Het bericht ‘Gedode Albanees Lato had eigen leger in Gelders dorp’ |
|
Chris van Dam (CDA), Jeroen van Wijngaarden (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Gedode Albanees Lato had eigen leger in Gelders Dorp»?1
Ja.
In hoeverre klopt de berichtgeving De Telegraaf van 2 augustus 2019? Klopt het dat Festim Lato een privéleger had op Nederlands grondgebied?
Ik ben ermee bekend dat er personen rondliepen in legerkledij, niet zijnde uitgerust als militairen. Van een leger in opbouw is mij geen informatie bekend geworden. De door de krant opgenomen kwalificatie «privéleger» onderschrijf ik niet.
Kunt u aangeven of het klopt dat meerdere overheidsinstanties op de hoogte waren van de activiteiten van Lato maar desalniettemin verzuimd hebben in te grijpen? Zo ja, hoe kan dat?
Op basis van signalen uit de buurt heeft de politie regelmatig de woning gecontroleerd. De wijkagent heeft vanaf het eerste signaal nauw contact onderhouden met omwonenden en tevens met de heer Lato zelf. Naar aanleiding van de geconstateerde activiteiten hield de politie het adres nauwlettend in de gaten. Bij een melding over vermeende aanwezigheid van wapens heeft de politie ingegrepen. Bij een doorzoeking in de woning door de politie zijn twee handvuurwapens en een nep vuurwapen aangetroffen en in beslag genomen. Deze (nep-) wapens zijn vernietigd.
Hoe is het mogelijk dat Lato een privéleger had gestationeerd op Nederlands grondgebied terwijl in de Wet op de weerkorpsen een expliciet verbod op privélegers staat? Hoe kunt u dat verklaren? Is er door het Openbaar Ministerie onderzoek gedaan naar dit privéleger en het expliciete verbod daarop? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 3. Gelet op het feit dat er geen verdenking van een privéleger was, is er voor het Openbaar Ministerie geen aanleiding geweest om een onderzoek op te starten.
Kunt u aangeven in hoeverre buurtbewoners of andere personen gevaar hebben gelopen door de aanwezigheid van dit privéleger? Wat heeft u gedaan om deze buurtbewoners of andere personen tegemoet te komen?
Terwijl als gezegd van een leger in opbouw mij geen informatie bekend is geworden, heeft de politie bij vermoeden van gevaar ingegrepen. Op basis van de regelmatige woningcontroles destijds is geen gevaarzetting voor de omgeving geconstateerd. Op meldingen van strafbare feiten is door de politie onderzoek gedaan en aangedragen bij het OM. Er zijn drie mensen aangehouden op verdenking van verboden vuurwapenbezit, maar het betrof niet de inmiddels overleden heer Lato. De zaak is uiteindelijk geëindigd met een sepot wegens onrechtmatig verkregen bewijs. Bovendien waren er geen aanknopingspunten dat de aangetroffen wapens toebehoorden aan de aangehouden personen.
Klopt het dat meerdere buurtbewoners, na het doodschieten van Festim Lato, hun verhaal bij de politie hadden willen en kunnen doen, maar de politie daar geen behoefte aan had? Klopt het dat de politie daarmee -mogelijk essentiële- ooggetuigenverslagen links heeft laten liggen? Zo ja, waarom heeft de politie dat gedaan?
Nee. Ik verwijs naar het antwoord op vraag 3.
Deelt u de mening dat, indien de berichtgeving klopt, dit een totaal onacceptabele situatie was? Hoe gaat u waarborgen dat de overheid in de toekomst wel tijdig zal ingrijpen bij zulke situaties? Hoe schat u de kans in dat een dergelijke situatie zich nogmaals voordoet?
De berichtgeving klopte niet. Ik deel de mening dat het een onacceptabele situatie zou zijn indien iemand er een (bewapend) privéleger op zou nahouden. Door politie en het OM wordt prioriteit gegeven aan de opsporing en vervolging van wapenbezit. Op concrete signalen wordt op zo kort mogelijke termijn geacteerd.
Het bericht ‘Brexit-alarm: koop svp inwisselbaar vliegticket’ |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Brexit-alarm: koop svp inwisselbaar vliegticket»1 en «ING acht kans op chaotische Brexit groter»2?
Ja.
Deelt u de oproep aan reizigers die rond de brexitdatum van 31 oktober a.s. reizen tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU, om een ticket te kopen waarbij je je geld gegarandeerd terug kunt vragen bij een vertraging of afstel van de reis? Zo nee, waarom niet?
Hoewel er negatieve effecten zouden kunnen ontstaan – zie daarvoor het antwoord op vraag 3 – is er vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat geen aanleiding om Nederlandse reizigers met het oog op de Brexit expliciet vliegtickets met restitutiemogelijkheden te adviseren. Uw Kamer is verschillende malen geïnformeerd over de contingency maatregelen die in EU-verband en door Nederland zijn getroffen, bijvoorbeeld tijdens het AO Brexit en Transport van 12 maart jl. Deze contingency maatregelen zijn voldoende om het luchtvervoer tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk (VK) te kunnen continueren in het geval van een no deal Brexit. Daarnaast hebben passagiers bij annulering van de vlucht door een EU-luchtvaartmaatschappij, of door een non-EU-luchtvaartmaatschappij die vanaf een EU-luchthaven vertrekt per definitie recht op restitutie. Op 20 december jl. heeft het VK guidance gepubliceerd waarin vergelijkbare passagiersrechten van toepassing blijven bij een no deal Brexit.
Welke effecten zou een no-dealbrexit hebben op reizigers tussen het Verenigd Konikrijk en de EU op en na 31 oktober?
Uw Kamer is bij brief van 18 januari jl. (Kamerstuk 23 987 nr. 304) geïnformeerd over de Brexit voorbereidingen met betrekking tot grenscontroleprocessen. Daarbij is tevens aangegeven dat niet alle ongunstige gevolgen door Nederland kunnen worden weggenomen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om mogelijk langere wachtrijen voor VK-burgers en andere «derdelanders» aan de grens, maar ook onzekerheden met betrekking tot grenscontroleprocessen aan de zijde van het VK.
Deelt u de mening dat reizigers er recht op hebben actief geïnformeerd te worden over mogelijke onzekerheden rondom hun reizen naar en van het Verenigd Koninkrijk in de periode kort na de geplande brexitdatum?
Reizigers die vanaf 1 november a.s. reizen van of naar het VK doen er verstandig aan om zich te informeren over de gevolgen van een mogelijke no deal Brexit. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft speciaal voor deze reizigers informatie beschikbaar gesteld op de «vraag en antwoord» pagina van het Brexit loket (www.brexitloket.nl). Daarnaast doen reisorganisaties en vervoerders er verstandig aan om te bezien in hoeverre hun klanten de behoefte hebben aan informatie over de mogelijke gevolgen van de Brexit. Het is vervolgens aan de reisorganisaties en de vervoerders om in die mogelijke behoefte te voorzien.
Klopt het dat Nederland na een no-dealbrexit bilateraal met het Verenigd Konikrijk moet onderhandelen over een luchtvaartverdrag? Zo ja, zijn alle mogelijke voorbereidingen getroffen om deze onderhandelingen zo snel mogelijk na 31 oktober op te starten?
Nee. In het geval van een «no deal» Brexit treedt de EU-verordening Nr. 2019/502 in werking. Deze zorgt dat bij een no deal Brexit het luchtvervoer tussen Nederland en het VK mogelijk blijft. In dezelfde verordening staat dat er na de Brexit onverwijld door de Europese Commissie namens de EU-lidstaten over een EU-VK-luchtvaartovereenkomst moet worden onderhandeld en deze moet onverwijld worden gesloten.
Hoever is het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat met de voorbereidingen op de brexit en de verschillende scenario’s van een no-dealbrexit?
Uw Kamer is bij brief van 25 mei 2018 (Kamerstuk 23 987, nr. 249) geïnformeerd over de Brexit-scenario’s, waaronder de voorbereidingen met betrekking tot het no-deal scenario. Conform een toezegging in dezelfde brief waren alle aangekondigde maatregelen voor 30 maart jl. getroffen.
Kunt u toelichten of er al akkoorden zijn bereikt op Europees niveau over «basic connectivity» tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk, waar ook in uw antwoord op schriftelijke vragen aan wordt gerefereerd?3 Zo ja, kunt u de Kamer hierover informeren?
De EU-verordening Nr. 2019/502 ter waarborging van basisconnectiviteit in het luchtvervoer regelt eenzijdig de verkeersrechten en markttoegang van VK-luchtvaartmaatschappijen richting de EU onder de voorwaarde dat het VK dezelfde verkeersrechten en markttoegang verleent aan EU-luchtvaartmaatschappijen. Op 7 maart jl. heeft het VK guidance gepubliceerd waarin vergelijkbare verkeersrechten en markttoegang worden gegund aan EU- luchtvaartmaatschappijen. Van enig ander akkoord op het gebied van basisconnectiviteit is geen sprake.
Bent u bereid om met alle vervoerders en reisagentschappen de afspraak te maken dat van 31 oktober tot 7 november er alleen tickets worden verkocht voor reizen tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU waarbij reizigers hun geld gegarandeerd kunnen terugvragen bij een vertraging of afstel van de reis? Zo nee, waarom niet? En indien nee, bent u bereid met vervoerders en reisagentschappen afspraken te maken over actieve informatievoorziening aan reizigers over de aanschaf van tickets voor de week na een (eventuele) no-dealbrexit?
Gezien de beantwoording van vragen 2 en 4, acht ik dat niet noodzakelijk.
Kunt u bovenstaande vragen apart beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Apple deelde herleidbare, persoonlijke gegevens bij opnames Siri-gebruikers’ |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Chris van Dam (CDA) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Apple deelde herleidbare, persoonlijke gegevens bij opnames Siri-gebruikers»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Waren de signalen uit het bericht, over vermeende schending van de privacy door Apple, al eerder bekend bij de Autoriteit Persoonsgegevens, die toezicht houdt op het gebruik van persoonsgegevens door organisaties?
Het fenomeen van afluisteren via smart speakers was bij de Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: AP) bekend.
Heeft de Autoriteit Persoonsgegevens actie(s) ondernomen richting Apple nadat vorige maand al naar buiten kwam dat Apple-medewerkers meeluisteren naar persoonlijke informatie van gebruikers, zoals medische gegevens?2 Zo ja, welke actie(s)?
De Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG) kent het zogeheten één-loketmechanisme. Dit houdt in dat organisaties die grensoverschrijdende verwerkingen van persoonsgegevens uitvoeren nog maar met één privacytoezichthouder zaken hoeven te doen. Die wordt de «leidende toezichthouder» genoemd. De Ierse privacytoezichthouder is de leidende toezichthouder voor Apple. De AP is zogeheten «betrokken toezichthouder». Ik heb begrepen van de AP dat zij regulier contact heeft met de Ierse privacytoezichthouder, zowel bilateraal als binnen de (European Data Protection Board (EDPB) en dat de Ierse privacytoezichthouder op de hoogte is van deze kwestie (evenals vergelijkbare recente kwesties). De AP heeft overigens de mogelijkheid om kwesties onder de aandacht te brengen van de leidende toezichthouder als deze daarvan nog niet op de hoogte is.
Deelt u de mening dat, indien de berichtgeving klopt, het zeer kwalijk is dat herleidbare, persoonlijke gegevens, afkomstig van gebruikers van in dit geval een spraakherkenningssysteem, worden gedeeld met derden?
Het delen van persoonsgegevens met derden is niet per definitie een kwalijke zaak. Het is van belang dat bedrijven binnen de geldende wet- en regelgeving persoonsgegevens kunnen delen met derde partijen, zodat zij deze gegevens kunnen analyseren om bepaalde producten of bedrijfsprocessen te optimaliseren.
Blijkens de berichtgeving en de reactie die Apple daarop heeft gegeven zijn er, naast de opnamen van de gesprekken, ook gegevens meegestuurd die maken dat de opnames herleidbaar werden tot een specifiek natuurlijk persoon, waardoor er sprake is van verwerking van persoonsgegevens. Indien deze verwerking zonder juiste rechtsgrondslag plaatsvindt -zoals de berichtgeving suggereert- dan is dat niet alleen kwalijk, maar ook onrechtmatig.
Is bij het op deze wijze delen van persoonsgegevens volgens u sprake van inbreuk op de privacy?
De privacy van personen kan worden geraakt wanneer er op onrechtmatige wijze persoonsgegevens worden gedeeld. Het is echter aan de AP om te bepalen of de verwerking van persoonsgegevens in kwestie onrechtmatig was.
Kunt u – in het kader van de juridische bescherming van burgers – uitleggen welke regelgeving hier primair van toepassing is? Is dat de Algemene verordening gegevensbescherming (inclusief alle daarbij behorende wet- en regelgeving) of is dat het Wetboek van Strafrecht, in het bijzonder de artikelen 139a en volgende? Tot welke instantie zouden burgers en/of bedrijven zich primair moeten richten bij (vermeende) situaties van stiekem afluisteren zoals bedoeld in deze Kamervragen, de Autoriteit Persoonsgegevens dan wel de politie en/of het openbaar ministerie?
De AVG betreft de relevante regelgeving om het gedrag van Apple aan te toetsen. De kernvraag daarbij is of Apple zich kan beroepen op een geldige verwerkingsgrondslag als bedoeld in artikel 6, eerste lid van de AVG. De uiteindelijke beoordeling van deze vraag in een feitelijke situatie is aan de bevoegde toezichthoudende autoriteit.
Nederlandse ingezetenen kunnen bij de AP een klacht indienen over de wijze waarop een verwerkingsverantwoordelijke omgaat met jouw persoonsgegevens. De AP is vervolgens op grond van de AVG verplicht om ofwel zelf deze klacht in behandeling te nemen of deze door te sturen naar de leidende toezichthouder in Ierland. De Ierse toezichthouder treedt in overleg met de andere betrokken toezichthouders. Als zij van mening zijn dat er sprake is van onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens, dan kunnen er verschillende maatregelen worden getroffen, waaronder het opleggen van een bestuurlijke boete (waarbij deze boete kan oplopen tot 20.000 euro of voor een onderneming tot 4% van de totale wereldwijde jaaromzet in het voorafgaande boekjaar). De Ierse toezichthouder stuurt vervolgens zijn besluit naar de AP en de AP zorgt voor doorgeleiding aan de Nederlandse klager. Als deze niet tevreden is over de klachtafhandeling of het besluit van de Ierse toezichthouder, dan kan de betrokkene in Nederland in bezwaar gaan en uiteindelijk beroep instellen bij de Nederlandse bestuursrechter.
Het heimelijk afluisteren van gesprekken is in het Nederlandse Wetboek van Strafrecht strafbaar gesteld in de artikelen 139a en verder. Bij de vraag of sprake is van strafbare handelingen is onder meer van belang waar de desbetreffende handelingen hebben plaatsgevonden en of aan alle bestanddelen van de strafbaar gestelde handeling is voldaan. Het is aan het Openbaar Ministerie en in voorkomend geval de strafrechter om hierover te oordelen.
Bent u bereid Apple om een reactie op de berichtgeving te vragen, daar het bedrijf dat afgaande op het artikel van de NOS tot dusver niet heeft willen doen?
Apple heeft inmiddels een reactie op de berichtgeving op zijn eigen website geplaatst. Die houdt, kort gezegd, in dat het bedrijf voorlopig geen audio opnames meer beluistert, maar alleen computer gegenereerde transcripties van gesprekken verwerkt. Na een software-update zal Apple het beluisteren van audiofragmenten voortzetten, maar alleen van betrokkenen die zich hier vrijwillig voor hebben aangemeld. Het beluisteren van de fragmenten zal alleen worden gedaan door medewerkers van Apple. Deze medewerkers zullen onbedoelde Siri-aanvragen direct verwijderen.
Bent u bereid van Apple te eisen dat het bedrijf per direct maatregelen neemt om de privacy van gebruikers van zijn producten/diensten, waaronder spraakherkenning, te waarborgen? Welke (juridische) mogelijkheden hebt u daartoe?
Het is aan de bevoegde privacytoezichthouders in de EU om een onderzoek te starten naar het handelen van Apple. Indien er onderzoek wordt gedaan, is het wederom aan de desbetreffende toezichthouder om op basis van dat onderzoek te bepalen of Apple al dan niet maatregelen dient te nemen. Het is dan ook niet aan het kabinet om een dergelijk verzoek aan Apple te richten, noch om eisen te stellen aan het handelen van Apple.
Overigens heeft Apple in zijn reactie wel aangegeven dat het een aantal maatregelen heeft genomen en nog zal nemen, zie daarvoor het antwoord op vraag 7.
Wijzen incidenten als die bij Apple, maar ook bij andere techbedrijven, volgens u op het bestaan van een «privacyprobleem» in deze sector?
Het feit dat zich een aantal incidenten bij verschillende bedrijven heeft voorgedaan, wijst niet direct op een «privacyprobleem» in de gehele sector.
Specifieke incidenten met het analyseren van spraakgegevens voor productverbetering wijzen er wel op dat er meerdere bedrijven lijken te zijn die hierbij niet binnen de wettelijke kaders zijn gebleven. Gelet op hun onafhankelijkheid, is het aan de verschillende Europese toezichthouders zelf om te bepalen of zij ambtshalve optreden tegen bedrijven die de fout in gaan en hoe zij met eventuele klachten van betrokkenen omgaan.
Bent u van mening dat wet- en regelgeving op dit moment voldoende toereikend zijn om de privacy van consumenten van techproducten en -diensten te beschermen? Waar schiet deze wet- en regelgeving mogelijk nog tekort?
