Het bericht dat er woede is over de woekerhandel in kaartjes voor een voetbalwedstrijd |
|
Peter Kwint (SP) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het feit dat er woekerhandel plaatsvindt bij de verkoop van kaarten voor Feyenoord-Ajax?1
De berichtgeving daarover is mij bekend.
Bent u het met de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) eens dat dit een bedreiging is voor het hele Nederlandse voetbal? Zo nee, waarom niet?
Samen met de KNVB, betaald voetbalorganisaties, politie, OM, gemeenten en supporters werkt de Minister van JenV aan gastvrij en veilig voetbal. Het streven is om voetbalsupporters zonder al te veel beperkingen een wedstrijd te kunnen laten bezoeken.
Navraag bij de KNVB leert dat het doorverkopen van toegangskaarten als probleem wordt gezien voor het betaald voetbal in Nederland. Betaald voetbalorganisaties en de KNVB worden geconfronteerd met de negatieve effecten van de doorverkoop van toegangskaarten.
Door de doorverkoop van entreebewijzen lopen clubs het risico minder zicht te hebben op wie er in het stadion aanwezig is. Deze informatie is gewenst om bijvoorbeeld te voorkomen dat personen met een stadionverbod het voetbalstadion betreden. Ook kan er niet op worden toegezien of de supporters in de juiste vakken (voor uit- of thuissupporters) terecht komen.
Hoe is de veiligheid in het stadion nog te waarborgen als de doorverkoop van voetbalkaarten zo makkelijk kan plaatsvinden?
Gelukkig verloopt het merendeel van de betaald voetbalwedstrijden zonder noemenswaardige incidenten. Zodra de KNVB of voetbalclub signaleert dat er sprake is van secundaire handel, dan blokkeren zij de toegangskaart(en) die middels secundaire handel verkregen is/zijn. Doorverkochte kaarten verliezen conform de Standaardvoorwaarden van de KNVB (die gelden tijdens voetbalevenementen) hun geldigheid. De Standaardvoorwaarden zijn op de website van de KNVB terug te vinden (gedeponeerd ter Griffie van de
rrondissementsrechtbank te Utrecht onder nummer 181/2002). Dergelijke regels mag de club opstellen als voorwaarde voor toegang tot het eigen terrein. Dit kan leiden tot het verval van de geldigheid van de kaartjes en/of een landelijk stadionverbod van 18 maanden inclusief een geldboete van maximaal € 450,opgelegd door de KNVB.
Daarnaast zijn er vanuit het project «Toegankelijk, gastvrij en veilig voetbal richting 2020» diverse maatregelen genomen om de veiligheid in en buiten de stadions te garanderen en het betaald voetbal een feest te laten zijn voor alle Onze referentie supporters. De maatregelen zijn onder te verdelen in een vijftal categorieën: 1444721 integrale persoonsgerichte aanpak, gastheerschap, safety, regierol gemeenten en samenwerken met supporters. Over de voortgang van dit project zal de Minister van JenV u dit najaar informeren.
Wat vindt u van de reactie van Marktplaats, die zegt geen probleem te zien in de huidige situatie, ook al vindt er eventueel valse handel plaats?
Marktplaats benadrukt in haar reactie dat de hoge prijs voor de kaartjes voor een halve finale van het KNVB-bekertoernooi mede veroorzaakt wordt door het beperkte beschikbare aantal kaartjes voor het publiek. Desgevraagd geeft Marktplaats aan dat voor haar het uitgangspunt is dat alles op haar platform mag worden verhandeld tenzij dit bij wet niet is toegestaan. Marktplaats geeft aan tegelijkertijd op verschillende manieren te proberen misstanden tegen te gaan, bijvoorbeeld door aanbieders er op te wijzen rekening te houden met wettelijke of contractuele restricties. Ook heeft zij een meldingsprogramma dat aangesloten clubs waarschuwt als kaarten voor een wedstrijd op Marktplaats worden aangeboden. Daarnaast waarschuwt Marktplaats websitebezoekers die een «gezocht-advertentie» plaatsen nadrukkelijk voor oplichters, zoals aanbieders van valse kaartjes en doet ze zo nodig meldingen bij het Landelijk Meldpunt Internetoplichting. De redenering van Marktplaats over de wettelijke grenzen en de totstandkoming van de prijs kan ik volgen. Het is daarnaast bemoedigend om te constateren dat Marktplaats wel degelijk oog heeft voor het voorkomen van mistanden op hun platform.
Bent u op de hoogte van het Europese initiatief om woekerhandel tegen te gaan?2
Ja.
Heeft u daarin ook kennisgenomen dat zij ook oproepen tot nationale wetgeving? Zo ja, waarom weigert u hiermee aan de slag te gaan?
Voor wat betreft nationale wetgeving verwijzen we u door naar antwoorden op eerdere Kamervragen van u (Aanhangsel 2018–2019, nr. 1160). Onze conclusie is dat een nationaal verbod op doorverkoop ineffectief en niet of nauwelijks handhaafbaar is. Daarnaast zou de doorverkoop zich na invoering van nationale wetgeving verplaatsen naar landen waar geen regulering is.
In eerdere antwoorden gaf u aan dat u de Autoriteit Consument en Markt (ACM) op de hoogte zou brengen van eventuele misleiding bij ticketverkoop, is de ACM inmiddels tot actie overgegaan? Zo nee, waarom niet?3
De ACM is op de hoogte gebracht. De ACM ontvangt voortdurend vele signalen van uiteenlopende consumentenproblemen en moet keuzes maken over welke problemen zij aanpakt. Als onafhankelijke toezichthouder stelt zij zelfstandig haar prioriteiten. Deze afwegingen maakt de ACM op basis van onder meer de ernst van een misstand, het structurele karakter en de schade voor de consument. De ACM doet doorgaans geen uitspraken over de vraag of zij onderzoek doet in een 1444721 bepaalde sector, of wat de status is van eventuele lopende onderzoeken.
Wat is het resultaat van dat u deze problematiek in Brussel heeft aangekaart?
Tijdens de Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sportraad in november 2018 is het onderwerp besproken. Ook heb ik de Europese Commissie het verzoek gedaan om de grootte van de problematiek in kaart te brengen.
Het Europees parlement en de Raad hebben recent in Brussel voorlopige overeenstemming bereikt over een richtlijn met maatregelen om het Europese consumentenrecht te moderniseren. Eén van deze maatregelen is een verbod voor handelaren om met gebruik van software meer kaartjes dan toegestaan te kopen met het doel om deze vervolgens door te verkopen. In het najaar van 2019 wordt over deze richtlijn een definitief besluit genomen.
Als u de uitspraak van een Duitse rechter een belangrijk signaal vindt dat woekerhandel niet wenselijk is, zou u een dergelijke uitspraak door een Nederlandse rechter dan ook niet verwelkomen als er wél nationale wetgeving zou zijn? Zo nee, waarom niet?4
Het is niet aan mij om een oordeel uit te spreken over een uitspraak van een rechter. Voor zover ik heb begrepen ging het in de Duitse zaak om gepersonaliseerde tickets, waarvan de primaire ticketverkopers contractueel in de algemene voorwaarden hebben vastgelegd dat de doorverkoop daarvan uitsluitend via bepaalde platforms mag. In Nederland kunnen primaire ticketverkopers -op grond van de huidige wet- en regelgeving- ook dergelijke algemene voorwaarden verbinden aan de verkoop van gepersonaliseerde tickets. De uitspraak van de Duitse rechter lijkt mij dan ook een belangrijk signaal richting doorverkopers dat zij de algemene voorwaarden die aan toegangskaarten zijn verbonden respecteren.
Heeft u kennisgenomen van de data die is vrijgegeven, op last van een rechter, van doorverkoopwebsite ViaGoGo waaruit blijkt dat veel tickets door professionele woekerhandelaren worden doorverkocht?5
De berichtgeving daarover is mij bekend.
Kunt u aangeven of dit ook geldt voor de Nederlandse variant van deze site?
Daar heb ik geen zicht op. De uitspraak waaraan u refereert heeft betrekking op de Engelse situatie.
Bent u bereid onderzoek te doen naar de totale omvang van deze problematiek? Zo nee, waarom niet?
Ik heb niet de middelen tot mijn beschikking om de totale omvang van deze problematiek in kaart te brengen, aangezien het hier gaat om een grensoverschrijdende aangelegenheid. Daarom ben ik aan het inventariseren wat de mogelijkheden zijn op Europees niveau.
Bent u bereid regels op te stellen, bijvoorbeeld naar Engels voorbeeld, zodat ook websites die in Nederland opereren hun data openbaar moeten maken zodat duidelijk wordt wat het aandeel woekerhandelaren is? Zo nee, waarom niet?
De «court order» van de Britse toezichthouder is gebaseerd op Europees geldende regelgeving over consumentenbescherming en enkele nationale aanvullingen specifiek voor ticketverkoop. In het bijzonder dienen vermeld te worden de nominale waarde van een kaartje en namens wie een tussenpersoon handelt. Wellicht ten overvloede, in Nederland is het ook zonder specifieke ticketwetgeving verplicht om de belangrijkste kenmerken en voorwaarden van het ticket te vermelden (waaronder bijvoorbeeld plaats en eventuele beperkingen ten aanzien van doorverkoop). Daarnaast dient de consument ook te worden geïnformeerd over de identiteit en hoedanigheid van de verkoper (waaronder het feit dat het om secundaire verkoop gaat). Net als de Britse autoriteit nu heeft de ACM hier in het verleden ook op toegezien. Zoals ik eerder heb aangegeven, zal ik omwille van het grensoverschrijdende karakter en de handhaafbaarheid geen nadere nationale regelgeving opstellen.
De zorg voor en begeleiding van (oud-)topsporters |
|
René Peters (CDA), Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het symposium «Mental Health in Elite Sport» dat afgelopen najaar in het Europees parlement is gehouden?1
Ja.
Klopt het dat topsporters vaker dan gemiddeld met (mentale) problemen te maken krijgen na de carrière, mede omdat zij gewend zijn de eigen grenzen voortdurend te verleggen en er bovendien een taboe op het onderwerp heerst?2 In hoeverre kan dit gepaard gaan met verslavingsproblematiek?
In 2016 is een prevalentieonderzoek gedaan naar (indicatoren voor) symptomen van mentale problemen bij (voormalige) Nederlandse topsporters.3 Tijdens een periode van 4 weken werd bij 203 huidige topsporters van 6% alcoholgebruik tot 45% angst- en depressieproblemen vastgesteld en bij 282 oud-topsporters van 18% stressproblemen tot 29% angst- en depressieproblemen vastgesteld.
Deze studie gaf aan dat het voorkomen van deze mentale problemen bij huidige en oud-topsportersvergelijkbaar is met de prevalentie van deze mentale problemen in de Nederlandse bevolking. Een hoger aantal zware blessures, operaties, recente belastende leefsituaties, ontevredenheid met de voorbije topsportcarrière en een lagere graad van sociale steun bleken gerelateerd aan
het voorkomen van symptomen van mentale problemen bij zowel huidige als oud-topsporters.
Op internationaal vlak is er over de afgelopen veertig jaar vrij uitgebreid onderzoek verricht naar het voorkomen van psychologische problemen bij oud-topsporters. De belangrijkste gerapporteerde problemen zijn onder andere het psychologisch effect van fysieke problemen (bijvoorbeeld blessures, gewichtstoename, hersenschudding), identiteitsproblemen, financiële problemen en studie- en beroepsproblemen Verslavingsproblematiek wordt niet (meer) als een duidelijke problematiek bij oud-topsporters geïdentificeerd.
Zijn er bij u onderzoeken bekend naar de specifieke mentale kwetsbaarheid van voormalig topsporters dan wel naar de mate waarin topsporters na het beëindigen van hun topsportcarrière verslavingsproblematiek ontwikkelen?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat er binnen TeamNL sinds 2014 wel specifiek wordt ingezet op het domein prestatiegedrag als vast onderdeel van het centrale team van experts, maar dat er geen structurele advies, zorg en begeleiding voor topsporters na de carrière bestaat? Zo nee, welke structurele advies, zorg en begeleiding is er dan wel?
Sinds een aantal jaar zet NOC*NSF TeamNL in op de begeleiding van topsporters en talenten waarbij al tijdens de topsportcarrière aandacht gaat naar de voorbereiding op het einde van de topsportcarrière met bijbehorende uitdagingen op verschillende gebieden. Psychologische en psychiatrische begeleiding maakt hier nadrukkelijk onderdeel van uit en betrokken experts (dit kunnen sport-, gezondheids- en/of klinisch psychologen en psychiaters zijn) zijn allemaal verbonden aan de TeamNL Experts Prestatiegedrag.
