Het artikel in de Volkskrant ‘Vijf jaarsalarissen als nabestaandenpensioen’ |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Evert Jan Slootweg (CDA) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
![]() |
Kent u dit artikel uit de Volkskrant?1
Ja.
Klopt de inhoud van dit artikel dat een van de varianten die werkgevers en vakbonden uitwerken, bestaat uit een nabestaandenpensioen, dat vijf jaarsalarissen omvat die uitgekeerd worden na overlijden van de deelnemer voor de partner?
Naar aanleiding van mijn adviesaanvraag omtrent de wenselijke dekking van het nabestaandenpensioen in de tweede pijler heb ik begrepen dat de Stichting van de Arbeid samen met de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars aan de slag is gegaan met de adviesaanvraag. Er worden verschillende varianten uitgewerkt en op zijn merites beoordeeld. Op dit moment liggen er nog geen concrete voorstellen. De verwachting is dat het advies in het vroege najaar gereed zal zijn.
Is dit inclusief of exclusief uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw)?
Zie antwoord op vraag 2.
Van wie van de deelnemende partijen, werkgevers, vakbonden of het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, kwam dit voorstel?
De Stichting van de Arbeid werkt samen met de sector, de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars aan een advies omtrent de wenselijke dekking van het nabestaandenpensioen in de tweede pijler. Het is van groot belang dat deze partijen hier gezamenlijk naar kijken, omdat pensioen een arbeidsvoorwaarde is waarbij de vormgeving van het nabestaandenpensioen ook grote gevolgen heeft voor de uitvoering.
Op welke gegevens is de stelling in het artikel gebaseerd dat bij overlijden van de gepensioneerde deelnemer, de echtgenote van 75 jaar doorgaans levenslang 70% van het pensioen ontvangt?
Mij is niet bekend op welke gegevens de betreffende stelling is gebaseerd.
Hoeveel van de 75-jarige echtgenoten van gepensioneerde deelnemers hebben in 2018 70% van het pensioen ontvangen met daarbij de garantie dat dit levenslang zal zijn? Hoeveel hebben minder dan 70% ontvangen en hoeveel meer?
De gegevens die gevraagd worden zijn bij mij of mijn ministerie niet bekend. Ik heb navraag gedaan bij DNB, de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars. De betreffende partijen hebben aangegeven eveneens niet over deze gegevens te beschikken.
Bij hoeveel pensioenregelingen (liefst als percentage) kan een werknemer kiezen voor een Anw-hiaatverzekering?
Zie antwoord vraag 6.
Bij hoeveel pensioenregelingen (liefst als percentage) maakt een Anw-hiaatverzekering automatisch deel uit van de nabestaandenregeling?
Zie antwoord vraag 6.
Hoeveel pensioenregelingen hebben de laatste 10 jaar afscheid genomen van de Anw-hiaatverzekering als onderdeel van de nabestaandenpensioenregeling?
Zie antwoord vraag 6.
Wanneer we 2017 en 2018 nemen, hoeveel jaarsalarissen zouden de partners ontvangen aan nabestaandenpensioen, als ervan uitgegaan wordt dat de weduwen en weduwnaars komen te overlijden op een gemiddelde leeftijd voor een man of vrouw?
Zie antwoord vraag 6.
Is bovenstaande som meer of minder dan het voorstel van vijf jaarsalarissen dat nu door sociale partners wordt uitgewerkt?
Zie antwoord op vraag 10.
Klopt het dat een ander voorstel is om het nabestaandenpensioen te beperken tot een maximum van een jaarsalaris?
Zie antwoord op vraag 2
Vindt u het logisch dat er twee varianten worden uitgewerkt die een versobering van het nabestaandenpensioen inhouden, terwijl de voorbeelden in het artikel laten zien dat er groepen zijn die juist te maken krijgen met een enorme inkomensterugval door het overlijden van de partner?
Ik denk dat het verstandig is om eerst het advies van de Stichting van de Arbeid samen met de Pensioenfederatie en het Verbond af te wachten. Het advies wordt in de vroege najaar verwacht. Ik zal het advies bestuderen en voorzien van een kabinetsreactie.
Wilt u indachtig de motie-Slootweg (34 996, nr.10) en het regeerakkoord, zoals ook door u is benadrukt in het notaoverleg van 27 mei jl., ervoor zorgen dat er een adequate regeling voor nabestaandenpensioen komt in plaats van een nog verder versoberde regeling?
De Stichting van de Arbeid werkt samen met de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars constructief en intensief aan een advies omtrent de wenselijke dekking van het nabestaandenpensioen in de tweede pijler. Ik heb er vertrouwen in en verwacht dan ook een gedegen advies in het vroege najaar. De periode daarna zal ik gebruiken om het advies te bestuderen en te voorzien van een kabinetsreactie.
Een mogelijke nieuwe illegale militaire interventie door Turkije in het noorden van Syrië |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Turkey’s Threat to Push Further Into Syria» en «Turkey has «no patience left» with U.S. on Syria safe zone»?1
Ja.
Ziet u ook dat Turkije opnieuw voorbereidingen treft voor en dat het stappen zet richting een illegale militaire interventie in het noorden van Syrië? Zo nee, wat is dan uw inschatting?
Het Turkse leger heeft al enkele maanden troepen aan de Syrische grens geconcentreerd. Het kabinet heeft geen aanwijzingen dat Turkije concrete voorbereidingen treft voor een offensief. Turkije is nog altijd in gesprek met de VS over het instellen van een veilige zone aan de Turks-Syrische grens. Hiertoe is inmiddels de eerste concrete stap gezet in de vorm van de oprichting van een Turks-Amerikaans Joint Operation Center in de Turkse stad Şanlıurfa.
Op voorhand valt geen uitspraak te doen over de rechtmatigheid van mogelijk optreden. Zoals bekend is het kabinet van mening dat Turkije zich moet onthouden van acties die de strijd tegen ISIS ondermijnen of de toch al complexe politieke situatie verder zouden verslechteren.
Hoe beoordeelt u de uitlatingen van de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken dat Turkije mogelijk overgaat tot een militaire operatie ten oosten van de rivier de Eufraat?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de grote zorgen hierover, omdat zo’n interventie illegaal is, het mogelijk zal leiden tot vele doden, gewonden en vluchtelingen, het afleidt van de strijd tegen Islamitische Staat en het een politieke oplossing van de oorlog in Syrië alleen maar verder uit beeld brengt? Zo nee, waarom niet? Kunt u op alle punten afzonderlijk reageren?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid contact op te nemen met uw Turkse ambtsgenoot om ervoor te pleiten dat Turkije niet overgaat tot een nieuwe illegale militaire interventie in Syrië? Zo nee, waarom niet?
Het Nederlandse standpunt over de situatie in Syrië is door mij met Minister Cavusoglu besproken tijdens zijn bezoek aan Nederland op 11 april jl. De situatie in Syrië, waaronder het Turks-Syrisch grensgebied, blijft een belangrijk gespreksonderwerp in bilaterale contacten tussen Nederland en Turkije.
Bent u bereid in EU- en NAVO-verband te pleiten voor sancties tegen Turkije als het noorden van Syrië opnieuw binnen wordt gevallen? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven gemeld, is Turkije nog altijd in gesprek met de VS over het instellen van een veilige zone aan de Turks-Syrische grens, als onderdeel van een breder veiligheidsmechanisme in Noordoost-Syrië. Op voorhand valt geen uitspraak te doen over de rechtmatigheid van mogelijk optreden.
Geschonden mensenrechten in Groningen |
|
Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de zeer krachtige aanbevelingen van het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties (VN)?1 Wat is hierop uw reactie?
Het comité waar u naar verwijst houdt toezicht op de naleving van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR). Het kabinet zal binnen de gestelde reactietermijn reageren op de aanbevelingen van dit VN-comité. In deze reactie zullen de getroffen maatregelen uiteen worden gezet.
Het klopt dat een ander VN-comité, namelijk het comité dat toezicht houdt op het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, eerder (6 juli 2017) ook aanbevelingen heeft gedaan over de situatie in Groningen. Het kabinet heeft de tot dan toe getroffen maatregelen, die de Kamer bekend zijn, aan het Comité toegelicht. De VN heeft in haar reactie van 1 april 2019 laten weten dat er met betrekking tot de situatie in Groningen voldoende voortgang is geboekt.
Vindt u het niet gênant dat dit de tweede keer is dat de Nederlandse regering door de VN op de vingers wordt getikt? Vindt u dat drie keer scheepsrecht is of zet u alles op alles dat het bij de twee keer te laten?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op paragraaf 34, 35 en 63 van het rapport inzake Groningen?
Zoals in antwoord op vraag 1 en 2 aangegeven heeft het VN-comité dat toezicht houdt op het Internationaal Verdrag inzak economische, sociale en culturele rechten laten weten dat er met betrekking tot de situatie in Groningen voldoende voortgang is geboekt. Er zijn sinds 2017 verschillende maatregelen getroffen om de situatie in Groningen te verbeteren, een aantal van deze maatregelen staat in de onderstaande tabel.
Het kabinet zet zich onverminderd in om de gaswinning uit het Groningenveld zo snel als mogelijk naar nul te brengen, de schade te vergoeden en de huizen te versterken. De afbouw van de gaswinning loopt voor op het schema dat destijds is voorzien en er worden op dit moment aanvullende maatregelen onderzocht om de winning nog sneller dan eerder geschetst af te bouwen. Hier wordt nader op ingegaan in het vaststellingsbesluit 2019/2020 dat ik deze week naar uw Kamer zal sturen. Door het wegnemen van de oorzaak van het aardbevingsrisico kunnen de veiligheid en de veiligheidsbeleving in Groningen structureel worden verbeterd. Naast het zo snel mogelijk afbouwen van de gaswinning, is ook de afhandeling van de schade en het versterken van de gebouwen topprioriteit van het kabinet. Daarnaast verwijs ik naar de beantwoording van de vragen van lid Beckerman (SP) aan mij over de gezondheidssituatie van veel Groningers in het aardbevingsgebied.
Welke maatregelen gaat u nemen om de fysieke veiligheid en het geestelijk welzijn van mensen in Groningen te verzekeren? Welke maatregelen gaat u nemen om de beveiliging en veiligheid van hun huizen te garanderen? Wat vindt u ervan dat zelfs de VN geen genoegen neemt met uw acties die hier betrekking op hebben?
Zie antwoord vraag 3.
Welke maatregelen gaat u treffen om een correcte en passende schadevergoeding voor gedupeerden te regelen?
De afhandeling van schade is door de overheid overgenomen van NAM en belegd bij de onafhankelijke en deskundige Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG). De TCMG handelt aanvragen om vergoeding van schade af op grond van de regels die daarvoor gelden in het civiele aansprakelijkheidsrecht. Tegen besluiten van de TCMG staat beroep open bij de rechter. Op deze wijze wordt geborgd dat gedupeerden een correcte en passende schadevergoeding ontvangen. De huidige maatregelen vormen tijdelijke oplossingen. Voor het definitief op afstand plaatsen van NAM bij schadeafhandeling is een specifieke wettelijke basis noodzakelijk. Het wetsvoorstel voor de Tijdelijke Wet Groningen dat onlangs is ingediend bij uw Kamer voorziet in deze specifieke wettelijke basis voor de publiekrechtelijke afhandeling van schade.
Welke maatregelen gaat u treffen om toekomstige schades in relatie tot de gaswinning te voorkomen?
Zie antwoord vraag 3.
Welke maatregelen gaat u treffen om betrokken Groningers zinvol mee te laten doen bij het ontwerpen en uitvoeren van het afbouwplan?
Komend gasjaar wordt voor het eerst een besluit genomen over de gaswinning uit het Groningenveld onder de nieuwe systematiek van de Gas- en Mijnbouwwet. Volgens deze systematiek stel ik eerst een ontwerpbesluit op waarop iedereen een zienswijze kan indienen.
Voor het gasjaar 2019–2020 heb ik het ontwerpbesluit in juni ter inzage gelegd. Iedereen heeft gedurende zes weken zienswijzen kunnen indienen op het ontwerpbesluit. Deze zienswijzen betrek ik bij het opstellen van het definitieve besluit. Daarnaast heb ik verschillende informatieavonden gehouden in Groningen en Drenthe om bewoners te informeren over het besluit en hen de mogelijkheid te bieden hun zienswijze kenbaar te maken.
Dit jaar is voor het eerst de nieuwe wettelijke systematiek gevolgd. Ik zal het proces evalueren en daarbij samen met de provincie Groningen en de gemeenten bekijken op welke manieren ik de bewoners in Groningen nog beter kan betrekken bij de totstandkoming van het vaststellingsbesluit.
Kunt u de genoemde maatregelen in vraag 3 t/m 7 in een tijdschema zetten, zodat eindelijk transparant en duidelijk wordt waar Groninger gedupeerden aan toe zijn?
Een groot aantal maatregelen zijn al genomen, waaronder het besluit om schade en versterking naar het publiekrechtelijke domein te trekken en de gaswinning zo snel mogelijk volledig te beëindigen. Gezien de omvang en de complexiteit van deze operatie kan er geen exact tijdschema gegeven worden. Hieronder treft u enkele belangrijke momenten.
Datum
Maatregel
31 januari 2018
Overeenstemming over nieuw schadeprotocol
19 maart 2018
Opening loket Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG)
29 maart 2018
Besluit gaswinning Groningenveld zo snel mogelijk volledig te beëindigen
29 juni 2018
Advies Mijnraad
5 oktober 2018
Startschot Nationaal Programma Groningen
13 november 2018
Nieuwe aanpak versterkingsoperatie
17 mei 2019
Publieke aansturing versterkingsoperatie
28 juni 2019
Aanbieding Tijdelijk Wet Groningen aan Tweede Kamer
13 juni 2019
Start van de stuwmeerregeling schade
Zou u, naast het juridisch definiëren van de termen correct en passend, bereid zijn – ook gezien de laatste aanbeveling van het Comité – om bewoners (c.q. vertegenwoordigers van de bewoners in deze, de Groninger Bodem Beweging) mede de definities te laten bepalen?
Betrokkenheid van de vertegenwoordigers is belangrijk. Deze vertegenwoordigen immers organisaties die direct te maken hebben met de gevolgen van de aardbevingen. De regio, de Minister van BZK en ik zijn in overleg met deze organisatie om te kijken welke rol ze krijgen in de besluitvorming, waaronder het Bestuurlijk Overleg Groningen. Ik verwacht in het najaar nadere afspraken te maken over de betrokkenheid van hen.
Gaat u het met het kabinet het oplossen van problemen met betrekking tot de gaswinning in Groningen als topprioriteit benaderen, zoals de VN voorstelt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe en binnen welke periode? Doet u dit binnen twee jaar zoals het Comité u vraagt?