De wet- en regelgeving acht ik op dit moment in het algemeen inderdaad toereikend om de privacy van consumenten van techproducten en -diensten te beschermen.
In lijn met de kabinetsvisie op horizontale privacy ziet het kabinet in dit verband evenwel twee onderwerpen waar het juridisch kader mogelijk nog tekortschiet en die het kabinet aan de orde wil stellen bij de evaluatie van de AVG, die uiterlijk mei 2020 moet zijn afgerond.3
Ten eerste is het kabinet van mening dat grote techbedrijven, ook als zij rechtmatig handelen, enorme hoeveelheden gegevens kunnen verzamelen en gebruiken. Het kabinet wil kijken of de hoeveelheid gegevens die deze bedrijven verzamelen, kan worden beteugeld. Ten tweede wil het kabinet dat wordt geëvalueerd of de normen uit de AVG wel voldoen om de risico’s van profilering tegen te gaan, specifiek wanneer profilering leidt tot prijsdiscriminatie of zelfs tot uitsluiting van bepaalde groepen voor sommige producten of diensten.
Wat kunt u doen om consumenten van techproducten en -diensten beter bewust te maken van de risico’s die zij lopen bij het gebruik ervan ten aanzien van privacy, maar bijvoorbeeld ook spionage (via zogeheten «spyware»)?
Het kabinet vindt het belangrijk om het privacybewustzijn van burgers te vergroten en zal daarom in het voorjaar van 2020 een publiekscampagne starten over de privacyrisico’s bij het gebruik van digitale applicaties. In deze campagne wordt aandacht besteed aan de risico’s die burgers lopen als ze persoonlijke data delen.
Verder werkt Tilburg University aan een rapport over eventuele verdere regulering van «spyware» en de vermindering van de privacyrisico’s die aan deze producten kleven. Dit rapport wordt in het voorjaar van 2020 verwacht en zal hopelijk inzichtelijk maken in hoeverre er verdere maatregelen genomen moeten worden om de privacyrisico’s bij deze producten verder in te dammen.4
De gevaarlijke situatie na spontaan springen van ramen bij ministeries Rijnstraat 8 |
|
Henk Nijboer (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Glazen blunderministerie verliest nu ook zijn ramen»?1
Ja.
Sinds wanneer is bij u bekend dat de ruiten springen bij hoge windkracht? Wanneer heeft u de Kamer en de bewoners van de Rijnstraat 8 hierover geïnformeerd? Wanneer heeft u maatregelen genomen en welke?
De veiligheid in en rondom Rijnstraat 8 is een verantwoordelijkheid die is neergelegd bij het consortium PoortCentraal, verantwoordelijk voor zowel de bouw als de exploitatie van Rijnstraat 8. Het Rijksvastgoedbedrijf spreekt als eigenaar en opdrachtgever het consortium aan als deze veiligheid in het geding is. Dit is ook gebeurd na de barsten in de eerste ruit in het atrium aan de noordzijde van Rijnstraat 8. Na de derde en vierde ruitbreuk (24 en 26 juli) is door het Rijksvastgoedbedrijf op 29 juli jl. bij PoortCentraal een zogeheten «Melding van een Beschikbaarheidsgebrek» gedaan, waarmee het consortium aansprakelijk wordt gesteld voor het ontstane gebrek. Daarnaast heeft het RVB op 29 juli jl. een gespecialiseerd onafhankelijk adviesbureau gevraagd onderzoek te doen naar de mogelijke oorzaken van de glasbreuk en vooral de risico’s die daarmee gepaard gaan. Het onderzoek is op 31 juli jl. uitgevoerd. Sinds 2 augustus jl. ben ik op basis van de strekking van de notitie van dit adviesbureau op de hoogte gebracht dat onzuiverheden in het glas de meest waarschijnlijke oorzaak van de glasbreuk zijn. In de notitie staat verder dat een gebarsten ruit kan blijven zitten totdat deze door wind zwaarder wordt belast. Harde wind kan ook het ontstaan van glasbreuk in de hand werken en kan er mogelijk voor zorgen dat al gebarsten ruiten uit elkaar en naar beneden vallen. Dit laatste was aanleiding voor het Rijksvastgoedbedrijf om het consortium aan te sporen tot actie en in gezamenlijkheid met de gemeente Den Haag (verantwoordelijk voor de openbare ruimte) uit voorzorg maatregelen te nemen. Daarbij is windkracht 7 en hoger gedefinieerd als grens waarbij maatregelen worden genomen.
Sinds het uitkomen van de notitie (2 augustus jl.) wordt er elke twee uur door het consortium een inspectieronde gelopen om te zien of er nieuwe ruitschade is opgetreden. Door PoortCentraal is, in overleg met het Rijksvastgoedbedrijf en de gemeente Den Haag, een calamiteitenplan opgesteld voor windkracht 7 of hoger. Centraal hierin staat de afsluiting van de onderdoorgang als tijdelijke voorzorgsmaatregel. Over de uitgang van de Koningstunnel is een overkapping gebouwd voor de veiligheid van het gemotoriseerde verkeer, ook bij windkracht 7 en hoger. Verder wordt onderzocht welke andere tijdelijke en vervolgens permanente maatregelen genomen kunnen worden om de veiligheidsrisico’s en eventuele hinder te beperken en de situatie te verhelpen.
De bewoners van Rijnstraat 8 zijn en worden via de pandapp regelmatig geïnformeerd over de gebarsten ruiten. De gebarsten buitenruiten zijn inmiddels verwijderd. In november worden deze vervangen. Op 9 augustus jl. zijn onder meer de bewoners geïnformeerd over het tijdelijk afsluiten van de onderdoorgang van Rijnstraat 8 voor maximale veiligheid, omdat die dag voor het eerst harde wind werd verwacht. Uw Kamer is niet separaat geïnformeerd.
Hoeveel schade en overlast is er inmiddels voor ondernemers en stadsbezoekers? Hoeveel dagen is de weg al gestremd geweest? Wordt de schade voor ondernemers gecompenseerd?
De toegang tot de onderdoorgang van Rijnstraat 8 voor fietsers en voetgangers is aan de noordzijde zevenmaal afgesloten geweest vanwege de verwachte windsnelheden. Dat was van vrijdagavond 9 augustus 22.00 uur tot zondagochtend 11 augustus 09.00 uur, zaterdagochtend 17 augustus van 02.00 uur tot 08.00 uur, woensdag 11 september van 14.00 uur tot 17.00 uur, donderdag 26 september van 14.00 uur tot 20.00 uur, vrijdag 27 september van 18.00 uur tot 24.00 uur, zaterdag 28 september van 11.00 uur tot 23.00 uur en van zondag 29 september 08.00 uur tot maandag 30 september 06.45 uur.
Dit gaf overlast voor fietsers en voetgangers omdat zij via een bewegwijzerde route om het gebouw werden geleid. De afspraak met de door PoortCentraal ingehuurde verkeersregelaars is dat de toegang van de onderdoorgang naar de winkels vanaf de stadzijde bereikbaar blijft. De bloemenkiosk is dan niet bereikbaar. Eventuele financiële schade die dit heeft veroorzaakt, wordt nog geïnventariseerd en onderzocht. Dit is een aangelegenheid van het eerdergenoemde PoortCentraal.
Hoe verklaart u dat de Rijnstraat 8 niet bestand is tegen hoge temperaturen in de zomer, lage temperaturen in de winter, en harde windkracht en hoge windsnelheden? Is aan alle relevante bouwregelgeving voldaan en zo ja, op welke wijze zou de regelgeving moeten worden aangepast om de veiligheid van dergelijke gebouwen in de toekomst te garanderen?
Elk bouwwerk dat wordt aanbesteed, dus ook Rijnstraat 8, moet uiteraard voldoen aan de voorschriften uit het Bouwbesluit. Dit staat ook in de uitvraag die het Rijksvastgoedbedrijf bij het consortium PoortCentraal heeft neergelegd. Daarin zijn ook criteria opgenomen over de weersomstandigheden die een pand moet kunnen weerstaan. Het consortium is ervoor verantwoordelijk dat aan de regelgeving wordt voldaan en dat de uitgevraagde kwaliteit wordt geleverd. Het heeft daarvoor een speciaal kwaliteitsmanagementsysteem.
Daarnaast zijn door een extern bureau, de gemeente Den Haag en het Rijksvastgoedbedrijf voor de oplevering van Rijnstraat 8 controles uitgevoerd op de grootste risico’s. Dergelijke controles zijn standaard
bij de contractvorm zoals toegepast bij Rijnstraat 8 waar de risico’s grotendeels bij een consortium zijn neergelegd. Om te voldoen aan de geldende NEN-norm moeten de ruiten aan de noordzijde van de atria een zogeheten hittetest hebben ondergaan, waardoor ze bestand moeten zijn tegen extreme weersomstandigheden. Hiervoor zijn de bijbehorende documenten afgegeven. Een dergelijke test is erop gericht glasplaten met onzuiverheden te elimineren. Toch kan het voorkomen dat een enkele glasplaat door deze test komt, ook al bevat het dit soort onzuiverheden. Het is nog niet duidelijk waarom er in Rijnstraat 8 meer ruiten zijn gebarsten dan volgens de normen en certificaten en de foutenmarge verwacht had mogen worden. Nader onderzoek moet uitwijzen wat de precieze oorzaak is en of deze situatie te voorkomen was geweest. PoortCentraal verwacht half oktober een eerste concept van het onderzoek dat zij heeft opgedragen.
Vindt u dat bij het ontwerp en de bouw van de Rijnstraat voldoende oog is geweest voor de functionaliteit van het gebouw? Zo ja, hoe verklaart u de gebreken? Zo nee, hoe wordt de functionaliteit in de toekomst geborgd?
Ja, bij het ontwerp en de bouw van Rijnstraat 8 is er voldoende oog geweest voor de functionaliteit van het gebouw als rijksverzamelkantoor. Niettemin is de beleving van een deel van de bewoners niet positief. Waar de inrichting van het gebouw als belemmerend werd ervaren voor de functionaliteit (drukte, donkere lifthallen, ongemakkelijk meubilair en dergelijke) zijn maatregelen genomen om dit te verbeteren. Voor gebreken die belemmerend zijn of als zodanig worden ervaren, zoals de breedplaatvloeren en de ruiten, wordt gezocht naar passende oplossingen.
Deelt u de mening dat ambtenaren zeker moeten zijn van een veilige werkomgeving? Heeft u overleg met uw collega’s van Infrastructuur en Waterstaat en Buitenlandse Zaken welke impact de onveiligheid van de Rijnstraat 8 heeft op haar bewoners?
Ik deel de mening dat ambtenaren zeker moeten zijn van een veilige werkomgeving. Rijnstraat 8 is, met inachtneming van een aantal gebruiksbeperkingen als gevolg van de breedplaatvloeren, veilig te gebruiken. Indien er desondanks risico’s worden vastgesteld, zal het Rijksvastgoedbedrijf het consortium hierop aanspreken en maatregelen laten nemen. Zie verder het antwoord op vraag 7.
Kunt u een overzicht geven van de vele mogelijk gevaarlijke situaties die aan het licht zijn gekomen sinds ingebruikname van Rijnstraat 8, zowel voor publiek als ambtenaren, en welke maatregelen zijn genomen om die tegen te gaan?
Sinds de ingebruikname zijn er drie risicovolle situaties geweest, waarover uw Kamer al eerder is geïnformeerd:
De onderdoorgang Rijnstraat 8 bleek na oplevering te glad na regen, waardoor voetgangers konden uitglijden. Inmiddels is de onderdoorgang opnieuw aangelegd met klinkers, opgeruwde stoepdelen en verbeterde afwatering;
De treden van de designtrappen hebben een opstaand randje en een leuning die onvoldoende grip gaf waardoor gebruikers mogelijk kunnen struikelen, wat in enkele gevallen ook is gebeurd. De eerste trappen zijn inmiddels aangepast. Op 14 oktober 2019 zullen alle trappen aangepast zijn;
Rijnstraat 8 heeft breedplaatvloeren. Uit voorzorg geldt voor het nieuwe aangebouwde deel als algemene beheersmaatregel dat de vloerbelasting niet mag toenemen. Specifiek voor Rijnstraat 8 geldt dat onder meer in dat wordt geadviseerd geen bijeenkomsten van 30 personen of meer op de werkverdiepingen te organiseren en geen extra gewicht toe te voegen in de vorm van stapels printpapier, extra kasten, enz. Voor enkele ruimten geldt een separate gebruiksbeperking. Door floormanagers wordt hier voor de zekerheid op toegezien. Hiermee is, in afwachting van herstelmaatregelen, een veilig gebruik gewaarborgd.
Bent u bereid een groot onderzoek te gelasten naar de veiligheid van Rijnstraat 8 om te voorkomen dat verdere gebreken onveilige situaties veroorzaken voor ambtenaren en publiek? Zo nee, waarom niet?
In juni 2019 is een Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) rapport van het gebouw opgeleverd, waarbij (potentieel) risicovolle situaties in beeld zijn gebracht.
Dit heeft geresulteerd in een concept Plan van Aanpak. Een werkgroep met alle bewoners beoordeelt het Plan van Aanpak op noodzakelijkheid, haalbaarheid en kijkt kritisch naar de prioritering. Met de uitvoering is begonnen. Zo zijn bijvoorbeeld de verzamelplaatsen voor minder zelfredzame medewerkers bij ontruimingen beter aangegeven. Rijnstraat 8 heeft verder een monitorsysteem waarbij gebreken kunnen worden gemeld. Als een gemeld gebrek te maken heeft met veiligheid wordt er zo snel mogelijk actie ondernomen. Het kan voorkomen dat eerst tijdelijke maatregelen worden genomen. Dit was bijvoorbeeld het geval bij het afsluiten van de designtrappen, in afwachting van een definitieve oplossing.
Hoe hoog zijn de kosten inmiddels opgelopen door de vele gebreken van Rijnstraat 8?
Er zijn maatregelen genomen ter verbetering van de functionaliteit, zoals het verven van de lift en de aanschaf van ander meubilair. De kosten voor aanpassingen die verder gaan dan contractueel afgesproken, bijvoorbeeld het verven van de liftkernen, zijn voor rekening van het Rijk en bedragen tot op heden ongeveer 600.000 euro (exclusief BTW). De overige kosten die vallen binnen de verantwoordelijkheid van het consortium, zoals het veiliger maken van de trappen, komen volledig voor rekening van het consortium. Daar heeft het Rijk geen inzicht in.
Het bericht dat Schiphol deals sluit met omliggende gemeenten |
|
Cem Laçin (SP) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Buurgemeenten maken snel nieuwe afspraken met Schiphol», waaruit blijkt dat Schiphol samen met een paar gemeenten al afspraken aan het maken is over het terugdringen van geluids- en milieuhinder?1
In de kabinetsbrief van 5 juli2 over de ontwikkeling van Schiphol op de middellange termijn zijn de ambities neergezet over het kunnen verdienen van groei door aantoonbare hinderbeperking met aanvullende maatregelen ter verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Daarin is ook aangegeven dat ik met betrokken partijen in gesprek ga over deze aanpak. Ook worden het komende half jaar de onafhankelijke veiligheidsanalyses uitgevoerd. Schiphol is gevraagd om samen met andere partijen uit de sector en de omgeving te werken aan een uitvoeringsplan hinderreductie en om een voorstel uit te werken voor een Omgevingsfonds. Het kan zijn dat voorstellen die door Schiphol met de gemeenten worden besproken input zijn hiervoor.
Als het gehele pakket gereed is zal ik hierover besluiten en zal ik dat voorleggen aan uw Kamer. Er is geen sprake van «wie het eerst komt wie het eerst maalt», of van «achter het net vissen bij het terugdringen van milieu en geluidshinder».
Ik vind het een goede zaak dat Schiphol, ook los van bovenstaande uitwerkingen, in gesprek is met haar buren over het terugdringen van de hinder van de luchthaven. Mijn ministerie is niet betrokken bij toezeggingen die Schiphol in dat kader al dan niet doet aan de gemeenten in de omgeving. Ik kan derhalve geen oordeel geven over de juridische houdbaarheid van betreffende afspraken.
Dit najaar zal ik uw Kamer nader informeren over de ontwikkeling van Schiphol op de middellange termijn inclusief het uitvoeringsplan hinderreductie en omgevingsfonds.
Wat vindt u van de verdeel- en heersstrategie die Schiphol lijkt te willen voeren?
Zie antwoord vraag 1.
Zijn er al gemeenten die nu afspraken hebben gemaakt? Zo ja, wat zijn deze afspraken dan?
Zie antwoord vraag 1.
Is het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat betrokken bij deze gesprekken? Zo ja, welke waarde hebben de gesprekken dan die u na de zomer gaat voeren met de omliggende gemeenten? Zo nee, wat is juridische houdbaarheid van de afspraken dan die gemeenten nu gemaakt hebben?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u garanderen dat gemeenten die niet voortijdig zijn begonnen met het voeren van gesprekken nu niet «achter het net» vissen bij het terugdringen van geluids- en milieuhinder?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u deze vragen voor het algemeen overleg Luchtvaart van 11 september aanstaande beantwoorden?
Ja.
De toename van het gebruik van lachgas in het verkeer |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Toename lachgas-incidenten in verkeer: ballonnetje moet kunnen, zegt bestuurder»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de ruimschootse verdubbeling van het aantal verkeersincidenten waar lachgas in het spel was, zeer zorgwekkend is?