Sinds 2017 is NOC*NSF het project TeamNL@Work opgestart, met financiering van het Ministerie van VWS. Dit project is specifiek gericht op het aanbieden van ondersteuning aan topsporters in de voorbereiding op het carrière-einde en aan gestopte topsporters. Wanneer topsporters zich melden met een vraag of behoefte wordt op maat gekeken welke begeleiding hier het beste bij past. Zo wordt bijvoorbeeld voorzien in (studie)loopbaanbegeleiding, arbeidsmarktoriëntatie, werkervaringsplekken, ondersteuning op psychisch/psychosociaal vlak, competentieontwikkeling, etc. (zie ook: https://teamnlatwork.nocnsf.nl).
De ondersteuning op psychisch/psychosociaal vlak wordt aangeboden via de experts die ook beschikbaar zijn voor de nog actieve topsporters. Hierbij is specifieke aandacht voor het voorkómen van psychologische problemen tijdens een post-Olympisch/Paralympisch seizoen of bij beëindiging van de topsportcarrière.
Ziet u in recente voorbeelden van oud-topsporters3 die na de carrière in een zwart gat zijn gevallen reden om -samen met NOC*NSF en/of oud-topsporters zelf – een ondersteuningsprogramma op te zetten waar oud-topsporters voor advies, zorg en begeleiding aan kunnen kloppen? Zo nee, waarom niet?
De multidisciplinaire ondersteuning vanuit het project TeamNL@Work vormt een sterke basis om topsporters voor te bereiden op en te begeleiden tijdens en na het einde van hun topsportcarrière. Hierbij wordt samengewerkt met succesvolle initiatieven van oud-topsporters gericht op het begeleiden van topsporters naar een volgende uitdaging in hun leven (o.a. De SportMaatschappij, Fanbased, Sporttop). Het project is nog volop in ontwikkeling en NOC*NSF zal de komende tijd dan ook kijken naar hoe de huidige ondersteuning verder verrijkt kan worden, met de inbreng van oud-topsporters.
Het bericht dat sportclubs tegenwerking ervaren bij verduurzaming |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Sportclubs zijn het zat. Drie keer tegenwerking bij verduurzaming»?1 en herinnert u zich de antwoorden op eerdere Kamervragen over de opbrengst van zonnepanelen van sportclubs (antwoorden ontvangen 19 november 2018)?
Ja.
Deelt u de mening dat in zijn algemeenheid er alleen lange termijn investeringen worden gedaan als investeerders zicht hebben een redelijk rendement op het geïnvesteerd vermogen en het tenminste terugverdienen daarvan? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot het feit dat er onduidelijkheid bestaat over de opvolging van de salderingsregeling, zowel qua inhoud als qua tijdspad? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Ja, die mening deel ik. Ook begrijp ik dat investeerders in zonne-energie het liefst zo snel mogelijk zekerheid willen over de omvorming van de salderingsregeling en per welke datum de nieuwe regeling zal gelden.
In mijn brief van 15 juni 2018 heb ik op hoofdlijnen mijn stimuleringsbeleid voor lokale hernieuwbare elektriciteitsproductie met directe betrokkenheid van burgers geschetst, o.a. met oog op draagvlak voor en op de betaalbaarheid van de energietransitie. In die brief heb ik u tevens geïnformeerd over het omvormen van de salderingsregeling in een terugleversubsidie. Daarbij heb ik in grote lijnen weergegeven hoe en op welke termijn ik die terugleversubsidie wil vormgeven. Dit vergt de nodige tijd.
In mijn brief van 28 januari jl. heb ik u gemeld dat de uitvoering van de terugleversubsidie bij nadere uitwerking met de betrokken partijen complexer is gebleken dan verwacht. Momenteel onderzoek ik hoe de zorgen met betrekking tot de uitvoering kunnen worden weggenomen, dan wel of er een werkbaar alternatief instrument kan worden vormgegeven. Het is mijn streven om aan het einde van het eerste kwartaal van 2019 met een concreet uitgewerkt voorstel voor de omvorming van de salderingsregeling te komen. Mijn streven is een start van de nieuwe regeling per 1 januari 2021, waarmee ik investeringszekerheid bied aan (bestaande en nieuwe) investeerders in zonne-energie.
Begrijpt u dat ook sportverenigingen onzeker en terughoudend zijn geworden over het aanbrengen van zonnepanelen, omdat is aangekondigd dat de salderingsregeling wordt afgeschaft, terwijl niet duidelijk is welke vervangende stimuleringsregeling van kracht gaat worden en wanneer die van kracht gaat worden? Zo ja, waarom begrijpt u dat en wat gaat u doen om die onzekerheid weg te nemen? Zo nee, waarom begrijpt u dat niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat deze onzekerheid en terughoudendheid schadelijk is voor het tempo van verduurzaming van de energievoorziening en schadelijk voor het enthousiasme en draagvlak voor verduurzaming van sportgebouwen? Zo ja, welke conclusie en acties verbindt u hier aan? Zo nee, waarom niet?
Ik begrijp dat investeerders in zonne-energie graag zo snel mogelijk duidelijkheid willen hebben over de omvorming van de salderingsregeling. Het is mijn streven op korte termijn deze duidelijkheid te kunnen bieden. Desondanks constateer ik de afgelopen jaren een forse groei in zon-PV-installaties, zowel kleine als grote installaties op daken en op velden. Daarbij maken investeerders gebruik van regelingen als de salderingsregeling, de postcoderoosregeling en de SDE+ maar ook van de energie-investeringsaftrek (EIA) of de in 2019 nieuwe subsidieregeling Stimulering bouw en onderhoud van sportaccommodaties.
Is u bekend dat sportverenigingen onzekerheid en terughoudendheid bestaat over het investeren in duurzame energie, omdat door een wijziging in de regelgeving per 1 januari 2019 niet, althans minder vaak, vooraf zekerheid bestaat over de toekenning en de omvang van subsidie? Zo ja, welke conclusie verbindt u hieraan?
In de afgelopen jaren hebben jaarlijks ruim 600 verenigingen gebruik gemaakt van de toenmalige subsidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties die tot eind 2018 was opengesteld. Inmiddels hebben 308 verenigingen aangegeven dat zij investeren in verduurzaming via de met ingang van 1 januari 2019 nieuwe regeling Stimulering bouw en onderhoud van sportaccommodaties. De verwachting is dat dit aantal in het komende jaar nog ruim zal verdubbelen. Ik zie dan ook geen verandering in het enthousiasme en de mogelijkheden van de sportverenigingen om te investeren in verduurzaming.
Bent u bereid in overleg te treden met vertegenwoordigers van sportorganisaties om kennis te nemen van hun zorgen en zo nodig de regeling aan te passen of anderszins maatregelen te treffen die de heersende onzekerheid en terughoudendheid doen verminderen? Zo ja, bent u bereid de Kamer over de uitkomsten te informeren? Zo nee, waarom niet?
Mijn collega van Medische Zorg en Sport betrekt de sportsector zeer nauw bij de inhoudelijke vormgeving van de regeling Stimulering bouw en onderhoud van sportaccommodaties voor het aankomende jaar. Dit vraagstuk zal bij dit proces besproken worden.
Het bericht ‘Verval in de gymzaal: kapotte trampolines en turnbruggen’ |
|
Rudmer Heerema (VVD) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat de helft van de Nederlandse gymdocenten weleens werkt met afgekeurd sportmateriaal omdat de materialen niet op tijd vervangen worden?1 Zo ja, klopt het geschetste beeld?
Ik ben bekend met dit bericht. Zie voorts het antwoord op vraag 3.
Deelt u de mening dat bewegingsonderwijs van groot maatschappelijk belang is en daarom op iedere school gegeven moet worden? Zo ja, deelt u de mening dat de veiligheid van leerlingen voorop staat en dat veilig en goed gymmateriaal uiterst belangrijk is voor het geven van goed bewegingsonderwijs? Zo nee, waarom niet?
Ja, die mening deel ik, twee van de kerndoelen voor het po zien op bewegingsonderwijs. Ik vind het zeer onwenselijk dat bij het geven van bewegingsonderwijs soms gebruik wordt gemaakt van afgekeurde materialen, het is een taak van het schoolbestuur om ervoor te zorgen dat dit niet gebeurt. Ieder kind verdient een veilige leeromgeving, hier dient de school zorg voor te dragen. Zie voorts het antwoord op vraag 6.
Kunt u aangeven hoeveel scholen last hebben van de geschetste situatie? Heeft u inzicht in hoeveel scholen door deze situatie niet in staat zijn om voldoende of goed bewegingsonderwijs te geven? Zo ja, om hoeveel scholen gaat het? Zo nee, kunt u uitzoeken of er scholen zijn die door slecht gymmateriaal niet in staat zijn bewegingsonderwijs te geven?
Uit onderzoek van het Mulierinstituut blijkt dat in het schooljaar 2016/2017 80 procent van de schoolleiders (n=788) tevreden was met het beschikbare materiaal. 16 procent was hier ontevreden over en 4 procent vond dit slecht.2 Ik heb geen inzicht in hoeveel scholen exact te maken hebben met materialen die niet volledig voldoen. Met de actualisatie van het Bestuursakkoord PO heb ik afgesproken om onderzoek te doen om op lokaal niveau de knelpunten in beeld te brengen voor scholen om meer bewegingsonderwijs te realiseren. Wanneer dit onderzoek in de loop van 2019 wordt afgerond, wordt het aan de Kamer beschikbaar gesteld.
Kunt u inzichtelijk maken of gemeenten genoeg middelen gereserveerd hebben voor het vervangen van vervallen gymmaterialen? Kunt u in een tijdspad aangeven hoelang het duurt om de ondeugdelijke gymmaterialen te vervangen?
Ik heb geen inzicht in de financiële situatie van gemeenten op dit niveau. Indien de geschetste situatie zich in een gemeente voordoet, kan dit naar verwachting ook het beste daar aan de orde worden gesteld. Zie ook het antwoord op vraag 5 en 6.
Klopt het dat de gemeente een zorgplicht heeft en ervoor dient te zorgen dat de accommodatie geschikt is en blijft voor onderwijsgebruik, en voldoet aan de wettelijke eisen? Zo ja, hoe komt het dan dat sommige scholen met afgekeurd materiaal moeten lesgeven en daardoor de veiligheid van leerling in het geding komt? Zo nee, wie is er verantwoordelijk?
Er zijn verschillende manieren waarop beschikbaarstelling en gebruik van accommodaties voor bewegingsonderwijs plaats kan vinden. De school kan een eigen accommodatie beheren en gebruiken, maar kan ook gebruik maken van een accommodatie die wordt beheerd door de gemeente of in beheer is van een derde partij. In alle gevallen geldt dat de gemeente verantwoordelijk is voor financiering van het gebruik en de instandhouding van de accommodatie; deze bovengenoemde verantwoordelijkheid vloeit voort uit artikelen 117 en 136 van de Wet op het primair onderwijs (Wpo). Deze vergoeding dient redelijkerwijs te voorzien in een goede instandhouding van de accommodatie. Gemeenten ontvangen hiervoor middelen uit het Gemeentefonds, en in de modelverordening is een jaarlijkse prijsindexatie vastgelegd. Ik wil niet speculeren over de verschillende oorzaken die kunnen leiden tot de onwenselijke situatie dat scholen met deels ondeugdelijk materiaal werken.
Klopt het dat het bestuur van de school ook verantwoordelijk is voor de veiligheid van de werkplek van zijn personeel en de leeromgeving van de leerlingen? Deelt u de mening dat het onduidelijk is waar de verantwoordelijkheden liggen? Graag een verduidelijkende uitleg.
Allereerst zorgt het schoolbestuur voor de veiligheid en gezondheid van werknemers, in lijn met artikel 3 van de Arbeidsomstandighedenwet. In lijn met artikel 5 van de Arbowet dient de school ook een risicoinventarisatie en -evaluatie uit te (laten) voeren naar de gebouwen waarin het onderwijs wordt gegeven. Toezicht op de Arbowet wordt uitgevoerd door de Inspectie SZW. Hiernaast dient het bevoegd gezag zorg te dragen voor de veiligheid, waaronder de fysieke veiligheid, tijdens de schooldag, in lijn met artikel 4c van de Wpo. Dit is ook opgenomen in het toezichtskader van de Inspectie van het Onderwijs. Ik acht de verantwoordelijkheden van de verschillende partijen hierin niet onduidelijk.
Bent u bereid om in overeenstemming met gemeenten en schoolbesturen ervoor te zorgen dat alle ondeugdelijke gymmaterialen op tijd vervangen worden zodat gymlessen altijd door kunnen gaan?