Zoals in de antwoorden hierboven aangegeven worden de problemen met betrekking tot de gaswinning in Groningen al als topprioriteit benaderd. Het kabinet heeft nooit beweerd dat het dichtdraaien van de gaskraan nu alle problemen oplost. Wel is het zo dat het dichtdraaien van de gaskraan, en daarmee het wegnemen van de oorzaak van de bevingen, de enige manier is om de seismiciteit te verminderen waardoor de veiligheid toeneemt. Versterking, schadeherstel en aandacht voor gezondheidsproblemen blijven de aandacht van het kabinet houden.
In de afgelopen periode heb ik – samen met de betrokken regionale en maatschappelijke partijen – en de Minister van BZK gewerkt aan het publiekrechtelijk verankeren van zowel de schadeafhandeling als de versterkingsoperatie en het op afstand plaatsen van NAM. De huidige maatregelen vormen tijdelijke oplossingen; voor het definitief op afstand plaatsen van NAM bij schadeafhandeling en de uitvoering van de versterkingsoperatie is een specifieke wettelijke basis noodzakelijk. Het wetsvoorstel Tijdelijke Wet Groningen dat onlangs is ingediend bij uw Kamer geeft invulling aan het eerste deel van de wettelijke regeling: de publiekrechtelijke afhandeling van schade. De wetgeving die nodig is voor de publiekrechtelijke invulling van de versterkingsoperatie heb ik in voorbereiding en bied ik zo spoedig mogelijk aan uw Kamer aan.
De aardbevingsgemeenten krijgen middelen om de komende twee jaar extra capaciteit in te zetten voor de sociale en emotionele ondersteuning van inwoners. De kosten (5,4 miljoen euro voor een periode van twee jaar) worden 50/50 verdeeld tussen het Nationaal Programma Groningen (NPG) en het Rijk. Bovendien verwijs ik naar de beantwoording van de vragen van lid Beckerman (SP) over de gezondheidssituatie van veel Groningers in het aardbevingsgebied.
Welke aanbevelingen van 2017 van de VN heeft u wel opgevolgd? Welke niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 10.
Vindt u ook dat mensenrechten als recht op leven, familieleven en (veilig en) adequaat wonen worden geschonden in het gaswinningsgebied? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe verklaart u dan dat u keer op keer herhaalt dat u alle problemen oplost door de gaskraan zo snel mogelijk dicht te draaien? Op welke manier draagt het dichtdraaien van de kraan dan bij aan familieleven? Op welke wijze worden 10.000 mensen met gezondheidsproblemen geholpen met het dichtdraaien van de kraan?
Zie antwoord vraag 10.
Bent u het eens met de heer Van de Vernis uit het artikel van de Groninger Bodem Beweging, dat u onvoldoende doet om de rechten van Groningers te respecteren, beschermen en verwezenlijken?2 Zo nee, waar blijkt dan uit dat u die rechten wel respecteert, beschermt en verwezenlijkt?
Zoals ik in antwoord op vragen 1, 2, 3, 4 en 5 heb aangegeven geef ik de allerhoogste prioriteit aan het oplossen van de problemen met betrekking tot de gaswinning in Groningen.
Hoe beschermt u de rechten van Groningers, maar ook van alle andere Nederlanders, wanneer het gaat om milieuzaken waarbij bedrijven de rechten aantasten? Welke proactieve en preventieve maatregelen past u precies toe en heeft u daarmee uw totaal aantal maatregelen uitputtend benut?
Voor de uitzonderlijke situatie van Groningen heb ik, zoals eerder in deze vragen aangegeven, enkele uitzonderlijke stappen gezet. Ik kan alleen in algemene zin ingaan op de vragen omtrent andere milieuzaken waarbij mensenrechten op het spel zouden staan. De rechtstaat in Nederland borgt de bescherming van mensenrechten. Via het stelsel van inspecties en toezichthouders wordt bescherming van de mensenrechten gehandhaafd.
Daarnaast verwacht het kabinet van de Nederlandse bedrijven dat zij de OESO richtlijnen en de UNGPs onderschrijven, zoals ook in de verschillende Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) brieven van de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en Staatssecretaris van EZK te lezen is. MVO houdt in dat bedrijven rekening houden met de effecten van hun bedrijfsvoering op mens, milieu en maatschappij in aanvulling op waartoe zij wettelijk verplicht zijn. Het kabinet stimuleert bedrijven met MVO aan de slag te gaan met beleid dat stuurt op goede besluitvorming bij bedrijven; welk issue een bedrijf aanpakt en met welke maatregelen is uiteindelijk een keuze van het bedrijf zelf.
Kunt u aangeven wanneer de laatste twee jaar er mensenrechten op het spel hebben gestaan doordat bedrijven zich onvoldoende aan de regels hielden? Kunt u daarbij aangeven hoe de overheid hiertegen is opgetreden? Was dit in uw ogen adequaat optreden? Zo nee, hoe zou het anders moeten?
Zie antwoord vraag 14.
Hoe vindt u dat u om zou moeten gaan met de aanbevelingen van het Mensenrechtencomité van de VN? Gaat u dat ook zo doen?
Zoals aangegeven kom ik voor een belangrijk deel tegemoet aan de aanbevelingen van de VN. Samen met de Minister van BZK zet ik mij in voor de situatie in Groningen. We blijven daarbij zoeken naar mogelijkheden om de gaswinning uit het Groningenveld nog sneller volledig te beëindigen. Daarnaast gaan we door met het op afstand plaatsen van de NAM bij schade en versterkingen. In het meest recente vaststellingsbesluit heb ik aangegeven dat gaswinning tot maatschappelijke ontwrichting leidt. Mede daarom moet de gaswinning zo snel mogelijk stoppen. Daarnaast zetten we alles op alles om schadeafhandeling en versterkingsoperatie te versnellen.
Een ontsnapte vreemdeling uit detentiecentrum Rotterdam |
|
Sietse Fritsma (PVV), Geert Wilders (PVV), Emiel van Dijk (PVV) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Vreemdeling ontsnapt uit detentiecentrum Rotterdam»?1
Ja
Hoe is het mogelijk dat deze vreemdeling heeft kunnen ontsnappen uit detentiecentrum Rotterdam? Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat dit nooit meer gebeurt?
Zoals u bekend ga ik niet in op individuele zaken. Het bureau Veiligheid en Integriteit van de Dienst Justitiële Inrichtingen heeft de opdracht gekregen te onderzoeken hoe de ontvluchting plaats heeft kunnen vinden en hoe een herhaling kan worden voorkomen.
Wat is de nationaliteit van de vreemdeling en heeft de vreemdeling criminele antecedenten? Zo ja, wat heeft hij allemaal op zijn kerfstok?
Op de individuele gegevens van de vreemdeling kan ik in deze beantwoording niet nader ingaan.
Is de vreemdeling inmiddels in de kraag gevat en op het vliegtuig naar het land van herkomst gezet?
Nee. Betrokkene staat gesignaleerd in het opsporingsregister.
Zijn er de afgelopen tien jaar vaker vreemdelingen uit detentie ontsnapt? Zo ja, hoe vaak en wat is er toen gedaan (opgepakt, teruggestuurd of illegaliteit in verdwenen)?
Hieronder treft u een tabel aan met het aantal ontvluchtingen en overige onttrekkingen* over de periode 2009 tot en met 26 juli 2019. Sinds 2011 worden vreemdelingen na ontvluchting of onttrekking direct gesignaleerd als op te sporen en aan te houden persoon. Uit de onderstaande tabel blijkt dat er in de afgelopen ruim 10 jaar in totaal sprake was van 8 ontvluchtingen en 23 overige onttrekkingen. In de afgelopen 5 jaar was er sprake van 3 onttrekkingen en 1 ontvluchting (de onderhavige casus). Uit registraties in de migratieketen komt naar voren dat ongeveer een derde van de vreemdelingen die zich aan bewaring had onttrokken dan wel ontvlucht was, terugkeerde in bewaring of strafrechtelijke detentie. Voor de overige 20 vreemdelingen geldt dat 3 vreemdelingen alsnog op een andere wijze in het zicht van de overheid zijn gekomen.
* Vreemdelingen in bewaring mogen niet onbegeleid buiten de inrichting verblijven. De onttrekkingen betreffen derhalve onttrekkingen tijdens vervoer of onttrekkingen tijdens begeleid verblijf buiten de inrichting, bijv. bij een presentatie aan de ambassade, een bezoek aan een aanmeldcentrum of aan een ziekenhuis.
Het bericht ‘Verpleegkundigen zien komst superverpleegkundige als degradatie’ |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft uw bereidheid (beschreven in uw brief aan de Kamer van 25 juli jl. over het nader overleg over de regieverpleegkundige en aangehaald in bovengenoemd bericht) om een door partijen in de sector gezamenlijk overeen te komen regeling met meer draagvlak te volgen, alleen betrekking op de overgangsregeling regieverpleegkundige of (nu de ook door u geconstateerde grote onrust onder verpleegkundigen zich tevens daartoe uitstrekt) ook op de introductie van die functie zelf? Volgt u, met andere woorden, ook een eventueel besluit om bijvoorbeeld van de introductie van de regieverpleegkundige af te zien of daarbij het nu strikte onderscheid MBO/HBO te laten vervallen?1
Zoals ik eerder kenbaar heb gemaakt is het wetsvoorstel op verzoek van en na veel overleg met onder andere vertegenwoordigers van de beroepsgroep, werkgevers en werknemers tot stand gekomen. Strikt genomen hoeft het onderscheid niet in de wet te worden opgenomen om de doelstelling van functiedifferentiatie te bereiken. De beroepsgroep en sociale partners kunnen dit zelf ook in CAO’s of kwaliteitsstandaarden regelen. Zij hebben mij gevraagd het onderscheid via de wet te regelen, omdat het partijen niet lukte deze discussie de afgelopen 40 jaar te beslechten. Gelet op alle recente ontwikkelingen zie ik het huidige wetsvoorstel rondom de regieverpleegkundige in deze vorm niet vliegen. Prof. dr. A.H.G. Rinnooy Kan zal verkennen welk draagvlak er is en welke andere opties – zoals CAO’s of kwaliteitsstandaarden – er zijn om functiedifferentiatie te bewerkstelligen. Wat mij betreft staan dus alle opties open.
Bent u bereid in dezen ook een stem te geven aan de, in de laatste weken in sneltreinvaart gegroeide actiegroep «BIG 2 in overgang», die voorop heeft gelopen in het verzet tegen de vorige maand gepresenteerde afspraken en, zo ja, op welke wijze? Gaat u ook zelf met «BIG 2 in overgang» in gesprek?
Ja. Zoals gezegd zal prof. dr. A.H.G. Rinnooy Kan gesprekken voeren met de betrokken partijen. Hij zal ook met het actiecomité BIG II in gesprek gaan.
Proces- en vonnisafspraken |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Hoe OM en verdediging samen tot bijzondere strafdeal komen»?1
Ja.
Klopt het, dat het Openbaar Ministerie (OM) in deze strafzaak bewust heeft gekozen te experimenteren met procesafspraken? Zo nee, hoe zit het wel?
Het OM heeft in deze zaak bewust gekozen voor het maken van procesafspraken. Dit is niet gebeurd met de bedoeling deze zaak als experiment of voorbeeld te laten dienen. In lijn met het opportuniteitsbeginsel kiest het OM te allen tijde voor de naar zijn oordeel meest passende afdoeningswijze.
Overigens worden de afspraken in deze zaak thans aangeduid als procesafspraken; voor de volledigheid wijs ik erop dat de precieze afbakening tussen wat moet worden verstaan onder procesafspraken en wat onder vonnisafspraken nog onderdeel is van de gedachtevorming over dit onderwerp, die ik heb aangekondigd in mijn brief aan uw Kamer van 3 juli 2019 (Kamerstuk 29 279, nr. 530).
Hoe beoordeelt u het gegeven dat de opvolgend zaaksofficier niet op de hoogte was van eerder gemaakte afspraken? Bent u van mening dat transparantie en controleerbaarheid van proces- en vonnisafspraken op dit moment voldoende is geborgd? Zo ja, waarom? Zo nee, welke stappen gaat u nemen om dat te verbeteren?
Er was sprake van een uitzonderlijke omstandigheid, waarin de behandelend zaaksofficier door persoonlijke omstandigheden niet in de gelegenheid was de behandeling ter zitting te verzorgen en de zaak kort voor de zitting moest worden overgenomen door collega’s. Hierdoor kon geen goede overdracht van de zaak aan de opvolgend zaaksofficieren plaatsvinden. Dit is een ongelukkige gang van zaken, maar zoals gezegd was sprake van een uitzonderlijke omstandigheid. Desondanks zijn de transparantie en controleerbaarheid nooit in het geding geweest. Het OM is transparant geweest over de gemaakte procesafspraken met de verdediging. De schriftelijke overeenkomst met de verdediging is overgelegd aan de rechtbank en het OM heeft zijn procespositie conform de daarin besloten procesafspraken bepaald.
Indien er sprake is van een bewust experiment, hoe beoordeelt u dan dat experiment? Bent u van mening dat het beter zou zijn dergelijke procesafspraken te voorzien van een wettelijke basis?
Zoals gezegd zijn de procesafspraken in de onderhavige zaak niet gemaakt met de bedoeling om als experiment of voorbeeld te dienen. Uit het vonnis van 4 september jl. volgt evenwel dat de rechtbank het OM niet volgt in de geëiste straffen. Het OM zal dit vonnis bestuderen en overwegen of het de zaak in hoger beroep aan het gerechtshof wil overwegen.
Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer van 3 juli 2019 heb aangegeven, is er overleg tussen het OM en mijn ministerie over de wenselijkheid van het (vaker) maken van proces- en vonnisafspraken, en over de vraag binnen welk kader dat zou moeten gebeuren. Dit in voorbereiding op de verdere gedachtevorming, welke in overleg met onder andere het OM, de Raad voor de rechtspraak en de advocatuur zal plaatsvinden. Op dit moment wil ik nog niet op de uitkomst van die gedachtevorming vooruitlopen.
Herinnert u zich uw brief aan de vaste Kamercommissie van 3 juli 2019 (29 279-530) waarin u schrijft dat «de verdere uitwerking van proces- en vonnisafspraken bestaat uit een inventarisatie van de huidige praktijk ten aanzien van het maken van procesafspraken door het OM en een uitwerking van een voorstel voor vonnisafspraken»? Hoe past onderhavige zaak in dat antwoord?
Ik herinner me de brief. De onderhavige strafzaak zal onderdeel zijn van de in mijn brief genoemde inventarisatie van de huidige praktijk ten aanzien van het maken van procesafspraken door het OM.