Deze sterke toename vind ik inderdaad zorgwekkend. Lachgas geeft een kortdurende, soms sterke roes, en een tintelend en ontspannen gevoel. Ook kunnen symptomen als duizeligheid, verwardheid, en desoriëntatie optreden. Nog los van de vraag hoe schadelijk gebruik is voor de gezondheid, gaan lachgasgebruik en deelname aan het verkeer niet samen.
Bent u bereid om maatregelen te nemen die de kennis over de invloed van lachgas op de rijvaardigheid bevorderen en jongeren waarschuwen, aangezien uit onderzoek blijkt dat bijna de helft van de jongeren denkt dat lachgas de rijstijl niet beïnvloedt? Zo ja, welke? Kunt u een toelichting geven?
Het is juist dat bijna de helft van de jongeren, die de vragen van de enquête van TeamAlert en de NOS heeft beantwoord, aangeeft dat dit hun rijstijl niet beïnvloedt. De enquête was specifiek gericht op jongeren die lachgas gebruiken in het verkeer en daarmee is het niet representatief voor alle jongeren. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft het Trimbos-instituut in 2018 gevraagd een handreiking op te stellen met als doel gemeenten, handhavers en preventieprofessionals bij te staan in de aanpak van onder andere gebruik van lachgas.2 In de handreiking wordt specifiek aandacht besteed aan het risico dat de lachgasroes kan na-ijlen. Omdat lachgasgebruik doorgaans maar een korte roes geeft staan veel gebruikers er niet bij stil dat effecten langer kunnen aanhouden en daardoor ook invloed kunnen hebben op deelname aan het verkeer.
Ook hebben Veilig Verkeer Nederland en sociale media aandacht besteed aan de gevaren van lachgas in het verkeer. TeamAlert, die zich specifiek op jongeren richt, gaat in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat campagne voeren. Dit jaar worden er focusgroepen georganiseerd om meer inzicht te krijgen in de belevingswereld van jongeren over lachgas en hun motieven. Dit is nodig om een effectieve campagne te kunnen ontwikkelen. Begin 2020 zal de campagne ontwikkeld worden, medio 2020 wordt de campagne gevoerd.
De toename van oneigenlijk lachgas gebruik is aanleiding geweest om het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs om een risicobeoordeling te vragen. De beoordeling wordt dit najaar verwacht en vormt de grondslag om te bezien welke landelijke maatregelen noodzakelijk zijn. In afwachting van de beoordeling worden alle mogelijke beleidsopties bekeken, zodat na de risicobeoordeling snel passend kan worden gehandeld. In het najaar zal ik samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid uw Kamer hierover nader berichten.
Hebben de gesprekken met onder andere de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en gemeenten, die u heeft genoemd in antwoord op eerdere schriftelijke vragen, inmiddels plaatsgevonden om te bezien of er meer mogelijkheden nodig zijn om de verkoop van lachgas en het gebruik te verminderen? Zo ja, wat hebben deze gesprekken opgeleverd? Kunt u een toelichting geven?2
Op 20 augustus jl. heeft een bijeenkomst met een aantal gemeenten plaatsgevonden om te inventariseren welke problemen gemeenten in het kader van het oneigenlijk gebruik van lachgas ervaren en wat zij hiertegen ondernemen. Naast zorgen over de gezondheidsrisico’s van het oneigenlijk gebruik van lachgas, is sprake van overlast en zijn er bij burgers gevoelens van onveiligheid. Uit het overleg bleek dat verschillende gemeenten naar aanleiding daarvan aan hun Algemene Plaatselijke Verordening (APV) bepalingen hebben toegevoegd die als instrument dienen om de aantasting van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en het milieu als gevolg van de verkoop of het gebruik van lachgas aan te kunnen pakken. Daarnaast bevatten de meeste APV's, naar voorbeeld van de model-APV van de VNG, verschillende meer algemene bepalingen ter voorkoming van hinder en overlast. Deze zijn óók van toepassing bij hinder en overlast die samenhangt met het gebruik van lachgas. Bij evenementen waarvoor een vergunningplicht geldt, kan de gemeente daarnaast als een voorschrift een «verbod op verkoop van lachgas» in de vergunning opnemen met als motivering het voorkomen van hinder en overlast. Ook gaven gemeenten aan dat de voorlichtingsmaterialen die door het Trimbos-instituut in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bekend zijn en worden gebruikt. De bijeenkomst is een eerste stap om de ervaren problematiek in kaart te brengen en best-practices met elkaar te delen. Bovendien zal het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in ieder geval nadat de risicobeoordeling van het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs beschikbaar is, initiatief nemen voor vervolg overleg.
Kunt u deze vragen voor 3 september 2019 beantwoorden?
Nee, dit is niet mogelijk gebleken omdat nadere afstemming nodig was.
Het bericht ‘Nieuwe inzichten in effect van neonicotinoïden op nuttige insecten’ |
|
Laura Bromet (GL) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nieuwe inzichten in effect van neonicotinoïden op nuttige insecten»?1
Ja.
Kunt u inzicht geven in hoeverre de uitkomsten van dit onderzoek de advisering van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) beïnvloeden en welk advies er aan de European Food Safety Authority (EFSA) gegeven gaat worden?
Deze publicatie handelt over de blootstelling aan de neonicotinoïden imidacloprid en thiamethoxam van enkele nuttige insecten (sluipwespen en zweefvliegen) via honingdauw. Deze insecten vallen in de risicobeoordeling van stoffen onder de categorie niet-doelwit arthropoden. De beoordeling van blootstelling van niet-doelwit arthropoden is momenteel gebaseerd op contactblootstelling aan de werkzame stof en niet op basis van het eten van honingdauw. Deze publicatie is dan ook van waarde om blootstelling van niet-doelwit arthropoden via honingdauw inzichtelijk te krijgen en in de toekomst mee te wegen.
Ook in het (nog niet vastgestelde) EFSA-bijenrichtsnoer wordt de blootstellingsroute via honingdauw nog niet meegenomen. Het Ctgb voert overigens bij de middelbeoordeling wél een risicobeoordeling uit voor de blootstelling van honingbijen aan honingdauw.
Het Ctgb heeft mij inmiddels toegezegd om op basis van deze publicatie er bij EFSA op aan te dringen om de blootstellingsroute via honingdauw op te nemen in beide beoordelingskaders, dus zowel in het beoordelingskader van niet-doelwit arthropoden als in het EFSA-bijenrichtsnoer. Het Ctgb heeft begin dit jaar, samen met andere lidstaten, bij de Europese Commissie al aangedrongen op een spoedige herziening van het beoordelingskader voor niet-doelwit arthropoden.
Kunt u inzicht geven in hoe het Ctgb rekening houdt met nieuw wetenschappelijk onderzoek dat nieuwe inzichten geeft in de toelating van bestrijdingsmiddelen?
Bij de Europese beoordeling van werkzame stoffen door lidstaten en EFSA wordt alle beschikbare wetenschappelijke informatie meegewogen. Wanneer een wetenschappelijk artikel wordt gepubliceerd wordt dit, indien relevant, meegenomen binnen de eerstvolgende (her)beoordeling van een werkzame stof. Indien uit de inhoud van het betreffende artikel blijkt dat een bestaand middel niet meer veilig voor mens, dier of milieu kan worden toegepast, dan kan het Ctgb direct ingrijpen in de betreffende toelating. Omdat het gebruik van de onderzochte neonicotinoïden in 2018 reeds drastisch is ingeperkt (Kamerstuk 27 878, nr. 421) tot gebruik enkel in kassen, acht het Ctgb een nadere herbeoordeling van deze neonicotinoïden niet nodig.
Onderschrijft u de conclusie van Wageningen University & Research (WUR) dat deze belangrijke studie opnieuw onderstreept dat «nieuwe gewasbeschermingsstrategieën ontwikkeld moeten worden die niet afhankelijk zijn van breedwerkende insecticiden zoals neonicotinoïden»?
Zoals in mijn visie gewasbescherming 2030 beschreven (Kamerstuk 27 858, nr. 449) moet er een omslag komen binnen de gewasbescherming door het centraal stellen van weerbare planten en teeltsystemen, waarbij de behoefte aan gewasbeschermingsmiddelen wordt verminderd. Door middel van een duurzame productie met weerbare planten en teeltsystemen krijgen ziekten en plagen veel minder kans en wordt het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zo veel mogelijk voorkomen.
Bent u bereid om op korte termijn het Ctgb de opdracht te geven ook de blootstelling aan neonicotinoïden via honingdauw in hun risicobeoordelingen mee te laten nemen en u ook sterk te maken om deze blootstelling via honingdauw op te laten nemen in de risicobeoordeling van de EFSA? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 2 en 3.
Bent u bereid het Ctgb en de EFSA te vragen naar een herbeoordeling van de op dit moment in Europa toegelaten neonicotinoïden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 3
Kunt u terugblikken op de Nederlandse inzet rond de invoering van het (inmiddels uitgeklede) bijenrichtsnoer in de context van deze nieuwe bevindingen?
Ik heb uw Kamer meerdere malen geïnformeerd over mijn inzet op het EFSA-bijenrichtsnoer (Kamerstuk 27 858, nrs. 446, 451 en 479). Deze publicatie laat zien dat de blootstellingsroute via honingdauw relevant is. Ik ben dan ook blij dat het Ctgb op basis van deze publicatie bij EFSA zal aandringen op het opnemen van deze blootstellingsroute in het bijenrichtsnoer.
Het ongevraagd ontvangen van seksueel getinte afbeeldingen |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Waarom vrouwen ongevraagd dickpics krijgen (en mannen ermee wegkomen)» en kent u de site «Pak de dickpics strafrechtelijk aan»?1 en 2
Ja.
Deelt u de mening dat het ongevraagd aan iemand anders sturen van zogenaamde «dickpics» strafbaar kan zijn op grond van onder andere artikel 240 lid 2 van het wetboek van Strafrecht en dat daartegen aangifte mogelijk moet zijn? Zo nee, waarom niet?
In artikel 240 lid 2 Sr. is het strafbaar gesteld om een afbeelding of voorwerp dat aanstotelijk is voor de eerbaarheid aan iemand, anders dan op diens verzoek, toe te zenden. Onder aanstotelijk voor de eerbaarheid wordt volstaan de in Nederland heersende zeden, de opvattingen van een belangrijke meerderheid van de Nederlandse bevolking.
Op grond van welke andere strafbare bepalingen kan het versturen van dickpics eventueel strafbaar zijn?
Wanneer een dergelijke afbeelding naar een zestienminner wordt verstuurd kan sprake zijn van strafbaarheid. Art. 240a Sr stelt nl. strafbaar het zenden van een schadelijke afbeelding naar iemand die de leeftijd van zestien nog niet heeft bereikt.
Wanneer de verzender van een dergelijke afbeelding de leeftijd van achttien nog niet heeft bereikt, kan o.a. sprake zijn van het vervaardigen en verspreiden van kinderpornografie als bedoeld in art. 240b Sr.
Hoeveel aangiftes zijn er het afgelopen jaar gedaan vanwege het ongevraagd toesturen van dickpics of andere afbeeldingen die aanstotelijk zijn voor de eerbaarheid?
Het ongevraagd toesturen van seksueel getinte afbeeldingen naar volwassenen, die aanstootgevend zijn voor de eerbaarheid van personen (zoals dergelijke afbeelding) wordt bij de politie niet als zodanig bijgehouden.
Deelt u de mening dat het ontmoedigend werkt voor het doen van aangifte en dat het delict onbestraft zal blijven als de politie geen onderzoek zal gaan doen naar een aangifte van één enkele dickpic, zoals gesteld door een woordvoerder van de politie in het genoemde bericht? Zo ja, waarom deelt u die mening en wat vindt u van de uitspraak van die woordvoerder? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Iedere melding van een zedendelict wordt serieus genomen en behoeft maatwerk waarbij in de behandeling ervan onderscheid wordt gemaakt of er sprake is van acuut gevaar voor herhaling of wanneer er zogeheten vluchtige sporen bij een slachtoffer veiliggesteld kunnen worden. Ook misbruikzaken waarbij kinderen of mensen met een verstandelijke beperking slachtoffer zijn, krijgen altijd voorrang. In prioritering van opsporingszaken kan het voorkomen dat een zaak waarbij sprake is van aanstoot voor de eerbaarheid een lagere prioriteit krijgt dan een acute (kinder)misbruikzaak. Hierbij speelt de beoordeling van het OM een grote rol.
Deelt u de mening dat aangiftes wegens het ongevraagd toezenden van afbeeldingen die aanstotelijk zijn voor de eerbaarheid serieus genomen moeten worden en wel zouden moeten kunnen leiden tot onderzoek en eventueel vervolging? Zo ja, waarom, hoe verhoudt zich dat tot de uitspraak van de woordvoerder van de politie en hoe gaat u zorgen dat dergelijke aangiftes wel serieus genomen gaan worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht 'Rijksvastgoedbedrijf biedt 825 hectare pachtgrond aan' |
|
Tjeerd de Groot (D66) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
![]() |
Klopt het bericht dat het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) 825 hectare grond voor geliberaliseerde pacht gaat aanbieden?1 Zo ja, waarom is er gekozen voor deze pachtvorm? Zo nee, wat voor soort pacht wordt er aangeboden?
Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) biedt momenteel, via een openbare inschrijving, 42 kavels aan met een totale oppervlakte van 825 hectare grond. Alle kavels worden uitgegeven door middel van een geliberaliseerde pachtovereenkomst met een looptijd van twee tot maximaal zes jaar. Dit is conform het huidige beleid.
Daarnaast zal het RVB een deel van de niet-strategische agrarische gronden van de Staat in erfpacht uitgeven via een openbare inschrijving, zoals ik uw Kamer op 12 oktober 2018 reeds heb medegedeeld (Kamerstuk 24 490, nr. 25). De voorbereiding hiervoor is gestart. De eerste erfpachtcontracten zullen begin 2020 worden afgesloten.
Welke voorwaarden worden gesteld aan de pachter omtrent de bodemkwaliteit, de biodiversiteit en het klimaat?
Voor de gronden, die het RVB in geliberaliseerde pacht uitgeeft dan wel in erfpacht zal gaan uitgeven, worden voorschriften opgenomen in het pachtcontract, zoals een specifiek bouwplan. Daarnaast schrijft het RVB ook een analyse van de bodemkwaliteit voor, zowel aan het begin van de contractperiode als aan het einde. Bij erfpachtcontracten zal ook een tussentijdse inventarisatie van de bodemkwaliteit mogelijk worden. Met deze maatregelen beoogt het RVB een duurzaam gebruik van de grond te borgen.
Bij de herziening van het pachtstelsel speelt duurzaam bodembeheer een sleutelrol zoals aangegeven in de brief van de Minister van LNV aan uw Kamer van 23 mei 2018 (Kamerstuk 30 015, nr. 54). Zo wordt bezien hoe de uitgangspunten van duurzaam bodembeheer kunnen worden verankerd in het beleid voor uitgifte van rijksgronden door het RVB. Het RVB is daarnaast met brancheorganisaties en wetenschappelijke instanties in gesprek of de systematiek van uitgifte verder verbeterd kan worden. De verwachting is dat begin 2020 de eerste uitkomsten kunnen worden gepresenteerd.
Op welke manier gaat het RVB toezicht houden op de verpachte grond met het oog op de bodemkwaliteit, de biodiversiteit en de invloed van maatregelen op het klimaat?
Het RVB is privaatrechtelijk beheerder van de grond van de Staat en neemt in die hoedanigheid in de diverse pachtcontracten bepalingen op waaraan de pachter moet voldoen (zie ook mijn antwoord op vraag 2). De agrarische bedrijfsvoering dient verder te voldoen aan de relevante geldende wet- en regelgeving, het RVB ziet hierop toe. Indien het RVB constateert dat geldende wet- en regelgeving en/of de bepalingen in het specifieke pachtcontract niet worden nageleefd, wordt de betreffende partij in gebreke gesteld en wordt privaatrechtelijk gehandhaafd.
Hoe wordt de biodiversiteitsmonitor en de data uit de publiek-private samenwerking (PPS) Beter Bodembeheer meegenomen in de kwaliteitsbeoordeling?
De biodiversiteitsmonitor en de data uit de publiek-private samenwerking (PPS) Beter Bodembeheer zijn nieuwe ontwikkelingen die nog niet zijn meegenomen in de huidige kwaliteitsbeoordeling van het RVB. Het RVB is op dit moment een traject gestart (zie ook mijn antwoord op vraag 2) om de systematiek van uitgifte van de agrarische grond te verbeteren. Bezien zal worden of en wanneer de biodiversiteitsmonitor en de data uit de publiek-private samenwerking (PPS) Beter Bodembeheer ver genoeg ontwikkeld zijn om te worden meegenomen in de kwaliteitsbeoordeling.
In hoeverre past geliberaliseerde pacht binnen uw voornemen om kringlooplandbouw en bodemkwaliteit binnen het pachtbeleid te plaatsen?
Zoals aangegeven in de brief van de Minister van LNV van 23 mei 2018 aan uw Kamer (Kamerstuk 30 015, nr. 54) spelen kringlooplandbouw en bodemkwaliteit een rol in de herziening van het pachtstelsel, ook in het licht van de klimaatopgave. In de regel streeft de Minister van LNV het uitgeven van langlopende contracten na. Indien geliberaliseerde pachtcontracten toch worden uitgegeven, worden voorschriften opgenomen in het pachtcontract (zie ook het antwoord op vraag 2).
Op welke manier draagt deze geliberaliseerde pacht bij aan uw voornemen om met langdurige pacht de bodemgesteldheid te verbeteren, ook in het licht van de klimaatopgave?
Zie antwoord vraag 5.