Met bovengenoemd uit te voeren onderzoek kan ik meer inzicht geven in waar de in de peiling geschetste situaties zich voordoen. Dat er vervolgens voor wordt gezorgd dat ondeugdelijke materialen tijdig worden vervangen acht ik een taak van exploitanten en gemeenten, al dan niet naar aanleiding van signalen van scholen. In laatste instantie kan een college van B&W op dit onderwerp bevraagd worden door de Gemeenteraad.
Het bericht ‘Meldingen seksueel overschrijdend gedrag in sport vorig jaar verdubbeld’ |
|
Antje Diertens (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Meldingen seksueel overschrijdend gedrag in sport vorig jaar verdubbeld»?1
Ja.
Hoe verklaart u de toename van het aantal meldingen van seksueel overschrijdend gedrag in de sport? Is dit met name een gevolg van een toename van seksueel overschrijdend gedrag, vooral een gevolg van toegenomen bekendheid met de mogelijkheid om seksueel overschrijdend gedrag te melden of spelen zowel een toename van seksueel overschrijdend gedrag en een toegenomen bekendheid een rol?
De toename van het aantal meldingen lijkt een gevolg te zijn van de toegenomen aandacht voor dit onderwerp in de maatschappij en in de media. Het aantal meldingen van seksueel grensoverschrijdend gedrag is daarentegen nog steeds aan de lage kant vergeleken met de onderzoeksuitkomsten van commissie
De Vries, waaruit bleek dat circa 12% van de sporters te maken heeft gehad met seksueel grensoverschrijdend gedrag in de breedste zin (van nafluiten tot en met het overtreden van de persoonlijke privacy). De sportsector is aan de slag om de meldingsbereidheid te verhogen door onder andere het verlagen van de drempel voor het doen van meldingen en het invoeren van een meldplicht voor bestuurders en begeleiders van sportverenigingen. Daarnaast is NOC*NSF aangehaakt op de Start to Talk campagne van de Raad van Europa.
Welke stappen zijn volgens u nodig om verder te werken aan een veilige meldcultuur en het terugdringen van seksueel overschrijdend gedrag in de sport?
Allereerst het implementeren van alle aanbevelingen van commissie De Vries, waaronder het invoeren van een meldplicht voor bestuurders van sportverenigingen, het vergroten van de bewustwording alsmede het opzetten
van preventiebeleid. Daarnaast is de samenwerking van NOC*NSF met de stichting Fier een stap in de goede richting waarbij een chatfunctie wordt ingericht waar jongeren terecht kunnen om te praten over grensoverschrijdend gedrag. Hierdoor worden drempels om grensoverschrijdend gedrag te melden verlaagd. Tot slot zal er binnen de uitwerking van het Sportakkoord een menukaart voor gemeenten worden ontwikkeld. Daarin worden concrete handreikingen geboden om verenigingen en andere sportorganisaties te ondersteunen bij een positieve sportcultuur.
Herkent u dat sprake is van een gebrek aan communicatie tussen sportbonden, politie en justitie over seksueel misbruik? Voldoet volgens u de informatie-uitwisseling tussen NOC-NSF, sportbonden, politie en justitie om slachtoffers en mogelijke slachtoffers van seksueel overschrijdend gedrag te beschermen?
De sportsector werkt al enige tijd intensiever samen met de politie en het Openbaar Ministerie (OM), met als doel het voorkomen van slachtoffers van seksueel misbruik in de sport, maar ook om beter te kunnen ingrijpen als dit misbruik toch plaatsvindt. Dit is vastgelegd in een convenant tussen NOC*NSF, de politie en het OM op 28 juni 2017. Samenwerkingsafspraken over informatie-uitwisseling zijn vastgelegd in een werkdocument tussen de sport, de politie en het OM. Hierin is opgenomen dat wanneer er in de sport een melding binnenkomt waarbij vermoedens zijn van een strafbaar feit, altijd contact wordt opgenomen met de front-office van de zedenpolitie in de betreffende eenheid. Ook als er twijfels of vermoedens zijn wordt contact opgenomen met de politie. Overleg over een zaak kan op dat moment ook anoniem. Het is daarbij van groot belang dat zo vroeg mogelijk contact wordt gelegd met de politie. De sport werkt momenteel al volgens deze werkwijze. Bovendien is in dit werkdocument opgenomen dat, bij een tuchtrechtelijke procedure, afstemming plaatsvindt over tuchtrechtelijk onderzoek zodat voorkomen kan worden dat tuchtrechtelijk onderzoek eventueel strafrechtelijk onderzoek doorkruist. De verwachting is dat het werkdocument binnen afzienbare tijd wordt afgerond en door de betrokken partijen openbaar wordt gemaakt.
Welke vooruitgang ziet u bij de opvolging van de aanbevelingen van Commissie-De Vries door sportverenigingen?
NOC*NSF heeft in november 2018 een voortgangsrapport gepubliceerd met de laatste stand van zaken2. Daarnaast zal de Minister van Medische Zorg en Sport u jaarlijks, voorafgaand aan het WGO sport, informeren over de voortgang van de implementatie van de aanbevelingen Commissie de Vries.
In hoeverre is de kennis van sportverenigingen in de aanpak van seksueel misbruik sinds het rapport van Commissie-De Vries verbeterd?
NOC*NSF is voortvarend aan de slag om de kennis van sportverenigingen in de aanpak van grensoverschrijdend gedrag te verbeteren, bijvoorbeeld door een infographic rondom de meldplicht te ontwikkelen. Daarnaast werkt NOC*NSF samen met Rutgers aan een stappenplan voor preventiebeleid bij verenigingen.
In de loop van 2019 zal een poule van experts beschikbaar komen die sportverenigingen ondersteunen in het ontwikkelen van preventief beleid. Het Vertrouwenspunt Sport (vanaf begin april 2019 wordt dit Centrum Veilige Sport) ondersteunt sportverenigingen bij vragen over preventief beleid en bij wat te doen bij (vermoedens van) seksuele intimidatie of misbruik. Ook zijn er trainingen
beschikbaar, zoals een opleiding voor vertrouwenscontactpersonen en e-learning voor trainers/coaches en ouders over het herkennen van grensoverschrijdend gedrag. Ik verwacht dat deze acties sportverenigingen en -bonden ondersteunen en bijdragen aan het vergroten van de kennis van sportverenigingen in de aanpak van seksueel misbruik.
In hoeverre worden sportclubs en -bonden ondersteund, bijvoorbeeld bij het opstellen van gedragsregels, het aanstellen van vertrouwenspersonen en het leren herkennen van grensoverschrijdend gedrag?
Zie antwoord vraag 6.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van het centraal meldpunt en de meldplicht? Heeft u zicht op of de sportbonden de meldplicht al hebben opgenomen in de tuchtreglementen?
Het Vertrouwenspunt Sport (vanaf begin april 2019 wordt dit Centrum Veilige Sport) biedt mogelijkheid voor het melden van seksueel grensoverschrijdend gedrag en zorgt voor een uniforme en adequate opvolging van meldingen in samenwerking met landelijke hulpverleningsorganisaties. Sportbonden dienen
de meldplicht voor bestuurders en begeleiders voor 1 januari 2020 te hebben ingevoerd. NOC*NSF zal in 2020 controleren of de meldplicht daadwerkelijk is ingevoerd.
De berichten betreffende het misbruikschandaal in de atletiekwereld |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u deze berichten?1 2
Ja.
Kunt u een tijdlijn naar de Kamer sturen waarin staat wie op welk moment wat voor kennis had van dit misbruik en wat de betreffende instanties en/of personen op welk moment hebben gedaan? Zo nee, waarom niet?
Om een goed beeld te krijgen van de zaken die spelen en gespeeld hebben, vergaart het onderzoeksteam van politie onder leiding van het OM zoveel mogelijk alle relevante informatie. Over lopende strafrechtelijke onderzoeken doe ik geen uitspraken.
Hoe kwalificeert u het handelen van de Atletiekunie, het Instituut Sportrechtspraak (ISR), de politie en het openbaar ministerie (OM) in deze kwestie?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid te bewerkstelligen dat het niet doen van aangifte door leden van een sportbond of tuchtcollege die weten of vermoeden dat zich zedenmisdrijven afspelen of hebben afgespeeld, strafbaar wordt gesteld? Zo nee, waarom niet? Welke maatregelen gaat u dan nemen om te voorkomen dat in de toekomst het wegkijkgedrag door leden van bijvoorbeeld sportbonden en tuchtcolleges leidt tot nieuwe slachtoffers?
Het is in de sport een standaard procedure om daar waar sprake is van een vermoeden van een strafbaar feit contact te leggen met de politie. Ook worden slachtoffers aangemoedigd om melding te doen bij de politie. Daarnaast werkt de sportsector al enige tijd intensiever samen met de politie en het OM, met als doel een effectievere aanpak van seksueel misbruik in de sport te realiseren. Dit is op 28 juni 2017 vastgelegd in een convenant tussen NOC*NSF, de politie en het Openbaar Ministerie. Daarnaast is de sportsector aan de slag om de aanpak van seksuele intimidatie in de sport te verbeteren door het implementeren van de aanbevelingen van commissie De Vries met ondersteuning van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Hieronder vallen onder andere het verlagen van de drempel voor het doen van meldingen en het invoeren van een meldplicht voor bestuurders van sportverenigingen.
Naar aanleiding van de motie van de leden Groothuizen (D66) en Van Oosten (VVD) laat de Minister voor Rechtsbescherming een onderzoek doen naar de wenselijkheid en mogelijkheid van het verruimen van de aangifteplicht voor derden bij wetenschap van een zedenmisdrijf.3
Bent u bereid te regelen dat slachtoffers die aangifte doen van een zedenmisdrijf op hun verzoek anoniem kunnen blijven, zodat hun privacy beschermd wordt en hun naam niet opduikt in officiële documenten? Zo nee, waarom beschermt u de privacy van verdachten en daders wel, maar de privacy van slachtoffers niet?
In circa 80% van zedenzaken kennen slachtoffers en beschuldigden elkaar. In die gevallen zal de beschuldigde, als die het verhaal kent, weten wie het slachtoffer is. Dat hoeft overigens niet altijd te betekenen dat dader en slachtoffer dan van elkaar weten waar men woont.
In alle gevallen kan een slachtoffer bij het doen van aangifte daarom kiezen voor domicilie. Dit houdt in dat het adres van het slachtoffer wordt afgeschermd en een ander adres (bijvoorbeeld het adres van een werkgever of familielid) in het proces-verbaal wordt geregistreerd. Om de privacy van slachtoffers te verbeteren wordt er op dit moment samen met de politie, het OM, Rechtspraak en Slachtofferhulp Nederland gewerkt aan een werkwijze waarbij persoonsgegevens van slachtoffers (behoudens naam en geboortedatum) in de toekomst niet meer standaard met het proces-verbaal door de strafrechtsketen gaan.
Ook bestaat al de mogelijkheid dat slachtoffers bij de aangifte kunnen verzoeken of ze aangifte kunnen doen op nummer: daarbij komen naam en adres van het slachtoffer niet in de aangifte te staan en wordt in plaats daarvan een nummer opgenomen. Dit gebeurt echter alleen in zeer specifieke gevallen, bijvoorbeeld in zedenzaken waarbij op deze wijze de identiteit van zeer jeugdige slachtoffers wordt beschermd.
Niettemin zal in het merendeel van de gevallen de naam van het slachtoffer, maar ook die van de beschuldigde, ten behoeve van het opsporingsonderzoek in het politiesysteem geregistreerd staan. Daarnaast kan de beschuldigde via de raadsman het dossier inzien. Daarin kan de naam van het slachtoffer, bijvoorbeeld in een verklaring van een getuige, voorkomen.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór dinsdag 15 januari 15.30 uur? Zo nee, waarom niet?
De beantwoording van deze vragen vraagt om zorgvuldige afstemming met alle betrokken partijen waardoor een beantwoording vóór de door u gevraagde termijn niet is gelukt.
Een misbruikdrama in de atletiekwereld |
|
John Kerstens (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het gruwelijke bericht van het misbruikdrama in de atletiekwereld?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat er al in 2009 een melding van grensoverschrijdend gedrag, zoals ongewenste aanrakingen en intieme massages, bij de Atletiekunie is gedaan maar dat er geen onderzoek is gedaan?
Om een goed beeld te krijgen van de zaken die spelen en gespeeld hebben, bijvoorbeeld een mogelijke melding van grensoverschrijdend gedrag in 2009, vergaart het onderzoeksteam van politie onder leiding van het Openbaar Ministerie (OM) zoveel mogelijk relevante informatie. Het is bekend dat de Atletiekunie in maart 2018 een melding heeft gedaan bij het Instituut Sportrechtspraak. Het Instituut Sportrechtspraak heeft vervolgens een onderzoek gestart dat heeft geleid tot het royement van Jerry M. in augustus 2018. Tijdens dat onderzoek heeft het Instituut Sportrechtspraak contact gelegd met de politie. Deze melding zal onderdeel uitmaken van het bovengenoemde onderzoek van politie onder leiding van het OM. Ik kan daar daarom nu niet nader op ingaan.