Bent u van mening dat de discussie over proces- en vonnisafspraken een actievere opstelling van u vraagt? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn brief van 3 juli 2019 en in mijn antwoord op vraag 4 heb aangegeven, vindt er al overleg plaats tussen het OM en mijn ministerie over de wenselijkheid van het (vaker) maken van proces- en vonnisafspraken, en over de vraag binnen welk kader dat zou moeten gebeuren. Dit als gezegd in voorbereiding op de verdere gedachtevorming, welke zeker ook in overleg met onder andere het OM, de Raad voor de rechtspraak en de advocatuur zal plaatsvinden. Een gezamenlijke visie geeft immers een goede basis voor invoering van gekozen werkwijzen in de praktijk van de hele strafrechtketen, zo het daartoe zou komen. Een dergelijk gezamenlijk standpunt kan alleen tot stand komen nadat een goed beeld bestaat van de huidige praktijk. Daarom wordt daar momenteel als eerste aan gewerkt.
Waarom kiest u er niet voor om, in samenspraak met OM, rechtspraak en advocatuur proactief te gaan nadenken over de voor- en nadelen van proces- en vonnisafspraken en de mogelijke vorm daarvan, zeker in het licht van de (over)belasting van de strafrechtketen?
Zie antwoord vraag 6.
Cordaan die verstandelijk beperkte cliënten een zwijgcontract liet tekenen |
|
Henk van Gerven |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Hoe oordeelt u over de handelwijze van zorgorganisatie Cordaan, die een groep verstandelijk beperkte cliënten een zwijgcontract heeft laten tekenen over de financiële, geestelijke en fysieke mishandeling die zij jarenlang hebben moeten doorstaan?1
Ik vind het afsluiten van een dergelijk contract tussen slachtoffers en een zorgorganisatie volstrekt onaanvaardbaar. Het opnemen van een zwijgclausule in een overeenkomst kan een drempel opwerpen om aangifte te doen en het belemmert slachtoffers in hun vrijheid om over voor hen zeer ingrijpende gebeurtenissen met anderen te communiceren. Een bijkomend gevolg kan zijn dat daders ongestraft hun gedragingen (elders) voortzetten.
Ik vind dan ook dat overeenkomsten met dergelijke ongewenste zwijgclausules moeten worden verboden. Ik streef ernaar om eind dit jaar een wetsvoorstel daartoe in consultatie te brengen.
Hoe is het mogelijk dat de dagopvang van Cordaan jarenlang ongestraft een schrikbewind heeft kunnen voeren, cliënten kleineerde, lijfstraffen uitdeelde en psychisch zwakke cliënten hun uitkering liet opnemen? Is het bestuur van Cordaan hier niet ernstig in gebreke gebleven?
Het is een verantwoordelijkheid van de bestuurder dat er goede en veilige zorg wordt geleverd. In verschillende wetten zijn hierover regels opgenomen (zoals in de Wkkgz). Het is aan de rechter om te beoordelen of er in strijd met de wet- en regelgeving is gehandeld.
Wanneer zijn deze misstanden bekend geworden? Waarom heeft zorgorganisatie Cordaan een jaar gewacht om deze misstanden bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd te melden? Kunt u nagaan waarom hier een jaar mee is gewacht? Zo neen, waarom niet?
Cordaan heeft de misstanden in mei 2014 bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) gemeld. Cordaan had dit eerder, in 2013 toen de misstanden aan het licht kwamen, bij de IGJ moeten melden. Naar aanleiding van de melding heeft de IGJ Cordaan gevraagd om een onderzoeksrapportage. Vervolgens heeft de IGJ de melding en situatie besproken met de bestuurder en gevraagd om een plan van aanpak hoe dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen. Verder heeft de IGJ herhaaldelijk aangedrongen op het doen van aangifte tegen de twee betrokken zorgverleners. Dit is uiteindelijk in juli 2015 gebeurd.
De IGJ maakt binnen de uitvoering van het toezicht haar eigen keuzes, onder andere met betrekking tot het uitvoeren van meldingenonderzoek. Bij de IGJ is niet gemeld dat cliënten een zwijgcontract hebben ondertekend.
Cordaan heeft de situatie zelf onderzocht en ook extern onderzoek laten uitvoeren. De IGJ is over de bevindingen geïnformeerd. De IGJ was van oordeel dat de melding voldoende was onderzocht en dat Cordaan passende maatregelen had genomen waaronder aangifte tegen de betrokken medewerkers en hun ontslag. Het onderzoek van Cordaan suggereerde namelijk dat er gezorgd was voor individuele nazorg voor de betrokken cliënten. Dit is de IGJ ook verteld in het gesprek met de bestuurder. Zoals aangegeven was bij IGJ niet bekend dat cliënten een zwijgcontract hebben ondertekend.
Kunt u een relaas geven van het toezicht en de handelwijze van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) met betrekking tot deze misstanden? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe is het mogelijk dat medewerkers die cliënten mishandelden, niet ontslagen zijn, maar vertrokken in «goed overleg» en tevens een geldbedrag en een zwijgcontract meekregen?
Het bestuur van Cordaan heeft twee medewerkers die betrokken waren bij de begeleiding van cliënten van het betrokken wijksteunpunt op 1 januari 2014 ontslagen en in juli 2015 aangifte tegen hen gedaan. Cordaan heeft voorts een overeenkomst met de slachtoffers en medewerkers gesloten waarin een zwijgclausule is opgenomen. Zoals ik eerder heb aangegeven, was dit niet bekend bij de IGJ. Zie verder antwoord vraag 2.
Vindt u het wenselijk dat medewerkers die schuldig zijn aan de mishandeling van kwetsbare cliënten bij Cordaan, nu elders in de zorg kunnen werken, omdat er niet is gehandeld is volgens de regels? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, ik vind het onacceptabel dat medewerkers die cliënten hebben mishandeld elders aan de slag kunnen gaan. Daarom ben ik met een traject bezig om te komen tot een wettelijke verplichting van het Waarschuwingsregister Zorg en Welzijn. Het doel van dit register is om, in het kader van een veilige zorgrelatie, te voorkomen dat mensen die eerder de fout in zijn gegaan, weer elders in de zorg komen te werken. Medewerkers in zorg en welzijn die grensoverschrijdend gedrag jegens cliënten hebben vertoond, worden onder een aantal voorwaarden geregistreerd.
Is Sonja L. de enige medewerker die veroordeeld is? Gaan andere oud-medewerkers ook verhoord worden? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo neen, waarom niet?
Ik ga niet in op individuele zaken.
Hoe oordeelt u over het feit dat het bestuur van Cordaan verantwoordelijk is voor niet alleen misstanden, maar ook voor het uitdelen van geldsommen en zwijgcontracten aan verantwoordelijke medewerkers en aan de mishandelde cliënten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord op vraag 2.
Vindt u hier dat er sprake is geweest van goed bestuur? Gaat u sancties opleggen aan het bestuur van Cordaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is aan de rechter om sancties op te leggen. Echter, zoals ik heb aangegeven in het antwoord op vraag 1, vind ik het sluiten van zwijgcontracten zeer onwenselijk en niet passen bij goed bestuur. Ik bereid dan ook wetgeving voor om het te verduidelijken dat zwijgcontracten verboden zijn. Het gaat mij dan specifiek om afspraken die ertoe leiden dat de cliënt/patiënt niet mag spreken over het aan een schikking ten grondslag liggende incidenten met familieleden, vrienden of lotgenoten, dat partijen zich moeten onthouden van contacten met de media over het aan de schikking ten grondslag liggende incident, dat geen informatie mag worden verstrekt over het aan de schikking ten grondslag liggende incident aan de IGJ, dan wel dat de cliënt of patiënt dient af te zien van het indienen van een tuchtklacht en/of het doen van aangifte.
Gaat de IGJ nog onderzoek doen naar de zwijgcontracten bij personeel en cliënten van Cordaan? Zo neen, waarom niet?
In 2016 hebben de IGJ en de toenmalige Minister van VWS mensen die een dergelijke overeenkomst hebben ondertekend meermaals opgeroepen deze te melden bij de IGJ. Toen heeft de IGJ geen signalen over zwijgcontracten bij Cordaan ontvangen. De IGJ heeft inmiddels de contracten opgevraagd bij Cordaan en ingezien. De IGJ heeft naar Cordaan aangegeven dat het gebruik van zwijgcontracten niet acceptabel is en niet meer voor mag komen. Cordaan heeft laten weten dit met de IGJ eens te zijn en heeft aangegeven dat het gebruik van zwijgcontracten niet meer voor zal komen.
De IGJ acht het afsluiten van zwijgcontracten volstrekt ongewenst omdat dit haaks staat op een open en transparante werkcultuur. De IGJ blijft aandacht vragen voor dit onderwerp en roept op om in voorkomende gevallen zwijgcontracten bij de IGJ te melden. Na publicatie van het rapport «Vaststellingsovereenkomsten in de zorg» door IGJ in 2016 zijn alle zorgaanbieders in Nederland voldoende gewaarschuwd. Bij nieuwe gevallen zal de IGJ dus direct overgaan tot het opleggen van een bestuursrechtelijke maatregel.
Wanneer komt u met een wetswijziging om zwijgcontracten in de zorg onmogelijk te maken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik streef ernaar eind dit jaar een wetsvoorstel in consultatie te brengen.
Het bericht ‘Gezichtendatabase van politie bevat foto’s van 1,3 miljoen mensen’ |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Gezichtendatabase van politie bevat foto’s van 1,3 miljoen mensen»?1
Ja.
Wat is de wettelijke grondslag op basis waarvan deze foto’s worden bewaard?
Het genoemde artikel gaat over gelaatsvergelijking met het systeem Catch Strafrecht Verdachte en Veroordeelde (hierna te noemen Catch).
Veel politiebureaus beschikken over een zogenaamde identificatiezuil2 waarmee onder andere een (frontale) foto van het gezicht en een kopie van het identiteitsbewijs worden gemaakt. De bevoegdheid om deze gelaatsfoto's te nemen van verdachten is neergelegd in artikel 55c, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (WvSv), dat op 1 oktober 2010 in werking is getreden. Een deel van de bij de politie aanwezige foto’s is genomen vóór de inwerkingtreding van artikel 55c WvSv. De bevoegdheid tot het nemen van die (gelaats)foto’s was destijds neergelegd in artikel 61a WvSv. De politie maakt geen gebruik van scraping technieken om foto's te vergaren voor Catch.
De bij de identificatiezuil gemaakte foto en vingerafdrukken worden automatisch (gelijktijdig) zowel naar de Justitiële Informatiedienst (hierna: Justid) als naar de relevante politiesystemen gestuurd (HAVANK, Catch). De Foto Confrontatie Module (FCM) wordt gebruikt om slachtoffers en getuigen te confronteren met gelaatsfoto’s van verdachten. De FCM is al langer in gebruik dan de identificatiezuilen.
In het Besluit identiteitsvaststelling verdachten en veroordeelden (Bivv) zijn de bewaartermijnen voor foto’s die worden bewaard in de SKDB vastgelegd. De termijn varieert van 20 tot 80 jaar. De termijn voor het bewaren van politiegegevens is geregeld in de Wet politiegegevens (Wpg) Er zijn dus meerdere bewaartermijnen van toepassing op dezelfde foto. Dit leidt in de praktijk tot onduidelijkheid.
De onduidelijkheid over bewaartermijnen vind ik onwenselijk. Op dit moment is het beter om deze onvolkomenheid in de naleving van de wet te accepteren en genoegen te nemen met de maatregelen van de korpschef om de toegang tot de data te beperken tot het strikt noodzakelijke. Het alsnog voldoen aan de letter van de wet zou alleen kunnen via een grove selectiemethode waardoor ook gegevens worden vernietigd die kunnen bijdragen aan de opsporing in cold case zaken. Het oplossen van deze zaken zal hierdoor ernstig worden belemmerd. Wel hecht ik er belang aan dat er in de praktijk passende waarborgen zijn getroffen om de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen te waarborgen3. Ik ga hier in het antwoord op vraag 11 nader op in.
Uit de evaluatie4 van de Wpg en de Wjsg in 2014 bleek al dat politie en justitie op onderdelen niet (kunnen) voldoen aan de wetgeving. Eén van de toentertijd geconstateerde gebreken was dat gegevens in de digitale tijd niet altijd tijdig kunnen worden vernietigd. In mijn aanbiedingsbrief bij die wetsevaluatie heeft mijn ambtsvoorganger al gemeld dat de Wpg (en ook de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg)) zal worden gemoderniseerd. Ik ben momenteel bezig met beleidsvorming ten aanzien van de integrale herziening van deze wetten. Minister Dekker en ik verwachten uw Kamer in het voorjaar van 2020 een brief te sturen met onze beleidsvoornemens op dit punt. Daarin wordt dit onderwerp meegenomen.
Is er een privacy audit uitgevoerd op de verwerking van deze foto’s conform artikel 33 van de wet politiegegevens? Zo ja, bent u bereid deze naar de Kamer te sturen?
Bij een audit zoals bedoeld in artikel 33 Wpg wordt gecontroleerd of de politie de Wpg uitvoert overeenkomstig de bij of krachtens deze wet gegeven regels. Tijdens zo’n audit wordt niet gekeken naar specifieke werkwijzen of systemen. De politie laat deze privacyaudit elke vier jaar uitvoeren door een externe onafhankelijke instantie, de Auditdienst Rijk (ADR). De uitkomst van de laatste afgeronde audit is in december 2015 aangeboden aan uw Kamer5. Ik verwacht dat ik de uitkomsten van de externe audit 2019 dit najaar aan uw Kamer kan aanbieden.
Hoe heeft de politie deze foto’s verworven? Gebruikt de politie «scraping»-technieken teneinde foto’s van onschuldige Nederlanders te vergaren?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u nader ingaan op het feit dat er van 1,3 miljoen Nederlanders foto’s worden bewaard door de politie? Klopt het, dat dit alleen foto’s zijn van mensen die zijn verdacht van een misdrijf waar minimaal 4 jaar celstraf op staat? Hoeveel van de 1,3 miljoen mensen zijn daadwerkelijk veroordeeld? Klopt het voorts dat er tussen deze 1,3 miljoen Nederlanders onschuldige mensen zitten die geen misdrijf hebben gepleegd? Om hoeveel onschuldige Nederlanders gaat het?
Er zijn foto’s opgenomen van 1,3 miljoen personen van verschillende nationaliteiten. Voor de wijze waarop de politie deze verkrijgt en opslaat, verwijs ik naar het antwoord op vraag 4.