De gevolgen van lachgasgebruik voor het klimaat |
|
William Moorlag (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Milieudefensie waarschuwt lachgasgebruikers: denk aan het klimaat»?1
Ja.
Zijn de gevolgen van lachgasgebruik op het klimaat bekend bij gebruikers?
Besef over de gevolgen van oneigenlijk lachgasgebruik op het klimaat komt niet direct terug in de risicoperceptie van gebruikers.2 Het Trimbos-instituut heeft in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een handreiking gemaakt om gemeenten, preventieprofessionals en ouders te ondersteunen in hun preventieaanpak van oneigenlijk lachgasgebruik. De handreiking besteedt wel aandacht aan milieuschade (met name door rondslingerende lachgaspatronen) maar niet in het bijzonder aan de gevolgen van lachgasgebruik op het klimaat.3
Kunt u een inschatting maken van de hoeveelheid lachgaspatronen die het afgelopen jaar voor consumptie is gebruikt? En kunt u een inschatting maken van de impact die het gebruik van lachgas hiermee heeft gehad op het klimaat?
De uitstoot van 1 kilogram lachgas (N20) is vergelijkbaar met de uitstoot van circa 298 kilogram4 CO2. Lachgas is dus een krachtiger broeikasgas dan CO2. Omdat de uitgestoten hoeveelheden van lachgas kleiner zijn dan die van CO2is de bijdrage van lachgas aan de totale uitstoot van broeikasgassen echter beperkt5.
Eén lachgaspatroon bevat gemiddeld 8 gram lachgas. De uitstoot van één lachgaspatroon staat daarmee ongeveer gelijk aan de uitstoot van 2,38 kilogram CO2. Uitgaande van gemiddeld recreatief gebruik (2–5 patronen per maand over de periode van een jaar6) is de totale uitstoot ongeveer 85 kilogram CO2 per persoon op jaarbasis. Op basis van deze berekening zou de bijdrage van oneigenlijk lachgasgebruik aan de ecologische voetafdruk per individu reëel zijn: deze is te vergelijken met de uitstoot die wordt vermeden als uitsluitend ledlampen in huis worden gebruikt.
Uitgaande van cijfers van het Trimbos Instituut7 bestaat de groep mensen die lachgas op maandelijkse basis oneigenlijk gebruikt uit ca. 70.000 mensen. Op jaarbasis zou hun gezamenlijke uitstoot uitkomen op ca. 0,06 megaton CO2-equivalenten. Bij het maken van deze inschatting is geen rekening gehouden met het oneigenlijke gebruik van lachgas uit gasflessen en is nadrukkelijk gewerkt met gemiddelden. Hierbij moet worden benadrukt dat de bijdrage van het oneigenlijk lachgasgebruik aan de totale emissies van Nederland, ook als de precieze uitstoot hoger uitvalt, verhoudingsgewijs beperkt is.
Bent u van plan om het gebruik van lachgas voor consumptie in te perken c.q. te ontmoedigen? Zo ja, welke maatregelen bent u van plan te nemen? Zo nee, waarom niet?
Het oneigenlijke gebruik van lachgas heeft de aandacht van het kabinet. Door de toename van oneigenlijk lachgasgebruik is het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs om een risicobeoordeling van lachgas gevraagd. De risicobeoordeling wordt in november dit jaar verwacht en vormt de grondslag voor eventueel te treffen landelijke gezondheidsmaatregelen. In afwachting van het advies worden door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport diverse beleidsopties bekeken zodat wanneer de beoordeling definitief is, snel passende landelijke maatregelen kunnen worden getroffen. Hoewel het stijgende gebruik van lachgas kan leiden tot een verhoogde uitstoot van broeikasgassen, is dit probleem op basis van nu beschikbare gegevens beperkt (zie antwoord op vraag 3) en daarom voor het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat geen reden voor specifieke inzet binnen het klimaatbeleid.
Bent u bereid om de invloed van lachgasgebruik op het klimaat bij jongeren en gebruikers onder de aandacht te brengen? Zo ja, welke maatregelen bent u van plan te nemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u deze vragen voor 3 september 2019 beantwoorden?
Ja.
Het bericht Hoofdpijn in je milieuhuis |
|
Alexander Kops (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Hoofdpijn in je milieuhuis»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat bewoners van aardgasvrij gemaakte woningen in de wijk Palenstein in Zoetermeer last hebben van hoofdpijn, benauwdheid, slapeloosheid en andere gezondheidsklachten, omdat er niet genoeg frisse lucht in de woning komt? Deelt u de conclusie dat de verduurzamings- en klimaatwaanzin niet alleen rampzalig voor de portemonnee en bovendien nergens goed voor is, maar nu óók de gezondheid van de bewoners schaadt?
Het is uiteraard zeer vervelend en onwenselijk als bewoners van gerenoveerde woningen gezondheidsklachten ervaren. Dan is er iets niet goed gegaan, want verduurzaming gaat juist goed samen met verhoging van het wooncomfort en een gezond binnenklimaat. Van de gemeente Zoetermeer, de betrokken woningcorporatie en ontwikkelaar heb ik begrepen dat de ventilatieproblemen (die er inderdaad waren) inmiddels zijn opgelost. De ontwikkelaar heeft de installaties in de woningen opnieuw ingeregeld. Vervolgens heeft GGD Haaglanden nieuwe metingen in de woningen verricht. Op basis van deze metingen classificeert GGD Haaglanden de ventilatie (CO2-waarden) in de gemeten woningen als goed. Op korte termijn worden ook de installaties in de overige woningen opnieuw ingesteld. Komende winter zal GGD Haaglanden in enkele woningen een controlemeting uitvoeren.
Waar (in welke wijken) spelen deze problemen nog meer? Wat gaat u, verantwoordelijk voor de verduurzamings- en klimaatellende, hieraan doen?
Ik heb op dit moment geen signalen dat deze problemen zich ook elders voordoen.
Deelt u de mening dat het ongehoord is dat woningcorporatie De Goede Woning de bewoners verwijt dat hun klachten «tussen de oren» zouden zitten, terwijl uit metingen van de GGD is gebleken dat het CO2-gehalte in de woningen wel degelijk te hoog is? Deelt u de mening dat de «noodzaak» tot het aardgasvrij maken van woningen tussen de oren van de klimaathysterici zit?
Volgens het betreffende artikel zou de ontwikkelaar gezegd hebben dat de klachten van bewoners «tussen de oren» zitten. De ontwikkelaar spreekt tegen deze uitspraken zo gedaan te hebben. De ontwikkelaar heeft aangegeven klachten van bewoners altijd serieus te nemen.
De noodzaak tot het aardgasvrij maken van woningen volgt uit de ambitie om als Nederland onze bijdrage te willen leveren aan het beperken van de opwarming van de aarde, en de wens om iedereen die woont en werkt in het aardbevingsgebied in Groningen nieuw perspectief te geven op een veilige leefomgeving.
Vindt u dat de nadelen van het aardgasvrij maken van woningen – zoals de gigantische kosten, de lasten voor de huurders, een afzichtelijke metershoge warmtepomp in de voortuin die bovendien lawaai maakt én nu dus ook gezondheidsklachten – werkelijk opwegen tegen een verwaarloosbaar «klimaateffect»?
Met de energietransitie in de gebouwde omgeving evenals de ambities in de andere sectoren wordt een effect van 49% CO2-reductie in 2030 beoogd voor Nederland. Dit is geen verwaarloosbaar klimaateffect. Hiermee wordt een belangrijke stap gezet in de energietransitie die samen met de bijdragen van andere landen de gewenste beperking van de opwarming van de aarde kan realiseren. De mogelijke nadelen van de energietransitie worden zoveel als mogelijk beperkt en de voordelen zoals een beter wooncomfort en binnenklimaat, en een lagere energierekening zoveel als mogelijk bevorderd. De energiebelasting wordt voor huishoudens verlaagd en financieringsmogelijkheden, zoals o.a. via het warmtefonds, worden verbeterd. Er wordt gewerkt aan een kostenreductie van 20–40% en er worden via innovatieprogramma’s kleinere, stillere en goedkopere warmtepompen ontwikkeld.
Het bereiken van een significant klimaateffect kan dus ook samengaan met voordelen voor eigenaar-bewoners en huurders. Bij de verduurzaming van sociale huurwoningen is het noodzakelijk dat de instemming van minimaal 70% van de bewoners nodig is om tot een renovatie te komen. Hiermee wordt geborgd dat er voldoende aandacht is voor de mogelijke nadelen in individuele gevallen en hoe daarmee om te gaan bij verduurzaming en renovatie.
Deelt u de mening dat warmtepompen ondingen zijn en er niets gaat boven een vertrouwde gasaansluiting? Bent u ertoe bereid het vervallen van de gasaansluitingsplicht terug te draaien en het aardgasvrij maken van de bestaande woningvoorraad te stoppen?
Nee, ik deel de mening niet dat warmtepompen ondingen zijn. Warmtepompen kunnen verwarmen in de winter en bieden ook mogelijkheden om te koelen in de zomer, en bieden een duurzaam alternatief voor aardgas. Ik bevorder via innovatieprogramma’s de ontwikkeling van warmtepompen die kleiner, zuiniger en stiller zijn, en stel ook wettelijke eisen aan het geluid dat warmtepompen mogen produceren.
De Tweede Kamer heeft per amendement de aansluitplicht voor nieuwbouw in de Gaswet geschrapt. Ik ben niet bereid dit terug te draaien, noch ben ik bereid te stoppen met het aardgasvrij maken van de bestaande woningvoorraad.
Deelt u de conclusie dat uw project «proeftuinen aardgasvrije wijken», waar de wijk Palenstein in Zoetermeer onderdeel van is, nu al heeft gefaald? Bent u ertoe bereid de bewoners niet langer als proefkonijnen voor uw duurzaamheids- en klimaatagenda te gebruiken en hier direct mee te stoppen?
Nee, ik deel deze conclusie niet en ik ben niet bereid te stoppen met de proeftuinen aardgasvrije wijken. De wijk Palenstein in Zoetermeer is één van de 27 geselecteerde proeftuinen aardgasvrije wijken. Belangrijk onderdeel hiervan is de leervraag hoe bewoners betrokken kunnen worden bij de wijkgerichte aanpak. De ervaringen en lessen van de NOM-renovatie in Palenstein zijn waardevol in het kader van de proeftuin. Deze lessen zullen door de gemeente Zoetermeer worden gedeeld met andere gemeenten in het bijbehorende Kennis- en Leerprogramma onder regie van de VNG. Zodoende kan de transitie naar aardgasvrije wijken steeds beter en (kosten)effectiever worden gerealiseerd en het draagvlak voor de energietransitie worden vergroot.
De positie van de nieuwe voorzitter van de OVV |
|
Ronald van Raak (SP) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u aangeven of bij het besluit over de benoeming van een nieuwe voorzitter van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) in april binnen het kabinet bekend was dat deze ook kandidaat was voor een functie bij het Internationaal Monetair Fonds (IMF)?
Op het moment van het besluit over de benoeming van een nieuwe voorzitter van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) in april 2019 was er nog geen sprake van een vacature voor de positie van directeur van het Internationaal Monetair Fonds (IMF).
Vindt u het goed voor het aanzien van de OVV dat een net benoemde voorzitter ook in de race blijkt voor een andere topfunctie?
De voorzitter was en is zeer geschikt. Het feit dat er een internationale functie op een voor Nederland strategische positie beschikbaar kwam, doet daaraan, noch aan zijn positie bij de OVV, niets af.
Deelt u de opvatting dat deze poging tot benoeming bij het IMF van de kort daarvoor benoemde voorzitter van de OVV afbreuk doet aan zijn positie bij deze onafhankelijke onderzoeksraad? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het zandprobleem op de Markerwaarddijk |
|
Helma Lodders (VVD), Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de artikelen «Markerwaarddijk tot zondagmiddag dicht» en «Maatregelen tegen zandoverlast op Markerwaarddijk»?1 2
Ja, deze artikelen zijn mij bekend.
Wat vindt u ervan dat de Markerwaarddijk, de verbindingsweg tussen Flevoland en Noord-Holland, al meerdere keren is afgesloten voor het wegverkeer en de laatste keer zelfs enkele dagen vanwege de zandverschuivingen?
Dit is erg vervelend. Rijkswaterstaat doet haar uiterste best om de wegafsluitingen, als gevolg van zandverstuivingen, zo snel mogelijk tot de verleden tijd te laten behoren. Er wordt nu een extra laag grond op de zandige oevers aangebracht om zandverstuiving tegen te gaan. Naar verwachting is dit in oktober afgerond.
Kunt u toelichten waarom er bij de dijkversterking gewerkt is met het aanbrengen van zand, terwijl Rijkswaterstaat dit als mogelijk grootste risico zag? Wat is de meerwaarde van zand op ecologisch, natuurlijk en economisch vlak?
Van Enkhuizen tot aan Trintelhaven, halverwege de dijk, is er sprake van versterking door middel van zandige oevers. Van Trintelhaven tot aan Lelystad wordt de dijk op traditionele wijze versterkt met breuksteen en gietasfalt.
Er is om verschillende redenen voor een versterking met zand op het eerstgenoemde deel gekozen. De voordelen wogen daarbij op tegen het risico op zandverstuiving. Om dit risico tegen te gaan zijn beheersmaatregelen getroffen en middelen gereserveerd voor eventuele aanvullende beheersmaatregelen. Deze aanvullende maatregelen zijn helaas nodig gebleken.
De redenen om voor een versterking met zand op het eerstgenoemde deel te kiezen, waren:
Met name argumenten a) en e) werden gewaardeerd door stakeholders uit de omgeving, zoals de Provincie Flevoland en Natuurmonumenten.
Welke alternatieven (in plaats van zand of combinatie met zand) zijn overwogen bij de dijkversterking?
Er zijn drie opties onderzocht om de Houtribdijk te versterken:
Deelt u de mening dat bij dit soort projecten de meest geschikte alternatieven gekozen dienen te worden waarbij er rekening gehouden wordt met de omstandigheden zoals in dit geval bijvoorbeeld de aanwezigheid van wind, het belang van de verbindingsweg tussen Flevoland en Noord-Holland en de kosten die zich voordoen bij calamiteiten zoals in dit geval het schoonmaken van de weg. Hoe is de afweging hierin gemaakt?
Ik deel de mening dat het meest geschikte alternatief gekozen dient te worden, waarbij rekening wordt gehouden met de omstandigheden. Deze afweging is gemaakt in de milieueffectrapportage waarbij de verschillende alternatieven zijn beoordeeld op de milieueffecten.
Welke argumenten ten grondslag liggen aan de keuze om optie 1 (deels zand, deels steen) te verkiezen boven optie 2 (geheel steen) heb ik beantwoord in mijn antwoord op vraag 3. Dat is gekozen voor optie 1 ten opzichte van optie 3 (geheel zand) is een gevolg van de waterdiepte op het traject Trintelhaven – Lelystad. Voor het in zijn geheel uitvoeren van een versterking van de Houtribdijk met zandige oevers zou veel meer zand benodigd zijn, omdat de waterdiepte op het traject Trintelhaven – Lelystad groter is. Een zandige versterking zou daarom hier veel duurder zijn dan een versterking met breuksteen en gietasfalt.
Welke economische gevolgen heeft de wegafsluiting voor de regio?
De economische gevolgen van de wegafsluiting voor de regio zijn mij niet bekend.
Elke ongeplande wegafsluiting is er één te veel, vanwege de hinder die daarbij komt kijken zoals omrijden of het moeten wachten om de oversteek te maken. Rijkswaterstaat spant zich in om de overlast bij zandverstuivingen zoveel mogelijk te beperken. Zo worden in overleg met wegbeheerder Provincie Flevoland zo snel mogelijk veegmachines ingezet.
Rijkswaterstaat heeft zich ook gedurende de looptijd van de dijkversterking ingespannen om de bereikbaarheid maximaal te houden. Zo is er geen enkele geplande afsluiting van de N307 voorzien ten behoeve van de realisatie van het project. Ook heeft Rijkswaterstaat degenen die gebruik maakten van het fietspad op de Houtribdijk gefaciliteerd door een pendelbus in te stellen en door delen van het fietspad zo snel mogelijk weer open te stellen wanneer dit kon. Sinds eind juni van dit jaar is het fietspad weer volledig open gesteld.
Kunt u aangeven hoe u ervoor gaat zorgen dat de wegafsluitingen verleden tijd gaan zijn? Wanneer worden deze maatregelen uitgevoerd? Zijn deze maatregelen afdoende en heeft daar onderzoek naar plaatsgevonden?
Na het opspuiten van het zand voor de zandige oevers zijn er beheersmaatregelen tegen zandverstuiving ingezet. Deze beheersmaatregelen hebben echter niet afdoende gewerkt. Daarom is Rijkswaterstaat overgegaan op een extra beheersmaatregel: het aanbrengen van een extra laag grond op de zandige oevers. Het aanbrengen van de laag grond is gestart in juni van dit jaar en zal naar verwachting zijn afgerond in oktober. Deze laag houdt het zand op zijn plek.
Tot nog toe blijkt uit de praktijk dat het aanbrengen van de laag grond effectief is: op de delen waar grond is aangebracht, heeft met de recente storm geen verstuiving plaatsgevonden. Tot de tijd dat de laag grond is aangebracht over de gehele oppervlakte van de zandige oevers, blijft het risico voortbestaan dat zandverstuiving wederom plaatsvindt. Daarmee blijft er ook een kans bestaan dat wegbeheerder Provincie Flevoland bij extreme weersomstandigheden de keuze moet maken om de weg af te sluiten uit veiligheidsoverwegingen.