Het is onacceptabel dat het gedrag van deze man zo lang heeft kunnen voortduren. De sportsector is aan de slag om de aanpak van seksuele intimidatie in de sport te verbeteren door het implementeren van de aanbevelingen van commissie De Vries met ondersteuning van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Hieronder vallen onder andere het verlagen van de drempel voor het doen van meldingen en het invoeren van een meldplicht voor bestuurders van sportverenigingen.
Is er in de afgelopen jaren aangifte bij de politie gedaan tegen de genoemde atletiekcoach? Zo ja, wat was de uitkomst daarvan?
Om een goed beeld te krijgen van de zaken die spelen en gespeeld hebben, vergaart het onderzoeksteam van politie onder leiding van het Openbaar Ministerie (OM) zoveel mogelijk relevante informatie. Over lopende strafrechtelijke onderzoeken doe ik geen uitspraken.
Deelt u de mening dat alleen tuchtrecht in zulke ernstige zaken nooit afdoende mag zijn? Zo ja, waarom en welke mogelijkheden bestaan er alsnog strafrechtelijk onderzoek te doen? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Ja. De sportsector werkt al enige tijd intensiever samen met de politie en het OM, met als doel een effectievere aanpak van seksueel misbruik in de sport. Dit is vastgelegd in een convenant tussen NOC*NSF, de politie en het OM op 28 juni 2017. Het tuchtrecht heeft een ander uitgangspunt dan het strafrecht. Het tuchtrecht beoogt de professionaliteit van een beroepsgroep te waarborgen en heeft zodoende disciplinaire maatregelen. Het tuchtrecht en het strafrecht bestaan dan ook naast elkaar; een tuchtrechtelijke veroordeling vormt geen belemmering voor het starten van een strafrechtelijk onderzoek. Of er een strafrechtelijk onderzoek wordt gestart, wordt in de meeste gevallen bepaald door het slachtoffer. Het slachtoffer bepaalt immers of er aangifte wordt gedaan. Alleen als de veiligheid van het slachtoffer (of toekomstige slachtoffers) in het geding is, de geestelijke of lichamelijk integriteit van betrokkene is/wordt bedreigd, of wanneer sprake is van een afhankelijkheidspositie, geeft de officier van justitie in sommige gevallen aan de politie opdracht om verder onderzoek te doen en kan worden besloten om ambtshalve te vervolgen. Dit kan ook wanneer het maatschappelijk belang dit om andere redenen vereist.
Deelt u de mening dat in geval van vermoedens van een misdrijf het onmogelijk zou moeten zijn dat een tuchtrechter zich over een dergelijke zaak buigt? Zo ja, wat gaat u doen om te zorgen dat dit niet meer kan? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Nee. Het is in de sport een standaard procedure om daar waar sprake is van een vermoeden van een strafbaar feit, contact te leggen met de politie. Ook worden slachtoffers aangemoedigd om melding te doen bij de politie zodat strafrechtelijk onderzoek gestart kan worden. Strafrechtelijk onderzoek heeft daarbij altijd voorrang op het tuchtrecht. Daarnaast is het zeer wenselijk dat het grensoverschrijdende gedrag ook tuchtrechtelijk wordt aangepakt. Het tuchtrecht van de sport gaat qua werkingssfeer verder dan het strafrecht doordat ook grensoverschrijdende gedragingen worden aangepakt die niet strafbaar zijn, maar wel een aantrekkelijke en veilige sportomgeving bedreigen. Bovendien kan via het tuchtrecht een ontuchtpleger worden opgenomen in het register van ontuchtplegers. Alle sportverenigingen kunnen via NOC*NSF dit register raadplegen om een tuchtrechtelijk gesanctioneerde ontuchtpleger te identificeren en te weren van de sportclub.
Bent u van mening dat de Atletiekunie ook namens de slachtoffers melding dan wel aangifte had kunnen of moeten doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Lopen er momenteel meer tuchtrechtonderzoeken in vergelijkbare ernstige zaken?
Ja. Het Instituut Sportrechtspraak heeft in totaal 25 zaken binnen het kader van seksuele intimidatie binnen gekregen waarvan er op dit moment 12 nog in behandeling zijn. De ernst van deze zaken varieert van ongewenste opmerkingen tot en met seksueel misbruik.
Bent u bereid het Centrum Seksueel Geweld in contact te brengen met mogelijke slachtoffers om ze te wijzen op de mogelijkheid van aangifte en ze te helpen?
Het is aan de slachtoffers zelf om te bepalen of zij hulp en ondersteuning wensen. Het Centrum Seksueel Geweld (CSG) helpt met name slachtoffers van voorvallen die kortgeleden hebben plaatsgevonden. Het Vertrouwenspunt Sport (vanaf begin april 2019 wordt dit Centrum Veilige Sport) staat, in samenwerking met professionele hulporganisaties, klaar om hulp te bieden aan slachtoffers, bijvoorbeeld bij het doen van aangifte. Daarnaast heeft Slachtofferhulp Nederland een contactpersoon beschikbaar voor hulp aan de slachtoffers in deze zaak. Daarbij werkt Slachtofferhulp Nederland ook samen met de CSG’s.
Acht u het wenselijk dat justitiële autoriteiten inzage in tuchtrechtelijke uitspraken moeten krijgen en op basis daarvan vervolgstappen moeten kunnen nemen waaronder ambtshalve vervolging of weigering van een VOG? Zo ja, wat gaat u doen om dit mogelijk te maken? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ik acht het koppelen van zwarte lijsten en tuchtrechtinformatie aan de Verklaring Omtrent het Gedrag Natuurlijke Personen (VOG) niet wenselijk. De VOG is een verklaring over het relevante justitiële verleden van iemand en wordt afgegeven op basis van het Justitieel Documentatie Systeem (JDS). Hierin staan onder meer onherroepelijke veroordelingen, lopende strafzaken en geseponeerde zaken opgenomen. Het toevoegen van additionele informatie van buiten het justitiedomein acht ik onwenselijk. Bovendien is hier geen wettelijke basis voor aanwezig.
De verantwoordelijkheid voor samenstellen, beheren, controleren en gebruiken van sectoreigen bronnen, zoals tuchtrecht en «zwarte lijsten» ligt bij sectoren zelf. Het beoordelen van deze eigen informatie is een afweging die sectoren alleen zelf kunnen maken. In deze afweging zal de rijksoverheid niet kunnen treden. Het blijft overigens wel van groot belang dat slachtoffers aangifte doen zodat plegers van deze misdrijven strafrechtelijk vervolgd en veroordeeld kunnen worden. Bovendien wordt deze informatie dan opgenomen in het JDS, om vervolgens te kunnen worden gebruikt in de VOG-screening. Het kabinet stimuleert het aanvragen van een VOG doordat vrijwilligers gratis een VOG aan kunnen vragen. Uiteraard geldt dit ook voor begeleiders bij sportclubs. NOC*NSF brengt dit in het kader van de opvolging van de aanbevelingen van Commissie De Vries ook bij sportbonden onder de aandacht.
Het bericht ‘Bowi van #SorryJohan doet stap terug: 'Je krijgt veel stront over je heen' |
|
Rudmer Heerema (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Bowi van #SorryJohan doet stap terug: «Je krijgt veel stront over je heen»»?1 Deelt u de mening dat iedere vorm van bedreiging onacceptabel is, dus zeker ook mensen die anderen bedreigen die niets meer willen dan zichzelf zijn?
Ja. Voorts heb ik met initiatiefnemer Bowi hierover contact gehad.
Kunt u aangeven hoe u acceptatie van de LHBT-gemeenschap in de sportwereld, maar ook daarbuiten, blijft bevorderen?
Ik stimuleer dit onder meer door samen met de Minister van Medische Zorg en Sport de Alliantie Gelijkspelen te ondersteunen. Daarnaast zet de Minister van Medische Zorg en Sport zich ook in via het Sportakkoord. De Alliantie Gelijkspelen richt zich de komende jaren op het realiseren van een open, veilig en prettig team- en verenigingsklimaat voor LHBTI-ers in de sport, waarbij het gaat om alle deelnemers aan sportactiviteiten, zowel op (spelers, arbiters) als rondom het veld (supporters, trainers, bestuurders etc.). In de Alliantie werken samen: de John Blankenstein Foundation, NOC*NSF, de KNVB, de KNHB en voetbalsupportsvereniging de Roze Regâhs. Met het sportakkoord streeft het kabinet ernaar dat inclusief sporten en bewegen als vanzelfsprekend wordt ervaren en belemmeringen zoals sociale ontoegankelijkheid worden weggenomen.2
Ook buiten de sportwereld zet ik mij in voor de sociale acceptatie. Dit voorjaar zend ik de Kamer de voortgangsrapportage over het Emancipatiebeleid 2018–2021.
Wilt u met de KNVB in gesprek gaan hoe zij hun rol om de acceptatie van LHBT’ers in de voetbalwereld te bevorderen in 2019 weer op te pakken, aangezien zij het afgelopen jaar hier een belangrijke rol hebben gespeeld maar in deze recente discussie stil lijken te zijn?
Ik ben, samen met mijn collega van Sport, in gesprek met de KNVB. De KNVB is een belangrijke partner in de Alliantie Gelijkspelen en is ook betrokken bij de totstandkoming en uitvoering van het Sportakkoord. De KNVB deelt de ambitie om discriminatie van de voetbalvelden te bannen. Net als ik vindt de KNVB iedere vorm van discriminerende of andere kwetsende uitspraken op en rond de voetbalvelden verwerpelijk en op geen enkele wijze te tolereren. De KNVB werkt aan beleid om alle vormen van uitsluiting, waaronder homofobie, uit het voetbal te weren. Niet voor niets heeft de KNVB als slagzin dat voetbal voor iedereen is en wil de KNVB graag dat iedereen zich welkom voelt op de velden en in de stadions.
Bent u bereid te leren van best practices uit sectoren die net zo gedomineerd worden door mannen als de voetbalwereld, maar waar homoacceptatie geen probleem lijkt te zijn en te bekijken hoe het ook in de voetbalwereld normaal wordt om jezelf te zijn, welke geaardheid je ook hebt?
Ja. Hoewel niet geheel vergelijkbaar, is de aanpak in de hockeywereld een goed praktijkvoorbeeld.
Bent u bereid met uw collega van Justitie en Veiligheid in gesprek te gaan hoe de bedreigers van Bowi Jong opgespoord en aangepakt kunnen worden?
Ik ben betrokken bij het gesprek dat mijn collega van Justitie en Veiligheid met relevante partijen voert over de uitvoering van de motie Sjoerdsma/Van den Hul3, die oproept tot het opstellen van een actieplan om geweld tegen LHBTI’s tegen te gaan. Over individuele gevallen van bedreiging en onderzoeken door het Openbaar Ministerie, kan ik geen mededelingen doen.
Het bericht ‘Voetbal is voor iedereen!’ |
|
Antje Diertens (D66), Vera Bergkamp (D66) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de brief «Voetbal is voor iedereen!» van LHBT+supporters aan de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) en de eredivisieclubs?1 2
Ja
Deelt u de mening dat er actiever moet worden gewerkt aan de algemene acceptatie van LHBT+'ers in de voetbalwereld?
Ja.
Op welke manier stimuleert u op dit moment inclusie en acceptatie van LHBT+ in de sport en bij het voetbal in het bijzonder?
Ik stimuleer dit onder meer door enerzijds, samen met de Minister van OCW, de Alliantie Gelijkspelen te ondersteunen en anderzijds via mijn inzet op het Sportakkoord. De Alliantie Gelijkspelen zet zich de komende jaren in op het realiseren van een open, veilig en prettig team- en verenigingsklimaat voor LHBTI-ers in de sport waarbij het gaat om alle deelnemers aan sportactiviteiten, zowel op (spelers, arbiters) als rondom het veld (supporters, trainers, bestuurders etc.). Met het sportakkoord streef ik ernaar dat inclusief sporten en bewegen als vanzelfsprekend wordt ervaren en belemmeringen zoals sociale ontoegankelijkheid worden weggenomen.
Wat zijn volgens u mogelijkheden om inclusie en acceptatie van LHBT+ in de sport verder te stimuleren?
Zie het antwoord op vraag 3.