De systemen bevatten in hoofdzaak foto’s van personen die – op het moment dat de foto werd genomen – werden verdacht van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is. Een uitzondering hierop doet zich voor als er twijfel bestaat over de identiteit van een verdachte. Op bevel van de (hulp)officier van justitie mogen er dan ook voor lichtere vergrijpen vingerafdrukken en foto's worden genomen. Een tweede uitzondering hierop betreft de foto’s die zijn genomen vóór 2010. Die foto’s zijn destijds genomen op grond van artikel 61a WvSv. In tegenstelling tot artikel 55c WvSv noemt artikel 61a WvSv niet de voorwaarde dat de persoon minimaal moet worden verdacht van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is.
Waarom worden foto’s van verdachten die onschuldig blijken, niet verwijderd?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Staan er Nederlanders in de database die nog nooit zijn verdacht van een misdrijf? Zo ja, wat is hier de reden voor?
Nee, op grond van artikel 55c WvSv (en vóór de inwerkingtreding van artikel 55c WvSv in 2010 op grond van artikel 61a WvSv) mogen alleen foto’s worden gemaakt van verdachten.
Kunt u een statistisch onderbouwde analyse naar de Kamer sturen over nut en noodzaak van deze database van miljoenen foto’s?
In het verleden zijn er vele maatregelen getroffen om identiteitsvaststelling in de strafrechtsketen te verbeteren. De Wet identiteitsvaststelling verdachten, veroordeelden en getuigen (Wivv) is daar een voorbeeld van. Uit de wetshistorie blijkt de noodzaak van het instellen van een centrale databank. In de memorie van toelichting6 wordt de noodzaak onderbouwd aan de hand van de toen beschikbare cijfers7. Uit cijfers van de politie blijkt dat onderzoek met Catch in 2018 in ruim 8% van de zaken een herkenning opleverde die heeft geleid tot een aanknopingspunt voor vervolgonderzoek.
Acht u het proportioneel om van onschuldige Nederlanders een database met foto’s aan te leggen?
De foto's die worden gemaakt op grond van artikel 55c WvSv (en vóór de inwerkingtreding van artikel 55c WvSv in 2010 op grond van artikel 61a WvSv), worden alleen gemaakt omdat de persoon in kwestie wordt verdacht van een strafbaar feit.
Waarom is gekozen voor een bewaartermijn van 20 tot 80 jaar? Acht u deze bewaartermijn proportioneel?
De bewaartermijn van 20 tot 80 jaar zijn geregeld in het Bivv en gelden voor de foto’s die zijn opgenomen in de SKDB.
Bij het bewaren van strafrechtelijke gegevens moet er een balans zijn tussen het profijt dat de opsporing en vervolging heeft van deze bewaring en het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer zoals geregeld in art. 8 EVRM. Hierbij gelden de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Ik verwijs kortheidshalve naar de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel identiteitsvaststelling verdachten, veroordeelden en getuigen voor een nadere toelichting8.
Welke risico’s ziet u met betrekking tot de beveiliging van deze database? Wat voor gevolgen voorziet u bij het uitlekken van de database? Wat voor maatregelen zijn er getroffen teneinde dit te voorkomen?
Op grond van artikel 4a en artikel 5 Wpg is de politie verplicht om technische en organisatorische maatregelen te treffen om de gegevens te beschermen. De database is beveiligd volgens de gebruikelijke werkwijze van de politie. Een van de reeds getroffen maatregelen betreft de toegankelijkheid van het systeem Catch. Alleen de 30 geautoriseerde experts van het Centrum voor biometrie (onderdeel van het Landelijk Forensisch Service Centrum van de Landelijke eenheid van politie) hebben toegang tot het systeem Catch. Iedere aanvraag wordt in een registratiesysteem bijgehouden. Verder zijn de foto’s die de experts beoordelen geanonimiseerd. Omwille van vertrouwelijkheid kan ik geen specifieke uitspraken doen over de getroffen maatregelen.
Kunt u toelichten op welke manier Nederlandse opsporingsdiensten gezichtsherkenningssoftware gebruiken? Heeft de politie zelf software ontwikkeld of koopt de politie deze software in bij een bedrijf? Zo ja, welk bedrijf levert gezichtsherkenningssoftware aan de politie?
De politie en de bijzondere opsporingsdiensten kunnen een aanvraag doen voor het zoeken naar de identiteit van een onbekende persoon door middel van Catch. Catch zoekt op basis van een biometrisch profiel van de kenmerken van het gezicht naar overeenkomsten en genereert een kandidatenlijst van gezichten die technisch het meest op de gezochte afbeelding lijken. Een expert kijkt naar dit resultaat. Als deze expert er van overtuigd is dat er sprake is van voldoende overeenkomst met één van de kandidaten uit de lijst, wordt de match voorgelegd aan twee andere experts die de overeenkomst onafhankelijk van elkaar beoordelen. Als beide experts tot dezelfde conclusie komen, dan wordt die gezamenlijke conclusie als eindconclusie gerapporteerd. Bij een ongelijke conclusie wordt de meest conservatieve conclusie gerapporteerd. Deze rapportage wordt door de politie als aanknopingspunt gebruikt voor vervolgonderzoek.
De politie maakt gebruik van software van het bedrijf IDEMIA. IDEMIA publiceert regelmatig over de doorontwikkeling van deze software. De testresultaten zijn openbaar.
Hoe vaak wordt deze technologie toegepast? Hoe vindt goedkeuring van het gebruik van deze technologie plaats? Moet een rechter-commissaris toestemming geven voor het gebruik?
De politie heeft mij laten weten dat in 2018 door opsporingsinstanties ruim 1300 afbeeldingen ter vergelijking werden aangeboden. De aanvragen betreffen onderzoeken variërend van woninginbraken, overvallen, liquidatieonderzoeken tot aan terreurzaken. Een deel van de foto’s was ongeschikt. Bijvoorbeeld doordat de afbeelding onvoldoende scherp was of het gezicht niet goed in beeld was. De resterende afbeeldingen konden door de gelaatsvergelijkingssoftware worden gebruikt om te zoeken naar een match in de database. In het antwoord op vraag 12 gaf ik al aan dat de experts uiteindelijk tot een match komen, niet de software. Voor het gebruik is geen toestemming nodig van de rechter-commissaris.
De eisen waaraan de software moet voldoen betreffen onder andere functionaliteit, betrouwbaarheid, accuratesse en veiligheid.
Het aantal allochtonen in Nederland |
|
Geert Wilders (PVV), Sietse Fritsma (PVV), Emiel van Dijk (PVV) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
![]() |
Hoeveel niet westerse allochtonen bevinden zich thans in Nederland?
In Nederland bevinden zich, volgens de laatste cijfers (1 januari 2019) van het CBS, 2.311.867 personen met een niet-westerse migratieachtergrond. Dit betreft 13,4 procent van de Nederlandse bevolking. Volgens het CBS heeft een Nederlander1 een (niet-westerse of westerse) migratieachtergrond indien ten minste één van de ouders in het buitenland is geboren. De categorie met migratieachtergrond bevat dus zowel de eerste als de (in Nederland geboren) tweede generatie.
Wat is dit aantal als hierbij, in tegenstelling tot de huidige definitie, ook de derde en vierde generatie worden meegerekend? Bent u bereid dit aantal te schatten en nader te onderzoeken in geval de thans beschikbare gegevens geen exact beeld kunnen geven? Zo nee, waarom niet?
Voor statistische doeleinden wordt in Nederland een onderscheid gemaakt tussen personen zonder migratieachtergrond en personen met migratieachtergrond. De groep met migratieachtergrond is zelf geboren in een land buiten Nederland, of heeft minstens één ouder die buiten Nederland geboren is. Bij personen die zelf geboren zijn in Nederland en van wie de ouders dat ook zijn, is dus geen sprake van een migratieachtergrond.
Het CBS heeft in het Jaarrapport 2018 voor de bevolking tot 50 jaar berekend hoeveel personen er zijn die minstens één grootouder hebben die in de statistische categorie «persoon met een niet-westerse migratieachtergrond» valt. Het gaat op 1 januari 2018 om ongeveer 145.000 personen2; dat is 1,9 procent van de bevolking zonder migratieachtergrond. Van de 145.000 personen zijn 135.000 personen onder de 25 jaar3. Het CBS is niet in staat om voor de huidige bevolking ouder dan 50 jaar data te genereren over de herkomst van hun ouders, omdat de herkomst van de grootouders te vaak onbekend is. Ik zie verder ook geen beleidsmatige reden om schattingen te maken van hoeveel personen minstens één van de vier grootouders, of zelfs één van de acht overgrootouders, afkomstig is uit een buitenland.
Bent u bereid de registratie met betrekking tot mensen met een dubbele / meervoudige nationaliteit weer in te voeren omdat het van groot belang is te weten hoeveel Nederlanders zich nog aan een wetstelsel van een ander land moeten houden dat kan conflicteren met de Nederlandse regels? Zo nee, waarom niet?
Met de komst van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP) in 2014 is het bijhouden van gegevens over de vreemde nationaliteit van een persoon die ook Nederlander is, in de bevolkingsregistratie beëindigd. Zowel in de schriftelijke voorbereiding als bij de plenaire behandeling van het daarop betrekking hebbende wetsvoorstel in de Tweede Kamer is uitvoerig ingegaan op de argumenten voor deze wijziging. Wat betreft de mogelijke gevolgen was de conclusie dat het ontbreken van informatie over de vreemde nationaliteit van een ingeschrevene die tevens Nederlander is, als zodanig geen belemmering vormt voor de uitvoering van overheidstaken door de instanties die daarmee zijn belast. Tot nu toe zijn er geen signalen ontvangen dat deze situatie is gewijzigd.
Deelt u de mening dat geen goed beeld van demografie, integratie, islamisering en dergelijke gegeven kan worden als u grote groepen mensen met bijvoorbeeld de Turkse en Marokkaanse nationaliteit buiten beeld houdt en zelfs aanduidt als autochtoon of, nu u dat woord niet meer wilt gebruiken teneinde problemen te verdoezelen, als mensen zonder migratieachtergrond? Zo nee, waarom niet?
Nee, diversiteit en verscheidenheid naar herkomst is voor veel Nederlanders een feit. Onder andere de kernindicatoren integratie van het CBS geven een goed beeld van de ontwikkeling van diversiteit en verscheidenheid naar herkomst in Nederland.
Het bericht ‘Alziend oog voor politie’ |
|
Kees Verhoeven (D66), Monica den Boer (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Alziend oog voor politie»?1
Ja.
Was u op de hoogte van het gegeven dat de politie een particuliere stichting inzet om alle denkbare bewakingsbeelden van bijvoorbeeld gemeenten, NS-stations en bodycams van agenten aan elkaar te koppelen? Hoe beoordeelt u deze aanpak? Welke risico’s ziet u door de inzet van deze werkwijze?
Ik was op de hoogte van het bestaan van de regionale toezichtruimte in Nijmegen. Uw kamer werd geïnformeerd over het bestaan van regionale toezichtruimtes in diverse brieven en rapporten.2
Uit informatie van de politie over de reguliere werkwijze van de regionale toezichtruimte in Nijmegen komt naar voren dat de camerabeelden op grond van artikel 151c van de Gemeentewet worden verkregen ten behoeve van de handhaving van de openbare orde. De verwerking van de camerabeelden (o.a. het uitkijken van de beelden) vindt plaats onder verwerkingsverantwoordelijkheid van de korpschef en onder het regime van de Wet politiegegevens.3 De politie kijkt deze camerabeelden in de regionale toezichtruimte uit, hiervoor maakt zij soms gebruik van externe ingehuurde krachten, welke werkzaam zijn bij de stichting Regionaal Toezicht Ruimte (RTR-NL). Dit is weliswaar een privaatrechtelijke rechtspersoon, maar in de Raad van Toezicht zijn enkel overheden vertegenwoordigd, namelijk gemeenten en politie. Deze stichting fungeert als een verwerker in de zin van artikel 1, aanhef en onder i, van de Wet politiegegevens dat ten behoeve van de korpschef als verwerkingsverantwoordelijke, politiegegevens verwerkt.
Het systeem zoals in gebruik tijdens de Nijmeegse Vierdaagse is volgens de politie geen geautomatiseerd ICT-systeem, maar een zorgvuldig samengesteld proces. De beelden zijn niet aan elkaar gekoppeld, maar de beeldschermen zijn naast elkaar geplaatst, zodat een beter beeld van de openbare ruimte ontstond.
Tijdens de Vierdaagse werden naast de beelden van de camera’s ten behoeve van de handhaving van de openbare orde, ook de beelden van de NS en Rijkswaterstaat in de regionale toezichtruimte uitgekeken. Ook werden bodycams van de politie uitgekeken. Hierbij moet worden vermeld dat bij dit systeem, dat tijdens de Vierdaagse werd gebruikt, enkel politiemedewerkers worden ingezet. In dat kader is dan ook geen sprake van inzet van externe observanten.
Bent u van mening dat het verantwoord is de beoordeling van dergelijke gevoelige materie in de handen te leggen van een particuliere stichting? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Conform artikel 151c van de Gemeentewet bepaalt de burgemeester, nadat hem deze bevoegdheid is verleend door de gemeenteraad, tot het inzetten van camera’s om toezicht te houden op een openbare plaats. Voor de uitvoering van dit besluit bedient de burgemeester zich van de onder zijn gezag staande politie. De politie heeft de operationele regie op het uitkijken van de beelden.
In de memorie van toelichting van artikel 151c van de Gemeentewet staat expliciet dat met het in handen geven van de operationele regie aan de politie geen dwingende eis is ontstaan dat de beelden uitsluitend door politiefunctionarissen mogen worden bekeken. Anderen dan politiefunctionarissen mogen de beelden bekijken, mits dit plaatsvindt onder regie van de politie. Vooropstaat dat de beslissing tot het inzetten van politiefunctionarissen naar aanleiding van de beelden slechts genomen kan worden door de politie zelf.4
Het is niet ongebruikelijk dat camerabeelden door camera-observanten zonder opsporingsbevoegdheid, onder operationele regie van de politie, worden uitgekeken. Al in de nulmeting cameratoezicht op openbare plaatsen uit 2006 staat dat in 11% van de onderzochte gemeentes de beelden worden uitgekeken door particuliere beveiligers. Vijf jaar later was dat zo bij 16% van de onderzochte gemeentes. Deze werkwijze wordt ook beschreven door de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) in haar «Beleidsregels Cameratoezicht».5
De beoordeling of de beelden voor de politie aanleiding zijn om op te treden en de aansturing van de politie bij dat ingrijpen worden uitgevoerd door een politiemedewerker van het Team Technisch Toezicht of door een medewerker van de meldkamer van de politie.