Op termijn zal reeds ingezaaid gras de functie van het tegengaan van zandverstuiving overnemen van de laag grond.
Seksueel misbruik door tantramasseurs |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw antwoorden op de vragen van de leden Kuiken (PvdA) en Buitenweg (GroenLinks) over seksueel misbruik door tantramasseurs (antwoorden ontvangen 1 november 2018)? Kent u het bericht «De vrouwen vertrouwden hun tantramasseur volledig»? Kent u het bericht «Als tantra naar seksueel misbruik neigt: vijf oud-cursisten over The New Tantra»?1 2 3
Ja.
Wat is de stand van zaken van de aangekondigde publiekscampagne om de meldingsbereidheid bij slachtoffers van seksueel misbruik te vergroten en het zoeken van hulp te vergemakkelijken?
Dit najaar start de Minister voor Rechtsbescherming een publiekscampagne gericht op het vergroten van de meldingsbereidheid van slachtoffers van seksuele misdrijven. Naar verwachting zal de campagne drie jaar duren en van start gaan op 25 november 2019, de internationale dag voor de uitbanning van geweld tegen vrouwen.
In de campagne zullen de (anonieme) ervaringen van slachtoffers van seksueel geweld in beeld komen. Momenteel worden gesprekken gevoerd met slachtoffers die bereid zijn ervaringen te delen. De verhalen van deze slachtoffers zullen worden verwerkt in de campagne.
Weet u inmiddels hoeveel meldingen en aangiften er het afgelopen jaar tegen tantramasseurs zijn gedaan wegens delicten die onder seksueel misbruik geschaard kunnen worden? Zo ja, in hoeveel gevallen heeft dit tot vervolging, respectievelijk strafrechtelijke sancties geleid?
Uit gegevens van de politie blijkt dat er sinds 1 januari 2018 vijf keer aangifte is gedaan van seksueel misbruik waarbij een tantramasseur of -therapeut is betrokken. In twee gevallen is het strafdossier ter beoordeling ingezonden naar het OM. In beide gevallen is overgegaan tot vervolging. De twee zaken zijn momenteel onder de rechter.
Weet u inmiddels hoeveel meldingen er bij de Centra voor Seksueel Geweld tegen tantramasseurs zijn gedaan? Zo ja, hoeveel meldingen zijn dit? Zo nee, waarom niet?
Overall zijn er in 2018 3.250 meldingen gedaan bij de Centra voor Seksueel Geweld (CSG). Het is niet bekend of er meldingen zijn gedaan van seksueel geweld door tantramasseurs, omdat de CSG dergelijke informatie niet registreren. De CSG leveren medische en psychische hulp aan slachtoffers van seksueel geweld, en richten zich niet op het registreren van de identiteit van daders.
Acht u het nodig om ter wille van het krijgen van beter inzicht in de problematiek van tantramisbruik meer informatie te krijgen over het aantal meldingen en aangiften? Zo ja, waarom en hoe gaat u hier voor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Slachtoffers van seksueel misbruik moeten altijd in staat zijn om melding en aangifte te doen. Zedenmisdrijven hebben doorgaans grote impact op slachtoffers. Slachtsoffers van seksueel misbruik door tantramasseurs kunnen terecht bij een van de Centra voor Seksueel Geweld, en zij kunnen een melding doen bij het Meldpunt Tantramisbruik. Ook kunnen zij aangifte doen bij de politie. Bij de politie zijn gespecialiseerde zedenrechercheurs die goed contact hebben met de oprichters van het Meldpunt Tantramisbruik.
Gelet op het beperkt aantal meldingen en aangiften, zie ik op dit moment geen aanleiding tot additionele maatregelen om de problematiek nog nader in kaart te brengen dan nu al het geval is.
In hoeverre verrichten tantramasseurs therapeutische handelingen met de intieme delen? Zijn deze masseurs altijd (para)medische professionals, zoals artsen, verloskundigen of bekkenfysiotherapeuten die dergelijke handelingen mogen verrichten? Zo nee, wat kunnen de juridische gevolgen voor tantramasseurs zijn die niet tot deze beroepsgroep behoren en deze handelingen toch verrichten?
Het beroep van tantramasseur is geen wettelijk beschermd beroep. Iedereen mag het beroep uitvoeren. Wie tantramassages geeft, moet zich te houden aan de algemene wettelijke normen.
In het verleden is onderzocht of de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) mogelijkheden biedt om toezicht te houden op tantramasseurs (zie: Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 1712). De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heeft geconcludeerd dat de activiteiten van tantramasseurs niet vallen onder de reikwijdte van de Wkkgz, en daarmee niet onder het toezicht van de Inspectie.
Slachtsoffers van seksueel grensoverschrijdend gedrag door tantramasseurs wordt geadviseerd aangifte te doen bij de politie.
Is het mogelijk dat gemeenten slechts vergunningen aan tantramasseurs verlenen onder de voorwaarde dat het een (para)medische professional is die zich moet houden aan de protocollen van een beroepsgroep? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? En zo nee, acht u het wenselijk en mogelijk dat bij wet wordt geregeld dat het geven van tantramassage, ook buiten de prostitutiesector, vergunningplichtig wordt met als voorwaarde dat er sprake moet zijn van een erkende beroepsvereniging?
Onder de geldende wet- en regelgeving is er geen vergunning vereist voor de uitoefening van het beroep van tantramasseur. Het beroep van tantramasseurs is geen wettelijk beschermd beroep. Het verlenen van een vergunning aan tantramasseurs onder voorwaarde dat zij (para)medische professionals zijn, is dan ook niet mogelijk. Een vergunning is wel vereist als een tantramasseur bedrijfsmatig en uitdrukkelijk seksuele handelingen verricht, omdat er dan feitelijk sprake is van prostitutie.
Ik zie momenteel geen aanleiding om het beroep van tantramasseur wettelijk te reguleren. Slachtsoffers van seksueel grensoverschrijdend gedrag door tantramasseurs wordt geadviseerd aangifte te doen bij de politie. Als een tantramasseur wordt veroordeeld voor seksueel misbruik, kan de rechter een beroepsverbod opleggen.
Beschikt u inmiddels wel over informatie over de aard en omvang van de maatregelen die gemeenten nemen tegen tantramasseurs? Zo ja, kunt u die informatie met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Nee. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft geen signalen ontvangen dat er sprake is van structurele problematiek rondom tantramasseurs.
Deelt u de mening van de in het tweede bericht genoemde vertegenwoordiger van de politie dat «de beschreven gang van zaken bij The New Tantra «ontzettend op het randje»» is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Seksueel grensoverschrijdend gedrag is altijd onacceptabel. Elk geval van seksueel misbruik is er één teveel. Zoals ik heb toegelicht in mijn brief van 24 november 2017 (Kamerstuk 34 843, nr. 1) en in eerdere antwoorden op Kamervragen van het lid Kuiken (Aanhangsel Handelingen 2018–2019, nr. 495), is ongewenst seksueel gedrag tussen volwassenen strafbaar als er sprake is van dwang.
Ik acht het van groot belang dat slachtoffers van seksueel misbruik hiervan melding doen. Het is dan ook goed dat is geadviseerd om melding te doen van mogelijk seksueel misbruik bij The New Tantra. De politie heeft evenwel bevestigd dat zover bekend, de oproep tot op heden niet heeft geleid tot aangiftes.
Heeft het advies om melding te doen van seksueel misbruik bij The New Tantra tot meldingen en/of aangiftes geleid? Zo ja, hoeveel meldingen en/of aangiften betreft dit en wat is de aard daarvan?
Zie antwoord vraag 9.
Het bericht dat AZ aan een ramp is ontsnapt |
|
Daniel Koerhuis (VVD), Rudmer Heerema (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «AZ aan een ramp ontsnapt»?1
Ja.
Welke stappen gaat u nemen om dit in de toekomst te voorkomen?
Op dit moment is nog onduidelijk wat de oorzaak is geweest van het instorten van het dak van het AZ-stadion. Dit moeten de onderzoeken van Royal Haskoning/DHV (hierna Haskoning) en de Onderzoeksraad voor veiligheid (hierna Onderzoeksraad)uitwijzen. Zodra er meer bekend is, zal ik mij beraden op mogelijke stappen.
Wat is het tijdspad van het onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid? Bent u bereid om de uitkomsten mee te nemen in de bovenstaande stappen?
Het tijdspad is aan de Onderzoeksraad. Zodra het rapport door de Onderzoeksraad is aangeboden, zal ik uw Kamer een reactie hierop sturen.
Bent u bereid om per direct een landelijke inventarisatie te starten naar mogelijk gevaarlijke dakconstructies op alle stadions, deze bij te houden, en naar de Kamer te sturen? Bent u bereid om in deze inventarisatie ook alle soortgelijke gevaarlijke dakconstructies op andere gebouwen mee te nemen? En bent u bereid om in deze inventarisatie alle gebouwen die gebouwd zijn door hoofdaannemer Midreth mee te nemen?
Op dit moment is nog onduidelijk wat de oorzaak is geweest van het instorten van het dak van het AZ-stadion. Dit moeten de onderzoeken van Haskoning en de Onderzoeksraad uitwijzen. Zodra er meer bekend is, zal ik mij beraden of er landelijke actie nodig is bij andere bouwwerken.
Deelt u de mening dat er passende maatregelen getroffen moeten worden bij dakconstructies waar twijfel is over de dakconstructie en daarmee de veiligheid in stadions en/of andere gebouwen?
Dakconstructies van gebouwen moeten voldoen aan de constructieve veiligheidseisen van het Bouwbesluit. Het is aan gebouweigenaren te zorgen dat hieraan wordt voldaan en aan gemeente hierop toezicht te houden. Op dit moment is nog onduidelijk wat de oorzaak is geweest van het instorten van het dak van het AZ-stadion. Dit moeten de onderzoeken van Haskoning en de Onderzoeksraad uitwijzen. Hierna kan pas worden bepaald of er ook problemen bij andere gebouwen zijn te verwachten en of vervolgens maatregelen moeten worden genomen. In het geval dat een gebouweigenaar echter nu al gerede twijfel heeft of zijn dakconstructie voldoet of als sprake is ongerustheid bij de gebruikers van het gebouw, ligt het in de rede dat hij maatregelen neemt.
Hoe vaak moeten dakconstructies op gebouwen zoals stadions nu gecontroleerd worden en wie is daarvoor verantwoordelijk? Bent u bereid om naar aanleiding van het bericht dit weekend dat toezicht te verscherpen? Zo ja, hoe gaat u dat verscherpte toezicht vormgeven?
Vanuit de bouwregelgeving is er geen verplichting om periodiek de dakconstructies op gebouwen te controleren. De bouwregelgeving kent wel een algemene zorgplicht voor gebouweigenaren om te zorgen dat hun gebouw bij voortduur aan de voorschriften van Bouwbesluit voldoet. Het is aan gebouweigenaren om hier zelf invulling aan te geven. De gemeente is het bevoegd gezag als het gaat om toezicht op bestaande bouwwerken. De wijze waarop een gemeente dit invult, kan zij zelf beleidsmatig invullen. Burgemeester en Wethouders leggen hierover verantwoording af aan de gemeenteraad. Op dit moment is nog onduidelijk wat de oorzaak is geweest van het instorten van het dak van het AZ-stadion. Dit moeten de onderzoeken van Haskoning en de Onderzoeksraad uitwijzen. Hierna kan pas worden bezien welke maatregelen nodig zijn.
Bent u bereid om gemeenten die daaraan behoefte hebben te ondersteunen met expertise vanuit het ministerie bij het borgen van de veiligheid van hun stadions?
Mijn beeld is dat de gemeenten (of de betreffende omgevingsdiensten) in het algemeen voldoende deskundig personeel hebben of dat zij externe expertise inhuren. Dit is ook hun taak als bevoegd gezag. Ondersteuning vanuit de rijksoverheid is daarom niet nodig. Afhankelijk van de uitkomsten van Haskoning en de Onderzoeksraad zal ik nader bezien welke maatregelen vanuit de rijksoverheid nodig zijn.
Bent u bereid om naar aanleiding van het bericht dit weekend en de eerdere instorting van de parkeergarage in Eindhoven te overwegen om bij invoering van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen, de wet éérst te laten gelden voor de grotere en complexere bouwwerken in de gevolgklassen 2 en 3 zoals bijvoorbeeld stadions, en daarna pas voor bouwwerken in gevolgklasse 1 zoals bijvoorbeeld woningen, in plaats van in omgekeerde volgorde zoals nu is voorgenomen?
In de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen is op verzoek van de Tweede Kamer opgenomen dat bij de start de woningen (gevolgklasse 1) als eerste onder het stelsel zullen worden gebracht. Reden voor de Tweede Kamer om hierom te vragen was, dat bij de invoering en complexe overgang naar een nieuw stelsel zich bij deze categorie minder risico’s voor zullen doen dan bij complexere bouwwerken. Tijdens het debat met de Eerste Kamer over de Wet heb ik aangegeven, dat ik het wenselijk vind om ook via proefprojecten ervaringen op te doen met bouwwerken in gevolgklassen 2 en 3. Dit omdat zich juist in deze gevolgklassen de laatste tijd een aantal incidenten heeft voorgedaan.
Inmiddels hebben verschillende partijen, waaronder het Rijksvastgoedbedrijf, de afgelopen periode proefprojecten voor gevolgklassen 2 en 3 georganiseerd. Met de VNG bezie ik hoe nog meer proefprojecten in deze gevolgklassen kunnen plaatsvinden, zodat zo snel mogelijk na een succesvolle invoering van gevolgklasse 1 ook gevolgklassen 2 en 3 onder de werking van het nieuwe stelsel kunnen worden gebracht. Gemeenten maken overigens onder het huidige stelsel juist bij complexere bouwwerken al regelmatig gebruik van private partijen om de bouwkwaliteit te borgen. Dit omdat de noodzakelijke expertise voor het beoordelen van dergelijke bouwwerken niet bij alle gemeenten aanwezig is.
Daarbij is van belang dat met inwerkingtreding van de wet de verantwoordelijkheidsverdeling voor de bouwkwaliteit wordt aangescherpt. Vanaf dat moment is een aannemer aansprakelijk voor alle gebreken voor zover die aan hem zijn toe te rekenen, ook in de complexere bouwwerken onder gevolgklassen 2 en 3. Op basis van reeds uitgevoerde proefprojecten mag verwacht worden dat dit bouwbedrijven ertoe zal aanzetten dat zij hun verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van door hen uitgevoerde bouwprojecten scherper zullen invullen, door onder andere hun eigen interne kwaliteitscontroles op orde te brengen. In de voorbereiding op de inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen zal ik hier aandacht aan besteden, waarbij ik ook de gevolgklassen 2 en 3 zal betrekken.
De steekpartij op klaarlichte dag bij het asielzoekerscentrum in Arnhem |
|
Geert Wilders (PVV), Emiel van Dijk (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht over een steekpartij in het asielzoekerscentrum in Arnhem?1
Ja.
Kunt u aangeven of de lichtgetinte verdachte inmiddels in de kraag is gevat, vast is gezet en klaar wordt gemaakt om het land te worden uitgezet? Zo nee, waar is deze verdachte nu, waarom zit deze nog niet vast en hoe heeft dit kunnen gebeuren?
Zoals u bekend ga ik niet in op individuele zaken.
Is voor u, net als voor vele Nederlanders, de maat inmiddels vol na het zoveelste geweldsincident van, voor en door asielzoekers? Zo ja, welke consequenties verbindt u aan deze meest recente geweldsuitbarsting?
Ieder incident is er één te veel en dit kabinet zet zich in om overlastgevende en criminele asielzoekers aan te pakken. Hiertoe wordt een breed palet aan maatregelen ingezet. Voor een uitgebreide uiteenzetting van deze maatregelen verwijs ik u naar de brieven die mijn voorganger en ik in dit kader eerder aan uw kamer hebben gezonden2. De individuele aanpak van personen die criminele gedragingen vertonen verloopt primair via het strafrecht.
Bent u bereid om het asielzoekerscentrum te sluiten en de buurt weer veilig maken voor omwonenden of kiest u ervoor hun kinderen, dochters en geliefden bloot te blijven stellen aan dergelijke risico’s?
Ik zie geen reden om het asielzoekerscentrum te sluiten. Op een COA opvanglocatie is 24 uur per dag en 7 dagen in de week begeleiding en/of beveiliging aanwezig. De begeleiding van het COA is gericht op het kennen van de bewoners om van daaruit gerichte begeleiding te kunnen bieden of gepaste maatregelen op te kunnen leggen. Die methodiek geeft de mogelijkheid om vroeg te kunnen reageren op signalen en indien nodig de-escalerend op te kunnen treden. Desalniettemin kan niet worden uitgesloten dat incidenten optreden.
Asielzoekers die in Nederland asiel aanvragen moeten zich houden aan de in Nederland geldende normen, waarden en wet- en regelgeving. Gedrag waarmee deze normen en waarden worden geschonden of overtreden dient aangepakt te worden en moet daarom leiden tot een maatregel. Bij een incident is het COA-beleid dat de dader, onafhankelijk van het strafrechttraject, direct een gepaste maatregel opgelegd krijgt. Dat kan variëren van een corrigerend gesprek tot een (tijdelijke) ontzegging van de opvangverstrekkingen, of een overplaatsing naar een extra begeleiding- en toezichtlocatie (EBTL).
Naast de begeleiding op de locatie vindt regelmatig overleg plaats tussen de gemeente, de politie en het COA om signalen van overlast of andere incidenten in de gemeente te bespreken. Ook vindt regelmatig casuïstiek overleg plaats tussen COA, IND, de politie en DT&V in het kader van terugkeer, en worden aanvragen van overlastgevers met voorrang behandeld ten behoeve van een zo snel mogelijke terugkeer.