Bent u bereid om met de voetbalsector in gesprek te gaan om te kijken op welke manier inclusie en acceptatie gestimuleerd kunnen worden en ook te kijken op welke manier discriminerende spreekkoren kunnen worden tegengegaan?
De KNVB is een belangrijke partner in de Alliantie Gelijkspelen en is ook betrokken bij de totstandkoming en uitvoering van het Sportakkoord. De KNVB deelt de ambitie om dit soort zaken van de voetbalvelden te bannen. Net als ik vindt de KNVB iedere vorm van discriminerende of andere kwetsende uitspraken op en rond de voetbalvelden verwerpelijk en op geen enkele wijze te tolereren. De KNVB werkt aan beleid om alle vormen van uitsluiting, waaronder homofobie, uit het voetbal te weren. Niet voor niets heeft de KNVB als slogan dat voetbal voor iedereen is en wil de KNVB graag dat iedereen zich welkom voelt op de velden en in de stadions.
Zouden rolmodellen kunnen helpen om acceptatie en inclusie te bevorderen? Wat zou mogelijk de reden kunnen zijn dat rolmodellen voor LHBT+ers zo schaars zijn in het voetbal? Op welke manier kunnen goede voorbeelden, zoals de aanpak van de John Blankestein foundation, worden ingezet?
Het creëren van een inclusief sportklimaat is een proces van lange adem. De inzet van rolmodellen is een van de activiteiten van de door VWS en OCW gesteunde Alliantie Gelijkspelen. De John Blankenstein Foundation, NOC*NSF, de KNVB, de KNHB en voetbalsupportsvereniging de Roze Regâhs onderstrepen het belang van rolmodellen. Op uitnodiging van de Alliantie Gelijkspelen hebben rolmodellen uit de sport een bijdrage geleverd aan de doorstart van de alliantie op 23 november jl.
Bent u bereid om met de LHBT+ supporters in gesprek te gaan en samen te werken aan vervolgstappen om acceptatie van LHBT+ in de voetbalwereld te bevorderen?
De Minister van OCW heeft in september jl. de Europese netwerkbijeenkomst van LHBT voetbalsupporters in Den Haag toegesproken. VWS en OCW voeren geregeld overleg met partijen van de sportalliantie, waaronder genoemd netwerk van voetbalsupporters.
Medicijnmisbruik in de sport |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de artikelen «Verontrustend misbruik van schildklierhormoon door topsporters van 2 augustus jongstleden en «Nederlandse topsport op hellend vlak door medicijnmisbruik» van 21 september 2018?1 2
Ja.
Bent u in een eerder stadium op de hoogte gesteld, door het NOC*NSF, van de bevindingen van chef-arts Cees-Rein van den Hoogenband betreffende het medicijnmisbruik binnen de Nederlandse equipe op de Olympische Spelen van Pyeongchang? Zo ja, om hoeveel van de 31 sporters gaat het?
Ik heb na de Olympische Winterspelen een signaal ontvangen over mogelijk vaker voorkomend gebruik van schildklierhormonen onder topsporters. Dat betrof een algemeen signaal waarbij niet aan individuele sporters of hun persoonlijke omstandigheden werd gerefereerd. Dit signaal heb ik toen doorgegeven aan de Dopingautoriteit.
Deelt u de stelling dat NOC*NSF de taak heeft om de onderste steen boven te krijgen? Zo ja, ziet u hierbij een rol voor uzelf weggelegd?
NOC*NSF is hiermee bezig, en werkt samen met deskundigen aan het aanscherpen van gedragsregels en richtlijnen voor topsportartsen. Dat zijn mijns inziens de juiste stappen.
Mijn eigen rol is beperkt, maar ik vind het gebruik van schildklierhormonen zonder medisch voorschrift wel zorgelijk. Daarom heb ik dit signaal (zie antwoord 2) doorgegeven aan de Dopingautoriteit.
Ook heb ik, samen met NOC*NSF, de vraag van de Dopingautoriteit hierover aan WADA ondersteund. WADA is verzocht om geneesmiddelen op basis van schildklierhormoon vanwege het gezondheidsrisico van gebruik zonder medisch voorschrift op de zogeheten prohibited list te plaatsen. Dat gaat mogelijk gebruik zonder medisch voorschrift tegen, terwijl tegelijkertijd de mogelijkheid in stand blijft om deze medicatie voor te schrijven bij medische indicatie. Sporters die deze medicatie nodig hebben, moet dit immers niet worden onthouden.
Deelt u het standpunt dat medicijnmisbruik met bijvoorbeeld het middel Thyrax ten minste aan twee van de drie criteria voldoet om op de dopinglijst geplaatst te worden?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u bevestigen dat er op 10 juli 2018 een brief verstuurd is naar de World Anti-Doping Agency (WADA) namens het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Dopingautoriteit en NOC*NSF, waarin verzocht wordt om schildklierhormonen op de verboden lijst te plaatsen? Zo ja, is er al een reactie terug van de WADA en wat was de inhoud hiervan?
Dat kan ik bevestigen, in de zin dat op die datum dit standpunt is verwerkt in de zogeheten submission die via de mail is ingediend bij WADA. Daarop is geen reactie van WADA gekomen. Dat is ook niet gebruikelijk. WADA reageert nooit op individuele submissions. Het onderbouwt in algemene zin waarom iets wel of niet op de prohibited list wordt geplaatst. In dit geval heeft WADA gesteld dat onderzoek nodig is naar de prestatie bevorderende werking en gezondheidsrisico’s van schildklierhormonen. Ik zal het belang van dit onderzoek onder de aandacht blijven brengen zodat het mogelijk op de prohibited list wordt geplaatst.
Kunt u aangeven of er na de recente berichtgevingen in de media inzake het medicijnmisbruik, klachten zijn ingediend bij het Medisch Tuchtcollege over behandelende artsen die handelen in strijd met de (sport)medische richtlijnen? Zo ja, om hoeveel klachten gaat het en hoeveel boetes en/of waarschuwingen zijn er uitgedeeld sinds februari 2018?
Ik heb dat nagevraagd bij het Medisch Tuchtcollege. Er zijn geen klachten ingediend.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het wetgevingsoverleg Sport en bewegen van 19 november 2018?
Bij dezen.
Lessen uit het Belgisch voetbalschandaal |
|
Kathalijne Buitenweg (GL), Lisa Westerveld (GL) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het grote corruptieschandaal in België, waarbij meer dan de helft van de clubs in de hoogste divisie huiszoekingen zijn verricht en trainers, scheidsrechters en journalisten zijn opgepakt?
Ja.
Wat gebeurt op dit moment om matchfixing in Nederland tegen te gaan? Wat is er geleerd van het onderzoek uit 2013 waaruit bleek dat er ook in Nederland matchfixing plaatsvindt?
Naar aanleiding van het genoemde onderzoek uit 2013 is een nationaal platform matchfixing ingericht om een structureel overleg te realiseren tussen de opsporingspartners, toezichthouder(s), de sportsector en de kansspelsector. Deze samenwerking is in 2014 opgestart en inmiddels doorontwikkeld.
Binnen de huidige context werken de diverse partijen zo goed als mogelijk samen. Toch blijkt dat het in de praktijk lastig is tot signalen te komen die zich lenen voor vervolgonderzoek in het kader van strafrecht en/of tuchtrecht. Om hierin verbetering aan te brengen, wordt voor een pilotperiode van twee jaar een informatiecoördinator benoemd. Na deze pilot zal aan de hand van een evaluatie bezien worden of deze functie de strijd tegen matchfixing versterkt en of de organisatorische inbedding van de functie volstaat.
Sportbonden en -koepels zoals KNVB, KNLTB en NOC*NSF treffen preventieve maatregelen, zoals meldplichten en gokverboden, voorlichting en educatie aan sporters en de inrichting van een vertrouwensloket, maar realiseren ook aanpassing van het tuchtrecht om matchfixing tuchtrechtelijk adequaat aan te kunnen pakken. Verder worden door de Minister voor Rechtsbescherming in het kader van het wetsvoorstel Kansspelen op afstand, maatregelen getroffen om matchfixing te bestrijden.
Over de aanpak van matchfixing is uw Kamer met de brief van 22 maart 20181 geïnformeerd. Voor meer informatie over de aanpak van matchfixing verwijs ik dan ook naar voornoemde brief.
Zijn er signalen dat het schandaal in België zich ook heeft verspreid naar Nederland? Hoe groot is het risico dat ook in Nederland matchfixing plaatsvindt?
Nee, ik heb geen concrete signalen dat het schandaal in België zich ook heeft verspreid naar Nederland.
In het eerder genoemde onderzoek uit 2013 is geconcludeerd dat matchfixing in Nederland voorkomt. In de eerdergenoemde brief van 22 maart 2018 is vermeld dat er de afgelopen jaren drie strafrechtelijke onderzoeken naar matchfixing hebben plaatsgevonden en één zaak tuchtrechtelijke is afgedaan.
Het blijft ingewikkeld signalen en met name ook voldoende sterke signalen boven water te krijgen. Het Openbaar Ministerie en opsporingsdiensten zijn daarvoor afhankelijk van signalen die uit de sector zelf komen, bijvoorbeeld van clubs, voetballers en zaakwaarnemers. Dit is een van de redenen er een informatiecoördinator aangesteld wordt.
Is er een beeld van de connectie tussen matchfixing bij sportwedstrijden en andere vormen van criminaliteit? Zo nee, wilt u dit onderzoeken?
Ja, dat beeld is er. Uit het onderzoeksrapport van Spapens en Olfers blijkt al dat rond matchfixing ook andere strafbare feiten kunnen plaatsvinden zoals onder meer witwassen en bedreiging.
Wat is uw inschatting over de rol van zaakwaarnemers? Kent u de oproep van hoogleraar Sport en Recht Marjan Olfers die voorstelt de rol van zaakwaarnemers te onderzoeken?1 Bent u bereid uitgebreid onderzoek te doen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben bekend met de oproep van mevrouw Olfers, maar ben op dit moment niet van plan om een uitgebreid onderzoek te doen naar zaakwaarnemers.
Hoewel zaakwaarnemers ook in Nederland een invloedrijke positie in het betaald voetbal hebben, geldt hier een strenger regime voor zaakwaarnemers dan in België. In Nederland is het alleen mogelijk om actief te zijn als zaakwaarnemer als deze bij de KNVB geregistreerd is als intermediair. Voor toetreding tot dat register is een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) verplicht. Daarnaast worden de vergoedingen van zaakwaarnemers over transfers bijgehouden en ieder jaar gepubliceerd. Ook bestaat sinds vorig jaar een keurmerk voor intermediairs waarmee de kwaliteit en betrouwbaarheid van zaakwaarnemers verder wordt vergroot. Tot slot ondernemen ook FIFA en UEFA stappen om internationaal te komen tot strengere regels voor zaakwaarnemers.
Bent u bereid met uw collega’s in andere landen en met sportbonden te overleggen over wat er internationaal beter gedaan kan worden om matchfixing te bestrijden? Zo ja, wat gaat u doen? Zo nee, waarom niet?
Matchfixing in de sport houdt niet op bij de grens. Dat maakt een internationale aanpak cruciaal.
Nederland heeft daarom actief deelgenomen aan onderhandelingen in de Raad van Europa, om te komen tot een verdrag ter bestrijding van matchfixing (Macolin conventie). Belangrijk doel van dit verdrag is om de samenwerking tussen Europese en niet-Europese landen in de strijd tegen matchfixing te versterken. Daarnaast is Nederland vertegenwoordigd in de Group of Copenhagen.Dit is een initiatief van de Raad van Europa, waarbij alle nationale platforms matchfixing samenkomen om van elkaar te leren en goede voorbeelden te delen.
Verder wordt bij de bestrijding van matchfixing door alle stakeholders in Nederland samengewerkt met hun internationale partners. Zo werkt de sportsector samen met internationale sportfederaties zoals de UEFA, hebben de kansspelautoriteiten uit verschillende landen gezamenlijk overleg over matchfixing en benutten de opsporings- en vervolgingsdiensten bilaterale samenwerking en internationale contacten via Interpol, Europol en Eurojust.
Het bericht dat veel amateurtrainers niet weten hoe ze met een groep moeten omgaan en het tekort aan vrijwilligers bij sportverenigingen |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Veel amateurtrainers hebben geen idee wat ze met een groep moeten»1 en «Sportcoach wil hulp bij overlast ouders en sporters»?2
Ja
Deelt u de mening dat het van belang is dat trainers goed worden voorbereid en begeleid zowel voor als tijdens de periode dat ze trainer zijn?
Ja, zie ook antwoord 3
Hoe komt het dat bijna de helft van de coaches aangeeft dat meer begeleiding nodig is? Vindt u dat sportverenigingen voldoende begeleiding aanbieden?