In algemene zin geldt dat het voorkomen van discriminatie en etnisch profileren bij de politie hoog in het vaandel staat. Dit is nodig voor het verwezenlijken van het vertrouwen in de rechtsstaat en zijn instituties zoals de politie. De aanpak van discriminatie door de politie heeft in de afgelopen jaren bijzondere aandacht gekregen via het project Proactieve politiecontroles. Dit alles geldt uiteraard ook voor het werk dat in de regionale toezichtruimte wordt verricht.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat door deze werkwijze binnenkomende beelden door burgers zonder opsporingsbevoegdheid worden beoordeeld en dat dit bovendien het risico op bijvoorbeeld etnisch profileren/discriminatie en privacyschending vergroot? Wat gaat u doen om dit te voorkomen? Bent u bereid de Nationale Politie hierop aan te spreken?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre is deze praktijk in lijn met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)? Bent u bereid advies bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) in te winnen over deze werkwijze?
Op grond van artikel 151c, negende lid, van de Gemeentewet valt de verwerking van camerabeelden onder het regime van de Wet politiegegevens. Daaruit volgt dat de korpschef de verwerkingsverantwoordelijke is. Zie artikel 1, onderdeel f, onder 1°, van de Wet politiegegevens.
Zoals in antwoord op vraag 4 is aangegeven, is de AP bekend met de inzet van extern ingehuurde cameraobservanten door de politie en wordt deze ook beschreven in de «Beleidsregels Cameratoezicht» van de AP.
Wat doet de particuliere stichting Regionaal Toezicht Ruimte (RTR) met de data die wordt gegenereerd op basis van het beeldmateriaal, ook nadat deze zijn aangeleverd bij de politie of de veiligheidsregio? Hoe waarborgt u een zorgvuldige omgang met deze data?
De regionale toezichtruimte in Nijmegen wordt bemand door medewerkers van de stichting RTR-NL. Zoals aangegeven fungeert deze stichting als een verwerker in de zin van artikel 1, aanhef en onder i, van de Wet politiegegevens die politiegegevens verwerkt onder verwerkingsverantwoordelijkheid van de korpschef. De medewerkers hebben een geheimhoudingsverklaring getekend.
De camerabeelden ten behoeve van de handhaving van de openbare orde worden opgeslagen bij de politie en worden 7 dagen bewaard, waarna de beelden worden vernietigd. De beelden die zijn gemaakt tijdens de Vierdaagse zijn 28 dagen bewaard.
Kunt u aangeven hoe het digitale systeem dat door RTR is ontwikkeld, eruit ziet? Hoe worden de aan elkaar gekoppelde beelden beschermd? Welke apparatuur en software wordt voor deze aanpak gebruikt? Welke leveranciers leveren de apparatuur en de software? Is er een aanbestedingstraject? Zo ja, kunt u de Tweede Kamer informeren over deze aanbesteding? Zo ja, heeft het Bureau ICT-toetsing (BIT) deze aanbesteding getoetst? Wat was daarvan de uitkomst?
Het systeem waarmee wordt gewerkt in de regionale toezichtruimte heb ik beschreven onder vraag 2. Het gaat om het uitkijken van beelden op beeldschermen die naast elkaar zijn opgesteld. Daarvoor is geen bijzondere apparatuur nodig. Er was dan ook geen aanleiding voor een aanbesteding of een BIT-toets.
Welk soort screening krijgen de personeelsleden van RTR? Wat houdt de korte cursus in om verdachte situaties vooraf te herkennen? Hoe beoordeelt u dit opleidingstraject? Is het bewuste beoordelingstraject geaccrediteerd en, zo ja, door welke instantie?
De particuliere beveiligers die werkzaam zijn in de regionale toezichtruimte in Nijmegen beschikken over een beveiligingsdiploma en zijn voorzien van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG).
Camera-observanten worden altijd van tevoren door politiemedewerkers van het Team Technisch Toezicht geïnstrueerd en begeleid. Tijdens deze instructie wordt aandacht besteed aan de werkwijze en worden elementen uit de opleiding ProActief Surveilleren (PAS) gedoceerd. Naast de instructie worden de observanten voor de start van de dienst gebriefd over actuele aandachtspunten.
Zoals aangegeven worden de beoordeling of de beelden voor de politie aanleiding geven om op te treden en de aansturing van de politie bij dat optreden, uitgevoerd door een politiemedewerker van het Team Technisch Toezicht of door een medewerker van de meldkamer van de politie.
Deelt u de mening dat het een uiterst complexe en serieuze taak is om verdachte situaties te leren herkennen, de politie hier jarenlang op traint en dat dit niet door een korte cursus aan burgers zonder ervaring kan worden afgedaan? Bent u van plan de Nationale Politie hierop aan te spreken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Wat is het resultaat geweest van dit systeem, toen dit is ingezet bij de Nijmeegse Vierdaagse feesten in juli j.l.? Heeft er nadien ook een evaluatie plaatsgevonden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat waren hiervan de conclusies? In hoeverre kan worden bevestigd dat er op een correcte wijze en in lijn met de AVG is omgegaan met de beelden?
Voor een uitleg over het proces dat werd ingericht tijdens de Nijmeegse Vierdaagse verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 2.
Tijdens de Vierdaagse-periode is een SGBO (Staf Grootschalig en Bijzonder Optreden) actief. In die periode vervulden politieambtenaren de rol van camera-observant in de crowdcontrol-ruimte.
Zij bekeken naast de beelden in het kader van artikel 151c Gemeentewet, ook de camerabeelden van de NS, Rijkswaterstaat en bodycams die speciaal voor het evenement in de crowdcontrol-ruimte ontsloten waren.
De beelden van de NS en Rijkswaterstaat werden live uitgekeken en de beelden zijn gedurende 28 dagen bewaard. Die beelden zijn niet gekoppeld aan de camerabeelden ten behoeve van de handhaving van de openbare orde.
Zoals ieder jaar zal er een evaluatie plaatsvinden, in opdracht van de gemeente Nijmegen, naar de Vierdaagse waarbij verschillende aspecten worden meegenomen, waaronder openbare orde en veiligheid. In de nog uit te voeren evaluatie over de Vierdaagse 2019 zal het privacyaspect worden meegenomen.
Op welke wijze is de Nationale Politie van plan dit systeem verder te implementeren in haar werkwijze? Deelt u de mening dat eerst moet worden gegarandeerd dat deze aanpak in lijn is met de AVG en dat de mensen die de beeldmaterialen beoordelen, adequaat moeten zijn opgeleid, voordat dergelijke systemen mogen worden ingezet? Zo nee, waarom niet?
Ik deel uw mening dat het belangrijk is dat cameratoezicht geschiedt volgens het wettelijk kader. De politie besteedt veel aandacht aan het inrichten van werkprocessen in lijn met de Wet politiegegevens. Ook in de instructie aan medewerkers van de regionale toezichtruimte wordt hier aandacht aan besteed.
Voor het overige is hier, zoals ik al eerder aangaf, geen sprake van de ontwikkeling of inzet van een nieuw ICT-systeem door de politie.
Een nieuw Europees migratieplan over bootmigranten |
|
Geert Wilders (PVV), Sietse Fritsma (PVV), Emiel van Dijk (PVV) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het, dat veertien lidstaten inmiddels akkoord zijn gegaan met het plan uit de koker van Frankrijk en Duitsland om door ngo's opgehaalde migranten te verdelen over de lidstaten van de EU?1 Zo ja, welke landen zijn dit?
Kortheidshalve verwijs ik u naar de aanbiedingsbrief bij het verslag van de informele JBZ-Raad van 18-19 juli jl.2 Zoals toegelicht in dit verslag, blijkt het aantal lidstaten dat daadwerkelijk overweegt deel te nemen aan het voorgestelde mechanisme beperkt.
Herinnert u zich de belofte aan de Kamer dat nooit meer migranten over worden genomen van schepen als de «Seawatch» en kunt u toezeggen dat u deze belofte absoluut gestand doet nadat die eerder helaas al eens is gebroken? Zo nee, hoe serieus kunnen zij het kabinet dan nog nemen?
Kortheidshalve verwijs ik uw Kamer naar de brief van 14 januari jl. Daarin wordt niet gesteld dat het kabinet nooit meer migranten over zal nemen van schepen als de Sea Watch-3. Het kabinet benadrukt dat Nederland in principe niet meer zal deelnemen aan ad hoc oplossingen. Het kabinet onderschrijft in die brief het belang van een structurele oplossing voor het ontschepingsvraagstuk en benoemt daarin de voorwaarden waaraan een dergelijke oplossing wat het kabinet betreft aan moet voldoen. Ook worden de voorwaarden genoemd om voor het kabinet eventueel deel te nemen aan de herverdeling van drenkelingen. In de afgelopen periode is Nederland meermaals verzocht deel te nemen aan ad hoc oplossingen. Deze zijn afgewezen met verwijzing naar het standpunt van het kabinet.
Deelt u de mening dat ngo's die migranten ophalen en naar Europa brengen, in plaats van naar Noord- Afrika terug te brengen, een schakel vormen in de laakbare mensensmokkel en daarmee het probleem van illegale migratie in stand houden? Zo nee, waarom niet? Wat doet u om deze criminele organisaties aan te pakken?
Kortheidshalve verwijs ik naar het meest recente debat met uw Kamer over dit onderwerp, het Algemeen Overleg (AO) Asiel -en Vreemdelingenbeleid van 4 juli jl. Ik heb toen herhaald dat het kabinet de internationale verplichtingen om mensenlevens op zee te redden onderschrijft. Tevens heb ik aangegeven dat dergelijke operaties niet onbedoeld moeten bijdragen aan het in stand houden van de criminele activiteiten van mensensmokkelaars die mensenlevens op het spel zetten. Zoals toegelicht in het verslag van de informele JBZ-Raad van 18-19 juli jl., heb ik – conform mijn toezegging tijdens het AO Asiel- en Vreemdelingenbeleid van 4 juli jl. – tijdens de iJBZ-Raad aandacht gevraagd voor de situatie op de Middellandse Zee en specifiek de reddingen op zee. Ik heb de Europese Commissie (EC) verzocht een analyse uit te voeren ten aanzien van het juridische kader rond het redden van menslevens op zee en het onbedoeld faciliteren van mensensmokkel. De EC heeft gemeld een dergelijk onderzoek op dit moment niet opportuun te vinden. De internationale plicht om mensenlevens op zee te redden is en blijft wat de EC betreft, net als voor Nederland, het uitgangspunt. Conform internationale richtlijnen is het aan de kapitein om ter plekke te oordelen of er sprake is van een noodsituatie. Daarbij geldt wel dat de kapitein de instructies dient op te volgen van de coördinerende autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het gebied waarin de reddingsoperatie plaatsvindt.
Erkent u dat Italië er met gezond verstandsbeleid, te weten het niet meer binnenhalen van schepen met illegale migranten, in is geslaagd het probleem van mensensmokkel aan te pakken en dat het daarom gekkenwerk is precies het omgekeerde te doen zoals het EU-plan beoogt? Zo nee, waarom niet?
Achtereenvolgende Italiaanse regeringen hebben zich, in nauwe samenwerking met de EU, ingespannen om het business model van mensensmokkelaars te doorbreken en aldus het aantal overtochten van migranten naar de EU te verminderen. De Commissie rapporteert dat in 2018 het totale aantal aankomsten met 80% was gedaald ten opzichte van 2017, en dat deze trend zich voortzet in 2019. Deze resultaten sterken het kabinet in het voornemen om de huidige inspanningen ter bestrijding van mensensmokkel in EU-verband voort te zetten en de samenwerking met partners in de EU en daarbuiten te versterken. Tegelijkertijd laat dit het uitgangspunt van het kabinet onverlet, dat het een internationale plicht is om mensen in nood op zee te redden en een veilige haven voor hen te vinden.
Hoe gaat u voorkomen dat dit EU-plan realiteit wordt, waardoor ook Nederland weer een stroom nepvluchtelingen kan verwachten, die door de open grenzen ook vanuit andere Europese landen probleemloos binnen kunnen komen? Kunt u toezeggen nooit aan deze plannen te zullen deelnemen?
Kortheidshalve verwijs ik u naar de aanbiedingsbrief bij het verslag van de informele JBZ-Raad van 18-19 juli jl. als ook de brief van 14 januari jl. waarin de door het kabinet gewenste elementen worden toegelicht voor een structurele oplossing voor dit vraagstuk.3
Deelt u de mening dat Nederland al meer dan genoeg (nep-)vluchtelingen en migranten heeft opgevangen en dat we hen juist terug moeten sturen in plaats van bootladingen nieuwe kansloze migranten binnen te halen? Zo ja, bent u bereid een totale asielstop in te stellen? Zo nee, waarom niet?
Ten aanzien van de door u voorgestelde asielstop, verwijs ik u ook naar de eerdere beantwoording van vergelijkbare verzoeken of oproepen. Het kabinet hecht aan een zorgvuldig asielbeleid dat bescherming biedt aan degenen die dat nodig hebben. Wat u voorstelt zou in strijd zijn met de internationale en verdragsrechtelijke verplichting tot het in behandeling nemen van een asielaanvraag. Het kabinet treft gerichte maatregelen als wordt geconstateerd dat oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van het asielrecht door personen die evident geen bescherming nodig hebben. Voor hen, als ook voor andere vreemdelingen die illegaal in Nederland verblijven is terugkeer aan de orde. Het kabinet spant zich er voor in, zowel bilateraal als in Europees verband, dat de medewerking van landen van herkomst aan terugkeer wordt verzekerd.
De actieve handel in privégegevens uit het kentekenregister |
|
Roy van Aalst (PVV) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Actieve handel in privégegevens uit kentekenregister: Schokkend en gevaarlijk» van 23 juli 2019?1
Ja.
Deelt u de mening dat deze gang van zaken totaal onacceptabel is?
Ondanks dat nog niet is vastgesteld dat er daadwerkelijk persoonsgegevens rechtstreeks uit het kentekenregister illegaal worden verhandeld neem ik de berichtgeving, net als de RDW, zeer serieus. De RDW heeft aangifte gedaan bij de politie die samen met de RDW (en het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit (LIV)) een onderzoek naar een mogelijk datalek is gestart. Dit onderzoek is in volle gang. Daarnaast is de Autoriteit Persoonsgegevens uiteraard op de hoogte gesteld.
Bent u bereid een grootschalig onderzoek naar vermeende corruptie te houden, aangezien verkopers van deze gegevens stellen hun informatie van medewerkers van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) te krijgen en deze personen te betalen?