Deelt u de mening dat het hoog tijd is dat de regering zijn gezonde verstand een keer gebruikt en ter bescherming van de Nederlandse samenleving een complete asielstop zou moeten worden ingevoerd? Zo nee waarom niet?
Nee. Het is staand kabinetsbeleid dat Nederland bescherming biedt aan mensen die daar recht op hebben. Nederland heeft zich hier in internationaal en Europees verband aan gecommitteerd. Ik zet in op korte procedures en snel vertrek van personen die niet in aanmerking komen voor een (asiel)vergunning.
Het nieuwe record: ministeries geven 25 miljoen euro uit aan inhuur landsadvocaat |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat ministeries in 2018 een recordbedrag hebben uitgegeven aan het inhuren van de landsadvocaat, namelijk 25 miljoen euro? Hoe verklaart u deze toename?1
Voorop staat dat het de taak van de overheid is om spaarzaam om te gaan met overheidsgelden. In dat licht wordt er ook kritisch gekeken naar de kosten die gemoeid zijn met het inhuren van de landsadvocaat. Het merendeel van de juridische aangelegenheden wordt binnen de ministeries zelf afgehandeld. Niettemin maken alle ministeries ook gebruik van de diensten van de landsadvocaat. Het grootste deel van de zaken waarin de landsadvocaat wordt ingeschakeld, betreft civiele procedures waarin vertegenwoordiging door een advocaat wettelijk verplicht is. Naast deze civiele procedures, wordt de landsadvocaat soms ook ingeschakeld in bestuursrechtelijke zaken. Bijvoorbeeld daar waar de bijzondere expertise van de landsadvocaat gewenst is. Het is moeilijk aan te geven waarom de kosten van inhuur van de landsadvocaat in 2018 hoger zijn uitgevallen dan in voorgaande jaren. Een mogelijke verklaring kan worden gevonden in het feit dat procedures complexer zijn geworden. Daarnaast zijn deze kosten soms ook incident gedreven. Uit het top 10- overzicht van zaken met hoge uitgaven aan de landsadvocaat volgt bijvoorbeeld dat er dit jaar veel kosten gemoeid zijn met het advies voor het project GrIT van Defensie en de herziening Gasgebouw bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Als uitgangspunt geldt echter dat de Staat en zijn bestuursorganen ervoor zorg dragen dat voldoende juridische deskundigheid aanwezig is binnen de rijksoverheid, zodat gepaste terughoudendheid kan worden betracht bij het inschakelen van de landsadvocaat en andere externe juridische bijstandsverleners in zaken waarin bijstand niet in de wet is voorgeschreven. Een aantal ministeries en uitvoeringsorganisaties heeft eigen advocaten in dienst, zodat ook voor de verplichte procesvertegenwoordiging in veel voorkomende civiele zaken niet langer in alle gevallen van externe juridische dienstverlening gebruik gemaakt hoeft te worden. Ook wordt binnen de juridische functie van het Rijk samengewerkt en over en weer een beroep op elkaar gedaan bij sommige gecompliceerde adviesvragen om een onnodig beroep op de landsadvocaat te voorkomen.
Vindt u deze ontwikkeling, dat meer dan ooit is uitgegeven aan de landsadvocaat, niet ongewenst? Zo nee, waarom niet?
Natuurlijk is het belangrijk om de kosten voor inhuur van de landsadvocaat zo laag mogelijk te houden. Daar wordt zoals u bij het antwoord op vraag 1 kunt lezen ook het nodige aan gedaan. Zoals aangegeven betreft het grootste deel van de zaken waarin de landsadvocaat wordt ingeschakeld civiele procedures waarin vertegenwoordiging door een advocaat wettelijk verplicht is. Voor het volledige beeld mag bovendien niet onvermeld blijven dat de Staat in het overgrote deel van de procedures als gedaagde optreedt. In dergelijke procedures wordt het in het belang van Nederland geacht om verweer te voeren.
Hoe kunt u uitleggen dat nu een nieuw record wordt gevestigd aan uitgaven door ministeries aan de landsadvocaat, onder andere om te procederen tegen burgers, terwijl al jaren onvoldoende geld naar de rechtsbijstand van diezelfde burgers gaat?
Zoals ik heb geantwoord op vraag 1 en 2 wordt kritisch gekeken naar de kosten die gemoeid zijn met de inhuur van de landsadvocaat en zijn de kosten met name gemaakt in civiele procedures waarbij vertegenwoordiging door een advocaat verplicht is en waarin de overheid als gedaagde partij optreedt. De inzet van de landsadvocaat enerzijds en het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand anderzijds zijn echter twee in hun aard verschillende zaken. Het stelsel van rechtsbijstand voorziet in een subsidie voor burgers die minder draagkrachtig zijn. Daarvoor geldt een bepaald tarief. Gelet op artikel 42a Wet op de rechtsbijstand en artikel 5 van het Subsidiebesluit Raad voor Rechtsbijstand worden op basis van de begroting van de Raad voor Rechtsbijstand jaarlijks voorschotten verstrekt. Hierbij wordt rekening gehouden met de ontwikkelingen in het volume van de toevoegingen en piketregelingen. Advocaten zijn vrij in hun keuze om voor dit tarief al dan niet hun diensten aan te bieden. De rechtsbijstand die de Staat afneemt van de landsadvocaat is geen subsidie. Het is een dienst die moet worden ingekocht. Daarom wordt de landsadvocaat tegen een marktconform tarief vergoed.
Staat deze toename van uitgaven aan de landsadvocaat daarnaast niet haaks op uw plannen om als overheid juist minder te juridiseren en te procederen, juist een van de onderdelen van uw omstreden plannen voor de stelselherziening van de gesubsidieerde rechtsbijstand die wel op steun kan rekenen?
De kosten voor de inhuur van de landsadvocaat staan gelet op het antwoord op bovenstaande vragen niet haaks op wat ik in de contourennota rechtsbijstand heb aangegeven, namelijk dat het terugdringen van onnodige juridisering begint bij de overheid die zelf het goede voorbeeld moet geven. Daarbij is met name het bestuursrecht een belangrijke inhoudelijke prioriteit. De overheid is wederpartij in circa 60 procent van de zaken waarin gesubsidieerde rechtsbijstand wordt verleend. Deze 60 procent is als volgt opgebouwd: 13 procent asiel- en vreemdelingenzaken, 29 procent strafrechtzaken, 7 procent BOPZ en 11 procent overig bestuursrecht. Het kabinet wil het aantal onnodige procedures in het bestuursrecht, waaronder procedures waarin sprake is van rechtsbijstand, terugdringen. Het aanpassen van procedeergedrag van de overheid en het voorkomen van onnodig procederen vragen om inzicht in de complexe dynamiek en samenhangende factoren die kunnen aanzetten tot het procederen tegen overheidsbesluiten. Dit aanpakken vraagt om een brede samenwerkingscoalitie en om het bundelen van denkkracht. Binnen de aanpak is onder meer sprake van aandacht voor (rijks)beleid en wet- en regelgeving enerzijds en voor procedeergedrag van overheden anderzijds. Daarnaast is er aandacht voor betere communicatie en passend contact. In mijn brief van 12 juli jl. heb ik dit toegelicht.
Hoe verklaart u dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid koploper is als het gaat om het inhuren van de landsadvocaat, namelijk voor 5,5 miljoen euro?
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid is met haar zbo’s, agentschappen, diensten en taakorganisaties als het OM en de politie één van de grootste ministeries van Nederland. In dat licht is het niet vreemd dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid meer dan andere departementen uitgeeft aan de inhuur van de landsadvocaat. De uitgaven van het Ministerie van Justitie en Veiligheid aan de landsadvocaat voor het jaar 2018 waren overigens lager dan in voorgaande jaren (2014–2017).
Hoe verklaart u de forse stijging aan uitgaven bij het Ministerie van Defensie, die nu op twee staat?
De forse stijging aan uitgaven bij het Ministerie van Defensie is primair te wijten aan ondersteuning in het kader van de aanbesteding van het project Grensverleggende IT (GrIT), een bijzonder groot en complex IT-project, waarbij de complete IT-infrastructuur van Defensie wordt vervangen. Om alle ontwikkelingen in de IT-markt te kunnen volgen en door te vertalen naar moderne IT heeft Defensie met GrIT gekozen voor een intensieve samenwerking met de markt, waarbij Defensie wel zelf de regie houdt. Deze vorm van publiek- private IT-samenwerking op deze schaal is nieuw in Nederland en vraagt om extra juridische aandacht. Defensie beschikt weliswaar over veel juridische kennis, alleen op dit specifieke vlak is de kennis niet voldoende. Gezien de omvang en het belang van dit project maakt Defensie daarom gebruik van de specifieke kennis van de landsadvocaat. Daarnaast hebben zaken op het gebied van personenschade (bv. chroom-6 zaken, PTSS-zaken veteranen, letselschade), onrechtmatige daad (bv. zaken gerelateerd aan Nederlands Indië en Srebrenica), pensioenrecht (bv. AOW-gat, overgang van eindloonstelsel naar middelloonstelsel) en aan aantal kort gedingen naar aanleiding van aanbestedingen tot extra kosten geleid. De landsadvocaat is ingeschakeld als procesvertegenwoordiger of als adviseur omdat de benodigde kennis en capaciteit niet aanwezig is binnen Defensie.
Klopt het dat het bedrag van 25 miljoen euro dat aan de landsadvocaat wordt uitgegeven nog los staat van de juridische kosten die binnen de ministeries worden gemaakt? Zo ja, hoe hoog zijn deze kosten? Kunnen deze ook in een overzicht per ministerie worden verstrekt, zodat het totaal kan worden vastgesteld?
Naast de kosten die aan de landsadvocaat worden besteed, worden nog overige kosten voor externe inhuur van juridisch advies gemaakt. U kunt een groot gedeelte van deze kosten terugvinden in de bijlagen bij de jaarverslagen van ieder ministerie onder de post externe inhuur juridisch advies.2 Onder deze post valt voor de meeste departementen onder andere de overige advocatenkosten, de inhuur van advisering bij de voorbereiding van (specialistische) wet- en regelgeving en juridisch advies over bestaande regelgeving en het inhuren van juridische capaciteit voor de reguliere processen waar extra personele capaciteit op nodig is. Bijvoorbeeld om achterstanden bij bezwaar weg te werken of tijdelijk een zieke werknemer te vervangen. Voor het jaar 2018 valt het volgende schematische overzicht te geven. De bedragen zijn afgerond op miljoenen euro’s.3
Ministerie
Overige kosten externe inhuur juridisch advies jaarverslagen 2018
Algemene Zaken
0.4
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2.6
Buitenlandse Zaken
1.2
Defensie
0.3
Economische Zaken en Klimaat
3.21
Financiën
0.52
Infrastructuur en Waterstaat
2.5
Justitie en Veiligheid
2.7
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
-
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
0.23
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
0.2
Volksgezondheid, Welzijn en Sport
0.3
Totaal
14.1
In het jaarverslag van Economische Zaken bijlage 3 externe inhuur staat dat hierin tevens is opgenomen de kosten voor externe inhuur juridisch advies van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
De kosten van Financiën voor de verplichte procesvertegenwoordiging in invorderingszaken door de Rijksadvocaat en de kosten voor juridisch advies met betrekking tot het Staatsdeelnemingenbeleid (in het bijzonder de kosten voor de juridische afwikkeling van de maatregelen in het kader van de kredietcrisis) worden op de begroting van Financiën verantwoord op het beleidsartikel waarop het betrekking heeft en bedraagt per jaar: € 5.0 mln. (2018), € 5.2 mln. (2017), € 5.8 mln. (2016), € 4.8 mln. (2015) en € 5.6 mln. (2014).
In deze post is voor OCW niet meegenomen de kosten van de huisadvocaat van het agentschap DUO. De kosten hiervoor bedragen in 2018 € 38.089,17.
Hoe hoog zijn de kosten rondom het stopzetten van de kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst precies? Kunnen daarbij ook de gemaakte kosten in het jaar 2019 tot nu toe worden meegenomen? Hoeveel rechtszaken lopen er nog tegen ouders of gastouderbureaus? Is de landsadvocaat daarbij betrokken? Zo ja, in hoeveel zaken?
Zoals de Staatssecretaris van Financiën op 20 september 2019 heeft geantwoord op vragen van de heer Azarkan (2019Z15262, vragen 18 en 19 en 22) ging het op die datum om 10 procedures in het kader van CAF 11 en om 20 rechtszaken die betrekking hebben op de overige CAF-zaken. Tot medio augustus 2019 is er in CAF 11 zaken circa € 4.600 griffierecht vergoed. De kosten van de landsadvocaat tot en met de maand juni 2019 bedragen € 405.000. Het gaat om het totaal van inzet van de landsadvocaat bij de verschillende afgesloten en nog lopende bestuursrechtelijke procedures, de lopende procedure inzake de civiele schadeclaims en algemene advisering in het kader van CAF 11. Dit bedrag is afgerond op duizenden euro’s en omvat honoraria, kantoorkosten, verschotten en BTW.
Hoe is het mogelijk dat achteraf blijkt dat de Belastingdienst maar door bleef procederen terwijl dossiers onvolledig waren aangeleverd en bewijsstukken werden achtergehouden en de fiscus wist dat er weinig grond was om door te zetten? Kan hier sprake zijn van meineed? Kan onderzocht worden hoe hoog de ten onrechte gemaakte proceskosten in deze zaken rondom het stopzetten van de kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst zijn?
Zoals de Staatssecretaris van Financiën op 20 september 2019 heeft geantwoord op vragen van mevrouw Leijten (2019Z15127, vraag 21 en 25), heeft hij in zijn brief van 11 juni 2019 aangegeven dat de wens te voldoen aan de maatschappelijke roep tot fraudebestrijding in combinatie met strikte regelgeving naar zijn opvatting heeft geleid tot het ontstaan van een «tunnelvisie». In het spanningsveld tussen fraudebestrijding en dienstverlening heeft de eerste de overhand gekregen. Deze «tunnelvisie» werd gestaafd door de uitkomsten van rechtszaken waarin de (juridische) interpretatie van wetgeving merendeels onderschreven werd. Meineed of valsheid in geschrifte betreft het opzettelijk verstrekken van onjuiste informatie. Er zijn geen aanwijzingen dat medewerkers van Toeslagen zich hieraan schuldig hebben gemaakt.
Hoe hoog zijn de kosten van de afwikkeling van de schadeverzoeken van de gaswinning in Groningen? Om hoeveel zaken ging het in 2018 en om hoeveel zaken tot nu toe in 2019?
De TCMG is in 2018 opgezet en heeft in 2018 een bedrag van € 7,6 miljoen aan schade uitgekeerd. De schade uitkeringen en kosten van ondersteuning worden achteraf verhaald op NAM. De kosten van de TCMG zelf bedroegen in 2018 € 1,6 miljoen; deze kosten worden omwille van de onafhankelijkheid van de commissie gedekt door het Rijk.
In dit kader zijn ook uitgaven gedaan ten behoeve van de inzet van de landsadvocaat. De inzet van de diensten van de landsadvocaat is gericht op juridische ondersteuning bij het tot stand brengen van de organisatie en het uitvoeren van de operatie om de vele duizenden verzoeken op een goede en zo voortvarend mogelijke wijze af te handelen. Het doel is om burgers te ontzorgen bij het afhandelen van aardbevingsschade. Dit betekent onder meer dat de Groningers bij de TCMG terecht kunnen zonder verplichte advocaatstelling, zij geen kosten hoeven te maken voor het inschakelen van deskundigen en kunnen vertrouwen op een rechtvaardige afhandeling van aardbevingsschade. In 2018 bedroegen de in dit verband aan de landsadvocaat betaalde kosten € 966.445 en in 2019 (tot en met 16 september 2019) € 2.134.692.
In totaal zijn er 36.500 schadeverzoeken ingediend bij de TCMG, gedurende 2018: 20.044 en tot 1 september 2019: 16.454. Op de website van de TCMG (https://www.schadedoormijnbouw.nl/cijfers) staat actuele informatie over de schadeafhandeling, met onder meer een online overzicht van de aantallen schadeafhandelingen, schade-opnames, besluiten, het aantal meldingen acuut onveilige situaties (AOS) en de voortgang in afhandeling.
Bij de Rechtbank Noord-Nederland liepen in 2018 5 civiele procedures en in 2019 3 civiele procedures tegen NAM, EBN en de Staat. In 2018 bedroegen de aan de landsadvocaat betaalde kosten voor vertegenwoordiging in deze procedures € 54.406; in 2019 (tot en met 30 augustus 2019) € 56.460.
Wat is de aard van deze zaken? Gaat het om fysieke schade, immateriële schade of waardedaling? Kan dit uitgesplitst worden?
De bij de TCMG ingediende schadeverzoeken betreffen fysieke schade aan gebouwen en/of werken, immateriële gevolgschade en vergoedingen voor overlast aan gedupeerden.
De civiele procedures bij de Rechtbank Noord-Nederland betreffen verscheidene soorten schade met inbegrip van fysieke schade, immateriële schade en waardedaling.
Wat betekenen de excuses van de Minister-President, juist ook vanwege het feit dat bij de afhandeling van de schade door de gaswinning in Groningen de afgelopen jaren te veel nadruk is komen te liggen op juridische zekerheid, nu concreet voor de toekomst?2
De Minister-President heeft in het debat onder andere zijn excuses aangeboden voor het feit dat de nadruk in de afhandeling in het verleden te veel heeft gelegen op de precisie van de juridische zekerheid. Dit is ten koste gegaan van de snelheid.