Uit de verenigingsmonitor 2016 van het Mulier Instituut blijkt dat 40% van de sportverenigingen een tekort aan trainers heeft en dat een derde van alle verenigingen (38%) beschikt over trainers/coaches/instructeurs die voldoende gekwalificeerd of opgeleid zijn. Een trainer is een belangrijke factor bij de afweging om te stoppen of door te gaan met sport en kan een rolmodel zijn voor de jeugd. Dit zijn veelal ouders of andere enthousiaste vrijwilligers die weinig ervaring hebben op pedagogisch of sporttechnisch gebied. Ik vind het versterken van trainers en coaches belangrijk en zet daar in het Sportakkoord (deelakkoord vitale sportaanbieders) actief op in.
Bent u bereid om met sportverenigingen en gemeenten om tafel te gaan zitten om te bespreken wat er nodig is om amateurtrainers meer begeleiding te bieden? Wilt u sportverenigingen en gemeenten hierin ondersteunen? Zo nee, waarom niet?
In het deelakkoord Vitale sportaanbieders wordt ingezet op het succesvol opleiden en begeleiden van deze grote groep trainers, door trainers laagdrempelig toegang te bieden tot trainerscursussen en online opleidingsaanbod. Zo krijgen trainers op een laagdrempelige wijze de basisprincipes (sporttechnisch en pedagogisch) van trainen en coachen aangeleerd. Daarnaast wordt ingezet op de individuele begeleiding van trainers in de praktijk door het aanbieden van bijvoorbeeld een clubkadercoach. De samenwerkende partners van het sportakkoord werken op dit moment een gezamenlijk plan uit om de ambities op dit thema verder te concretiseren.
Wat kunt u doen om te zorgen dat elke trainer een opleiding of cursus kan volgen, aangezien een op de drie amateurtrainers geeft aan geen enkele opleiding voor trainer te hebben gevolgd?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om te kijken hoe de buurtsportcoaches (waarover in het sportakkoord is afgesproken dat er meer van komen), tijdelijk kunnen worden ingezet om trainers te ondersteunen? Zo nee, waarom niet?
Ja. De uitbreiding van de buurtsportcoachregeling in het Sportakkoord moet leiden tot meer buurtsportcoaches die specifiek ingezet kunnen worden bij de ondersteuning van sportaanbieders. Bijvoorbeeld door het begeleiden van trainers en coaches zonder formele opleiding op het gebied van pedagogische vaardigheden.
Kent u het bericht «Sportclubs schreeuwen om meer vrijwilligers»?3 Is bekend of de problemen bij de Gelderse sportclubs in dezelfde mate spelen in de rest van het land? Zo nee, wilt u dit onderzoeken? Zo ja, is het aanleiding om meer maatregelen te nemen – buiten de plannen die in het regeerakkoord staan – om vrijwilligers te werven?
Ik heb kennis genomen van het bericht. Er bestaan terecht enige zorgen, maar een nuancering van de geschetste situatie is wel op zijn plaats. Onderzoek van het SCP toont aan dat het aantal vrijwilligers de laatste jaren redelijk stabiel is. Niet zozeer het aantal vrijwilligers bij een sportvereniging loopt terug. Wel zijn steeds minder mensen bereid om zich langdurig aan een vrijwilligersfunctie te verbinden.
De Sportaanbiedersmonitor van NOC*NSF 2016 laat duidelijk een tweedeling zien bij sportclubs en sportverenigingen. De helft van het aantal clubs in Nederland krimpt en de andere helft groeit juist. Ook de vaak genoemde problemen lijnen hiermee uit. Of clubs hebben te kampen met een opeenstapeling van problemen (ledendaling, vrijwilligerstekort, weglopende sponsoren en tekort aan bestuurders) of clubs doen het juist goed (toename van leden, voldoende vrijwilligers, groeiende sponsor portefeuille en voldoende bestuurders). Deze laatste categorie is ook significanter meer «open en vitaal» dan de eerste categorie.
Het is zaak om te leren van de reden waarom de ene helft van de sportclubs het relatief goed doet en de andere helft niet. De sleutel blijkt te liggen in een capabel en divers bestuur. Daar waar bestuurders gezamenlijk een duidelijke visie hebben, vrijwillig kader begeleiden en waarderen, openstaan voor de behoefte van de gehele achterban inclusief de silent majority en willen verbinden aan de buurt, daar is de lokale sportsituatie eerder florerend dan zorgwekkend.
In het deelakkoord Vitale aanbieders van het Sportakkoord wordt ingezet op maatregelen om het (vrijwillig) kader (trainers, coaches, bestuurders) in de sport te versterken, de verenigingsondersteuning te professionaliseren en op impulsen om sportaanbieders te helpen zich te ontwikkelen richting vitale/open aanbieders.
Vitale/open sportaanbieders zijn aanbieders, die hun organisatorische- en financiële basis op orde hebben en daarnaast de ambitie en mogelijkheden hebben om hun maatschappelijke rol te verbreden met meer sport -en beweegactiviteiten.
De samenwerkende partners van het sportakkoord werken op dit moment een gezamenlijk plan uit om de ambities op dit thema verder te concretiseren. Ik zal de Kamer voor het kerstreces hier nader over informeren.
Denkt u dat het aanbieden van opleidingen en cursussen verenigingen kan helpen om meer vrijwilligers aan te trekken?
Ja, het opleiden en begeleiden van vrijwilligers kan helpen. Maar om meer vrijwilligers aan te trekken zijn ook andere randvoorwaarden belangrijk, zoals een goed opgezet vrijwilligersbeleid en een positief vrijwilligersklimaat waarin vrijwilligers zich gewaardeerd voelen.
De vrijwilligers- en bestuurdersproblematiek binnen de breedtesport |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Alarmfase rood voor sportclubs»1 en het artikel «Veteraan houdt club overeind»?2
Ja
Deelt u de zorgen die geuit worden in de artikelen over de sterk dalende ledenaantallen en vrijwilligers, incomplete besturen en de daarbij horende daling van de traditionele sportverenigingen in Nederland? Wat is uw analyse rondom deze zorgwekkende situatie binnen de breedtesport?
Er bestaan terecht enige zorgen, maar een nuancering van de geschetste situatie is wel op zijn plaats. Uit onderzoek van sportkoepel NOC*NSF (Bron: Lidmaatschappen en sportdeelname 2017) blijkt dat de afgelopen jaren het aantal sporters dat via een sportclub, welke aangesloten is bij een bij NOC*NSF aangesloten sportbond, een zeer licht dalende trend heeft en eigenlijk nagenoeg gelijk blijft. Van «sterk dalende ledenaantallen» is dus geen sprake. Als specifiek gekeken wordt naar verschillende sporten en sportbonden dan zijn er sportbonden die structureel groeien en sportbonden die structureel kleiner worden. Tegelijkertijd neemt de wekelijkse sportdeelname in Nederland significant toe. Er is eerder sprake van een verschuiving; het marktaandeel van sporters dat via sportbonden sporten neemt af.
De Sportaanbiedersmonitor van NOC*NSF 2016 laat duidelijk een tweedeling zien bij sportclubs en sportverenigingen. De helft van het aantal clubs in Nederland krimpt en de andere helft groeit juist. Ook de vaak genoemde problemen lijnen hiermee uit. Of clubs hebben te kampen met een opeenstapeling van problemen (ledendaling, vrijwilligerstekort, weglopende sponsoren en tekort aan bestuurders) of clubs doen het juist goed (toename van leden, voldoende vrijwilligers, groeiende sponsor portefeuille en voldoende bestuurders). Deze laatste categorie is ook significanter meer «open en vitaal» dan de eerste categorie.
Het is van belang te leren van de reden waarom de ene helft van de sportclubs het relatief goed doet en de andere helft niet. De sleutel blijkt te liggen in een capabel en divers bestuur. Bij clubs waar bestuurders gezamenlijk een duidelijke visie hebben, waar ze vrijwillig kader begeleiden en waarderen, openstaan voor de behoefte van de gehele achterban (inclusief de silent majority) en willen verbinden aan de buurt, bij die clubs is de lokale sportsituatie eerder florerend dan zorgwekkend.
Op welke manier wordt de begrote negen miljoen euro voor vitale sportaanbieders verdeeld? Welk deel hiervan is begroot voor de stimulering van vrijwilligerswerk binnen de sport en ligt er een plan van aanpak klaar voor het vrijwilligersvraagstuk?
De € 10 miljoen uit het regeerakkoord voor het versterken van bonden & verenigingen landt volledig in deelakkoord «Vitale aanbieders». Een deel hiervan zal worden benut voor het programma «impuls versterken sportbonden» waarvoor NOC*NSF een subsidieaanvraag heeft ingediend die bij VWS in behandeling is. Daarnaast wordt een deel van het budget besteed aan de uitbreiding van de buurtsportcoachregeling teneinde meer buurtsportcoaches in te kunnen zetten voor de ondersteuning van sportaanbieders. Het restant zal ingezet worden voor maatregelen om het (vrijwillig) kader (trainers, coaches, bestuurders) in de sport te versterken, de verenigingsondersteuning te professionaliseren en voor impulsen om sportaanbieders te helpen zich te ontwikkelen richting vitale/open aanbieders. NB. Vitale/open sportaanbieders zijn aanbieders, die hun organisatorische- en financiële basis op orde hebben en daarnaast de ambitie en mogelijkheden hebben om hun maatschappelijke rol te verbreden met meer sport- en beweegactiviteiten.
De samenwerkende partners van het sportakkoord werken op dit moment een gezamenlijk plan uit om de exacte maatregelen te definiëren. Hoe het budget exact verdeeld wordt over deze maatregelen en via welke partijen dit gaat lopen, is momenteel onderwerp van gesprek tussen de partners van het sportakkoord. Ik zal de Kamer voor het kerstreces hierover informeren.
Ziet u een belangrijke rol voor uzelf weggelegd om de problematiek rondom de dalende leden- en vrijwilligersaantallen, incomplete besturen en het daaropvolgend verdwijnen van traditionele sportverenigingen in Nederland tegen te gaan? Zo ja, kunt u aangeven op welke wijze dit mogelijk is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Courtsiding en matchfixing in het tennis |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «De schimmige mannen langs de lijn»?1
Ja.
Kent u het fenomeen «courtsiding»? Zo ja, wat weet u van de aard en omvang daarvan? Zo nee, acht u het nodig hier onderzoek naar te doen?
Ja. «Courtsiding» is een fenomeen waarbij langs de kant van de baan informatie wordt verzameld die wordt ingezet bij het gokken op de betreffende wedstrijd. De gokkers kunnen met behulp van de informatie van de «courtsiders» net iets sneller een weddenschap plaatsen en halen daar voordeel uit. «Courtsiding» kwam in de jaren 2012 tot 2016 veelal voor in het internationale tenniscircuit. Tennisbonden en wedstrijdorganisatoren zien «courtsiding» als een bedreiging van de integriteit van het tennis en treden actief op tegen «courtsiders». Deze aanpak werkt en daarmee is de problematiek afgenomen. Inmiddels komt «courtsiding» voornamelijk nog voor bij wedstrijden op lagere niveaus en met minder toezicht. Na enkele recente meldingen van «courtsiders» in Nederland is ook op toernooien in Nederland de aanpak aangescherpt. Gezien de internationale afname van de problematiek en het feit dat de aanpak van tennisorganisaties werkt, is er op dit moment geen aanleiding om onderzoek te doen naar de aard en omvang van «courtsiding».
Acht u het mogelijk dat «courtsiders» illegale kansspelen in Nederland faciliteren? Zo ja, beschikt u over concrete aanwijzingen en hoe treedt de Kansspelautoriteit hiertegen op?
Bij courtsiding wordt geprobeerd om met informatie van de wedstrijdlocatie kansspelaanbieders en andere gokkers te snel af te zijn. Dat is niet in strijd met de kansspelregelgeving en er zijn ook geen concrete aanwijzingen bij de Kansspelautoriteit dat «courtsiders» het aanbod van illegale kansspelen faciliteren. De Kansspelautoriteit treedt dus niet actief op tegen «courtsiding».
Beschikt u over informatie dat «courtsiding» samenhangt met matchfixingpraktijken? Zo ja, wat is de aard van die informatie en biedt die de mogelijkheid tegen «courtsiders» op te treden?
De internationale tenniskoepel (hierna: ITF) heeft verschillende meldingen ontvangen waaruit blijkt dat «courtsiding» en matchfixing, bedreiging en/of intimidatie van spelers of officials samengaan. Op basis daarvan heeft de ITF een verbod op «courtsiding» opgenomen in internationaal geldende regels en is de aanpak geïntensiveerd. Enerzijds door zelf met spotters te werken, anderzijds door voorlichting aan spelers en toernooiorganisaties te verbeteren. In Nederland is dit jaar al enkele keren tegen «courtsiders» opgetreden door ze, soms met hulp van de politie, te verwijderen van toernooien.