De RDW heeft aangifte gedaan bij de politie die daarop in samenwerking met de RDW (en het LIV) een onderzoek is gestart. De politie leidt dit onderzoek. Afhankelijk van de bevindingen zal ik met alle betrokkenen, bezien of, en zo ja, welke maatregelen er getroffen moeten worden en of verder onderzoek noodzakelijk is. Daarnaast hebben de directie en de raad van toezicht van de RDW besloten om een externe partij de opdracht te geven tot een onderzoek naar de structurele maatregelen van de RDW om het kentekenregister nog veiliger te laten raadplegen door eigen medewerkers, andere overheidsdiensten en overige beroepsbeoefenaren. Ik heb de RDW gevraagd mij over de uitkomsten hiervan te informeren.
Bent u bereid dit onderzoek door een andere partij dan de RDW uit te laten voeren om doofpotten en onvolledige informatie te voorkomen?
Zie antwoord vraag 3.
De tekortschietende registratie van borstimplantaten |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Helft ziekenhuizen heeft registratie implantaten nog niet op orde»?1
Ja. Ik heb inmiddels ook begrepen dat het bewuste artikel is aangepast op basis van berichtgeving van de NVZ en GS12.
Deelt u de mening dat vrouwen er zeker van moeten zijn dat de medische risico’s van borstimplantaten zoveel mogelijk beperkt worden en dat adequate registratie daarvoor noodzakelijk is?
Ja, zoals ik onlangs ook heb aangegeven in mijn Kamerbrief van 2 juli 20193 hecht ik veel belang aan adequate registratie in verschillende registers, waaronder het LIR, het Meldpunt en Expertisecentrum Bijwerkingen Implantaten, en de kwaliteitsregisters. Gezamenlijk verbeteren deze registers de veiligheid en kwaliteit van implantaten, en worden medische risico’s beperkt.
Zorgverleners zijn per 1 januari 2019 verplicht om implantaten in Nederland in het patiëntendossier te registeren, waarmee adequate registratie wordt beoogd. De geregistreerde gegevens gaan vervolgens naar het Landelijk implantatenregister (LIR). Uitgangspunt is het beginsel van eenmalig registreren aan de bron (in het patiëntendossier), van waaruit de gegevens (voor meervoudig gebruik) kunnen worden verstrekt ten behoeve van het LIR en de patiënt. Als er problemen zijn met een implantaat, waarbij het van belang is patiënten individueel te benaderen, dan neemt IGJ-contact op met de zorgaanbieders die de implantaatgegevens hebben aangeleverd. De zorgverleners en -aanbieders informeren de patiënten. Omdat klinieken en ziekenhuizen aangaven meer tijd nodig te hebben om deze registratie technisch sluitend te regelen, is er afgesproken dat zorgaanbieders tot 1 januari 2020 de tijd krijgen om aan alle verplichtingen te gaan voldoen.
Wat vindt u ervan dat slechts 50 procent van de ziekenhuizen over de gegevens beschikt die noodzakelijk zijn voor goede registratie?
Ik wil benadrukken dat de genoemde situatie alleen betrekking heeft op het LIR en niet op de registratie van implantaten in het algemeen. Voor het LIR zijn afspraken gemaakt tussen de verschillende betrokken partijen om gebruik te
maken van de informatiestandaard genaamd het Global Data Synchronisation Netwerk (GDSN)4. Hiermee kunnen productgegevens op een uniforme wijze uitgewisseld worden tussen de verschillende partijen. Zoals aangegeven is er afgesproken om 2019 als ingroeijaar te zien voor het LIR, zodat zorgverleners aan alle verplichtingen kunnen gaan voldoen. Ik deel de mening van de NVZ dat het daarom positief is dat halverwege het jaar al 50% van de ziekenhuizen een aansluiting op de GDSN heeft geïmplementeerd5. Daarbij is de GDSN slechts een hulpmiddel in het totale implementatiepakket dat ziekenhuizen moeten toepassen voor wat betreft registreren en aanleveren van implantatengegevens. Maar de oproep van GS1 aan de overige ziekenhuizen om zich ook snel aan te gaan sluiten lijkt mij zeer wenselijk met het oog op de gestelde deadlines voor het LIR6.
Heeft u er vertrouwen in dat alle ziekenhuizen tijdig adequate registraties kunnen uitvoeren? Zo ja, waarop baseert u dat vertrouwen? Zo nee, welke aanvullende maatregelen gaat u treffen om vrouwen te beschermen?
Ja, van het CIBG, beheerder van het LIR, heb ik namelijk begrepen dat de eerste zorginstellingen al aan het registreren zijn. Daarnaast zijn ook de eerste ziekenhuizen de koppeling met het LIR aan het testen en implementeren. De koepels NVZ, NFU, en ZKN geven aan dat tijdig realiseren van de koppeling een uitdaging blijft, maar dat er geen aanwijzingen zijn dat dit niet voor
1 januari 2020 is gerealiseerd. De aansluiting van klinieken en ziekenhuizen blijf ik nauwlettend in de gaten houden samen met de IGJ en het CIBG. De IGJ heeft begin april 2019 het handhavingsbeleid kenbaar gemaakt. Gedurende 2019 verwacht de IGJ dat zorgaanbieders op proactieve en aantoonbare wijze aan de inspanningsverplichting voldoen om uiterlijk per 2020 alle wettelijk gestelde verplichtingen te kunnen nakomen7.
Een grensconflict tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Frankrijk in Oyster Pond op Sint Maarten |
|
Ronald van Raak |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Waarom is er nog altijd geen opheldering tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Frankrijk over het verloop van de grens rondom een restaurant en jachthaven in Oyster Pond op Sint Maarten?1
Er is een verschil van inzicht over het verloop van een deel van de landgrens tussen Sint Maarten en Saint Martin. Dat betreft in het bijzonder Oyster Pond. In het Verdrag van Concordia uit 1648, dat het eiland opdeelt in een Frans en Nederlands gedeelte, wordt de grens niet specifiek afgebakend. Na de ondertekening in april 2016 van het zeegrensverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Franse Republiek in het Caribisch gebied, is gestart met de voorbereiding van de onderhandelingen over de landgrens van Sint Maarten. Oyster Pond maakt onderdeel uit van deze landgrensonderhandelingen. Inmiddels zijn de voorbereidingen op de onderhandelingen vergevorderd. Naar verwachting zullen de landgrensonderhandelingen eind van dit jaar aanvangen.
Welke status heeft het betreffende gebied gehad vanaf het Verdrag van Concordia uit 1648, waarin het eiland Sint Maarten tussen Nederland en Frankrijk werd verdeeld?
Het Verdrag van Concordia bevat slechts een algemene omschrijving van de twee grondgebieden op basis van de woonkernen die op dat moment bestonden. Het verdrag omvat dus geen precieze bepalingen over het grensverloop. Het oosten van het eiland, waar Oyster Pond zich bevindt, was in de tijd van het Verdrag van Concordia onbewoond en het verdrag geeft geen duidelijkheid over de grens in dit gebied. De formele status van Oyster Pond werd pas relevant toen het gebied ontwikkeld werd. Sinds 1983 is aan een steiger aan de noordzijde van Oyster Pond een restaurant (met jachthaven) gevestigd dat sinds de opening belasting afdraagt aan en functioneert onder vergunningen verleend door Sint Maarten.
Is het waar dat in 2014 nog afspraken zijn gemaakt tussen de landen om de toenmalige «status quo» in dit gebied te handhaven?
Ja. Om incidenten te voorkomen werd in een overleg tussen het Koninkrijk der Nederlanden, de Franse Republiek, Sint Maarten en Saint Martin in 2014 afgesproken om zolang de grens niet is vastgesteld de status quo te handhaven.
Wat was volgens u de reden waarom de Fransen in 2016 besloten inspecteurs te sturen, dit gebied tijdelijk te blokkeren en daarmee de «status quo» niet te respecteren?
Franse autoriteiten hebben op 26 oktober 2016 een inspectie uitgevoerd bij werkzaamheden aan de steiger aan de noordzijde van Oyster Pond. Enkele personen zijn daarbij meegenomen voor verhoor door de Franse gendarmerie. De Franse actie druiste naar het inzicht van het Koninkrijk in tegen de afspraak om de status quo te handhaven. Het kabinet heeft geen inzicht in de motieven van de Franse autoriteiten.
Loopt een nieuwe koper van het restaurant en van de jachthaven nu opnieuw de kans op inspecties en blokkades door de Fransen?
De mogelijkheid dat de autoriteiten van Saint Martin inspecties zullen uitvoeren bij het restaurant en de jachthaven kan niet worden uitgesloten, zolang er geen overeenstemming is over de landgrens tussen Sint Maarten en Saint Martin.
Deelt u de opvatting dat dit grensconflict de wederopbouw van dit kleine gebied na de orkaan Irma in 2017 ernstig bemoeilijkt?
Het verschil van inzicht over de grens heeft alleen effect op de mogelijkheid tot herbouw van één restaurant en een jachthaven, die liggen aan een steiger aan de noordoever van Oyster Pond. Er is geen onduidelijkheid over de status van andere bedrijven in het gebied.
Klopt het dat al vanaf 2016 in het kader van een zeegrensverdrag onderhandelingen worden gevoerd over het definitieve verloop van de grens in dit deel van Oyster Pond?
Na de ondertekening in april 2016 van het zeegrensverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Franse Republiek in het Caribisch gebied is gestart met de voorbereiding van de onderhandelingen over de landgrens van Sint Maarten. Deze onderhandelingen betreffen de gehele landsgrens, Oyster Pond maakt onderdeel uit van deze landgrensonderhandelingen. Inmiddels zijn de voorbereidingen op de onderhandelingen vergevorderd. Naar verwachting zullen de landgrensonderhandelingen eind van dit jaar aanvangen.
Welke praktische mogelijkheden ziet u om, ondanks dit grensconflict, de wederopbouw van dit gebied in Oyster Pond na de orkaan Irma toch mogelijk te maken?
Sint Maarten is als autonoom land binnen het Koninkrijk verantwoordelijk voor de wederopbouw. Sint Maarten onderzoekt de mogelijkheden om de eigenaar van het specifieke restaurant voldoende comfort te geven om tot herbouw over te kunnen gaan. Dit kan alleen met medewerking van Frankrijk.
De kaartverkoop van de Formule-1 |
|
Peter Kwint |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u niet verrast dat de kaarten voor de Formule-1 heel snel waren uitverkocht en binnen een paar minuten voor een veel hogere prijs werden doorverkocht? Zo nee, hoe kan dat, nu dit vrijwel bij elk populair evenement gebeurt?1
Graag verwijs ik naar eerdere beantwoording van Kamervragen2, waarin ook gevraagd wordt naar mijn bekendheid met de snelle beschikbaarheid van kaarten op doorverkoop websites.
Deelt u de mening dat een evenement dat met belastinggeld wordt gesponsord ook toegankelijk moet zijn voor mensen die niet de hoofdprijs kunnen betalen? Zo nee, waarom niet?
Graag verwijs ik naar eerdere beantwoording van Kamervragen3 waarbij ik onder andere in ga op de toegankelijkheid van zowel sportieve als culturele evenementen.
Hoeveel kost de Formule-1 in totaal aan publiek geld, inclusief eventueel aan te leggen extra spoorlijnen?
De rijksoverheid draagt niet in financiële zin bij aan de organisatie van de GP Formule 1. Het is de organisatie gelukt om het benodigde budget zonder financiële steun vanuit het Rijk bij elkaar te krijgen. Daar waar nodig en mogelijk, zal facilitaire ondersteuning worden geboden om dit evenement tot een succes te maken. Er is geen integraal beeld van hoeveel publieke middelen hier op lokaal en regionaal overheidsniveau mee gemoeid zullen zijn. De rol van de (Rijks)overheid bij een dergelijk evenement bestaat vooral uit het waarborgen van een aantal publieke randvoorwaarden, bijvoorbeeld met betrekking tot belastingregels, veiligheid, verstrekken van visa en verkeersinfrastructuur. Dat geldt overigens voor alle grote internationale sportevenementen die in Nederland worden georganiseerd. Daarover worden meestal op lokaal en regionaal niveau afspraken gemaakt. Conform motie Martels c.s.4 is het Ministerie van IenW bijvoorbeeld in gesprek met alle betrokken partijen over mogelijke verbetering van de capaciteit op het spoor van en naar Zandvoort en over een redelijke bijdrage van deze partijen aan de financiering hiervan. Hierover heeft nog geen besluitvorming plaatsgevonden. De afronding wordt spoedig na de zomer verwacht. De Staatssecretaris van IenW zal hier vervolgens uw Kamer ook over informeren.
Hoe staat het met de aangekondigde voorlichtingscampagne over het doorverkopen van tickets en ziet u zelf wel enig resultaat? Zo ja, welke? Zo nee, hoe vindt u zelf dat de strijd tegen woekerhandel gaat?
In het najaar wordt de voorlichtingscampagne gestart. Hiervan zijn dus nog geen resultaten bekend. Verder heb ik in eerdere beantwoording van vragen over dit onderwerp5 aangegeven dat het Europees parlement en de Raad recent in Brussel voorlopige overeenstemming hebben bereikt over een richtlijn met maatregelen om het Europese consumentenrecht te moderniseren. Eén van deze maatregelen is een verbod voor handelaren om met gebruik van software meer kaartjes dan toegestaan te kopen met het doel om deze vervolgens door te verkopen. In het najaar van 2019 wordt over deze richtlijn een definitief besluit genomen. Tot slot zie ik dat de sector zelf maatregelen neemt om de doorverkoop van tickets tegen hoge prijzen aan te pakken, zo ook de organisatie van de Formule 1.6 Maar ik denk hierbij ook aan de kaartverkoop op naam bij concerten, platforms die een maximumpercentage op de verkoopprijs zetten of technische oplossingen die door de markt worden ontwikkeld. Ik vind dit hoopvol en volg deze ontwikkelingen met belangstelling.
Bent u ervan op de hoogte dat er naar buiten is gekomen dat er een samenwerking is tussen artiesten/primaire en secundaire tickethandelaren, zodat er meer verdiend wordt aan één ticket?2
Ja.
Deelt u de mening dat dit soort praktijken niet voor zouden mogen komen? Zo nee, waarom niet?
Graag verwijs ik naar de eerdere beantwoording van de Kamervragen8 over onder andere banden tussen primaire en secundaire ticketverkopers.
Bent u bereid onderzoek te laten doen naar dit soort ongeoorloofde prijsafspraken tussen artiesten en/of primaire en secundaire tickethandelaren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht ‘Nederland nog niet akkoord met migrantendeal’ |
|
Jasper van Dijk |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht «Nederland nog niet akkoord met migrantendeal»?1
Klopt het dat het voorstel van Frankrijk en Duitsland behelst dat migranten die aankomen in Europa zo snel mogelijk beoordeeld worden en vervolgens verdeeld worden over de lidstaten?
