IGJ gevraagd om in haar reguliere inspectiebezoeken het onderwerp op de agenda te zetten.
Het bericht ‘Onderzoek naar natuurinclusieve landbouw’ |
|
Laura Bromet (GL) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Onderzoek naar natuurinclusieve landbouw»?1
Ja.
Klopt het dat er een onderzoek komt onder boeren over hun visie op natuurinclusieve landbouw en dat u de opdrachtgever bent?
Ja.
Klopt het dat het doel van het onderzoek is om inzicht te krijgen in de hoeveelheid boeren die bereid zijn om actie te ondernemen voor de natuur en biodiversiteit op of rondom hun bedrijf, de hoeveelheid boeren die dat al hebben gedaan en de kansen en belemmeringen die boeren bij natuurinclusieve landbouw ervaren?
Ja.
Klopt het dat het onderzoek zal worden gebruikt om toekomstig beleid vorm te geven?
Dit is mogelijk. Het zal mede afhangen van het aantal boeren dat reageert en de mate waarin dit een representatief beeld oplevert van de agrarisch populatie van Nederland.
Klopt het dat alleen leden van LTO-Nederland (LTO) kunnen meedoen aan het onderzoek?
Ik hecht er waarde aan dat iedereen die wil deelnemen aan het onderzoek, die mogelijkheid ook heeft. De vragenlijst is daarom via de website van PBL voor iedereen toegankelijk gemaakt en dit is breder gecommuniceerd. Deze is nu gedeeld via een aantal agrarische vakbladen en actief verspreid binnen de relevante netwerken. Op deze manier kunnen boeren die geen lid zijn van een organisatie ook meedoen aan het onderzoek.
Het PBL heeft voor dit onderzoek vanuit onderzoekstechnische redenen een ledenbestand nodig dat goed is georganiseerd en een vertegenwoordiging vormt van een breed deel van de boerengemeenschap. In de klankbordgroep van het onderzoek is daarom gekozen om de vragenlijst actief onder de LTO-leden te verspreiden.
Deelt u de mening dat het niet representatief is om enkel boeren die lid zijn van LTO mee te laten doen aan dit onderzoek?
Ik vertrouw op de professionaliteit van de onderzoekers en de klankbordgroep dat zij een goede onderzoeksopzet hebben ontworpen. In de klankbordgroep voor het onderzoek nemen Groenfonds, Rabobank, Triodos Vrije Universiteit Amsterdam, Wageningen Economic Research, LTO Nederland, Living Lab Fryslan/Netwerk Natuurinclusieve Landbouw en BoerenNatuur deel.
Gezien het feit dat het onderzoek niet de gemiddelde Nederlandse boer zal weerspiegelen, deelt u de mening dat het onjuist zou zijn om op basis daarvan toekomstig beleid met betrekking tot natuurinclusieve landbouw vorm te geven?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om ook boeren die niet lid zijn van LTO te benaderen voor dit onderzoek om zo een representatievere groep te benaderen? Zo nee, waarom niet?
Ik hecht er waarde aan dat iedereen die wil deelnemen, die mogelijkheid ook heeft. Verder verwijs ik u naar het antwoord op vraag 5.
Het bericht dat 10 jaar lang pogingen van de EU en 1 miljard euro de opslag van CO2 niet van de grond hebben gekregen |
|
Lammert van Raan (PvdD), Eva Akerboom (PvdD) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «CO2-beleid EU had geen effect» en «Milieusubsidies EU leveren weinig op, waaruit blijkt dat 1 miljard euro en 10 jaar aan investeringen door de EU in CO2 opvang en opslag (CCS) niks hebben opgeleverd»?1 2
Ja.
Welk effect hebben de conclusies van de Europese Rekenkamer op uw visie ten aanzien van de inzet van CCS-technieken?
De Europese Rekenkamer heeft op 23 oktober 2018 de resultaten gepubliceerd van haar onderzoek naar Europese maatregelen om onder andere de afvang en opslag van CO2 te stimuleren. Dit betreffen twee EU-programma’s: het Europees energieprogramma voor herstel (EEPR) en de NER300. De conclusie is dat beide programma’s er niet in geslaagd zijn te zorgen dat CCS in de EU wordt toegepast, met name vanwege het ongunstige investeringsklimaat. Het investeringsklimaat was ongunstig vanwege onzekerheden rond het regelgevingskader en beleid, en vanwege de crisis en de lage marktprijs voor CO2 in het kader van de EU-ETS die investeringen onaantrekkelijk maakte. Deze omstandigheden belemmerden innovatieprojecten terwijl de financiële risico’s van deze projecten hoog waren. Deze factoren kunnen nu geen weerslag hebben op de ontwikkeling van CCS, omdat er meer investeringszekerheid is vanwege de focus die in het regeerakkoord en binnen het Klimaatakkoord ligt op de toepassing van CCS voor industriële processen die geen kosteneffectief alternatief voor emissiereductie voor de korte termijn kennen. Daarnaast is de ETS-prijs stijgende. Het kabinet ziet daarom CCS als een onderdeel in de mix van maatregelen om de CO2-uitstoot terug te dringen.