In de afgelopen periode hebben de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, samen met de betrokken regionale en maatschappelijke partijen, gewerkt aan het publiekrechtelijk verankeren van zowel de schadeafhandeling als de versterkingsoperatie en het op afstand plaatsen van NAM. Voor het definitief op afstand plaatsen van NAM bij schadeafhandeling en de uitvoering van de versterkingsoperatie is een wettelijke regeling noodzakelijk. Het wetsvoorstel Tijdelijke Wet Groningen zoals dat onlangs is ingediend bij uw Kamer geeft invulling aan het eerste deel van de wettelijke regeling: de afhandeling van schade bij een op te richten Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG). Daarbij is voor wat betreft de schadeafhandeling volop ingezet op een versnelling. Zo heeft de TCMG bijvoorbeeld meer deskundigen geworven, het afhandelingsproces geoptimaliseerd en een aannemersvariant doorgevoerd. Daarnaast is in juli 2019 een eenmalige maatregel getroffen om het «stuwmeer» aan schademeldingen dat is ontstaan bij de afhandeling van aanvragen om schadevergoeding door de Commissie zo snel mogelijk weg te werken (Stcrt 2019, 38034).
Wat is de verwachting voor de komende jaren qua aantallen zaken en kosten van de afwikkeling van schadeverzoeken inzake de gaswinning in Groningen?
Het is op voorhand moeilijk in te schatten hoeveel schadeverzoeken door Groningers zullen worden ingediend bij de TCMG en IMG en hoeveel civiele procedures door Groningers zullen worden gestart bij de rechter.
Is steeds hetzelfde uurtarief voor de landsadvocaat gehanteerd? Zo ja, welk uurtarief was dat? Zo nee, wat was dan het gemiddelde gehanteerde uurtarief? En wat was het maximale uitgekeerde uurtarief?
Rijksbreed worden standaarduurtarieven gehanteerd. In 2018 was het laagste uurtarief voor advocaat-stagiaires (tarief II) € 165 en het hoogste uurtarief € 384 (partners). Het gemiddelde tarief in de landspraktijk in 2018 bedroeg € 294,98. Conform het landscontract worden deze tarieven verhoogd met 4,9% kantoorkosten en BTW.
Erkent u dat de Orde van Advocaten gelijk heeft dat «het schuurt dat de overheid steeds meer geld uitgeeft aan rechtszaken onder meer tegen burgers, terwijl er volstrekt onvoldoende budget beschikbaar wordt gesteld voor rechtsbijstand aan diezelfde burger»?3
Zoals ik heb geantwoord onder vraag 3 is er geen verband tussen de kosten die gemaakt worden ten behoeve van de landsadvocaat en het budget voor gesubsidieerde rechtsbijstand. Het budget voor de rechtsbijstand wordt middels het prognosemodel justitiële ketens (PMJ) ordentelijk geraamd waarbij rekening gehouden wordt met de ontwikkelingen in het volume van de toevoegingen en piketregelingen. In de contourenbrief rechtsbijstand en in het antwoord op vraag 4 heb ik aangegeven dat het terugdringen van onnodige juridisering, op het terrein van bestuursrecht, begint bij de overheid die zelf het goede voorbeeld moet geven.
Vindt u het te rechtvaardigen dat ministeries volop dure advocaten inhuren waardoor een record aan uitgaven aan de landsadvocaat door ministeries is gevestigd, terwijl de toegang tot het recht voor grote groepen mensen onder druk staat, sociaal advocaten zwaar onderbetaald worden en kantoren failliet dreigen te gaan waarvan rechtszoekenden de dupe zijn? Zo ja, hoe rechtvaardigt u dit? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Zoals ik onder vraag 1 en 2 heb geantwoord behoort de overheid kritisch te kijken naar de kosten die gemoeid zijn met het inhuren van de landsadvocaat. Ik heb ook gezegd dat het grootste deel van de zaken waarin de landsadvocaat wordt ingeschakeld civiele procedures betreft waarin vertegenwoordiging door een advocaat wettelijk verplicht is en waarin de overheid veelal als gedaagde partij optreedt. Zoals ik heb geantwoord onder vraag 3 is er geen verband tussen de kosten die gemaakt worden ten behoeve van de landsadvocaat en het budget voor gesubsidieerde rechtsbijstand. Ik ben het desalniettemin met u eens dat bestuursrechtelijke zaken waarin de overheid vooral procedeert als eisende of verzoekende partij eens goed tegen het licht moeten worden gehouden. Om die reden heb ik dan ook in het programma Rechtsbijstand het onderdeel Overheid in het bijzonder uitgelicht. Goede rechtsbijstand is cruciaal voor het functioneren van onze rechtsstaat. Daarom geven we jaarlijks € 400 mln. uit aan gesubsidieerde rechtsbijstand. Per hoofd van de bevolking behoren we daarmee tot de Europese top. Het is bijvoorbeeld twee keer zoveel als in België en drie keer zoveel als in Duitsland. De commissies Wolfsen en Van der Meer adviseren dat het stelsel beter kan worden georganiseerd. De drempel om informatie over juridische zaken te vragen is te hoog en informatie is voor mensen moeilijk vindbaar. Daarnaast worden problemen gejuridiseerd, terwijl de oplossing vaak niet alleen via de juridische weg wordt bereikt. Ook vergoedingen van advocaten blijven achter. Juist daarom werkt het kabinet aan een plan om de rechtsbijstand te verbeteren. Zo komt er betere informatie online voor iedereen. Er komen spreekuren in de wijken voor juridische vragen. We gaan verder meer doen om problemen aan de voorkant op te lossen om rechtszaken te voorkomen. Daarnaast zetten we dus ook in op het terugdringen van zaken vanuit de overheid, door meer met de menselijke maat te kijken naar problemen van mensen. Als er minder zaken zijn en het werk beter en slimmer georganiseerd wordt, kan de vergoeding per zaak weer omhoog. Zo kunnen sociaal advocaten een betere boterham verdienen voor dit werk.
Kunt u alle vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja. Zie het voorgaande.
Extra kapitaal voor Tennet voor investeringen in het Duitse netwerk |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Tennet ziet graag Duitse partij als nieuwe aandeelhouder»?1
Ja.
Klopt het dat Tennet de investeringsverwachtingen voor de komende tien jaar heeft verhoogd met 7 miljard naar 35 miljard euro?
In 2009 is de Tweede Kamer geïnformeerd2 over de aankoop van het Duitse Transpower door TenneT. Sindsdien onderhoudt TenneT aan twee kanten van de grens het hoogspanningsnet waarbij het Nederlandse en Duitse deel een geïntegreerd bedrijf zijn gaan vormen. Eind 2015 heeft TenneT de staat, als enig aandeelhouder, formeel verzocht om extra kapitaal ter beschikking te stellen om de wettelijk verplichte investeringen in het Nederlandse net te realiseren. Mijn voorganger is toen tot de conclusie gekomen dat de investeringsagenda in Nederland inderdaad tot een kapitaalbehoefte leidde. In 2016 werd daarom een bedrag van € 1.190 miljoen ter beschikking gesteld, waarover de Tweede Kamer is geïnformeerd.3 Recent heeft TenneT mij laten weten dat de investeringsagenda inmiddels € 35 miljard bedraagt in de periode 2019–2028, voornamelijk als gevolg van de energietransitie. Van deze € 35 miljard heeft € 23 miljard betrekking op investeringen in Duitsland en € 12 miljard betrekking op investeringen in Nederland. Hieruit vloeit een kapitaalbehoefte voort van € 4,75 miljard. De verplichtingen in Duitsland zijn niet nieuw, maar zijn de consequentie van de in 2009 gemaakte keuze om een deel van het Duitse hoogspanningsnet aan te kopen.
Klopt het dat het grootste deel daarvan, 23 miljard euro, nodig is voor het Duitse netwerk?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat Nederlandse staatsbedrijven Nederlandse publieke belangen moeten nastreven?
Dat deel ik. Uit de voorliggende Kamerbrief blijkt dat er voordelen zijn behaald uit de grensoverschrijdende activiteiten van TenneT, die ook hebben bijgedragen aan de Nederlandse publieke belangen.
Deelt u de mening dat met investeringen altijd risico’s gepaard gaan? Zo ja, welke risico’s onderscheidt u, hoe worden deze voor zowel het Nederlandse als het Duitse deel van de benodigde investeringen ingeschat en wilt u daarbij ook specifiek ingaan op het reguleringsrisico in beide landen?
De Tweede Kamer is in 2009 (aankoop van het Duitse Transpower) en 2016 (kapitaalstorting Nederlandse deel TenneT) geïnformeerd over de investeringen van TenneT. TenneT opereert in een gereguleerde omgeving, wat verplichtingen met zich meebrengt voor de onderneming. Zowel in Nederland als in Duitsland heeft TenneT de algemene plicht het elektriciteitsnet op zowel land als zee te onderhouden, uit te breiden en energiebronnen (zoals windparken op zee) hierop aan te sluiten.
Ik deel dat met investeringen risico’s gepaard gaan. Als de omvang van een investering boven de goedkeuringsdrempel ligt, wordt deze aan mij voorgelegd. Investeren is noodzakelijk voor het voortbestaan van bedrijven, ook voor staatsdeelnemingen. De risico’s van een investering hangen af van het type investering en kunnen verschillen per staatsdeelneming. Bij een investering van TenneT is het reguleringsrisico een relevant element om te toetsen. In de beantwoording van het schriftelijk overleg4 is uw Kamer over het reguleringsrisico bij TenneT geïnformeerd.
Deelt u de mening dat Tennet buitenproportionele risico’s loopt buiten Nederland?
Zie antwoord vraag 5.
Klopt het dat er gesprekken gaande zijn over deelname van Duitse partijen? Zo ja, zijn dit publieke partijen?
Klopt het dat Tennet overweegt naar de beurs te gaan om geld op te halen? Zo ja, wilt u ten aanzien van deze optie om een bij uitstek publieke dienst naar de beurs te brengen, per ommegaande laten weten dat het kabinet daarmee als enig aandeelhouder niet zal instemmen?
Wordt ook overwogen om het Duitse deel van het netwerk in Duitse publieke handen over te doen en zou dat niet de optimale oplossing zijn, zodat een publiek Duits netwerkbedrijf de Duitse publieke belangen voor energie- en leveringszekerheid draagt, en een publiek Nederlands bedrijf, Tennet dus, de Nederlandse?
Wat zouden redenen zijn om het Duitse deel niet af te bouwen? Moet er dan wellicht een verlies worden genomen op eerdere investeringen in Duitsland van Tennet?
Branden in Aramese dorpen in Turkije |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Christelijke dorpen in Turkije geteisterd door brand»?1
Ja
Kunt u bevestigen dat de afgelopen weken diverse branden schade hebben aangericht in Aramese dorpen in de Turkse provincie Mardin die worden bevolkt door Oosterse christenen, en dat ook het eeuwenoude Mor Hananyoklooster werd getroffen?
De branden hebben schade aangericht aan de omgeving van Aramese, gemengde Aramees/Koerdische en Koerdische dorpen in de regio. De branden hebben de dorpen zelf niet bereikt. De rook van de branden is wel tot in de dorpen gekomen. Hetzelfde geldt voor het Mor Hananyo (of Deyrulzaferan) klooster: de landerijen eromheen zijn voor een groot deel afgebrand, maar de branden hebben het klooster zelf niet bereikt.
Beaamt u dat deze branden onderdeel lijken te zijn van systematische benadeling van, of aanvallen op Turkse christenen door middel van onder meer brandstichting, berovingen en dreigingen, waarbij Turkse autoriteiten niet altijd ingrijpen?
De ambassade in Ankara onderhoudt nauw contact met de Aramese gemeenschap en NGO’s die zich bezighouden met de rechten van minderheden in Turkije. Ook over deze branden is contact geweest met de Aramese gemeenschap enerzijds en de lokale Turkse autoriteiten anderzijds. Bovendien heeft Nederland dit onderwerp op hoog niveau onder de aandacht gebracht bij het Turkse Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Hieruit is de indruk ontstaan dat de autoriteiten zich hebben ingezet voor de bestrijding van de branden, en dat de bestrijding van de branden in deze regio niet substantieel lijkt af te wijken van hoe bosbranden in andere regio’s van Turkije in de afgelopen weken zijn bestreden.
In hoeverre is hier sprake van verwijtbare nalatigheid van Turkse autoriteiten, ook bijvoorbeeld inzake het onderhoud van elektriciteitsinfrastructuur in of rond deze dorpen?
De staat van de infrastructuur in en rond deze dorpen is vergelijkbaar met die in en rond andere plaatsen in het zuidoosten van Turkije.
Indien dit er sprake is van nalatigheid, veroordeelt u dit, en bent u bereid de negatieve gevolgen van de branden en andere bedreigingen aan te kaarten bij de Turkse overheid, juist gezien de van oudsher gemarginaliseerde positie van (Aramese) christenen in Turkije?
Mij is niet gebleken dat er sprake is van op de (Aramese) christenen gerichte nalatigheid. De positie van (Aramese) christenen wordt door Nederland met regelmaat aan de orde gesteld in contacten met de Turkse autoriteiten, als genoemd laatstelijk op hoog niveau naar aanleiding van de genoemde branden.
Het diversiteitsbeleid bij de politie |
|
Thierry Baudet (FVD), Theo Hiddema (FVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u het volgende statement op de website van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD): «De politie maakt werk van diversiteit. Een divers samengestelde politie is namelijk een voorwaarde om ons werk goed te kunnen doen»? Deelt u de mening dat alleen een divers samengestelde politie haar werk goed kan doen? Kunt u dit toelichten?1
Sinds de oprichting van de nationale politie op 1 januari 2013 bestaat er geen Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) meer. De opvolger van het KLPD is de Landelijke Eenheid. Het statement dat een divers samengestelde politie een voorwaarde is om politiewerk goed te kunnen doen, staat op de themapagina over diversiteit op politie.nl. Ik deel deze mening zeker. De verbinding van de politie met alle burgers in de samenleving is noodzakelijk voor de legitimiteit van de politie, de informatiepositie van de politie en het vertrouwen van burgers in de politie. De politie streeft daarom naar een korps dat bestaat uit medewerkers met verschillende culturele achtergronden waarin onderling vertrouwen is en ruimte voor verscheidenheid. Meer diversiteit zal leiden tot een betere dialoog binnen het korps en een goede aansluiting op de samenleving.
Hoe wordt diversiteit gedefinieerd? Welke persoonskenmerken worden betrokken bij het beoordelen of de politie voldoende divers is? Gaat het om etniciteit, religie, seksuele voorkeur, lichaamsbouw, politieke opvattingen, vrijetijdsbesteding, IQ, testosterongehalte, het hebben van gescheiden ouders? Kunt u specificeren welke eigenschappen wel en welke niet meetellen voor de diversiteit van een groep mensen? Door wie en op welke wijze worden die kenmerken bepaald? En waarom is gekozen voor specifiek deze kenmerken en niet voor andere?
De korpschef hanteert een streefcijfer van 25% van dubbele culturele achtergrond bij instroom van nieuwe medewerkers. Om het streefcijfer te kunnen halen, komt het voor dat de term diversiteit te veel in verband wordt gebracht met een migratieachtergrond. De korpschef wil steeds meer toe naar het werven op basis van diverse competenties. Het gaat dan niet primair om diversiteit die gebaseerd is op etnische afkomst, maar om diversiteit in kennis, ervaring en talent. Dit kan gepaard gaan met diversiteit in bijvoorbeeld afkomst, religie, seksuele voorkeur en politieke opvattingen. Tegelijkertijd worden door middel van werving op diverse competenties ook diverse doelgroepen aangesproken. De reden om diversiteit op deze manier te interpreteren is dat kennis, ervaring en talent een duidelijker verband hebben met het uitvoeren van werkzaamheden dan objectieve persoonskenmerken. Op deze manier laat diversiteit zich beter doorvertalen in betekenis voor het politiewerk. Bovendien is het eerlijker om te werven op basis van kennis, ervaring en talent dan op persoonskenmerken waar iemand minder tot geen invloed op heeft.
Hoe wordt gemeten en bijgehouden of mensen met bepaalde persoonskenmerken onder- of oververtegenwoordigd zijn binnen de politie? Wilt u in het bijzonder ingaan op de wijze waarop wordt gemeten en bijgehouden of politiefunctionarissen met een bepaalde godsdienst en/of etniciteit zijn onder- of oververtegenwoordigd?
Er is geen wettelijke grondslag om personeelsgegevens te koppelen aan culturele achtergrond. Om toch zicht te krijgen op de culturele diversiteit van het politiepersoneel, heeft het CBS in opdracht van de korpschef onderzoek uitgevoerd naar de diversiteit van het korps op geanonimiseerd niveau. Uit de meting die de politie door het CBS heeft laten uitvoeren, blijkt dat het aandeel medewerkers met een migratieachtergrond in de bezetting (totale korps) zowel in 2017 als in 2018 13% was. De diversiteit in religieuze achtergrond wordt niet geregistreerd.
Kunt u de exacte huidige verdeling van alle in uw ogen relevante diversiteiten aan de Kamer doen toekomen? Kunt u daar ook de rang en het functioneren van de betreffende politiemedewerkers bij betrekken?