Klopt het dat Nederland niet akkoord is gegaan met dit voorstel? Zo ja, waarom niet?
Wat bedoelt u in dit verband met de opmerking dat de opname van vluchtelingen «niet disproportioneel» mag zijn?
Klopt het tevens dat u als voorwaarde heeft gesteld dat de identificatie aan de buitengrens wordt gedaan? Bedoelt u met identificatie de asielprocedure? Zo nee, wat dan wel?
Ziet u dit voorstel als een oplossing voor het probleem van reddingsschepen die langdurig niet worden toegelaten tot Europese havens? Zo nee, welke oplossing ziet u dan voor dit humanitaire drama?
Klopt het voorts dat Italië en Malta als alternatief hebben voorgesteld om een opvangvoorziening in de regio in te richten?2 Hoe werd binnen de EU over dit voorstel geoordeeld? Is hiervoor een meerderheid?
Dat klopt. Hier is geen meerderheid voor in de EU. Zoals vaker met uw Kamer gewisseld is externalisering van Europese asielprocedures geen reële oplossing. In plaats daarvan zet het kabinet in op onder andere betere opvang en bescherming in derde landen, zodat vluchtelingen en ontheemden dicht bij huis bescherming en kansen worden geboden en de noodzaak om verder te migreren wordt weggenomen.
Bent u bereid te bemiddelen tussen Frankrijk en Duitsland en tussen Italië en Malta teneinde een overeenkomst te sluiten waarin wordt voorzien in opvangvoorzieningen voor vluchtelingen in de regio waar UNHCR en IOM hun medewerking aan kunnen verlenen en in de ontscheping van migranten aan de buitengrenzen van Europa waarbij erkende vluchtelingen eerlijk over de lidstaten verdeeld worden?
Het financieren van belasting ontwijkende bedrijven door FMO |
|
Isabelle Diks (GL) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nederlandse ontwikkelingsbank FMO financiert belastingontwijking via Mauritius»?1
Ja.
Vindt u het acceptabel dat FMO bedrijven financiert die belasting in ontwikkelingslanden ontwijken? Zo ja, hoe past dit in uw ambitie om ontwikkelingslanden als Mozambique te ondersteunen via uw beleid, en meer specifiek in de doelstellingen rond duurzame ontwikkeling van FMO?
FMO’s investeringen hebben als doel om bij te dragen aan de sociaaleconomische ontwikkeling van de ontwikkelingslanden waarin zij investeren. FMO’s investeringen dragen bij aan lokale banen, energiezekerheid en verbeteringen van de voedselketen. De bedrijvigheid die dat oplevert zorgt ook voor belastingopbrengsten voor de lokale overheid.
Het kabinet is van oordeel dat financieringen via laag belastende jurisdicties er niet toe mogen leiden dat het ontwikkelingsland waarin de investering plaatsvindt belastinginkomsten misloopt. Hierover heb ik uw Kamer in november 2017 schriftelijk ingelicht als reactie op het artikel «Ontwikkelingsbank leent via belastingparadijs Mauritius» in Trouw (Kamerstuk 33 625, nr. 252).
FMO geeft hieraan gevolg door risico’s op winstverschuiving vanuit het ontwikkelingsland altijd via uitgebreide due diligence onderzoeken in kaart te brengen. Het beleid van FMO is om niet deel te nemen aan financieringen indien het ontwikkelingsland belastingen dreigt mis te lopen als gevolg van winstverschuivingsconstructies. Daarnaast toetst FMO of de gegevens aanwezig zijn die de lokale belastingdienst in het ontwikkelingsland nodig heeft voor een volledige belastingaanslag aan het bedrijf dat FMO financiert. Dit beleid is beschreven in het Position Statement on Responsible Tax op de FMO-website.
Voor ontwikkelingslanden is het van belang dat zij in staat in zijn om belasting te heffen op de bedrijven die actief zijn op hun grondgebied, om zo publieke diensten aan te kunnen bieden en te kunnen investeren in zaken die cruciaal zijn voor de ontwikkeling van een land zoals gezondheidzorg, onderwijs en infrastructuur. Daarom helpt Nederland ontwikkelingslanden met het versterken van hun fiscaal beleid en handhavingscapaciteit. Nederland heeft zich bovendien gecommitteerd aan de doelstelling van het Addis Tax Initiative om de inzet op technische assistentie in 2020 te verdubbelen ten opzichte van 2015.
Bent u bereid uw positie als aandeelhouder te gebruiken om FMO te dwingen om niet langer financiering te verstrekken aan bedrijven die belasting ontwijken? Zo nee, waarom niet?
Gezien het feit dat het FMO-beleid reeds is om geen financiering te verstrekken middels structuren gericht op belastingontwijking ziet het kabinet op dit moment geen reden om met FMO in gesprek te gaan over mogelijke aanpassing van dit beleid. Wel blijven de ministeries van Buitenlandse Zaken en Financiën (bij wie het staatsaandeelhouderschap in FMO is belegd) in nauw contact met FMO t.a.v. het belastingbeleid van FMO.
Het betreft hier overigens een gezamenlijke investering door «FMO-A» (de eigen balans van FMO) en het Building Prospects fonds, een revolverend fonds dat in opdracht van Buitenlandse Zaken door FMO wordt beheerd. Dit fonds heeft als opdracht het doen van investeringen in de private infrastructuur en de agrarische waardenketen in ontwikkelingslanden met als doel het aanjagen van de private sector.
Hoe beoordeelt u de stelling van FMO dat het geen mogelijkheid had om bij Kenmare af te dwingen dat het zou stoppen met belastingontwijking, omdat het om de herziening van een bestaand contract ging? Was hier juridisch inderdaad geen enkele mogelijkheid toe?
Van FMO heeft het kabinet vernomen dat er sprake is van een misrepresentatie van het gesprek dat gevoerd is en dat deze specifieke stelling niet op deze manier door FMO zou zijn geuit.
Het klopt dat leningen door FMO en andere financiers zijn verstrekt aan vennootschappen (KNML en KMPL) in Mauritius. Dit zijn zogenaamde SPV’s (Special Purpose Vehicles). Bij projectfinanciering is het niet een bedrijf dat financiering aantrekt om de investering te bekostigen, maar wordt het project van de vennootschap afgezonderd en in (een) aparte entiteit(en) geplaatst. De financiers kunnen op deze wijze hun voorwaarden ten aanzien van het project juridisch afbakenen.
Buitenlandse investeerders, in het bijzonder zij die investeren in ontwikkelingslanden, kiezen er vaak voor om deze SPV’s juridisch te structureren buiten het ontwikkelingsland waarin het project zich bevindt, vanwege een dikwijls minder ontwikkeld lokaal juridisch systeem in deze landen, hetgeen onzekerheden met zich meebrengt. Het zijn vaak offshore financiële centra die de gewenste juridische zekerheid wel kunnen bieden.
Mauritius, dat zich sterk als financieel centrum heeft ontwikkeld, kon volgens FMO de gewenste rechtszekerheid bieden voor de gezamenlijke groep financiers in de Moma-mijn.
Jurisdicties zoals Mauritius bieden daarnaast ook gunstige fiscale regimes, waarvan bedrijven gebruikmaken voor winstverschuivingsconstructies. Dergelijke constructies, gericht op belastingontwijking, zijn niet in lijn met het hierboven beschreven kabinetsstandpunt, alsmede het investeringsbeleid van FMO. De tax due diligence van FMO heeft uitgewezen dat het risico op een winstverschuivingsconstructie om fiscaal voordeel te verwerven ten koste van belastinginkomsten in Mozambique in dit geval afwezig is.
Hoewel directe investeringen in het doelland de voorkeur hebben, komen investeringen in armere ontwikkelingslanden nu nog onvoldoende van de grond zonder het gebruik van dergelijke financiële centra.
Het artikel in Trouw stelt dat er relatief weinig belasting betaald werd in Mozambique. Uit informatie van FMO concludeert het kabinet dat dit geen gevolg is van een belastingontwijkingsconstructie, maar van operationele verliezen en de toepassing van een fiscaal gunstig regime, in het leven geroepen door de autoriteiten in Mozambique om mijnbouw te stimuleren.
Overigens heeft Kenmare de afgelopen jaren aanzienlijke bedragen aan royalty’s afgedragen in Mozambique. Ook betaalt Kenmare sinds 2018 winstbelasting in Mozambique omdat de stimuleringsregeling na 10 jaar afliep en geen verrekening meer mogelijk is met verliezen uit vroegere jaren2.
Is er aanpassing van regelgeving nodig om te zorgen dat FMO wél financiering kan weigeren aan bedrijven die belasting ontwijken? Zo ja, bent u bereid die regelgeving door te voeren?
Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven dat zij handelen volgens de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen, en daarmee dat bedrijven hun invloed aanwenden om negatieve gevolgen van hun activiteiten op mens en milieu – zoals belastingontwijking door bedrijven waarin zij in investeren – aan te pakken. Dat geldt des te meer voor ondernemingen die direct of indirect door de overheid worden gefinancierd. De OESO-richtlijnen hebben een apart hoofdstuk over belastingen; van bedrijven wordt verwacht dat zij bijdragen aan de overheidsfinanciën van het land waar zij actief zijn door het tijdig betalen van de door hen verschuldigde belastingen en dat zij de belastingwetten naar letter en geest naleven. Het huidige beleid van FMO om geen financiering te verstrekken middels structuren gericht op belastingontwijking is hiermee in lijn. Het Ministerie van BZ heeft regelmatig beleidsoverleg met FMO om te spreken over toepassing van het MVO-beleid van FMO, waaronder ook het belastingbeleid.
Een wijziging van regelgeving waardoor FMO dergelijke financiering kan weigeren is daarmee niet nodig. FMO kan immers onder de huidige richtlijnen reeds bepalen of de gekozen investeringsstructuur een reden is om geen financiering te verstrekken.
Wordt er bij het beoordelen van de impact van investeringen door FMO ook meegewogen wat de negatieve impact van belastingontwijking is? Zo nee, waarom niet?
Ja, zoals te lezen is in FMO’s Position Statement on Responsible Tax worden belastingoverwegingen meegenomen in het investeringsbesluit in lijn met FMO’s ontwikkelingsdoelstellingen door cliënten te toetsen op verantwoord belastinggedrag.
Klopt het dat FMO in 2012 ook een miljoenenkrediet verstrekte aan een investeringsmaatschappij, met een omzet van miljarden dollars, dat de bouw van mobiele netwerken in Nigeria en Kameroen via belastingparadijs Mauritius laat lopen? Zo ja, waarom is dit gebeurd en hoe past dit in de doelstellingen van FMO en het kabinet?
FMO heeft in 2012 geen miljoenenkrediet verstrekt, maar samen met andere investeerders (waaronder ontwikkelingsbanken) uit verschillende jurisdicties een belang genomen in het eigen vermogen van een leverancier van mobiele netwerken die actief is in meerdere Afrikaanse landen. Ook bij het verstrekken van deze vorm van financiering gelden voor FMO en het kabinet de doelstellingen en randvoorwaarden zoals verwoord in de beantwoording van vraag 2.
Voor uitbreiding van de activiteiten van de klant naar diverse Afrikaanse landen, waaronder Kameroen, is ook in dit geval een vennootschap in Mauritius opgericht voor het aantrekken van additionele financiering. Ook bij dit project heeft FMO een tax due diligence onderzoek uitgevoerd.
Sociale ontwrichting als gevolg van arbeidsmigratie |
|
Jasper van Dijk |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Wat is uw oordeel over het drieluik: «Overvolle huizen en toeterende busjes»?1
Arbeidsmigranten leveren een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse economie. Het kabinet pakt misstanden bij arbeidsmigranten aan en bevordert goede arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden voor arbeidsmigranten en goed werkgeverschap bij bedrijven. Het is belangrijk dat arbeidsmigranten goed worden gehuisvest en fatsoenlijk worden behandeld, zonder dat dit overlast oplevert voor de buurt.
Deelt u de mening dat de sociale ontwrichting als gevolg van arbeidsmigratie (lage lonen, hoge huren, uitbuiting, slechte huisvesting) onevenredig wordt afgewenteld op Haagse woonwijken, zoals die rond het Kaapseplein? Kunt u dit nader toelichten?
Ik herken dat de gevolgen zich voordoen in stedelijke wijken, maar dit speelt evengoed in gemeenten met een meer plattelandskarakter waardoor ik geen specifiek beeld over evenredigheid heb. Misstanden als onderbetaling, slechte huisvestingsomstandigheden en in sommige gevallen zelfs uitbuiting, zouden in Nederland geen plaats moeten hebben zoals ik ook heb aangegeven in mijn brief van 21 juni. jl. Ik werk daarom samen met de Minister en Staatssecretaris van BZK, de Staatssecretaris van EZK en de Staatssecretaris van SZW aan de uitwerking van de aanpak van misstanden bij EU-arbeidsmigranten.
Deelt u de mening dat de aanwezigheid van arbeidsmigranten in dergelijke woonwijken een wissel trekt op Haagse overheidsinstanties zoals de reiniging, bewaking en de Pandbrigade? Kunt u dit nader toelichten?
In algemene zin geldt dat als zich meer mensen in Nederland vestigen, of dit nu in een stad of op het platteland is, het beroep op overheidsinstanties of de druk op voorzieningen ook toeneemt.
Het is aan gemeenten, werkgevers en huisvesters om gezamenlijk afspraken te maken over voldoende en kwalitatieve huisvesting zonder dat dit leidt tot overlast of sociale ontwrichting. Een voorbeeld van een initiatief van een gemeente om de leefbaarheid en veiligheid in de wijken te verbeteren is de door u genoemde Pandbrigade in Den Haag. Uiteraard zou het ideaal zijn als een dergelijke brigade niet zou hoeven te bestaan, maar er wordt geen wissel getrokken op de Pandbrigade. Het is immers de reden waarom zij bestaan.
Deelt u de mening dat wanneer overheidsinstanties overbelast raken dit de ruimte biedt om door te gaan met wanpraktijken als huisjesmelken en/of uitbuiting van dagloners? Kunt u dit nader toelichten?
In algemene zin herken ik dat we moeten waken voor mechanismes en verdienmodellen waarbij de voordelen privaat zijn en de nadelen op het collectief worden afgewenteld.
Het tegengaan van dergelijke mechanismes verdient aandacht en kan zeker niet aan de achterkant via handhaving worden voorkomen of opgelost. Daarom is bijvoorbeeld met het traject Goed Verhuurderschap gestart. Ook wordt bezien of gemeenten en de Stichting Normering Flexwonen en de Inspectie SZW nog meer aan de voorkant problemen kunnen voorkomen. Dit laat onverlet dat handhaving onontbeerlijk is en dat het belangrijk is dat er voldoende handhaving plaatsvindt door zowel lokale overheden als landelijke diensten. Om die reden heeft het kabinet een aanzienlijke versterking van de inspectie SZW in gang gezet.