Erkent u dat, gezien het feit dat CO2-opslag al meer dan 10 jaar niet van de grond komt, deze techniek onterecht als kortetermijnoplossing wordt gezien? Zo nee, waarom niet?
Afvang en opvang van CO2 is een bruikbare techniek om kosteneffectief CO2-uitstoot te reduceren. Deze analyse wordt onderschreven door onafhankelijke instituten als PBL, IPCC en IEA. Hoewel CCS wereldwijd nog in ontwikkeling is, bewijzen projecten in onder andere Noorwegen, Canada en de VS dat CCS in praktijk technisch mogelijk is en de veiligheidsrisico’s beheersbaar zijn. In Noorwegen wordt bijvoorbeeld met het Sleipner-project sinds 1996 al CO2 onder de zeebodem opgeslagen. Nederland is bij uitstek geschikt om CCS toe te passen, vanwege onze kennis van de ondergrond, de sterke clustering van onze energie-intensieve industrie aan de kust en de nabijheid van beschikbare velden onder zee waarbij gebruik kan worden gemaakt van schaalvoordelen en hergebruik van infrastructuur.
Kent u de uitspraak van de rechter in het hoger beroep van de Klimaatzaak dat «de mogelijkheid om in de toekomst met bepaalde technieken CO2 uit de atmosfeer te verwijderen zeer onzeker is en dat de klimaatscenario’s die van dergelijke alternatieven uitgaan bij de huidige stand van zaken een laag realiteitsgehalte hebben»?3
Ja.
Rekent u CCS ook onder de technieken waar de rechter naar verwijst? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welk effect heeft deze uitspraak van de rechter op uw visie op de inzet van CCS-technieken?
De uitspraak van het gerechtshof heeft betrekking op de mate van broeikasgasreductie in 2020. Daarbij heeft het hof overwogen dat de mogelijkheid om in de toekomst met bepaalde technieken CO2 op een grote schaal uit de atmosfeer te verwijderen (negatieve emissies) nog onzeker is. De toepassing van CCS voor de verduurzaming van industriële processen kan in de regel niet worden gezien als een techniek die leidt tot negatieve emissies. CCS resulteert alleen in negatieve emissies als de CO2 die wordt opgeslagen uit biomassa komt. Toepassing van CCS voor de verduurzaming van industriële processen wordt, ook in scenario’s die niet uitgaan van negatieve emissies, als een noodzakelijke techniek gezien om op kosteneffectieve wijze emissies te reduceren.
Deelt u de mening dat de «post onvoorzien» te weinig aandacht krijgt in de huidige Nederlandse en internationale plannen ten aanzien van het beperken van de opwarming van de aarde tot maximaal 1,5° Celsius? Zo nee, waarom niet?
Het uitsluiten van opties reduceert de kans dat we de doelen halen en kan de kosten daarvan substantieel laten stijgen. Het kabinet ziet CCS als een onderdeel in de mix van maatregelen om de CO2-uitstoot terug te dringen in de industrie, zie tevens het antwoord op vraag 2 en 3. In eerste instantie staat iedere sector voor de eigen taakstelling om de CO2-uitstoot naar beneden te krijgen.
Het recente rapport van de IPCC over 1,5 graden Celsius laat zien dat het beperken van de mondiale temperatuurstijging tot 1,5 graden Celsius ook mogelijk is zonder de inzet van biomassa in combinatie met CCS. De implicaties van die scenario’s zijn wel dat zeer grootschalig wordt ingezet op herbebossing, naast een zeer drastische beperking van de mondiale uitstoot van CO2 via uitfasering van fossiele brandstoffen, grootschalige inzet van hernieuwbare energie, maar ook vergaande maatregelen aan de vraagzijde, zoals energiebesparing en aanpassing van leefstijlen en diëten. Om de kans te vergroten de temperatuurstijging te beperken tot 1,5 graden Celsius moeten de mondiale reductie-inspanningen tot 2030 aanzienlijk worden aangescherpt en zou de EU haar klimaatdoel moeten aanscherpen tot 55% reductie in 2030. Aan die emissiereductie zullen alle sectoren een bijdrage moeten leveren.
Welke andere technieken en alternatieve plannen heeft u, in het licht van het beperken van de opwarming van de aarde tot maximaal 1,5° Celsius, paraat indien CO2-opslag opnieuw blijkt te mislukken?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat het verstandig zou zijn om in te spelen op de tegenvallende resultaten van CCS door extra volumebeperkende maatregelen te nemen, bijvoorbeeld in de landbouw en in de luchtvaart, om zodoende tot minder uitstoot van broeikasgassen te komen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat, mede gezien de uitspraak van de rechter en de bevindingen van de Rekenkamer, het onverantwoord is om het CO2-reductiedoel voor 50% te laten afhangen van een techniek die al vele jaren niet van de grond komt en zeer onzeker is? Zo nee, welke wetenschappelijke criteria worden door u gehanteerd om te beoordelen of CCS een levensvatbare methode is?
Zie antwoord vraag 3.