Deelt u de mening dat illegale gokpraktijken sommige sporten bedreigen? Zo ja, waarom en hoe wordt tegen die praktijken concreet opgetreden zodat spelers en publiek zeker kunnen zijn van een eerlijke wedstrijd? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel die mening. De kansspelautoriteit treedt op tegen illegaal kansspelaanbod. Daarnaast maakt het wetsvoorstel Kansspelen op afstand2, dat op dit moment aanhangig is in de Eerste Kamer, vergund aanbod van onder meer onlinesportweddenschappen mogelijk. Dit wetsvoorstel kent ook waarborgen om manipulatie van wedstrijden tegen te gaan. Zo moeten toekomstige vergunninghouders weddenschappen monitoren op opmerkelijke en verdachte gokpatronen die kunnen duiden op matchfixing. Ook mogen er geen weddenschappen worden aangeboden op onder meer eenvoudig te manipuleren spelmomenten en amateurwedstrijden.
Over de aanpak van matchfixing is uw Kamer per brief van 22 maart 2018 geïnformeerd3. Voor informatie over de aanpak van matchfixing verwijs ik naar deze brief.
Matchfixing in het tennis |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Belgische politie arresteert leden goksyndicaat en tennissers wegens matchfixing»?1
Ja.
In hoeverre strekt deze zaak zich uit tot Nederlandse verdachten of andere betrokkenen?
In het artikel wordt melding gemaakt van een Belgisch strafrechtelijk onderzoek. Het Openbaar Ministerie heeft mij laten weten contact te hebben met de Belgische autoriteiten. Ik kan verder niets zeggen over lopende buitenlandse strafrechtelijke onderzoeken. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 4.
Is er contact tussen de Nederlandse en de Belgische justitiële autoriteiten over deze zaak? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is dit bericht voor de Kansspelautoriteit dan wel het openbaar ministerie aanleiding nader onderzoek te doen naar matchfixing in het tennis waarbij Nederlandse partijen betrokken zijn? Zo nee, waarom niet?
De Kansspelautoriteit (Ksa) houdt enkel toezicht op de detectie en melding van verdachte weddenschappen. De Ksa kan naar aanleiding van meldingen navraag doen bij vergunninghouders en handhavend optreden richting vergunninghouders. Elk signaal wordt daarnaast – zoals gebruikelijk – onderzocht op mogelijke aanknopingspunten voor strafrechtelijk onderzoek door het OM. Het OM doet geen mededelingen over al dan niet lopende onderzoeken.
Gebruik van levensgevaarlijke doping door amateursporters |
|
Hanke Bruins Slot (CDA), Antje Diertens (D66) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Rioolonderzoek: amateursporters gebruiken levensgevaarlijk afslankmiddel?»1
Ja.
Hoeveel personen in Nederland gebruiken specifiek het middel 2,4-dinitrofenol (DNP)?
Cijfers over het gebruik van DNP in Nederland zijn niet bekend. Het rioolonderzoek is uitgevoerd in drie steden, tijdens en na drie sportevenementen. Op basis van dit onderzoek valt enkel te concluderen dat het middel gebruikt is in Nederland, niet hoeveel gebruikers het middel hebben gebruikt.
Op welke manier wordt op dit moment door de rijksoverheid geprobeerd het gebruik van DNP en andere doping onder amateurs te ontmoedigen? Wordt het publiek actief gewaarschuwd over de gevaren van DNP, zoals het Bureau Risicobeoordeling en Onderzoek onlangs heeft geadviseerd?2 Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Het tegengaan van het gebruik van gevaarlijke middelen zoals DNP gebeurt op verschillende manieren. De Douane probeert te voorkomen dat dergelijke stoffen illegaal de grens over worden gebracht, waardoor ze op de Nederlandse markt komen. Daarnaast waarschuwt de NVWA regelmatig voor gevaarlijke stoffen, waarvan een vermoeden bestaat dat die op de Nederlandse markt aanwezig zijn. In het geval van DNP heeft de NVWA op 11 november 2017 gewaarschuwd voor het gevaar van dit afslankmiddel. Er wordt daarnaast bij amateursporters voorlichting gegeven over de risico’s van dopinggebruik en met name over het gebruik van gevaarlijke of onbekende stoffen. Zo is binnen het programma
«Eigen Kracht» meermaals gewaarschuwd voor de risico’s van de stof DNP.
De Dopingautoriteit ontvangt van VWS financiële middelen voor het geven van voorlichting, waaronder voor het programma «Eigen Kracht».
Wanneer is voor het laatst in kaart gebracht hoeveel Nederlandse amateursporters gebruik maken van doping in het algemeen? Op welke manier is dat gedaan?
Het RIVM heeft in maart 2018 een onderzoek gepubliceerd naar het gebruik en de gezondheidseffecten van doping in de breedtesport.3 Ik heb u hierover op 14 maart 2018 geïnformeerd.4 Het RIVM heeft voor het onderzoek gebruik gemaakt van data afkomstig uit de Leefstijlmonitor, waarin 10.000 Nederlanders van 15 jaar en ouder zijn bevraagd op het gebruik van sportprestatieverhogende middelen. Uit het onderzoek is gebleken dat 1,2 procent van de bevolking ouder dan 15 jaar ooit een sportprestatieverhogend middel heeft gebruikt en 0,5% van de bevolking ouder dan 15 jaar een dergelijk middel afgelopen jaar heeft gebruikt.
Kunt u, in het door u aangekondigde Actieplan Doping, een aanpak van DNP meenemen? Kunt u verder in het actieplan aangeven welke sporten een verhoogd risico vormen (meer gebruik van doping dan gemiddeld onder sporters) en aangeven hoe het actieplan zich specifiek richt op deze sporten?
In het Tweede Kamerdebat van 15 februari 2018 heb ik u toegezegd u voor de zomer te informeren hoe het nadere beleid rondom doping ingevuld zal worden. Binnen dit nader te vormen beleid zal onder andere aandacht zijn voor voorlichting over de gevolgen en gezondheidsrisico’s van dopinggebruik in het algemeen.
Voorlichtingsprogramma’s bieden ruimte voor het delen van informatie omtrent specifieke middelen, zoals in het voorlichtingsprogramma «Eigen Kracht» reeds gebeurd is voor DNP. Ik vind dit een goede aanpak, die zich richt op de brede context van dopingmiddelen en dopingregels.
Wat is de stand van zaken van het onderzoek dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit heeft ingesteld naar de bestemming van door de douane te Schiphol aangetroffen DNP-partijen?3 Kunt u aangeven wat de uitkomsten van dit onderzoek zijn?
De Douane heeft in 2017 in verschillende pakketten de stof DNP aangetroffen, afkomstig uit China. Er zijn 6 zaken overgedragen aan de NVWA. Uit de beschikbare informatie is vervolgens een aantal afnemers geïdentificeerd.
Deze afnemers zijn allen individuen die het middel via internetsites hebben besteld. Er is dus geen samenhang gevonden tussen de aangetroffen partijen.
Het onderzoek is inmiddels afgerond. Momenteel loopt het vervolgingstraject
van de betrokken verdachten nog.
Op welke wijze controleert de douane op de invoer van illegale middelen zoals DNP? Op basis van welke afweging wordt bij dergelijke middelen bepaald of er sprake kan zijn van een ontheffingsvereiste of een vergunningsvereiste voor de invoer van een bepaald middel?
De Douane is, naast de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd i.o. (IGJ i.o.), belast met de handhaving van de Geneesmiddelenwet en de daaraan gerelateerde wetgeving. Het invoeren van geneesmiddelen is verboden zonder de vereiste Nederlandse fabrikantenvergunning. Als de controleambtenaar van de Douane niet kan vaststellen of een product een geneesmiddel, een werkzame stof voor de vervaardiging van een geneesmiddel of een andersoortig product is, wordt – als de feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven – door het Douane Laboratorium een onderzoek verricht. De vrijgave van de goederen wordt opgeschort totdat dit onderzoek is afgerond. Als de Douane een onregelmatigheid constateert, wordt volgens bestaande afspraken en instructies contact opgenomen met de IGJ i.o. De IGJ i.o. bepaalt vervolgens of strafrechtelijk of bestuursrechtelijk wordt opgetreden. De Douane volgt daarbij de instructies van de IGJ i.o. op.
In bepaalde gevallen zijn er onveilige producten die niet onder de Geneesmiddelenwet vallen. In die gevallen wordt door de Douane contact gezocht met de NVWA om de zaak mogelijk over te dragen.
Het bericht ‘Volleybalbond denkt aan organisatie WK 2022’ |
|
Rudmer Heerema (VVD) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Volleybalbond denkt aan organisatie WK 2022»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het voor de beleving, voorbeeldfunctie en topsport als middel belangrijk is om onze Nederlandse sporthelden op grote toernooien in eigen land medailles te zien halen?
Ja.
In de wetenschap dat er een buitencategorie topsportevenementen is met een begroting van minimaal 20 miljoen euro, waar extra investering dan wel garantstelling nodig is om ze binnen te kunnen halen, bent u bereid om in overleg te gaan met die sportbonden, zoals onder andere de Nederlandse Volleybalbond (Nevobo), voor wie deze buitencategorie sportevenementen geldt om erachter te komen wat nodig is om deze evenementen binnen te halen?
Het initiatief om een bid uit te brengen ligt bij de sportbond. Ik ben bereid om mee te kijken of de rijksoverheid, binnen de bestaande beleidskaders, daarbij een rol kan spelen. Ik neem hierover op korte termijn contact op met de betrokken partijen.
Klopt het dat in het huidige evenementenkader een maximale maximale bijdrage vanuit de overheid opgenomen is voor het organiseren van topsportevenementen? Hoe hoog is deze maximale bijdrage? Is deze toereikend om de buitencategorie topsportevenementen in Nederland te kunnen organiseren?
In het huidige beleidskader wordt onderscheid gemaakt in vier categorieën evenementen met bijbehorend maximaal subsidiebedrag:
Daarnaast moeten sportevenementen aan een aantal aanvullende concrete voorwaarden voldoen en is een eventuele subsidietoekenning afhankelijk van het budget dat per jaar beschikbaar is.
Bent u bereid om het evenementenkader tegen het licht te houden om te kijken of deze grens, indien nodig, te verhogen om deze buitencategorie topsportevenementen binnen te kunnen halen en de regelgeving zo aan te laten sluiten bij de ambitie en extra middelen uit het regeerakkoord om Europese kampioenschappen (EK's), wereld kampioenschappen (WK's) en multisportevenementen te ondersteunen?
Zoals met uw Kamer eerder afgesproken wordt het huidige beleidskader sportevenementen dit jaar geëvalueerd. De resultaten zijn in het najaar beschikbaar. Ik verwacht ook een advies van de Nederlandse sportraad over de financiering van sportevenementen. Op basis hiervan bepaal ik in het najaar of en hoe het beleidskader moet worden aangepast. Ik zal uw Kamer daarover informeren.
Indien u bereid bent om het evenementenkader tegen het licht te houden, bent u dan tevens bereid om rekening houden met het tijdspad van biedprocedures voor onder andere het WK volleybal 2022?
Ik zal hierover in gesprek gaan met Nevobo en bekijken wat er in het tijdspad mogelijk is.
Het bericht ‘Schaatscoach Jillert Anema ondernam poging tot matchfixing op Winterspelen Sotsji’ |
|
Sharon Dijksma (PvdA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Schaatscoach Jillert Anema ondernam poging tot matchfixing op Winterspelen Sotsji»?1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat een Nederlandse schaatscoach een poging tot matchfixing heeft ondernomen?
Ik vind matchfixing te allen tijde een kwalijke zaak. Matchfixing zorgt ervoor dat een sportwedstrijd niet meer eerlijk verloopt, doordat de uitslag of een ander aspect van de wedstrijd gemanipuleerd wordt. Een deel van de aantrekkingskracht van sport is de spanning en onzekerheid, die gepaard gaat met een eerlijke strijd. Door een fenomeen als matchfixing verliest sport deze aantrekkingskracht.
Heeft NOC*NSF u op de hoogte gebracht van de poging tot matchfixing in 2014? Zo ja, wanneer
Ten tijde van het voorval is dit niet gebeurd. Gedurende mijn bezoek aan de Olympische winterspelen in Korea heeft NOC*NSF mij over de toedracht geïnformeerd.
Wat vindt u ervan dat pas na vier jaar dit voorval in de openbaarheid is gekomen?