Ziet u de mogelijkheid om kosten die gemaakt worden door overheidsdiensten als gevolg van de hoge concentratie arbeidsmigranten te verhalen op de veroorzakers ervan, i.c. de verhuurders/werkgevers? Kunt u dit nader toelichten?
Arbeidsmigranten leveren een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse economie.
Ik deel de mening niet dat arbeidsmigranten voornamelijk een kostenpost zouden zijn. Het vrij verkeer van werknemers binnen de EU draagt bij aan onze welvaart en de bijdrage van arbeidsmigranten is essentieel voor de continuïteit in bepaalde sectoren. Misstanden moeten uiteraard worden aangepakt, maar dit betekent niet dat arbeidsmigratie altijd een last is of een probleem vormt.
Acht u het wenselijk dat de in het artikel genoemde arbeidsmigranten als dagloner worden geëxploiteerd? Deelt u de mening dat dit een uitwas van doorgeslagen flex is? Zo nee, waarom niet?
Uit het artikel kan ik niet opmaken dat er sprake is van arbeidsuitbuiting of doorgeslagen flex bij de genoemde arbeidsmigranten. Er worden verschillende misstanden aangekaart, voornamelijk op het gebied van huisvesting en leefbaarheid van de buurt, met verschillende oorzaken. In het actieplan van het kabinet, worden de verschillende misstanden integraal aangepakt en wordt er goed naar de verschillende oorzaken gekeken die de problemen veroorzaken, zodat de acties goed passen bij de aanpak van de problematiek.
Aangezien het overgrote deel van de in het artikel genoemde werknemers niet bestaat bij de officiële instanties, welke stappen onderneemt u om deze mensen te laten registreren?
Voor EU-arbeidsmigranten die korter dan vier maanden (in zes maanden) in Nederland (denken te) verblijven, is er geen verplichting zich te laten registreren in de Basisregistratie Personen (BRP). Zoals in de brief van 21 juni over de aanpak van misstanden EU-migranten is beschreven, leidt het niet registreren tot knelpunten. Om meer zicht te krijgen op waar arbeidsmigranten in Nederland verblijven heeft een aantal jaren een pilot gelopen bij gemeenten met het registreren van het eerste verblijfsadres (pilot REVA, Registratie Eerste Verblijfsadres). Deze pilot is geëvalueerd waarbij bleek dat het eerste verblijfsadres onvoldoende betrouwbaar is. Vaak wordt een tijdelijk adres opgegeven en is de betreffende persoon daar al gauw weer vertrokken, of er wordt een algemeen adres opgegeven (bijvoorbeeld van een werkgever).
Het kabinet onderzoekt de mogelijkheden om te bevorderen dat arbeidsmigranten zich tijdig als ingezetene registreren in de Basisregistratie Personen (BRP). Daarbij gaat het kabinet ook met werkgevers in gesprek over hun rol bij de registratie in de BRP.
Meer zicht op waar arbeidsmigranten verblijven is ook van belang om goed te kunnen reageren bij calamiteiten.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is als arbeidsmigranten worden «afgeleverd» bij de daklozenopvang? Kunt u dit nader toelichten?
Ja, dat is zeer onwenselijk. Ook als werkgevers geen formele verplichting hebben om hun werknemers te helpen bij het vinden van huisvesting, ben ik wel van mening dat werkgevers – zeker wanneer mensen uit het buitenland aankomen – kunnen helpen bij het op voorhand zekerstellen dat (beoogd) werknemers worden voorzien in woonruimte dan wel de verantwoordelijkheid nemen hen te helpen bij het zoeken naar woonruimte.
Wanneer mensen in een zogeheten «matrassenwoning» worden ondergebracht en wanneer deze mensen niet geregistreerd staan, hoe denkt u bij een calamiteit zoals een uitslaande brand naar behoren te kunnen handelen?
Zie antwoord vraag 7.
Constaterende dat in deel twee van het drieluik woningen worden beschreven waar in vroegere tijden het bordje «onbewoonbaar verklaarde woning» aan de gevel werd opgehangen, gaat u gemeenten oproepen om pandeigenaren aan te schrijven met de verplichting om de woning(en) te renoveren? Kunt u dit nader toelichten?
Het is primair de verantwoordelijkheid van de eigenaar van een gebouw om ervoor te zorgen dat dit gebouw aan de eisen op grond van de Woningwet en het Bouwbesluit 2012 voldoet. De afweging of herstelmaatregelen voor een woning noodzakelijk zijn moet op lokaal niveau gemaakt worden, gemeenten kunnen handhaven op grond van eigen waarnemingen of handelen naar aanleiding van een handhavingsverzoek. Gemeenten hebben de bevoegdheden om pandeigenaren te verplichten om verbeteringen aan de woning uit te voeren. Wanneer de pandeigenaar de verbeteringen niet binnen de gestelde termijn uitvoeren kan het college van burgemeester en wethouders overgaan tot het opleggen van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang.
Deelt u de mening dat de in deel drie gedane uitspraak: «De zelfregulering van de markt is mislukt», de spijker op zijn kop is? Zo nee, waarom niet?
Dergelijke generieke uitspraken wil ik zeker niet voor mijn rekening nemen. Overigens geldt onverkort, ook bij vormen van zelfregulering, dat bij het constateren van wetsovertreding, bestuursrechtelijke handhaving kan plaatsvinden.
Omdat steeds vaker het argument wordt gebruikt dat arbeidsmigranten nodig zijn «voor onze welvaart», deelt u de mening dat dit argument verwerpelijk is, omdat het impliceert dat «onze welvaart» gebaseerd is op uitbuiting van arbeidsmigranten?
Nee, ik deel deze mening niet. Arbeidsmigranten leveren een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse (kennis)economie, innovatieve slagkracht en concurrentiepositie en zijn essentieel voor de continuïteit in bepaalde sectoren.2 Er komen nog te vaak misstanden voor en die willen we ook als kabinet integraal aanpakken. Dit betekent echter niet dat alle arbeidsmigranten worden uitgebuit.
Wat is uw reactie op het artikel: «Controles in zes gemeenten leren huisvesting nog vaak niet op orde»? Hoe gaat u de controle op huisvesting verbeteren?2
Ik vind het goed dat dergelijke integrale controles worden uitgevoerd. Het zou uiteraard nog mooier zijn als deze niet nodig zijn. De controle van huisvesting is aan gemeenten. Zij kunnen bijvoorbeeld controleren op basis van het Bouwbesluit en op het bestemmingsplan. Wanneer sprake is van een SNF-keurmerk, worden er ook (reguliere) controles uitgevoerd door SNF.
Wat onderneemt u tegen sociale ontwrichting als gevolg van arbeidsmigratie?
De komst van grote groepen arbeidsmigranten in een wijk, kan voor spanningen zorgen in de buurt. Gemeenten kunnen in gesprek met huisvesters en werkgevers gezamenlijk bepalen welke plekken geschikt kunnen zijn voor de huisvesting van arbeidsmigranten en daarbij rekening houden met de sociale cohesie in de buurt.
Voor de uitvoering van de motie Segers en Jasper van Dijk ben ik gesprek met VNO NCW en MKB Nederland om werkgevers met veel arbeidsmigranten te stimuleren om zich aan te sluiten bij het Taalakkoord. Beheersing van de Nederlandse taal bevordert immers de integratie in de samenleving.
De sloop van gebouwen door Israël in Palestina |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Israël begint aan de sloop van gebouwen bij omheining Oost-Jeruzalem»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de sloop door Israël van een aantal Palestijnse gebouwen en het wegsturen van de bewoners ervan, omdat deze te dicht bij een door Israël op Palestijns grondgebied geplaatste illegale muur zouden staan?
Het kabinet veroordeelt deze sloop en is bezorgd dat er nog meer gebouwen zullen worden gesloopt in deze buurt en op andere delen van de Westelijke Jordaanoever.
Hoe beoordeelt u het gegeven dat de gebouwen deels in gebied staan waar de Palestijnse autoriteiten zeggenschap over bouwactiviteiten zouden hebben?
Als bezettende mogendheid is het Israël op basis van het bezettingsrecht verboden roerende of onroerende goederen te vernielen, behoudens in de uitzonderlijke gevallen waarin militaire operaties een zodanige vernieling noodzakelijk maken. Het is aan Israël om in elk concreet geval aan te tonen dat er sprake is van een dergelijke uitzondering.
Het Internationaal Gerechtshof heeft zich in 2004 in een advies expliciet uitgelaten over de vraag of Israël zich op die «militaire noodzaak» kan beroepen bij de bouw van de afscheidingsbarrière en de daarmee gepaard gaande sloop van gebouwen destijds. Het Hof concludeerde dat in dat geval het slopen van gebouwen om redenen van militaire noodzaak niet een voldoende overtuigend argument was. Het Israëlisch Hooggerechtshof wijkt af van het betreffende advies van het Internationaal Gerechtshof.
Het kabinet roept de Israëlische autoriteiten op het internationaal recht te respecteren en is bezorgd dat door deze afweging Palestijnen hun huis verloren hebben, en ook andere huizen met sloop bedreigd worden. Zeker omdat de getroffen huizen voornamelijk in Area A en B staan, waar de Palestijnse Autoriteit, zoals overeengekomen met Israël in de Oslo-vredesakkoorden, verantwoordelijk is voor het bestuur, inclusief de planning van de openbare ruimte.
Wat vindt u van het optreden van de hoogste rechter in Israël nu een besluit is genomen in strijd met het internationaal recht?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid, in navolging van andere EU-landen, luid en duidelijk deze illegale daad door Israël te veroordelen? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft zich meermaals actief uitgesproken tegen de sloop. Nederlandse diplomaten zijn voorafgaand aan de sloop naar de wijk Wadi al Hummus gegaan om de situatie te beoordelen en steun te betuigen. Tevens hebben de vertegenwoordigers van Nederland en de overige EU lidstaten en de EU in Jeruzalem en Ramallah op 16 juli jl. in een verklaring Israël opgeroepen af te zien van de voorgenomen sloop. Op de dag van de sloop heeft de EU, mede namens Nederland, zich uitgesproken tegen de sloop. Nederland heeft samen met 26 andere EU lidstaten in de VN Veiligheidsraad op 23 juli jl. opnieuw de ernstige zorgen over deze gang van zaken uitgesproken.
Het kabinet verwacht van beide partijen dat zij afzien van stappen die de twee-statenoplossing moeilijker maken en zal blijven aandringen op constructieve stappen die vrede en de twee-statenoplossing dichterbij brengen. Het kabinet zet zich in voor een eensgezinde Europese aanpak en sluit geen van de instrumenten van het Europees buitenlands beleid op voorhand uit.
Ziet u aanleiding om, bij voorkeur met gelijkgestemden in de EU, te pleiten voor maatregelen tegen Israël zolang het land doorgaat met het schenden van internationaal recht, waardoor een levensvatbare Palestijnse staat steeds verder uit beeld raakt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
De gevolgen van de problemen bij het Sehos-ziekenhuis in Willemstad |
|
Chris van Dam (CDA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met de problemen waar het Sint Elisabeth Hospitaal (Sehos-ziekenhuis) op Curaçao mee te maken heeft?1 2
Ja
Hoeveel niet-acute operaties worden er normaal gesproken jaarlijks in het Sehos-ziekenhuis uitgevoerd?
Ik beschik niet over dergelijke informatie. Curaçao is als autonoom land zelf verantwoordelijk voor de (ziekenhuis)zorg. De gevraagde informatie berust bij het land.
Hoeveel patiënten van Bonaire krijgen er normaal gesproken jaarlijks een niet-acute operatie in het Sehos-ziekenhuis?
Slechts een kleine groep patiënten vanuit Bonaire (ook Saba en Sint Eustatius) worden voor niet-acute operaties naar het SEHOS verwezen. Patiënten van Bonaire (Saba en Sint Eustatius) worden voor de meeste niet-acute operaties verwezen naar Aruba, Colombia, Sint Maarten en Guadeloupe. Patiënten van Bonaire worden naar Curaçao (SEHOS) verwezen voor kleine, poliklinische KNO behandelingen, neonatologie, obstetrie (partus 24–36 weken), geavanceerde echografie, radiologie en oncologie.
Staan er op dit moment patiënten uit Bonaire op de wachtlijst voor een niet-acute operatie in het Sehos-ziekenhuis? Zo ja, hoeveel?
Voor één patiënt is de geplande KNO behandeling opgeschort. Op dit moment zijn er ook tekorten aan bepaalde medicatie voor oncologische behandelingen. Dit treft op dit moment geen patiënten vanuit de BES. Het ZVK heeft afgesproken om nieuwe patiënten die met deze medicatie behandeld zouden moeten worden naar Colombia uit te zenden. De indicatie en de communicatie hierover verloopt via de behandelend arts.
Waar kunnen patiënten van Bonaire nu naar toe voor een niet-acute operatie? Op welke wijze worden zij hierover geïnformeerd?
Zie beantwoording vragen 3 en 4.
Moeten patiënten van Bonaire extra kosten maken voor niet-acute operaties (bijvoorbeeld voor extra reiskosten), nu deze niet meer op Curaçao uitgevoerd worden? Zo ja, worden zij hiervoor op enige wijze gecompenseerd?
Reis- en verblijfkosten bij medische uitzendingen worden vergoed vanuit de Regeling aanspraken zorgverzekering BES.
Wat is de reden dat het ziekenhuis telkenmale niet uitkomt met het budget? Is daar onderzoek naar gedaan?
De exacte oorzaken van de financiële problematiek zijn een aangelegenheid van het land Curaçao. Wel heeft het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten (Cft) structureel aandacht voor de financiële situatie van het Sehos-ziekenhuis en de nieuwbouw van het Curaçao Medical Center met betrekking tot de (mogelijke) effecten voor de landsbegroting.
In hoeverre hebben de financiële problemen van het Sehos-ziekenhuis te maken met de dubbele kosten die gemaakt moeten worden door het enerzijds in stand moeten blijven van het huidige ziekenhuis (Sehos) en anderzijds het tegelijkertijd onderhouden van een ziekenhuis dat nog niet operationeel is (het Curaçao Medical Center)?3
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u aangeven op welke wijze het Sehos-ziekenhuis en de regering van Curaçao de problemen bij het ziekenhuis willen oplossen? Is er een inschatting te geven op welke termijn het ziekenhuis weer volledig kan opereren?
Zie antwoord vraag 2.