Er is geen wettelijke grondslag om personeelsgegevens te koppelen aan culturele achtergrond. De korpschef streeft een diversiteitsbeleid na waarin vacaturehouders zelf formuleren aan wat voor kennis, ervaring en talent zij behoefte hebben bij het werven van nieuw personeel. Dit betekent dat teamchefs binnen hun eigen context formuleren aan welke diversiteit zij met name behoefte hebben en dat er op teamniveau gestuurd wordt op de diverse samenstelling. Dit sluit ook aan bij de wens van het kabinet om meer ruimte te bieden voor lokaal maatwerk binnen het politiekorps.
Zijn er bepaalde diversiteiten die u bij de beoordeling van een sollicitant belangrijker vindt dan andere? Zo ja, welke persoonskenmerken zijn dat en waarom?
In de beoordeling van sollicitanten wordt rekening gehouden met een diverse samenstelling van een team in het algemeen. Specifiek wordt er ook gekeken naar wat de context van het team waarin gewerkt wordt vraagt.
Welke groepen mensen zijn momenteel wegens hun persoonskenmerken onder- of oververtegenwoordigd binnen de politie en in welke mate?
Voor de samenstelling van het korps in leeftijdsopbouw en verhouding man/vrouw verwijs ik u graag naar de Jaarverantwoording 2018 die dit voorjaar met uw Kamer besproken is.
Er is geen wettelijke grondslag om personeelsgegevens te koppelen aan religieuze of culturele achtergrond of geaardheid. Uit een geanonimiseerde meting die de politie door het CBS heeft laten uitvoeren, blijkt dat het aandeel medewerkers met een migratieachtergrond in de bezetting van het totale korps zowel in 2017 als in 2018 13% was.
Welke streefcijfers gelden op basis van het diversiteitsbeleid voor de verschillende persoonskenmerken die momenteel volgens u zijn onder- en oververtegenwoordigd binnen de politie?
De korpschef hanteert een streefcijfer van 25% voor instroom van nieuwe medewerkers met een dubbele culturele achtergrond.
Hoe wordt in het werving- en selectieproces vastgesteld of sollicitanten een of meerdere van de volgens u onder- of oververtegenwoordigde persoonskenmerken bezitten? Worden sollicitanten op enig moment ook expliciet gevraagd naar, of getest op, bijvoorbeeld godsdienst, etniciteit, politieke overtuiging, geaardheid, IQ of welke persoonlijkheidseigenschappen dan ook die volgens u positief of negatief meegewogen dienen te worden?
In het selectieproces wordt getest op diverse kennis en vaardigheden die van belang zijn voor het uitoefenen van de functie. Er wordt niet gevraagd naar godsdienst, etniciteit, politieke overtuiging of geaardheid. De Algemene wet gelijke behandeling verbiedt het om hiernaar te vragen. IQ kan, afhankelijk van de functie, wel worden meegewogen in een selectieprocedure. Dit wordt bijvoorbeeld getest door middel van een capaciteitentest.
Kunt u uitsluiten dat op enig moment de toelatingseisen voor bepaalde functies bij de politie worden versoepeld, om meer mensen die volgens uw maatstaven zijn ondervertegenwoordigd te kunnen aannemen? Zo ja, deelt u de mening dat in dat geval louter kwaliteit moet tellen bij de beoordeling van sollicitanten? Als dit zo is, waarom doen diversiteiten er dan toch toe?
Bij de toelating tot de politieopleiding worden verschillende objectieve toetsen gehanteerd. Deze toetsen moeten gehaald worden. De vereisten gelden voor iedereen. Bij de werving en selectie wordt dus primair gekeken of een sollicitant aan de vereisten voldoet. Vervolgens wordt rekening gehouden met samenstelling van een team op basis van diversiteitsdoelstellingen.
Hoeveel vacatures zijn sinds de start van het diversiteitsbeleid van de politie vrijgekomen en hoeveel mensen solliciteerden voor deze functies? Wilt u uw antwoord splitsen per kalenderjaar?
Het streefcijfer van 25% dubbele culturele achtergrond bij nieuwe instroom wordt gehanteerd sinds 2017. In 2017 had 29% van de nieuwe instroom een dubbele culturele achtergrond. In 2018 had 22,4% van de nieuwe instroom een dubbele culturele achtergrond.
Heeft u kennisgenomen van de uitspraken van de korpschef van de politie, die zei dat het diversiteitsbeleid zorgt voor spanning binnen de politie en dat dit nu meer dan ooit zichtbaar is? Op wat voor spanning wordt in uw ogen gedoeld? Kunt u daarover uitweiden?2
Ja. Om een inclusieve en veilige werkomgeving te creëren, waarin eenieder zich vrij voelt om zich te uiten, wordt ook geïnvesteerd in het voeren van het goede gesprek, de zorg voor elkaar, naar elkaar luisteren en elkaar beschermen, open staan voor kritiek en daar samen van willen leren. Een dergelijke omgeving is nog niet overal vanzelfsprekend. Dit kan spanning opleveren.
Op welke wijze wordt deze spanning in uw ogen zichtbaar? Hoe denkt u ervoor te kunnen zorgen dat dit soort spanningen in de toekomst niet verder oplopen, nu het diversiteitsbeleid onverminderd wordt voortgezet?
De spanningen worden zichtbaar in kleine en grotere conflicten die leiden tot klachtprocedures, brieven van klokkenluiders of het zwartboek discriminatie waarin medewerkers hun ervaringen hebben opgetekend. Om deze spanningen zoveel mogelijk weg te nemen, wordt er bijvoorbeeld ingezet op het vormen van kleinere teams, of kleinere structuren binnen teams, zodat er meer tijd en aandacht is voor het individu en voor elkaar. Daarnaast bestaan diverse instrumenten en bewustwordingsprocessen om politiemedewerkers weerbaarder te maken en om het goede gesprek te stimuleren. Zo is er een toolbox ontwikkeld met middelen om het goede gesprek te voeren en bewustwording te creëren op goed omgaan met elkaar d.m.v. trajecten als «over de streep», het waarde(n)volle gesprek en geweldloze communicatie. Ook is de theatervoorstelling Rauw ontwikkeld, bedoeld om het onderlinge gesprek te bevorderen. Inmiddels hebben ruim 16.000 collega’s deze voorstelling gezien. De voorstelling loopt ook in 2019 nog door.
De rol van de leidinggevende bij het zorgen voor een veilige en inclusieve werkcultuur is niet te onderschatten. Om de leidinggevenden beter in positie te brengen, worden er tweedaagse cursussen gegeven waarin aandacht wordt besteed aan sociale veiligheid, omgangsvormen en het goede gesprek. In de ontwikkeltrajecten wordt ook aandacht besteed aan hoe om te gaan met culturele verschillen binnen het team. Vorig jaar zijn alle teamchefs naar de tweedaagse cursus geweest, dit jaar gaan alle operationeel experts.
Onderschrijft u het onderzoeksresultaat uit onderzoek dat het WODC heeft laten uitvoeren dat onder meer «43% van de functionarissen die in beeld komen bij de integriteitsschendingen waarin een relatie met georganiseerde criminaliteit is vastgesteld, een migratieachtergrond heeft»? Zo ja, wat zijn in uw ogen de oorzaken voor deze (extreme) oververtegenwoordiging van politiefunctioneren met een migratieachtergrond in corruptiezaken? Zo nee, waarom niet?3
Uit het WODC onderzoek blijkt dat functionarissen met een migratieachtergrond – afgemeten aan hun aandeel in het totale personeelsbestand – zijn oververtegenwoordigd. In een later onderzoek «Het lekken van vertrouwelijke politie informatie» door de Politieacademie, in opdracht de van korpsleiding, blijkt dat er een lichte oververtegenwoordiging (21%) is. Dit onderzoek wijst ook uit dat bij verdenking van een politiemedewerker met een niet Nederlandse achternaam de verdenking vaker wordt weerlegd. De oorzaken hiervan zijn niet specifiek onderzocht. Het beleid van de korpschef is dat corruptie in geen geval toelaatbaar is, ongeacht de achtergrond van de functionaris.
Komt het voor dat politiefunctionarissen die op straat werkzaam zijn, vanwege hun achtergrond in een bepaald gebied worden ingezet? Zo ja, met welke reden, op welke wijze, in welke gebieden en op welke schaal gebeurt dit? Spreken deze politiefunctionarissen de burgers in een andere taal aan? Zo ja, hoe beoordeelt u dit gegeven? Is dit een wenselijke situatie? Hoe zou u het vinden als het Nederlands geleidelijk zou verdwijnen als dominante openbaar gesproken taal?
In de werving en selectie wordt rekening gehouden met een diverse samenstelling van een team in het algemeen. Specifiek wordt er ook gekeken naar wat de context van het team waarin gewerkt wordt vraagt. Dit vind ik een wenselijke situatie. Dat het Nederlands geleidelijk zou verdwijnen als nationale taal, ligt niet op mijn beleidsterrein en lijkt me bovendien niet aan de orde.
Welke aanpassingen aan het aannamebeleid of het personeelsbeleid zijn ingevoerd of zullen nog worden ingevoerd bij de politie rondom de afdeling voor en het beleid tot het bewerkstelligen van diversiteit?
De politie blijft investeren in nieuwe manieren om de diversiteit in de personeelssamenstelling verder te vergroten. De komende periode wordt hier op verschillende manieren aan gewerkt:
Collega zoekt collega: Met een speciale referral-app kunnen wijkagenten en andere collega’s vanuit hun netwerk «meewerven» en direct een geïnteresseerde aanmelden.
Innovaties om de uitval tijdens de selectieprocedure te verminderen, zoals het borgen van het project Blauw Talent in het reguliere selectietraject tot het bieden van extra begeleidingsmogelijkheden voor schaarse en moeilijk te werven doelgroepen.
Het meer zicht krijgen op de diversiteit in migratieachtergrond door geanonimiseerde metingen van het personeelsbestand en de personele stromen met de Barometer diversiteit in samenwerking met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het CBS.
Lokale samenwerking met bijvoorbeeld (keten)partners op de regionale arbeidsmarkt versterken. Dit kan door bijvoorbeeld gezamenlijke open dagen te organiseren of door partners te vragen de vacatures van de politie te delen binnen hun netwerk.
Waaruit blijkt dat de inwoners van Nederland een «herkenbare» politie willen hebben, zoals in de volgende tekst op de website van de politie te lezen is: «Iedereen die in Nederland woont of verblijft wil een herkenbare, toegankelijke en betrouwbare politie»? Deelt u niet de mening dat elke inwoner gelijk is voor de wet en dat de politie seculier hoort te zijn?4
Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld, zie artikel 1 van de Grondwet en de beginselen van onze rechtsstaat. Het helpt voor de toegankelijkheid dat de politie herkenbaar is voor alle groepen in de samenleving. Overigens is het politiemensen niet toegestaan zichtbare uitingen van godsdienst of geloofsovertuiging te dragen in combinatie met het politie-uniform. Dit is neergelegd in de code lifestyleneutraliteit vastgesteld door mijn ambtsvoorganger.
Kunt u de Kamer inlichten over de prestatiepercentages per «diversiteitscategorie» (welke dat ook zijn)? Kunt u tevens voor elke diversiteit de huidige korpssamenstelling aangeven? Als deze cijfers u niet bekend zijn, waarop baseert de politie dan haar uitlating dat het korps divers is en op basis waarvan concludeert de politie dat het korps nog diverser moet worden? Wanneer is het korps divers genoeg? Wat zijn de streefdiversiteiten?
Politie registreert geen prestatiepercentages per diversiteitscategorie. Voor de samenstelling van het korps in leeftijdsopbouw en verhouding man/vrouw verwijs ik u graag naar de Jaarverantwoording 2018 die dit voorjaar met uw Kamer besproken is.
Er is geen wettelijke grondslag om personeelsgegevens te koppelen aan religieuze of culturele achtergrond of geaardheid. Uit de meting die de politie door het CBS heeft laten uitvoeren, blijkt dat het aandeel medewerkers met een migratieachtergrond in de bezetting (totale korps) zowel in 2017 als in 2018 13% was. Wetenschappelijk sociologisch onderzoek wijst uit dat een politiekorps beter presteert als er een zekere binding, kennis en ervaring is met en over diverse groepen uit de samenleving. Ook stappen de mensen uit verschillende groepen uit de samenleving sneller op de politie af om aangifte te doen of om hulp te vragen als zij zich in de politie herkennen. Daarom streeft de korpschef een korps na dat qua diversiteit een afspiegeling van de samenleving is. Deze overtuiging is sinds de jaren 2000 terug te vinden in de wetenschappelijke literatuur.5
Is het in het kader van de diversiteit dat de politie tegenwoordig deelneemt aan de iftar? Zo ja, welke andere religieuze samenkomsten worden ook door de politie bezocht? Zo nee, wat is dan de reden dat dit gebeurt?
De politie is van en voor iedereen en moet, ook als zij ontmoetingen met bevolkingsgroepen organiseert, haar neutraliteit bewaren. Zoals eerder aangegeven laat ik aan de politie-eenheden zelf om de wijze te bepalen waarop het beleid lokaal het beste vorm gegeven kan worden en met welke activiteiten dat gepaard gaat. De politie-eenheden kennen dan ook een verscheidenheid aan activiteiten waar zij aan deelnemen, dan wel die zij zelf organiseren. Zo heeft de eenheid Oost-Brabant vorig jaar een zogenaamd Feest der Verbinding georganiseerd om op een informele wijze in gesprek te komen over veiligheid met de diverse bewoners uit de regio.
Naast de genoemde iftar-maaltijden sluit de politie aan bij evenementen van allerlei aard, zoals herdenkingen, Pride Amsterdam, kerstvieringen en Keti Koti. Ook worden activiteiten met buurtbewoners georganiseerd met als doel te investeren in een betere verbinding. Daarnaast was ik bijvoorbeeld afgelopen december samen met de politie aanwezig bij de viering van het Joods Chanoeka in Amsterdam. Ik ben van mening dat de deelname van de politie aan dergelijke activiteiten ervoor zorgt dat de politie in verbinding is met de samenleving, en daarmee haar gezag vergroot.
Wanneer is een vergunning aangevraagd, door wie, en onder welke voorwaarden is deze vergunning verleend voor het verkopen van kadavers uit een vrachtwagen op 11 augustus jl. in het kader van een islamitische feestdag, waarbij de politie op Twitter heeft aangegeven dat dit legaal is? Op welke plaatsen heeft dit fenomeen van straatverkoop zich voorgedaan? Is aan de regels van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) voldaan? Kunt u de Kamer het verslag dan wel de verslagen van de NVWA toesturen?5
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid komt hier in de beantwoording van Kamervragen van de leden Van Raan (PvdD) en Laan-Geselschap en Lodders (beiden VVD) bij uw Kamer op terug.
Is voor de verkoper(s) van deze kadavers een registratie bekend bij de Kamer van Koophandel? Zo nee, gaat de fiscus hier dan werk van maken? Indien u deze vraag niet kunt beantwoorden, kunt u deze vraag dan voorleggen aan de Staatssecretaris van Financiën?
In het bericht werd gesproken over kadavers, maar gedoeld op de uitgifte van karkassen die in een erkend slachthuis zijn geslacht t.b.v. het Offerfeest en waarvan het vlees is goedgekeurd voor menselijke consumptie. Erkende slachthuizen zijn in het bezit van een registratie van de Kamer van Koophandel.
Wordt volgens u de huidige maatschappelijke trend van het verkopen van kadavers straks min of meer normaal in het Nederlandse straatbeeld? Hoe zal de samenleving zich in uw ogen de komende jaren ontwikkelen? Getuigt het op straat kopen dan wel verkopen van kadavers in uw ogen van een goede integratie in de Nederlandse samenleving? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, wat zegt dit u over de staat van de multiculturele samenleving?
Het verkopen van kadavers op straat is niet aan de orde van de dag en ik zou het dan ook niet duiden als maatschappelijke trend. Wel zou u het kunnen zien als een uiting van de multiculturele samenleving waarin verschillende uitingen van culturele stromingen zichtbaar zijn. Hoe de samenleving zich de komende jaren zal ontwikkelen is moeilijk te voorspellen. Wel ben ik ervan overtuigd dat de samenleving eerder diverser zal worden dan minder divers. De politie zal hoe dan ook mee veranderen met de samenleving. Enerzijds door zich te blijven spiegelen aan verschillende groepen in de samenleving. Anderzijds door nieuwe technieken en werkwijzen te ontwikkelen.
Deelt u de mening dat het verkopen van kadavers vanuit een vrachtwagen de vrije markt verstoort? Zo nee, zou er in uw ogen dan ook met kerst bijvoorbeeld wild zwijn of kalkoen vanuit een vrachtwagen op straat verkocht mogen worden?
Nee, ik deel deze mening niet. Over de voorwaarden voor deze uitgifte informeert de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid uw Kamer in de antwoorden op Kamervragen van de leden Van Raan (PvdD) en Laan-Geselschap en Lodders (beiden VVD). Het is niet toegestaan om dit vlees naar een ander erkend bedrijf ten behoeve van de handel te vervoeren. Dit is een andere situatie dan de reguliere distributie en handel in vlees, zoals dit met kerst aan de orde is.
Op welke wijze wordt rekening gehouden met de nadelen van het diversiteitsbeleid bij de politie?
Op de eventuele kwetsbaarheden die horen bij een divers korps en die uit eerdere studies naar voren zijn gekomen heeft de politie maatregelen genomen. Zo worden bij de werving en selectie verschillende instrumenten gebruikt om de geschiktheid van de kandidaat te beoordelen. Daarnaast wordt gedurende de politieopleiding en trainingen een dubbele loyaliteit en het dilemma van een hoge druk van de omgeving in combinatie met sterke cultuuraspecten meegenomen.
Kunt u de gestelde vragen tijdig en afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Ja.