Als er fouten worden gemaakt dan kunnen we daarvan leren. Dat kan echter alleen wanneer men er transparant over is. Als dit vier jaar geleden was gebeurd, dan had de sportwereld daar van kunnen leren. Het IOC heeft laten weten dat het NOC*NSF destijds goed gehandeld heeft. Ik vind het belangrijk dat we hier in de toekomst transparant over kunnen zijn. Ik zal dit blijven meenemen in de gesprekken die ik regelmatig met NOC*NSF voer over integriteit in de sport.
Bent u van mening dat NOC*NSF de verantwoordelijkheid heeft om dit soort praktijken zelf naar buiten te brengen? Zo nee, waarom niet?
Zoals in het antwoord op vraag 4 aangegeven ben ik een voorstander van transparantie. In deze specifieke casus heeft NOC*NSF ervoor gekozen om dit voorval niet naar buiten te brengen. Deze handelwijze was in lijn met de IOC-regels die destijds golden. Op basis van die regels was het naar buiten brengen van een poging tot niet-gokgerelateerde matchfixing geen noodzaak.
Deelt u de mening dat de strijd tegen matchfixing alleen kan worden gewonnen als sportbonden en NOC*NSF transparant zijn over pogingen tot en vermoedens van matchfixing? Zo nee, waarom niet?
Matchfixing kan alleen bestreden worden door nauwe samenwerking tussen de sectoren sport, kansspel en opsporing en vervolging, waarbij alle signalen met elkaar gedeeld worden.
De verschillende sectoren werken momenteel goed samen en weten elkaar te vinden. Het NOC*NSF, de KNVB en de KNLTB nemen namens de sportsector deel aan het Nationaal Platform Matchfixing, waarbinnen informatie over matchfixing geanonimiseerd gedeeld kan worden met de andere partijen. Het NOC*NSF en de sportbonden hebben tevens de mogelijkheid om concrete signalen (niet-geanonimiseerd) te delen in het signalenoverleg. Tenslotte zal er ook een intelligence punt sport ingericht worden, om de signalen uit de sport centraal te verzamelen.
Bent u bekend met het bericht «Dopingautoriteit wil opheldering van NOC*NSF over bloedtesten»?2
Ja. Ik verwijs u hierbij graag naar mijn antwoorden op eerdere Kamervragen.3
Bent u bereid in gesprek te gaan met de wijze waarop NOC*NSF omgaat met zaken als matchfixing en dopingcontroles? Zo nee, waarom niet?
Ik ben doorlopend in gesprek met NOC*NSF over integriteit in de sport, waaronder matchfixing en doping. De Dopingautoriteit en NOC*NSF zijn ook regelmatig met elkaar in overleg om te spreken over dopingcontroles. Voor wat betreft matchfixing verwijs ik u ook graag naar mijn antwoord op vraag 6.
Vroege selectie en prestatiedruk bij jonge sporters |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de artikelen «Sporten moet in de eerste plaats leuk zijn»1 en «Deze jeugdopleider kijkt radicaal anders naar voetbaltalent (en dat geeft hoop)»?2
Ja.
Wat is uw mening over de constatering dat meer dan de helft van de kinderen stopt met sport omdat ze er geen plezier meer in hebben? Ziet u een relatie met de druk om te presteren?
Ik vind het belangrijk dat plezier centraal staat in de sport. Zonder plezier blijf je niet sporten en kun je ook niet optimaal presteren. Het is vooral aan de sport zelf om te zorgen voor een positieve uitstraling en om mensen, in alle leeftijdscategorieën, aan zich te binden. Bestuursleden, vrijwilligers maar ook ouders en de sporters zelf kunnen daar een steentje aan bijdragen.
Uit deze artikelen blijkt dat daar nog wel wat aan verbeterd kan worden.
In hoeverre prestatiedruk een negatieve invloed heeft op sportplezier kan ik niet zeggen. Er zijn ook allerlei andere redenen waarom kinderen minder interesse in sport krijgen en kiezen voor andere tijdsbestedingen zoals bijbaantjes en andere sociale activiteiten.
Bent u bereid om bij het te sluiten sportakkoord aandacht te besteden aan de enorme prestatiedruk in de sport? Bent u daarbij bereid om initiatieven van de Koninklijke Nederlandse Hockeybond te stimuleren en uit te breiden naar andere sporten? Zo nee, waarom niet?
Ik ben in gesprek met verschillende partijen over de concrete invulling van het sportakkoord. Het sportakkoord is bedoeld om meer mensen te laten ervaren wat voor moois de sport te bieden heeft en hoe sport kan inspireren. Een veilig pedagogisch sportklimaat waar kinderen zich maximaal ontplooien en plezier aan sport kunnen beleven, hoort daar bij. Omgaan met prestatiedruk is daar, voor mij, ook een onderdeel van. In gesprekken die ik voer in het kader van het sportakkoord zal ik hiervoor aandacht vragen.
De sportverenigingen kunnen samen met de kinderen, ouders en coaches, het beste zoeken hoe plezier en prestaties in hun sport op een goede manier worden verbonden. Daarbij kunnen verschillende bonden en verenigingen veel van elkaar leren. Zo kan het initiatief van de KNHB een voorbeeld zijn voor andere takken
van sport.
Weet u hoeveel jonge kinderen stoppen met sporten vanwege blessures of een sportgerelateerde burn-out? Deelt u de mening dat een te vroege selectie bij jonge sporters de prestatiedruk verhoogt? Zo ja, ziet u hier een rol voor uzelf weggelegd? Zo nee, waarom niet?
Er zijn geen cijfers bekend waarin het directe verband wordt gelegd tussen blessures en/of burn-out aan de ene kant en uitval aan de andere kant.
In het algemeen denk ik dat te vroeg selecteren nooit goed is maar het is moeilijk te bepalen wat het optimale selectiemoment is. Dat verschilt ook nog eens per sport, denk bijvoorbeeld aan turnen waar al op jonge leeftijd veel trainingsuren moeten worden gemaakt. Selectie is hiervan een consequentie. Belangrijk is dat de sport zelf vaststelt of het proces van selectie en opvolging daarvan op een goede manier verloopt en niet tot bijvoorbeeld ongewenste prestatiedruk leidt.
Daarbij moet ook aandacht zijn voor individueel maatwerk: de prestatiedruk die jonge sporters ervaren of aan kunnen varieert. Coaches en ouders of verzorgers kunnen er bovendien ook aan bijdragen dat de verhouding tussen prestatiedruk en plezier zo goed mogelijk op het individuele kind worden afgestemd. Het is aan de sport zelf om deze processen te bewaken en te verbeteren.
Wat vindt u ervan dat jonge kinderen (vooral in het voetbal) al worden gescout en worden gepusht om te presteren? Deelt u de mening dat dit een «race to the bottom» is, waarin steeds jongere kinderen worden gescout? Zo ja, wat gaat u doen om deze jonge kinderen te beschermen? Zo nee, waarom niet?
Plezier in sport, zeker voor jonge kinderen, staat voor mij voorop. Daar wil ik sportorganisaties op blijven aanspreken. Bij de KNVB wordt gewerkt met het programma «Kwaliteit & Performance Jeugdopleidingen». Dit programma is in het leven geroepen om jeugdopleidingen van zowel amateurverenigingen als betaald voetbalorganisaties (BVO’s) te controleren op diverse onderdelen van hun jeugdopleidingen, zo ook het onderdeel werken met kinderen in de leeftijd 8–12 jaar. Hiertoe zijn diverse eisen opgesteld die er voor zorgen dat er op een pedagogische verantwoorde manier met jonge kinderen wordt gewerkt. Voor betaald voetbalorganisaties betreft het hier eisen over ondermeer de samenstelling van de staf, reisafstanden, aantal keren trainen en aantallen spelers. Ieder jaar doet de KNVB onderzoek naar de jeugdopleidingen van de BVO’s en gaat hierover concreet in gesprek.
Het is verder een verantwoordelijkheid van de ouders of de verzorgers van een kind een bewuste keuze te maken bij welke club voor het kind het gaat voetballen.
Is bekend wat de gevolgen zijn voor voetballers die op jonge leeftijd worden gescout en uiteindelijk niet terecht komen in het betaald voetbal? Heeft dit gevolgen voor de psychische gesteldheid van kinderen en de leerresultaten op school? Bieden voetbalclubs voldoende nazorg aan jongeren die afvallen tijdens de selectieprocedure?
Nee, gegevens over wat de gevolgen zijn voor voetballers die op jonge leeftijd worden gescout en uiteindelijk niet terecht komen in het betaald voetbal zijn bij mij noch de KNVB bekend.
Wat betreft de nazorg zijn er geen algemene richtlijnen die gelden voor alle BVO’s. Het is aan de BVO’s zelf hier op een verantwoorde manier mee om te gaan en kan per voetbalclub verschillen. Een belangrijke rol ligt hier ook voor de ouders en of de verzorgers om hun kind hierin goed te begeleiden.
Het monopolie van sportbonden |
|
Antje Diertens (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Mark Tuitert euforisch na «historische uitspraak» Europese Commissie?1
Ja.
Welke gevolgen heeft deze uitspraak van de Europese Commissie voor Nederlandse sporters en sportbonden?
Uit de uitspraak is gebleken dat de Europese Commissie van oordeel is dat de ISU de regels hier onevenredig heeft gehanteerd. Er was in dit geval geen sprake van een redelijke verhouding tussen de beperkingen die gesteld worden en de doelstellingen die sportbonden en sporters hebben. Voor de Nederlandse schaatsers betekent dit dat zij, in goed overleg, deel kunnen gaan nemen aan wedstrijden georganiseerd buiten bondsverband zoals de voorgenomen Icederby.
De houding van de ISU staat op zichzelf en is niet representatief voor de houding van de andere sportbonden.
Kan op basis van deze uitspraak een Nederlandse Betaalde Voetbal Organisatie (BVO) er bijvoorbeeld voor kiezen buiten de Nederlandse voetbalpiramide actief te worden?
Er is nog geen sprake van een casus waarbij een betaald voetbalorganisatie in Nederland of in een ander land ervoor kiest om buiten de landsgrenzen haar competitie te gaan spelen.
De reglementen van de wereldvoetbalbond FIFA schrijven voor dat Betaald Voetbalorganisaties vrij zijn om buiten de speelkalender deel te nemen aan wedstrijden. Wel is daarbij bepaald dat aangesloten bonden niet op het grondgebied van een andere bond mogen spelen, zonder dat die toestemming heeft verleend. Ook is het niet mogelijk zonder toestemming uit te komen in competities van andere landen.
Bent u bekend met andere sportkoepels dan de Internationale Schaats Unie (ISU) die bij hen aangesloten sporters uitsluiten van deelname aan belangrijke toernooien of wedstrijden wanneer zij deelnemen aan wedstrijden die niet georganiseerd zijn door internationale of nationale bonden? Zo ja, welke koepels zijn dat?
Er zijn mij hiervan geen voorbeelden van bekend.
Is het nodig Nederlandse wet- en regelgeving aan te passen aan deze uitspraak?
In haar uitspraak is de Europese Commissie van oordeel dat de ISU-toelatingsregels concurrentieverstorend zijn. In bestaande jurisprudentie is al eerder bepaald dat een sportbond regels mag stellen aan de sport en de sportbeoefenaars, mits deze regels een legitiem doel dienen en de eventuele daaruit voortvloeiende beperkingen noodzakelijk en evenredig zijn voor het bereiken van die doelstelling. Ook is bevestigd dat de mededingingsregels van toepassing zijn wanneer er sprake is van een economische activiteit, hetgeen het geval is voor (semi-)beroepssporters. De uitspraak is dus niet relevant voor de amateur sport.
Bij het organiseren van semiprofessionele wedstrijden dient te worden voldaan aan het Europees recht (niet alleen de mededingingsregels, maar ook de regels over het vrij verkeer van diensten en personen). Eén van de punten waar de Commissie haar oordeel op baseert, is dat toetreding van eventuele nieuwe sportbonden niet gehinderd mag worden. Dit zou immers te grote negatieve effecten voor zowel de sporter als de toetredende bond met zich meebrengen, zoals een verminderde verzilverbaarheid van de carrière voor de sporter of een ontoereikend en niet-competitief deelnemersveld voor de toetredende bond. Terwijl meer concurrentie in een (semi-)professionele sport, bijvoorbeeld als gevolg van toename aan wedstrijden door een rivaliserende bond, juist kan leiden tot betere sportprestaties (bij de sporter) en meer toegang tot wedstrijden voor consumenten (de toeschouwers).
In het licht van bovenstaande zie ik geen aanleiding om wet- en regelgeving aan te passen.
Welke voor- en nadelen heeft deze uitspraak in uw ogen?
Zie antwoord vraag 5.